gepubliceerd op 23 mei 2003
Decreet houdende wijziging van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 3 december 1992 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra
10 APRIL 2003. - Decreet houdende wijziging van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 3 december 1992 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra (1)
De Raad van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen, en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.In artikel 1 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 3 december 1992 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, zoals vervangen bij het besluit van de Regering van 3 september 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt aangevuld met de punten 8°, 9°, 10°, 11° en 12°, luidend als volgt : « 8° het decreet van 24 juli 1997 dat het statuut bepaalt van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap;9° het decreet van 31 januari 2002 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra;10° het decreet van 31 januari 2002 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde vrije psycho-medisch-sociale centra;11° het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten);12° het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van het statuut van de personeelsleden van de inspectiedienst van de Franse Gemeenschap voor het gewoon kleuteronderwijs, het gewoon lager onderwijs en het gewoon basisonderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.» 2° het tweede lid wordt door de volgende bepaling vervangen : « Het is van toepassing op alle andere vastbenoemde of in vast verband geworven personeelsleden die een wedde of een wedde-toelage genieten ten laste van de Franse Gemeenschap. In afwijking van het eerste lid, is het ook van toepassing op de personeelsleden bedoeld bij de punten 8° tot 11° van het eerste lid , die voor een onbepaalde duur tijdelijk aangesteld of geworven zijn; nochtans, kan de onderbreking van de beroepsloopbaan die zij kunnen genieten gedurende hun aanstelling of aanwerving als zodanig niet meer dan twee al dan niet opeenvolgende academiejaren bestrijken, en kan ze enkel voor een periode overeenstemmend met minstens één academiejaar toegekend worden, met uitzondering van de onderbreking van de beroepsloopbaan genomen om een lid van hun gezin of familie tot de tweede graad bijstand of zorg te verlenen, of binnen het kader van een ouderschapsverlof. » ; 3° artikel 1 wordt aangevuld met de volgende leden : « Aan de personeelsleden die, ten laatste binnen de dertig dagen na het begin van het school- of academiejaar, tijdelijk aangesteld of geworven zijn voor de volledige duur van een school- of academiejaar en die ofwel onderworpen zijn aan de besluiten en de decreten bedoeld bij de punten 1° tot 11°, ofwel een wedde of een wedde-toelage genieten ten laste van de Franse Gemeenschap, kan, binnen dezelfde voorwaarden en volgens dezelfde nadere regels als deze die geldig zijn voor de vastbenoemde personeelsleden bedoeld in het eerste lid, een onderbreking van de beroepsloopbaan toegekend worden om de volgende redenen : 1° om palliatieve zorg te verlenen;2° om aan een lid van hun gezin of familie tot de tweede graad, dat aan een zware ziekte lijdt, bijstand of zorg te verlenen.Nochtans wordt in dat geval de mogelijkheid de loopbaan volledig of partieel te onderbreken respectievelijk beperkt tot hoogstens 3 maanden en hoogstens 6 maanden per zieke; 3° bij de geboorte of de adoptie van een kind, binnen het kader van een ouderschapsverlof. In afwijking van het eerste lid kan, binnen dezelfde voorwaarden en volgens dezelfde nadere regels als deze die geldig zijn voor de vastbenoemde personeelsleden, een onderbreking van de beroepsloopbaan om de redenen opgesomd bij het vorige lid toegekend worden aan de personeelsleden van de Hogescholen die door verkiezing verkregen ambten uitoefenen, alsook aan de personeelsleden van de Hogere kunstscholen die een per mandaat toegekende betrekking bekleden.
