Etaamb.openjustice.be
Decreet van 02 december 2021
gepubliceerd op 02 februari 2022

Decreet tot wijziging van het decreet van 7 februari 2019 tot bepaling van de initiële opleiding van de leerkrachten

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2021043544
pub.
02/02/2022
prom.
02/12/2021
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

2 DECEMBER 2021. - Decreet tot wijziging van het decreet van 7 februari 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 02/06/1998 pub. 29/08/1998 numac 1998029331 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap sluiten6 tot bepaling van de initiële opleiding van de leerkrachten


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I: Bepalingen tot wijziging van het decreet van 7 februari 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 02/06/1998 pub. 29/08/1998 numac 1998029331 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap sluiten6 tot bepaling van de initiële opleiding van de leerkrachten.

Artikel 1.In het decreet van 7 februari 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 02/06/1998 pub. 29/08/1998 numac 1998029331 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap sluiten6 tot bepaling van de initiële opleiding van de leerkrachten worden de Titels I tot IV en de artikelen 1 tot 55 vervangen door de volgende tekst : "TITEL I. - Algemene bepalingen, definities, doelstellingen en sturing van de initiële opleiding HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en definities

Artikel 1.Dit decreet is van toepassing op de instellingen voor hoger onderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd of gesubsidieerd, zoals bedoeld in de artikelen 10 tot 13 van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 02/06/1998 pub. 29/08/1998 numac 1998029331 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap sluiten1 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies.

Art. 2.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder 1° ARES : de Academie voor Onderzoek en Hoger Onderwijs bedoeld in de artikelen 20 en volgende van het voormelde decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 02/06/1998 pub. 29/08/1998 numac 1998029331 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap sluiten1; 2° Specifieke behoeften: de specifieke behoeften in de zin van artikel 1.3.1-1, 5°, van het Wetboek voor basis- en secundair onderwijs; 3° Franstalig Kwalificatiekader: een kader opgericht bij het samenwerkingsakkoord van 26 februari 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 02/06/1998 pub. 29/08/1998 numac 1998029331 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap sluiten7 tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de oprichting en het beheer van een « Cadre francophone des certifications » (Franstalig kwalificatiekader) afgekort als "C.F.C." waarmee instemming werd gegeven door het decreet van 15 mei 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 02/06/1998 pub. 29/08/1998 numac 1998029331 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap sluiten3 tot instemming met het samenwerkingsakkoord, gesloten op 26 februari 2015, tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, betreffende de oprichting en het beheer van een "Cadre francophone des certifications (C.F.C.)" (Franstalig Kwalificatiekader), afgekort als "C.F.C"; 4° COCOFIE : de Coördinatiecommissie voor initiële leerkrachtenopleiding, van het leerplichtonderwijs, het onderwijs voor sociale promotie en het secundair kunstonderwijs onderwijs met beperkte leerplan, zoals bepaald in artikel 7;5° Wetboek voor het onderwijs : het wetboek voor het basis- en secundair onderwijs ingevoerd bij het decreet van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 02/06/1998 pub. 29/08/1998 numac 1998029331 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap sluiten5 houdende de boeken 1 en 2 van het Wetboek voor het basis- en secundair onderwijs, en tot instelling van de gemeenschappelijke kern;6° Competentie : de competentie in de zin van artikel 15, § 1, eerste lid, 20°, van het voormelde decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 02/06/1998 pub. 29/08/1998 numac 1998029331 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap sluiten1;7° Gezamenlijke diplomering: het partnerschap zoals bepaald in artikel 15, § 1, eerste lid, 18°, van het voormelde decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 02/06/1998 pub. 29/08/1998 numac 1998029331 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap sluiten1;8° ESAHR-decreet : het decreet van 2 juni 1998Relevante gevonden documenten type decreet prom. 02/06/1998 pub. 29/08/1998 numac 1998029331 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap sluiten houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap;9° Opdrachtendecreet : het decreet van 24 juli 1997Relevante gevonden documenten type decreet prom. 24/07/1997 pub. 23/09/1997 numac 1997029337 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren sluiten dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren;10° Landschapsdecreet: het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 02/06/1998 pub. 29/08/1998 numac 1998029331 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap sluiten1 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;11° Decreet Bekwaamheidsbewijzen en ambten: het decreet van 11 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 02/06/1998 pub. 29/08/1998 numac 1998029331 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap sluiten2 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs;12° Opvoeding tot Media : de opvoeding tot media in de zin van artikel 1, 1°, van het decreet van 5 juni 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 02/06/1998 pub. 29/08/1998 numac 1998029331 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap sluiten0 houdende oprichting van de Hoge Raad voor Opvoeding tot de Media en tot ontwikkeling van bijzondere initiatieven en middelen terzake in de Franse Gemeenschap 13° Leraar beoefenaar : de leerkracht wiens functie bepaald wordt in bijlage 2 van het decreet van 8 februari 1999Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/02/1999 pub. 29/04/1999 numac 1999029177 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap sluiten betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap;14° Referentie-instelling : de referentie-instelling in de zin van artikel 15, § 1, eerste lid, 33°, van het Landschapsdecreet;15° EVRAS : Sensibiliseren voor het relationele, affectieve en seksuele leven (EVRAS) als een opvoedingsproces dat met name reflectie inhoudt met het oog op het vergroten van het vermogen van jongeren om weloverwogen keuzes te maken die de ontwikkeling van hun relationele, emotionele en seksuele leven en het respect voor zichzelf en anderen bevorderen;16° FLE: Frans als vreemde taal;17° Gender: een sociale constructie waarin de biologische geslachtsidentiteiten bij de geboorte en de seksuele identiteiten van individuen vorm geven aan hun socialisatie, rollen, gedragsverwachtingen en de relaties tussen individuen die daaruit voortvloeien.Binnen de opleiding omvat het begrip "gender": ?Genderopvoeding : een noodzakelijk onderdeel van de programma's op alle niveaus van het onderwijsstelsel, dat de leerlingen, mannelijke en vrouwelijke studenten in staat stelt te begrijpen hoe identiteitsconstructies en patronen van sociale rolverdeling - die onze samenlevingen vorm geven - hun leven, relaties, levenskeuzen, loopbaanstrajecten, enz. beïnvloeden; ? Genderbewustzijn: onderwijs om aan te tonen hoe bestaande waarden en normen ons beeld van de werkelijkheid beïnvloeden, stereotypen in stand houden en de mechanismen van (re)productie van ongelijkheden en overheersingsverhoudingen ondersteunen; ? Genderdimensie: rekening houden met de uiteenlopende situaties, behoeften en uitdagingen van mensen, teneinde genderstereotypen vanuit een sectoroverschrijdend perspectief te ontkrachten, ongelijkheden op te heffen en te voorkomen dat zij blijven bestaan, alsmede gelijkheid en diversiteit te bevorderen in alle beleidslijnen, procedures of specifieke programma's; 18° Machtiging : de machtiging in de zin van artikel 15, § 1, eerste lid, 42°, van het Landschapsdecreet;19° Verspreid tijdschema: het tijdschema in de zin van artikel 13, § 1, 42/2, van het Landschapsdecreet;20° Opleidingsoperator : de instelling (hogeschool, universiteit, hogere kunstschool) die betrokken is bij de organisatie van de initiële opleiding van de leerkrachten;21. Afdeling : het onderscheid gemaakt tussen de cursussen van de initiële opleiding van de leerkrachten in dienst, naar gelang van het onderwijsniveau waarop zij voorbereiden, of naar gelang van de vraag of de initiële opleiding rechtstreeks dan wel op een later tijdstip plaatsvindt;22° Beroepssituatie : de toestand waarvan de planning en de duur variabel zijn en die kan overeenkomen met simulaties, casestudies, het ontwerpen, het uitvoeren en het evalueren van leerreeksen;23° Specificiteit: de specificiteit in de zin van artikel 2, § 1, 6°, van het decreet Bekwaamheidsbewijzen en ambten .

Art. 3.§ 1. Dit decreet regelt de initiële opleiding van de leerkrachten. § 2 Onder initiële opleiding van leerkrachten wordt verstaan de studies van het lange type georganiseerd door de instellingen voor hoger onderwijs voor studenten die leraar willen worden in het gewoon of gespecialiseerd, voltijds of alternerend, kleuter-, lager- en secondair onderwijs, in het secundair onderwijs voor sociale promotie en in het secundair kunstonderwijs met beperkte leerplan.

Ze heeft geen betrekking op het getuigschrift pedagogische bekwaamheid. § 3. De initiële opleiding van de leerkrachten wordt op een rechtstreekse of uitgestelde manier georganiseerd. Ze bestaat uit 5 afdelingen die in titel II nader worden toegelicht.

De rechtstreekse opleiding van de leerkrachten combineert de vakopleiding en de pedagogische opleiding in één enkel cursus. Ze bestaat uit de afdelingen 1 tot 4.

De uitgestelde opleiding van de leerkrachten -afdeling 5 - is een pedagogische opleiding die plaatsvindt na een tweede cyclus van een vakopleiding.

Art. 4.Voor een goede leesbaarheid van de tekst is het gebruik van mannelijke namen voor de verschillende woorden, titels, graden en functies gemeenslachtig, niettegenstaande de bepalingen van het decreet van 21 juni 1993 betreffende de vervrouwelijking van de namen van beroep, ambt, graad of titel. HOOFDSTUK II. - De doelstellingen van de initiële opleiding van de leerkrachten.

