Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 19 december 2014
gepubliceerd op 02 februari 2015

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende steun aan de investeringen en aan de overname in de landbouw

bron
vlaamse overheid
numac
2015035094
pub.
02/02/2015
prom.
19/12/2014
ELI
eli/besluit/2014/12/19/2015035094/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 DECEMBER 2014. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende steun aan de investeringen en aan de overname in de landbouw


De Vlaamse Regering, Gelet op Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001, artikel 4;

Gelet op Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 met betrekking tot steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad, het laatst gewijzigd bij gedelegeerde Verordening (EU) nr. 994/2014 van de Commissie van 13 mei 2014;

Gelet op Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun;

Gelet op het decreet van 22 december 1993 houdende bepaling tot begeleiding van de begroting 1994, artikel 12, § 6, 1° en 2°, ingevoegd bij het decreet van 28 juni 2013;

Gelet op het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid, artikel 9, eerste lid, 1°, en tweede lid;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw;

Gelet op het gezamenlijk advies van de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij en de Minaraad gegeven op 16 juni 2014;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 19 mei 2014;

Gelet op advies 56.556/3 van de Raad van State, gegeven op 15 juli 2014 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op advies 56.793/3 van de Raad van State, gegeven op 2 december 2014 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001, artikel 4 op 16 december 2006 in het Publicatieblad van de Europese Unie is gepubliceerd (Publicatieblad L358);

Overwegende dat Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun op 24 december 2013 in het Publicatieblad van de Europese Unie is gepubliceerd (Publicatieblad L352);

Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° activiteiten met betrekking tot landbouwverbreding : de activiteiten met betrekking tot hoevetoerisme, dagrecreatie, verwerking van zelf geteelde of gekweekte landbouwproducten tot producten die niet opgenomen zijn in bijlage 1 van het Verdrag, rechtstreekse verkoop van eigen hoeveproducten, verkoop van niet zelf geteelde, gekweekte of artisanaal verwerkte hoeveproducten via de korte keten, productie van hernieuwbare energie voor eigen verbruik, paardenpension, landschapsbeheer en zorgboerderij;2° bedrijfsleider : de natuurlijke persoon, landbouwer die de leiding heeft van het landbouwbedrijf en de vennoten van de maatschap die het landbouwbedrijf exploiteert of de bestuurder-landbouwer van de consumentencoöperatie en de beherende vennoten, zaakvoerders of bestuurders van de rechtspersoon, landbouwer die het landbouwbedrijf exploiteert; 3° bestuurder-landbouwer : de bestuurder van wie de beroepsactiviteit in de consumentencoöperatie de belangrijkste beroepsactiviteit is, die op jaarbasis meer dan 12.000 euro nettoberoepsinkomen haalt uit de activiteiten in de vennootschap en minder dan 12.000 euro nettoberoepsinkomen haalt uit activiteiten buiten de vennootschap, en die geen ouderdomspensioen geniet 4° bevoegde entiteit : het Departement Landbouw en Visserij van het Vlaams Ministerie van Landbouw en Visserij;5° blokperiode : een periode van maximaal drie maanden waarbinnen aanvragen voor investerings- of opstartsteun ingediend kunnen worden;6° brutobedrijfsresultaat : het verschil tussen de bedrijfsopbrengsten en de operationele kosten bepaald op de wijze die wordt beschreven in de bijlage bij het ministerieel besluit van 1 oktober 2007 betreffende bepalingen en minimumstandaard voor bedrijfseconomische boekhouding in de landbouw, dienstig als basis voor de door de Vlaamse overheid gesteunde adviseringssystemen.Het brutobedrijfsresultaat wordt ofwel vereenvoudigd berekend door de oppervlakte van de teelten en de aantallen dieren te vermenigvuldigen met een gemiddeld brutobedrijfsresultaat per eenheid en het resultaat te verhogen met inkomensvervangende steun, ofwel met controleerbare boekhoudkundige gegevens van het laatste volledige boekjaar; 7° e-loket : het elektronisch loket voor het aanvragen van steun dat ontwikkeld en beheerd wordt door de bevoegde entiteit;. 8° landbouwbedrijf : een bedrijf dat uitsluitend activiteiten met betrekking tot landbouw uitvoert, namelijk het kweken, telen, artisanaal be- en verwerken en commercialiseren van landbouwproducten die opgenomen zijn in bijlage 1 van het Verdrag, uitgezonderd producten van de visserij en de viskweek, en activiteiten met betrekking tot landbouwverbreding met een voldoende brutobedrijfsresultaat per bedrijfsleider.Het brutobedrijfsresultaat van de activiteiten met betrekking tot landbouw is groter dan dat van de activiteiten met betrekking tot landbouwverbreding; 9° landbouwer : de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die een landbouwbedrijf exploiteert, die geïdentificeerd is door het Departement Landbouw en Visserij, en die voldoet aan de voorwaarden om een natuurlijke persoon, landbouwer of een rechtspersoon, landbouwer te zijn;10° maatschap : de vennootschap, vermeld in artikel 2, § 1, van het Wetboek van Vennootschappen die aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoet : a) de exploitatie van een landbouwbedrijf en de commercialisatie van de voortgebrachte producten zijn de enige doelstelling van de vennootschap;b) alle vennoten zijn natuurlijke persoon, landbouwer;11° machinecoöperatie : de handelsvennootschap, vermeld in artikel 2, § 2, van het Wetboek van Vennootschappen, die cumulatief aan de volgende voorwaarden voldoet : a) de doelstellingen van de vennootschap houden in hoofdzaak verband met het gemeenschappelijk gebruik en stallen van landbouwmaterieel dat noodzakelijk is voor landbouwactiviteit van de vennoten;b) de vennootschap telt ten minste drie vennoten;c) de vennoten exploiteren samen ten minste twee landbouwbedrijven;d) de meerderheid van de vennoten, met een minimum van drie, is landbouwer;e) de statuten bepalen dat iedere vennoot op de algemene vergadering over ten minste één stem beschikt en dat, in geval van verschillende stemmen per vennoot, het aantal stemmen waarover een vennoot beschikt, beperkt wordt tot ten hoogste een vijfde van de stemmen die op de algemene vergadering verbonden zijn aan de vertegenwoordigde deelbewijzen;12° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de landbouw;13° natuurlijke persoon, landbouwer : de natuurlijke persoon die de exploitatie van een landbouwbedrijf en de commercialisatie van de voortgebrachte producten als belangrijkste beroepsactiviteit heeft. Hij haalt op jaarbasis meer dan 12.000 euro nettoberoepsinkomen uit de activiteiten op dat bedrijf en minder dan 12.000 euro nettoberoepsinkomen uit andere beroepsactiviteiten, en hij geniet geen ouderdomspensioen; 14° rechtspersoon, landbouwer : a) de handelsvennootschap, vermeld in artikel 2, § 2, van het Wetboek van Vennootschappen, met uitzondering van het economisch samenwerkingsverband, die cumulatief aan de volgende voorwaarden voldoet : 1) de exploitatie van een landbouwbedrijf en de commercialisatie van de voortgebrachte producten zijn een doelstelling van de vennootschap;2) alle zaakvoerders of bestuurders zijn natuurlijke personen;3) voor alle zaakvoerders of bestuurders is de beroepsactiviteit in de vennootschap de belangrijkste activiteit; 4) alle zaakvoerders of bestuurders halen op jaarbasis meer dan 12.000 euro nettoberoepsinkomen uit hun activiteiten in de vennootschap en minder dan 12.000 euro nettoberoepsinkomen uit activiteiten buiten de vennootschap, en ze genieten geen ouderdomspensioen; 5) de zaakvoerders of bestuurders worden onder de vennoten aangewezen en bezitten elk minstens 25 % van de aandelen;6) alle aandelen zijn op naam en zijn ingeschreven in het aandelenregister;7) de vennootschap is opgericht voor onbepaalde duur of voor ten minste twintig jaar; b) de landbouwvennootschap, vermeld in artikel 2, § 3, van het Wetboek van Vennootschappen, waarvan de beherende vennoten op jaarbasis meer dan 12.000 euro nettoberoepsinkomen halen uit hun activiteiten in de vennootschap en minder dan 12.000 euro nettoberoepsinkomen uit activiteiten buiten de vennootschap, en waarvan de beherende vennoten geen ouderdomspensioen genieten; c) de sociale instelling, die cumulatief aan de volgende voorwaarden voldoet : 1) de instelling is erkend als sociale werkplaats met toepassing van artikel 7 van het decreet van 14 juli 1998 met betrekking tot sociale werkplaatsen;2) de exploitatie van een landbouwbedrijf en de commercialisatie van de voortgebrachte producten zijn doelstellingen van de instelling;3) de bestuurders worden onder de leden aangewezen;4) ten minste één bestuurder is belast met de bedrijfseconomische opvolging van het landbouwbedrijf;5) de instelling is opgericht voor onbepaalde duur of voor ten minste twintig jaar;d) de consumentencoöperatie, namelijk een handelsvennootschap als vermeld in artikel 2, § 2, van het Wetboek van Vennootschappen, die cumulatief aan de volgende voorwaarden voldoet : 1) de exploitatie van een landbouwbedrijf en de commercialisatie van de voortgebrachte producten zijn doelstellingen van de coöperatie;2) de bestuurders worden onder de vennoten aangewezen;3) de coöperatie heeft ten minste één bestuurder-landbouwer;4) de coöperatie is opgericht voor onbepaalde duur of voor ten minste twintig jaar;15° sociale instelling : de vereniging zonder winstoogmerk met een maatschappelijke of sociale doelstelling die een landbouwactiviteit uitoefent;16° Verdrag : het verdrag betreffende werking van de Europese Unie.

