gepubliceerd op 14 september 2001
Decreet houdende de regeling van de erkenning en subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding
13 JULI 2001. - Decreet houdende de regeling van de erkenning en subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding (1)
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : DEEL I. - ALGEMENE BEPALINGEN TITEL I. - Definities
Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.
Art. 2.Voor de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan wordt verstaan onder : 1° sport : sportactiviteiten individueel of in ploegverband met competitief of recreatief karakter;2° sportfederatie : een Vlaams privaatrechtelijke organisatie die op vrijwillige en onbaatzuchtige wijze sportclubs verenigt;3° koepelorganisatie : een Vlaamse organisatie waarbij een erkende Vlaamse sportfederatie zich kan aansluiten om gemeenschappelijke belangen te laten behartigen en gemeenschappelijke taken te laten uitvoeren;4° sportclub : een autonome, plaatselijke sportvereniging, aangesloten bij een erkende Vlaamse sportfederatie, met als doelstelling het organiseren van sportactiviteiten en het promoten van haar sport;5° aangesloten lid : de sportbeoefenaar die een jaarlijkse individuele bijdrage betaalt aan een sportclub om op regelmatige basis gedurende het sportjaar te kunnen deelnemen aan competitieve of recreatieve sportactiviteiten, en die voldoet aan de bepalingen van het decreet van 24 juli 1996 houdende vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar;6° jeugd : kinderen tot en met 11 jaar en jongeren van 12 tot en met 18 jaar;7° beleidsnota Sport : de beleidsvisie van de Vlaamse regering die op voordracht van de Vlaamse minister, bevoegd voor Sport, bij het begin van elke regeerperiode het sportbeleid vastlegt;8° sporttakkenbeleid : het beleid afgestemd op sporttakken die de Vlaamse regering kan subsidiëren.De Vlaamse regering stelt daartoe een nominatieve lijst van sporttakken op en past die lijst zo nodig aan; 9° topsportbeleid : het beleid afgestemd op topsport dat de Vlaamse regering kan subsidiëren.De Vlaamse regering stelt daartoe een nominatieve lijst van sporttakken op en past die lijst zo nodig aan; 10° sportkamp : een organisatie op initiatie- of vervolmakingsniveau die plaatsvindt in internaatsverband gedurende minimaal vijf opeenvolgende dagen, op één welbepaalde locatie, met de deelname van minstens zeven interne deelnemers behorende tot de Vlaamse Gemeenschap en waarbij aan iedere deelnemer per dag minstens vier uur begeleide sportactiviteiten gegeven wordt door gekwalificeerde lesgevers;11° jeugdsportbeleid : een beleid dat tot doel heeft de sportparticipatie van de jeugd en hun aansluiting bij een sportclub te bevorderen en de kwaliteit van de begeleiding, de kadervorming en het aanbod ten behoeve van de jeugd in de sportfederaties en de sportclubs te verhogen;12° prioriteitenbeleid : het beleid van de Vlaamse regering dat tot doel heeft de sportparticipatie van bijzondere doelgroepen en hun aansluiting bij een sportclub te bevorderen;13° beleidsplan : een vierjaarlijks document waarin de sportfederatie, de koepelorganisatie en de organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding een gedetailleerd overzicht geeft van haar volledige werking met inbegrip van haar kwaliteitsbeleid;14° topsportschool : de school van het secundair onderwijs die overeenkomstig het topsportconvenant, dat een doorgedreven topsportopleiding voor jongeren in combinatie met een volwaardige schoolse vorming tot voorwerp heeft, een studierichting topsport inricht;15° topsporter : de elitesporter die op internationaal vlak tot de top behoort en die zich voorbereidt op en kan deelnemen aan Olympische Spelen, Paralympics, Wereldspelen, Wereldkampioenschappen en Europese Kampioenschappen of de beloftevolle jongere die op internationaal vlak tot de top behoort in de hoogste jeugdcategorie en die op korte termijn kan behoren tot de elitesporters. TITEL II. - De erkenningsprocedure
Art. 3.De Vlaamse regering bepaalt, binnen de bepalingen van dit decreet, de nadere voorwaarden, de vorm, de termijnen en de te volgen procedure voor de aanvraag tot erkenning en de behandeling ervan door de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap.
De erkenning van een sportfederatie, de koepelorganisatie en de organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding wordt verleend, geweigerd, geschorst of ingetrokken onder de voorwaarden, binnen de termijnen en volgens de vorm en de procedure die door de Vlaamse regering wordt bepaald. De Vlaamse regering bepaalt ook de wijze waarop jaarlijks gecontroleerd wordt of de erkende sportfederatie, de koepelorganisatie en de organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding nog voldoet aan alle erkende erkenningsvoorwaarden.
Als een voornemen wordt geuit tot weigering, schorsing of intrekking van een erkenning, kan beroep aangetekend worden onder de voorwaarden, binnen de termijnen en volgens de vorm en de procedure die door de Vlaamse regering wordt bepaald.
TITEL III. - De subsidiëringsprocedure
Art. 4.De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden, de vorm, de termijnen en de te volgen procedure voor de aanvraag tot subsidiëring en de behandeling ervan door de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap.
De subsidiëring van een sportfederatie, de koepelorganisatie en de organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding wordt verleend, geheel of gedeeltelijk geweigerd of ingetrokken onder de voorwaarden, binnen de termijnen en volgens de vorm en de procedure die door de Vlaamse regering wordt bepaald.
Als een voornemen wordt geuit tot gehele of gedeeltelijke weigering of intrekking van de subsidiëring kan beroep aangetekend worden onder de voorwaarden, binnen de termijnen en volgens de vorm en de procedure die door de Vlaamse regering wordt bepaald.
DEEL II. - DE ERKENNING EN SUBSIDIERING VAN DE VLAAMSE SPORTFEDERATIES TITEL I. - De erkenning HOOFDSTUK I. - De algemene erkenningsvoorwaarden
Art. 5.Om als sportfederatie erkend te worden en te blijven, moet een sportfederatie aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° gedurende minstens een jaar werkzaam zijn.De sportfederaties die ontstaan uit de splitsing van een nationaal gestructureerde sportfederatie die bestaat op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit decreet, hoeven niet aan deze voorwaarde te voldoen. De sportfederatie biedt via haar sportclubs verantwoorde sportactiviteiten aan aan de aangesloten leden; 2° sportclubs hebben in het Nederlandse taalgebied of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, en wel in ten minste vier Vlaamse provincies.In dit decreet wordt het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad gelijkgesteld met een provincie; 3° ten minste 500 aangesloten leden hebben;4° opgericht zijn overeenkomstig de wet waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel rechtspersoonlijkheid wordt verleend;5° volgens haar statuten de sport als doelstelling hebben;6° een werking, statuten en huishoudelijk reglement hebben dat of die : a) in overeenstemming zijn met het decreet van 24 juli 1996 houdende vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar;b) in overeenstemming zijn met het decreet van 27 maart 1991 inzake de medisch verantwoorde sportbeoefening;c) geen bepalingen bevatten waardoor de bevordering van de algemene sportbeoefening door de bevolking wordt verhinderd;d) de principes en de regels van de democratie aanvaarden en tevens het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens en het Internationaal Verdrag betreffende de Rechten van het Kind onderschrijven;7° alle maatregelen nemen om messenhandel binnen de sportfederatie en de bij haar aangesloten clubs tegen te gaan door een correcte toepassing van de bestaande wetgeving.De sportfederatie treedt ook sanctionerend op bij misbruiken op basis van een door de sportfederatie opgestelde deontologische code ter bestrijding van de mensenhandel; 8° haar zetel hebben in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;9° geleid worden door een algemene vergadering waarin de aangesloten sportclubs op representatieve wijze vertegenwoordigd zijn, en door een raad van beheer van minstens vijf leden;10° op zelfstandige wijze de financieën beheren en het eigen beleid bepalen.De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden hiertoe; 11° de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de sportfederatie, haar bestuurders, haar personeel en haar aangestelden, bedoeld in de artikelen 1382 tot en met 1386 van het Burgerlijk Wetboek, door een verzekering laten dekken;12° ter bescherming van haar aangesloten leden verzekeringspolissen afsluiten die voldoen aan de door de Vlaamse regering bepaalde minimumvoorwaarden;13° ter bescherming van niet-leden bij sportpromotionele acties aparte verzekeringspolissen afsluiten die voldoen aan de door de Vlaamse regering bepaalde minimumvoorwaarden;14° jaarlijks het door de algemene vergadering goedgekeurde financiële verslag, het werkingsverslag, de rekeningen en de begroting bij de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap indienen, en ervoor zorgen dat alle gegevens die verband houden met de erkenningsvoorwaarden op de zetel of het secretariaat van de sportfederatie in het Nederlands voorhanden zijn en die ter beschikking stellen voor onderzoek door de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap;15° vierjaarlijks een beleidsplan aan de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap voorleggen.In het beleidsplan worden onder andere de volgende aspecten van de werking van de sportfederatie vermeld : a) de effectieve werking van de sportfederatie;b) het kwaliteitsbeleid waarin de doelstellingen en de eisen voor de kwaliteitszorg worden vastgesteld;c) het medisch verantwoord sporten. Het beleidsplan wordt op basis van effectmeting jaarlijks geëvalueerd en zo nodig bijgestuurd. De resultaten van de evaluatie worden opgenomen in het werkingsverslag.