Art. 5.§ 1. Naast de het streven van de algemene doelstellingen bepaald in artikel 3 van het Landschapsdecreet streven de instellingen voor hoger onderwijs in het kader van de initiële opleiding van de leerkrachten de ontwikkeling en de verwerving van de volgende competenties door de studenten na : 1° de competenties van de institutionele, sociale en culturele actor. Deze competenties worden vertaald in de volgende vaardigheden : a) als sociale en culturele actor op treden binnen de school en de samenleving, ook in hun verandering, diversiteit integreren en burgerschapspraktijken ontwikkelen voor een grotere sociale samenhang;b) inzicht hebben in de ethische vraagstukken en de ethische en regelgevingskaders van het beroep op democratische en verantwoordelijke wijze eerbiedigen;c) de organisatorische en institutionele omgeving van het onderwijsstelsel analyseren en daarin handelen, in het bijzonder door interactie met collega's, ouders, directie en andere actoren, teneinde I.deel te nemen aan het sturingsproces van de school en aan de verbetering van het onderwijsstelsel van de Franse Gemeenschap;

II. van de school een plaats te maken waar leerlingen in een positief klimaat leren, zich ontwikkelen en een opleiding te volgen, en niet een plaats van selectie; d) zijn of haar administratieve situatie en de follow-up van zijn of haar persoonlijk administratief dossier controleren;2° de competenties van de actor in een lerende organisatie in een collectieve dynamiek.Deze competenties komen tot uiting in de volgende vaardigheden : a) zich investeren in samenwerking binnen een onderwijsteam om de professionaliteit en deskundigheid ervan te vergroten door de mobilisatie van collectieve intelligentie, met name tijdens overleg;b) zijn/haar individuele opleidingsbehoeften vaststellen en deelnemen aan de vaststelling van de opleidingsbehoeften van het onderwijsteam;c) bijdragen tot de verspreiding binnen het onderwijsteam van de kennis die in het kader van de voortgezette opleidingen is verworven, of van de vaardigheden die door deze opleidingen of door ervaring zijn ontwikkeld;3° de competenties van de organisator en begeleider van het leren in een evolutieve dynamiek.Deze competenties worden vertaald in de volgende vaardigheden : a) de inhoud van de vakken, hun epistemologische grondslagen, hun wetenschappelijke en technologische evolutie, hun didactiek en de methodologie van hun onderwijs beheersen;b) het verwerven van kennis over leerprocessen, onderzoek naar verschillende modellen en theorieën van het onderwijs;c) de schriftelijke en mondelinge Franse taal grondig beheersen om op passende wijze les te geven en te communiceren in de verschillende contexten en vakgebieden die met het beroep verband houden;d) rekening houden met de taaldimensie van leren en onderwijzen en deze te ontwikkelen, met aandacht voor de taal van de school of de taal van het leren en bewust zijn van het feit dat de kennismaking met deze taal in sociaal en cultureel opzicht ongelijk is;e) optreden als pedagoog in de klas en de schoolinrichting in een collectief perspectief, met name door: i.het ontwerpen en uitvoeren van een onderwijs- en leermethode, die een verscheidenheid aan praktijken omvat, waardoor de motivatie en het zelfvertrouwen van de leerlingen worden vergroot en hun creativiteit, initiatief en samenwerking worden ontwikkeld; ii. het ontwerpen, selecteren en gebruiken van lesmateriaal, leerboeken, schoolsoftware en andere onderwijsinstrumenten; iii. de constructie en het gebruik van observatie- en evaluatiemateriaal, waarbij laatstgenoemd materiaal specifiek gericht is op begrip en formatieve beoordeling, en de verantwoordelijkheid en de deelneming van de leerling aan zijn of haar leerproces aanmoedigt; iv. het ontwerpen en uitvoeren van gedifferentieerde onderwijspraktijken en praktijken voor gepersonaliseerde ondersteuning voor leerlingen, rekening houdend met hun eerdere verworven kennis, hun leerprofiel en, in voorkomend geval, hun specifieke behoeften, met inbegrip van de toepassing van redelijke aanpassingen en met name gebaseerd op co-teaching of co-interventie; v. de ontwikkeling van interdisciplinaire leeractiviteiten;f) de integratie van digitale technologieën in hun onderwijspraktijk beheersen;g) op transversale wijze rekening houden met de opvoeding tot media, EVRAS en gender;h) een zorgzaam relationeel kader creëren om de communicatie met leerlingen, hun familie en vrienden, alsook met collega's vergemakkelijken;i) de klasgroep in een opvoedkundige en pedagogische situatie op stimulerende, structurerende en geruststellende wijze leiden;4° de competenties van de reflectieve beoefenaar.Deze competenties worden vertaald in de volgende vaardigheden : a) de resultaten van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van onderwijs en didactiek kritisch lezen en gebruiken voor hun onderwijsactiviteiten, alsmede gebruikmaken van verschillende disciplines in de menselijke wetenschappen om beroepssituaties te analyseren en daarin te handelen;b) individueel en met collega's een kritische en nauwgezette observatie en analyse maken van zijn/haar eigen praktijken en de gevolgen daarvan voor de leerlingen, teneinde zijn/haar onderwijs te sturen en de strategieën en voorwaarden voor de uitvoering ervan te wijzigen met het oog op efficiëntie en billijkheid;c) geleidelijk hun beroepsidentiteit te ontwikkelen, met name door gebruik te maken van instrumenten voor persoonlijke professionele ontwikkeling, zoals het portfolio. § 2. Voor de in het eerste lid, 3°, a), bedoelde vaardigheid zorgen de instellingen voor hoger onderwijs er ten minste voor dat de toekomstige leerkrachten aan het einde van hun initiële opleiding het niveau van beheersing van de concepten en van de disciplinaire, didactische en pedagogische competenties hebben verworven die hen in staat stellen om hun toekomstige leerlingen, elk voor het onderwijsniveau en de vakken waarvoor zij zich voorbereiden, de competenties eigen te maken die in de referentiesystemen voor toepassing in het betrokken onderwijsniveau of de betrokken onderwijsniveaus worden genoemd. Zij ontwikkelen de vaardigheden om zich aan te passen aan een ontwikkeling van deze referentiesystemen.

In aanvulling op het eerste lid bepaalt de regering, na advies van de COCOFIE, het minimumniveau van beheersing van de competenties bepaald in paragraaf 1 dat toekomstige leerkrachten aan het einde van hun initiële opleiding moeten hebben bereikt.

Art. 6.De ontwikkeling van de competenties bedoeld in artikel 5 wordt gedurende de gehele beroepsloopbaan van de leerkracht voortgezet en bij de intrede in het beroep versterkt overeenkomstig de regelgeving inzake voortgezette beroepsontwikkeling. HOOFDSTUK III. - De Coördinatiecommissie voor initiële leerkrachtenopleiding voor leerplichtonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en secundair kunstonderwijs met beperkte leerplan.

Art. 7.§ 1. Er wordt een adviescommissie opgericht, de "Coördinatiecommissie voor initiële leerkrachtenopleiding van het leerplichtonderwijs, het onderwijs voor sociale promotie en het secundair kunstonderwijs met beperkte leerplan ", hierna "COCOFIE" genoemd. § 2. Naast de opdracht die haar wordt toevertrouwd in artikel 5, § 2, tweede lid, brengt de COCOFIE, op verzoek van de Regering of op eigen initiatief, en ten minste om de drie jaar, een advies uit aan de Regering: 1° over de evolutie van de uitvoering van de hervorming en de gevolgen ervan in het basis- en secundair onderwijs, in het onderwijs voor sociale promotie en in het secundair kunstonderwijs met beperkte leerplan;2° over de samenhang tussen de georganiseerde leerplannen en de referentiesystemen voor toepassing in het basis- en secundair onderwijs, de leerresultaten bepaald in artikel 5bis, 1°, van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie en de basisvaardigheden bepaald in artikel 1, 6°, van het ESAHR-decreet;3° over de samenhang tussen de thema's die gekozen worden voor de bijscholing van personeelsleden in het leerplichtonderwijs en het onderwijs voor sociale promotie en de gemeenschappelijke referentiesystemen die door de ARES zijn vastgesteld voor de leerplannen van de initiële opleiding van de leerkrachten;4° over de samenhang tussen de programma's die worden aangeboden door de instellingen voor hoger onderwijs die de initiële opleiding van de leerkrachten organiseren en de doelstellingen bedoeld in artikel 5;5° over de indicatoren voor de follow-up van de doelstellingen van artikel 5;6° voor het eerst vóór juni 2023, over de duur en de minimale gemeenschappelijke operationele en organisatorische richtsnoeren voor de langdurige stage bedoeld in de artikelen 23, 24, § 4, 30, § 4, 36, §§ 2 en 3, en 38;7° over de identificatie van de sterke en de zwakke punten van de uitvoering van de hervorming en, indien nodig, over de mogelijke voorstellen voor verbetering;8° over een voorstel tot wijziging van de in artikel 5 omschreven competenties in het licht van de evolutie van de referentiesystemen van de competenties voor de toepassing in het lager en secundair onderwijs, de evolutie van de praktijken, de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de initiële opleiding van de leerkrachten;9° over de invoering van een procedure voor kwaliteitsanalyse die specifiek is voor de initiële opleiding van de leerkrachten, in overleg met het Agentschap voor de evaluatie van de kwaliteit van het hoger onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, opgericht bij artikel 2 van het decreet van 22 februari 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/02/2008 pub. 23/04/2008 numac 2008029225 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende verschillende maatregelen betreffende de organisatie en de werking van het Agentschap voor de evaluatie van de kwaliteit van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs sluiten houdende verschillende maatregelen betreffende de organisatie en de werking van het Agentschap voor de evaluatie van de kwaliteit van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs;10° over de uitvoering van de master specialisatie in de lerarenopleiding. § 3. De COCOFIE bestaat uit vierentwintig leden, waaronder twee medevoorzitters aangesteld door de regering. Onder deze leden, 1° acht leden, onder wie een medevoorzitter, worden aangesteld op voorstel van de ARES, 2° zes leden, onder wie een medevoorzitter, worden aangesteld op voorstel van de Sturingscommissie Leerplichtonderwijs ingesteld bij het decreet van 27 maart 2002Relevante gevonden documenten type decreet prom. 27/03/2002 pub. 04/05/2002 numac 2002029228 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot wijziging van sommige bepalingen betreffende het administratief statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel en van het sociaal personeel van de inrichtingen voor kleuter-, lager, bijzonder, middelbaar, technisch en kunstonderwijs van de Franse Gemeenschap, van de internaten die van deze instellingen afhangen en van de personeelsleden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen type decreet prom. 27/03/2002 pub. 17/05/2002 numac 2002029247 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de begeleiding van het onderwijssysteem van de Franse Gemeenschap type decreet prom. 27/03/2002 pub. 16/04/2002 numac 2002029187 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende wijziging van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie, en houdende verschillende wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de begeleiding van het onderwijssysteem van de Franse Gemeenschap, 3° één lid wordt aangesteld op voorstel van de Algemene Raad voor het Onderwijs voor Sociale promotie, ingesteld bij het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie, 4° één lid wordt aangesteld op voorstel van de Algemene Raad voor het secundair kunstonderwijs met beperkte leerplan, ingesteld bij het ESAHR-decreet, 5° zes leden worden aangesteld op voorstel van de representatieve vakbondsorganisaties, 6° twee leden worden aangesteld op voorstel van de representatieve studentenverenigingen op gemeenschapsniveau. Voor de aanstelling van de leden bedoeld in de littera 1° en 2° wordt gezorgd voor een verdeling tussen de verschillende federaties van inrichtende machten en Wallonie Bruxelles Enseignement en tussen de verschillende onderwijsniveaus en -vormen, op basis van de verhouding van de leerlingen en studenten waarvoor zij verantwoordelijk zijn.

