Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 08 december 1998
gepubliceerd op 23 februari 1999

Besluit van de Vlaamse regering tot uitvoering van het decreet inzake sociale werkplaatsen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1999035128
pub.
23/02/1999
prom.
08/12/1998
ELI
eli/besluit/1998/12/08/1999035128/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 DECEMBER 1998. - Besluit van de Vlaamse regering tot uitvoering van het decreet inzake sociale werkplaatsen


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 14 juli 1998 inzake sociale werkplaatsen;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 1 december 1998;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de uitvoering van het decreet bij hoogdringendheid dient geregeld gelet op de afloop van de experimentele fase;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 14 juli 1998 inzake sociale werkplaatsen;2° aanvrager : de voorzieningen zoals bedoeld bij artikel 4 van het decreet van 14 juli 1998 inzake sociale werkplaatsen;3° inactief : noch in loondienst, noch op zelfstandige basis hebben gewerkt;4° administratie : de administratie Werkgelegenheid van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;5° minister : de Vlaamse minister tot wiens bevoegdheid het tewerkstellingsbeleid behoort;6° doelgroepwerknemer : werknemers zoals omschreven in hoofdstuk II van dit besluit;7° toeleider : de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding;8° trajectbegeleider : de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding of de door deze Dienst erkende derde of Vlaamse openbare instelling waarmee een samenwerkingsovereenkomst werd gesloten zoals bepaald in artikel 28 van dit besluit;9° individueel begeleidingsplan : actieplan opgesteld door de werkgever op maat van de individuele doelgroepwerknemer, het bevat een overzicht van de inspanningen waartoe de werkgever zich verbindt op vlak van de begeleiding;10° omkadering : persoon die instaat voor de persoonlijke en dagdagelijkse begeleiding van de doelgroepwerknemers en de bedrijfsvoering;11° doorstroming : het verwerven van een tewerkstelling in het reguliere arbeidscircuit of in het Derde Arbeidscircuit of volgens de bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 tot veralgemening van het stelsel van gesubsidieerde contractuelen met uitzondering van artikel 7bis of volgens de bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 houdende uitvoering van het koninklijk besluit nr.474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen met uitzondering van artikel 7bis; 12° uitbreiding van de erkenning : verhoging van het aantal erkende voltijds equivalente doelgroepwerknemers. HOOFDSTUK II. - Doelgroepbepaling

Art. 2.§ 1. In toepassing van artikel 5, § 2, van het decreet wordt onder werkzoekenden die door een cumulatie van persoons- en omgevingsgebonden factoren geen arbeidsplaats in het reguliere arbeidscircuit kunnen verwerven of behouden verstaan : werkzoekenden die aan de onder 1° of 2° gestelde eisen voldoen : 1° tegelijkertijd voldoen aan volgende voorwaarden : a) fysieke of psychische of sociale beperkingen en moeilijkheden hebben;b) op de dag voor de indienstneming ingeschreven zijn bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding als niet-werkende werkzoekende;c) een begeleidingstraject volgen van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding of van een door deze Dienst erkende derde of Vlaamse openbare instelling waarmee deze Dienst een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten;d) op de dag voor de indienstneming ononderbroken gedurende een periode van minstens 5 jaar inactief zijn;e) geen hoger diploma, getuigschrift of brevet hebben behaald dan lager secundair onderwijs, buitengewoon hoger secundair onderwijs of hoger secundair beroepsonderwijs.2° op de dag vóór de indienstneming doelgroepwerknemer zijn in een door de minister erkende sociale werkplaats. § 2. Onverminderd bovenvermelde bepalingen kan de minister beslissen in te gaan op een gemotiveerde vraag tot afwijking van de voorwaarde vermeld in § 1, 1°, e) van dit artikel. § 3. De minister kan periodes bepalen die met een periode van inactiviteit worden gelijkgesteld. HOOFDSTUK III. - Voorwaarden tot erkenning, hernieuwing of wijziging van erkenning

