Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 31 mei 2002
gepubliceerd op 05 september 2002

Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2002036083
pub.
05/09/2002
prom.
31/05/2002
ELI
eli/besluit/2002/05/31/2002036083/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

31 MEI 2002. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 13 juli 2001 houdende de regeling van de erkenning en subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding;

Gelet op het advies van de Vlaamse Sportraad, gegeven op 23 november 2001;

Gelet op het begrotingsakkoord gegeven ter zitting van de Vlaamse Regering van 29 maart 2002;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat door het feit dat (bij het decreet van 13 juli 2001) het vorige decreet van 13 april 1999 opgeheven werd en het decreet van 13 juli 2001 in voege is getreden vanaf 1 januari 2002. De uitvoeringsbesluiten dienen dus zo snel mogelijk gefinaliseerd te worden teneinde de continuering in het erkennings- en subsidiëringsbeleid ten aanzien van de begunstigden te verzekeren;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 11 april 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° het decreet : het decreet van 13 juli 2001 houdende de regeling van de erkenning en subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding;2° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de sport;3° het Bloso : het Vlaams Commissariaat-generaal voor de Bevordering van de Lichamelijke Ontwikkeling, de Sport en de Openluchtrecreatie, opgericht bij het decreet van 12 december 1990, meer bepaald de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap, genoemd in het decreet;4° de Vlaamse Trainersschool : het samenwerkingsverband tussen het Bloso, de universitaire opleidingsinstituten Lichamelijke Opvoeding, de Vlaamse Hogescholen Lichamelijke Opvoeding en de erkende Vlaamse sportfederaties, dat sportkaderopleidingen organiseert in Vlaanderen, afgekort VTS;5° de sportfederatie : de Vlaamse sportfederatie, genoemd in artikel 2, 2°, van het decreet;6° de sporttakkenlijst : de nominatieve lijst van sporttakken opgesteld conform artikel 2, 8°, van het decreet, opgenomen als bijlage V;7° olympiade : de periode van vier jaar beginnend op 1 januari van het jaar volgend op de Olympische Zomerspelen en eindigend op 31 december van het jaar van de Olympische Zomerspelen. HOOFDSTUK II. - Erkenningsvoorwaarden voor de Vlaamse sportfederaties Afdeling I. - Erkenningsvoorwaarden inzake de zelfstandigheid van de

sportfederatie

Art. 2.Om voor erkenning in aanmerking te komen overeenkomstig artikel 5, 10°, van het decreet, moet de sportfederatie op zelfstandige wijze de financiën beheren en het eigen beleid bepalen, hetgeen inzonderheid moet blijken uit het feit dat de sportfederatie : 1° over een eigen centraal secretariaat beschikt dat duidelijk kan worden onderscheiden van elke andere vereniging;2° het activiteitenprogramma bepaalt en uitvoert;3° over een eigen post- en/of bankrekening beschikt. Afdeling II. - Erkenningsvoorwaarden inzake de af te sluiten

verzekeringen voor aangesloten leden en niet-leden bij sportpromotionele acties Onderafdeling I. - Algemeen

Art. 3.Om voor erkenning in aanmerking te komen overeenkomstig artikel 5, 12° en 13°, van het decreet, sluit de sportfederatie een verzekering af ter dekking van de risico's lichamelijke ongevallen en burgerlijke aansprakelijkheid. De verzekering geldt zowel voor het binnenland als voor het buitenland. Deze verzekering wordt voor de aangesloten leden afgesloten ter dekking van de activiteiten die de sportfederatie en haar sportclubs organiseren. Voor de niet-leden wordt deze verzekering afgesloten ter dekking van de risico's bij deelname aan sportpromotionele acties die de sportfederatie en haar sportclubs organiseren; hiervoor wordt een aparte polis afgesloten.

Als de activiteiten door de sportfederatie of door de aangesloten sportclubs georganiseerd worden in het raam van de federale of clubactiviteiten, zijn in de verzekering begrepen : kampioenschappen, competities, vriendschappelijke en andere wedstrijden, tornooien, trainingen, demonstraties, verplaatsingen, reizen (verblijf inbegrepen) en andere activiteiten (feestmaal, vergaderingen, spelen) die voor de aangesloten leden en de niet-leden bij sportpromotionele acties georganiseerd worden. Ook het gebruik van materiaal dient te worden verzekerd. Daarenboven is de waarborg eveneens verworven voor de aangesloten leden die actief meewerken aan de organisatie door de sportfederatie of door haar aangesloten sportclubs van allerlei niet-sportieve activiteiten waarbij het publiek betrokken wordt.

Enkel voor de aangesloten leden dient het risico lichamelijke ongevallen verzekerd te worden voor het ongeval dat zich zou voordoen op de weg van huis naar deze activiteiten en terug.

Onderafdeling II. - Verzekering lichamelijke ongevallen

Art. 4.De verzekering lichamelijke ongevallen bevat de volgende minimale waarborgen : 1° een kapitaal van 7.500 euro (zevenduizend vijfhonderd euro) bij overlijden van aangesloten leden of niet-leden bij sportpromotionele acties, die de volle leeftijd van vijf jaar hebben bereikt of ouder; 2° een kapitaal van 15.000 euro (vijftienduizend euro) bij een blijvende arbeidsongeschiktheid van 50 percent of minder en van 30.000 euro (dertigduizend euro) vanaf een blijvende arbeidsongeschiktheid van 51 percent, uitkeerbaar in verhouding tot de graad van blijvende arbeidsongeschiktheid krachtens de officiële Belgische Schaal ter bepaling van de graad van invaliditeit volgens het Regentsbesluit van 12 februari 1946. Alle aangesloten leden en niet-leden bij sportpromotionele acties, moeten de genoemde waarborg kunnen genieten tot de leeftijd van vijfenzestig jaar op de datum van het ongeval; 3° een dagvergoeding van 25 euro (vijfentwintig euro) gedurende twee jaar tijdelijke arbeidsongeschiktheid, indien wordt aangetoond dat er enerzijds een verlies van beroepsinkomsten bestaat en dat er anderzijds geen enkel recht op vergoedingen krachtens de wetgeving op de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering is.Geen dagvergoeding wordt uitbetaald aan aangesloten leden of niet-leden bij sportpromotionele acties, boven de vijfenzestig jaar; 4° de terugbetaling van alle door het RIZIV erkende prestaties voor medische verstrekkingen ten belope van het verschil tussen 100 percent van het RIZIV-tarief en het tarief voor de tegemoetkoming van het ziekenfonds gedurende een periode van twee jaar.Per ongeval mag in een vrijstelling tot ten hoogste 25 euro (vijfentwintig euro) worden voorzien. Onder medische verstrekkingen wordt onder andere verstaan : elke vorm van verzorging, zowel preventief als curatief, die voor het behoud of voor het herstel van de gezondheid nodig is, zoals geneeskundige hulp van geneesheren, chirurgen en apothekers, bloedtransfusies, radiografie, kinesitherapie, prothese, fysiotherapie, farmaceutische verstrekkingen, ziekenhuisverpleging, revalidatie en herscholing. Er dient geen uitkering betaald te worden voor brillen en contactlenzen. Tandprothesekosten dienen vergoed te worden tot 125 euro (honderd vijfentwintig euro) per tand met een maximum van 500 euro (vijfhonderd euro) per slachtoffer en per ongeval; 5° de vervoerskosten van het slachtoffer, die op dezelfde wijze vergoed worden als bepaald in de arbeidsongevallenwet; 6° een bedrag van 7.500 euro (zevenduizend vijfhonderd euro) bij overlijden voor kinderen die de volle leeftijd van vijf jaar niet hebben bereikt ter dekking van de werkelijk gemaakte begrafeniskosten.

Art. 5.Voor de aangesloten leden en de niet-leden bij sportpromotionele acties zijn de vergoedingen ingevolge elk lichamelijk ongeval begrepen in de verzekerde waarborgen, genoemd in artikel 4. Onder lichamelijk ongeval dient te worden verstaan, een plotselinge gebeurtenis die een lichamelijk letsel veroorzaakt of het overlijden tot gevolg heeft en waarvan de oorzaak of één der oorzaken vreemd is aan het organisme van het slachtoffer. De dekking wordt verleend in de meest ruime zin van het woord. Uit de verzekering mag niet gesloten worden en worden met ongevallen gelijkgesteld : ziekten, besmettingen en infecties die rechtstreeks het gevolg zijn van een ongeval, bevriezing, zonnesteek, verdrinking, hydrocutie, vergiftiging, toevallige of misdadige verstikking, lichamelijke letsels opgelopen bij wettige zelfverdediging of ten gevolge van het redden van in gevaar verkerende personen, dieren of goederen, letsels voortspruitend uit aanslagen op of aanrandingen van een verzekerde, tetanus of miltvuur, beten van dieren of steken van insecten en hun gevolgen, de gevolgen van een lichamelijke inspanning voorzover ze zich onmiddellijk en plotseling manifesteren, inzonderheid hernia's en liesbreuken, gedeeltelijke of volledige spierscheuringen, verrekkingen, peesscheuringen, verstuikingen en ontwrichtingen, lichamelijke letsels die het gevolg zijn van een uiting die eigen is aan een ziekelijke toestand van het slachtoffer, waarbij echter de pathologische gevolgen voortspruitend uit deze ziekelijke toestand niet verzekerd zijn.

Art. 6.De gerechtigden op uitkeringen krachtens de wettelijke arbeidsongevallenverzekering, kunnen geen aanspraak maken op de vergoedingen waarin wordt voorzien door de verzekering lichamelijke ongevallen.

Onderafdeling III. - Verzekering burgerlijke aansprakelijkheid

Art. 7.De verzekering dekt de burgerlijke aansprakelijkheid die luidens de ter zake geldende Belgische of buitenlandse wetgevingen of reglementeringen van toepassing is : 1° ingevolge aan een derde toegebrachte lichamelijke schade ten belope van een bedrag van ten minste 2.500.000 euro (twee miljoen vijfhonderdduizend euro) per slachtoffer en tot 5.000.000 euro (vijf miljoen euro) per schadegeval, zonder vrijstelling; 2° ingevolge aan een derde toegebrachte stoffelijke schade ten belope van een bedrag van ten minste 620.000 euro (zeshonderd twintigduizend euro) per schadegeval, zonder vrijstelling.

Art. 8.De verzekering burgerlijke aansprakelijkheid moet iedere sportbeoefenaar dekken voor eventuele schade die aan derden, met uitsluiting van de sportfederatie en de aangesloten sportclubs, veroorzaakt wordt en waarin zijn aansprakelijkheid bewezen is.

Sportbeoefenaars tegenover elkaar zijn als derden te beschouwen.

De verzekeraar mag van de vergoeding die hij aan het slachtoffer op grond van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid dient te betalen, het bedrag aftrekken dat hij reeds heeft uitbetaald uit hoofde van de verzekering lichamelijke ongevallen.

