Etaamb.openjustice.be
Decreet van 08 februari 1999
gepubliceerd op 29 april 1999

Decreet betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
1999029177
pub.
29/04/1999
prom.
08/02/1999
ELI
eli/decreet/1999/02/08/1999029177/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 FEBRUARI 1999. - Decreet betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap (1)


De Raad van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Dit decreet is van toepassing op de leden van het onderwijzend personeel onderworpen aan het decreet van 24 juli 1997 dat het statuut bepaalt van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap. HOOFDSTUK II. - Definities

Art. 2.Voor de toepassing van dit decreet, dient verstaan te worden onder : 1° Wet van 19 maart 1971 : de wet van 19 maart 1971 betreffende de gelijkwaardigheid van de buitenlandse diploma's en studiegetuigschriften;2° Wet van 7 juli 1970 : de wet van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs;3° Decreet van 16 april 1991 : het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie;4° Decreet van 5 september 1994 : het decreet van 5 september 1994 tot regeling van de universitaire studies en de academische graden;5° Decreet van 5 augustus 1995 : het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen;6° Decreet van 25 juli 1996 : het decreet van 25 juli 1996 betreffende de opdrachten en betrekkingen in de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen;7° Decreet van 9 september 1996 : het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen;8° Decreet van 24 juli 1997 : het decreet van 24 juli 1997 dat het statuut bepaalt van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap;9° Besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 april 1969 : het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel en van het sociaal personeel van de inrichtingen voor voorschools, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en niet-universitair hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap, alsmede van de internaten die van deze inrichtingen afhangen;10° De Regering : de Regering van de Franse Gemeenschap;11° Hogeschool : de Hogeschool bedoeld bij artikel 1, 1°, van het decreet van 5 augustus 1995;12° Inrichtende macht : de Inrichtende macht van een onderwijsinstelling zoals bepaald bij artikel 2 van de wet van 29 mei 1959;13° Overheid van de Hogeschool : de overheid van de Hogeschool bedoeld bij artikel 1, 2°, van het decreet van 5 augustus 1995;14° Vakante betrekking : een vakante betrekking bedoeld bij artikel 9 van het decreet van 25 juli 1996;15° Getuigschrift van pedagogische bekwaamheid (certificat d'aptitudes pédagogiques) : het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid bedoeld bij artikel 16 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel en van het sociaal personeel van de inrichtingen voor voorschools, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en niet-universitair hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap, alsmede van de internaten die van deze inrichtingen afhangen;16° Getuigschrift van pedagogische bekwaamheid (certificat d'aptitude pédagogique) : het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid bedoeld bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 18 juli 1994 tot goedkeuring van het verwijzingsdossier van het pedagogisch hoger onderwijs voor sociale promotie van het korte type van stelsel I, ter uitreiking van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid;17° Getuigschrift middelbare technische normaalleergangen bedoeld bij artikel 17 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel en van het sociaal personeel van de inrichtingen voor voorschools, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en niet-universitair hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap, alsmede van de internaten die van deze inrichtingen afhangen;18° Nuttige ervaring van het onderwijs : De nuttige ervaring van het onderwijs bestaat uit de diensten verricht in een ambt van de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel, op welk niveau van onderwijs ook;19° Nuttige ervaring van het vak : De nuttige ervaring van het vak bestaat uit de diensten verricht ofwel in de privé- of openbare sector, ofwel in een vak of een beroep.Deze diensten dienen verband te houden met de toe te kennen leergangen; 20° Algemene raad : de Algemene raad voor de Hogescholen, samengesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 79 van het decreet van 5 augustus 1995;21° Bekwaamheidsbewijzen : de bekwaamheidsbewijzen uitgereikt overeenkomstig de bepalingen van artikel 5bis, c), van de wet van 7 juli 1970, van artikel 6 van het decreet van 5 september 1994 en van de artikelen 14 tot 19 van het decreet van 5 augustus 1995;22° Vereiste bekwaamheidsbewijzen de bekwaamheidsbewijzen waarvan de specificiteit bepaald is in de bijlagen 1, 2 en 3 van dit decreet;23° Tijdelijke voor een beperkte duur : het personeelslid dat in die hoedanigheid werd aangesteld of aangeworven overeenkomstig de bepalingen van artikel 10 van het decreet van 25 juli 1996;24° Tijdelijke voor een onbeperkte duur : het personeelslid dat in die hoedanigheid werd aangesteld of aangeworven overeenkomstig de bepalingen van artikel 10 van het decreet van 25 juli 1996;25° Benoeming of aanwerving in vast verband : de benoeming of aanwerving in vast verband uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, § 1, van het decreet van 25 juli 1996.