Art. 3.§ 1. In toepassing van artikel 7, § 2, van het decreet dient de aanvrager, om erkend te worden als sociale werkplaats, de volgende verbintenissen aan te gaan : 1° uitsluitend doelgroepwerknemers aan te werven;2° een bedrijfsklimaat te scheppen waarbij arbeid op maat van de doelgroepwerknemer voorrang krijgt op het bedrijfseconomische aspect. Hierbij dient gestreefd naar eigen loonvormend vermogen; 3° in een omkadering te voorzien ten belope van minimum 1 voltijds equivalent personeelslid op 5 voltijds equivalente doelgroepwerknemers;4° bij de aanvraag een ondernemingsplan in te dienen dat minstens de volgende onderdelen bevat : - een beschrijving van het productieproces; - een financieel plan; - een personeelsplan; - een kopie van het arbeidsreglement; 5° bij de aanvraag een begeleidingsplan in te dienen dat minstens de volgende onderdelen bevat : - een beschrijving van de functie-inhouden binnen de sociale werkplaats; - een beschrijving van de werkomstandigheden; - de geplande technische en attitudegerichte begeleiding op de werkvloer van de erkende doelgroepwerknemer; 6° bij elke aanwerving van een erkende doelgroepwerknemer binnen de 3 maanden volgend op de datum van de aanwerving een individueel begeleidingsplan op te maken in overleg met de toeleider;7° de erkende doelgroepwerknemers toe te laten om tijdens hun arbeidsduur begeleidings- en opvolgingsgesprekken te voeren met de trajectbegeleider;8° samen met de trajectbegeleider in het kader van het individueel herinschakelingstraject, zoals bepaald in artikel 15 van dit besluit, de nodige inspanningen te leveren voor doorstroming van de erkende doelgroepwerknemers;9° iedere wijziging die invloed heeft op de gegevens zoals vermeld bij de oorspronkelijke aanvraag te onderwerpen aan een voorafgaande goedkeuring van de minister;10° in geen geval middelen te hanteren die marktverstorend zijn naar prijszetting toe. § 2. De in § 1, 1° van dit artikel gestelde verbintenis geldt niet voor personen die uitsluitend zullen worden ingeschakeld voor omkadering. HOOFDSTUK IV. - Procedure tot erkenning, hernieuwing, wijziging of uitbreiding van de erkenning

Art. 4.§ 1. In toepassing van artikel 7, § 4, van het decreet dient de aanvraag tot erkenning, de hernieuwing en de uitbreiding van de erkenning te gebeuren op een door de administratie ter beschikking gesteld formulier. De aanvraag bevat bovendien een document, waarin de verbintenissen zoals bepaald in artikel 3 van dit besluit worden aangegaan, evenals een ondernemings- en begeleidingsplan. De aanvraag wordt aangetekend gestuurd aan de administratie. § 2. De aanvraag tot hernieuwing van de erkenning moet ten minste drie maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de erkenning bij een ter post aangetekend schrijven ingediend worden bij de administratie.

Onder die voorwaarden behoudt de sociale werkplaats de erkenning totdat over de hernieuwing is beslist. § 3. De sociale werkplaats dient voor alle wijzigingen zoals bedoeld in artikel 3, 9° van dit besluit een aanvraag in. Vooraleer er door de sociale werkplaats enig begin van uitvoering wordt gegeven aan deze wijziging is een beslissing van de minister vereist.

Art. 5.Het onderzoek van de aanvraag, zoals bepaald in artikel 4 van dit besluit, gebeurt door de administratie die ten aanzien van de minister een advies formuleert.

Art. 6.§ 1. De aanvraag tot erkenning, hernieuwing van de erkenning, uitbreiding van de erkenning en wijziging van activiteiten wordt door de zorg van de administratie eveneens ter advies voorgelegd aan het subregionaal tewerkstellingscomité in wiens ambtsgebied de plaats van tewerkstelling is gelegen. Indien er verschillende plaatsen van tewerkstelling zijn, brengt elk bevoegd subregionaal tewerkstellingscomité een advies uit. § 2. Het subregionaal tewerkstellingscomité brengt ten aanzien van de erkenningscommissie en de minister een gemotiveerd advies uit binnen de dertig dagen te rekenen vanaf de derde dag nadat de adviesaanvraag is verstuurd. Indien de administratie binnen deze termijn deze adviezen niet heeft ontvangen, wordt het advies geacht te zijn uitgebracht. § 3. Het advies van het subregionaal tewerkstellingscomité heeft inzonderheid betrekking op de beschikbaarheid van de doelgroepwerknemers, op de eventuele scheeftrekkingen met andere regionale initiatieven en met de commerciële sector, op de spreiding van de sociale werkplaatsen in de subregio en op waarborgen in verband met een goede voltooiing van de geplande werkzaamheden en de begeleidingsopdracht.