Art. 2.In artikel 2 van hetzelfde besluit, zoals vervangen bij het besluit van de Regering van 3 september 1996 en gewijzigd bij het decreet van 8 februari 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 en § 2, eerste lid , worden de woorden "vast benoemd is of in vast verband geworven is" vervangen door de woorden "vast benoemd is, in vast verband geworven is of, als het om het personeelslid gaat bedoeld bij in het derde lid van dit besluit, voor een onbepaalde duur tijdelijk geworven of aangesteld";2° in § 2, wordt het tweede lid aangevuld als volgt : « In de andere gevallen, wordt de dienstanciënniteit berekend overeenkomstig de bepalingen waarin voorzien wordt in het administratief statuut van het betrokken personeelslid.» ; 3° een § 2bis , luidend als volgt, wordt toegevoegd; « Het eerste en tweede lid van dit artikel zijn niet van toepassing op de onderbreking van de beroepsloopbaan genomen bij toepassing van § 5. » ; 4° het eerste lid van § 5 wordt door volgend lid vervangen : « Ieder personeelslid heeft recht op de volledige onderbreking van zijn beroepsloopbaan, of een vermindering van zijn prestaties met een vijfde of de helft van het minimum aantal uren, lestijden of lessen vereist voor het samenstellen van het met volledige prestaties uitgeoefende ambt, om iemand palliatieve zorg te verlenen krachtens de bepalingen van de artikelen 100bis en 102bis van de wet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen.»; 5° artikel 2 wordt aangevuld met de paragrafen 6 en 7, luidend als volgt : « § 6.Hebben recht op de volledige onderbreking van hun beroepsloopbaan of een vermindering van hun prestaties met een vijfde, een vierde of de helft van het minimum aantal uren, lestijden of lessen vereist voor het samenstellen van het met volledige prestaties uitgeoefende ambt, de personeelsleden die hun beroepsloopbaan wensen te onderbreken voor het verlenen van bijstand of zorg aan een lid van hun gezin of een lid van hun familie tot de tweede graad, dat aan een zware ziekte lijdt, krachtens artikel 4ter van het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra. § 7. Hebben recht op de volledige onderbreking van hun beroepsloopbaan of een vermindering van hun prestaties met een vijfde, een vierde of de helft van het minimum aantal uren, lestijden of lessen vereist voor het samenstellen van het met volledige prestaties uitgeoefende ambt, de personeelsleden die hun beroepsloopbaan wensen te onderbreken voor de geboorte of de adoptie van een kind, binnen het kader van het ouderschapsverlof, krachtens artikel 4quater van het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra. ».
Art. 3.In het derde lid van artikel 3 van hetzelfde besluit, zoals gewijzigd bij het besluit van 3 december 1996 en bij het decreet van 8 februari 1999, worden de woorden "vast benoemd of geworven is" vervangen door de woorden "vast benoemd, geworven of voor onbepaalde duur tijdelijk aangesteld of geworven".
Art. 4.Er wordt een artikel 3bis ingevoegd in hetzelfde besluit, zoals gewijzigd bij het besluit van 3 december 1996 en bij het decreet van 8 februari 1999, luidend als volgt : « Art. 3bis . Artikel 3 van dit besluit is niet van toepassing op de personeelsleden bedoeld bij de leden 1 en 2 wanneer de onderbreking van de beroepsloopbaan om de volgende redenen wordt aangevraagd : 1° om palliatieve zorg te verlenen;2° om bijstand of zorg te verlenen aan een lid van hun gezin of familie tot de tweede graad, dat aan een zware ziekte lijdt;3° bij de geboorte of de adoptie van een kind, binnen het kader van een ouderschapsverlof.».
Art. 5.In artikel 4 van hetzelfde besluit, zoals gewijzigd bij het besluit van de Regering van 3 september 1996 en bij het decreet van 8 februari 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid , worden de woorden "die op de eerste dag van de eerste of van de tweede maand van het school- of academiejaar begint" vervangen door de woorden " die, ofwel op de eerste dag van de eerste of van de tweede maand van het school- of academiejaar begint, ofwel op 15 september of 15 oktober van het academiejaar";2° in § 1 worden het tweede en derde lid door de volgende leden vervangen : « Nochtans, in afwijking van de vorige bepalingen, kan de onderbreking van de beroepsloopbaan een aanvang nemen de dag die volgt op het einde van een bevallingsverlof of een verlof voor de opvang met het oog op adoptie en pleegvoogdij toegekend aan de personeelsleden van de onderwijsinrichtingen en psycho-medisch-sociale centra ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.In dat geval moet de onderbreking van de beroepsloopbaan aangevraagd worden voor het begin van het bevallingsverlof of voor het begin van het verlof voor de opvang met het oog op adoptie en pleegvoogdij toegekend aan de personeelsleden van de onderwijsinrichtingen en psycho-medisch-sociale centra ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.
Wanneer er overgegaan wordt tot de vervanging van het personeelslid aan wie een onderbreking van zijn beroepsloopbaan werd toegekend, geschiedt deze vervanging overeenkomstig de bepalingen van artikel 8. »; 3° de paragrafen 2ter , 2quater en 2quinquies worden ingevoegd, luidend als volgt : « 2ter .De bepalingen van de §§ 1 en 2 zijn niet van toepassing op de personeelsleden die hun beroepsloopbaan onderbreken bij toepassing van artikel 2, § 6, van dit besluit.
Onverminderd hetgeen bepaald is bij artikel 1, vierde lid , 2°, wordt de mogelijkheid om volledig of partieel zijn beroepsloopbaan te onderbreken om de reden bedoeld bij artikel 2, § 6, toegekend binnen de voorwaarden en volgens de nadere regels bepaald bij artikel 4ter van het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra.