De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden waaraan dit beleidsplan moet voldoen; 16° meewerken aan onderzoeken die door of namens de Vlaamse regering werden ingesteld en die gericht zijn op de evaluatie van de algemene werking of de activiteiten van de sportsector.
Art. 6.De Vlaamse regering bepaalt de vorm van de documenten, bedoeld in artikel 5, 14° en 15°, de vermeldingen die zij moeten bevatten, het tijdstip en de wijze waarop zij voorgelegd of ingediend worden. HOOFDSTUK II. - De duur van de erkenning
Art. 7.De erkenning van een sportfederatie wordt voor onbepaalde duur toegekend door de Vlaamse regering.
TITEL II. - De subsidiëring van de erkende sportfederaties HOOFDSTUK I. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 8.De subsidies voor een sportfederatie worden jaarlijks toegekend door de Vlaamse regering.
Art. 9.De subsidies voor de sportfederaties bestaan uit : 1° subsidies voor de basisopdrachten, bestaande uit personeelssubsidies en werkingssubsidies;2° aanvullende subsidies voor de facultatieve opdrachten.
Art. 10.De sportfederaties worden ingedeeld in unisportfederaties en in recreatieve sportfederaties. HOOFDSTUK II. - De unisportfederaties Afdeling I. - Definities
Art. 11.De unisportfederaties worden ingedeeld in drie categorieën : 1° categorie A : een Vlaamse sportfederatie die in haar doelstelling en werking uitsluitend de organisatie, de promotie en de kwaliteitszorg van één sporttak op het oog heeft.De sporttak komt voor op de sporttakkenlijst. De sportfederatie kan als enige, via haar nationale koepel, deelnemen aan de Olympische Spelen. Deze Vlaamse sportfederatie heeft als enige, via haar nationale koepel, een officiële affiliatie met de internationale federatie van de sport. De internationale sportfederatie moet op haar beurt door het Internationaal Olympisch Comité aanvaard zijn als Olympische sportfederatie; 2° categorie B : een Vlaamse sportfederatie die in haar doelstelling en werking uitsluitend de organisatie, de promotie en de kwaliteitszorg van één sporttak op het oog heeft.De sporttak komt voor op de sporttakkenlijst. De sportfederatie kan als enige, via haar nationale koepel, deelnemen aan Wereldkampioenschappen of de Wereldspelen. Deze Vlaamse sportfederatie heeft als enige, via haar nationale koepel, een officiële affiliatie met de internationale federatie van de sport. De internationale sportfederatie moet op haar beurt volwaardig lid met stemrecht zijn van de « Association générale des Féderations internationales sportives (AGFIS »); 3° categorie C : een Vlaamse sportfederatie voor gehandicapten die in haar doelstelling en werking uitsluitend de organisatie, de promotie en de kwaliteitszorg van één of meer sporttakken op het oog heeft. Deze sporttakken komen voor op de sporttakkenlijst. De sportfederatie kan als enige, via haar nationale koepel, deelnemen aan de Paralympics. Deze Vlaamse sportfederatie heeft, via haar nationale koepel, een officiële affiliatie met het « International Paralympic Committee ». Afdeling II. - Subsidiëringscriteria voor de basisopdrachten
Art. 12.De unisportfederatie van categorie A heeft ten minste 500 aangesloten leden, de unisportfederaties van categorie B en C heeft ten minste 1 500 aangesloten leden.
Art. 13.Om in aanmerking te komen voor basissubsidies, zoals bedoeld in artikel 9, 1°, voldoen de erkende unisportfederaties aan de volgende algemene voorwaarden : 1° aan alle aangesloten leden via de sportclubs gedurende het sportjaar sportactiviteiten op een verantwoorde wijze aanbieden, waarbij het gaat om een voldoende regelmatige en fysieke inspanning met competitief en recreatief karakter, individueel of in ploegverband.Het betreft activiteiten waarbij de sportbeoefenaar de bedoeling heeft zijn of haar lichamelijke ontwikkeling te stimuleren of zijn of haar lichamelijke conditie op peil te houden of te verbeteren.
De Vlaamse regering bepaalt wat onder regelmaat van de aangeboden sportactiviteiten wordt verstaan alsook de wijze waarop de unisportfederatie de regelmaat kan aantonen; 2° het ledenbestand van de unisportfederatie registreren op een door de Vlaamse regering bepaalde wijze;3° een boekhouding voeren volgens de door de Vlaamse regering voorgeschreven regels;4° jaarlijks de door de algemene vergadering goedgekeurde rekeningen en de balans van het voorbije jaar aan de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap voorleggen;5° via de sportclubs een jaarlijkse bijdrage van de aangesloten leden innen die bestemd is voor de unisportfederatie.De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden waaraan de jaarlijkse bijdrage moet voldoen; 6° in het beleidsplan de werking, de kwaliteitszorg en de effectmeting per basisopdracht opnemen.De Vlaamse regering legt de nadere voorwaarden vast voor de kwaliteitszorg, de effectmeting, de voortgangsbewaking en de te behalen resultaten; 7° op alle uitvoerende niveaus geleid worden door verantwoordelijke personen die een geschikte opleiding voor hun taak hebben gekregen of die een gepaste bijscholing hebben gevolgd.De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden, de opleiding en de bijscholing.
Art. 14.§ 1. De erkende unisportfederaties moeten de volgende basisopdrachten uitvoeren : 1° organiseren van competitieve sportbeoefening op lokaal, nationaal en internationaal vlak;2° organiseren van recreatieve sportbeoefening voor kinderen, jongeren, volwassenen en senioren;3° organiseren van kaderopleiding en bijscholing voor de sporttechnische verantwoordelijken van de unisportfederatie en de aangesloten sportclubs met of in samenspraak met de Vlaamse Trainersschool;organiseren van praktijkgerichte bijscholing voor het bestuurlijke en administratieve kader van de unisportfederatie en het bestuurlijke kader van de aangesloten sportclubs; 4° aantoonbare inspanningen leveren in de sporttechnische, bestuurlijke, administratieve, sportpromotionele en sportmedische begeleiding van de aangesloten sportclubs met bijzondere aandacht voor de kwaliteitszorg;een informatieplicht nakomen ten opzichte van de sportclubs en de aangesloten leden, alsmede een informatieopdracht uitoefenen ten behoeve van de Vlaamse overheid; 5° de eigen sporttak promoten, voor de unisportfederaties van categorie A en B, en de sporttakken voor gehandicapten promoten, voor de unisportfederatie van categorie C.De unisportfederatie stelt daartoe een sportpromotieplan op voor vier jaar, waarin onder meer de betrokkenheid van haar sportclubs wordt omschreven. Dat sportpromotieplan is een onderdeel van het beleidsplan van de unisportfederatie. § 2. De nadere richtlijnen voor het uitvoeren van die basisopdrachten en de daaraan gekoppelde begroting worden door de Vlaamse regering bepaald. De wijze waarop de basisopdrachten uitgevoerd werden, worden aangetoond in het werkingsverslag dat als basis gebruikt wordt voor de evaluatie van de werking van de unisportfederatie. Unisportfederaties die één of meer basisopdrachten niet uitvoeren, komen niet in aanmerking voor subsidiëring op basis van dit decreet. Afdeling III. - Subsidiëringscriteria voor de facultatieve opdrachten
Art. 15.Om in aanmerking te komen voor aanvullende subsidies, zoals bedoeld in artikel 9, 2°, kunnen de gesubsidieerde unisportfederaties één of meer van de volgende facultatieve opdrachten uitvoeren : 1° realiseren van een specifiek jeugdsportbeleid, hierna te noemen "de facultatieve opdracht jeugdsport";2° organiseren van sportkampen, hierna te noemen "de facultatieve opdracht sportkampen";3° realiseren van een integraal topsportbeleid met bijzondere aandacht voor de begeleiding van beloftevolle jongeren, hierna te noemen "de facultatieve opdracht topsport", 4° organiseren van activiteiten die passen in het prioriteitenbeleid van de Vlaamse regering, hierna te noemen "de facultatieve opdracht prioriteitenbeleid".