Bij een gewaarborgd ongeval kan de verzekeraar tegenover derden in de rechten treden van het slachtoffer. Afdeling III. - Erkenningsvoorwaarden inzake het opstellen van het

beleidsplan

Art. 9.Om voor erkenning in aanmerking te komen moet het vierjaarlijks beleidsplan, opgesteld overeenkomstig artikel 5, 15° en artikel 6 van het decreet, de volgende elementen omvatten : 1° de missie en de strategische doelstellingen van de sportfederatie;2° een gedetailleerde beschrijving van de sportfederatie en een inventaris van alle aspecten van haar effectieve werking : a) de structuur van de sportfederatie met organogram en samenstelling, taken en verantwoordelijkheden van alle organen;b) de vaste personeelsformatie met de respectieve taken alsook de andere sporttechnische en administratieve medewerkers;c) een overzicht van de activiteiten georganiseerd door de sportfederatie in het kader van haar missie en haar strategische doelstellingen;3° een beschrijving van de behoeften en van de wijze waarop deze behoeften worden gedetecteerd onder andere op basis van een sterkte/zwakte analyse;4° een beschrijving van de beoogde objectieven van de sportfederatie;5° een beschrijving van de remediëring uitgaande van de gedetecteerde behoeften en de te bereiken objectieven;6° het actieplan voor de duur van het beleidsplan, met de te nemen concrete maatregelen om de in punt 4° beoogde objectieven te bereiken. In het actieplan komen de activiteiten aan bod waarbij kwaliteitseisen worden geformuleerd en wordt tevens een uitgewerkte begroting opgenomen voor de duur van het beleidsplan; 7° de wijze waarop jaarlijks de effectmeting zal uitgevoerd worden met het oog op de verplichte jaarlijkse evaluatie van het beleidsplan;8° een beschrijving, waarbij de sportfederatie aantoont dat ze voldoet aan alle op haar van toepassing zijnde bepalingen van het decreet van 27 maart 1991 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten.Deze beschrijving dient in een afzonderlijk onderdeel van het plan te worden opgenomen en zal worden bezorgd aan de bevoegde dienst van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

Het beleidsplan wordt opgesteld volgens een leidraad die ter beschikking wordt gesteld door het Bloso. Afdeling IV

Erkenningsvoorwaarden inzake de bijkomend in te dienen documenten overeenkomstig artikel 6 van het decreet

Art. 10.§ 1. Jaarlijks stuurt de sportfederatie aangetekend en uiterlijk tegen 1 april het financieel verslag van het voorgaande werkjaar naar het Bloso.

Voor de erkende en niet-gesubsidieerde sportfederatie omvat het financieel verslag de jaarrekening die enerzijds bestaat uit een overzicht van eigendommen, vorderingen, voorraden en geldmiddelen en anderzijds uit een overzicht van de uitgaven en de inkomsten. § 2. Jaarlijks stuurt de sportfederatie aangetekend en uiterlijk tegen 1 april het werkingsverslag van het voorgaande werkjaar naar het Bloso.

Voor de erkende en niet-gesubsidieerde sportfederatie bestaat dit werkingsverslag uit een overzicht van de werking van de sportfederatie in het voorgaande jaar, alsmede de resultaten van de evaluatie van het beleidsplan op basis van effectmeting en desgevallend de bijsturing van het beleidsplan. § 3. Jaarlijks stuurt de sportfederatie aangetekend en uiterlijk tegen 1 december de begroting van het volgende werkjaar op naar het Bloso. HOOFDSTUK III. - Erkenningsprocedure Afdeling I. - Aanvraag en ontvankelijkheidsonderzoek

Art. 11.§ 1. Een aanvraag tot erkenning als bedoeld in artikel 3 van het decreet, moet ingediend worden bij het Bloso uiterlijk op 1 september voorafgaand aan het jaar van de erkenning. De aanvraag moet per aangetekende brief verstuurd worden naar het Bloso of tegen ontvangstmelding bezorgd worden bij het Bloso. De aanvraag wordt gedaan op het formulier dat door het Bloso ter beschikking wordt gesteld. § 2. Als vastgesteld wordt dat een aanvraag onvolledig is en nog vervolledigd kan worden, vraagt het Bloso per aangetekende brief de aanvullende gegevens op tegen uiterlijk 1 oktober. § 3. Het Bloso brengt vóór 1 november en per aangetekende brief, de sportfederaties die een onontvankelijke aanvraag tot erkenning hebben ingediend hiervan op de hoogte. De reden van de onontvankelijkheid wordt in de brief vermeld. Een aanvraag is onontvankelijk indien ze niet tijdig werd ingediend, niet tijdig werd vervolledigd of indien, na onderzoek door het Bloso, uit de aanvraag tot erkenning blijkt dat de betrokken sportfederatie niet kan voldoen aan de algemene erkenningsvoorwaarden. Afdeling II. - Begeleiding, controle en inspectie

Erkenning en bezwaarprocedure

Art. 12.§ 1. Het Bloso verstrekt informatie en documentatie, begeleidt en inspecteert de sportfederatie die een ontvankelijke aanvraag tot erkenning heeft ingediend. Vóór 1 januari brengt het Bloso bij de minister advies uit over de sportfederaties die erkend kunnen worden. § 2. Vóór 1 februari deelt de minister per aangetekende brief aan de aanvragende sportfederatie zijn beslissing mee om de sportfederatie te erkennen of zijn voornemen mee om de sportfederatie niet te erkennen.

De erkenning wordt voor onbepaalde duur toegestaan. § 3. Een sportfederatie die bericht krijgt van het voornemen van de minister om haar erkenning niet in aanmerking te nemen, kan daartegen een gemotiveerd bezwaarschrift indienen dat binnen vijftien dagen na verzending van dit bericht aangetekend moet worden verstuurd naar het Bloso volgens de procedure, bepaald in het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 1999 betreffende de Vlaamse Sportraad en de Adviserende Beroepscommissie voor sportaangelegenheden.

Indien een ontvankelijk bezwaar tegen dit voornemen wordt ingediend, beslist de minister, na advies van de beroepscommissie, om de erkenning van deze sportfederatie toe te kennen of te weigeren. Na verloop van de bezwaarprocedure, bepaald in het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 1999 betreffende de Vlaamse Sportraad en de Adviserende Beroepscommissie voor sportaangelegenheden, wordt de beslissing van de minister door het Bloso per aangetekende brief meegedeeld aan de indiener van het bezwaarschrift.

Indien het bezwaarschrift niet gemotiveerd wordt ingediend, is het bezwaar onontvankelijk en wordt het voornemen van de minister van rechtswege omgezet in een beslissing tot weigering van de erkenning.

Deze beslissing wordt door het Bloso per aangetekende brief meegedeeld binnen tien dagen na ontvangst van het bezwaarschrift, met vermelding van de reden van de onontvankelijkheid.

Als de sportfederatie binnen de vastgestelde termijn geen bezwaar indient of een laattijdig bezwaar indient tegen het voornemen van de minister om haar erkenning niet in aanmerking te nemen, wordt het voornemen van rechtswege omgezet in een beslissing tot weigering van de erkenning. De beslissing tot weigering wordt door het Bloso per aangetekende brief aan de sportfederatie meegedeeld binnen vijfentwintig dagen, te rekenen vanaf de datum waarop de minister per aangetekende brief zijn voornemen heeft geuit. Afdeling III. - Procedure voor schorsing en intrekking van een

erkenning en bezwaarprocedure

Art. 13.§ 1. Indien het Bloso vaststelt dat een erkende sportfederatie niet meer voldoet aan één of meer erkenningsvoorwaarden of als een erkende sportfederatie niet langer meewerkt aan de uitoefening van het toezicht, brengt het Bloso de erkende sportfederatie op de hoogte van de vastgestelde inbreuken. § 2. De erkende sportfederatie moet de reële mogelijkheid krijgen om haar standpunt aangaande die inbreuken mee te delen. Slechts nadat deze mogelijkheid effectief geboden werd stelt het Bloso een gemotiveerd advies op over de mogelijke sanctionering ervan. § 3. De minister uit, na kennisname van dit advies en, in voorkomend geval, van het meegedeelde standpunt van de erkende sportfederatie, het voornemen om ofwel de erkenning van de betrokken sportfederatie te schorsen en haar een termijn toe te staan waarbinnen zij de vastgestelde inbreuken moet regulariseren, ofwel de erkenning in te trekken. De minister houdt hierbij rekening met de aard van de vastgestelde inbreuk en de mogelijkheid tot regularisatie. Het voornemen wordt aan de betrokken erkende sportfederatie meegedeeld per aangetekende brief. § 4. Een erkende Vlaamse sportfederatie die bericht krijgt van het voornemen van de minister om haar erkenning te schorsen of in te trekken, na jaarlijkse controle van alle erkenningsvoorwaarden door het Bloso, kan daartegen gemotiveerd bezwaar aantekenen door binnen vijftien dagen na verzending van dit bericht een aangetekend bezwaarschrift te sturen naar het Bloso, volgens de procedure, bepaald in het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 1999 betreffende de Vlaamse Sportraad en de Adviserende Beroepscommissie voor sportaangelegenheden.

Indien een ontvankelijk bezwaar tegen dit voornemen wordt ingediend, beslist de minister, na advies van de beroepscommissie, om de erkenning van deze sportfederatie al dan niet te schorsen of in te trekken. Na verloop van de bezwaarprocedure, bepaald in het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 1999 betreffende de Vlaamse Sportraad en de Adviserende Beroepscommissie voor sportaangelegenheden, wordt de beslissing van de minister door het Bloso per aangetekende brief meegedeeld aan de indiener van het bezwaarschrift.

Indien het bezwaarschrift niet gemotiveerd wordt ingediend, is het bezwaar onontvankelijk en wordt het voornemen van de minister van rechtswege omgezet in een beslissing tot schorsing of tot intrekking van de erkenning. Deze beslissing wordt door het Bloso per aangetekende brief meegedeeld binnen tien dagen na ontvangst van het bezwaarschrift, met vermelding van de reden van de onontvankelijkheid.

Als de sportfederatie binnen de vastgestelde termijn geen bezwaar indient of een laattijdig bezwaar indient tegen het voornemen van de minister, wordt, naar gelang van het geval, het voornemen van de minister van rechtswege omgezet in een beslissing tot schorsing van de erkenning of tot intrekking van de erkenning. De beslissing wordt door het Bloso per aangetekende brief aan de sportfederatie meegedeeld binnen vijfentwintig dagen te rekenen vanaf de datum waarop de minister per aangetekende brief zijn voornemen heeft geuit. § 5. De erkenning van de sportfederatie wordt geschorst vanaf de datum waarop de gemotiveerde brief met de beslissing tot schorsing naar haar werd verstuurd. In de brief wordt tevens de termijn meegedeeld waarbinnen zij de vastgestelde inbreuken moet regulariseren.