Art. 7.§ 1. De administratie stuurt de aanvraag samen met het advies van het subregionale tewerkstellingscomité naar de erkenningscommissie. § 2. De erkenningscommissie brengt ten aanzien van de minister een advies uit binnen de dertig dagen na ontvangst van de in § 1 van dit artikel vermelde stukken. Na deze termijn wordt het advies geacht te zijn uitgebracht. § 3 Het advies heeft inzonderheid betrekking op de beschikbaarheid van de doelgroepwerknemers, op de eventuele scheeftrekkingen met andere regionale initiatieven en met de commerciële sector, op de spreiding van de sociale werkplaatsen in de subregio en op waarborgen in verband met een goede voltooiing van de geplande werkzaamheden en de begeleidingsopdracht.

Art. 8.§ 1. De minister geeft, binnen de dertig dagen na ontvangst van het advies van de erkenningscommissie, de aanvrager kennis van zijn beslissing omtrent de aanvraag tot erkenning, hernieuwing, wijziging of uitbreiding van de erkenning met een aangetekend schrijven.

De minister deelt zijn beslissing mee aan de erkenningscommissie en bij toepassing van artikel 6 van dit besluit aan het subregionaal tewerkstellingscomité.

De minister brengt de beslissing ter kennis aan de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding voor uitvoering. § 2. De beslissing tot het verlenen van de erkenning en de hernieuwing vermeldt inzonderheid de geldigheidsperiode van de erkenning en het aantal erkende voltijds equivalente doelgroepwerknemers. HOOFDSTUK V. - Samenstelling en werkwijze van de erkenningscommissie

Art. 9.§ 1. In toepassing van artikel 8, § 3 van het decreet hebben de meest representatieve werknemers- en werkgeversorganisaties elk één vertegenwoordiger in de erkenningscommissie. § 2. De Vlaamse minister duidt de effectieve en de plaatsvervangende leden aan. De aanduiding van deze leden gebeurt respectievelijk op basis van een door de werkgevers- en werknemersorganisaties voorgedragen dubbele lijst van kandidaat-effectieve leden en van kandidaat-plaatsvervangende leden. § 3. De duur van het mandaat van de leden bedraagt 4 jaar. Het mandaat is hernieuwbaar. Het lid dat voortijdig ophoudt zijn mandaat uit te oefenen, wordt vervangen door zijn plaatsvervanger die dit mandaat voltooit. § 4. Er is een onverenigbaarheid tussen het mandaat van lid van de erkenningscommissie en de hoedanigheid van bestuurder, lasthebber of aangestelde van een sociale werkplaats. § 5. Enkel de in artikel 8, § 2, 4°, van het decreet vermelde leden of hun plaatsvervangers zijn stemgerechtigd.

Art. 10.In toepassing van artikel 8, § 2, 5° van het decreet duidt de minister een deskundige aan.

Art. 11.§ 1. In toepassing van artikel 8, § 3 van het decreet wordt de werking van de erkenningscommissie geregeld in een huishoudelijk reglement. Dit reglement wordt opgesteld door de erkenningscommissie en goedgekeurd door de minister. § 2. Het huishoudelijk reglement bepaalt ten minste : 1° de bevoegdheden van de voorzitter;2° de modaliteiten van vervanging bij afwezigheid van de voorzitter;3° de wijze van bijeenroeping en beraadslaging;4° de periodiciteit van de vergaderingen.

Art. 12.De administratie verzorgt het secretariaat van de erkenningscommissie. HOOFDSTUK VI. - Vaststelling van de programmeringsnorm

Art. 13.In toepassing van artikel 9 van het decreet zal de minister in functie van de beschikbare budgetten de programmeringsnorm jaarlijks bepalen.

Bij de vaststelling van de programmeringsnorm moet er maximaal rekening worden gehouden met de subregionale verdeling van de doelgroep. HOOFDSTUK VII. - Toeleiding en trajectbegeleiding

Art. 14.§ 1. De toeleiding kan alleen dan gebeuren indien een verslag werd opgesteld waaruit blijkt dat de kandidaat-werknemer voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 2, § 1, 1°, a), c) en d) van dit besluit. § 2. Deze toeleiding dient rekening te houden met zowel het uit te voeren takenpakket in de sociale werkplaats en het functioneel profiel zoals gevraagd door de sociale werkplaats als met de karakteristieken van de regionale arbeidsmarkt in functie van de doelgroep.

Art. 15.§ 1. In toepassing van artikel 11 van het decreet wordt verstaan onder individueel herinschakelingstraject de begeleiding in verschillende stappen op maat van de individuele doelgroepwerknemer met aandacht voor doorstroming. § 2. In het kader van dit individueel herinschakelingstraject kan de trajectbegeleider in overleg met de sociale werkplaats de erkende doelgroepwerknemer de mogelijkheid bieden tijdens de duur van zijn tewerkstelling een stage in het reguliere arbeidscircuit te volgen onder de voorwaarden zoals bepaald in artikel 32 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het terbeschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers.