De onderbreking van de beroepsloopbaan toegekend met toepassing van artikel 2, § 6, van dit besluit heeft uitwerking met ingang van de eerste dag van de week die volgt op deze gedurende dewelke de kennisgeving bedoeld bij artikel 5, § 4, plaats heeft gegrepen of vroeger mits instemming van de Regering. § 2quater . De bepalingen van de §§ 1 en 2 zijn niet van toepassing op de personeelsleden die hun beroepsloopbaan onderbreken bij toepassing van artikel 2, § 7, van dit besluit.
De personeelsleden bedoeld in het eerste lid kunnen hun beroepsloopbaan volledig onderbreken of hun werkprestaties verminderen binnen de voorwaarden en volgens de nadere regels bedoeld bij artikel 4quater van het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra. § 2quinquies . Voor de tijdelijke personeelsleden, komt de onderbreking van de beroepsloopbaan toegekend met toepassing van de §§ 5, 6 en 7 van artikel 2 tot een einde ten laatste op het einde van hun tijdelijke aanstelling of werving.
Wanneer er overgegaan wordt tot de vervanging van het personeelslid aan wie een onderbreking van zijn beroepsloopbaan werd toegekend met toepassing van de §§ 5, 6 en 7 van artikel 2, geschiedt deze vervanging overeenkomstig de bepalingen van artikel 8. »; 4° § 4 wordt afgeschaft.
Art. 6.Aan artikel 5 van hetzelfde besluit, zoals gewijzigd bij het decreet van 8 februari 1999 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 3, vijfde lid, worden de woorden « overeenkomstig lid 2 van dit artikel » vervangen door de woorden « overeenkomstig lid 4 »;2° artikel 5 wordt met de paragrafen 4 en 5 aangevuld, luidend als volgt : § 4.De §§ 1 en 2 zijn niet van toepassing op de personeelsleden die hun beroepsloopbaan onderbreken met toepassing van artikel 2, § 6, van dit besluit.
Het personeelslid dat zijn beroepsloopbaan wenst te onderbreken om aan een lid van zijn gezin of familie tot de tweede graad, dat zwaar ziek is, bijstand of zorg te verlenen, brengt er de Regering schriftelijk op de hoogte van via : - het inrichtingshoofd in het onderwijs van de Franse Gemeenschap of de directeur van de psycho-medisch- sociale centra van de Franse Gemeenschap; - de inrichtende macht voor het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch- sociale centra; - het hiërarchisch gezag voor de leden van de inspectiediensten.
Het personeelslid deelt mede of het voor een volledige of een gedeeltelijke onderbreking kiest en vermeldt de duur ervan.
Bovendien voegt het personeelslid bij zijn kennisgeving een attest van de behandelende geneesheer van het gezins- of familielid tot de tweede graad, dat zwaar ziek is, waaruit blijkt dat het personeelslid bereid is de zwaar zieke persoon bijstand of zorg te verlenen.
Elke keer dat het personeelslid de onderbrekingsperiode van de beroepsloopbaan wenst te verlengen die hem werd toegestaan met toepassing van artikel 2, § 6 van dit besluit, moet het personeelslid een nieuw attest voorleggen uitgereikt overeenkomstig de voorafgaande paragraaf. § 5. De §§ 1 en 2 zijn niet van toepassing op de personeelsleden die hun beroepsloopbaan onderbreken in toepassing van artikel 2, § 7, van dit besluit.
Het personeelslid dat zijn beroepsloopbaan wenst te onderbreken voor een geboorte of de adoptie van een kind brengt er de Regering schriftelijk op de hoogte van via : - het inrichtingshoofd in het onderwijs van de Franse Gemeenschap of de directeur van de psycho-medisch- sociale centra van de Franse Gemeenschap; - de inrichtende macht voor het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch- sociale centra; - het hiërarchisch gezag voor de leden van de inspectiediensten.
Deze kennisgeving moet ten minste dertig dagen vóór de aanvang van het ouderschapsverlof gedaan worden behoudens afwijking toegestaan door de Regering en de datum vermelden waarop het ouderschapsverlof aanvangt alsook de duur ervan.
Het personeelslid deelt ook mede of het voor een volledige of een gedeeltelijke onderbreking kiest.
Uiterlijk op het ogenblik waarop het ouderschapsverlof aanvangt, bezorgt het personeelslid naargelang het geval : - een uittreksel uit de geboorteakte van het kind; - een attest van de inschrijving van het kind als familielid in het bevolkingsregister of het vreemdelingenregister van de gemeente waar het personeelslid verblijft; - een attest betreffende de lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van het kind van ten minste 66 % in de zin van de reglementering betreffende de kinderbijslag.