Art. 1/1.Het hoofd van de bevoegde entiteit kan de aangelegenheden die conform dit besluit en de uitvoeringsbepalingen ervan onder de bevoegdheid van de bevoegde entiteit vallen, subdelegeren aan personeelsleden van de bevoegde entiteit die onder zijn hiërarchisch gezag staan, tot op het meest functionele niveau. HOOFDSTUK 2. - Steun aan de investeringen in de landbouw

Art. 2.De landbouwer die cumulatief aan de volgende voorwaarden voldoet, kan investeringssteun verkrijgen : 1° de landbouwer exploiteert een landbouwbedrijf dat een brutobedrijfsresultaat per bedrijfsleider aantoont van minimaal 40.000 euro; 2° de landbouwer leeft alle wettelijke normen over leefmilieu, hygiëne, dierenwelzijn en ruimtelijke ordening na;3° de landbouwer voert investeringen uit die de naleving van die normen, vermeld in punt 2°, niet in het gedrang brengen. De landbouwer die een landbouwbedrijf exploiteert dat een brutobedrijfsresultaat aantoont van meer dan 800.000 euro kan geen investeringssteun verkrijgen tenzij voor investeringen die specifiek gericht zijn op de realisatie van een primaire energiebesparing en voor investeringen die specifiek gericht zijn op de vermindering van de emissies.

De machinecoöperatie kan dezelfde steun verkrijgen als de landbouwer.

De minister bepaalt de wijze waarop de naleving van de wettelijke normen over leefmilieu, hygiëne, dierenwelzijn en ruimtelijke ordening aangetoond wordt.

Art. 3.De natuurlijke persoon, landbouwer, alle beherende vennoten, zaakvoerders of bestuurders van de rechtspersoon, landbouwer, en de bestuurder-landbouwer van de consumentencoöperatie, moeten vakbekwaam zijn. De vakbekwaamheid wordt aangetoond op een van de volgende wijzen : 1° een diploma of een getuigschrift van een basisopleiding met betrekking tot landbouw, tuinbouw of aanverwant op het niveau hoger secundair, hoger niet-universitair of universitair onderwijs;2° een installatieattest van een startersopleiding land- en tuinbouw en ten minste twee jaar ervaring met land- en tuinbouwproductie op het tijdstip van de aanvraag voor steun;3° een diploma of een getuigschrift van een basisopleiding die door de minister tenminste als gelijkwaardig met een startersopleiding land- en tuinbouw wordt erkend en ten minste twee jaar ervaring met land- en tuinbouwproductie op het tijdstip van de aanvraag voor steun.Over de gelijkwaardigheid wordt beslist op basis van een gemotiveerde aanvraag; 4° een diploma of een getuigschrift van een basisopleiding in een ander gebied dan landbouw, tuinbouw of aanverwant op het niveau hoger secundair, hoger niet-universitair of universitair onderwijs en ten minste twee jaar beroepsactiviteit als natuurlijke persoon, landbouwer of als beherend vennoot, zaakvoerder of bestuurder van een rechtspersoon, landbouwer op het tijdstip van de aanvraag voor investeringssteun;5° ten minste vijf jaar beroepsactiviteit als natuurlijke persoon, landbouwer, of als beherend vennoot, zaakvoerder of bestuurder van een rechtspersoon, landbouwer op het tijdstip van de aanvraag voor investeringssteun. De duur van de ervaring, vermeld in het eerste lid, 2° en 3°, wordt aangetoond met beroepsactiviteit als hetzij : 1° natuurlijke persoon, landbouwer of als beherend vennoot, zaakvoerder of bestuurder van een rechtspersoon, landbouwer;2° zelfstandig helper, bedrijfsleider tweede categorie, meewerkend echtgenoot of niet betaald geregeld meewerkend familielid op een landbouwbedrijf;3° werknemer op een landbouwbedrijf;4° stagiair op een landbouwbedrijf. De natuurlijke persoon, landbouwer, alle beherende vennoten, zaakvoerders of bestuurders van de rechtspersoon, landbouwer, en de bestuurder-landbouwer van de consumentencoöperatie voldoen cumulatief aan de volgende voorwaarden : 1° ze zijn aangesloten bij een sociale kas voor zelfstandigen ;2° ze zijn sociaal verzekerd op basis van hun landbouwactiviteiten;3° ze zijn bekend bij de Administratie der Directe Belastingen met hun landbouwactiviteiten.De beroepsinkomsten worden aangetoond met het laatst beschikbare aanslagbiljet van de personenbelasting.