Art. 3.§ 1. Voor de toepassing van dit decreet, dient verstaan te worden onder bekwaamheidsbewijzen van het hoger niveau van de derde graad : 1° de diploma's van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs, van doctor, meester, licentiaat, ingenieur of apotheker, uitgereikt overeenkomstig de wetgeving van de academische graden;2° de andere diploma's van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs, van architect, ingenieur of licentiaat uitgereikt door het hoger onderwijs van het lange type, of door een examencommissie voor het hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap overeenkomstig de bepalingen van artikel 43 van het decreet van 5 augustus 1995;3° het diploma hoger technisch onderwijs van de derde graad;4° het diploma hoger kunstonderwijs van de derde graad;5° het diploma kunsthoger onderwijs van de derde graad;6° de diploma's uitgereikt door de Koninklijke militaire school, op het einde van de tweede studiecyclus. Voor de toepassing van dit decreet, dient te worden verstaan onder bekwaamheidsbewijzen van het hoger niveau van de tweede graad : 1° het diploma technisch ingenieur;2° het universitair diploma burgerlijk conducteur;3° het schooldiploma of het diploma hogere technische cursussen van de tweede graad;4° het diploma hoger kunstonderwijs van de tweede graad. Voor de toepassing van dit decreet, dient verstaan te worden onder bekwaamheidsbewijzen van het hoger niveau van de eerste graad : 1° één van de diploma's uitgereikt overeenkomstig de artikelen 14 en 15 van het decreet van 5 augustus 1995;2° het schooldiploma of het diploma hogere technische cursussen van de eerste graad;3° het diploma hoger kunstonderwijs van de eerste graad;4° het diploma kunsthoger onderwijs van de eerste graad;5° de diploma's uitgereikt op het einde van een cyclus van drie studiejaren door de inrichtingen gerangschikt krachtens artikel 2 van de wet van 7 juli 1970 in het kunsthoger onderwijs van het korte type. § 2. Komen eveneens in aanmerking zoals de diploma's uitgereikt door het onderwijs met volledig leerplan : 1° de overeenstemmende diploma's uitgereikt door het onderwijs voor sociale promotie van het lange type krachtens artikel 62, lid 1, 1°, van het decreet van 16 april 1991;2° de overeenstemmende diploma's uitgereikt door het onderwijs voor sociale promotie van het korte type krachtens artikel 45, lid 1, 1° van het decreet van 16 april 1991. HOOFDSTUK III. - Bekwaamheidsbewijzen

Art. 4.§ 1. Niemand kan het ambt van hoogleraar, studiebureauchef of docent uitoefenen, als hij niet houder is van een diploma van doctor in de geneeskunde, doctor in de dierengeneeskunde, doctor toegekend na de verdediging van een these, apotheker, ingenieur of geaggregeerde hoger onderwijs of als hij niet houder is van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij § 2, of als de bepalingen van § 3 hem niet werden toegepast.

Niemand kan het ambt van bureauchef of van meester-assistent uitoefenen, als hij niet houder is van één van de volgende bekwaamheidsbewijzen : 1° een diploma van doctor in de geneeskunde, doctor in de dierengeneeskunde, apotheker, ingenieur, meester of licentiaat toegekend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 5 september 1994;2° een diploma van architect, ingenieur of licentiaat uitgereikt door het hoger onderwijs van het lange type, of door een examencommissie voor het hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap, of een bekwaamheidsbewijs waarvoor de houder een gelijkstelling heeft verkregen met een dergelijk diploma;3° een diploma van eindstudies uitgereikt door een inrichting voor hoger technisch onderwijs gerangschikt in de derde graad of door en inrichting voor kunstonderwijs van het hogere niveau gerangschikt in de derde graad. Niemand kan het ambt van meester praktische opleiding uitoefenen als hij niet houder is van een bekwaamheidsbewijs van het hogere niveau van de eerste graad. § 2. De bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij § 1 kunnen ook buitenlandse bekwaamheidsbewijzen zijn die als gelijkwaardig worden erkend in toepassing van de wet van 19 maart 1971 of van artikel 36 van het decreet van 5 september 1994 of als overeenstemmend in toepassing van artikel 4quater van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 april 1969. § 3. De Regering kan, op gunstig advies van de Algemene raad, aannemen dat een beroeps- of wetenschappelijke bekendheid met betrekking tot het ambt en de cursussen die moeten worden toegekend, voor zich persoonlijk, als geldend bekwaamheidsbewijs zoals bedoeld bij § 1 wordt beschouwd.

