Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 19 december 2008
gepubliceerd op 29 december 2008

Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 mei 2002 tot vaststelling van de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding en van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juni 2008 houdende uitvoering van het decreet van 13 juli 2007 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening

bron
vlaamse overheid
numac
2008036458
pub.
29/12/2008
prom.
19/12/2008
ELI
eli/besluit/2008/12/19/2008036458/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 DECEMBER 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 mei 2002 tot vaststelling van de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding en van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juni 2008 houdende uitvoering van het decreet van 13 juli 2007 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening


De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen, artikel 20;

Gelet op het decreet van 13 juli 2001 houdende de regeling van de erkenning en subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding;

Gelet op het decreet van 13 juli 2007 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening, inzonderheid artikel 7, 17, 23bis, 24bis, 25, 26, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 47, 48;

Gelet op het decreet van 21 november 2008 houdende wijziging van het decreet van 13 juli 2007 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening en van het decreet van 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar, inzonderheid artikel 5, 15° en artikel 6;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 31 mei 2002 tot vaststelling van de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juni 2008 houdende uitvoering van het decreet van 13 juli 2007 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 27 november 2008;

Gelet op het advies van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, gegeven op 25 november 2008;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de Vlaamse Regering, gelet op artikel 24bis juncto art. 2, 4° van het decreet van 13 juli 2007 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening en de door het Wereldantidopingagentschap goedgekeurde wijzigingen van de Wereldantidopingcode, die op 1 januari 2009 in werking treden, het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juni 2008 houdende uitvoering van het decreet van 13 juli 2007 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening, op 1 januari 2009 moet aangepast hebben aan de wijzigingen van de Wereldantidopingcode;

Gelet op advies nr. 45.603 van de Raad van State, gegeven op 9 december 2008, met toepassing van artikel 84 § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 mei 2002 tot vaststelling van de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding in het kader van de ethisch verantwoorde sportbeoefening

Artikel 1.In artikel 9, 8°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 mei 2002 tot vaststelling van de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding worden tussen het woord « medisch » en het woord « verantwoorde » de woorden « en ethisch » ingevoegd. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juni 2008 houdende uitvoering van het decreet van 13 juli 2007 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening in het kader van de ethisch verantwoorde sportbeoefening

Art. 2.In het opschrift van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juni 2008 houdende uitvoering van het decreet van 13 juli 2007 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening worden tussen het woord « medisch » en het woord « verantwoorde » de woorden « en ethisch » ingevoegd.

Art. 3.In hetzelfde besluit wordt een titel II/1, bestaande uit artikel 33/1 en 33/2, ingevoegd, die luidt als volgt : « Titel II/1. - Algemeen kader voor de ethisch verantwoorde sportbeoefening «

Art. 33/1.§ 1. De richtsnoeren inzake ethisch verantwoorde sportbeoefening worden uitgevaardigd door de Vlaamse Regering, door middel van de open coördinatiemethode, die wordt toegepast zoals vermeld in paragraaf 2 tot en met paragraaf 5. § 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor de lichamelijke opvoeding, de sport en het openluchtleven, stelt de sportfederaties die erkend zijn op basis van het decreet van 13 juli 2001 houdende de regeling van de erkenning en subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding, uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit in kennis van : 1° de inhoud en de draagwijdte van de open coördinatiemethode, die op basis van het decreet wordt gehanteerd;2° de door hem voorgestelde thema's inzake ethisch verantwoorde sportbeoefening;3° zijn verzoek om, binnen twee maanden na de kennisgeving, voorstellen van richtsnoeren te formuleren in het kader van de voorgestelde thema's en, met een bijgaande motivering, eventuele andere thema's aan te geven inzake ethisch verantwoorde sportbeoefening die voor de Vlaamse Gemeenschap nuttig zouden kunnen zijn. § 3. Na de verwerking van de antwoorden van de sportfederaties, vermeld in paragraaf 2, vraagt de Vlaamse minister, bevoegd voor de lichamelijke opvoeding, de sport en het openluchtleven, het advies van de sectorraad voor Sport. Bij de adviesvraag wordt een samenvatting van de voorgestelde thema's en de antwoorden van de sportfederaties gevoegd.