De natuurlijke persoon, landbouwer, of de rechtspersoon, landbouwer, vermeld in artikel 1, 3°, b), die opteert voor de personenbelasting houdt een bedrijfseconomische of een bewijskrachtige fiscale boekhouding bij. Voor handelsvennootschappen of vennootschappen die de rechtsvorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen, volstaat het bijhouden van een boekhouding met een stelsel van boeken en rekeningen met inachtneming van de regels van het dubbelboekhouden.

De uitvoering van de investering verloopt planmatig. Daarvoor wordt een bedrijfsplan opgesteld.

De minister bepaalt de criteria waaraan de bedrijfseconomische boekhouding moet voldoen, de voorwaarden waaronder een bewijskrachtige fiscale boekhouding aanvaard wordt, en de wijze waarop het bedrijfsplan opgesteld wordt.

Art. 4.§ 1. De investeringssteun kan een of meer van de volgende maatregelen omvatten : 1° de steun in de vorm van een investeringspremie;2° de steun in de vorm van een rentesubsidie;3° de steun in de vorm van een waarborg, als vermeld in artikel 12, § 5, van het decreet van 22 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994. § 2. In deze paragraaf wordt verstaan onder steunintensiteit : de totale actuele waarde van de steun, uitgedrukt in een percentage van het subsidiabele investeringsbedrag.

De steunintensiteit bedraagt maximaal : 1° 30 % voor investeringen die op basis van de behaalde scores volgens de selectiecriteria, vermeld in artikel 7, vijfde lid, 2° tot 4°, van dit besluit, een bovengemiddelde bijdrage leveren aan de verbetering van de duurzaamheid van de land- en tuinbouwproductie;2° 15 % voor de overige subsidiabele investeringen. De investeringen die voor de investeringssteun in aanmerking komen, en de steunintensiteit die van toepassing is, zijn opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd. § 3. De consumentencoöperatie of de sociale instelling kan de waarborg, vermeld in artikel 12, § 5, van het decreet van 22 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994 niet verkrijgen. § 4. De machinecoöperatie kan uitsluitend steun verkrijgen voor machineloodsen en machines, met inbegrip van machines voor agrarisch natuurbeheer, die gemeenschappelijk gebruikt worden door de vennoten.

Art. 5.§ 1. De steunregeling, vermeld in artikel 4, van dit besluit, kan betrekking hebben op investeringen die gericht zijn op : 1° het voldoen aan nieuwe wettelijke normen over hygiëne of om een bovenwettelijke verbetering van de hygiënische omstandigheden waarin geproduceerd wordt te verkrijgen;2° een efficiënter gebruik van energie en water;3° de verbetering van de luchtkwaliteit, onder meer via de reductie van de uitstoot van broeikasgassen, fijn stof en ammoniak;4° de herlokalisatie van een landbouwbedrijf of het milderen van de impact van het landbouwbedrijf op ecosystemen, als dat past in een plan om de instandhoudingsdoelstellingen te behalen;5° het voldoen aan nieuwe wettelijke normen over dierenwelzijn of om een bovenwettelijke verbetering van het dierenwelzijn te verkrijgen;6° de verhoging van de kwaliteit van de producten onder meer via investeringen in geavanceerde bewaartechnieken;7° de introductie van een innovatieve technologie;8° arbeidsrationalisatie en de verhoging van de arbeidsveiligheid;9° het voldoen aan nieuwe eisen van commercialisatie- en distributiebedrijven;10° het voorkomen of verminderen van erosie;11° de verlaging van de productiekosten om het inkomen en de concurrentiepositie te verbeteren;12° de heroriëntatie van de productie;13° de uitoefening van activiteiten met betrekking tot landbouwverbreding. De investeringen die betrekking hebben op het bouwen, verbouwen en uitrusten van bedrijfsgebouwen, in het bijzonder voor de huisvesting van dieren, mogen niet meebrengen dat op het bedrijf een productiecapaciteit ontstaat die groter is dan de toegestane capaciteit, vermeld in de milieuvergunning, of die groter is dan de capaciteit, verkregen op basis van de nutriëntenemissierechten van het bedrijf.

Alleen investeringen die uitgevoerd worden op een landbouwexploitatie die in het Vlaamse Gewest ligt, kunnen in aanmerking komen voor de steun, vermeld in dit besluit.

Wanneer een investering uitgevoerd wordt door een groepering van landbouwers kan elk lid van de groepering een aanvraag voor investeringssteun indienen die betrekking heeft op de fractie van die investering die door dat lid gefinancierd wordt. Die fractie stemt overeen met het aandeel in het functioneel nut van het investeringsgoed voor het bedrijf van de aanvrager.

In deze paragraaf wordt verstaan onder een groepering van landbouwers : een vereniging van ten minste twee landbouwers die elk een landbouwbedrijf exploiteren.