De Algemene raad brengt zijn advies uit op basis van door de kandidaten in te dienen dossiers. Deze dossiers bevatten inzonderheid de documenten met betrekking tot de bekwaamheidsbewijzen en verdiensten, de nuttige ervaring inzake vak en onderwijs, de meldingen van de wetenschappelijke verschijningen en de pedagogische werken alsook de bewijzen van verscheidene beroepservaringen. HOOFDSTUK IV. - Te begeven cursussen en specificiteit van de vereiste bekwaamheidsbewijzen

Art. 5.De specificiteit van de bekwaamheidsbewijzen vereist voor de uitoefening van het ambt van meester praktische opleiding wordt nader bepaald in de bijlage 1 bij dit besluit tegenover de te begeven cursussen.

Art. 6.De specificiteit van de bekwaamheidsbewijzen vereist voor de uitoefening van het ambt van meester-assistent wordt nader bepaald in de bijlage 2 bij dit besluit tegenover de te begeven cursussen.

Art. 7.De specificiteit van de bekwaamheidsbewijzen vereist voor de uitoefening van het ambt van docent wordt nader bepaald in de bijlage 3 bij dit besluit tegenover de te begeven cursussen. HOOFDSTUK V. - Bijkomende bepalingen

Art. 8.Voor de uitoefening van het ambt van meester praktische opleiding, veronderstelt het bekwaamheidsbewijs bedoeld bij artikel 5 een nuttige ervaring van het vak van minstens twee jaar.

De Regering bepaalt de nadere regels voor de erkenning van deze nuttige ervaring.

Art. 9.§ 1. Niemand kan in vast verband benoemd of aangeworven zijn in het ambt van meester praktische opleiding, meester-assistent of docent, als hij niet het bewijs kan leveren van een nuttige ervaring in het onderwijs van minstens zes jaar.

De laatste drie jaren dienen gepresteerd te zijn in één van de ambten bedoeld bij artikel 5 van het decreet van 25 juli 1996 binnen een hogeschool die onder de inrichtende macht waarbij de benoeming of de aanwerving in vast verband geschiedt, ressorteert.

Voor de berekening van de drie jaren of van de zes jaren bedoeld bij lid 1, worden de diensten verleend in een ambt met onvolledige prestaties in aanmerking genomen evenals de diensten verleend in een ambt met volledige prestaties. § 2. Het bij lid 1 bedoeld personeelslid dient ook houder te zijn van één van de volgende pedagogische bekwaamheidsbewijzen : het diploma van onderwijzer(es) kleuteronderwijs, het diploma van onderwijzer(es) lager onderwijs, de aggregatie voor het lager secundair onderwijs, de aggregatie voor het hoger secundair onderwijs, het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid (certificat d'aptitude pédagogique), het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid (certificat d'aptitudes pédagogiques), het getuigschrift middelbare technische normaalleergangen of het diploma van pedagogische bekwaamheid.

De bij lid 1 bedoelde bekwaamheidsbewijzen zullen vervangen worden, uiterlijk op 1 september 2001, door een getuigschrift van pedagogische bekwaamheid dat aangepast is aan het hoger onderwijs en waarvan de nadere regels van uitreiking bij decreet na advies van de Algemene raad bepaald zullen worden. HOOFDSTUK VI. - Afwijkingen

Art. 10.§ 1. Bij gebrek, behoorlijk vastgesteld volgens door de Regering bepaalde nadere regels, aan kandidaten met de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij dit decreet, kan de Regering, op eensluidend en met redenen omkleed advies van de Algemene Raad, en een afwijking van de voorwaarden inzake vereiste bekwaamheidsbewijzen voor één persoon afzonderlijk, toestaan. De Algemene Raad beslist op basis van dossiers die door de kandidaten moeten worden ingediend. Deze dossiers omvatten inzonderheid de documenten met betrekking tot de bekwaamheidsbewijzen en verdiensten, de nuttige ervaring van het bak en van het onderwijs, de vermeldingen van de wetenschappelijke publicaties alsook de bewijzen van verscheidene beroepservaringen.

Indien de afwijking niet wordt toegekend, zal de inrichtende macht rechtstreeks een einde stellen aan het ambt van de tijdelijke.

In afwijking van artikel 10, lid 1, van het decreet van 25 juli 1996, wordt het hernieuwen van de aanstelling of de werving voor bepaalde tijd niet beperkt tot een academiejaar, voor zover het gebrek vastgesteld wordt overeenkomstig lid 1 op het begin van elk academiejaar. Deze afwijkingen geven noch aanleiding tot een aanstelling of een aanwerving als tijdelijke voor onbepaalde tijd noch tot een benoeming of aanwerving in vast verband. § 2. Naast de meldingen bedoeld bij de artikelen 30, lid 1, 133, lid 2, en 215, lid 1, van het voornoemd decreet van 24 juli 1997, bevat elke akte van aanstelling of aanwerving krachtens paragraaf 1 een vermelding van de regel opgenomen in lid 3 van dezelfde paragraaf. HOOFDSTUK VII. - Wijzigings-, opheffings-, overgangs- en slotbepalingen Eerste afdeling. - Wijzigende bepalingen

Art. 11.In artikel 4quater, lid 1, 3° van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 april 1969 ingevoegd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 30 augustus 1996, worden de woorden « of in het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap » ingevoegd tussen de woorden « te bepalen met welk(e) bekwaamheidsbewijs(zen), bepaald in hoofdstuk II van dit besluit » en de woorden « , zij overeenstemmen ».