De sectorraad voor Sport verleent advies binnen een maand. § 4. Na de ontvangst van het advies, vermeld in paragraaf 3, vindt een overleg plaats waarop de sportfederaties, vermeld in paragraaf 2, worden uitgenodigd, met het oog op het vaststellen van de richtsnoeren. § 5. Na het overleg, vermeld in paragraaf 4, legt de Vlaamse minister, bevoegd voor de lichamelijke opvoeding, de sport en het openluchtleven, een ontwerpbesluit voor aan de Vlaamse Regering waarbij de richtsnoeren uitgevaardigd worden, met vermelding van de datum van de inwerkingtreding ervan, de termijn waarop de richtsnoeren betrekking hebben, alsook de termijn waarbinnen de implementatie ervan moet worden verantwoord. « Art. 33/2.§ 1. Ter verantwoording van de implementatie van de richtsnoeren die in overeenstemming met het besluit van de Vlaamse Regering, vermeld in artikel 33/1, paragraaf 5 werden vastgesteld, maken de sportfederaties, vermeld in paragraaf 2, een rapport op waarin de belangrijkste maatregelen worden uiteengezet die ze samen met de sportverenigingen hebben genomen ter realisatie van de richtsnoeren, en waarin een toelichting wordt gegeven bij de aantoonbare of verwachte effecten van die maatregelen in het licht van die richtsnoeren. In dat rapport kunnen ze ook voorstellen van nieuwe richtsnoeren en eventuele andere thema's opnemen inzake ethisch verantwoorde sportbeoefening die voor de Vlaamse Gemeenschap nuttig zouden kunnen zijn.

De sportfederaties integreren dat rapport in het werkingsverslag, vermeld in artikel 10, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 mei 2002 tot vaststelling van de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding. § 2. Op initiatief van de Vlaamse minister, bevoegd voor de lichamelijke opvoeding, de sport en het openluchtleven, vindt een overleg plaats tussen de sportfederaties vermeld in artikel 33/1 § 2, waarop naargelang de behoefte deskundigen op het terrein van de ethisch verantwoorde sportbeoefening en andere sportverenigingen kunnen worden uitgenodigd.

Dit tweeledig overleg heeft tot doel : 1° de implementatie van de richtsnoeren evalueren en door middel van peer review en uitwisseling van best practices verder vorm geven aan het beleid inzake ethisch verantwoorde sportbeoefening;2° mede op basis van de evaluatie, vermeld in punt 1°, voorstellen van nieuwe richtsnoeren formuleren of de termijn voor de implementatie van vorige richtsnoeren verlengen. § 3. Na het overleg, vermeld in paragraaf 2, zal een volgende cyclus starten met het uitvaardigen van de richtsnoeren zoals vermeld in artikel 33/1, § 5. § 4 In afwijking van paragraaf 3, kan de Vlaamse minister, bevoegd voor de lichamelijke opvoeding, de sport en het openluchtleven, beslissen dat na het overleg, vermeld in paragraaf 2, de volgende cyclus opnieuw wordt hervat vanaf artikel 33/1,§ 2. » HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juni 2008 houdende uitvoering van het decreet van 13 juli 2007 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening in het kader van de medisch verantwoorde sportbeoefening

Art. 4.Aan artikel 1 van hetzelfde besluit wordt een punt 28° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 28° opdrachtgever : de administratie, sportvereniging of het WADA die een controle- en analyseopdracht geeft als vermeld in artikel 47. »

Art. 5.Het eerste lid van artikel 36 van hetzelfde besluit wordt geschrapt.

Art. 6.In artikel 38 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 3 worden de woorden « als vermeld in artikel 34 § 2 van het decreet » telkens ingevoegd na het woord « elitesporter »;2° in paragraaf 4 worden de woorden « vermeld in § 3 » ingevoegd na het woord « elitesporter ».

Art. 7.In het artikel 44, eerste lid van hetzelfde besluit worden de woorden « dopingcontrole of » geschrapt.

Art. 8.In artikel 46 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden « de sportvereniging en het WADA » ingevoegd na de woorden « de administratie »;2° in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden « minstens op het hoogste nationale niveau » ingevoegd na het woord « hij »;3° aan paragraaf 1 worden een vierde en vijfde lid toegevoegd die luiden als volgt : « De in het eerste lid vermelde gegevens worden door de sporter ingevoerd in ADAMS (Anti-Doping Administration and Management System), een internetprogramma voor gegevensbeheer dat door de administratie in overeenstemming met het decreet en de wetgeving inzake gegevensbescherming gebruikt wordt om dopingcontroles en preventieve gezondheidscontroles te plannen, uit te voeren en te coördineren met het WADA en andere antidopingorganisaties. In uitzonderlijke gevallen waarbij het voor de sporter onmogelijk is om deze gegevens in ADAMS in te voeren, moet hij deze gegevens per aangetekende brief of fax aan de administratie bezorgen. »

Art. 9.In titel III, hoofdstuk II, afdeling III van hetzelfde besluit wordt het opschrift van onderafdeling I vervangen door wat volgt : « Onderafdeling I. De controle- en analyseopdracht »

Art. 10.In artikel 47 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « of in voorkomend geval » geschrapt.2° in het tweede lid worden de woorden « en de analyseopdracht bevatten » ingevoegd na het woord « controleopdracht ».