Indien het Bloso vaststelt dat de sportfederatie, na afloop van de in de brief gestelde termijn, niet opnieuw voldoet aan alle erkenningsvoorwaarden of niet meewerkt aan de uitoefening van het toezicht, mag de minister onmiddellijk een beslissing nemen tot intrekking van de erkenning.

In afwijking van § 6, heeft de beslissing tot intrekking van de erkenning uitwerking met terugwerkende kracht vanaf de datum waarop de erkenning van de betrokken erkende sportfederatie werd geschorst.

Indien het Bloso vaststelt dat de sportfederatie tijdig de vastgestelde inbreuken regulariseerde, dan wordt de schorsing opgeheven. De betrokken sportfederatie wordt op de hoogte gebracht van de beslissing van de minister met betrekking tot de datum van opheffing van de schorsing. § 6. De beslissing van de minister tot intrekking van de erkenning heeft uitwerking vanaf 1 januari volgend op het jaar waarin de betrokken erkende sportfederatie per gemotiveerde brief op de hoogte gebracht werd van de beslissing. § 7. In afwijking van § 1 tot § 6, mag de minister een erkenning onmiddellijk intrekken indien dat in het belang is van de Vlaamse Gemeenschap en indien dat door zwaarwegende feiten wordt verantwoord.

In dergelijk geval wordt de betrokken erkende sportfederatie per aangetekende brief op de hoogte gebracht van de beslissing van de minister om haar erkenning onmiddellijk in te trekken. In de brief wordt gemotiveerd waarom de erkenning onmiddellijk wordt ingetrokken.

De intrekking van de erkenning heeft uitwerking vanaf de datum waarop de brief naar de betrokken erkende sportfederatie werd verstuurd. HOOFDSTUK IV. - Subsidiëringsvoorwaarden voor de Vlaamse sportfederaties Afdeling I. - Algemene subsidiëringsvoorwaarden

Art. 14.Overeenkomstig artikel 13, 1° en artikel 28, 2°, van het decreet dient de sportfederatie, om in aanmerking te komen voor subsidies voor de basisopdrachten, de volgende verplichtingen na te komen : 1° a) voor de unisportfederaties van categorie A en B : via de sportclubs activiteiten aanbieden waarbij de aangesloten leden wekelijks gedurende minstens dertig weken de sporttak kunnen beoefenen zoals bepaald in artikel 11, 1° en 2°, van het decreet;b) voor de unisportfederatie van categorie C en voor de recreatieve sportfederaties voor gehandicapte personen : via de sportclubs die sporttakken aanbieden voor gehandicapte personen, activiteiten aanbieden waarbij de aangesloten leden tweewekelijks gedurende minstens dertig weken een of meer sporttakken kunnen beoefenen zoals bepaald in respectievelijk artikel 11, 3° en artikel 27 van het decreet;c) voor de recreatieve sportfederaties met uitzondering van deze vermeld in b) : via de sportclubs activiteiten aanbieden waarbij de aangesloten leden wekelijks gedurende minstens dertig weken een of meer sporttakken kunnen beoefenen zoals bepaald in artikel 27 van het decreet;2° de programmering van de sportactiviteiten van de sportclubs inventariseren waarbij de controle van deze gegevens door het Bloso steekproefsgewijs kan plaatsvinden bij de aangesloten leden en sportclubs.

Art. 15.Overeenkomstig artikel 13, 2° en artikel 28, 3°, van het decreet, dient de sportfederatie, om in aanmerking te komen voor subsidies voor de basisopdrachten, op elektronische wijze een ledenbestand bij te houden met betrekking tot de aangesloten sportclubs en een bestand bij te houden met betrekking tot de aangesloten leden.

In beide bestanden worden minimaal de gegevens geregistreerd die voorkomen in het model, gevoegd als bijlage I bij dit besluit.

Beide bestanden moeten permanent geactualiseerd zijn. Na het einde van het lidmaatschap van een sportclub of lid moeten de gegevens minstens zes jaar in het desbetreffende bestand worden bewaard.

Zowel in functie van de controle en de inspectie voor de berekening van de werkingssubsidies, als met het oog op statistische verwerking kan het Bloso op elk ogenblik de volledige bestanden, gedeeltelijke bestanden of geaggregeerde gegevens opvragen. De sportfederatie dient deze informatie te bezorgen volgens het model, gevoegd als bijlage I bij dit besluit.

Art. 16.§ 1. Overeenkomstig artikel 13, 3° en artikel 28, 4°, van het decreet, dient de sportfederatie, om in aanmerking te komen voor subsidies voor de basisopdrachten, een volledige boekhouding te voeren, rekening houdend met de aard en de omvang van haar opdrachten.

Deze boekhouding omvat alle verrichtingen, bezittingen, vorderingen, schulden en verplichtingen van welke aard ook. § 2. Het boekjaar vangt aan op 1 januari en eindigt op 31 december. § 3. Elke boekhouding wordt door middel van een stelsel van rekeningen gevoerd met inachtneming van de regels van het dubbel boekhouden.

Alle verrichtingen worden zonder uitstel, getrouw, volledig en in tijdsorde ingebracht in boekhoudkundige staten.

Het rekeningstelsel moet worden opgesteld en genummerd overeenkomstig de indeling vastgesteld door het Bloso. De sportfederatie kan dit rekeningstelsel verder uitbouwen in functie van de aard en de omvang van haar opdrachten. § 4. Elke boeking geschiedt aan de hand van een gedagtekend verantwoordingsstuk, waarnaar ze moet verwijzen.

Voor aan- en verkoopverrichtingen en dienstverlening in het klein waarvoor geen factuur vereist is, kan de boeking geschieden door middel van een dagelijkse, gezamenlijke inschrijving.

De verantwoordingsstukken worden methodisch opgeborgen en tien jaar bewaard, in origineel of in afschrift. Stukken die niet strekken tot bewijs jegens derden, worden drie jaar bewaard.

Voor diverse boekingen moet een intern verantwoordingsstuk worden opgemaakt. § 5. De boekhoudkundige bescheiden worden hetzij bewaard op het secretariaat van de sportfederatie, hetzij bij de organisatie die de boekhouding bijhoudt voor de sportfederatie en waarvan voorafgaandelijk de identiteit en het adres aan het Bloso worden meegedeeld. De boekhoudkundige bescheiden moeten beschikbaar gehouden worden voor een eventuele controle in aanwezigheid van de persoon die financieel verantwoordelijk is voor de boekhouding van de sportfederatie. § 6. Aan het einde van elk boekjaar verricht de sportfederatie omzichtig en te goeder trouw, de nodige opnemingen, verificaties, onderzoekingen en waarderingen om de inventarisatie op te maken van alle bezittingen, vorderingen, schulden en verplichtingen van welke aard ook, die betrekking hebben op de opdrachten en het eigen vermogen.

Nadat de rekeningen in overeenstemming zijn gebracht met de gegevens van de inventaris, worden ze aan het einde van elk jaar samengevat en beschreven in de jaarrekening nadat eerst ter controle een proef- en saldibalans werd opgemaakt. § 7. Het in artikel 10, § 1, vermelde financieel verslag dient voor wat betreft de gesubsidieerde sportfederatie te bestaan uit volgende onderdelen : 1° de jaarrekening;2° de saldibalans (klasse 1 tot en met 7) met vermelding van alle gebruikte rekeningen;3° de inventaris van de vermogensgoederen en de daarbijhorende afschrijvingstabellen.

Art. 17.Overeenkomstig artikel 13, 5° en artikel 28, 6°, van het decreet dient de sportfederatie, om in aanmerking te komen voor subsidies voor de basisopdrachten, via de sportclubs een gedeelte van de jaarlijkse bijdrage van de aangesloten leden te innen, bestaande uit : 1° een forfaitair bedrag van minstens 2, 50 euro (twee euro vijftig cent) per aangesloten lid;2° het integrale bedrag van de ledenverzekering per aangesloten lid.

Art. 18.§ 1. Overeenkomstig artikel 13, 6° en artikel 28, 7°, van het decreet dient de sportfederatie, om in aanmerking te komen voor subsidies voor de basisopdrachten, deze basisopdrachten per punt vermeld in artikel 9, 2° tot en met 7° afzonderlijk aan bod te laten komen in het vierjaarlijks beleidsplan. § 2. De sportfederatie dient, om in aanmerking te komen voor subsidies voor de facultatieve opdrachten, de desbetreffende facultatieve opdrachten per punt vermeld in artikel 9, 2° tot en met 7° afzonderlijk aan bod te laten komen in het vierjaarlijks beleidsplan. § 3. In het beleidsplan wordt omschreven hoe de voortgangsbewaking door de sportfederatie wordt georganiseerd. De voortgangsbewaking is het proces van het opvolgen van de gestelde objectieven, zijnde de te behalen resultaten, gedurende de vierjarige periode van het beleidsplan. § 4. Het vierjaarlijks beleidsplan dient aangevuld te worden met een jaarlijks actieplan waarin de volgende aspecten aan bod komen : a) een omschrijving van de activiteiten met timing en taken en verantwoordelijkheden van het personeel;b) de wijze van kwaliteitsbewaking van de activiteiten;c) een gedetailleerde begroting waarin alle basisopdrachten en desgevallend de facultatieve opdrachten aan bod komen. Dit jaarlijks actieplan dient bij het Bloso te worden ingediend uiterlijk op 1 september.

Art. 19.Overeenkomstig artikel 13, 7° en artikel 28, 8°, van het decreet dient de sportfederatie, om in aanmerking te komen voor subsidies voor de basisopdrachten, te voldoen aan de volgende voorwaarden inzake opleiding en bijscholing van de verantwoordelijke personen : 1° de sporttechnische coördinator(en) en de coördinator topsport van de sportfederatie moet(en) jaarlijks een sporttechnische bijscholing van minstens zes uur volgen die eigen is aan de betrokken sporttak en georganiseerd of erkend wordt door de VTS, die hiervoor een deelnameattest uitreikt.2° de administratieve coördinator van de sportfederatie moet jaarlijks een administratieve bijscholing van minstens zes uur volgen die door het Bloso georganiseerd of erkend wordt.Een deelnameattest wordt door het Bloso uitgereikt. 3° de sportfederatie duidt jaarlijks de bestuurders aan die een specifieke bijscholing van minstens zes uur volgen, die door het Bloso georganiseerd of erkend wordt.Een deelnameattest wordt door het Bloso uitgereikt. Afdeling II. - Subsidiëringsvoorwaarden in verband met de

basisopdrachten

Art. 20.De organisatie van competitieve sportbeoefening op lokaal, nationaal en internationaal vlak door de unisportfederatie, genoemd in artikel 14, § 1, 1°, van het decreet, moet plaatsvinden onder de volgende omstandigheden : 1° de unisportfederatie organiseert competitieve sportactiviteiten in alle provincies waarin zij haar sporttak via de sportclubs aanbiedt;2° bij het aanbieden van competitie voor kinderen beneden twaalf jaar in het bijzonder, dient de unisportfederatie te zorgen voor een aangepaste sporttechnische, sportpedagogische en sportmedische begeleiding en een kindvriendelijke organisatie;3° de competitiereglementen dienen door de unisportfederatie aangepast te worden aan het ontwikkelings- en vaardigheidsniveau van kinderen en jongeren;4° bij de organisatie van de competitie dient aandacht te worden besteed aan een veilige en kwaliteitsvolle infrastructuur en uitrusting die beantwoorden aan de vereisten van het competitieniveau en de leeftijd van de deelnemers;5° de unisportfederatie dient te zorgen voor gekwalificeerde scheidsrechters en juryleden en voor kwaliteitsvolle ploegafgevaardigden.