Art. 12.Artikel 9, lid 2, van het decreet van 25 juli 1996 wordt door de volgende bepaling vervangen : « De in artikel 8 bepaalde bekendmaking omvat de bijzonderheden van de betrokken betrekking : het ambt zoals vermeld in artikel 5 en de opdracht zoals bepaald in artikel 7, § 1, lid 3, worden nauwkeurig omschreven alsook, voor de ambten van rang 1, de te begeven cursussen zoals bedoeld bij de bijlagen 1, 2 en 3 van het decreet van 9 februari 1999 betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap. ».

Art. 13.Artikel 12, § 1, 3° van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : « 3° houder zijn van een van de vereiste bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap. ».

Art. 14.Artikel 12, § 1, 8° van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : « 8° aan de voorwaarde inzake nuttige ervaring van het onderwijs bedoeld bij artikel 9, § 1, van het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap. ».

Art. 15.Artikel 2, 24°, van het decreet van 24 juli 1997 wordt door de volgende bepaling vervangen : « 24° Uitbreiding van opdracht : Voor de ambten van rang 1, de procedure volgens welke de inrichtende macht de opdracht van een in vast verband benoemd of aangeworven personeelslid, of van een personeelslid dat tijdelijk aangesteld of aangeworven werd voor onbepaalde tijd, uitbreidt in hetzelfde ambt en dezelfde te begeven cursussen ten hoogste voor een volledige opdracht, respectievelijk in vast verband of tijdelijk voor onbepaalde tijd, met inachtneming van artikel 31 van het decreet van 9 september 1996.

Voor de ambten van rang 2, de procedure volgens welke de inrichtende macht de opdracht van een personeelslid in hetzelfde ambt definitief uitbreidt, ten hoogste voor een volledige opdracht. ».

Art. 16.Artikel 2, 26°, van hetzelfde decreet wordt door de volgende bepaling vervangen : « 26° Te begeven cursussen : de cursussen waarin de inrichtende macht wenst te voorzien met inachtneming van het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap. ».

Art. 17.Er wordt een artikel 20bis, luidend als volgt, ingevoegd : «

Artikel 20bis.De Raad van bestuur bepaalt de cursus waaronder, volgens de wetgeving met betrekking tot de bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen, ieder bestanddeel van het programma van de studies ingericht in de betrokken hogeschool ressorteert. ».

Art. 18.In artikel 24, § 2, lid 2, van hetzelfde decreet, worden de woorden « de bekwaamheidsbewijzen » vervangen door de woorden « de vereiste bekwaamheidsbewijzen ».

Art. 19.Artikel 28, 1°, van hetzelfde decreet wordt door de volgende bepaling vervangen : « 1° het ambt en de opdracht bedoeld bij artikel 7, § 1, van het decreet van 25 juli 1996. ».

Art. 20.In artikel 29, § 2, lid 2, van hetzelfde decreet, worden de woorden « volgens de te begeven cursussen » vervangen door de woorden : « volgens de bij artikel 28, 1°, bedoelde opdracht ».

Art. 21.In titel II, hoofdstuk II, van hetzelfde decreet, wordt het opschrift van afdeling III vervangen door het volgende opschrift : « Afdeling III : De benoeming in vast verband, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, het gedeeltelijk opdrachtverlies, de overplaatsing en de opdrachtuitbreiding. ».

Art. 22.In artikel 35 van hetzelfde decreet, waarvan huidig lid 1 paragraaf 1 wordt en huidig lid 2 paragraaf 2, wordt paragraaf 2 met volgend lid aangevuld : « Wanneer een personeelslid met een gedeeltelijk opdrachtverlies zich kandidaat stelt voor een vacante betrekking in het ambt waarin het vast benoemd werd, maar voor andere te begeven cursussen waarvoor hij houder is van een vereist bekwaamheidsbewijs ofwel waarvoor het een beroeps- of wetenschappelijke bekendheid heeft verkregen, en wanneer de betrekking bedoeld bij artikel 22 hem wordt toegekend, wordt het personeelslid onmiddellijk definitief titularis van deze te begeven cursussen. ».