Art. 11.In artikel 50 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « De aangewezen controlearts organiseert en controleert de dopingcontrole of de preventieve gezondheidscontrole »;2° in paragraaf 1, tweede lid, wordt het woord « administratie » vervangen door het woord « opdrachtgever »;3° er wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 4.De controlearts kan één of meer taken die hem onder de artikelen 50 tot en met 54 zijn toegewezen, delegeren aan een aangewezen controledeskundige. »

Art. 12.In artikel 51, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt het woord « elitesporter » vervangen door het woord « sporter ».

Art. 13.In artikel 52, § 1, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het tweede lid wordt het woord « administratie » vervangen door het woord « opdrachtgever ».2° In het vierde lid wordt « 4° de ruimte waar de monsterneming plaatsvindt;» geschrapt. Het vijfde punt van het vierde lid wordt hernummert.

Art. 14.Aan artikel 53, § 1, van hetzelfde besluit worden de volgende zinnen toegevoegd : « Op uitdrukkelijk verzoek van de sporter, kan de controlearts met het monster alle handelingen verrichten die overeenkomstig de toepasselijke internationale standaarden van het WADA door de sporter moeten gebeuren. Dit wordt genoteerd in het proces-verbaal van monsterneming. »

Art. 15.In artikel 54 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid van de derde paragraaf wordt vervangen door wat volgt : « De opdrachtgever ontvangt het origineel van het proces-verbaal van monsterneming.De gecontroleerde sporter en de administratie ontvangen onverwijld een kopie. »; 2° de vierde paragraaf wordt vervangen door wat volgt : « § 4.Van elke dopingcontrole, preventieve gezondheidscontrole of vaststelling van een dopingpraktijk als vermeld in artikel 3, 2° tot en met 8°, van het decreet, kan door de controlearts een aanvullend proces-verbaal worden opgemaakt, dat aan de opdrachtgever bezorgd wordt. »

Art. 16.In artikel 56 tweede lid van van hetzelfde besluit worden de woorden « de Code en » ingevoegd na het woord « overeenkomstig ».

Art. 17.Artikel 57 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 57.§ 1. Het controlelaboratorium bezorgt het analysecertificaat, vermeld in artikel 56, aan de opdrachtgever overeenkomstig de toepasselijke internationale standaarden voor controlelaboratoria die door het WADA zijn uitgevaardigd. § 2. In geval het vereiste onderzoek van een afwijkend analyseresultaat niet uitwijst dat er sprake is van een toestemming wegens therapeutische noodzaak of een recht daarop, of van een afwijking van een internationale standaard die aan de oorzaak ligt van het afwijkend analyseresultaat, brengt de opdrachtgever, zo vlug mogelijk na de ontvangst van het afwijkend analyseresultaat, de betrokken sporter aan de hand van de door de sporter opgegeven gegevens in het proces-verbaal van monsterneming op de hoogte hiervan.

In deze kennisgeving worden de volgende gegevens vermeld : 1° het afwijkend analyseresultaat;2° de vermoedelijke dopingpraktijk;3° het recht van de sporter om binnen vier kalenderdagen na de ontvangst van deze kennisgeving, de analyse van het monster dat tijdens de controle in het tweede flesje met de letter « B » werd geplaatst, hierna B-staal te noemen, te vragen en, van het feit dat de sporter geacht wordt af te zien van de analyse van het B-staal als dat verzoek uitblijft;4° de vastgestelde datum, het tijdstip en de plaats van de analyse van het B-staal als de sporter of de opdrachtgever beslist om die analyse aan te vragen;5° de mogelijkheid van de sporter of de vertegenwoordiger van de sporter om aanwezig te zijn bij de opening van het B-staal en de analyse ervan als die analyse binnen de vastgelegde termijn werd aangevraagd;6° het recht van de sporter om kopieën te vragen van het laboratoriumdocumentatiepakket betreffende het A- en B-staal, dat de informatie bevat die vereist is door de Internationale Standaard voor Laboratoria. In het geval vermeld in het eerste lid brengt de opdrachtgever ook de administratie, de sportvereniging, de internationale federatie en het WADA op de hoogte van de naam van de sporter, het land, de sport en de discipline binnen de sport, het competitieniveau van de sporter of de dopingcontrole binnen of buiten competitie werd uitgevoerd, de datum van monsterneming en het analyseresultaat. Als de opdrachtgever beslist het afwijkend analyseresultaat niet als een dopingpraktijk te beschouwen, brengt hij de sporter en de administratie, de sportvereniging, de internationale federatie en het WADA op de hoogte van deze beslissing. § 3. Als een afwijkend analyseresultaat verkregen wordt voor een verboden stof, met uitzondering van de specifieke stoffen, vermeld in artikel 70 § 3, legt de opdrachtgever onmiddellijk een voorlopige schorsing op nadat het onderzoek en de kennisgeving, vermeld in paragraaf 2 afgerond, en nadat de sporter de mogelijkheid is geboden tot voorlopige hoorzitting door een door de opdrachtgever aangewezen persoon of instantie binnen een termijn van zeven werkdagen na het opleggen van de voorlopige schorsing. Deze laatste persoon of instantie kan, indien daar gegronde redenen voor zijn, de opgelegde voorlopige schorsing opheffen.