Voor het verkrijgen van de investeringssteun gelden voor de volgende investeringen de volgende bijzondere beperkingen : 1° nieuwe fruitvariëteiten zijn de appelvariëteiten Evelina, Nicoter (KanziR),Diwa (JunamiR), Fresco (WellantR), Santana en Delcorf mutant SissiredR, Zari, Joly Red (Red Toro), ras 44 (Fresh SurpriseR), ras 45 (Sweet SurpriseR) en RockitTM (PremA96) en de perenvariëteiten Rode Doyenné Van Doorn (Sweet SensationR), Saels (Corina), Dicolor, Celina en Cepuna;2° geavanceerde spuitmachines zijn een tunnelspuit, een dwarsstroomspuit met groendetectiesensoren, reflectieschermen of collectors, een spuit met luchtondersteuning, een spuit met afgeschermde spuitbomen en een rijen- of beddenspuit;3° verwarmingsinstallaties op hernieuwbare brandstoffen zijn installaties waarbij koolzaadolie, biogas, korte omloophout, afvalhout of stro gebruikt wordt als brandstof.Voor installaties en landbouwmachines die werken op aangekochte hernieuwbare brandstoffen moet de producent van de brandstoffen garanderen dat bij de productie voldaan werd aan de duurzaamheidscriteria in uitvoering van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en richtlijn 2003/30/EG; 4° investeringen voor de productie van hoeveproducten zijn de specifieke afwerking van bedrijfsgebouwen, de vaste uitrusting van die gebouwen en de machines en het materieel die specifiek bestemd zijn voor die activiteit;5° investeringen voor de verkoop van hoeveproducten omvatten een hoevewinkel met uitrusting, een verbruikerslokaal, een verkoopautomaat en een koel- en marktwagen.De producten worden verkocht op de hoeve zelf, op een boerenmarkt, via voedselteams, groenteabonnementen of in coöperatief verband; 6° hoevetoerisme is verblijfstoerisme op een actieve hoeve.De investeringen kunnen betrekking hebben op het verbouwen, uitrusten en inrichten van bestaande landbouwbedrijfsgebouwen in het kader van een functiewijziging; 7° sleufsilo's zijn voorzien van een recuperatiesysteem voor silosappen;8° installaties voor buitenberegening en fertigatie maken geen gebruik van grondwater;9° windmolens produceren niet meer elektriciteit dan wat op jaarbasis verbruikt wordt op het bedrijf. § 2. De volgende investeringen komen niet in aanmerking voor investeringssteun als vermeld in artikel 4 van dit besluit : 1° de aankoop van grond; 2° het bouwen van varkens- en pluimveestallen die niet voorkomen op de lijst van ammoniakemissiearme stallen opgenomen in bijlage I van het ministerieel besluit van 19 maart 2004 houdende vaststelling van de lijst van ammoniakemissiearme stalsystemen in uitvoering van artikel 1.1.2 en artikel 5.9.2.1bis van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen met betrekking tot milieuhygiëne; 3° de verbouwing en uitrusting van bestaande veestallen, behalve als de investeringen gericht zijn op het voldoen aan nieuwe wettelijke normen over het leefmilieu, de hygiëne en het dierenwelzijn, op het verkrijgen van een bovenwettelijke verbetering van het leefmilieu, de hygiëne en dierenwelzijn, op arbeidsrationalisatie of op de verhoging van de arbeidsveiligheid, of als ze passen in een plan om de instandhoudingsdoelstellingen te halen;4° de verwerving van immateriële activa, zoals productie-, emissie- en betalingsrechten;5° de aankoop van bedrijfsgebouwen;6° de investeringen in mestverwerking;7° de investeringen in bijkomende mestopslagcapaciteit, tenzij voor de realisatie van een bovenwettelijke mestopslag op het veebedrijf van mest van de veestapel van het bedrijf, tot een opslagcapaciteit voor maximaal één jaar of tenzij in het kader van een emissiebeperkende opslag;8° de gewone vervangingsinvesteringen;9° het aanleggen van een boorput voor diep grondwater en investeringen die gericht zijn op het gebruik van dat water;10° de investeringen in zonnecellen, warmte-krachtinstallaties en vergisting van biomassa op basis van energiegewassen;11° de aankoop van dieren;12° de aankoop van tweedehandse bedrijfsuitrusting en tweedehands- en demonstratiematerieel;13° investeringen die economisch onverantwoord zijn in het licht van de structuur en de financieel-economische toestand van het bedrijf;14° investeringen die gesubsidieerd worden in het kader van een gemeenschappelijke marktordening (GMO);15° de aankoop van eenjarig plantgoed en de plantkosten.16° investeringen die de milieudruk aantoonbaar laten stijgen. In het eerste lid, 8°, wordt verstaan onder gewone vervangingsinvestering : een investering voor de eenvoudige vervanging van onroerende goederen die minder dan tien jaar oud zijn of van roerende goederen die minder dan vijf jaar oud zijn.

Art. 6.De totale omvang van de subsidiabele investeringen bedraagt voor de periode 2015-2020 maximaal 1.000.000 euro per landbouwbedrijf of 2.000.000 euro per bedrijf als de investeringen passen in een plan van herlokalisatie van twee bedrijven die ophouden te bestaan. Voor de waarborg kan maximaal 2.000.000 euro subsidiabele investeringen per bedrijf aanvaard worden.

De steun wordt uitsluitend verleend aan investeringen gefinancierd met : 1° een investeringskrediet;2° eigen middelen van de landbouwer;3° een win-winlening. De rentesubsidie bedraagt maximaal 3 %. De steun wordt verleend onder de vorm van : 1° hetzij een investeringspremie van 15 of 30 % van het subsidiabele investeringsbedrag afhankelijk van de steunintensiteit voor de subsidiabele investering in kwestie;2° hetzij een investeringspremie van 15 % van het subsidiabele investeringsbedrag, aangevuld met een rentesubsidie en een investeringspremie, als de kredietinstelling daarom verzoekt voor investeringen waarvoor de steunintensiteit 30% bedraagt en die geheel of gedeeltelijk gefinancierd worden met krediet, aangegaan bij een door het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds erkende kredietinstelling. De som van de investeringspremies en de actuele waarde van de rentesubsidie bedraagt 30% van het subsidiabele investeringsbedrag; 3° een waarborg voor investeringskredieten, aangegaan bij een door het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds erkende kredietinstelling, die aangewend werden voor de financiering van subsidiabele investeringen die in het kader van de aanvraag om steun zijn aangemeld. In het derde lid, 2°, wordt verstaan onder de actuele waarde van de rentesubsidie : het bedrag aan steun dat verkregen wordt door alle in de tijd gespreide betalingen van rentesubsidie te actualiseren aan de hand van het percentage en de duur van de rentesubsidie, de duur van de vrijstelling van kapitaalaflossing, het aantal kapitaalaflossingen per jaar en een actualisatievoet. De actualisatievoet is gelijk aan de actualisatievoet die door de Europese Unie bepaald wordt voor België en van toepassing was op 1 januari van het jaar van de aanvraag van steun.

Art. 7.De landbouwer die de investeringssteun, vermeld in artikel 4, van dit besluit, wil verkrijgen, dient daarvoor een aanvraag in bij het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds. Voor een investering die gefinancierd wordt met investeringskrediet met het oog op het verkrijgen van een rentesubsidie of een waarborg, moet die aanvraag ingediend worden door tussenkomst van een kredietinstelling als vermeld in artikel 13 van het besluit van de Vlaamse regering van 16 juli 1996 houdende vaststelling van de regelen tot de werking en het beheer van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds.

Een aanvraag wordt uitsluitend ingediend via het e-loket. Het investeringsproject wordt beschreven aan de hand van een selectie van de voorgenomen investeringen uit de limitatieve lijst van subsidiabele investeringen. Per kalenderjaar kunnen maximaal twee aanvragen voor investeringssteun per bedrijf ingediend worden. In het kalenderjaar waarin opstartsteun gevraagd wordt door een natuurlijke persoon, landbouwer of door een beherend vennoot, zaakvoerder of bestuurder van een rechtspersoon, landbouwer kunnen vervolgens in datzelfde kalenderjaar nog twee aanvragen om investeringssteun ingediend worden.

De aanvraag verschaft informatie over de geraamde investeringsbedragen en de financiering ervan.

Per blokperiode worden de investeringen waarvoor de steun aangevraagd is, gerangschikt van hoog naar laag volgens de mate waarin ze bijdragen aan de realisatie van de doelstellingen van de steunmaatregel voor verduurzaming, verjonging en doelmatigheid.