Art. 23.In titel II, hoofdstuk II, afdeling III, van hetzelfde decreet, wordt een onderafdeling IV ingelast waarin een artikel 40bis vervat is, luidend als volgt : « Onderafdeling IV : De opdrachtuitbreiding

Artikel 40bis.Met inachtneming van artikel 31 van het decreet van 9 september 1996, wanneer de betrekking bedoeld bij artikel 22 toegekend is bij uitbreiding van de opdracht in hetzelfde ambt en in dezelfde te begeven cursussen waarvoor het personeelslid over een vereist bekwaamheidsbewijs beschikt, geschiedt deze opdrachtuitbreiding, naargelang het geval, onmiddellijk in vast verband of als tijdelijke voor een onbepaalde tijd. ».

Art. 24.Artikel 91 van hetzelfde decreet wordt met de volgende bepaling aangevuld : « 15° wanneer op het einde van het zesde academiejaar dat volgt op de datum van zijn eerste aanwijzing voor het ambt en de te begeven cursussen, het personeelslid dat niet titularis is van een van de pedagogische bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij artikel 9, § 2, van het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap. ».

Art. 25.Artikel 95 van hetzelfde decreet wordt met de volgende bepaling aangevuld : « 14° wanneer op het einde van het zesde academiejaar dat volgt op de datum van zijn eerste aanwijzing voor het ambt en de te begeven cursussen, het personeelslid dat niet titularis is van een van de pedagogische bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij artikel 9, § 2, van het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap. ».

Art. 26.Er wordt een artikel 124bis, luidend als volgt, ingevoegd in titel III, hoofdstuk III, van hetzelfde decreet : «

Artikel 124bis.De inrichtende macht bepaalt de cursus waaronder, volgens de wetgeving met betrekking tot de bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen, ieder bestanddeel van het programma van de studies ingericht door haar ressorteert. ».

Art. 27.Artikel 131, 1° van hetzelfde decreet wordt door de volgende bepaling vervangen : « 1° het ambt en de bij artikel 7, § 1, van het decreet van 25 juli 1996 bedoelde opdracht; ».

Art. 28.In titel III, hoofdstuk III, van hetzelfde decreet, wordt het opschrift van afdeling III vervangen door het volgend opschrift : « Afdeling III : De aanwerving in vast verband, de terbeschikkingstelling bij ontstentenis van betrekking, het gedeeltelijk opdrachtverlies, de overplaatsing en de opdrachtuitbreiding. ».

Art. 29.In artikel 138 van hetzelfde decreet, waarvan huidig lid 1 paragraaf 1 wordt en lid 2 paragraaf 2, wordt paragraaf 2 aangevuld met volgend lid : « Wanneer een personeelslid met een gedeeltelijk opdrachtverlies zich kandidaat stelt voor een vacante betrekking in het ambt waarin het vast benoemd werd, maar voor andere te begeven cursussen waarvoor hij houder is van een vereist bekwaamheidsbewijs ofwel waarvoor het een beroeps- of wetenschappelijke bekendheid heeft verkregen, en wanneer de betrekking bedoeld bij artikel 125 hem wordt toegekend, wordt het personeelslid onmiddellijk definitief titularis van deze te begeven cursussen. ».

Art. 30.In titel III, hoofdstuk III, afdeling III, van hetzelfde decreet, wordt een onderafdeling IV ingevoegd waarin een artikel 143bis vervat is, luidend als volgt : « Onderafdeling IV : De opdrachtuitbreiding

Artikel 143bis.Met inachtneming van artikel 31 van het decreet van 9 september 1996, wanneer de betrekking bedoeld bij artikel 125 toegekend is bij uitbreiding van de opdracht in hetzelfde ambt en in dezelfde te begeven cursussen waarvoor het personeelslid over een vereist bekwaamheidsbewijs beschikt, geschiedt deze opdrachtuitbreiding, naargelang het geval, onmiddellijk in vast verband of als tijdelijke voor onbepaalde tijd. ».

Art. 31.Artikel 185 van hetzelfde decreet wordt met de volgende bepaling aangevuld : « 15° wanneer op het einde van het zesde academiejaar dat volgt op de datum van zijn eerste aanwerving voor het ambt en de te begeven cursussen, het personeelslid dat niet titularis is van een van de pedagogische bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij artikel 9, § 2, van het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap. ».

Art. 32.Artikel 189 van hetzelfde decreet wordt met de volgende bepaling aangevuld : « 14° wanneer op het einde van het zesde academiejaar dat volgt op de datum van zijn eerste aanwerving voor het ambt en de te begeven cursussen, het personeelslid dat niet titularis is van één van de pedagogische bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij artikel 9, § 2, van het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap. ».

Art. 33.Er wordt een artikel 206bis, luidend als volgt, ingevoegd in titel IV, hoofdstuk II, van hetzelfde decreet : «

Artikel 206bis.De inrichtende macht bepaalt de cursus waaronder, volgens de wetgeving met betrekking tot de bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen, ieder bestanddeel van het programma van de studies ingericht in de betrokken hogeschool ressorteert. ».