Bij gebrek aan een voorstel van één van de instanties bedoeld in het eerste lid stelt de Regering het (de) betrokken lid (leden) van de COCOFIE aan. Het mandaat van de leden van de COCOFIE duurt vijf jaar, met uitzondering van de studentleden die voor één jaar worden aangesteld. Alle mandaten zijn hernieuwbaar. § 4. De COCOFIE stelt haar huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de Regering. De COCOFIE wordt ontvangen bij de ARES, die het secretariaat ervan waarneemt.

De COCOFIE komt ten minste tweemaal per jaar bijeen op uitnodiging van de medevoorzitters of op verzoek van ten minste twee van haar leden.

De medevoorzitters bepalen de agenda. Zij kunnen, naar gelang van het te bespreken onderwerp, op eigen initiatief of op verzoek van één van de leden van de Raad een deskundige uitnodigen.

Alleen de leden van COCOFIE zijn stemgerechtigd. De COCOFIE beslist en beraadslaagt bij consensus. In geval van onenigheid tussen de leden kunnen de minderheidsnota's met het meerderheidsstandpunt aan de Regering worden toegezonden.

Bij de behandeling van de punten bedoeld in § 2, litterae 1° tot 4°, vergadert de COCOFIE slechts geldig indien ten minste de helft van de leden bedoeld in § 3, litterae 1° en 2°, aanwezig is.

Afhankelijk van de agenda kunnen de leden van de COCOFIE vergezeld worden door een technisch adviseur.

De COCOFIE kan specifieke werkgroepen oprichten of raadplegen, met name naargelang van de betrokken disciplines of afdelingen van de FIE. TITEL II. - Rechtstreekse onderwijsopleiding en uitgestelde onderwijsopleiding. HOOFDSTUK I. - Afdelingen en academische graden van de initiële opleiding van de leerkrachten.

Art. 8.Elke inrichting identificeert de structuur die zorgt voor de activiteiten met betrekking tot het domein bedoeld in artikel 83, § 1, eerste lid, 10° bis, van het Landschapsdecreet.

Art. 9.§ 1. Het doel van afdeling 1 is toekomstige leerkrachten op te leiden om les te geven vanaf het begin van de kleuterschool tot het einde van het tweede leerjaar van de lagere school en voor hun rekening te nemen: 1° in het kleuteronderwijs, de volledige opleiding van hun leerlingen, met inbegrip van de psychomotoriek;2° in het eerste en tweede leerjaar van het lager onderwijs, de volledige opleiding van hun leerlingen, met uitzondering van de lichamelijke opvoeding, de tweede taal en de zeden- of godsdienstlessen. De inrichtingen kunnen echter in het leerplan de mogelijkheid opnemen om een opleiding te volgen voor het onderwijzen van de cursus zedenleer of godsdienst. § 2. In afwijking van artikel 70, lid 1, van het Landschapsdecreet wordt afdeling 1 gegeven als een cursus van het lange type, georganiseerd in twee studiecyclussen van in totaal 240 studiepunten, als volgt verdeeld : 180 studiepunten voor de eerste cyclus en 60 studiepunten voor de tweede cyclus.

De studies van de eerste cyclus van 180 studiepunten worden bekrachtigd door de academische graad van Bachelor in Onderwijs afdeling 1.

De studies van de tweede cyclus van 60 studiepunten worden bekrachtigd door de academische graad van Master in Onderwijs, afdeling 1, overeenkomend met niveau 7 van het Franstalig kwalificatiekader.

Art. 10.§ 1. Het doel van afdeling 2 is toekomstige leerkrachten op te leiden om les te geven vanaf de derde kleuterschool tot en met de zesde lagere school en de volledige opleiding van hun leerlingen voor hun rekening te nemen, met uitzondering van de psychomotoriek en de lichamelijke opvoeding, de tweede taal en de cursussen zedenleer of godsdienst.

De inrichtingen kunnen echter in het leerplan de mogelijkheid opnemen om een opleiding te volgen voor het onderwijzen van de cursus zedenleer of godsdienst. § 2. In afwijking van artikel 70, eerste lid, van het Landschapsdecreet wordt afdeling 2 gegeven als een cursus van het lange type, georganiseerd in twee studiecyclussen van in totaal 240 studiepunten, als volgt verdeeld : 180 studiepunten voor de eerste cyclus en 60 studiepunten voor de tweede cyclus.

De studies van de eerste cyclus van 180 studiepunten worden bekrachtigd door de academische graad van bachelor in Onderwijs afdeling 2.

De studies van de tweede cyclus van 60 studiepunten worden bekrachtigd door de academische graad van master in onderwijs afdeling 2, overeenkomend met niveau 7 van het Franstalig kwalificatiekader.

Art. 11.§ 1. Het doel van afdeling 3 is toekomstige leerkrachten op te leiden om les te geven van het vijfde jaar lager onderwijs tot het derde jaar van het middelbaar onderwijs en voor hun rekening te nemen: 1° in het vijfde en zesde leerjaar van het lager onderwijs en in het eerste, tweede en derde leerjaar van het middelbaar onderwijs, een vakgebied of een familie van verwante vakgebieden zoals bepaald in artikel 12, uit de families van de door de inrichting aangeboden vakgebieden;2° in het secundair kunstonderwijs met beperkte leerplan, vakgebieden die voortvloeien uit de door het ESAHR-decreet bepaalde functies. § 2. In afwijking van artikel 70, eerste lid, van het Landschapsdecreet wordt afdeling 3 gegeven als een cursus van het lange type, georganiseerd in twee studiecyclussen van in totaal 240 studiepunten, verdeeld als volgt : 180 studiepunten voor de eerste cyclus en 60 studiepunten voor de tweede cyclus.

De studies van de eerste cyclus van 180 studiepunten worden bekrachtigd door de academische graad van bachelor in Onderwijs, afdeling 3. De graad wordt bepaald door het vakgebied of de familie van vakgebieden zoals omschreven in artikel 12, waarop de opleiding de student heeft voorbereid om les te geven.

De studies van de tweede cyclus van 60 studiepunten worden bekrachtigd door de academische graad van master in Onderwijs afdeling 3 overeenkomend met niveau 7 van het Franstalig kwalificatiekader. De graad wordt bepaald door het vakgebied of de familie van vakgebieden zoals omschreven in artikel 12, waarop de opleiding de studenten heeft voorbereid om les te geven.

Art. 12.De in artikel 11 bedoelde vakgebieden of families van verwante vakgebieden zijn als volgt samengesteld: 1° Frans en Zedenleer;2° Frans en Godsdienst;3° Frans en Opvoeding tot filosofie en burgerschap;4° Frans en Oude Talen;5° Frans en culturele en artistieke opvoeding;6° Frans, Frans als vreemde taal en Frans als leertaal;7° twee Germaanse talen uit het Engels, het Duits en het Nederlands;8° Wiskunde en digitale opleiding;9° Wetenschappen;10° Lichamelijke opvoeding en Opvoeding tot gezondheid;11° Menswetenschappen;12° Artistieke opleiding : muziek en culturele en artistieke opvoeding;13° Artistieke opleiding : beeldende kunsten en culturele en artistieke opvoeding;14° Manuele, technische en technologische opleiding en digitale opleiding. In afwijking van artikel 11, § 1: 1° voor de vakken bedoeld in litterae 7° en 12° tot 14°, worden de studenten van master in het onderwijs afdeling 3 opgeleid om te zorgen voor leerlingen van het 3de jaar lager onderwijs tot het 3de jaar middelbaar;2° voor de vakken bedoeld in littera 10°, worden de studenten van master in het onderwijs afdeling 3 opgeleid om te zorgen voor leerlingen vanaf de kleuterschool tot het 3de jaar middelbaar. Ten laatste 4 jaar na de inwerkingtreding van het decreet evalueert de Regering, na advies van de COCOFIE, de mogelijkheid om de vakgebieden of families van verwante vakgebieden te wijzigen, in het bijzonder wat betreft de opvoeding tot filosofie en burgerschap.