Art. 21.De organisatie van recreatieve sportbeoefening voor kinderen, jongeren, volwassenen en senioren door de unisportfederatie, genoemd in artikel 14, § 1, 2°, van het decreet, moet plaatsvinden onder de volgende omstandigheden : 1° de unisportfederatie organiseert recreatieve sportactiviteiten in alle provincies waarin zij haar sporttak, via de sportclubs aanbiedt;2° bij het aanbieden van recreatieve sportbeoefening voor kinderen beneden twaalf jaar in het bijzonder, dient de unisportfederatie te zorgen voor een aangepaste sporttechnische, sportpedagogische en sportmedische begeleiding en een kindvriendelijke organisatie;3° bij het aanbieden van recreatieve sportbeoefening dient het aanbod door de unisportfederatie aangepast te worden aan het ontwikkelings- en vaardigheidsniveau van de doelgroep;4° bij de organisatie van de recreatieve sportbeoefening dient aandacht te worden besteed aan een veilige en kwaliteitsvolle infrastructuur en uitrusting die beantwoorden aan de vereisten van het niveau en de leeftijd van de deelnemers.

Art. 22.De organisatie van zuiver recreatieve sportbeoefening en in voorkomend geval de organisatie van competitiegerichte recreatieve sportbeoefening op lokaal en Vlaams vlak door de recreatieve sportfederatie, genoemd in artikel 29, § 1, 1°, van het decreet, moet plaatsvinden onder de volgende omstandigheden : 1° de recreatieve sportfederatie organiseert zuiver recreatieve sportbeoefening en in voorkomend geval competitiegerichte recreatieve sportbeoefening in alle provincies waarin zij haar sporttak(ken) via de sportclubs aanbiedt;2° bij het aanbieden van recreatieve sportbeoefening en in voorkomend geval competitiegerichte recreatieve sportbeoefening voor kinderen beneden twaalf jaar in het bijzonder, dient de recreatieve sportfederatie te zorgen voor een aangepaste sporttechnische, sportpedagogische en sportmedische begeleiding en een kindvriendelijke organisatie;3° bij het aanbieden van recreatieve sportbeoefening en in voorkomend geval competitiegerichte recreatieve sportbeoefening dient het aanbod door de recreatieve sportfederatie aangepast te worden aan het ontwikkelings- en vaardigheidsniveau van kinderen, jongeren, volwassenen en senioren;4° bij de organisatie van de recreatieve sportbeoefening en in voorkomend geval competitiegerichte recreatieve sportbeoefening dient aandacht te worden besteed aan een veilige en kwaliteitsvolle infrastructuur en uitrusting die beantwoorden aan de vereisten van het niveau en de leeftijd van de deelnemers.

Art. 23.§ 1. De kaderopleiding en de bijscholing voor de sporttechnische verantwoordelijken van de sportfederatie en de aangesloten sportclubs, genoemd in artikel 14, § 1, 3° en artikel 29, § 1, 2°, van het decreet, moeten plaatsvinden onder de volgende omstandigheden : 1° de kaderopleiding en de bijscholing worden gecoördineerd door de sporttechnische coördinator die tevens de sportfederatie in de VTS vertegenwoordigt;2° de kaderopleiding en de bijscholing worden gegeven door lesgevers die erkend zijn door de VTS;3° de toelatingsvoorwaarden, de inhoud en de eindtermen van elke kaderopleiding en de inhoud van de bijscholingen worden bepaald of goedgekeurd door de VTS;4° de sporttechnische toelatingsproeven voor elke kaderopleiding worden georganiseerd door de sportfederatie.De toelatingsproeven en de procedure worden vastgelegd door de VTS, die de toelatingsproeven kan controleren en inspecteren. De daartoe bevoegde sportfederatie reikt een attest uit dat toegang verleent tot de kaderopleiding van de VTS; 5° de sportfederatie werkt structurele incentives uit ten voordele van de sportclubs die gediplomeerde of gekwalificeerde trainers en lesgevers aanstellen. § 2. De praktijkgerichte bijscholingen voor het bestuurlijke en het administratieve kader van de sportfederatie en het bestuurlijke kader van de aangesloten sportclubs, genoemd in artikel 14, § 1, 3° en artikel 29, § 1, 2°, van het decreet, moeten plaatsvinden onder de volgende omstandigheden : 1° de administratieve coördinator neemt op eigen initiatief of op verzoek van de raad van bestuur van de sportfederatie de nodige initiatieven ten behoeve van het bestuurlijke en het administratieve kader van de sportfederatie en het bestuur van de aangesloten sportclubs;2° de praktijkgerichte bijscholingen worden gegeven door lesgevers die hiervoor een aangepaste opleiding en vorming hebben genoten;3° de inhoud van de praktijkgerichte bijscholingen moet kaderen in de doelstellingen van de sportfederatie;4° de sportfederatie reikt een deelnameattest uit.

Art. 24.De begeleiding van de sportclubs, genoemd in artikel 14, § 1, 4° en artikel 29, § 1, 3°, van het decreet, moet plaatsvinden onder de volgende omstandigheden : 1° de sportfederatie moet de sportclubs begeleiden en ondersteunen inzake kwaliteitszorg;2° de sportfederatie moet de sportclubs ondersteunen en begeleiden inzake sporttechnische werking : a) de sporttechnische coördinator stelt ten behoeve van de trainers in de sportclubs een aantal technische hulpmiddelen ter beschikking zoals trainingsfiches en verstrekt informatie onder andere over voeding, uitrusting en sportmedische aspecten;b) de sportfederatie voorziet een begeleiding van de trainers in de sportclubs voor de invoering van de hierboven vermelde hulpmiddelen;c) de sportfederatie promoot de kaderopleiding en de bijscholing van de sporttechnische medewerkers in de sportclubs;3° de sportfederatie moet de sportclubs ondersteunen en begeleiden inzake de bestuurs- en administratieve werking : a) de sportfederatie stelt kosteloos een elektronisch programma volgens het model in bijlage I ter beschikking van de sportclubs voor het beheer van hun clubledenbestand;b) de sportfederatie stelt hulpmiddelen ter beschikking en geeft informatie en advies om de bestuurs- en administratieve werking te verbeteren;c) de sportfederatie promoot de praktijkgerichte bijscholing van clubbestuurders;4° de sportfederatie moet de sportclubs ondersteunen en begeleiden inzake sportpromotionele werking : a) op het vlak van de eigen sporttak(ken) stelt de sportfederatie, voor de organisatie van sportpromotionele activiteiten, hulpmiddelen ter beschikking van de sportclub zoals modeldraaiboeken, richtlijnen en adviezen voor ledenwervingsacties en sportpromotieteams;b) op het vlak van de sportpromotionele campagnes op Vlaams niveau waaraan de sportclubs hun medewerking verlenen, biedt de sportfederatie ondersteuning via onder andere sponsors, mediacontacten en drukwerk;5° de sportfederatie moet de sportclubs ondersteunen inzake sportmedische begeleiding conform de taken vermeld in het decreet van 27 maart 1991 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening.

Art. 25.De informatieplicht, genoemd in artikel 14, § 1, 4°, en artikel 29, § 1, 4°, van het decreet, moet plaatsvinden onder de volgende omstandigheden : 1° de sportfederatie heeft de plicht om alle informatie met betrekking tot de eigen organisatie onder andere het vierjaarlijks beleidsplan, de reglementering, de verzekering, de competitiekalender, de trainersbestanden, de sportkaderopleidingsinitiatieven en de sportkampen, op een systematische en coherente manier aan de eigen sportclubs en leden te bezorgen;2° met het oog op een grotere efficiëntie en effectiviteit stelt de sportfederatie deze informatie ook ter beschikking van het Bloso;3° de sportfederatie informeert de sportclubs en de aangesloten leden over het decreet van 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar en het decreet van 27 maart 1991 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening;4° de sportfederatie neemt maatregelen om alle interne en externe communicatie te verbeteren.

Art. 26.De promotie van de eigen sporttak(ken), genoemd in artikel 14, § 1, 5° en artikel 29, § 1, 5°, van het decreet, moet plaatsvinden onder de volgende omstandigheden : 1° de sportfederatie stimuleert en begeleidt de sportclubs bij de opzet van sportactiviteiten voor niet-sporters en niet-georganiseerde sporters in het kader van de sportpromotionele opdracht van de sportfederatie;2° de sportfederatie stimuleert en begeleidt de sportclubs om samenwerkingsverbanden op het lokale en regionale niveau te realiseren met de gemeentelijke sportdiensten en de scholen op het vlak van sportinitiatie en sportpromotie;3° de sportfederatie stimuleert alle aangesloten sportclubs om deel te nemen aan sportpromotionele initiatieven op Vlaams niveau, met het accent op de eigen sporttak(ken). Afdeling III. - Subsidiëringsvoorwaarden met betrekking tot het

personeel

Art. 27.§ 1. De personeelsleden dienen te voldoen aan de volgende minimale voorwaarden inzake diploma's en getuigschriften : 1° sporttechnische coördinator : licentiaat Lichamelijke Opvoeding bij voorkeur ofwel met een specialisatie in de betrokken sporttak, ofwel met een getuigschrift Trainer A of het hoogste bestaande getuigschrift in de betrokken sporttak, uitgevaardigd door de VTS of daarmee geassimileerd;2° sporttechnische coördinator voor recreatieve sportbeoefening van de unisportfederatie : regent Lichamelijke Opvoeding;3° coördinator topsport : hoger onderwijs van één cyclus met volledig leerplan of kandidaatsdiploma of getuigschrift uitgereikt na een cyclus van ten minste twee studiejaren en met getuigschrift Trainer A in de betrokken sporttak, uitgevaardigd door de VTS of daarmee geassimileerd;4° sporttechnische medewerker : hoger secundair onderwijs met een getuigschrift Trainer B in de betrokken sporttak, uitgevaardigd door de VTS of daarmee geassimileerd.Regenten en licentiaten Lichamelijke Opvoeding worden vrijgesteld van het getuigschrift Trainer B; 5° administratieve coördinator : hoger onderwijs van één cyclus met volledig leerplan of kandidaatsdiploma of getuigschrift uitgereikt na een cyclus van ten minste twee studiejaren;6° administratieve medewerker : hoger secundair onderwijs. § 2. Indien de sportfederatie een personeelslid met een buitenlands diploma of getuigschrift wil laten subsidiëren, dient de sportfederatie de gelijkwaardigheid van dit diploma of getuigschrift te laten vaststellen door de daartoe bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap. HOOFDSTUK V. - Subsidiëringsprocedure Afdeling I. - Aanvraag en ontvankelijkheidsonderzoek