Art. 34.Artikel 213, 1° van hetzelfde decreet wordt door de volgende bepaling vervangen : « 1° het ambt en de bij artikel 7, § 1, van het decreet van 25 juli 1996 bedoelde opdracht; ».

Art. 35.In titel IV, hoofdstuk II, van hetzelfde decreet, wordt het opschrift van afdeling III vervangen door het volgend opschrift : « Afdeling III : De vaste benoeming, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, het gedeeltelijk opdrachtverlies, de overplaatsing en de opdrachtuitbreiding. ».

Art. 36.In artikel 220 van hetzelfde decreet, waarvan huidig lid 1 paragraaf 1 wordt en huidig lid 2 paragraaf 2, wordt paragraaf 2 met volgend lid aangevuld : « Wanneer een personeelslid met een gedeeltelijk opdrachtverlies zich kandidaat stelt voor een vacante betrekking in het ambt waarin het vast benoemd werd, maar voor andere te begeven cursussen waarvoor hij houder is van een vereist bekwaamheidsbewijs ofwel waarvoor het een beroeps- of wetenschappelijke bekendheid heeft verkregen, en wanneer de betrekking bedoeld bij artikel 207 hem wordt toegekend, wordt het personeelslid onmiddellijk titularis van deze definitief te begeven cursussen. ».

Art. 37.In titel IV, hoofdstuk II, afdeling III, van hetzelfde decreet, wordt een onderafdeling IV ingelast waarin een artikel 224bis vervat is, luidend als volgt : « Onderafdeling IV : De opdrachtuitbreiding

Artikel 224bis.Met inachtneming van artikel 31 van het decreet van 9 september 1996, wanneer de betrekking bedoeld bij artikel 207 toegekend is bij uitbreiding van de opdracht in hetzelfde ambt en in dezelfde te begeven cursussen waarvoor het personeelslid over een vereist bekwaamheidsbewijs beschikt, geschiedt deze opdrachtuitbreiding, naargelang het geval, onmiddellijk in vast verband of als tijdelijke voor onbepaalde tijd. ».

Art. 38.Artikel 264 van hetzelfde decreet wordt met de volgende bepaling aangevuld : « 15° wanneer op het einde van het zesde academiejaar dat volgt op de datum van zijn eerste aanwijzing voor het ambt en de te begeven cursussen, het personeelslid dat niet titularis is van een van de pedagogische bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij artikel 9, § 2, van het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap. »

Art. 39.Artikel 268 van hetzelfde decreet wordt met de volgende bepaling aangevuld : « 14° wanneer op het einde van het zesde academiejaar dat volgt op de datum van zijn eerste aanwijzing voor het ambt en de te begeven cursussen, het personeelslid dat niet titularis is van een van de pedagogische bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij artikel 9, § 2, van het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap. ».

Art. 40.Artikel 7 van het decreet van 30 juni 1998 tot instelling van het hoger onderwijs van het lange type in de kinesitherapie binnen de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde hogescholen, wordt door de volgende bepaling vervangen : «

Art. 7.§ 1. In afwijking van artikel 10 van de wet van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs, worden de meesters-assistenten en de meesters inzake opleiding die titularis zijn van een diploma bedoeld bij artikel 10, §§ 2 en 3, van deze wet en die aangeworven werden vóór 1 oktober 1998 in het onderwijs dat in het paramedisch hoger onderwijs met volledig leerplan tot het diploma van gegradueerde in de kinesitherapie leidt, voor zich persoonlijk en voor de toepassing van artikel 10 van de voornoemde wet van 7 juli 1970 enkel, geacht over de bekwaamheidsbewijzen te beschikken om in het hoger onderwijs van het lange type les te geven.

De geldelijke en rechtspositie van de personeelsleden bedoeld bij lid 1 wordt niet gewijzigd.

Deze paragraaf is van toepassing gedurende het academiejaar 1998-1999. § 2. Tot 14 september 2001, kan de inrichtende macht, overeenkomstig de geldende bepalingen, personeelsleden tijdelijk aanstellen of aanwerven, die houder zijn van de bekwaamheidsbewijs van gegradueerde in de kinesitherapie uitgereikt door een hogeschool ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap of door een examencommissie ingesteld door de Regering van de Franse Gemeenschap, overeenkomstig artikel 43 van het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen, voor het ambt van meester praktische opleiding voor de te begeven cursussen in kinesitherapie. ». Afdeling II. - Opheffingsbepalingen