Art. 13.§ 1. Het doel van de afdeling 4 is toekomstige leerkrachten op te leiden om vanaf het vierde tot en met het zesde leerjaar van het middelbaar onderwijs één van de vakgebieden zoals bedoeld in artikel 16 te onderrichten. § 2. De afdeling 4 wordt georganiseerd in een cursus van de tweede cyclus van 120 studiepunten. De voorwaarden voor de toegang tot deze tweede cyclus zijn bepaald in artikel 14. § 3. De studies van de tweede cyclus worden bekrachtigd door de graad van master in onderwijs afdeling 4, aangevuld met het vakgebied waarvoor de opleiding de student heeft voorbereid om les te geven, overeenkomend met niveau 7 van het Franstalig Kwalificatiekader. Een tweede vakgebied, dat verband houdt met het eerste, kan worden vermeld op het diploma dat aan het einde van de studie wordt uitgereikt overeenkomstig artikel 16, derde lid.

Art. 14.§ 1. Naast de andere toegangsvoorwaarden bedoeld in titel III, hoofdstuk IX, van het Landschapsdecreet, hebben de studenten die in het bezit zijn van een bachelor dat overeenstemt met de vakcomponent van de bovengenoemde masteropleiding, toegang tot de tweede cyclus van de opleiding voor de graad van master in het onderwijs, afdeling 4. § 2. De academische overheden kunnen ook toegang verlenen tot de studies die leiden tot de graad van master in het onderwijs, afdeling 4, aan studenten die voldoen aan de bijkomende voorwaarden die zij stellen overeenkomstig artikel 111, § 1, 3°, van het Landschapsdecreet.

Art. 15.§ 1. De afdeling 5 heeft tot doel toekomstige leerkrachten op te leiden om vanaf het vierde tot en met het zesde leerjaar van het middelbaar onderwijs één van de in artikel 16 omschreven vakken te onderwijzen. § 2. In afwijking van artikel 70, § 1, van het Landschapsdecreet wordt de afdeling 5 georganiseerd als een cursus van de tweede cyclus van 60 studiepunten. § 3. De academische graad die de studies van de tweede cyclus bedoeld in § 2 bekrachtigt, is de master in het onderwijs afdeling 5, aangevuld met het vakgebied waarvoor de opleiding de leerkrachten heeft opgeleid te onderwijzen, overeenkomend met niveau 7 van het Franstalig kwalificatiekader. Een tweede vakgebied, dat verband houdt met de eerste, kan worden vermeld op het diploma dat aan het einde van de cursus wordt uitgereikt.

Art. 16.De vakgebieden voor de afdelingen 4 en 5 respectievelijk bedoeld in de artikelen 13 en 15 zijn de volgende: 1° Oud Grieks en Latijn;2° Moderne talen (twee talen waaronder de talen onderricht in het hoger secundair onderwijs);3° Biologie;4° Chemie;5. Lichamelijke opvoeding;6° Frans;7° Aardrijkskunde;8° Geschiedenis;9° Wiskunde;10° Filosofie en burgerschap;11° Godsdienst;12° Zedenleer;13° Fysica;14° Economische wetenschappen;15° Sociale wetenschappen;16° Beeldende, visuele en ruimtekunsten;17° Muziek;18° Spraak- en theaterkunst;19. Podiumkunsten en omroep- en communicatietechnieken;20° Moderne taal vertalen en tolken (een taal onder de talen onderricht in het hoger secundair onderwijs);21° Psychologische en pedagogische wetenschappen;22° Juridische wetenschappen. Voor de litterae 16° tot 19° kan het vakgebied worden aangevuld met een vermelding van een specialiteit of een instrument.

Met inachtneming van de in artikel 15 bedoelde toegangsvoorwaarden kan het vakgebied Frans bedoeld in 6° worden gecombineerd met hetzij Latijn, hetzij een moderne taal die in het hoger secundair onderwijs wordt onderwezen.

Art. 17.De in de artikelen 9, 10, 11, 13 en 15 bedoelde onderwijsniveaus komen overeen met de niveaus van het gewoon onderwijs met volledige leerplan. Zij verschillen naar gelang van de afdeling en de betrokken vakken in het gespecialiseerd onderwijs, overeenkomstig hoofdstuk V van het decreet van 3 maart 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 03/03/2004 pub. 02/04/2004 numac 2004029094 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot wijziging van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie sluiten houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs, en in het onderwijs voor sociale promotie overeenkomstig de artikelen 26 tot 32 van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie.

Voor het secundair kunstonderwijs met beperkte leerplan gaat het alleen om de afdelingen 3, 4 en 5, die zich voorbereiden op het lesgeven aan alle leerlingen zonder onderscheid naar leeftijd en niveau.

Art. 18.Aan het einde van hun studie leggen de houders van een master in onderwijs van de afdelingen 1, 2, 3, 4 of 5 in het openbaar de Socrates-eed af tijdens een door de instellingen voor hoger onderwijs georganiseerde plechtigheid, waarin zij zich ertoe verbinden al hun krachten en bekwaamheden ten dienste te stellen van het onderwijs van elk van de hun toevertrouwde leerlingen.

Deze verbintenis wordt vermeld op hun diploma. HOOFDSTUK II. - Assen en organisatie van de rechtstreekse opleiding van de leerkrachten. Afdeling 1. - Specifieke kenmerken van de rechtstreekse opleiding van

de leerkrachten afdeling 1, 2 of 3.

Art. 19.De onderwijseenheden die de studenten in staat stellen de in artikel 5 bedoelde competenties te verwerven, zijn, voor elk van de afdelingen 1 tot en met 3, opgenomen in de volgende zeven assen van de opleiding : 1° een disciplinaire opleiding die aspecten van de didactiek van het vakgebied omvat of op het vakgebied wordt toegepast;2° een opleiding in en door communicatie;3° een opleiding in en door de praktijk;4° een didactische en pedagogische opleiding;5° een opleiding in menswetenschappen en sociale wetenschappen;6° een opleiding in en door onderzoek in opvoeding en didactiek;7° een opleiding in mondelinge en schriftelijke Franse taalvaardigheid. De eindejaarsverhandeling is gebaseerd op ten minste twee van de assen van de opleiding bepaald in het eerste lid, waaronder as 6°.

De opleidingsassen worden onder elkaar gegroepeerd. De opvoeding tot de media en EVRAS worden op transversale wijze geïntegreerd in alle opleidingsassen; met name in de assen 3 tot en met 5 wordt hiermee rekening gehouden. Bij elk van de assen wordt voortdurend aandacht besteed aan de gender.

Art. 20.§ 1. De rechtstreekse opleiding tot het onderwijs voor de afdelingen 1, 2 en 3 omvat ten minste : 1° 100 studiepunten gewijd aan disciplinaire opleiding;2° 10 studiepunten voor opleiding in en door communicatie;3° 55 studiepunten voor opleiding in en door de praktijk, waarvan ten minste 20 studiepunten worden georganiseerd tijdens de 2de cyclus van de opleiding;4° 20 studiepunten voor didactische en pedagogische opleiding;5° 20 studiepunten voor opleidingen in menswetenschappen en sociale wetenschappen;6° 15 studiepunten voor opleiding in en door onderzoek in onderwijs en didactiek;7° 5 studiepunten gewijd aan de beheersing van de Franse taal, georganiseerd onder de eerste 60 studiepunten van de 1ste cyclus. De overblijvende 15 studiepunten worden overgelaten aan het oordeel van de instellingen voor hoger onderwijs die de opleiding organiseren, in overeenstemming met de in artikel 5 bedoelde doelstellingen. § 2. Voor de afdeling 3 worden de minimum 100 studiepunten gewijd aan de disciplinaire opleiding als volgt verdeeld volgens de in artikel 12 gedefinieerde studiegebieden : 1° Frans : 70 studiepunten;Zedenleer : 30 studiepunten; 2° Frans : 70 studiepunten;Godsdienst: 30 studiepunten; 3° Frans : 70 studiepunten;Opvoeding tot Filosofie en Burgerschap : 30 studiepunten; 4° Frans : 70 studiepunten;Oude talen: 30 studiepunten; 5° Frans : 70 studiepunten;Culturele en artistieke opleiding: 30 studiepunten 6° Frans 70 studiepunten;Frans als vreemde taal en Frans als leertaal : 30 studiepunten; 7° twee Germaanse talen (Engels, Duits, Nederlands) : 50 studiepunten voor elk van beide talen;8° Wiskunde : 70 studiepunten;Digitale opleiding : 30 studiepunten; 9° Wetenschappen : 100 studiepunten;10° Lichamelijke opvoeding : 70 studiepunten;Gezondheidsopvoeding: 30 studiepunten; 11° Menswetenschappen : 100 studiepunten;12° Artistieke opleiding, Muziek : 80 studiepunten;Culturele en artistieke opvoeding : 20 studiepunten; 13° Artistieke opleiding, beeldende kunsten : 80 studiepunten; Culturele en artistieke opvoeding : 20 studiepunten; 14° Manuele, technische en technologische opleiding : 70 studiepunten; Digitale opleiding: 30 studiepunten. § 3. In afwijking van de eerste en tweede paragrafen omvat de opleiding voor de studiegebieden bepaald in artikel 12, litterae 12° tot 13°, en meer bepaald ter voorbereiding van het secundair kunstonderwijs met beperkte leerplan, 160 studiepunten gewijd aan de disciplinaire opleiding, 5 studiepunten gewijd aan de opleiding in de beheersing van de Franse taal en 60 studiepunten te verdelen over de vijf andere assen.