De mate waarin een investering bijdraagt aan de realisatie van de doelstellingen wordt uitgedrukt in een doelmatigheidsscore als een som van vijf scores die resulteren uit een beoordeling van de investering op basis van de volgende criteria : 1° een criterium dat uitdrukt in welke mate het uitvoeren van de investering bepaald wordt door het verkrijgen van steun met inachtneming van de terugverdientijd;2° een criterium dat uitdrukt in welke mate de investering innovatief is, bijdraagt tot de creatie van toegevoegde waarde, een verbeterd inkomen of een verbeterde concurrentiepositie;3° een criterium dat uitdrukt in welke mate de investering gericht is op een verminderd of rationeler gebruik van energie, water, meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen, een verbetering van het klimaat, een verhoogde biodiversiteit, een betere plant- en diergezondheid en voorkoming van erosie;4° een criterium dat uitdrukt in welke mate de investering bijdraagt aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, het imago en het maatschappelijk draagvlak van de sector, arbeidsrationalisatie en -veiligheid en voedselveiligheid;5° een criterium leeftijd dat jonge landbouwers onderscheidt van gevestigde. De scores worden vastgesteld door de bevoegde entiteit op basis van actuele kennis over het effect van de investeringen en blijven onveranderd gedurende een lopende blokperiode.

Art. 8.Binnen het beschikbare budget worden de hoogst gerangschikte investeringen in aanmerking genomen voor het verkrijgen van steun. Als er voor een blokperiode meer budget beschikbaar is dan noodzakelijk om alle aanvragen in te willigen, dan wordt het beschikbare budget teruggebracht tot 98% van het budget dat noodzakelijk is om alle aanvragen in te willigen.

Een aanvraag die in aanmerking komt voor steun moet aansluitend binnen de maximumtermijnen, bepaald door de minister, vervolledigd worden met gegevens en documenten die noodzakelijk zijn voor de afhandeling van het dossier, als de bevoegde entiteit daarom verzoekt. HOOFDSTUK 3. - Steun aan de overname in de landbouw

Art. 9.De natuurlijke persoon, landbouwer die zich voor het eerst als bedrijfshoofd op een landbouwbedrijf vestigt, of voor het eerst beherend vennoot, zaakvoerder of bestuurder wordt van een rechtspersoon, landbouwer en die op het tijdstip van de aanvraag voor steun jonger is dan veertig jaar, kan mits het aantonen van opstartverrichtingen een opstartpremie verkrijgen die in aanmerking komt voor cofinanciering uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) of staatssteun die in overeenstemming is met de bepalingen, vermeld in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001.

Als de landbouwer zich voor het eerst vestigt als mede-exploitant in een maatschap of als beherend vennoot, zaakvoerder of bestuurder van een rechtspersoon-landbouwer, mogen het contract van maatschap of de statuten van de vennootschap, geen bepalingen bevatten die de bevoegdheden van de landbouwer beperken. De landbouwer die zich voor het eerst vestigt als mede-exploitant in een maatschap wordt gevolmachtigd om de maatschap te verbinden.

Het landbouwbedrijf waar de landbouwer zich voor het eerst als bedrijfshoofd vestigt, voldoet cumulatief aan de volgende voorwaarden : 1° het behaalt een brutobedrijfsresultaat per bedrijfsleider dat groter is dan 40.000 euro per bedrijfsleider en kleiner is dan 600.000 euro per bedrijfsleider; 2° op het bedrijf worden de wettelijke normen over leefmilieu, hygiëne, dierenwelzijn en ruimtelijke ordening nageleefd;3° het bedrijf toont voldoende bedrijfszekerheid aan. De opstartverrichtingen die in aanmerking genomen kunnen worden voor de opstartsteun zijn : 1° de overname van de bedrijfsbekleding van een of meer bestaande bedrijven in het Vlaamse Gewest, op basis van geregistreerde overnamecontracten en gedetailleerde inventarissen van de overgenomen goederen.Voor het materieel en de aanplantingen wordt de leeftijd vermeld; 2° de aankoop van dieren, nieuwe machines, nieuw materieel en voorraden, gericht op het vervolledigen van de bekleding van een of meer bestaande bedrijven in het Vlaamse Gewest die niet of gedeeltelijk in productie zijn, of de vervanging van dieren, machines en materieel die niet overgenomen worden;3° de aankoop van dieren en voorraden ter gelegenheid van de ingebruikname van een nieuw bedrijf in het Vlaamse Gewest, ter vervanging van een of meer veebedrijven die hun activiteiten stopzetten en waarvan de nutriëntenemissierechten overgenomen zijn;4° de aankoop van landbouwbedrijfsgebouwen die gelegen zijn in het Vlaamse Gewest, inclusief de vaste uitrusting en constructies in onroerende staat die minder dan vijftien jaar oud zijn;5° de overname van aandelen van een rechtspersoon, landbouwer met minstens één volledig werkingsjaar en één afgesloten boekjaar, die een landbouwbedrijf exploiteert in het Vlaamse Gewest en die voldoet aan de bepalingen van artikel 1, 3°, a) en b), van dit besluit, in het kader van de vestiging als beherend vennoot, zaakvoerder of bestuurder van die rechtspersoon, landbouwer op basis van een geregistreerde overeenkomst over de overname van aandelen;6° de overname van aandelen van een rechtspersoon, landbouwer met minder dan één volledig werkingsjaar, die een landbouwbedrijf in het Vlaamse Gewest exploiteert en die voldoet aan de bepalingen van artikel 1, 3°, a) en b), van dit besluit, in het kader van de vestiging als beherend vennoot, zaakvoerder of bestuurder van die rechtspersoon, landbouwer, op basis van een geregistreerde overeenkomst over de overname van aandelen.De balans van de rechtspersoon geeft een getrouw beeld van de activa en de passiva van het landbouwbedrijf in exploitatie dat beschikt over de noodzakelijke milieuvergunning, productie- en emissierechten.

De minister bepaalt de wijze waarop de naleving van de wettelijke normen over leefmilieu, hygiëne, dierenwelzijn en ruimtelijke ordening aangetoond wordt, en de wijze waarop voldoende bedrijfszekerheid aangetoond wordt.

Art. 10.De natuurlijke persoon, landbouwer die zich voor het eerst als bedrijfshoofd op een landbouwbedrijf vestigt, of voor het eerst beherend vennoot, zaakvoerder of bestuurder wordt van een rechtspersoon, landbouwer moet beschikken over een minimale vakbekwaamheid voor zijn eerste vestiging. De vakbekwaamheid wordt aangetoond op een van de volgende wijzen : 1° een diploma of een getuigschrift van een basisopleiding met betrekking tot landbouw, tuinbouw of aanverwant op het niveau hoger secundair, hoger niet-universitair of universitair onderwijs;2° een installatieattest van een startersopleiding land- en tuinbouw en op het tijdstip van de aanvraag voor steun bovendien ten minste twee jaar ervaring met land- en tuinbouwproductie;3° een diploma of een getuigschrift van een basisopleiding die door de minister tenminste als gelijkwaardig met een startersopleiding land- en tuinbouw wordt erkend en op het tijdstip van de aanvraag voor steun bovendien ten minste twee jaar ervaring met land- en tuinbouwproductie.Over de gelijkwaardigheid wordt beslist op basis van een gemotiveerde aanvraag.