Een voorlopige schorsing betekent dat de sporter tijdelijk aan geen enkele wedstrijd mag deelnemen die voorafgaat aan de definitieve uitspraak van het bevoegde disciplinair orgaan, vermeld in artikel 67. § 4. De analyse van het B-staal wordt op het vastgestelde tijdstip en volledig op eigen kosten van de sporter uitgevoerd in het controlelaboratorium, op voorwaarde dat de sporter binnen vier kalenderdagen na de ontvangst van de kennisgeving, vermeld in het paragraaf 2, de opdrachtgever daarvan verwittigt. In die kennisgeving deelt de sporter de opdrachtgever eveneens mee of hij zich door een door hem gekozen advocaat, arts of deskundige wil laten bijstaan. Die advocaat, arts of deskundige, alsook de sporter zelf en een afgevaardigde van de administratie, het WADA en de bevoegde internationale sportfederatie, hebben het recht de analyse van het B-staal bij te wonen.

De sporter of eventueel zijn advocaat, zijn arts of iemand die hij gekozen heeft om hem als deskundige bij te staan, zal, als hij aanwezig is bij de analyse van het B-staal, het codenummer verifiëren en een attest ondertekenen dat het codenummer van het monster en de beschrijving van de verpakking bevat. »

Art. 18.In hetzelfde besluit wordt na artikel 57 een artikel 57/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 57/1.Als een sporter zich uit de sport terugtrekt in de loop van de procedure, vermeld in artikel 57, behoudt de opdrachtgever de bevoegdheid om de procedure, vermeld in artikel 57, af te ronden. Als een sporter zich terugtrekt vooraleer eender welk resultatenbeheerproces begonnen is, heeft de opdrachtgever de bevoegdheid om de procedure, vermeld in artikel 57, uit te voeren.

Art. 19.Artikel 58 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 58.De opdrachtgever brengt, zo snel mogelijk na de ontvangst van de beslissing van de betrokken sporter, het controlelaboratorium op de hoogte van de aanvraag om tot de analyse van het B-staal over te gaan.

De analyse van het B-staal vindt ook plaats als de sporter, of eventueel zijn advocaat, arts of iemand die hij gekozen heeft om hem als deskundige bij te staan, niet zijn komen opdagen voor de analyse die de sporter binnen de vastgestelde termijn bij de opdrachtgever heeft aangevraagd. Over het resultaat van de analyse van het B-staal wordt eveneens gerapporteerd overeenkomstig de toepasselijke internationale standaarden voor controlelaboratoria die door het WADA zijn uitgevaardigd.

Het laboratoriumdocumentatiepakket wordt alleen bij een dossier gevoegd op verzoek van de betrokken sporter of de opdrachtgever. De kosten daarvoor worden gedragen door de verzoeker.

Als het analyseresultaat van het B-staal niet afwijkend is, heft de opdrachtgever de voorlopige schorsing onmiddellijk op. »

Art. 20.Artikel 63 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 63.Voor de toepassing van artikel 32, 33, 34 en 35 van het decreet, wordt een master in de geneeskunde gelijkgesteld met een arts. »

Art. 21.In artikel 66, derde lid, 5° van hetzelfde besluit, worden de woorden « of de georganiseerde voorbereiding » geschrapt.

Art. 22.In artikel 68 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « Als het dossier wordt bezorgd aan de disciplinaire commissie, stelt de voorzitter daarvan de zaak vast op een zitting binnen een redelijke termijn na de ontvangst van de stukken, vermeld in artikel 37 van het decreet. »