De overige 15 studiepunten worden overgelaten aan het oordeel van de inrichtende machten van de instellingen voor hoger onderwijs die de opleiding organiseren, overeenkomstig de in artikel 5 bedoelde doelstellingen.

Art. 21.§ 1. In aanvulling op artikel 125, § 2, van het Landschapsdecreet omvat de opleiding op het niveau voor de eerste cyclus voor de afdelingen 1, 2 en 3, onder de in artikel 20, § 1, omschreven minimumeisen, het volgende 1° ten minste 73 studiepunten gemeenschappelijk onderwijs gewijd aan de disciplinaire opleiding;2° ten minste 5 studiepunten gemeenschappelijk onderwijs gewijd aan de opleiding in en door communicatie;3° ten minste 10 studiepunten gemeenschappelijk onderwijs gewijd aan de opleiding in en door de praktijk;4° ten minste 10 studiepunten gemeenschappelijk onderwijs, gewijd aan didactische en pedagogische opleiding;5° ten minste 5 studiepunten gemeenschappelijk onderwijs gewijd aan de opleiding in de menswetenschappen en sociale wetenschappen;6° 5 studiepunten gemeenschappelijk onderwijs gewijd aan de beheersing van de Franse taal. § 2. Overeenkomstig artikel 20, § 1, maken de leeractiviteiten in verband met de beheersing van de Franse taal deel uit van de eerste 60 studiepunten van de eerste cyclus van de opleiding.

De evaluatie die overeenstemt met de lessen bedoeld in paragraaf 1, 6°, wordt volgens de nadere regels bedoeld in artikel 34, § 1, georganiseerd in de vorm van een schriftelijke proef bekrachtigd door een getuigschrift die betrekking heeft op de grondige beheersing van de Franse taal als zender en als ontvanger in een beroepscontext.

Art. 22.§ 1. De cursus van de rechtstreekse initiële opleiding die tot de graad van master in het onderwijs afdelingen 1, 2 en 3 leidt, wordt georganiseerd in het kader van de gezamenlijke diplomering, die twee soorten opleidingsoperatoren samenbrengt: een hogeschool, de referentie-instelling, en een of meer universiteiten. § 2. Elk cursus die tot de graad van master in het onderwijs, afdeling 1, 2 of 3, leidt, omvat 240 studiepunten, waarvan 180 studiepunten betrekking hebben op de door een hogeschool verstrekte opleiding en 60 studiepunten op de door een universiteit verstrekte opleiding.

De 180 studiepunten waarnaar in het vorige lid wordt verwezen, worden verdeeld in 150 studiepunten tijdens de eerste cyclus van de opleiding en 30 studiepunten tijdens de tweede cyclus.

Bij de ontwikkeling van de programma's voor rechtstreekse opleiding die tot de graad van master in het onderwijs afdelingen 1, 2 en 3, leiden, zijn de cursussen die overeenkomen met 30 studiepunten van de eerste opleidingscyclus gemeenschappelijk voor studenten van alle drie de afdelingen en omvatten zij leerresultaten die bijdragen tot de ontwikkeling van een gemeenschappelijke beroepsidentiteit voor toekomstige leerkrachten van de drie afdelingen. § 3. In afwijking van de paragrafen 1 en 2 worden voor de opleidingen die betrekking hebben op de vakgebieden bedoeld in artikel 12, 12° en 13° in de gezamenlijke diplomering ten minste twee types van operator samengebracht: 1° ofwel een hogeschool, referentie-instelling, en een of meer universiteiten of een of meer hogere kunstscholen;2° hetzij een hoger kunstschool, referentie-instelling, en een of meer hogescholen of één of meer universiteiten.

Art. 23.Het jaarprogramma van de tweede opleidingscyclus die tot de graad van master in het onderwijs, afdeling 1, 2 of 3, leidt, wordt georganiseerd volgens de nadere regels die de student in staat stellen: 1. een langdurige stage te volbrengen, gelijk aan de 20 studiepunten voor de opleiding in en door de praktijk, bedoeld in artikel 20, lid 1, bij voorkeur binnen dezelfde instelling, en aldus geleidelijk en zoveel mogelijk deel te nemen aan de uitoefening van de vier competentiegebieden van het beroep van leerkracht bepaald in artikel 5;2. onderwijseenheden die een reflectieve analyse en supervisie van de eigen praktijken mogelijk te maken;3. een eindejaarsverhandeling uit te voeren in samenhang met een proces van actieonderzoek of onderzoek in samenwerkingsverband. De Regering bepaalt, na advies van de COCOFIE, de duur en de operationele richtlijnen van de stage bedoeld in het eerste lid. Bij de vaststelling van deze duur en deze richtlijnen zal met name rekening worden gehouden met de criteria waaraan moet worden voldaan om te garanderen dat de opleiding voldoet aan de voorwaarden voor erkenning van de opleidingscyclus op niveau 7 van het Franstalig Kwalificatiekader en om de duurzaamheid te garanderen van het onderbrengen van de stages bij de instellingen voor leerplichtonderwijs binnen het wetgevingskader dat op hen van toepassing is. Afdeling 2. - Specifieke kenmerken van de rechtstreekse opleiding van

de leerkrachten afdeling 4.

Art. 24.§ 1. De afdeling 4 omvat 120 studiepunten. Ze heeft als doel de toekomstige leerkrachten in staat te stellen competenties te verwerven met betrekking tot de didactische, pedagogische, communicatieve en sociale componenten en de ontwikkeling voort te zetten van competenties met betrekking tot de disciplinaire component waarmee zij tijdens de eerste cyclus van hun opleiding zijn begonnen. § 2.De onderwijseenheden die nodig zijn om deze doelstellingen te bereiken, zijn gestructureerd rond de assen bedoeld in artikel 19, eerste lid, 1° tot 6°.

Deze opleidingsassen zijn onderling verbonden. De opvoeding tot media en EVRAS worden op transversale wijze geïntegreerd in alle opleidingsassen; in het bijzonder in de assen 3 tot en met 5 wordt hiermee rekening gehouden. Bij elk van de assen wordt voortdurend aandacht besteed aan de gender.

De mondelinge en schriftelijke beheersing van de Franse taal wordt gecontroleerd in de schriftelijke en mondelinge werk van de student.

Het wordt gebruikt in hun evaluatie gedurende de hele opleiding. § 3. De 120 studiepunten bedoeld in § 1 omvatten ten minste 1 . 20 studiepunten voor disciplinaire opleiding; 2 . 30 studiepunten voor opleiding in en door de praktijk; 3 . 20 studiepunten voor didactische en pedagogische opleiding; 4. 15 studiepunten voor opleidingen in de menswetenschappen en in de sociale wetenschappen, met inbegrip van communicatieopleidingen; 5 . ten minste 15 studiepunten voor opleiding in en door onderzoek in onderwijs en didactiek.

De eindejaarsverhandeling is gebaseerd op ten minste twee van de in het vorige lid omschreven opleidingsassen, met inbegrip van opleiding in en door onderzoek in onderwijs en didactiek.

De overige 20 studiepunten worden overgelaten aan het oordeel van de inrichtende machten van de instellingen voor hoger onderwijs die de opleiding organiseren, in overeenstemming met de in artikel 5 vastgelegde doelstellingen.

Wat de kunstvakken betreft, omvat de opleiding, in afwijking van het eerste lid, 50 studiepunten voor de disciplinaire opleiding en 70 studiepunten te verdelen over de 4 assen bedoeld in de litterae 2° tot 5°, waarvan ten minste 25 studiepunten voor de opleiding in en door de praktijk. § 4. Het jaarprogramma van cyclus 2 van de opleiding die leidt tot de graad van master in het onderwijs, afdeling 4, wordt georganiseerd volgens een tijdschema dat de student in staat stelt om 1. die ten minste 10 studiepunten van het onderwijs in en door de praktijk heeft verworven, een langdurige stage te lopen, gelijk aan 15 studiepunten van de opleiding in en door de praktijk bedoeld in § 3, bij voorkeur binnen dezelfde instelling, en aldus geleidelijk deel te nemen aan de uitoefening van de vier competentiegebieden van het beroep van leraar bepaald in artikel 5; 2.in aanmerking te komen voor de onderwijseenheden die een reflectieve analyse en supervisie van de eigen praktijken mogelijk maken; 3. een eindejaarsverhandeling uit te voeren in samenhang met een proces van actieonderzoek of onderzoek in samenwerkingsverband. De Regering bepaalt, na advies van de COCOFIE, de duur en de operationele richtlijnen van de stage bedoeld in het eerste lid, 1°.

Bij de vaststelling van deze duur en deze richtlijnen zal met name rekening worden gehouden met de criteria waaraan moet worden voldaan om te waarborgen dat de opleiding voldoet aan de voorwaarden voor de erkenning van de opleidingscyclus op niveau 7 van het Franstalige Kwalificatiekader en om de duurzaamheid te waarborgen van het onderbrengen van de stages bij de instellingen voor leerplichtonderwijs binnen het wetgevingskader dat op hen van toepassing is.