De duur van de ervaring, vermeld in het eerste lid, 2° en 3°, wordt aangetoond met beroepsactiviteit als hetzij : 1° zelfstandig helper, bedrijfsleider tweede categorie, meewerkend echtgenoot of niet betaald geregeld meewerkend familielid op een landbouwbedrijf;2° werknemer op een landbouwbedrijf;3° stagiair op een landbouwbedrijf. De natuurlijke persoon, landbouwer die zich voor het eerst als bedrijfshoofd op een landbouwbedrijf vestigt, of voor het eerst beherend vennoot, zaakvoerder of bestuurder wordt van een rechtspersoon, landbouwer, voldoet cumulatief aan de volgende voorwaarden : 1° hij is aangesloten bij een sociale kas voor zelfstandigen;2° hij is sociaal verzekerd op basis van zijn landbouwactiviteiten;3° hij is bekend bij de Administratie der Directe Belastingen met zijn landbouwactiviteiten .De beroepsinkomsten worden aangetoond met het aanslagbiljet van de personenbelasting.

De natuurlijke persoon, landbouwer of de rechtspersoon, landbouwer die opteert voor de personenbelasting houdt een bedrijfseconomische of een bewijskrachtige fiscale boekhouding bij. Voor handelsvennootschappen of vennootschappen die de rechtsvorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen, volstaat het bijhouden van een boekhouding met een stelsel van boeken en rekeningen met inachtneming van de regels van het dubbelboekhouden.

De eerste vestiging als bedrijfshoofd verloopt planmatig. Daarvoor wordt een opstartplan opgesteld.

De minister bepaalt de criteria waaraan de bedrijfseconomische boekhouding moet voldoen, de voorwaarden waaronder een bewijskrachtige fiscale boekhouding aanvaard wordt, en de wijze waarop het opstartplan opgesteld wordt.

Art. 11.De opstartsteun kan een of meer van de volgende maatregelen omvatten : 1° de steun in de vorm van een opstartpremie;2° de steun in de vorm van een waarborg, als vermeld in artikel 12, § 5, van het decreet van 22 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994. De opstartpremie bedraagt 40.000 euro. Hij bedraagt 55.000 euro wanneer het brutobedrijfsresultaat van het bedrijf waarop de landbouwer zich voor het eerst vestigt minstens vijf maal het minimaal vereist brutobedrijfsresultaat bedraagt en 70.000 euro wanneer het brutobedrijfsresultaat van het bedrijf minstens acht maal het minimaal vereist brutobedrijfsresultaat bedraagt. De waarborg kan verkregen worden op kredieten, aangegaan bij een door het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds erkende kredietinstelling, die aangewend werden voor de financiering van opstartverrichtingen die in het kader van de aanvraag om steun zijn aangemeld.

Art. 12.De landbouwer, die de opstartpremie, vermeld in artikel 11, eerste lid, 1°, van dit besluit, wil verkrijgen, dient daarvoor een aanvraag in bij het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds. Voor een investering die gefinancierd wordt met krediet waarvoor steun gevraagd wordt in de vorm van een waarborg als vermeld in artikel 11, eerste lid, 2°, van dit besluit, moet die aanvraag ingediend worden door tussenkomst van een kredietinstelling als vermeld in artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 1996 houdende vaststelling van de regelen tot de werking en het beheer van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds.

Een aanvraag wordt uitsluitend ingediend via het e-loket. De aard van de opstartverrichtingen wordt beschreven aan de hand van een selectie van de voorgenomen opstartverrichtingen uit de limitatieve lijst van opstartverrichtingen die in aanmerking genomen kunnen worden voor de opstartsteun.

Indien steun in de vorm van een waarborg gevraagd wordt verschaft de aanvraag informatie over de geraamde opstartkosten en de financiering ervan.

Per blokperiode worden de opstartprojecten waarvoor de steun aangevraagd is, gerangschikt van hoog naar laag volgens de mate waarin ze bijdragen aan de realisatie van de doelstellingen van de steunmaatregel voor de aanmoediging van de generatiewissel.

De mate waarin de voorgenomen opstartverrichting bijdraagt aan de realisatie van de doelstellingen wordt uitgedrukt in een doelmatigheidsscore als een som van twee scores die resulteren uit een beoordeling van de verrichting op basis van de volgende criteria : 1° een criterium dat uitdrukt welk aandeel de landbouwer die zich voor het eerst vestigt als bedrijfshoofd heeft in het geheel van het landbouwbedrijf;2° een criterium dat uitdrukt in welke mate de verrichting samengaat met een aantoonbare generatiewissel. De scores worden vastgesteld door de bevoegde entiteit op basis van vaststellingen over het aantal bedrijfsleiders op het bedrijf waar de landbouwer zich voor het eerst vestigt als bedrijfshoofd en in voorkomend geval de beroepsactiviteiten van de overlater voor en na de eerste vestiging.

Art. 13.Binnen het beschikbare budget worden de hoogst gerangschikte vestigingsprojecten in aanmerking genomen voor het verkrijgen van steun. Als er voor een blokperiode meer budget beschikbaar is dan noodzakelijk om alle aanvragen in te willigen, dan wordt het beschikbare budget teruggebracht tot 98 % van het budget dat noodzakelijk is om alle aanvragen in te willigen.

Een aanvraag die in aanmerking komt voor steun, moet aansluitend binnen de maximumtermijnen, bepaald door de minister, vervolledigd worden met gegevens en documenten die noodzakelijk zijn voor de afhandeling van het dossier, als de bevoegde entiteit daarom verzoekt. HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen

Art. 14.De steun aan de investeringen in de landbouw wordt verleend met inachtneming van de volgende voorwaarden : 1° de maximale duur van de rentesubsidie bedraagt zeven jaar;2° de rentesubsidie houdt geen rekening met vrijstelling van kapitaalaflossing.De erkende kredietinstelling kan, voor kredieten die rentesubsidie genieten, tijdens de periode waarin de steun loopt, ambtshalve maximaal drie jaar vrijstelling van aflossing toestaan zonder bijkomende steun. De rentesubsidie wordt voortgezet zoals werd opgenomen in de definitieve beslissing; 3° de maximale duur van de waarborg bedraagt tien jaar.Als de financieel-economische toestand van het bedrijf dat verantwoordt, kan de periode waarin de waarborg verleend wordt, met goedkeuring van de minister, maximaal drie keer met één jaar verlengd worden. Over het verlengen van de waarborg, wordt beslist op basis van een gemotiveerde aanvraag; 4° de investeringspremie wordt in twee gelijke delen betaald.Als de investeringspremie kleiner is dan 5.000 euro, wordt die in één keer betaald. De premie wordt uitbetaald na het beëindigen van de investering en na controle van de investerings- en betalingsbewijzen, op voorwaarde dat de opgelegde voorwaarden vervuld zijn. Als de premie in twee delen wordt uitbetaald, worden de delen met een tussentijd van één jaar uitbetaald.