Art. 16.De facultatieve opdracht jeugdsport, waarbij het jeugdsportbeleid van de unisportfederatie wordt gespecificeerd, komt wat de unisportfederatie betreft afzonderlijk aan bod in het beleidsplan. Daartoe richt de unisportfederatie een adviserende jeugdsportcommissie op. In het beleidsplan wordt de betrokkenheid en de ondersteuning van de sportclubs aangetoond. De invulling van de facultatieve opdracht door de unisportfederatie wordt in een convenant met de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap vastgelegd.
De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden waaraan de facultatieve opdracht jeugdsport moet voldoen.
Art. 17.De facultatieve opdracht sportkampen komt, wat de unisportfederatie betreft, afzonderlijk aan bod in het beleidsplan waarin door de unisportfederatie wordt gespecificeerd hoe ze die opdracht zal invullen. De invulling van de facultatieve opdracht door de unisportfederatie wordt in een convenant met de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap vastgelegd.
De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden waaraan de facultatieve opdracht sportkampen moet voldoen.
Art. 18.De facultatieve opdracht topsport, waarbij de unisportfederatie aangeeft hoe ze een integraal topsportbeleid voert, houdt voor de unisportfederatie in dat ze een topsportbeleid voert en activiteiten organiseert die passen in het topsportbeleid, zoals vastgelegd in de beleidsnota Sport van de Vlaamse regering. De facultatieve opdracht moet afzonderlijk aan bod komen in het beleidsplan. De invulling van de facultatieve opdracht door de unisportfederatie wordt in een convenant met de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap vastgelegd.
De Vlaamse regering legt, op voorstel van de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap, om de vier jaar de sporttakken die voor subsidiëring van de topsporters in aanmerking kunnen komen en de indeling hiervan in categorieën vast, op basis van de volgende criteria : 1° de sportprestaties op internationaal vlak;2° de uitstraling van de sport in het binnenland;3° de uitstraling van de sport in het buitenland;4° de topsportstructuur, de begeleiding en het topsportbeleid van de betrokken unisportfederaties. De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden waaraan de facultatieve opdracht topsport moet voldoen.
Art. 19.De facultatieve opdracht prioriteitenbeleid, met de maatregelen en activiteiten die passen in het prioriteitenbeleid, zoals vastgelegd in de beleidsnota Sport van de Vlaamse regering, komt afzonderlijk aan bod in het beleidsplan. Dat houdt voor de unisportfederatie in dat ze actief meewerkt aan het prioriteitenbeleid van de Vlaamse regering. In het beleidsplan wordt ook de betrokkenheid vermeld van de sportclubs. De invulling van de facultatieve opdracht door de unisportfederatie wordt in een convenant met de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap vastgelegd.
De Vlaamse regering bepaalt het thema en de duur van haar prioriteitenbeleid alsook de doelstellingen die zij samen met de sportfederaties en hun clubs wil bereiken.
De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden waaraan de facultatieve opdracht prioriteitenbeleid moet voldoen. Afdeling IV. - Aard en wijze van subsidiëring - basisopdrachten
Art. 20.§ 1. De werkingssubsidies bedragen minimaal 30 percent en de personeelssubsidies maximaal 70 percent van het begrotingskrediet voor de basissubsidies van de unisportfederaties, rekening houdend met de artikelen 53 en 54. Er is een voorafname voor de personeelssubsidies van deze unisportfederaties. § 2. De werkingssubsidies worden voor 50 percent toegekend op basis van het totaal aantal aangesloten leden en voor 50 percent op basis van het aantal gesubsidieerde voltijdse equivalenten van de in dit hoofdstuk gesubsidieerde unisportfederaties. § 3. De Vlaamse regering bepaalt per basisopdracht de aanvaardbare uitgaven die voor subsidiëring in aanmerking komen. § 4. In de boekhouding en de jaarrekeningen tonen de unisportfederatie aan dat de werkingssubsidies worden gebruikt voor het uitvoeren van de basisopdrachten, zoals bepaald in artikel 14. Per basisopdracht wordt minimaal 10 percent van de werkingssubsidies besteed, maar nooit meer dan 40 percent. § 5. De werkingssubsidie mag maximaal 75 percent bedragen van de totale subsidieerbare uitgaven voor de basisopdrachten.
Art. 21.De basissubsidies worden als volgt toegekend.
Onder voorbehoud dat de ingediende subsidiëringsaanvraag van de unisportfederatie voor het lopende begrotingsjaar werd goedgekeurd door de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap, wordt per trimester van het begrotingsjaar een voorschot uitbetaald.
Elk voorschot bedraagt 22,5 percent van de subsidies die toegekend werden voor het voorlaatste werkjaar, voorafgaand aan het begrotingsjaar.
Voor unisportfederaties die minder dan twee jaar erkend zijn bij de aanvang van het lopende begrotingsjaar, bedraagt elk voorschot 20 percent van de subsidies waarop de unisportfederatie aanspraak kan maken op basis van de ingediende subsidiëringsaanvraag van het lopende begrotingsjaar.
Het saldo van de subsidies wordt uitbetaald vóór 1 juli van het jaar dat volgt op het gesubsidieerde activiteitenjaar, nadat de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap de uitgaven die in het voorbije jaar gedaan werden en de voorgelegde betalingsbewijzen heeft goedgekeurd.
Art. 22.De salarissen van de volgende personeelsleden komen voor subsidiëring in aanmerking : de leden van het sporttechnische personeel met beleids- en sporttechnische verantwoordelijkheid op Vlaams niveau en de leden van het administratieve personeel belast met beleids- en administratieve verantwoordelijkheid op Vlaams niveau.