Art. 25.De tweede cyclus van de rechtstreekse initiële opleiding die tot de graad van master in het onderwijs afdeling 4 leidt, wordt georganiseerd in het kader van de gezamenlijk diplomering. Deze gezamenlijke diplomering brengt ten minste twee soorten opleidingsoperatoren samen: 1° een universiteit, referentie-instelling, en een of meer hogescholen;2° of een hogere kunstschool, referentie-instelling, en een of meer universiteiten;3° of een hogere kunstschool, referentie-instelling, en een of meer hogescholen;4° of een hogere kunstschool, referentie-instelling, en een of meer universiteiten en een of meer hogescholen. In het geval bedoeld in littera 1°, verstrekt de referentie-instelling onderwijs dat overeenstemt met 80 van de 120 studiepunten bepaald in artikel 24, § 3.

In de gevallen bedoeld in de litterae 2 tot 4°, verstrekt de referentie-instelling onderwijs dat overeenstemt met 90 van de 120 studiepunten bepaald in artikel 24, § 3. Afdeling 3. - Machtigingen voor het organiseren van rechtstreekse

opleiding van de leerkrachten

Art. 26.Instellingen voor hoger onderwijs treffen in het kader van gezamenlijke diplomering de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat studenten niet met grote mobiliteitsproblemen tussen partnerinstellingen worden geconfronteerd. In de overeenkomsten voor gezamenlijke diplomering wordt uitdrukkelijk vermeld welke maatregelen zijn genomen om mobiliteitsproblemen te voorkomen of de mobiliteit te vergemakkelijken.

Art. 27.Instellingen van hoger onderwijs die op de datum van inwerkingtreding van dit decreet een machtiging hebben om een academische graad toe te kennen die hen toelaat lessen te geven met betrekking tot het disciplinaire luik van de specificiteit van de functie waarop de opleiding voorbereidt, zijn bevoegd om een opleiding te organiseren die leidt tot de academische graad van master in het onderwijs van afdeling 4 voor de vakgebieden die overeenstemmen met het disciplinaire luik waarvoor zij op de datum van inwerkingtreding van dit decreet over een machtiging beschikten.

Art. 28.Enkel de instellingen die een machtiging hebben om een master in de opvoedingswetenschappen te organiseren of die op de datum van inwerkingtreding van dit decreet een machtiging hebben om een academische graad van master uit te reiken die betrekking heeft op één van de onderdelen van de in artikel 12 bedoelde vakgebieden, kunnen als niet-referentie-instelling, in afdeling 1, 2 of 3 een gezamenlijke diplomering hebben. HOOFDSTUK III. - Assen en organisatie van de uitgestelde opleiding van de leerkrachten.

Art. 29.Naast de andere toegangsvoorwaarden waarin het Landschapsdecreet voorziet, hebben de studenten die in het bezit zijn van een masterdiploma die overeenstemt met de vakcomponent van ten minste één specificiteit van de functie van leraar in het hoger secundair onderwijs of die overeenstemt met een bekwaamheidsbewijs om les te geven in het secundair kunstonderwijs met beperkte leerplan, zoals vermeld in het ESAHR-decreet, toegang tot de studies voor de graad van master in het onderwijs, afdeling 5.

De academische overheden kunnen ook toegang verlenen tot studies die leiden tot de academische graad van Master in het onderwijs sectie 5 aan studenten die voldoen aan de bijkomende voorwaarden die zij stellen. Wat de door de kandidaat verworven competenties met betrekking tot het vakgedeelte betreft, hebben deze aanvullende voorwaarden tot doel te garanderen dat de student de voor de betrokken studies voorvereiste vakken heeft verworven. Wanneer deze aanvullende voorwaarden voor toegang bestaan uit één of meer extra cursussen, mogen deze niet meer dan 30 extra studiepunten voor de student vertegenwoordigen, rekening houdend met alle studiepunten die hij/zij trouwens bij zijn/haar inschrijving zou kunnen gebruiken.

Art. 30.§ 1. Om de doelstellingen bepaald in artikel 5 te bereiken, bestaat de uitgestelde lerarenopleiding uit 60 studiepunten en heeft zij tot doel toekomstige leerkrachten die de competenties behorend tot de vakcomponent van hun opleiding hebben verworven, de didactische, pedagogische, communicatieve en sociale componenten van hun opleiding te laten verwerven. Deze vakcomponent werd bekrachtigd door een graad van master. § 2. De onderwijseenheden die nodig zijn om deze doelstellingen te bereiken, zijn gestructureerd rond de assen bedoeld in artikel 19, eerste lid, 2° tot 5°.

Deze opleidingsassen zijn onderling verbonden. De opvoeding tot Media en EVRAS zijn op transversale wijze geïntegreerd in alle opleidingsassen; met name in de assen 3 tot en met 5 wordt hiermee rekening gehouden. Bij elk van de assen wordt voortdurend aandacht besteed aan de gender.

De mondelinge en schriftelijke beheersing van de Franse taal wordt gecontroleerd in het schriftelijke en mondelinge werk van de student.

Het wordt gebruikt in hun evaluatie gedurende de hele opleiding. § 3. De 60 studiepunten bepaald in § 1 worden als volgt verdeeld : 1° 25 studiepunten voor opleiding in en door de praktijk, met inbegrip van de voltooiing van een geïntegreerd werk;2° 20 studiepunten voor didactische en pedagogische opleiding;3° 15 studiepunten voor opleidingen in menswetenschappen en sociale wetenschappen; Onder geïntegreerd werk wordt verstaan het werk met een globaal karakter dat tot doel heeft na te gaan of de student, in de vorm van een synthese, de bekwaamheden beheerst die in de verschillende opleidingsassen aan bod komen. § 4. De instellingen bedoeld in artikel 31, § 1, organiseren een deel van de activiteiten die tot de academische graad van master in het onderwijs afdeling 5 leiden, volgens een tijdschema dat de student in staat stelt 1° die ten minste 5 studiepunten onderwijs van opleiding in en door praktijk heeft gevolgd, een stage van lange duur te vervullen, gelijk aan 20 van de in § 3 bedoelde studiepunten opleiding in en door praktijk, bij voorkeur binnen dezelfde instelling, en aldus geleidelijk deel te nemen aan de uitoefening van de vier in artikel 5 omschreven competentiegebieden van het beroep van leraar;2° te genieten van onderwijseenheden die een reflectieve analyse en supervisie van de eigen praktijken mogelijk maken;3° hun geïntegreerd werk te verrichten door alle assen van de opleiding te articuleren. De Regering bepaalt, na advies van de COCOFIE, de duur en de operationele richtlijnen van de stage bedoeld in het eerste lid, 1°.

Bij de vaststelling van deze duur en deze richtlijnen zal met name rekening worden gehouden met de criteria waaraan moet worden voldaan om te waarborgen dat de opleiding voldoet aan de voorwaarden voor erkenning van de opleidingscyclus op niveau 7 van het Franstalige Kwalificatiekader en om de duurzaamheid te waarborgen van het onderbrengen van de stages bij de instellingen voor leerplichtonderwijs binnen het wetgevingskader dat op hen van toepassing is.

Art. 31.§ 1. De studies die leiden tot de academische graad van Master in het onderwijs, afdeling 5, worden georganiseerd in het kader van de gezamenlijke diplomering. Het programma voor een gezamenlijke diplomering verenigt ten minste twee soorten opleidingsoperatoren: 1° wanneer een universiteit de referentie-instelling is, zij ontwikkelt een gezamenlijke diplomering met : - Een of meer hogescholen; - of een of meer hogere kunstscholen; - of een of meer hogescholen en één of meer hogere kunstscholen; 2° wanneer een hogere kunstschool de referentie-instelling is, zij ontwikkelt een gezamenlijke diplomering : - een of meer hogescholen; - of een of meer hogere kunstscholen; - of een of meer hogescholen en één of meer universiteiten. § 2. Het programma dat leidt tot de graad van master in het onderwijs, afdeling 5, omvat 30 studiepunten die door de referentie-instelling worden verstrekt en 30 studiepunten die door de partnerinstelling(en) worden georganiseerd.

In afwijking van het eerste lid, moet voor de opleidingen bedoeld in artikel 16, eerste lid, 16° tot 19°, georganiseerd in het hoger kunstonderwijs, in het kader van een gezamenlijke diplomering, de opleiding die leidt tot de graad van master in het onderwijs, afdeling 5, ten minste 30 studiepunten omvatten die door de hogere kunstschool, referentie-instelling, worden verstrekt en ten minste 20 studiepunten die door de niet-referentie instelling(en) worden georganiseerd. § 3. De in § 1 bedoelde instellingen voor hoger onderwijs kunnen een deel van de activiteiten die tot de academische graad van master in het onderwijs in afdeling 5 leiden, volgens een gespreid tijdschema organiseren. § 4. De instellingen voor hoger onderwijs die op de datum van inwerkingtreding van dit decreet een machtiging hebben om een academische graad uit te reiken die hen toelaat cursussen te geven met betrekking tot de vakcomponent van de specificiteit van de functie waarop de opleiding voorbereidt, zijn bevoegd om opleidingen te organiseren die leiden tot de academische graad van master in het onderwijs, afdeling 5, voor de vakken die overeenstemmen met de vakcomponent waarvoor zij op de datum van inwerkingtreding van dit decreet over een machtiging beschikten.

Art. 32.De instellingen bedoeld in artikel 31, § 1, nemen in het kader van de gezamenlijke diplomering de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat studenten geen grote mobiliteitsproblemen ondervinden tussen de partnerinstellingen. In de overeenkomsten van gezamenlijke diplomering wordt uitdrukkelijk vermeld welke maatregelen zijn genomen om mobiliteitsproblemen te voorkomen of de mobiliteit te vergemakkelijken. HOOFDSTUK IV. - Beheersing van de Franse taal

Art. 33.In de onderwijsprofielen bedoeld in artikel 15, § 1, eerste lid, 57°, van het Landschapsdecreet wordt, naast artikel 125, § 1, van hetzelfde decreet, rekening gehouden met de grondige beheersing van de Franse taal in een beroepscontext. Deze beheersing omvat ten minste de beheersing die bedoeld wordt met de in artikel 34 omschreven test.