Art. 41.Worden niet van toepassing op de personeelsleden die onderworpen zijn aan dit decreet : 1° artikel 10, §§ 1 tot 8, van de wet van 7 juli 1970;2° artikel 17, § 4, van de wet van 7 juli 1970;3° de artikelen 10, 11 en 12 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 april 1969;4° het ministerieel besluit van 30 april 1969 tot vaststelling van de algemene vakken, bijzondere vakken, technische vakken en beroepspraktijk in de normaalscholen voor kleuteronderwijzeressen waarvan de onderwijstaal de Franse taal of de Duitse taal is;5° het ministerieel besluit van 30 april 1969 tot vaststelling van de algemene vakken, bijzondere vakken, technische vakken en beroepspraktijk in de lagere normaalscholen waarvan de onderwijstaal de Franse taal of de Duitse taal is;6° het ministerieel besluit van 30 april 1969 tot vaststelling van de algemene vakken, bijzondere vakken, technische vakken en beroepspraktijk in de middelbare normaalscholen waarvan de onderwijstaal de Franse taal of de Duitse taal is.

Art. 42.Opgeheven worden : 1° het ministerieel besluit van 30 april 1969 waarbij de bekwaamheidsbewijzen gespecificeerd worden die vereist zijn om het ambt uit te oefenen van meester-assistent (algemene vakken) in de normaalscholen voor kleuteronderwijzeressen waar het Frans de onderwijstaal is;2° het ministerieel besluit van 30 april 1969 waarbij de bekwaamheidsbewijzen gespecificeerd worden die vereist zijn om het ambt uit te oefenen van meester-assistent in de normaalscholen voor kleuteronderwijzeressen waar het Frans de onderwijstaal is;3° de artikelen 3, leden 2 en 3, 4, 34, 38, lid 1, 39, 40 en 48 van het decreet van 25 juli 1996;4° de artikelen 298, 315 en 320, 1° en 2° van het decreet van 24 juli 1997.

Art. 43.In de bijlage 1 bij dit decreet, wordt de melding « kinesitherapie : het diploma van gegradueerde in de kinesitherapie » opgeheven. Afdeling III. - Overgangsbepalingen

Art. 44.Voor de toepassing van dit decreet, worden de universitaire bekwaamheidsbewijzen toegekend overeenkomstig de bepalingen die geldig waren voor de toepassing van het decreet van 5 september 1994, gelijkgesteld met de academische graden bepaald bij artikel 6, §§ 1, 2 en 6 van dit decreet.

Voor de toepassing van dit decreet, worden de bekwaamheidsbewijzen toegekend overeenkomstig de bepalingen die geldig waren voor de toepassing van het decreet van 5 augustus 1995, gelijkgesteld met de bekwaamheidsbewijzen toegekend in het niet-universitair hoger onderwijs overeenkomstig hoofdstuk III van dit decreet.

Art. 45.§ 1. De personeelsleden die, vóór de inwerkingtreding van dit decreet, voor onbepaalde tijd tijdelijk aangesteld of aangeworven werden alsook de personeelsleden die benoemd of aangeworven werden in vast verband voor dezelfde datum, worden geacht, naargelang het geval, tijdelijk aangesteld of aangeworven voor onbepaalde tijd, of benoemd of aangeworven in vast verband te zijn geweest voor de cursussen bedoeld in de bijlagen bij dit decreet die overeenstemmen met de door hen verrichte prestaties.

De personeelsleden bedoeld bij lid 1 blijven de baremaschaal genieten die op hen toepasselijk was voor de inwerkingtreding van dit besluit. § 2. De personeelsleden die, voor de inwerkingtreding van dit besluit, voor bepaalde tijd tijdelijk aangesteld of aangeworven werden, worden geacht tijdelijk aangeworven te zijn voor bepaalde tijd voor de cursussen bedoeld in de bijlagen bij dit decreet die overeenstemmen met de door hen verrichte prestaties.

Zij blijven de baremaschaal genieten die op hen toepasselijk was voor de inwerkingtreding van dit decreet.

Art. 46.De personeelsleden die tijdelijk aangesteld of aangeworven werden voor de inwerkingtreding van dit decreet terwijl er geen specificiteit nader bepaald werd met toepassing van de wet van 7 juli 1970, kunnen in vast verband benoemd of aangeworven worden in afwijking van de bepalingen van hoofdstuk IV van dit decreet, waarbij onder ambt waarvoor het personeelslid over het vereiste bekwaamheidsbewijs beschikt, verstaan wordt, de specificiteit die hij gedoceerd heeft in het niet-universitair hoger onderwijs gedurende minstens 240 dagen verdeeld over minimum twee academiejaren.

In afwijking van artikel 9, § 2, lid 1, de personeelsleden die voor onbepaalde tijd tijdelijk aangesteld of aangeworven werden voor de inwerkingtreding van dit decreet, worden vrijgesteld van de voorwaarde van pedagogisch bekwaamheidsbewijs om in vast verband benoemd of aangeworven te zijn in een ambt van meester praktische opleiding, meester-assistent of docent.