Art. 23.Artikel 70 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 70.§ 1. In geval van de overtredingen, vermeld in artikel 36 van het decreet, zal de disciplinaire commissie of de disciplinaire raad in hoger beroep de sancties toepassen overeenkomstig paragraaf 2 tot en met § 7. § 2. Met uitzondering van de specifieke stoffen waarnaar verwezen wordt in paragraaf 3, en behoudens de toepassing van paragraaf 5 of 6 wordt twee jaar uitsluiting opgelegd voor een overtreding als vermeld in artikel 3, 1°, 2° en 6°, van het decreet. § 3. De verboden lijst kan specifieke stoffen vermelden die gemakkelijk kunnen leiden tot het onbedoeld overtreden van antidopingregels doordat ze veel worden gebruikt in medicijnen of waarvan het minder waarschijnlijk is dat ze met succes worden gebruikt als doping. Als een sporter kan aantonen hoe een specifieke stof in zijn of haar lichaam is binnengekomen of in zijn of haar bezit is gekomen, en dat die specifieke stof niet bedoeld was om de sportprestaties van de sporter te verbeteren of het gebruik van een prestatieverbeterende stof te maskeren, wordt de uitsluitingsperiode vermeld in paragraaf 2 van dit artikel vervangen door minimaal een berisping en maximaal twee jaar uitsluiting voor een eerste overtreding.

Om een opheffing of een vermindering te rechtvaardigen, moet de sporter zijn of haar verklaring staven met bewijsmateriaal waaruit tot volle tevredenheid van het disciplinair orgaan blijkt dat er geen sprake was van een intentie om de sportprestatie te verbeteren of het gebruik van een prestatieverbeterende stof te maskeren. De ernst van de fout van de sporter geldt als criterium om te beslissen tot een eventuele vermindering van de uitsluitingsperiode. § 4. Voor overtredingen als vermeld in artikel 3, 3° en 5°, van het decreet, geldt, behoudens de toepassing van paragraaf 5 of 6, twee jaar uitsluiting.

Voor overtredingen als vermeld in artikel 3, 7° en 8°, van het decreet, wordt, behoudens de toepassing van paragraaf 5, een periode van uitsluiting opgelegd van minimaal vier jaar en maximaal levenslang.

Voor overtredingen als vermeld in artikel 3, 4°, van het decreet, is de periode van uitsluiting minimaal één jaar en maximaal twee jaar. § 5. In de volgende gevallen wordt de periode van uitsluiting niet toegepast of verminderd op grond van uitzonderlijke omstandigheden : 1° als de sporter in een individueel geval kan aantonen dat hem geen schuld treft of nalatigheid te verwijten is voor de overtreding, vervalt de periode van uitsluiting die normaal van toepassing was.In geval van een overtreding van een antidopingregel als vermeld in artikel 3, 1°, van het decreet, moet de sporter aanvullend aantonen hoe de verboden stof in zijn lichaam is terechtgekomen opdat de periode van uitsluiting kan vervallen. Als de periode van uitsluiting vervalt, telt de overtreding van de antidopingregel niet mee voor het vaststellen van de periode van uitsluiting die geldt voor overtredingen als vermeld in paragraaf 7; 2° als de sporter in een individueel geval voor een overtreding van een antidopingregel kan aantonen dat hem geen significante schuld treft of nalatigheid te verwijten is voor de overtreding, kan de periode van uitsluiting worden verminderd tot maximaal de helft.Als de periode van uitsluiting levenslang is, mag de verminderde periode niet korter zijn dan acht jaar. In geval van een overtreding van een antidopingregel als vermeld in artikel 3, 1°, van het decreet, moet de sporter bijkomend aantonen hoe de verboden stof in zijn lichaam is terechtgekomen voordat de periode van uitsluiting kan worden verminderd; 3° als een sporter vrijwillig een dopingpraktijk bekent voor hem een monsterneming wordt aangekondigd die een dopingpraktijk zou kunnen aantonen (of, als het een andere dopingpraktijk betreft dan die welke vermeld in artikel 3, 1° van het decreet, voor hij de eerste kennisgeving van de toegegeven overtreding ontvangt) en die bekentenis het enige betrouwbare bewijs is van de overtreding op het ogenblik van de bekentenis, kan de uitsluitingsperiode worden verminderd, maar de uitsluitingsperiode kan nooit minder lang zijn dan de helft van de uitsluitingsperiode die normaal van toepassing is;4° voor een vermindering of schorsing op basis van paragraaf 5, 2° of 3° wordt toegepast, moet de normaal toepasselijke uitsluitingsperiode worden bepaald in overeenstemming met paragraaf 2, 3, 4 en 6.Als de sporter aanspraak maakt op een vermindering of opschorting van de uitsluitingsperiode op basis van twee of meer van de criteria vermeld in 2° of 3° van paragraaf 5, kan de uitsluitingsperiode worden verminderd of opgeschort, maar de uitsluitingsperiode kan nooit minder lang zijn dan een vierde van de uitsluitingsperiode die normaal van toepassing is. § 6. Als in een individueel geval waar er sprake is van een andere dopingpraktijk dan de overtredingen, vermeld in artikel 3, 7°, en artikel 3, 8°, van het decreet, wordt vastgesteld dat er verzwarende omstandigheden zijn die de oplegging van een langere uitsluitingsperiode dan de standaardsanctie rechtvaardigen, moet de normaal toepasselijke uitsluitingsperiode worden verlengd tot maximaal vier jaar tenzij de sporter tot volle tevredenheid van het disciplinaire orgaan kan bewijzen dat hij de dopingpraktijk niet opzettelijk heeft begaan.