Art. 34.§ 1. Een voorafgaande schriftelijke proef over de grondige kennis van de Franse taal als zender en ontvanger in een beroepscontext wordt elk academiejaar georganiseerd aan het begin van de eerste vier maanden. Ze heeft betrekking op de volgende competenties : 1° een geschreven informatieve of argumentatieve tekst analyseren en samenvatten op het niveau van de expliciete en impliciete inhoud;2° een argumentatieve geschreven tekst produceren door op de juiste wijze een schrijfproces toe te passen, met inbegrip van syntactische en spellingsregels. Deze voorafgaande proef, die identiek en gelijktijdig is in alle instellingen die bevoegd zijn om de initiële lerarenopleiding te organiseren, wordt collegiaal georganiseerd door de instellingen overeenkomstig de opdrachten bepaald in artikel 21, 5°, van het Landschapsdecreet. De instellingen zijn verplicht deel te nemen aan de organisatie en de verbetering van de proef, onder de voorwaarden bepaald door de regering op advies van de ARES. De regering bepaalt : 1° de data waarop de voorafgaande proef wordt georganiseerd;2° het gedetailleerde programma van de proef;3° de nadere regels voor de evaluatie van de proef;4° de verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de ARES, de instellingen voor hoger onderwijs en de examencommissie in het kader van de organisatie van de proef;5° de wijze van aanstelling van de examencommissie die toezicht houdt op de proef;6° de drempel voor het slagen voor de test. De voorafgaande proef is gratis toegankelijk voor elke student die volledig voldoet aan de algemene voorwaarden bedoeld in artikel 107 van het Landschapsdecreet voor studenten betrokken bij de opleiding in onderwijs afdeling 1, 2, 3, 4 of 5. § 2. Voor de student betrokken bij de opleiding in onderwijs afdeling 1, 2 of 3 wordt de voorafgaande proef afgelegd aan het begin van hun eerste cyclus en is deze facultatief.

De student bedoeld in het vorige lid die geslaagd is voor de voorafgaande proef bepaald in paragraaf 1, wordt geacht de in artikel 20 bedoelde 5 studiepunten voor de kennis van de Franse taal te hebben behaald. § 3. In aanvulling op artikel 111, § 1, van het Landschapsdecreet wordt voor de student die de opleiding in onderwijs afdeling 4 of 5 volgt, de voorafgaande proef afgelegd aan het begin van hun 2de cyclus en is deze verplicht.

De student bedoeld in het vorige lid die niet geslaagd is voor de voorafgaande proef bepaald in paragraaf 1, is verplicht 5 bijkomende studiepunten toe te voegen met betrekking tot de beheersing van de Franse taal.

In het geval bedoeld in het tweede lid, in afwijking van artikel 24, § 1, omvat de afdeling 4 125 studiepunten en in afwijking van artikel 30, § 1 omvat de uitgestelde lerarenopleiding 65 studiepunten. § 4. Elke deelnemer ontvangt persoonlijk de gedetailleerde resultaten van zijn proef. In geen enkel geval mogen de resultaten van de voorafgaande proef op zodanige wijze aan het publiek worden doorgegeven of medegedeeld dat de identiteit of de hoedanigheid van de kandidaten daaruit zou kunnen worden afgeleid. HOOFDSTUK V. - De organisatie en de specifieke omkadering van beroepssituaties van opleiding

Art. 35.§ 1. De articulatie tussen de verschillende assen, omschreven in artikel 19 voor de afdelingen 1 tot en met 3, in artikel 24 voor afdeling 4 en in artikel 30 voor afdeling 5, berust prioritair op opleiding in en via de praktijk door het opzetten van beroepssituaties als omschreven in paragraaf 2. Het leren wordt geleidelijk opgebouwd door een wisselwerking tussen theoretische opleidingssituaties betreffende al deze assen en beroepssituaties.

Aan deze beroepssituaties wordt gewerkt in het kader van beroepsopleidingsworkshops, seminars voor de analyse van de praktijken met betrekking tot de verschillende assen, en praktijkstages in reële situaties zoals omschreven in artikel 15, § 1, eerste lid, 63°, van het Landschapsdecreet.

De beroepssituaties vinden plaats in inrichtingen voor kleuter onderwijs, lager onderwijs, basisonderwijs, secundair onderwijs, gewoon en gespecialiseerd onderwijs, onderwijs met volledig leerplan en alternerend onderwijs, secundair onderwijs voor sociale promotie of secundair kunstonderwijs. § 2 De volgende doelstellingen kunnen in de beroepssituaties worden ontwikkeld: 1° de toetsing van het beroepsproject;2° de geleidelijke ontwikkeling van de beroepsidentiteit;3° de opbouw van een houding van reflectieve beoefenaar;4° diepgaandere studie van het vak, met inbegrip van de didactiek van het vak, alsook pedagogische differentiatie, remediëring, individuele begeleiding en co-teaching;5° de ontwikkeling van vaardigheden in verband met de sociale rol van de leraar;6° het progressief aanleren van autonoom werken en werken in teamverband.

Art. 36.§ 1. Bij de organisatie van de stages en de verschillende beroepssituaties confronteren de instellingen voor hoger onderwijs iedere student met een verscheidenheid aan situaties, inzonderheid door rekening te houden met: 1. de onderwijsniveaus waarop zij zich voorbereiden om les te geven;2° de schoolbevolking: de socio-economische afkomst van de student en, of ze gewoon of gespecialiseerd onderwijs volgen, onderwijs met volledig leerplan, alternerend onderwijs of onderwijs voor sociale promotie, secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan;3° de taken waaraan hij deelneemt of die hem worden toevertrouwd;4° de verschillende facetten van het beroep, met inbegrip van de relaties met verschillende partners;5° de duur van de stage. § 2. Stages kunnen de volgende vormen aannemen: 1° langdurige stages, bij voorkeur in dezelfde inrichting, van minstens vier maanden;2° cursussen die plaatsvinden in de vorm van korte voorstellingen die in de tijd worden herhaald;3° cursussen die alleen of in teamverband worden gegeven. Het verloop van de stages en van de beroepssituaties wordt bepaald door de doelstellingen en de te bereiken niveaus van bekwaamheid. De duur van de stageperioden evolueert van korte perioden in het begin van de training naar steeds langere perioden. Tijdens de langdurige stage bedoeld in lid 1, 1°, wordt de stagiair vertrouwd gemaakt met alle vier competentiegebieden en vaardigheden bedoeld in artikel 5, inzonderheid die welke betrekking hebben op het leren deelnemen, binnen een onderwijsteam, aan de collectieve dynamiek van een lerende organisatie. § 3. Voor studenten die zijn ingeschreven voor een tweede cyclus van de cursus voor het behalen van de graad van master inzake onderwijs, afdeling 5, en die hun ambt bekleden in het hoger secundair onderwijs, kunnen de in het kader van dat ambt verrichte diensten worden gelijkgesteld met stages. § 4. De instellingen voor hoger onderwijs moeten de studenten voor, tijdens en na de stages begeleiden, inzonderheid door stages te integreren met praktijkwerk, seminars voor praktijkanalyse of workshops voor beroepsopleiding, en door te steunen op een systeem van formatieve evaluatie.

Art. 37.Elke stage wordt vastgelegd in een overeenkomst tussen de stagemeester, de verwijzende docent en de student . De overeenkomst omvat minstens het volgende: 1° de identiteit van de partijen bij de overeenkomst;2° het opschrift van de onderwijseenheid met betrekking tot de stage in het jaarprogramma van de stagiair;3° de leerdoelen die tijdens de stage moeten worden bereikt;4° de begin- en einddatums van de stage;5° de duur van de wekelijkse aanwezigheid van de student op de stageplaats en het bijzonder te volgen uurrooster. De regering stelt, na advies van de COCOFIE, de minimale regelingen voor het toezicht vast om de goede werking van de stage te garanderen vanuit het oogpunt van de stagiair, het onderwijzend en pedagogisch personeel van de stageplaats en de leerlingen aan wie de stagiair tijdens de stage wordt toegewezen.

Art. 38.Er worden samenwerkingsovereenkomsten gesloten tussen instellingen voor hoger onderwijs en inrichtingen voor kleuteronderwijs, lager onderwijs, basisonderwijs of secundair onderwijs, gewoon of gespecialiseerd, onderwijs met volledig leerplan, sociaal of kunstonderwijs met beperkt leerplan om stages voor studenten te organiseren.

In het kader van deze samenwerkingsovereenkomsten bepalen de betrokken instellingen, in het bijzonder tijdens de langdurige stage bedoeld in artikel 36, § 2, 1°, een experimentatieperiode die ter beschikking wordt gesteld van de student om vernieuwende praktijken te ontwikkelen zoals differentiatie, individuele begeleiding, co-teaching en in toenemende mate autonome praktijken.

In deze overeenkomsten worden minstens de duur van de samenwerking, de procedures voor overleg tussen de verschillende partners en hun respectieve wijzen van optreden, de specifieke doelstellingen van de opleidingscursussen en de verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid vastgelegd. Zij kunnen ook toezeggingen inhouden voor gezamenlijke activiteiten, inzonderheid op het gebied van onderzoek en opleiding.