De opstartsteun wordt verleend met inachtneming van de volgende voorwaarden : 1° de opstartpremie wordt in vijf gelijke delen betaald, gespreid over maximaal vijf jaren die volgen op de toekenning van de opstartsteun, en de betaling ervan.Vóór de betaling van de laatste schijf wordt een controle uitgevoerd op de naleving van de voorwaarden voor het verkrijgen van de steun; 2° de maximale duur van de waarborg bedraagt tien jaar. Het minimale bedrag aan subsidiabele investeringskosten bedraagt netto 15.000 euro. Het subsidiabele bedrag moet verantwoord worden met bewijsstukken van de investeringen die vermeld zijn in de steunaanvraag, die gedateerd zijn binnen een termijn van twee jaar na het afsluiten van de blokperiode waarin de aanvraag geregistreerd werd, die betrekking hebben op subsidiabele kosten van meer dan honderd euro en die geen andere vorm van investeringssteun krijgen van de overheid. Investeringskosten die betaald werden met contant geld, met middelen die verkregen zijn bij een vrijwillige verkoop van productiemiddelen of als vergoeding in het kader van een onteigening van het geheel of een deel van het landbouwbedrijf, of met middelen die verkregen zijn als compensatie voor geleden schade, worden niet in rekening gebracht.

De steun verleend in het kader van dit besluit kan niet gecumuleerd worden met andere vormen van overheidssteun. In dat verband legt de landbouwer die de steunmaatregelen, vermeld in dit besluit, wil verkrijgen, een verklaring op erewoord af waarin vermeld wordt dat geen andere steun aangevraagd is of aangevraagd zal worden bij een andere overheidsinstantie van welke aard ook voor de investeringen of de opstartverrichtingen.

Met betrekking tot de steunverlening, vermeld in artikel 4 en 11, stelt de minister de uiterste termijnen vast om te voldoen aan de voorwaarden, de eventueel in aanmerking te nemen maximale subsidiabele investeringsbedragen per oppervlakte- of volume-eenheid of dierplaats,.

Art. 15.

De steun, vermeld in dit besluit, kan alleen verkregen worden voor investeringen en vestigingen die van start gegaan zijn nadat het aangemelde investerings- of opstartproject principieel aanvaard is op basis van de selectieprocedure, vermeld in artikel 7 en 12 van dit besluit. Een investering is van start gegaan op het tijdstip dat de landbouwer zich contractueel verbonden heeft tot de realisatie ervan.

Die verbintenis blijkt uit een ondertekende overeenkomst, de instemming met een offerte, een verkoopovereenkomst of gelijksoortige documenten. De datum van de eerste factuur die betrekking heeft op de investeringen waarvoor steun gevraagd wordt, is de uiterste startdatum. Een vestiging is van start gegaan op het tijdstip dat de landbouwer voor het eerst als zodanig geïdentificeerd wordt door de bevoegde entiteit. Voorbereidende acties, zoals de aankoop van grond, de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning of een milieuvergunning of de aanvraag van advies of een prijsofferte, worden niet beschouwd alsde start van de investering.

Behalve in geval van overmacht moeten de investeringen beëindigd worden binnen twee jaar na de beslissing over de principiële aanvaarding van het aangemelde investeringsproject op basis van de selectieprocedure, vermeld in artikel 7. De uitvoering wordt aangetoond met investerings- en betalingsbewijzen. Het einde van de investeringen wordt bepaald als de datum van de laatste factuur of, van de akte bij verwerving van een onroerend goed.

De gevallen van overmacht waarbij de investering niet noodzakelijk beëindigd moet zijn binnen twee jaar na de beslissing over het principieel aanvaarden van het aangemelde investeringsproject op basis van de selectieprocedure zijn : 1° niet te voorziene problemen bij het uitvoeren van de bouwwerkzaamheden namelijk vroegtijdig geconstateerde constructiefouten of faling van het aannemingsbedrijf;2° niet te voorziene familiale of persoonlijke problemen;3° niet te voorziene uitzonderlijke problemen van financiële of bedrijfseconomische aard. De opstartverrichtingen kunnen uitsluitend betrekking hebben op verrichtingen die plaatsvinden binnen een periode van één jaar nadat de landbouwer zich voor het eerst vestigt als bedrijfshoofd op een landbouwbedrijf en als zodanig geïdentificeerd is door de bevoegde entiteit.

Art. 16.De steunmaatregelen vermeld in dit besluit, kunnen geheel of gedeeltelijk worden geweigerd als de aanvrager : 1° een verklaring afgelegd heeft die na onderzoek geheel of gedeeltelijk vals werd bevonden;2° een landbouwbedrijf exploiteert dat beschouwd wordt als een onderneming in moeilijkheden;3° de voorwaarden voor het verkrijgen van de steun kunstmatig geschapen heeft en daarmee ingaat tegen de doelstellingen van de steunmaatregelen. In het eerste lid, 2°, wordt verstaan onder onderneming in moeilijkheden : een landbouwbedrijf, geëxploiteerd door een rechtspersoon, landbouwer, met een negatief eigen vermogen of een landbouwbedrijf, geëxploiteerd door een natuurlijke persoon, landbouwer of een maatschap, waarvan de kredieten opgezegd zijn of waarvan er beslag op de inkomsten gelegd werd.

De voorwaarden die van kracht waren bij de aanvraag van de steun, moeten bij het verkrijgen van opstartsteun of steun voor investeringen in onroerende staat gedurende een termijn van zeven jaar na de aanvraag voor steun vervuld blijven. Voor de overige investeringen bedraagt die termijn vijf jaar. De landbouwer moet gedurende de voormelde periode van zeven of vijf jaar : 1° de wettelijke normen respecteren over leefmilieu, hygiëne, dierenwelzijn en ruimtelijke ordening;2° een bedrijfseconomische boekhouding, een bewijskrachtige fiscale boekhouding of in voorkomend geval een vennootschapsboekhouding bijhouden;3° de bevoegde entiteit informeren over een wijziging van de juridische structuur van het landbouwbedrijf of een wijziging van exploitant;4° de bevoegde entiteit informeren over de stopzetting van de landbouwactiviteiten of bij een vervreemding of buitengebruikstelling van de gesubsidieerde goederen;5° geen andere aanvraag voor steun indienen bij een andere overheidsinstantie voor dezelfde investeringen of vestigingsverrichtingen of voor een gedeelte ervan;6° toelating geven voor het opvragen bij andere overheidsdiensten van noodzakelijke informatie in het kader van de dossierafhandeling of opvolging;7° zowel interne Vlaamse als externe controle met betrekking tot de ontvangen steun aanvaarden. De landbouwer die investeringssteun verkregen heeft, komt de communicatieverplichtingen na. Bij investeringssteun van meer dan 50.000 euro wordt op het bedrijf een informatieplakkaat aangebracht met een beschrijving van de gesubsidieerde investeringen, het ontvangen steunbedrag, de Europese vlag, het logo van de Vlaamse overheid en de slogan "Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling : Europa investeert in zijn platteland".