Een sporter kan de toepassing van deze paragraaf voorkomen, als hij de beweerde dopingpraktijk onmiddellijk bekent na door de opdrachtgever met de overtreding te zijn geconfronteerd. § 7. In geval van meervoudige overtredingen worden de volgende regels in acht genomen : 1° voor de eerste dopingpraktijk van een sporter wordt de uitsluitingsperiode, vastgelegd in paragraaf 2 en 4 (vatbaar voor opheffing, vermindering of opschorting volgens paragraaf 3 en 5, of voor verlenging volgens paragraaf 6).Voor een tweede dopingpraktijk geldt een uitsluitingsperiode die in overeenstemming is met de tabel die als bijlage bij dit besluit is gevoegd; 2° als een sporter die een tweede dopingpraktijk begaat, beweert aanspraak te maken op gedeeltelijke opschorting of verkorting van de uitsluitingsperiode conform paragraaf 5, 3° of 4°, dient het disciplinair orgaan eerst de normaal toepasselijke uitsluitingsperiode te bepalen binnen het bereik aangegeven door de tabel vermeld in paragraaf § 7, 1°, en vervolgens de gepaste opschorting of verkorting van de uitsluitingsperiode toe te passen.De resterende uitsluitingsperiode, na de toepassing van eventuele opschorting of verkorting op basis van paragraaf 5, 3° of 4°, moet minstens een vierde van de normaal toepasselijke uitsluitingsperiode bedragen; 3° een derde dopingpraktijk heeft altijd levenslange uitsluiting tot gevolg, behalve als de derde dopingpraktijk de voorwaarden voor opheffing of vermindering van de uitsluitingsperiode conform paragraaf 4 vervult of als er sprake is van een overtreding van artikel 3, 4°, van het decreet.In die speciale gevallen bedraagt de uitsluitingsperiode acht jaar tot levenslang; 4° voor bepaalde potentieel meervoudige overtredingen gelden de volgende aanvullende regels : a) om te worden bestraft op basis van paragraaf 7 van dit artikel, kan een dopingpraktijk alleen als een tweede overtreding worden beschouwd, als wordt aangetoond dat de sporter de tweede dopingpraktijk heeft begaan nadat hij op de hoogte was gebracht conform artikel 57, of nadat de opdrachtgever redelijke inspanningen heeft geleverd om hem op de hoogte te brengen van de eerste dopingpraktijk.Als de opdrachtgever dat niet kan bewijzen, worden de overtredingen samen als één enkele eerste overtreding beschouwd en zal de opgelegde sanctie gebaseerd zijn op de overtreding waarop de strengere sanctie staat.

Het voorkomen van meervoudige overtredingen kan echter als een verzwarende omstandigheid worden beschouwd; b) als na de uitspraak in een eerste dopingpraktijk feiten worden ontdekt met betrekking tot een dopingpraktijk van de sporter die zich hebben voorgedaan vóór de kennisgeving met betrekking tot de eerste overtreding, wordt een aanvullende sanctie opgelegd, op basis van de sanctie die had kunnen worden opgelegd als tegelijkertijd uitspraak was gedaan over beide overtredingen.Om te vermijden dat er verzwarende omstandigheden worden gevonden op grond van de vroeger gepleegde maar later ontdekte overtreding, moet de sporter vrijwillig en tijdig de eerdere dopingpraktijk bekennen na de kennisgeving van de overtreding waarvan hij eerst wordt beschuldigd. Dezelfde regel geldt ook als feiten worden ontdekt met betrekking tot nog een vroegere overtreding na de uitspraak in een tweede dopingpraktijk; 5° voor de toepassing van paragraaf 7 moeten alle dopingpraktijken plaatsvinden binnen dezelfde periode van acht jaar om als meervoudige overtredingen beschouwd te worden. § 8. De uitsluitingsperiode gaat in op de dag waarop tijdens een hoorzitting een uitsluiting wordt opgelegd of, als afstand werd gedaan van een hoorzitting, op de datum waarop de uitsluiting werd aanvaard of gewijzigd. Elke periode van voorlopige schorsing moet worden afgetrokken van de totale periode van uitsluiting die wordt opgelegd.