In het kader van dit individueel herinschakelingstraject kan de trajectbegeleider in overleg met de sociale werkplaats de erkende doelgroepwerknemer de mogelijkheid bieden tijdens de duur van zijn tewerkstelling een beroepsopleiding opgericht bij en/of erkend door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding of een beroepsopleiding erkend door een in artikel 28 bedoelde Vlaamse openbare instelling te volgen. § 3. In het kader van dit individueel herinschakelingstraject zal naar aanleiding van een passende vacature voor de erkende doelgroepwerknemer in overleg tussen de sociale werkplaats en de trajectbegeleider, worden gestreefd naar doorstroming.

Art. 16.In toepassing van artikel 11 van het decreet wordt de trajectbegeleider schriftelijk verwittigd door de sociale werkplaats van elk nakend ontslag. Deze dient de begeleiding van de ontslagen erkende doelgroepwerknemer verder te vervullen.

Art. 17.Indien tijdens de eerste 12 maanden na de doorstroming blijkt dat de doorgestroomde erkende doelgroepwerknemer onvoldoende arbeidsmarktrijp is en dus niet beantwoordt aan de vereisten van de betrekking, wordt deze persoon door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding opgenomen in een wervingslijst en wordt de betrokkene bij voorrang verwezen bij een vacature in een sociale werkplaats. HOOFDSTUK VIII. - Subsidiëring en omkadering

Art. 18.§ 1. In toepassing van artikel 12, §§ 1 en 3 van het decreet en binnen de perken van een daartoe bestemd begrotingskrediet kunnen de sociale werkplaatsen aanspraak maken op een persoonsgebonden, degressieve loonpremie op basis van het aantal door de minister erkende doelgroepwerknemers. § 2. De persoonsgebonden en degressieve loonpremie bedraagt zowel voor jaar 1 als voor jaar 2 van de tewerkstelling 600 000 BEF op jaarbasis. § 3. Vanaf het derde jaar van tewerkstelling van de erkende doelgroepwerknemer bedraagt het jaarbedrag van de loonpremie 540 000 BEF. § 4. Bij de definitieve vervanging van een erkende doelgroepwerknemer start de persoonsgebonden en degressieve loonpremie bij jaar 1, in zoverre de sociale werkplaats aantoont dat de te vervangen doelgroepwerknemer effectief doorgestroomd is.

Deze regeling is eveneens van toepassing wanneer de sociale werkplaats kan aantonen dat de uitdiensttreding van de erkende doelgroepwerknemer buiten haar wil om is gebeurd.

Bij betwistingen omtrent de toepassing van artikel 18, § 4, 2de lid beslist de minister. De administratie brengt ten aanzien van de minister hiertoe, na overleg met de trajectbegeleider, een advies uit. § 5. De loonpremie van de doelgroepwerknemer die met een vervangingscontract wordt tewerkgesteld ter vervanging van een erkende doelgroepwerknemer stemt overeen met het jaarbedrag dat door de titularis zou worden ontvangen.

Art. 19.In toepassing van artikel 12, §§ 1 en 3 van het decreet en binnen de perken van een daartoe bestemd begrotingskrediet kunnen de sociale werkplaatsen eveneens aanspraak maken op een persoonsgebonden, degressieve loonpremie voor de vervanger van een erkende doelgroepwerknemer, die zoals bepaald in artikel 15, § 2 van dit besluit een stage of een beroepsopleiding volgt.

Art. 20.§ 1. In toepassing van artikel 12, §§ 2 en 3 van het decreet en binnen de perken van een begrotingskrediet kunnen de erkende sociale werkplaatsen ook aanspraak maken op een omkaderingssubsidie à rato van een tegemoetkoming in de loonkost van één voltijds equivalent omkaderingspersoneelslid per 5 voltijds equivalente erkende aangeworven doelgroepwerknemers. § 2. Het jaarbedrag van de omkaderingssubsidie wordt vastgesteld op 450 000 BEF per voltijds equivalent omkaderingspersoneelslid. § 3. Voor de toepassing van § 1 van dit artikel wordt tijdens de wettelijke vervangingstermijn, zoals bepaald in artikel 23, § 2 van dit besluit, de erkende doelgroepwerknemer geacht nog te zijn aangeworven.

Art. 21.Het bedrag van de loonpremie en de omkaderingssubsidie evolueert op dezelfde wijze en in dezelfde mate als de gezondheidsindex, met als basismaand november 1998.