Art. 23.§ 1. Elke unisportfederatie moet minimaal één voltijds equivalent in dienst hebben met de functie van administratieve coördinator, één voltijds equivalent met de functie van sporttechnische coördinator en één voltijds of halftijds equivalent met de functie van sporttechnische coördinator voor recreatieve sportbeoefening. Deze personeelsleden beantwoorden aan de kwalificaties, zoals bepaald door de Vlaamse regering. § 2. Een unisportfederatie die gesubsidieerd wordt voor de facultatieve opdracht topsport, kaderend in het topsportbeleid en die participeert in een topsportschool, kan aanspraak maken op één extra subsidieerbaar voltijds equivalent met de functie van coördinator topsport. Dit personeelslid beantwoordt aan de kwalificaties, zoals bepaald door de Vlaamse regering. § 3. Elke unisportfederatie kan supplementair nog voor maximaal vier voltijdse equivalenten subsidies krijgen. § 4. De functies van coördinator worden door voltijdse of halftijdse krachten ingevuld. De personeelsleden worden naar rato van deze voltijdse of halftijdse samenstelling gesubsidieerd. De andere voltijdse equivalenten, vermeld in § 3, kunnen per voltijds equivalent door deeltijdse krachten worden ingevuld. Deze personeelsleden worden naar rato van hun deeltijdse prestaties gesubsidieerd. § 5. Voorzover het personeelsleden betreft als bedoeld in § 1 en § 2, bedraagt de subsidie voor deze vier functies 90 percent van het bedrag bedoeld in § 7. § 6. Voorzover het personeelsleden betreft als bedoeld in § 3, bedraagt de subsidie voor het eerste extra voltijdse equivalent 75 percent van het bedrag bedoeld in § 7 en voor de andere extra voltijdse equivalenten 50 percent van het bedrag bedoeld in § 7. § 7. De subsidie voor de salarissen wordt berekend op het bedrag dat door de unisportfederatie voor het personeelslid wordt gedragen. Dat bedrag bestaat uit het brutosalaris, het vakantiegeld, de eindejaarsuitkering en de bijdrage krachtens het wettelijke stelsel van de sociale voorzieningen. § 8. De Vlaamse regering bepaalt de in aanmerking komende diploma's en de overeenstemmende salarisschalen om de personeelssubsidies te berekenen. De gesubsidieerde personeelsleden worden minimaal betaald overeenkomstig hun diploma. § 9. Minstens 50 percent van het gesubsidieerde personeel is sporttechnisch geschoold en oefent bovendien een sporttechnische functie uit. § 10. Voor de personeelsleden, bedoeld in § 1 en § 2 wordt steeds de volledige uitbetaling van de personeelssubsidie, zoals bedoeld in § 5, gegarandeerd.
Art. 24.Unisportfederaties met 25 000, 50 000, 75 000 of 100 000 aangesloten leden en meer hebben recht op respectievelijk één, twee, drie en vier extra voltijdse equivalenten. De subsidie voor de bijkomende voltijdse equivalenten bedraagt 50 percent van het bedrag bedoeld in artikel 23, § 7.
Art. 25.Indien een unisportfederatie een fusie aangaat met één of meer recreatieve sportfederaties van hoofdstuk III behoudt de fusiefederatie, ingedeeld in hoofdstuk II, nominatief alle gesubsidieerde personeelsleden die op het ogenblik van de fusie in dienst zijn van deze sportfederaties. Deze maatregel is uitdovend wat het aantal personeelsleden betreft tot het maximale aantal subsidieerbare voltijdse equivalenten waarop deze unisportfederatie recht heeft maar niet uitdovend wat het subsidiëringspercentage betreft; de fusiefederatie behoudt het aantal gesubsidieerde equivalenten aan 90 percent. Afdeling V. - Aard en wijze van subsidiëring - facultatieve opdrachten
Art. 26.§ 1. De aanvullende subsidies zijn gekoppeld aan de door de gesubsidieerde unisportfederatie gekozen facultatieve opdrachten.
Om voor aanvullende subsidiëring in aanmerking te komen, stelt de unisportfederatie voor elke gekozen facultatieve opdracht een begroting vast. De subsidie wordt toegekend op basis van de ingediende en goedgekeurde projecten, de bijhorende begroting en de evaluatie op basis van effectmeting. De Vlaamse regering bepaalt per facultatieve opdracht de aanvaardbare uitgaven die voor subsidiëring in aanmerking komen. § 2. De Vlaamse regering hanteert de volgende beoordelingscriteria bij het toekennen van subsidies voor de facultatieve opdracht topsport : 1° de voorbereiding en de deelname aan internationale wedstrijden van geregistreerde topsporters;2° de participatie in een topsportschool;3° de organisatie van Europese kampioenschappen, Wereldkampioenschappen en Wereldbekerwedstrijden voor junioren en senioren in Vlaanderen of in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;4° de voorbereiding en de deelname aan Olympische Spelen, Paralympics, de Europese Jeugd Olympische dagen (EYOD) en Wereldspelen van de gepreselecteerde en geselecteerde topsporters. § 3. Voor de facultatieve opdrachten kan de Vlaamse regering de beoordelingscriteria, de voorwaarden, de kwaliteitszorg, de effectmeting, de voortgangsbewaking en de te behalen resultaten bepalen voor de toekenning en de aanwending van de aanvullende subsidies. De Vlaamse regering bepaalt de vergoedingen en de daaraan verbonden vereisten inzake diploma's of bekwaamheidsbewijzen voor de medewerkers verbonden aan alle facultatieve opdrachten. § 4. De Vlaamse regering bepaalt de wijze en het tijdstip waarop de aanvullende subsidies worden uitbetaald. HOOFDSTUK III. - De recreatieve sportfederaties Afdeling I. - Definitie
Art. 27.Een recreatieve sportfederatie is een Vlaamse sportfederatie die in haar doelstellingen en werking de organisatie, de promotie en de kwaliteitszorg van één of meer sporttakken die voorkomen op de sporttakkenlijst op het oog heeft en die zuiver recreatieve of competitiegerichte recreatieve sportbeoefening volgens de reglementen van de sporttak(ken) aanbiedt. Afdeling II. - Subsidiëringscriteria voor de basisopdrachten
Art. 28.Om in aanmerking te komen voor basissubsidies, zoals bedoeld in artikel 9, 1°, moeten de erkende recreatieve sportfederaties voldoen aan de volgende algemene voorwaarden : 1° ten minste 5 000 aangesloten leden hebben.De recreatieve sportfederaties voor gehandicapte personen moeten minstens 2 500 aangesloten leden hebben; 2° aan alle aangesloten leden via de sportclubs gedurende het sportjaar sportactiviteiten op een verantwoorde wijze aanbieden, waarbij het gaat om een voldoende regelmatige en fysieke inspanning met competitiegericht of zuiver recreatief karakter, individueel of in ploegverband.Het betreft activiteiten waarbij de sportbeoefenaar de bedoeling heeft zijn of haar lichamelijke ontwikkeling te stimuleren of zijn of haar lichamelijke conditie op peil te houden of te verbeteren.
De Vlaamse regering bepaalt wat onder regelmaat van de aangeboden sportactiviteiten wordt verstaan alsook de wijze waarop de recreatieve sportfederatie de regelmaat kan aantonen; 3° het ledenbestand van de recreatieve sportfederatie registreren op een door de Vlaamse regering bepaalde wijze;4° een boekhouding voeren volgens de door de Vlaamse regering voorgeschreven regels;5° jaarlijks de door de algemene vergadering goedgekeurde rekeningen en de balans van het voorbije jaar aan de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap voorleggen;6° via de sportclubs een jaarlijkse bijdrage van de aangesloten leden innen die bestemd is voor de recreatieve sportfederatie.De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden waaraan de jaarlijkse bijdrage voldoet; 7° in het beleidsplan de werking, de kwaliteitszorg en de effectmeting per basisopdracht opnemen.De Vlaamse regering legt de nadere voorwaarden vast voor de kwaliteitszorg, de effectmeting, de voortgangsbewaking en de te behalen resultaten; 8° op alle uitvoerende niveaus geleid worden door verantwoordelijke personen die een geschikte opleiding voor hun taak hebben gekregen of die een gepaste bijscholing hebben gevolgd.De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden en de mogelijke vormen van de opleiding en de bijscholing.