Deze regeling geldt niet in de volgende gevallen : 1° als de tuchtprocedure of andere aspecten van de dopingcontrole aanzienlijke vertraging oplopen die niet aan de sporter te wijten is, kan het disciplinair orgaan de uitsluitingsperiode op een vroegere datum laten ingaan, op zijn vroegst op de datum van de monsterneming, of op de laatste datum waarop een andere dopingpraktijk heeft plaatsgevonden;2° als de sporter onmiddellijk (in ieder geval voor de sporter opnieuw aan een wedstrijd deelneemt) de dopingpraktijk bekent nadat de opdrachtgever hem met de dopingpraktijk heeft geconfronteerd, kan de uitsluitingsperiode op zijn vroegst aanvangen op de datum van de monsterneming of op de laatste datum waarop een andere dopingpraktijk plaatsvond.In elk geval moet de sporter, als deze bepaling wordt toegepast, minstens de helft van de uitsluitingsperiode uitzitten, beginnend vanaf de datum waarop de sporter de opgelegde sanctie heeft aanvaard, de datum van de tuchtrechtelijke uitspraak van die sanctie of de datum waarop de sanctie wordt gewijzigd; 3° als een voorlopige schorsing wordt opgelegd en door de sporter wordt gevolgd, wordt de periode van voorlopige schorsing afgetrokken van een eventuele uitsluitingsperiode die uiteindelijk aan de sporter wordt opgelegd;4° als een sporter vrijwillig en schriftelijk een voorlopige schorsing aanvaardt van de opdrachtgever, en vervolgens afziet van wedstrijddeelname, wordt die periode van vrijwillige voorlopige schorsing afgetrokken van een eventuele uitsluitingsperiode die uiteindelijk aan de sporter wordt opgelegd.Een kopie van de vrijwillige aanvaarding van een voorlopige schorsing door de sporter moet onmiddellijk worden bezorgd aan alle partijen die recht hebben op kennisgeving van een vermoedelijke dopingpraktijk; 5° de periode voor de datum van inwerkingtreding van een voorlopige schorsing wordt nooit in mindering gebracht van een uitsluitingsperiode, ongeacht of de sporter ervoor heeft geopteerd om niet deel te nemen aan wedstrijden of door zijn team werd geschorst. § 9. Als een sporter die uitgesloten is verklaard, het verbod op deelname tijdens de uitsluiting, zoals vermeld in artikel 71/1, overtreedt, begint de oorspronkelijk opgelegde uitsluitingsperiode opnieuw te lopen vanaf de datum van de overtreding. De nieuwe uitsluitingsperiode kan verkort worden conform paragraaf 5, 2° als de sporter aantoont dat hem geen significante schuld of nalatigheid treft voor de overtreding van het verbod op deelname. Het bevoegd disciplinair orgaan moet bepalen of de sporter het verbod op deelname heeft overtreden, en of een vermindering conform paragraaf 5, 2°, wenselijk is. »

Art. 24.In titel III, hoofdstuk III van hetzelfde besluit, wordt afdeling IV, bestaande uit artikel 71, vervangen door wat volgt : « Afdeling IV. Mededeling van specifieke maatregelen «

Art. 71.§ 1. De aan de sporter opgelegde disciplinaire uitsluiting, uitgesproken op grond van artikel 47 van het decreet, wordt maximaal twintig dagen na de beslissing van het disciplinair orgaan bekendgemaakt aan de sportvereniging waartoe de sporter behoort met het oog op de naleving en het doen naleven van de uitsluiting, en aan de betrokken internationale sportvereniging, met het oog op de internationale overname ervan, en aan het WADA. § 2. Elke op grond van artikel 34, § 3, van het decreet en op tuchtrechtelijk of contractueel vlak getroffen maatregel ten aanzien van de begeleider, met inbegrip van de ter zake gevolgde tuchtprocedure, wordt binnen veertien kalenderdagen na het opleggen ervan aan de administratie meegedeeld.

De persoonsgegevens die in dat kader verzameld worden, worden verwerkt door de administratie. Ze worden alleen bewaard, als er een reden tot een geschil is, gedurende de behandeling van het geschil. Zo niet worden de gegevens onverwijld vernietigd.

De persoonsgegevens kunnen alleen worden doorgegeven aan het WADA, een andere antidopingorganisatie en de nationale of internationale sportfederatie onder wiens verantwoordelijkheid de begeleider valt, onverminderd de bevoegdheid van de Vlaamse Regering om inlichtingen te verstrekken aan het parket.