Art. 22.In toepassing van artikel 12, § 3 van het decreet stelt de minister maandelijks het bedrag vast dat de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding stort v|$$|Ago|$$|Agor de tiende van de lopende kalendermaand.

Het bedrag van de loonpremie wordt binnen het kader van de toegekende premie van de betrokken maand berekend op basis van de effectieve tewerkstelling van de erkende doelgroepwerknemer. Er is slechts recht op een loonpremie voor de werkelijk verrichte en daarmee gelijkgestelde arbeidsprestaties.

Het bedrag van de omkaderingssubsidie wordt binnen het kader van de toegekende premie van de betrokken maand en rekening houdend met de bepalingen van artikel 20, § 1 van dit besluit, berekend op basis van de tewerkstelling van een omkaderingspersoneelslid.

Art. 23.§ 1. De indienstneming van de erkende doelgroepwerknemer gebeurt binnen de zes maanden te rekenen vanaf de dag van de kennisgeving van de beslissing tot erkenning. Voor sociale werkplaatsen waar een aanwerving in fases aangewezen is, gaan de aanwervingstermijnen slechts in op de data vermeld in de erkenningsbeslissing. § 2. Met iedere uitbreiding van de erkenning gaat een nieuwe aanwervingstermijn in van zes maanden te rekenen vanaf de dag van de kennisgeving van de beslissing tot uitbreiding of wijziging.

Met iedere wijziging van de erkenning gaat een nieuwe vervangingstermijn in van drie maanden voor de arbeidsplaatsen waarop de wijziging betrekking heeft te rekenen vanaf de dag van de kennisgeving van de beslissing tot wijziging. § 3. Een uitdienstgetreden erkende doelgroepwerknemer kan worden vervangen indien deze vervanging gebeurt binnen de drie maanden te rekenen vanaf de dag van de uitdiensttreding van de te vervangen doelgroepwerknemer. § 4. De minister kan een éénmalige verlenging van de vervangingstermijn van maximaal drie maanden toestaan indien de sociale werkplaats het bewijs levert dat het verstrijken van de vervangingstermijn zonder de indienstname van een doelgroepwerknemer buiten haar wil om is gebeurd. § 5. Na afloop van de termijn vermeld in de §§ 1 tot en met 4 van dit artikel vervalt het recht op de toegekende loonpremie.

Art. 24.De loonpremie kan in geen geval gecumuleerd worden met een andere tussenkomst in de loonkosten die bij decreet of besluit aan eenzelfde tewerkstelling wordt toegekend. De sociale werkplaats moet de minister onmiddellijk op de hoogte brengen, wanneer hij een andere tussenkomst in de loonkost van een doelgroepwerknemer ontvangt. HOOFDSTUK IX. - Evaluatie en Toezicht

Art. 25.§ 1. In toepassing van artikel 14, § 1, tweede lid van het decreet maakt de administratie op basis van gegevens verstrekt door de trajectbegeleider, het subregionaal tewerkstellingscomité en de sociale werkplaats ten aanzien van de erkenningscommissie een evaluatieverslag op. § 2. De erkenningscommissie brengt ten aanzien van de minister een advies uit.

Art. 26.§ 1. In toepassing van artikel 17, derde lid van het decreet maakt de administratie t.a.v. de erkenningscommissie een verslag op rekening houdend met de elementen opgenomen in het proces-verbaal, dat als bijlage wordt toegevoegd. § 2. De erkenningscommissie brengt ten aanzien van de minister een advies uit. HOOFDSTUK X. - Overgangsbepalingen

Art. 27.De periode van de tewerkstelling van een erkende doelgroepwerknemer volgens artikel 6bis van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 tot veralgemening van het stelsel van gesubsidieerde contractuelen of volgens artikel 6bis van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 houdende uitvoering van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen wordt in rekening gebracht voor de toepassing van artikel 18, §§ 2 en 3 van dit besluit. HOOFDSTUK XI. - Slotbepalingen

Art. 28.De minister machtigt de VDAB om voor de trajectbegeleiding, zoals beschreven in de artikelen 15, 16 en 17 van dit besluit een samenwerkingsovereenkomst te sluiten met derden. Zelfs indien een samenwerkingsovereenkomst werd gesloten met andere Vlaamse openbare instellingen en met derden behoudt de VDAB het toezicht op de uitvoering van deze trajectbegeleiding.

Art. 29.Het decreet van 14 juli 1998 inzake sociale werkplaatsen heeft uitwerking met ingang van 1 november 1998.

Art. 30.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 november 1998.

Art. 31.De Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 8 december 1998.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling Th. KELCHTERMANS

^