Art. 28.§ 1. Een aanvraag tot subsidiëring voor de basisopdrachten en in voorkomend geval voor de facultatieve opdrachten, als bedoeld in artikel 4 van het decreet, moet ingediend worden bij het Bloso uiterlijk op 1 september voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidies gevraagd worden. De aanvraag moet per aangetekende brief verstuurd worden naar het Bloso of tegen ontvangstmelding bezorgd worden bij het Bloso. De aanvraag wordt gedaan op het formulier dat door het Bloso ter beschikking wordt gesteld. § 2. Als vastgesteld wordt dat een aanvraag onvolledig is en nog vervolledigd kan worden, vraagt het Bloso per aangetekende brief de aanvullende gegevens op tegen uiterlijk 1 oktober. § 3. Het Bloso brengt vóór 1 november en per aangetekende brief, de sportfederaties die een onontvankelijke aanvraag tot subsidiëring hebben ingediend hiervan op de hoogte. De reden van de onontvankelijkheid wordt in de brief vermeld. Een aanvraag is onontvankelijk indien ze niet tijdig werd ingediend, niet tijdig werd vervolledigd of indien, na onderzoek door het Bloso, uit de aanvraag tot subsidiëring blijkt dat de betrokken sportfederatie niet kan voldoen aan de subsidiëringsvoorwaarden. Afdeling II. - Begeleiding, controle en inspectie

Subsidiëring en bezwaarprocedure

Art. 29.§ 1. Het Bloso verstrekt informatie en documentatie, begeleidt en inspecteert de sportfederatie die een ontvankelijke aanvraag tot subsidiëring heeft ingediend. Vóór 1 januari brengt het Bloso bij de minister advies uit over de sportfederaties die gesubsidieerd kunnen worden. § 2. Vóór 1 februari deelt de minister per aangetekende brief aan de aanvragende sportfederatie zijn beslissing mee om de sportfederatie te subsidiëren of zijn voornemen mee om de sportfederatie niet te subsidiëren. De subsidiëring wordt voor één jaar toegestaan. § 3. Een sportfederatie die van de minister het bericht krijgt dat haar subsidiëring niet of slechts gedeeltelijk in aanmerking wordt genomen, kan daartegen een gemotiveerd bezwaarschrift indienen dat binnen vijftien dagen na verzending van dit bericht aangetekend moet worden verstuurd naar het Bloso volgens de procedure, bepaald in het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 1999 betreffende de Vlaamse Sportraad en de Adviserende Beroepscommissie voor sportaangelegenheden.

Indien een ontvankelijk bezwaar tegen dit voornemen wordt ingediend, beslist de minister na advies van de beroepscommissie, om de subsidiëring van deze sportfederatie toe te kennen of te weigeren. Na verloop van de bezwaarprocedure, bepaald in het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 1999 betreffende de Vlaamse Sportraad en de Adviserende Beroepscommissie voor sportaangelegenheden, wordt de beslissing van de minister door het Bloso per aangetekende brief meegedeeld aan de indiener van het bezwaarschrift.

Indien het bezwaarschrift niet gemotiveerd wordt ingediend, is het bezwaar onontvankelijk en wordt het voornemen van de minister van rechtswege omgezet in een beslissing tot weigering van de subsidiëring. Deze beslissing wordt door het Bloso per aangetekende brief meegedeeld binnen tien dagen na ontvangst van het bezwaarschrift, met vermelding van de reden van de onontvankelijkheid.

Als de sportfederatie binnen de vastgestelde termijn geen bezwaar indient of een laattijdig bezwaar indient tegen het voornemen van de minister om haar subsidiëring niet of slechts gedeeltelijk in aanmerking te nemen, wordt het voornemen van rechtswege omgezet in een beslissing tot weigering van de subsidiëring. De beslissing tot weigering wordt door het Bloso per aangetekende brief aan de sportfederatie meegedeeld binnen vijfentwintig dagen, te rekenen vanaf de datum waarop de minister per aangetekende brief zijn voornemen heeft geuit. Afdeling III. - Procedure voor intrekking van de subsidiëring en

bezwaarprocedure

Art. 30.§ 1. Indien het Bloso vaststelt dat een sportfederatie niet meer voldoet aan de subsidiëringsvoorwaarden, één of meerdere basisopdrachten of een facultatieve opdracht waarvoor zij wordt gesubsidieerd niet uitvoert of indien zwaarwegende feiten de intrekking van de subsidiëring in het belang van de Vlaamse Gemeenschap verantwoorden, brengt het Bloso de sportfederatie op de hoogte van de vastgestelde inbreuken. § 2. De sportfederatie moet de reële mogelijkheid krijgen om haar standpunt aangaande die inbreuken mee te delen. Slechts nadat deze mogelijkheid effectief geboden werd stelt het Bloso een gemotiveerd advies op over de sanctionering ervan. § 3. De minister uit, na kennisname van dit advies en, in voorkomend geval, van het meegedeelde standpunt van de sportfederatie, het voornemen om de subsidiëring geheel of gedeeltelijk in te trekken en terug te vorderen.

Het voornemen wordt aan de betrokken sportfederatie meegedeeld per aangetekende brief. § 4. Een sportfederatie die van de minister het bericht krijgt van het voornemen dat haar subsidiëring geheel of gedeeltelijk wordt ingetrokken, kan daartegen een gemotiveerd bezwaarschrift indienen dat binnen vijftien dagen na verzending van dit bericht aangetekend moet worden verstuurd naar het Bloso volgens de procedure, bepaald in het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 1999 betreffende de Vlaamse Sportraad en de Adviserende Beroepscommissie voor sportaangelegenheden.

Indien een ontvankelijk bezwaar tegen dit voornemen wordt ingediend, beslist de minister na advies van de beroepscommissie, om de subsidiëring van deze sportfederatie geheel of gedeeltelijk in te trekken. Na verloop van de bezwaarprocedure, bepaald in het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 1999 betreffende de Vlaamse Sportraad en de Adviserende Beroepscommissie voor sportaangelegenheden, wordt de beslissing van de minister door het Bloso per aangetekende brief meegedeeld aan de indiener van het bezwaarschrift.

Indien het bezwaarschrift niet gemotiveerd wordt ingediend, is het bezwaar onontvankelijk en wordt het voornemen van de minister van rechtswege omgezet in een beslissing tot intrekking van de subsidiëring. Deze beslissing wordt door het Bloso per aangetekende brief meegedeeld binnen tien dagen na ontvangst van het bezwaarschrift, met vermelding van de reden van de onontvankelijkheid.

Als de sportfederatie binnen de vastgestelde termijn geen bezwaar indient of een laattijdig bezwaar indient tegen het voornemen van de minister om haar subsidiëring geheel of gedeeltelijk in te trekken, wordt het voornemen van rechtswege omgezet in een beslissing tot intrekking van de subsidiëring. De beslissing tot intrekking wordt door het Bloso per aangetekende brief aan de sportfederatie meegedeeld binnen vijfentwintig dagen, te rekenen vanaf de datum waarop de minister per aangetekende brief zijn voornemen heeft geuit. Afdeling IV. Verificatie en afrekening

Art. 31.§ 1. Uiterlijk tegen 1 april dient elke sportfederatie het financieel verslag, overeenkomstig artikel 16, § 7, en het werkingsverslag in de zin van artikel 5, 14°, 14, § 2, en 29, § 2, van het decreet, over het voorbije werkingsjaar bij het Bloso in. § 2. Het financieel verslag, aangevuld met de rapportering uit de boekhouding voor de berekening van de subsidiëring, wordt ingediend met behulp van de formulieren die het Bloso ter beschikking stelt. § 3. Voor de gesubsidieerde sportfederatie bestaat het werkingsverslag uit een overzicht van de werking en de behaalde resultaten van de sportfederatie in functie van de gestelde objectieven in het voorgaande jaar, alsmede de evaluatie van het beleidsplan op basis van effectmeting en desgevallend de bijsturing van het beleidsplan. In het werkingsverslag wordt een onderscheid gemaakt tussen de basisopdrachten en zo nodig de facultatieve opdrachten, waarbij elke opdracht afzonderlijk behandeld wordt.

Het werkingsverslag wordt opgesteld overeenkomstig het model dat het Bloso ter beschikking stelt.

Art. 32.De inhoudelijke en financiële controles kunnen enerzijds tijdens het betreffende werkingsjaar, anderzijds op basis van het financieel verslag en het werkingsverslag gebeuren. Uit het financieel verslag moet duidelijk blijken welke uitgaven zijn gedaan voor elke basisopdracht en zo nodig voor elke facultatieve opdracht. HOOFDSTUK VI. - Aard en wijze van subsidiëring Afdeling I. - Werkingssubsidies

Art. 33.§ 1. De posten die in het kader van de subsidiëring van de basisopdrachten van toepassing zijn, worden vermeld in bijlage II, gevoegd bij dit besluit. De wijze waarop deze posten, voor de berekening van de subsidiëring per basisopdracht in het rekeningstelsel dienen opgenomen te worden, wordt vastgesteld door het Bloso. § 2. De bezoldiging van de occasionele sporttechnische en administratieve medewerkers, als subsidieerbare post opgenomen in de bijlage vermeld in § 1, vindt plaats op basis van de bezoldigingstabel voor occasionele medewerkers in het kader van de subsidiëring van de basisopdrachten, gevoegd als bijlage III bij dit besluit. De uurlonen tegen 100 percent vermeld in deze bezoldigingstabel, zijn gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01 van 1 januari 1990. Deze uurlonen worden jaarlijks op 1 januari van het kalenderjaar aangepast aan het spilindexcijfer. Afdeling II. - Personeelssubsidies

Art. 34.§ 1. De salarisschaal die voor de berekening van de subsidiëring van een personeelslid in aanmerking komt, wordt bepaald op basis van het diploma waarvan het betrokken personeelslid houder is. Het diploma dient erkend, gelegaliseerd of gelijkwaardig verklaard te zijn.