Behalve in geval van overmacht kan de verleende steun vanaf het tijdstip dat de voorwaarden niet meer vervuld zijn, geheel of gedeeltelijk stopgezet worden. De investerings- of opstartpremie wordt herberekend en pro rato teruggevorderd voor de periode waarin de voorwaarden niet meer vervuld zijn, vanaf de eerste dag die volgt op de blokperiode waarin de steunaanvraag geregistreerd is. De voorwaarden moeten minstens één jaar vervuld geweest zijn.

Op voorwaarde dat de bevoegde entiteit uiterlijk zes maanden na het ontstaan van de toestand van overmacht met bewijskrachtige documenten schriftelijk geïnformeerd werd, geven de volgende gevallen van overmacht geen aanleiding tot het terugvorderen van de steun : 1° de stopzetting van het landbouwbedrijf ingevolge het overlijden of volledig werkonbekwaam worden van de bedrijfsleider, maar zonder dat de gesubsidieerde goederen vervreemd worden;2° het geheel of gedeeltelijk teloorgaan van het gesubsidieerde goed door een natuurfenomeen;3° het buiten gebruik stellen of het verlies van een gesubsidieerd goed door een epizoötie;4° de onvoorziene onteigening van een aanzienlijk deel van het bedrijf waarbij de gesubsidieerde goederen geheel of gedeeltelijk buiten gebruik gesteld worden.

Art. 17.Bij een wijziging van exploitant van het landbouwbedrijf kan de steun voortgezet worden in de volgende gevallen : 1° als de natuurlijke persoon, landbouwer of de maatschap die steun geniet voor investeringen, de exploitatie van het landbouwbedrijf overdraagt aan een nieuwe rechtspersoon, landbouwer als vermeld in artikel 1, 3°, a) en b), van dit besluit, kan de steun voortgezet worden als de goederen die het voorwerp zijn van die steun, en de kredieten voor de financiering van die goederen, vóór het afsluiten van het eerste boekjaar in de vorm van een inbreng in natura, een kapitaalverhoging of een quasi-inbreng, in volle eigendom en onverdeeld overgedragen worden aan de nieuwe rechtspersoon, landbouwer, waarvan de overdrager gedurende de resterende duur van de steun beherend vennoot, zaakvoerder of bestuurder blijft;2° als de natuurlijke persoon, landbouwer die opstartsteun geniet, de exploitatie van het landbouwbedrijf overdraagt aan een nieuwe rechtspersoon, landbouwer als vermeld in artikel 1, 3°, a) en b), van dit besluit, kan de natuurlijke persoon, landbouwer, de opstartsteun behouden als hij gedurende de resterende duur van de steun beherend vennoot, zaakvoerder of bestuurder blijft en voor de overdracht vergoed wordt in kapitaal;3° als de natuurlijke persoon, landbouwer die steun geniet, de exploitatie van het landbouwbedrijf overdraagt aan een maatschap, kan de steun voortgezet worden als de goederen die het voorwerp zijn van die steun, zonder overdreven vergoeding ter beschikking gesteld worden van de maatschap en als de natuurlijke persoon landbouwer blijft en de goederen in eigendom behoudt gedurende de resterende duur van de steun;4° als de natuurlijke persoon, landbouwer die steun geniet voor investeringen, de exploitatie van het landbouwbedrijf overdraagt aan de echtgenoot, kan de steun voortgezet worden als de goederen die het voorwerp zijn van die steun, al in onverdeeldheid eigendom waren van de echtgenoot en die echtgenoot kan beschouwd worden als natuurlijke persoon, landbouwer gedurende de resterende duur van de steun. Behalve in geval van overmacht kan, bij andere wijzigingen van exploitant, de verleende steun teruggevorderd worden naar rato van de termijn waarin niet aan de voorwaarden voldaan is, vanaf de eerste dag die volgt op de blokperiode waarin de steunaanvraag geregistreerd is.

De gevallen van overmacht die bij verandering van exploitant geen aanleiding geven tot het terugvorderen van de steun zijn : 1° het overlijden van de begunstigde, op voorwaarde dat de gesubsidieerde goederen in exploitatie blijven bij de echtgenoot;2° het volledig stopzetten van de beroepsactiviteiten van de begunstigde ingevolge ziekte of invaliditeit, op voorwaarde dat de gesubsidieerde goederen in exploitatie blijven bij de echtgenoot.

Art. 18.Het besluit van de Vlaamse regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 mei 2013 wordt opgeheven.

Art. 19.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2015.

Art. 20.De Vlaamse minister, bevoegd voor de landbouw, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 19 december 2014.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, J. SCHAUVLIEGE

Bijlage. Overzicht van de subsidiabele investeringen en de overeenstemmende steunintensiteit Investeringen met een steunintensiteit van 30 %

Investeringen gericht op de verbetering van de bodemkwaliteit

Investeringen gericht op de verbetering van de waterkwaliteit of -kwantiteit

Investeringen gericht op de verbetering van de biodiversiteit

Investeringen die specifiek gericht zijn op de vermindering van de emissies van ammoniak, fijn stof en stikstofoxiden

Specifieke investeringen in de biologische landbouw

Investeringen in hernieuwbare energie

Materieel en installaties die functioneren op hernieuwbare energie

Investeringen die specifiek gericht zijn op de realisatie van een primaire energiebesparing

Investeringen gericht op de vermindering van de hoeveelheid afval en de voedselverliezen

De extra uitrusting van tractors en landbouwwerktuigen met het oog op precisielandbouw

Investeringen gericht op de verbetering van het dierenwelzijn die verder gaan dan de wettelijke normen

Investeringen in automatisatie gericht op een verhoging van de arbeidsproductiviteit

Investeringen gericht op het uitoefenen van activiteiten met betrekking tot landbouwverbreding

Investeringen gericht op de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit

Investeringen gericht op de verbetering van de voedselveiligheid

Investeringen gericht op de verbetering van de arbeidskwaliteit en de arbeidsveiligheid

Investeringen gericht op bijzondere dierlijke productie

Aanplant van nieuwe beloftevolle fruitvariëteiten


Investeringen met een steunintensiteit van 15 %

Investeringen om te voldoen aan nieuwe wettelijke normen met betrekking tot dierenwelzijn

Investeringen in onroerend goed gericht aan voldoen aan wettelijke normen met betrekking tot mestopslag

Investeringen in onroerend goed gericht op de realisatie van een structuurverbetering

Investeringen in roerend goed met een minimale bijdrage aan de verduurzaming

Aankoop meerjarig plantgoed


Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 betreffende steun aan de investeringen en de overname in de landbouw.

Brussel, 19 december 2014.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, J. SCHAUVLIEGE

^