Van de maatregelen ten aanzien van begeleiders kunnen op statistische en anonieme wijze gegevens worden verwerkt in een bestand dat onder de verantwoordelijkheid van de administratie wordt beheerd. De op statistische en anonieme wijze verwerkte gegevens kunnen door de administratie aangewend worden ter uitvoering en verbetering van het beleid inzake de medisch en ethisch verantwoorde sportbeoefening. § 3. Als disciplinaire uitsluitingen overeenkomstig de Code worden opgelegd volgens de hypothese, vermeld in artikel 7, zesde lid, van het decreet, kunnen ze, voor de duur van de uitsluiting, bekendgemaakt worden via de beveiligde communicatiekanalen, vermeld in artikel 47, § 5, tweede lid, van het decreet, met het oog op het doen naleven ervan en het houden van het toezicht erop. »

Art. 25.In titel III, hoofdstuk III van hetzelfde besluit wordt een afdeling IV/1, bestaande uit artikel 71/1, ingevoegd die luidt als volgt : « Afdeling IV/1. Status tijdens uitsluiting «

Art. 71/1.Geen enkele sporter die uitgesloten werd verklaard, mag tijdens de periode van uitsluiting in eender welke hoedanigheid deelnemen aan een sportmanifestatie.

Een sporter aan wie een uitsluitingsperiode van meer dan vier jaar is opgelegd, mag nadat hij vier jaar van de uitsluitingsperiode heeft uitgezeten, deelnemen aan lokale sportmanifestaties in een andere sport dan die waarin hij de dopingpraktijk heeft begaan, maar alleen als de lokale sportmanifestatie niet op een dusdanig niveau is dat het die sporter anders rechtstreeks of onrechtstreeks zou kunnen kwalificeren voor deelname aan (of het verzamelen van punten voor) een nationaal kampioenschap of een internationaal evenement.

Een sporter die een uitsluitingsperiode uitzit, blijft onderworpen aan dopingcontroles. »

Art. 26.Aan hetzelfde besluit wordt een bijlage toegevoegd, die als bijlage bij dit besluit is gevoegd. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 27.Artikel 1, 2, 3, 4, 6, 7, 13 en 14 van het decreet van 21 november 2008 houdende de wijziging van het decreet van 13 juli 2007 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening en van het decreet van 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar treden in werking tien dagen na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.

Art. 28.Artikel 4 tot en met 26 treden in werking op 1 januari 2009.

Art. 29.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Medisch Verantwoorde Sportbeoefening, de Lichamelijke Opvoeding, de Sport en het Openluchtleven, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 19 december 2008.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, B. ANCIAUX

Bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2008 houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 mei 2002 tot vaststelling van de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding en van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juni 2008 houdende uitvoering van het decreet van 13 juli 2007 inzake de medisch verantwoorde sportbeoefening, Bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juni 2008 houdende uitvoering van het decreet van 13 juli 2007 inzake de medisch verantwoorde sportbeoefening, Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld In de tabel voor de tweede dopingpraktijk wordt verstaan onder : a) cijfers/« lev » : aantal jaren uitsluiting;b) - : tot;c) lev : levenslange;d) VSS (Verminderde sanctie voor een Specifieke Stof conform art.70, § 3) : De dopingpraktijk wordt of zou moeten worden bestraft met een verminderde sanctie conform art. 70, § 3, omdat er sprake is van een Specifieke Stof en de andere voorwaarden van art. 70, § 3, zijn vervuld. e) AGC (Aangifteverzuim en/of Gemiste Controles) : De dopingpraktijk wordt of zou moeten worden bestraft conform art.70, § 4, derde lid. f) GSS (verminderde sanctie in geval van Geen Significante Schuld of nalatigheid) : De dopingpraktijk wordt of zou moeten worden bestraft met een verminderde sanctie conform art.70, § 5, 2° omdat de sporter aantoonde dat er sprake was van Geen Significante Schuld of Nalatigheid conform art. 70, § 5, 2°. g) St (Standaardsanctie conform art.70, § 2 of art. 70, § 4, eerste lid) : De overtreding van een antidopingregel wordt bestraft of zou moeten worden bestraft met een standaardsanctie van twee jaar conform art. 70, § 2 of art. 70, § 4, eerste lid. h) VS (Verzwaarde Sanctie) : De dopingpraktijk wordt of zou moeten worden bestraft met een verzwaarde sanctie conform art.70, § 6, omdat aan de voorwaarden van art. 70, § 6, is voldaan. i) HT (Handel of poging tot handel en Toediening of poging tot toediening) : De dopingpraktijk wordt of zou moeten worden bestraft met een sanctie conform art.70, § 4, tweede lid.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2008 houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 mei 2002 tot vaststelling van de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding en van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juni 2008 houdende uitvoering van het decreet van 13 juli 2007 inzake de medisch verantwoorde sportbeoefening Brussel, 19 december 2008.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, B. ANCIAUX

^