De volgende salarisschalen komen in aanmerking : 1° hoger onderwijs van twee cycli met volledig leerplan = salarisschaal A111;2° hoger onderwijs van één cyclus met volledig leerplan of kandidaatsdiploma of getuigschrift uitgereikt na een cyclus van ten minste twee studiejaren = salarisschaal B111;3° hoger secundair onderwijs = salarisschaal C111. § 2. De salarisschalen bedoeld in § 1, zijn opgenomen in het besluit van de Vlaamse regering van 30 juni 2000 houdende de regeling van de rechtspositie van het personeel van sommige Vlaamse openbare instellingen. Voor de berekening van de personeelssubsidie gebeurt de aanpassing aan het spilindexcijfer jaarlijks op 1 januari van het kalenderjaar. Deeltijdse prestaties worden slechts in evenredigheid in aanmerking genomen. § 3. De gesubsidieerde personeelsleden worden door de sportfederatie minimaal betaald overeenkomstig hun diploma, de daaraan verbonden salarisschaal, bepaald in § 1, en overeenkomstig de geldelijke anciënniteit, bepaald in artikel 35.

Art. 35.§ 1. Voor de berekening van de geldelijke anciënniteit van de sporttechnische- en de administratieve coördinator, de sporttechnische coördinator voor recreatieve sportbeoefening en de coördinator topsport, wordt de door de sportfederatie aan het personeelslid toegekende effectieve en aantoonbare functierelevante ervaring, gepresteerd in zowel de openbare als de privé-sector in aanmerking genomen, voor zover het werkelijke diensten betreft uitgedrukt in volledige maanden. § 2. Voor de berekening van de geldelijke anciënniteit van de andere personeelsleden dan deze vermeld in § 1, die na de inwerkingtreding van dit decreet in dienst treden, worden in aanmerking genomen de werkelijke diensten, met een maximum van vier jaar, uitgedrukt in volledige maanden, als : 1° leerkracht Lichamelijke Opvoeding in het onderwijs;2° ambtenaar of contractueel personeelslid bij het Bloso of de afdeling Jeugd en Sport van de Vlaamse Gemeenschap;3° personeelslid bij een sportdienst zoals bepaald door het decreet van 5 april 1995 houdende erkenning en subsidiëring van de gemeentelijke sportdiensten, de provinciale sportdiensten en de sportdienst van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. § 3. Voor de berekening van de geldelijke anciënniteit van de andere personeelsleden dan deze vermeld in § 1, die na de inwerkingtreding van dit decreet in dienst treden, wordt de door de sportfederatie aan het personeelslid toegekende effectieve en aantoonbare ervaring, gepresteerd als gesubsidieerd personeelslid bij een andere Vlaamse sportfederatie in aanmerking genomen, voor zover het werkelijke diensten betreft uitgedrukt in volledige maanden. § 4. Het sporttechnische personeelslid dat houder is van het getuigschrift Trainer A in de sporttak(ken) van de sportfederatie, uitgevaardigd door de VTS of daarmee geassimileerd, krijgt voor de berekening van de subsidiëring een bijkomende geldelijke anciënniteit van twee jaar. § 5. Het administratieve personeelslid dat houder is van het getuigschrift sportfunctionaris, uitgevaardigd door de VTS of daarmee geassimileerd, krijgt voor de berekening van de subsidiëring een bijkomende geldelijke anciënniteit van twee jaar. Deze bijkomende geldelijke anciënniteit wordt slechts verkregen voorzover het personeelslid niet reeds een bijkomende geldelijke anciënniteit van vier jaar genoten heeft in het kader van het decreet van 2 maart 1977 houdende de regeling van de erkenning en subsidiëring van de landelijk georganiseerde sportverenigingen. § 6. De sportfederatie is verplicht de collectieve arbeidsovereenkomsten na te leven die in het paritair Comité voor de socio-culturele sector zijn gesloten. § 7. Een personeelslid moet zijn betrekking ofwel volledig als sporttechnisch personeelslid ofwel volledig als administratief personeelslid invullen.

Art. 36.§ 1. Bij definitieve uitdiensttreding, tijdelijke of definitieve vervanging van een gesubsidieerd personeelslid wordt het Bloso onverwijld op de hoogte gebracht. De sportfederatie deelt hiertoe aan het Bloso de volgende gegevens mee : 1° de datum van in - en uitdiensttreding van het personeelslid;2° de persoonlijke gegevens, de voorgaande diensten, de datum van indiensttreding, het diploma of getuigschrift en de arbeidsovereenkomst van het personeelslid dat ter vervanging in dienst treedt. § 2. De sportfederatie dient bij uitdiensttreding van een personeelslid bedoeld in artikel 23, § 1 en 37, § 1, van het decreet, dit personeelslid te vervangen binnen de vier maand. § 3. De sportfederatie dient bij schorsing van de arbeidsovereenkomst van een personeelslid bedoeld in artikel 23, § 1 en 37, § 1, van het decreet, de functie van dat personeelslid binnen de vier maand in te vullen door een personeelslid dat aan de diplomavereisten voldoet. § 4. Voor de berekening van de subsidiëring voor het lopende kalenderjaar blijft de salarisschaal van het oorspronkelijk personeelslid behouden. Tijdens het volgende kalenderjaar wordt, op basis van de effectieve personeelskost de personeelssubsidie geregulariseerd volgens de berekening in artikel 34, § 1. HOOFDSTUK VII. - Erkenning en subsidiëring van een koepelorganisatie

Art. 37.In dit hoofdstuk worden in de artikelen waarnaar verwezen wordt de woorden sportfederaties of sportfederatie gelezen als koepelorganisatie. Afdeling I. - Erkenningsvoorwaarden

Art. 38.Om voor erkenning in aanmerking te komen overeenkomstig artikel 41 van het decreet, moeten de eerste twee voltijdse equivalenten die aan 90 percent gesubsidieerd worden jaarlijks een administratieve bijscholing volgen van minstens zes uur die door het Bloso georganiseerd of erkend wordt. Een deelnameattest wordt door het Bloso uitgereikt.

Om voor erkenning in aanmerking te komen moet het bestuur van de koepelorganisatie om de vier jaar een bijscholing inzake management van minimum acht uur volgen die door het Bloso georganiseerd of erkend wordt.

Art. 39.De bepalingen van artikel 2, inzake de zelfstandigheid zijn van toepassing op de koepelorganisatie.

Art. 40.De bepalingen van artikel 16, inzake de te voeren boekhouding zijn van toepassing op de koepelorganisatie.

Art. 41.De bepalingen van artikel 9, 1° tot en met 7°, inzake het opstellen van het beleidsplan zijn van toepassing op de koepelorganisatie.

Art. 42.§ 1. Jaarlijks stuurt de koepelorganisatie, overeenkomstig artikel 41 van het decreet, aangetekend en uiterlijk tegen 1 april van het daaropvolgende jaar een financieel verslag volgens de vorm zoals bepaald in artikel 16, § 7, naar het Bloso. § 2. Jaarlijks stuurt de koepelorganisatie, overeenkomstig artikel 41 van het decreet, aangetekend en uiterlijk tegen 1 april van het daaropvolgende jaar een werkingsverslag naar het Bloso.

Voor de koepelorganisatie bestaat dit werkingsverslag uit een overzicht van de werking en de behaalde resultaten van de koepelorganisatie in het voorgaande jaar alsmede de resultaten van de evaluatie van het beleidsplan op basis van effectmeting en desgevallend de bijsturing van het beleidsplan. § 3. Jaarlijks stuurt de koepelorganisatie, overeenkomstig artikel 41 van het decreet, aangetekend en uiterlijk tegen 1 december de begroting van het volgende werkjaar op naar het Bloso. Afdeling II. - Erkenningsprocedure

Art. 43.Overeenkomstig artikel 45 van het decreet, zijn de bepalingen van hoofdstuk III met betrekking tot de erkenningsprocedure van toepassing op de koepelorganisatie. De erkenning van een koepelorganisatie wordt voor vier jaar toegekend door de minister. Afdeling III. - Subsidiëringsvoorwaarden

Art. 44.Om in aanmerking te komen voor subsidiëring moet de koepelorganisatie overeenkomstig artikel 40, § 1, 9°, van het decreet, in het vierjaarlijks beleidsplan de opdrachten, vermeld in artikel 42 van het decreet, afzonderlijk aan bod laten komen. Het vierjaarlijks beleidsplan dient aangevuld te worden met een jaarlijks actieplan en een daaraan gekoppelde jaarlijkse begroting waarin alle opdrachten, vermeld in artikel 42 van het decreet aan bod komen. Dit jaarlijks actieplan dient bij het Bloso te worden ingediend uiterlijk op 1 september.

Art. 45.Om in aanmerking te komen voor subsidiëring moet de koepelorganisatie beschikken over personeelsleden met een diploma van hoger onderwijs van twee cycli met volledig leerplan om de eerste twee voltijdse equivalenten volgens artikel 43, § 2, van het decreet, in te vullen. Een van beiden moet houder zijn van een diploma van licentiaat in de Lichamelijke Opvoeding. Bij de invulling van het derde en vierde equivalent moeten de personeelsleden beschikken over minimaal het diploma van hoger secundair onderwijs.

De bepalingen van artikel 27, § 2, over de subsidiëringsvoorwaarden met betrekking tot het personeel, zijn van toepassing op de koepelorganisatie. Afdeling IV. Subsidiëringsprocedure

Art. 46.Overeenkomstig artikel 45 van het decreet, zijn de bepalingen van hoofdstuk V, afdeling I, II en III, over de subsidiëringsprocedure van toepassing op de koepelorganisatie. Afdeling V. - Verificatie en afrekening

Art. 47.Uiterlijk tegen 1 april dient de koepelorganisatie het financieel verslag overeenkomstig artikel 16, § 7, en het werkingsverslag, in de zin van artikel 40, § 1, 8°, van het decreet, over het voorbije werkingsjaar bij het Bloso in.

Het financieel verslag, aangevuld met de rapportering uit de boekhouding voor de berekening van de subsidiëring, wordt ingediend met behulp van de formulieren die het Bloso daartoe ter beschikking stelt.

Het werkingsverslag wordt opgesteld overeenkomstig het model dat het Bloso ter beschikking stelt.

Art. 48.De inhoudelijke en financiële controles kunnen enerzijds tijdens het betreffende werkingsjaar, anderzijds op basis van het financieel verslag en het werkingsverslag plaatsvinden. In het werkingsverslag wordt elke opdracht vermeld in artikel 42 van het decreet, afzonderlijk behandeld. Uit het financieel verslag moet duidelijk blijken welke uitgaven zijn gebeurd voor elke opdracht. Afdeling VI. - Aard en wijze van subsidiëring

Art. 49.De bepalingen van hoofdstuk VI over de aard en de wijze van subsidiëring zijn van toepassing op de koepelorganisatie, met uitzondering van artikel 33 en artikel 35, § 1, § 4, § 5 en § 7.