Art. 47.De personeelsleden die vastbenoemd werden na een tijdelijke aanstelling met toepassing van artikel 20 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoeden hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, de personeelsleden die in vast verband benoemd of aangeworven werden in toepassing van artikel 17bis van de wet van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs, alsook de personeelsleden die vast benoemd of aangeworven werden bij toepassing van artikel 315 van het decreet van 24 juli 1997 dat het statuut bepaalt van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, worden geacht aan de voorwaarden inzake bekwaamheidsbewijzen te voldoen zoals ze vastgesteld worden door dit decreet voor het verkrijgen van een opdrachtuitbreiding.

Art. 48.In afwijking van de bepalingen van dit decreet en inzonderheid van zijn bijlagen 1 en 2, behouden de personeelsleden bedoeld bij artikel 7 van het decreet van 30 juni 1998 tot instelling van het hoger onderwijs van het lange type in de kinesitherapie binnen de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde hogescholen, die meesters praktische opleiding zijn, voor zich persoonlijk, dit ambt. Afdeling IV. - Slotbepalingen

Art. 49.De Regering kan de wets-, decreet- en verordeningsbepalingen met betrekking tot het hoger onderwijs ingericht binnen de hogescholen alsook de bepalingen die deze expliciet of impliciet gewijzigd zouden hebben wanneer deze coördinatie plaatsvindt, coördineren.

Daartoe kan zij : 1° de orde, de nummering en, in het algemeen, de voorstelling van de te coördineren bepalingen wijzigen, in andere afdelingen;2° de refertes vervat in de te coördineren bepalingen wijzigen om deze in overeenstemming te brengen met de nieuwe nummering;3° de verwoording van de te coördineren bepalingen te wijzigen om ze in overeenstemming te brengen en een uniforme terminologie te verkrijgen, zonder dat er afbreuk wordt gedaan aan de principes ingeschreven in deze bepalingen. De coördinatie zal als opschrift hebben : « Decreet betreffende het hoger onderwijs ingericht binnen de hogescholen gecoördineerd op... ».

Art. 50.Dit decreet treedt in werking op 1 februari 1999, met uitzondering van artikel 3, § 2, 1°, waarvoor de datum van inwerkingtreding door de Regering wordt bepaald en met uitzondering van artikel 43 dat op 15 september 2001 in werking treedt.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 8 februari 1999.

De Minister-Voorzitster van de Regering van de Franse Gemeenschap, belast met het Onderwijs, de Audiovisuele Sector, de Hulpverlening aan de Jeugd, het Kinderwelzijn en de Gezondheidspromotie, L. ONKELINX De Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Sport en Internationale Betrekkingen, W. ANCION De Minister van Cultuur en Permanente Opvoeding, Ch. PICQUE De Minister van Begroting, Financiën en Ambtenarenzaken, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE _______ Nota (1) Zitting 1998-1999 Stukken van de Raad.- Ontwerp van decreet : nr. 276-1. - Errata : nr. 276-2. - Commission en decreten : nrs. 276-3 tot 276-6. - Verslag : nr. 276-7.

Integraal verslag. - Bespreking rn aanneming. Vergadering van 26 januari 1999.

BIJLAGE 1 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.

De Minister-Voorzitster van de Regering van de Franse Gemeenschap, belast met het Onderwijs, de Audiovisuele Sector, de Hulpverlening aan de Jeugd, het Kinderwelzijn en de Gezondheidspromotie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Sport en Internationale Betrekkingen, W. ANCION De Minister van Cultuur en Permanente Opvoeding, Ch. PICQUE De Minister van Begroting, Financiën en Ambtenarenzaken, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE

BIJLAGE 2 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesusidieerd door de Franse Gemeenschap.

De Minister-Voorzitster van de Regering van de Franse Gemeenschap, belast met het Onderwijs, de Audiovisuele Sector, de Hulpverlening aan de Jeugd, het Kinderwelzijn en de Gezondheidspromotie, Mme L. ONKELINX De Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Sport en Internationale Betrekkingen, W. ANCION De Minister van Cultuur en Permanente Opvoeding, Ch. PICQUE De Minister van Begroting, Financiën en Ambtenarenzaken, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE

BIJLAGE 3 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en de bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.

De Minister-Voorzitster van de Regering van de Franse Gemeenschap, belast met het Onderwijs, de Audiovisuele Sector, de Hulpverlening aan de Jeugd, het Kinderwelzijn en de Gezondheidspromotie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Sport en Internationale Betrekkingen, W. ANCION De Minister van Cultuur en Permanente Opvoeding, Ch. PICQUE De Minister van Begroting, Financiën en Ambtenarenzaken, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE

^