Art. 29.§ 1. De erkende recreatieve sportfederaties voeren de volgende basisopdrachten uit : 1° organiseren van zuiver recreatieve sportbeoefening en in voorkomend geval organiseren van competitiegerichte recreatieve sportbeoefening op lokaal en Vlaams vlak;2° organiseren van kaderopleiding en bijscholing voor de sporttechnische verantwoordelijken van de recreatieve sportfederatie en de aangesloten sportclubs, met of in samenspraak met de Vlaamse Trainersschool;organiseren van praktijkgerichte bijscholing voor het bestuurlijke en administratieve kader van de recreatieve sportfederatie en het bestuurlijke kader van de aangesloten sportclubs; 3° aantoonbare inspanningen leveren in de sporttechnische, bestuurlijke, administratieve, sportpromotionele en sportmedische begeleiding van de aangesloten sportclubs met bijzondere aandacht voor de kwaliteitszorg;4° een informatieplicht nakomen ten opzichte van de sportclubs en de aangesloten leden, alsmede een informatieopdracht vervullen ten behoeve van de Vlaamse overheid;5° promoten van de aangeboden sporttakken.De recreatieve sportfederatie stelt daartoe een sportpromotieplan op voor vier jaar, waarin onder meer de betrokkenheid van haar sportclubs wordt omschreven. Dat sportpromotieplan is een onderdeel van het beleidsplan van de recreatieve sportfederatie. § 2. De nadere richtlijnen voor het uitvoeren van die basisopdrachten en de daaraan gekoppelde begroting worden door de Vlaamse regering bepaald. De wijze waarop de basisopdrachten uitgevoerd werden, wordt aangetoond in het werkingsverslag dat als basis gebruikt wordt voor de evaluatie van de werking van de recreatieve sportfederatie.
Recreatieve sportfederaties die één of meer basisopdrachten niet uitvoeren, komen niet in aanmerking voor subsidiëring op basis van dit decreet. Afdeling III. - Subsidiëringscriteria voor de facultatieve opdrachten
Art. 30.Om in aanmerking te komen voor aanvullende subsidies, zoals bedoeld in artikel 9, 2°, kunnen de gesubsidieerde recreatieve sportfederaties één of meer van de volgende facultatieve opdrachten uitvoeren : 1° realiseren van een specifiek jeugdsportbeleid, hierna te noemen " de facultatieve opdracht jeugdsport";2° organiseren van sportkampen, hierna te noemen "de facultatieve opdracht sportkampen";3° organiseren van activiteiten die passen in het prioriteitenbeleid van de Vlaamse regering, hierna te noemen "de facultatieve opdracht priotiteitenbeleid".
Art. 31.De facultatieve opdracht jeugdsport, waarbij het jeugdsportbeleid van de recreatieve sportfederatie wordt gespecificeerd, komt, wat de recreatieve sportfederatie betreft, afzonderlijk aan bod in het beleidsplan. Daartoe richt de recreatieve sportfederatie een adviserende jeugdsportcommissie op. In het beleidsplan wordt de betrokkenheid en de ondersteuning van de sportclubs aangetoond. De invulling van de facultatieve opdracht door de recreatieve sportfederatie wordt in een convenant met de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap vastgelegd.
De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden waaraan de facultatieve opdracht jeugdsport moet voldoen.
Art. 32.De facultatieve opdracht sportkampen, komt wat de recreatieve sportfederatie betreft afzonderlijk aan bod in het beleidsplan waarin door de recreatieve sportfederatie wordt gespecificeerd hoe ze die opdracht zal invullen. De invulling van de facultatieve opdracht door de recreatieve sportfederatie wordt in een convenant met de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap vastgelegd.
De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden waaraan de facultatieve opdracht sportkampen moet voldoen.
Art. 33.De facultatieve opdracht prioriteitenbeleid, met de maatregelen en activiteiten die passen in het prioriteitenbeleid, zoals vastgelegd in de beleidsnota Sport van de Vlaamse regering komt afzonderlijk aan bod in het beleidsplan. Dat houdt voor de recreatieve sportfederatie in dat ze actief meewerkt aan het prioriteitenbeleid van de Vlaamse regering. In het beleidsplan wordt ook de betrokkenheid vermeld van de sportclubs. De invulling van de facultatieve opdracht door de recreatieve sportfederatie wordt in een convenant met de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap vastgelegd.
De Vlaamse regering bepaalt het thema en de duur van haar prioriteitenbeleid alsook de doelstellingen die zij samen met de sportfederaties en hun clubs wil bereiken.
De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden waaraan de facultatieve opdracht prioriteitenbeleid moet voldoen. Afdeling IV. - Aard en wijze van subsidiëring - basisopdrachten
Art. 34.§ 1. De werkingssubsidies bedragen minimaal 25 percent en de personeelssubsidies maximaal 75 percent van het begrotingskrediet voor de basissubsidies van deze recreatieve sportfederaties, rekening houdend met de artikelen 53 en 54. § 2. De werkingssubsidies worden voor 50 percent toegekend op basis van het totale aantal aangesloten leden en voor 50 percent op basis van het aantal gesubsidieerde voltijdse equivalenten van de in dit hoofdstuk gesubsidieerde recreatieve sportfederaties. § 3. De Vlaamse regering bepaalt per basisopdracht de aanvaardbare uitgaven die voor subsidiëring in aanmerking komen. § 4. In de boekhouding en de jaarrekeningen toont de recreatieve sportfederatie aan dat de werkingssubsidies worden gebruikt voor het uitvoeren van de basisopdrachten, zoals bepaald in artikel 29. Per basisopdracht wordt minimaal 10 percent van de werkingssubsidies besteed, maar nooit meer dan 40 percent. § 5. De werkingssubsidie mag maximaal 75 percent bedragen van de totale subsidieerbare uitgaven voor de basisopdrachten.
Art. 35.De basissubsidies worden als volgt toegekend.
Onder voorbehoud dat de ingediende subsidiëringsaanvraag van de recreatieve sportfederatie voor het lopende begrotingsjaar werd goedgekeurd door de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap, wordt per trimester van het begrotingsjaar een voorschot uitbetaald.
Elk voorschot bedraagt 22,5 percent van de subsidies die toegekend werden voor het voorlaatste werkjaar, voorafgaand aan het begrotingsjaar.
Voor recreatieve sportfederaties die minder dan twee jaar erkend zijn bij de aanvang van het lopende begrotingsjaar, bedraagt elk voorschot 20 percent van de subsidies waarop de recreatieve sportfederatie aanspraak kan maken op basis van de ingediende subsidiëringsaanvraag van het lopende begrotingsjaar.
Het saldo van de subsidies wordt uitbetaald vóór 1 juli van het jaar dat volgt op het gesubsidieerde activiteitenjaar, nadat de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap de uitgaven die in het voorbije jaar gedaan werden en de voorgelegde betalingsbewijzen heeft goedgekeurd.
Art. 36.De salarissen van de volgende personeelsleden komen voor subsidiëring in aanmerking : de leden van het sporttechnische personeel met beleids- en sporttechnische verantwoordelijkheid op Vlaams niveau en de leden van het administratieve personeel belast met beleids- en administratieve verantwoordelijkheid op Vlaams niveau.
Art. 37.§ 1. Elke recreatieve sportfederatie moet minimaal twee voltijdse equivalenten in dienst hebben waarvan één met de functie van administratieve coördinator en één met de functie van sporttechnische coördinator voor de recreatieve sportbeoefening. Deze personeelsleden beantwoorden aan de kwalificaties, zoals bepaald door de Vlaamse regering. § 2. Een recreatieve sportfederatie kan supplementair nog voor maximaal vier voltijdse equivalenten subsidies krijgen. § 3. De functies van coördinator worden door voltijdse of halftijdse krachten ingevuld. De personeelsleden worden naar rato van deze voltijdse of halftijdse aanstelling gesubsidieerd. De andere voltijdse equivalenten, zoals vermeld in § 2, kunnen per voltijds equivalent door deeltijdse krachten worden ingevuld. Deze personeelsleden worden naar rato van hun deeltijdse prestaties gesubsidieerd. § 4. Voorzover het personeelsleden betreft als bedoeld in § 1, bedraagt de subsidie voor de twee verplichte voltijdse equivalenten 90 percent van het bedrag bedoeld in § 6. § 5. Voorzover het personeelsleden betreft als bedoeld in § 2, bedraagt de subsidie voor het eerste extra voltijdse equivalent 75 percent van het bedrag bedoeld in § 6 en voor de andere extra voltijdse equivalenten 50 percent van het bedrag bedoeld in § 6. § 6. De subsidie voor de salarissen wordt berekend op het bedrag dat door de recreatieve sportfederatie voor het personeelslid wordt gedragen. Dat bedrag bestaat uit het brutosalaris, het vakantiegeld, de eindejaarsuitkering en de bijdrage krachtens het wettelijke stelsel van de sociale voorzieningen. § 7. De Vlaamse regering bepaalt de in aanmerking komende diploma's en de overeenstemmende salarisschalen om de personeelssubsidies te berekenen. De gesubsidieerde personeelsleden worden minimaal betaald overeenkomstig hun diploma. § 8. Minstens 50 percent van het gesubsidieerde personeel is sporttechnisch geschoold en oefent bovendien een sporttechnische functie uit. § 9. Voor de personeelsleden, bedoeld in § 1, wordt steeds de volledige uitbetaling van de personeelssubsidie, zoals bedoeld in § 4, gegarandeerd.