Een uittreksel uit het bevolkingsregister of het vreemdelingenregister waarbij de samenstelling van het gezin wordt bewezen, moet in alle gevallen worden bezorgd. »
Art. 7.Aan artikel 6, § 1, van hetzelfde besluit, zoals gewijzigd bij het besluit van 3 september 1996 van de Regering worden de volgend wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « Het bedrag van de vergoeding voor loopbaanonderbreking wordt vastgesteld onder verwijzing naar het aantal uren of lestijden die het (de) ambt(en) vormt (vormen) waarvoor het personeelslid benoemd of definitief aangeworven is of, desgevallend, tijdelijk aangesteld of geworven werd.»; 2° het derde lid wordt afgeschaft.
Art. 8.In artikel 7 van hetzelfde besluit, zoals gewijzigd bij het decreet van 8 februari 1999 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° a) in § 1, worden de woorden « behoudens het personeelslid bedoeld bij artikel 4, § 5 » ingelast tussen de woorden « dat zijn beroepsloopbaan heeft onderbroken » en « door de Minister of diens afgevaardigde ertoe gemachtigd worden ».b) hetzelfde § 1 wordt aangevuld met een lid twee luidend als volgt : « Voor de toepassing van deze bepaling wordt inzonderheid beschouwd als buitengewone reden het door de Regering van de Franse Gemeenschap behoorlijk vastgesteld personeelstekort in het ambt waarvoor het personeelslid dat zijn loopbaan heeft onderbroken, vast benoemd of aangeworven is.»; 2° § 2 wordt aangevuld met volgende woorden : « behoudens in geval van behoorlijk vastgesteld personeelstekort in het ambt waarvoor het personeelslid dat zijn loopbaan heeft onderbroken, vast benoemd of aangeworven is.»; 3° in § 4, eerste lid worden de woorden « in toepassing van artikel 2, § 5 » vervangen door de woorden « in toepassing van artikel 2, §§ 5, 6 en 7.»
Art. 9.Artikel 8 van hetzelfde besluit, zoals gewijzigd bij het besluit van 3 september 1996 van de Regering wordt vervangen door de volgende bepaling : « Art. 8 Een personeelslid dat zijn loopbaan onderbreekt wordt prioritair vervangen door een of meer personeelsleden, in disponibiliteit wegens gebrek aan arbeid, wegens volkomen gebrek aan arbeid of in gedeeltelijk opdrachtverlies volgens de reglementaire bepalingen die van toepassing zijn wat de reaffectatie en de wedertewerkstelling betreft.
In de selectie- en bevorderingsambten kan een personeelslid evenwel tijdelijk vervangen worden door een vast benoemd personeelslid of door een vast geworven personeelslid in het wervingsambt dat toegang verleent tot het selectie- en bevorderingsambt. In dat geval zijn de bepalingen van het eerste lid ofwel volledig ofwel gedeeltelijk van toepassing op het wervingsambt dat tijdelijk werd verlaten.
Onverminderd het eersteen tweede lid, gebeurt de aanstelling met naleving van de statutaire regels betreffende de aanwerving alsook van de voorwaarden voor de betoelaging. »
Art. 10.Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 11.Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 12.In artikel 11 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen door de volgende bepaling : « Het personeelslid blijft evenwel met loopbaanonderbreking zonder uitkering. Het personeelslid mag slechts één keer het voordeel van deze bepaling genieten. Indien het in de loop van een later schooljaar het recht op de uitkeringen opnieuw verliest, wordt zijn loopbaanonderbreking, wat het vast benoemd personeelslid betreft, van rechtswege, met ingang van de kennisgeving van de uitkeringsweigering, omgezet in terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden tot het voorziene einde van bedoelde onderbreking en, wat de tijdelijke personeelsleden betreft, wordt er van rechtswege op dezelfde datum een einde aan de loopbaanonderbreking gesteld. »
Art. 13.Dit decreet treedt in werking de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal wordzen bekendgemaakt.
Gedaan te Brussel, 10 april 2003.
De Minister-President, belast met Internationale Betrekkingen, H. HASQUIN De Minister van Cultuur, Begroting, Openbaar Ambt, Jeugdzaken en Sport, R. DEMOTTE De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de opdrachten toegewezen aan de « O.N.E. », J.-M. NOLLET De Minister van Secundair en Buitengewoon Onderwijs, P. HAZETTE De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. F. DUPUIS De Minister van Kunsten en Letteren en van de Audiovisuele Sector, R. MILLER De Minister van Jeugdbijstand en Gezondheid, Mevr. N. MARECHAL _______ Nota (1) Zitting 2002-2003. Stukken van de Raad. - Ontwerp van decreet, nr. 376-1. - Commissieamendementen nr. 376-2. - Verslag, nr. 376-3.
Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 8 april 2003.