Voor de berekening van de geldelijke anciënniteit van de eerste twee voltijdse equivalenten die aan 90 percent gesubsidieerd worden, wordt de door de koepelorganisatie aan het personeelslid toegekende effectieve en aantoonbare functierelevante ervaring, gepresteerd in zowel de openbare als de privé-sector, in aanmerking genomen, voor zover het werkelijke diensten betreft uitgedrukt in volledige maanden.

De posten die in het kader van de subsidiëring van toepassing zijn, worden vermeld in bijlage IV, gevoegd bij dit besluit. De wijze waarop deze posten voor de berekening van de subsidiëring per opdracht, in het rekeningstelsel dienen opgenomen te worden, wordt vastgesteld door het Bloso.

De bezoldiging van de occasionele medewerkers, als subsidieerbare post vindt plaats op basis van de bezoldigingstabel voor occasionele medewerkers in het kader van de subsidiëring van de basisopdrachten, gevoegd als bijlage III bij dit besluit. De uurlonen tegen 100 percent vermeld in deze bezoldigingstabel, zijn gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01 van 1 januari 1990. Deze uurlonen worden jaarlijks op 1 januari van het kalenderjaar aangepast aan het spilindexcijfer. HOOFDSTUK VIII. - Erkenning en subsidiëring van organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding Afdeling I. - Erkenningsvoorwaarden

Art. 50.In dit hoofdstuk worden in de artikelen waarnaar verwezen wordt de woorden sportfederaties of sportfederatie gelezen als organisaties of organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding.

Art. 51.De bepalingen van artikel 2, inzake de zelfstandigheid zijn van toepassing op de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding.

Art. 52.De bepalingen van hoofdstuk II, afdeling II, met betrekking tot de af te sluiten verzekeringen zijn van toepassing op de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding.

In deze artikelen worden de woorden leden en niet-leden gelezen als sportieve vrijetijdsbeoefenaars die de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding vertegenwoordigen, respectievelijk sportieve vrijetijdsbeoefenaars die deelnemen aan sportpromotionele acties, en wordt het woord sportclubs gelezen als aangesloten verenigingen en haar clubs. Afdeling II. - Erkenningsprocedure

Art. 53.Overeenkomstig artikel 52 van het decreet, zijn de bepalingen van hoofdstuk III met betrekking tot de erkenningsprocedure, van toepassing op de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding.

De erkenning van een organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding wordt voor vier jaar toegekend door de minister. Afdeling III. - Subsidiëringsvoorwaarden

Art. 54.De bepalingen van artikel 9, inzake het opstellen van het beleidsplan zijn van toepassing op de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding.

Om in aanmerking te komen voor subsidiëring moeten de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding overeenkomstig artikel 49, 2°, van het decreet, in het vierjaarlijks beleidsplan de functies, vermeld in artikel 49, 1°, van het decreet, afzonderlijk aan bod laten komen.

Het vierjaarlijks beleidsplan dient aangevuld te worden met een jaarlijks actieplan en een daaraan gekoppelde jaarlijkse begroting waarin alle functies, vermeld in artikel 49, 1° van het decreet afzonderlijk aan bod komen. Dit jaarlijks actieplan dient bij het Bloso te worden ingediend uiterlijk op 1 september.

Art. 55.Jaarlijks sturen de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding aangetekend en uiterlijk tegen 1 december hun begroting van het volgende werkjaar op naar het Bloso.

Art. 56.Het personeelslid bedoeld in artikel 49, 3°, van het decreet, dient minstens te beschikken over een diploma van hoger onderwijs van één cyclus met volledig leerplan of kandidaatsdiploma of -getuigschrift, uitgereikt na een cyclus van ten minste twee studiejaren.

Art. 57.Overeenkomstig artikel 49, 4°, van het decreet dient de organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding, op elektronische wijze een bestand met betrekking tot de aangesloten sportieve vrijetijdsbeoefenaars bij te houden waarin minimaal de gegevens geregistreerd worden die voorkomen in het model, gevoegd als bijlage VI bij dit besluit.

Zowel in functie van de controle en de inspectie voor de berekening van de subsidies, als met het oog op statistische verwerking kan het Bloso op elk ogenblik de volledige bestanden, gedeeltelijke bestanden of geaggregeerde gegevens opvragen. De organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding dient deze informatie te bezorgen volgens het model, gevoegd als bijlage VI bij dit besluit. Afdeling IV. Subsidiëringsprocedure

Art. 58.Overeenkomstig artikel 52 van het decreet, zijn de bepalingen van hoofdstuk V, afdeling I, II en III over de subsidiëringsprocedure van toepassing op de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding. Afdeling V. - Verificatie en afrekening

Art. 59.Uiterlijk tegen 1 april dienen de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding het financieel verslag en het werkingsverslag, in de zin van artikel 48, 12°, van het decreet, over het voorbije werkingsjaar bij het Bloso in.

Art. 60.De inhoudelijke en financiële controles kunnen enerzijds tijdens het betreffende werkingsjaar anderzijds op basis van het financieel verslag en het werkingsverslag plaatsvinden. In het werkingsverslag wordt elke functie, vermeld in artikel 49, 1°, van het decreet, afzonderlijk behandeld. Uit het financieel verslag moet duidelijk blijken welke uitgaven zijn gebeurd voor elke functie. HOOFDSTUK IX. - Slot- en overgangsbepalingen

Art. 61.Het besluit van de Vlaamse regering van 17 maart 2000 tot vaststelling van de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van de Vlaamse sportfederaties wordt opgeheven.

Art. 62.§ 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 27, § 1, en overeenkomstig artikel 60 van het decreet, worden de personeelsleden, gesubsidieerd op basis van het decreet van 13 april 1999 houdende erkenning en subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties, met een diploma van lager onderwijs of lager secundair onderwijs nominatief verder gesubsidieerd en ingeschaald in salarisschaal D111. § 2. Onverminderd de bepalingen van artikel 34, blijven de personeelsleden die in het kader van het voornoemd decreet van 13 april 1999 gesubsidieerd werden op basis van de weddeschaal C113 en C211 verder in deze weddeschaal gesubsidieerd. § 3. Alle personeelsleden die in het kader van het voornoemd decreet van 13 april 1999 gesubsidieerd werden, behouden naar aanleiding van de overgang naar het nieuwe decreet minstens hun geldelijke anciënniteit die ze verworven hebben vóór de inwerkingtreding ervan. § 4. De unisportfederaties dienen de bijkomende functie van sporttechnisch coördinator voor recreatieve sportbeoefening in te vullen binnen de acht maand na de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 63.§ 1. De sportfederaties, de sportconfederaties en de koepelorganisatie die op 31 december 2001 erkend zijn en al dan niet gesubsidieerd worden, op basis van het voornoemd decreet van 13 april 1999 en die uiterlijk op 1 september 2001 een subsidiëringsaanvraag hebben ingediend volgens de procedure vermeld in hoofdstuk V, afdeling 1, van het besluit van 17 maart 2000 tot vaststelling van de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van de Vlaamse sportfederaties, dienen geen nieuwe subsidiëringsaanvraag in te dienen voor het bekomen van subsidies voor het jaar 2002. § 2. De sportfederaties die op 31 december 2001 niet erkend en niet gesubsidieerd zijn maar uiterlijk op 1 september 2001 een erkennings- en/of subsidiëringsaanvraag hebben ingediend volgens de procedure vermeld in hoofdstuk III, afdeling 1 en hoofdstuk V, afdeling 1 van het voornoemde besluit van 17 maart 2000 dienen geen nieuwe erkennings- en/of subsidiëringsaanvraag in te dienen voor het bekomen van een erkenning en/of subsidiëring voor het jaar 2002. § 3. In afwijking van de ingezette erkennings- en subsidiëringsprocedure vermeld in respectievelijk de artikelen 17 en 18 en de artikelen 31 en 32 van het voornoemde besluit van 17 maart 2000 en in afwijking van de erkennings- en subsidiëringsprocedure vermeld in dit besluit, worden de volgende overgangsmaatregelen toegepast voor het jaar 2002 voor de in § 1 en § 2, vermelde sportfederaties, sportconfederaties en koepelorganisatie : 1° het Bloso vraagt uiterlijk tegen 1 september 2002 de bijkomende gegevens op die nodig zijn om na te gaan of de sportfederatie en de koepelorganisatie voldoen aan de gewijzigde erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden.De sportfederatie en de koepelorganisatie maken uiterlijk tegen 1 oktober 2002 de gevraagde bijkomende gegevens over aan het Bloso. Tezelfdertijd kunnen de sportfederatie en de koepelorganisatie hun oorspronkelijke subsidiëringsaanvraag aanpassen en eventueel uitbreiden gelet op de gewijzigde regelgeving; 2° In afwijking van artikel 12, § 1 en artikel 29, § 1, brengt het Bloso voor 1 december 2002 advies uit bij de minister over de sportfederaties en de koepelorganisatie die erkend en gesubsidieerd kunnen worden;3° In afwijking van artikel 12, § 2 en artikel 29, § 2, deelt de minister voor 31 december 2002 zijn beslissing mee om de sportfederatie en de koepelorganisatie te erkennen en/of te subsidiëren of zijn voornemen mee om de sportfederatie en de koepelorganisatie niet te erkennen en/of te subsidiëren.De sportfederatie en de koepelorganisatie kunnen conform artikel 12, § 3 en artikel 29, § 3, bezwaar indienen tegen het voornemen van de minister.

Art. 64.Voor de sportfederaties die op 1 september 2001 geen erkennings- en subsidiëringsaanvraag hebben ingediend maar toch in aanmerking willen komen voor erkenning en subsidiëring voor het jaar 2002 en voor de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding worden volgende overgangsmaatregelen toegepast voor het jaar 2002 in afwijking van de erkennings- en subsidiëringsprocedure vermeld in respectievelijk de artikelen 11 en 12 en de artikelen 28 en 29 die op hen van toepassing zijn : 1° in afwijking van artikel 11, § 1 en artikel 28, § 1, wordt de aanvraag tot erkenning en de aanvraag tot subsidiëring ingediend uiterlijk op 1 september 2002;2° in afwijking van artikel 11, § 2 en artikel 28, § 2, worden de aanvullende gegevens opgevraagd tegen uiterlijk 1 oktober 2002;3° in afwijking van artikel 11, § 3 en artikel 28, § 3, brengt het Bloso voor 1 november 2002 de sportfederaties en de organisaties voor sportieve vrijetijdsbesteding op de hoogte indien hun aanvraag onontvankelijk is;4° in afwijking van artikel 12, § 1, en artikel 29, § 1, brengt het Bloso voor 1 december 2002 bij de minister advies uit over de sportfederaties en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding die erkend en gesubsidieerd kunnen worden;5° in afwijking van artikel 12, § 2, en artikel 29, § 2, wordt de beslissing of het voornemen van de minister om de sportfederaties en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding al dan niet te erkennen en te subsidiëren meegedeeld voor 31 december 2002.