Art. 38.Indien een recreatieve sportfederatie een fusie aangaat met één of meerdere recreatieve sportfederaties, behoudt de fusiefederatie nominatief alle gesubsidieerde personeelsleden die op het ogenblik van de fusie in dienst zijn van deze sportfederaties. Deze maatregel is uitdovend wat het aantal personeelsleden betreft, tot het maximaal aantal subsidieerbare voltijdse equivalenten waarop deze recreatieve sportfederatie recht heeft, maar niet uitdovend wat het subsidiëringspercentage betreft. De fusiefederatie behoudt het aantal gesubsidieerde equivalenten aan 90 percent. Afdeling V. - Aard en wijze van subsidiëring - facultatieve opdrachten
Art. 39.§ 1. De aanvullende subsidies zijn gekoppeld aan de door de gesubsidieerde recreatieve sportfederatie gekozen facultatieve opdrachten.
Om voor aanvullende subsidiëring in aanmerking te komen, stelt de recreatieve sportfederatie voor elke gekozen facultatieve opdracht een begroting vast. De subsidie wordt toegekend op basis van de ingediende en goedgekeurde projecten, de bijhorende begroting en de evaluatie op basis van efiectmeting. De Vlaamse regering bepaalt per facultatieve opdracht de aanvaarbare uitgaven die voor subsidiëring in aanmerking komen. § 2. Voor de facultatieve opdrachten kan de Vlaamse regering de beoordelingscriteria, de voorwaarden, de kwaliteitszorg, de effectmeting, de voortgangsbewaking en de te behalen resultaten bepalen voor de toekenning en de aanwending van de aanvullende subsidies. De Vlaamse regering bepaalt de vergoedingen en de daaraan verbonden vereisten inzake diploma's of bekwaamheidsbewijzen voor de medewerkers verbonden aan alle facultatieve opdrachten. § 3. De Vlaamse regering bepaalt de wijze en het tijdstip waarop deze aanvullende subsidies worden uitbetaald.
DEEL III. - DE ERKENNING EN SUBSIDIERING VAN EEN KOEPELORGANISATIE
Art. 40.§ 1. Om als koepelorganisatie erkend te worden en te blijven, moet een koepelorganisatie voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° opgericht zijn overeenkomstig de wet waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel rechtspersoonlijkheid wordt verleend;2° haar zetel hebben in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;3° beschikken over een raad van beheer van minstens negen leden die op een voor de sportsector representatieve wijze is samengesteld uit vertegenwoordigers van de erkende sportfederaties;4° op alle uitvoerende niveaus geleid worden door verantwoordelijke personen die een geschikte opleiding voor hun taak hebben gekregen of die een gepaste bijscholing hebben gevolgd;5° op zelfstandige wijze de financies beheren en het beleid bepalen. De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden hiertoe; 6° de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de koepelorganisatie, haar bestuurders, haar personeel en haar aangestelden, bedoeld in de artikelen 1382 tot en met 1386 van het Burgerlijk Wetboek, door een verzekering laten dekken;7° een boekhouding voeren volgens de door de Vlaamse regering voorgeschreven regels;8° jaarlijks het door de algemene vergadering goedgekeurde financiële verslag, het werkingsverslag, de rekeningen en de begroting bij de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap indienen, en ervoor zorgen dat alle gegevens die verband houden met de erkenningsvoorwaarden op de zetel of het secretariaat van de koepelorganisatie in het Nederlands voorhanden zijn en die ter beschikking stellen voor onderzoek door de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap;9° vierjaarlijks een beleidsplan aan de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap voorleggen.In het beleidsplan wordt de effectieve werking van de koepelorganisatie vermeld en het kwaliteitsbeleid waarin de doelstellingen en de eisen voor de kwaliteitszorg worden vastgesteld.
Het beleidsplan wordt op basis van effectmeting jaarlijks geëvalueerd en zo nodig bijgestuurd. De resultaten van de evaluatie worden opgenomen in het werkingsverslag.
De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden waaraan dit beleidsplan moet voldoen; 10° ten minste 2/3 van de gesubsidieerde Vlaamse sportfederaties als leden hebben. § 2. Voor de bestuursorganen, bedoeld in § 1, geldt als voorwaarde dat de personeelsleden van een koepelorganisatie niet zetelen als vertegenwoordiger van een sportfederatie in de algemene vergadering of de raad van beheer.
Art. 41.De Vlaamse regering bepaalt de opleiding en de bijscholing zoals bedoeld in artikel 40, § 1, 4°, en de vorm van de documenten, bedoeld in artikel 40, § 1, 8° en 9°, de vermeldingen die zij bevatten, en de wijze waarop zij voorgelegd of ingediend worden.
Art. 42.Om in aanmerking te komen voor subsidies moet een erkende koepelorganisatie de volgende opdrachten vervullen : 1° optreden als vertegenwoordiger van het geheel van de aangesloten sportfederaties naar de overheid toe en waar daar wordt om gevraagd;2° de aangesloten sportfederaties regelmatig informeren;3° de aangesloten sportfederaties op juridisch, administratief, organisatorisch en beleidsmatig vlak ondersteunen;4° de behoeften van de aangesloten sportfederaties detecteren waarvoor onderzoeke- en studiewerk noodzakelijk is.
Art. 43.§ 1. De subsidies voor een koepelorganisatie worden jaarlijks toegekend door de Vlaamse regering en bestaan uit werkingssubsidies en personeelssubsidies. § 2. Een erkende koepelorganisatie heeft recht op : 1° twee voltijdse equivalenten waarvoor de personeelssubsidie 90 percent bedraagt van het bedrag, bedoeld in § 3;2° één voltijds equivalent waarvoor de personeelssubsidie 75 percent bedraagt van het bedrag, bedoeld in § 3;3° één voltijds equivalent waarvoor de personeelssubsidie 50 percent bedraagt van het bedrag, bedoeld in § 3. § 3. De subsidie voor de salarissen wordt berekend op het bedrag dat door de erkende koepelorganisatie voor het personeelslid wordt gedragen. Dat bedrag bestaat uit het brutosalaris, het vakantiegeld, de eindejaarsuitkering en de bijdrage krachtens het wettelijke stelsel van de sociale voorzieningen. § 4. De Vlaamse regering bepaalt de in aanmerking komende diploma's en de overeenstemmende salarisschalen om de personeelssubsidies te berekenen. De gesubsidieerde personeelsleden worden minimaal betaald overeenkomstig hun diploma. § 5. De voltijdse equivalenten vermeld in § 2, 1°, worden ofwel door voltijdse of halftijdse krachten ingevuld. De personeelsleden worden naar rato van deze voltijdse of halftijdse aanstelling gesubsidieerd.
De andere voltijdse equivalenten, vermeld in § 2, 2° en 3°, kunnen per voltijds equivalent door deeltijdse krachten worden ingevuld. Deze personeelsleden worden naar rato van hun deeltijdse prestaties gesubsidieerd. § 6. De werkingssubsidie bedraagt één derde van de personeelssubsidie.
Zij moet worden aangewend voor het uitvoeren van de in artikel 42 vermelde opdrachten.
Art. 44.De subsidies worden als volgt toegekend.
Onder voorbehoud dat de ingediende subsidiëringsaanvraag van een koepelorganisatie voor het lopende begrotingsjaar werd goedgekeurd door de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap, wordt per trimester van het begrotingsjaar een voorschot uitbetaald.
Elk voorschot bedraagt 22,5 percent van de subsidies die toegekend werden voor het voorlaatste werkjaar, voorafgaand aan het begrotingsjaar.
Indien een koepelorganisatie minder dan twee jaar erkend is bij de aanvang van het lopende begrotingsjaar, bedraagt elk voorschot 20 percent van de subsidies waarop een koepelorganisatie aanspraak kan maken op basis van de ingediende subsidiëringsaanvraag van het lopende begrotingsjaar.
Het saldo van de subsidies wordt uitbetaald vóór 1 juli van het jaar dat volgt op het gesubsidieerde activiteitenjaar, nadat de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap de uitgaven die in het voorbije jaar gedaan werden en de voorgelegde betalingsbewijzen heeft goedgekeurd.
Art. 45.De erkenningsprocedure van de koepelorganisatie gebeurt zoals bepaald in de artikel 3. De Vlaamse regering verleent de erkenning en bepaalt de geldigheidsduur van deze erkenning. De subsidiëringsprocedure van de koepelorganisatie gebeurt zoals bepaald in artikel 4.
DEEL IV. - DE ERKENNING EN SUBSIDIERING VAN ORGANISATIES VOOR DE SPORTIEVE VRIJETIJDSBESTEDING TITEL I. - Algemene bepalingen
Art. 46.Voor de toepassing van dit deel wordt verstaan onder : 1° sportieve vrijetijdsbesteding : een vrijetijdsbesteding waarbij de deelnemers op gereglementeerde wijze en in gestructureerd verband hun vaardigheden meten en waarbij coördinatie, concentratie, behendigheid, tactiek en ontspanning primeren in combinatie met een minimale fysieke activiteit.De sporttakken van de sporttakkenlijst kunnen hier niet toe behoren; 2° vrijetijdscluster : een verzameling van aanverwante sportieve vrijetijdsbestedingen.De activiteiten van de vrijetijdsbesteding worden ingedeeld in vier vrijetijdsclusters : a) traditionele volksspelen : activiteiten, met overheersend een sociale dimensie, die levenslang kunnen beoefend worden en die een Vlaamse traditionele oorsprong hebben;b) internationale volksspelen : activiteiten met overheersend een sociale dimensie, die een uitgesproken internationaal karakter hebben en waarbij de klemtoon ligt op het aspect concentratie;c) dierenhobby's : activiteiten waar bij de beoefening omgegaan wordt met één of meer dieren en waarbij de zorgplicht voor het milieu wordt behartigd en de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn van dieren wordt gerespecteerd;d) luchtactiviteiten : activiteiten die beoefend worden in de lucht met behulp van mechanisch materiaal in combinatie met lichamelijke vaardigheden;3° organisatie : een vereniging zonder winstoogmerk die is samengesteld uit één of meer verenigingen die de sportieve vrijetijdsbesteding beoefenen binnen een zelfde vrijetijdscluster. TITEL II. - De erkenning
Art. 47.§ 1. De Vlaamse regering erkent één organisatie per vrijetijdscluster. § 2. Indien binnen één vrijetijdscluster meerdere organisaties die voldoen aan de erkenningsvoorwaarden zoals bepaald in artikel 48 een ontvankelijke aanvraag tot erkenning indienen, fuseren deze organisaties tot één organisatie, om in aanmerking te komen voor erkenning.
Art. 48.Om als organisatie erkend te worden en te blijven, moet zij aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° opgericht zijn overeenkomstig de wet waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel rechtspersoonlijkheid wordt verleend;2° in de statuten van de organisatie vermelden dat alle verenigingen die uitsluitend een actieve werking binnen een vrijetijdscluster kunnen aantonen, kunnen toetreden tot de organisatie;3° een benaming hebben die representatief en overkoepelend is voor de desbetreffende vrijetijdscluster;4° een werking, statuten en huishoudelijk reglement hebben dat of die : a) in overeenstemming zijn met het decreet van 24 juli 1996 houdende vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar;b) in overeenstemming zijn met het decreet van 27 maart 1991 inzake de medisch verantwoorde sportbeoefening en met alle regelgeving met betrekking tot doping voor dieren;c) geen bepalingen bevatten waardoor de bevordering van de algemene sportbeoefening door de bevolking wordt verhinderd;d) de principes en de regels van de democratie aanvaarden en tevens het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens en het Internationaal Verdrag betreffende de Rechten van het Kind onderschrijven;5° haar zetel hebben en haar activiteiten ontplooien in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;6° via haar aangesloten verenigingen ten minste 1000 sportieve vrijetijdsbeoefenaars vertegenwoordigen;7° geleid worden door een algemene vergadering en een raad van beheer waarin de aangesloten verenigingen op representatieve wijze vertegenwoordigd zijn;8° op zelfstandige wijze de financies beheren en het eigen beleid bepalen.De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden hiertoe; 9° de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de organisatie, haar bestuurders, haar personeel en haar aangestelden, bedoeld in de artikelen 1382 tot en met 1386 van het Burgerlijk Wetboek, door een verzekering laten dekken;10° ter bescherming van de sportieve vrijetijdsbeoefenaars die zij vertegenwoordigen verzekeringspolissen afsluiten die voldoen aan de door de Vlaamse regering bepaalde minimumvoorwaarden;11° ter bescherming van de sportieve vrijetijdsbeoefenaars die deelnemen aan sportpromotionele acties aparte verzekeringspolissen afsluiten die voldoen aan de door de Vlaamse regering bepaalde minimumvoorwaarden;12° jaarlijks het door de algemene vergadering goedgekeurde financieel verslag, het werkingsverslag, de rekeningen en de begroting bij de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap indienen.Ervoor zorgen dat alle gegevens die verband houden met de erkenningsvoorwaarden op de zetel of het secretariaat van de organisatie in het Nederlands voorhanden zijn en die ter beschikking stellen voor onderzoek door de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap.
TITEL III. - De subsidiëring
Art. 49.Om voor subsidiëring in aanmerking te komen moet de erkende organisatie aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° de volgende functies uitvoeren ten behoeve van alle vrijetijdsbeoefenaars van de aangesloten verenigingen : a) een informatie- en documentatiefunctie : het verzamelen, ontsluiten en aanbieden van informatie en documentatie over de betrokken cluster;b) een begeleidende functie : dienst- en adviesverlening aanbieden met bijzondere aandacht voor de kwaliteitszorg;c) een promotiefunctie : de sportieve vrijetijdsbesteding van de betrokken cluster promoten;d) een aanspreekfunctie : fungeren als centraal aanspreekpunt voor de aangesloten verenigingen, de sportieve vrijetijdsbeoefenaars die zij vertegenwoordigen en de Vlaamse overheid. De Vlaamse regering kan de nadere voorwaarden bepalen waaraan deze functies moeten voldoen; 2° de organisatie dient bij de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap een beleidsplan in voor vier jaar waarin zij haar organisatorische en financiële planning uiteenzet en aangeeft op welke manier de functies bedoeld in 1°, beleidsmatig ingevuld worden. De Vlaamse regering kan de nadere voorwaarden bepalen waaraan dit beleidsplan moet voldoen; 3° de organisatie heeft minstens één voltijds equivalent in dienst. Het voltijdse equivalent beantwoordt aan de kwalificaties zoals bepaald door de Vlaamse regering; 4° een bestand van de sportieve vrijetijdsbeoefenaars die zij vertegenwoordigen op het secretariaat bijhouden op een door de Vlaamse regering bepaalde wijze. TITEL IV. - Aard en wijze van subsidiëring
Art. 50.§ 1. De subsidies voor de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding worden jaarlijks toegekend door de Vlaamse regering. § 2. De organisatie ontvangt voor het vervullen van haar functies een vast bedrag van 37 200 euro (zevenendertigduizend tweehonderd euro). § 3. Afhankelijk van het aantal sportieve vrijetijdsbeoefenaars die zij vertegenwoordigt ontvangt de organisatie supplementair een maximaal subsidiebedrag van : 1° 24 800 euro (vierentwintigduizend achthonderd euro), indien de organisatie minder dan 2 000 sportieve vrijetijdsbeoefenaars vertegenwoordigt;2° 37 200 euro (zevenendertigduizend tweehonderd euro), indien de organisatie 2 000 tot en met 4 999 sportieve vrijetijdsbeoefenaars vertegenwoordigt;3° 62 000 euro (tweeënzestigduizend euro), indien de organisatie 5 000 tot en met 9 999 sportieve vrijetijdsbeoefenaars vertegenwoordigt;4° 74 400 euro (vierenzeventigduizend vierhonderd euro), indien de organisatie 10 000 tot en met 14 999 sportieve vrijetijdsbeoefenaars vertegenwoordigt;5° 86 800 euro (zesentachtigduizend achthonderd euro), indien de organisatie 15 000 of meer sportieve vrijetijdsbeoefenaars vertegenwoordigt.