Art. 65.De sportfederaties die in het kader van het voornoemde decreet van 13 april 1999 individueel erkend waren maar met één of meerdere sportfederaties een fusie aangaan, kunnen conform de bepalingen van hoofdstuk III en V hun erkenning en subsidiëring als nieuwe sportfederatie voor het jaar 2002 aanvragen. Volgende overgangsmaatregelen zijn op hen van toepassing : 1° in afwijking van artikel 11, § 1 en artikel 28, § 1, wordt de aanvraag tot erkenning en de aanvraag tot subsidiëring voor het jaar 2002 ingediend uiterlijk op 1 september 2002;2° conform artikel 11, § 2 en artikel 28, § 2, worden de aanvullende gegevens opgevraagd tegen uiterlijk 1 oktober 2002;3° conform artikel 11, § 3 en artikel 28, § 3 brengt het Bloso voor 1 november 2002 de sportfederaties op de hoogte indien hun aanvraag onontvankelijk is;4° in afwijking van artikel 12, § 1 en artikel 29, § 1, brengt het Bloso voor 1 december 2002 bij de minister advies uit over de sportfederaties die erkend en gesubsidieerd kunnen worden;5° in afwijking van artikel 12, § 2 en artikel 29, § 2, wordt de beslissing of het voornemen van de minister om de sportfederaties al dan niet te erkennen en te subsidiëren meegedeeld voor 31 december 2002.

Art. 66.Voor de sportfederaties, de sportconfederaties en de koepelorganisatie die op 31 december 2001 erkend zijn en al dan niet gesubsidieerd worden op basis van het voornoemde decreet van 13 april 1999, worden voor wat betreft het beleidsplan vermeld in respectievelijk de artikelen 9 en 18 en de artikelen 41 en 44, volgende overgangsbepalingen toegepast : 1° Het ingevolge het voornoemde decreet van 13 april 1999 ingediende driejaarlijks beleidsplan wordt uiterlijk op 1 september 2002 aangepast en aangevuld met een beleidsplan voor de periode die loopt van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2004.Dit beleidsplan dient opgesteld te worden conform de bepalingen van het decreet van 13 juli 2001 en dit uitvoeringsbesluit; 2° De sportfederaties en de koepelorganisatie dienen vóór 1 september 2004 een vierjaarlijks beleidsplan in conform de bepalingen van dit decreet en het uitvoeringsbesluit voor de volgende olympiade.

Art. 67.De duur van de beleidsplannen vermeld in de artikelen 9, 18, 41, 44 en 54 die door de sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding moeten worden ingediend wordt herleid tot de duur van de lopende olympiade.

Art. 68.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2002.

Art. 69.De Vlaamse minister, bevoegd voor de sport, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 31 mei 2002.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, B. ANCIAUX

Bijlage I Model voor het bestand met betrekking tot de aangesloten sportclubs : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Model voor het bestand met betrekking tot de aangesloten leden : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 31 mei 2002 tot vaststelling van de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding.

Brussel, 31 mei 2002.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, B. ANCIAUX

Bijlage II Subsidieerbare posten m.b.t. de basisopdrachten van de sportfederaties brutosalaris occasionele sporttechnische en administratieve medewerkers; rsz/werkgeversbijdrage occasionele sporttechnische en administratieve medewerkers; eindejaarstoelage en vakantiegeld occasionele sporttechnische en administratieve medewerkers; dienstverhuringskosten voor occasionele sporttechnische en administratieve medewerkers; verplaatsingskosten sporttechnische medewerkers; verplaatsingskosten administratieve medewerkers en bestuursleden; verplaatsingskosten deelnemers; verblijfskosten sporttechnische medewerkers; verblijfskosten administratieve medewerkers en bestuursleden; verblijfskosten deelnemers; kosten voor vervoer van materiaal; aankoop of huur van sportmateriaal; aankoop of huur van technologisch materiaal; aankoop of huur van didactisch materiaal; aankoop van bureelbenodigdheden; huur van sportaccommodaties, vergader- en leslokalen; huur van voertuigen, reddings- en volgboten; drukwerken; kosten voor informatie- en promotiemateriaal; verbruikskosten voor interne en externe communicatie; kosten voor kwaliteits- en effectmeting; bijdrage aan de erkende koepelorganisatie (max. 250 euro); kosten aangerekend door verenigingen ter bescherming van auteursrechten; kosten voor medische hulpposten; kosten voor financiële verslaggeving; inschrijvingsgeld cursussen; andere kosten waarvoor Bloso voorafgaandelijk een schriftelijk akkoord heeft gegeven.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 31 mei 2002 tot vaststelling van de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding.

Brussel, 31 mei 2002.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, B. ANCIAUX

Bijlage III Bezoldigingstabel voor de occasionele medewerkers in het kader van de subsidiëring van de basisopdrachten van de sportfederaties DEEL I : SPORTTECHNISCHE EN ADMINISTRATIEVE MEDEWERKERS Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld DEEL II : DOCENTEN VOOR KADEROPLEIDING EN BIJSCHOLING ERKEND DOOR DE VLAAMSE TRAINERSSCHOOL Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 31 mei 2002 tot vaststelling van de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding.

Brussel, 31 mei 2002.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, B. ANCIAUX

Bijlage IV Subsidieerbare posten m.b.t. de opdrachten van de erkende koepelorganisatie honorarium gastsprekers; brutosalaris occasionele medewerkers; rsz/werkgeversbijdrage occasionele medewerkers; eindejaarstoelage en vakantiegeld occasionele medewerkers; verplaatsingskosten bestuursleden; verplaatsingskosten gastsprekers; verplaatsingskosten personeelsleden in vaste dienst; verblijfskosten binnenland gastsprekers; dienstverhuringskosten van occasionele medewerkers; kosten voor vervoer van materiaal; aankoop en huur van didactisch materiaal; aankoop en huur van technologisch materiaal; aankoop van bureelbenodigdheden; huur van voertuigen; huur van lokalen; drukwerken; kosten voor kwaliteits- en effectmeting; kosten aangerekend door verenigingen ter bescherming van auteursrechten; kosten voor informatie- en promotiemateriaal; kosten voor juridisch advies; kosten voor vorming; verbruikskosten voor interne en externe communicatie; kosten voor financiële verslaggeving; andere kosten waarvoor Bloso voorafgaandelijk een schriftelijk akkoord heeft gegeven.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 31 mei 2002 tot vaststelling van de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding.

Brussel, 31 mei 2002.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, B. ANCIAUX

Bijlage V Sporttakkenlijst : sporttakken met hun disciplines die voor subsidiëring in aanmerking komen in het kader van het sporttakkenbeleid zoals bepaald in artikel 2, 8° van het decreet 1. Aikido 2.Atletiek : loop- en kampnummers, marathon, snelwandelen, veldloop, stratenloop, ultraloop, jogging 3. Badminton 4.Baseball - Softball 5. Basketbal 6.Bergbeklimmen : sportklimmen (rots, muur), alpinisme, ijswatervalklimmen, bergwandelen 7. Boksen : engels boksen (olympisch) 8.Boogschieten : doelschieten (olympisch), field 9. Dansen : standaard (ballroom), latijns amerikaans, hedendaagse dansen 10.Duiken : vinzwemmen, duiken, onderwaterhockey 11. Fitness 12.Gewichtheffen - Powerliften : trekken, stoten, bench press, squat, dead lifting 13. Golf 14.Gymnastiek : artistiek, ritmisch, trampoline, acrobatisch, ritmisch per tuig, aerobics, tumbling, dubbele minitrampoline, synchroon trampoline, algemeen, rope-skipping 15. Handbal : handbal, strandhandbal 16.Hockey 17. Ijshockey 18.Ijsschaatsen : figuurschaatsen, snelschaatsen, shorttrack, synchroonschaatsen 19. Ju-jitsu : duo-games, fighting systems 20.Judo 21. Kaatsen 22.Kano-kajak : lijnvaren, slalom, polo, marathon, rivier 23. Karate : stijl, wedstrijd (non-contact) 24.Kendo 25. Korfbal 26.Krachtbal 27. Motorrijden : motorcross, trial 28.Oriëntatielopen : looporiëntatie, mountainbike oriëntatie, ski oriëntatie, trial oriëntatie 29. Paardrijden : dressuur, jumping, eventing, voltige, mennen, endurance, reining 30.Parachutisme : formation skydive, freestyle skydive, style & accuracy landing, canopy formation, freeflying, paraski, skysurfing 31. Reddend zwemmen : pool, surf (beach) 32.Roeien : boordroeien, koppelroeien 33. Rolschaatsen : snelschaatsen, kunstschaatsen, hockey, inline hockey, downhill, skateboard 34.Rugby 35. Schermen : floret, degen, sabel 36.Schieten (olympisch) : geweer, pistool, running target, kleischieten 37. Skiën : snowboard, vrijestijl, alpine, langlauf, schansspringen, nordic combined, telemark, speed, gras, roller, firngleiten 38.Speleologie 39. Squash 40.Taekwondo : stijl, sparring (olympisch) 41. Tafeltennis 42.Tennis 43. Triatlon-duatlon : triatlon, duatlon, aquatlon, wintertriatlon 44.Voetbal : veldvoetbal, zaalvoetbal, strandvoetbal, minivoetbal 45. Volleybal : zaalvolleybal, strandvolleybal, parkvolleybal 46.Wandelen 47. Waterskiën : tornooi (figuur, schans, slalom), blootsvoets, wakeboard, racing, kabelbaan 48.Wielrennen : weg, piste, mountainbike, veldrijden, BMX, trial, fietspolo, indoor (cyclobal, kunstwielrennen) 49. Worstelen : grieks-romeins, vrijestijl 50.Wushu 51. Zeilen : olympische klassen, windsurfing, zwaardboot, kielboot, multihull, erkende klassen, klassieke yachtklassen, kitesurfen 52.Zeilwagenrijden : zeilwagenrijden, speedsailing 53. Zwemmen : zwemmen, waterpolo, synchroonzwemmen, schoonspringen, open-waterzwemmen 54.Gehandicaptensport : boccia, torbal, goalbal en de sporttakken en hun disciplines uit deze sporttakkenlijst Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 31 mei 2002 tot vaststelling van de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding.

Brussel, 31 mei 2002.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, B. ANCIAUX

Bijlage VI Model voor het bestand met betrekking tot de sportieve vrijetijdsbeoefenaars vertegenwoordigd door de erkende organisatie : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 31 mei 2002 tot vaststelling van de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding.

Brussel, 31 mei 2002.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, B. ANCIAUX

^