Art. 51.De subsidies worden als volgt toegekend.
Onder voorbehoud dat de ingediende subsidiëringsaanvraag van een organisatie voor het lopende begrotingsjaar werd goedgekeurd door de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap, wordt per trimester van het begrotingsjaar een voorschot uitbetaald.
Elk voorschot bedraagt 22,5 percent van het in artikel 50 bepaalde bedrag.
Het saldo van de subsidies wordt uitbetaald voor 1 juli van het jaar dat volgt op het gesubsidieerde activiteitenjaar, nadat de Vlaamse regering de uitgaven die in het voorbije jaar gedaan werden en de voorgelegde betalingsbewijzen heeft goedgekeurd.
Art. 52.De erkenningsprocedure van de organisaties gebeurt zoals bepaald in artikel 3. De Vlaamse regering verleent de erkenning en bepaalt de geldigheidsduur van deze erkenning. De subsidiëringsprocedure van de organisaties gebeurt zoals bepaald in artikel 4.
DEEL V. - FINANCIERING
Art. 53.Het begrotingskrediet voor de subsidiëring van de basisopdrachten van de unisportfederaties van deel II, titel II, hoofdstuk II is minstens even groot als de som van de subsidiekredieten voor de basisopdrachten die worden toegekend aan de recreatieve sportfederaties van deel II, titel II, hoofdstuk III en de subsidies aan de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding van deel IV. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan het cijfer van de gezondheidsindex.
Art. 54.Het begrotingskrediet voor de subsidiëring van de basisopdrachten van de recreatieve sportfederaties van deel II, titel II, hoofdstuk III is ten minste even groot als de som van de in het jaar 2001 toegekende subsidies voor basisopdrachten aan die sportfederaties die ingevolge dit decreet zijn ingedeeld in deel II, titel II, hoofdstuk III. Het aldus verkregen bedrag wordt jaarlijks aangepast aan het cijfer van de gezondheidsindex.
Art. 55.Het begrotingskrediet voor de subsidiëring van de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding wordt vastgelegd op 450 000 euro (vierhonderdvijftigduizend euro) per jaar. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan het cijfer van de gezondheidsindex.
Art. 56.Voor de financiering van de facultatieve opdrachten worden volgende kredieten aangewend : 1° voor de uitvoering van de facultatieve opdracht jeugdsport : minimaal 1 240 000 euro (één miljoen tweehonderd veertigduizend euro);2° voor de uitvoering van de facultatieve opdracht sportkampen : minimaal 496 000 euro (vierhonderd zesennegentigduizend euro);3° voor de uitvoering van de facultatieve opdracht topsport : a) minimaal 1 488 000 euro (één miljoen vierhonderdachtentachtigduizend euro), voor de voorbereiding en de deelname aan internationale wedstrijden;b) minimaal 446 200 euro (vierhonderd zesenveertigduizend tweehonderd euro), voor de participatie in een topsportschool;c) minimaal 24 800 euro (vierentwintigduizend achthonderd euro), 12 400 euro (twaalfduizend vierhonderd euro), 6 200 euro (zesduizend tweehonderd euro) voor de organisatie van respectievelijk een Wereldkampioenschap, een Europees kampioenschap en een Wereldbekerwedstrijd;d) minimaal 744 000 euro (zevenhonderdvierenveertigduizend euro) voor de voorbereiding en de deelname aan de Olympische Spelen, de Paralympics, de Wereldspelen en de Europese Jeugd Olympische dagen in een Olympisch jaar;e) minimaal 248 000 euro (tweehonderdachtenveertigduizend euro) voor de voorbereiding en de deelname aan de Olympische Spelen, de Paralympics, de Wereldspelen en de Europese Jeugd Olympische dagen in een niet Olympisch jaar;4° voor de uitvoering van de facultatieve opdracht prioriteitenbeleid : minimaal 248 000 euro (tweehonderd achtenveertigduizend euro).Die bedragen worden jaarlijks aangepast aan het cijfer van de gezondheidsindex.
DEEL VI. - SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN
Art. 57.Het decreet van 13 april 1999 houdende erkenning en subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties wordt opgeheven.
Art. 58.De in het kader van het decreet van 13 april 1999 opgerichte sportconfederaties die ingevolge dit decreet gesubsidieerd worden als één sportfederatie behorende tot deel II, titel II, hoofdstuk III, behouden nominatief alle personeelsleden die op het moment van de inwerkingtreding van dit decreet door de Vlaamse Gemeenschap worden gesubsidieerd. Deze maatregel is uitdovend wat het aantal personeelsleden betreft tot het maximaal aantal subsidieerbare equivalenten. De sportfederatie behoudt het aantal gesubsidieerde equivalenten aan 90 percent, voorzover de samenstelling van de sportconfederatie niet wordt gewijzigd.
Art. 59.De personeelsleden die in het kader van het decreet van 13 april 1999 gesubsidieerd werden in één van de twee verplichte functies vermeld in artikel 22, § 2, van het voormelde decreet, maar niet aan de diplomavereisten voldeden, en onder het huidige decreet dezelfde verplichte functies van administratief of sporttechnisch coördinator blijven uitoefenen worden verder nominatief gesubsidieerd met de subsidiëringspercentages die hun waren toegekend ingevolge het decreet van 13 april 1999.
Art. 60.De personeelsleden die in het kader van het decreet van 13 april 1999 gesubsidieerd werden in andere functies dan deze vermeld in artikel 59, maar niet aan de diplomavereisten voldeden en onder het huidige decreet één van de niet-verplichte functies blijven uitoefenen, worden verder nominatief gesubsidieerd met de subsidiëringspercentages die hun waren toegekend ingevolge het decreet van 13 april 1999.
Art. 61.De sportfederaties die in het kader van het decreet van 13 april 1999 niet voldeden aan de bepalingen van artikel 22, § 10, en onder het huidige decreet gesubsidieerd worden en niet voldoen aan de bepalingen van artikel 23, § 9 en artikel 37, § 8, worden, wat betreft hun gesubsidieerd personeel, nominatief verder gesubsidieerd met de subsidiëringspercentages die hun waren toegekend ingevolge het decreet van 13 april 1999. De gesubsidieerde personeelsleden van deze sportfederaties moeten evenwel uiterlijk op 1 januari 2003 via de opleidingscursussen, van of erkend door de Vlaamse Trainersschool, voldoen aan de bepalingen van artikel 23, § 9, en artikel 37, § 8.
Art. 62.De sportfederaties die in het kader van het decreet van 13 april 1999 een erkenning kregen, worden vrijgesteld van de verplichting om een nieuwe erkenningsaanvraag in te dienen volgens de bepalingen van dit decreet, mits zij voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 5, 7°.
Art. 63.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2002.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 13 juli 2001.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, B. ANCIAUX _______ Nota (1) Zitting 2000-2001. Stukken. - Voorstel van decreet, 722 - Nr. 1. - Advies van de Vlaamse Sportraad, 722 - Nr. 2. - Amendementen, 722 - Nr. 3. - Verslag over de hoorzitting, 722 - Nr. 4. - Verslag, 722 - Nr. 5. - Amendementen, 722 - Nr. 6. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering, 722 - Nr. 7.
Handelingen. - Bespreking en aanneming : Vergaderingen van 9 en 10 juli 2001.