De samenwerkingsovereenkomsten worden ter beschikking gehouden van de commissarissen en de afgevaardigden van de regering.

Art. 39.§ 1. In de hogescholen worden de in artikel 35, § 1, bedoelde beroepsopleidingsworkshops georganisserd: a) gedurende een derde van de tijd, door personeelsleden die belast zijn met het toezicht op de theoretische opleidingssituaties die overeenstemmen met de in artikel 19, eerste lid, 1°, omschreven as;b) gedurende een derde van de tijd, door personeelsleden die belast zijn met het toezicht op de theoretische opleidingssituaties die overeenstemmen met de in artikel 19, eerste lid, 4°, omschreven as;c) een derde door leraren beoefenaren. De verschillende personen die betrokken zijn bij het toezicht op deze workshops coördineren hun acties en werken alleen of in teams van twee of drie. § 2 Aan de universiteiten en in het hoger kunstonderwijs worden de docenten van het secundair onderwijs met volledig leerplan of docenten van het secundair onderwijs voor sociale promotie, naast de personeelsleden die belast zijn met de begeleiding van de theoretische opleidingssituaties, betrokken bij de omkadering van de in artikel 36, paragraaf 1, bedoelde studiebijeenkomsten voor de analyse van de praktijk, in het kader van de in artikel 38 omschreven samenwerkingsovereenkomsten. § 3 De praktische stages in reële situaties staan onder toezicht van personeelsleden die belast zijn met de theoretische stages die overeenstemmen met de assen bepaald in artikel 19, eerste lid, 1° en 4°, van leraren beoefenaren voor de instellingen waar dat ambt is bepaald en van de stagemeester, die evenwel geen lid is van de examencommissie zoals bepaald in de artikelen 131 en volgende van het Landschapsdecreet.

Art. 40.De in artikel 39, § 1, onder c), bedoelde leraren beoefenaren zijn minstens een vijfde van de tijd werkzaam in het leerplicht onderwijs of het onderwijs voor sociale promotie of in het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan op een niveau dat verband houdt met de opleiding waartoe zij bijdragen

Art. 41.§ 1. De stagemeesters worden bij voorkeur aangewezen in het kader van de in artikel 38 omschreven samenwerkingsovereenkomsten. § 2 De opleiding voor het ambt van stagemeester wordt in het kader van de in artikel 74 van het Landschapsdecreet bedoelde bepaling georganiseerd door de instellingen voor hoger onderwijs. Het bereidt toekomstige docenten voor op interactie met een student en op het observeren, analyseren en evalueren van elementen van de professionele onderwijspraktijk met het oog op het geven van advies en het helpen bij het bijstellen van die praktijk.

De in het vorige lid bedoelde opleiding wordt verstrekt in een cursus van 10 studiepunten die gebruikt kan worden voor de gespecialiseerde master inzake onderwijs bedoeld in artikel 43 en voor de gespecialiseerde master in de lerarenopleiding bedoeld in artikel 51.

Zij leidt tot de afgifte van een getuigschrift van begeleiding van stages voor leraren in opleiding.

Deze opleiding is toegankelijk: 1° voor houders van een academische graad die krachtens dit decreet wordt verleend;2° voor houders van een bachelorsdiploma kleuteronderwijs, een bachelorsdiploma lager onderwijs en een bachelorsdiploma lager secundair onderwijs uitgereikt overeenkomstig het decreet van 12 december 2000Relevante gevonden documenten type decreet prom. 12/12/2000 pub. 19/01/2001 numac 2001029005 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot vastlegging van de initiële opleiding van onderwijzers en regenten sluiten tot bepaling van de opleiding van onderwijzers en regenten en houders van een gelijkwaardig bekwaamheidsbewijs uitgereikt overeenkomstig de vorige wetgeving;3° voor houders van een diploma van aggregeerde voor het hoger secundair onderwijs uitgereikt overeenkomstig het decreet van 8 februari 2001Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/02/2001 pub. 22/02/2001 numac 2001029120 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot vaststelling van de initiële opleiding van de geaggregeerden voor het hoger secundair onderwijs sluiten tot bepaling van de initiële opleiding van aggregeerde voor het hoger secundair onderwijs en aan houders van een gelijkwaardig bekwaamheidsbewijs uitgereikt overeenkomstig de vroegere wetgeving. § 3. De partnerinstellingen voor hoger onderwijs en de instellingen voor leerplichtonderwijs wijzen, elk voor zich, bij voorkeur als stagemeesters leraren aan die in het bezit zijn van een specialisatiemasterdiploma inzake onderwijs of die kunnen aantonen dat zij minstens zes jaar ervaring op het betrokken niveau hebben, of die minimum in het bezit zijn van het bekwaamheidsbewijs dat vereist is voor het ambt dat zij uitoefenen en van het certificaat voor de stagebegeleiding van aanstaande leraren.

Art. 42.Stagemeesters krijgen een bezoldiging voor hun deelname aan de initiële opleiding van de leerkrachten. De bedragen en de bezoldigingsvoorwaarden worden vastgesteld door de regering. De regering kan een hogere bezoldiging toekennen aan stegmeesters die in het bezit zijn van een getuigschrift van omkadering van leraren in opleiding en die een overleg bepaald in de samenwerkingsovereenkomst in de zin van artikel 38 sluiten met de instellingen voor hoger onderwijs die de initiële opleiding van de leerkrachten organiseren.

TITEL III. - Specialisatiemasters inzake onderwijs HOOFDSTUK 1. - Doelstellingen en organisatie van de masteropleiding

Art. 43.§ 1. Er worden twee specialisatiemasters, zoals bedoeld in artikel 15, § 1, 47°, van het Landschapsdecreet inzake onderwijs, georganiseerd, één voor de afdelingen 1 en 2, de tweede voor de afdelingen 3, 4 en 5. § 2. De opleiding die in dit kader wordt gegeven, bedraagt in totaal 60 studiepunten. Ze maakt het mogelijk de ontwikkeling van de in artikel 5 omschreven competenties voort te zetten en te verdiepen, inzonderheid tijdens de initiële opleiding van de leerkrachten: 1° de studenten in staat stellen de continuïteit van het leren beter te verzekeren, inzonderheid door hun systemische visie op dit leren te versterken;2° het versterken van de ontwikkeling van de capaciteiten van de reflectieve leraren beoefenaren, en in het bijzonder het volgende: a) de resultaten van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van onderwijs en didactiek kritisch te lezen en te gebruiken voor hun onderwijsactiviteiten, alsmede gebruik te maken van verschillende disciplines in de geesteswetenschappen om beroepssituaties te analyseren en daarin te handelen;b) individueel en collectief een kritische en nauwgezette waarneming en analyse te maken van de eigen praktijken en de gevolgen daarvan voor de studenten, teneinde het eigen onderwijs te reguleren en de strategieën en voorwaarden voor de uitvoering ervan te wijzigen in een perspectief van efficiëntie en billijkheid.3° de transversale capaciteiten te ontwikkelen die verbonden zijn aan de uitoefening van de collectieve opdrachten bedoeld in artikel 7, 2°, van het decreet van 14 maart 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 02/06/1998 pub. 29/08/1998 numac 1998029331 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap sluiten4 houdende diverse bepalingen betreffende de organisatie van het werk van de leden van het onderwijzend personeel en het toekennen van meer organisatorische flexibiliteit aan de inrichtende machten. § 3. De opleiding in het kader van deze specialisatiemasters inzake onderwijs omvat 15 studiepunten opleiding in en door de praktijk, 35 studiepunten opleiding in didactiek en pedagogie en 10 studiepunten opleiding in en door onderzoek in onderwijs en didactiek. § 4 De academische graden ter afsluiting van deze opleiding zijn: 1° Master inzake onderwijs, afdelingen 1 en 2;2° Master inzake onderwijs in de afdelingen 3, 4 en 5. § 5. Naast het opleidingsdoel bedoeld in paragraaf 2, 1°, bereidt de opleiding die leidt tot het academisch diploma bedoeld in paragraaf 4, 2°, de leerkrachten met een masterdiploma in het onderwijs van afdeling 4 of een masterdiploma van afdeling 5 voor om vanaf het derde tot het zesde jaar secundair onderwijs les te geven in één van de vakken bedoeld in artikel 16.

Art. 44.§ 1. De masters in het onderwijs worden georganiseerd in het kader van de gezamenlijke diplomering. Deze gezamenlijke diplomering brengt een universiteit, als referentie-instelling, en een of meer instellingen voor hoger onderwijs of een of meer instellingen voor hoger kunstonderwijs of met een of meer instellingen voor hoger onderwijs en een of meer instellingen voor hoger kunstonderwijs samen.

De referentie-instelling organiseert 30 van de 60 studiepunten van de opleiding. § 2. Instellingen voor hoger onderwijs kunnen een deel van de activiteiten die tot de toekenning van de specialisatiemaster inzake onderwijs leiden, op basis van een verspreid tijdschema organiseren. HOOFDSTUK II. - Toegang tot masteropleidingen in het onderwijs

Art. 45.§ 1. Kandidaten met een dienstanciënniteit van minstens vijf jaar in een kleuter-, lagere of basisschool georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, gedurende minstens de helft van het aantal lestijden vereist voor het ambt met volledige prestaties, hebben toegang tot de specialisatiemaster inzake onderwijs, afdelingen 1 en 2. § 2 Kandidaten met minstens 5 jaar anciënniteit in een door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde secundaire school gedurende minstens de helft van het aantal lestijden vereist voor het ambt met volledige prestaties, hebben toegang tot de specialisatiemaster inzake onderwijs afdelingen 3, 4 en 5. HOOFDSTUK III. - Machtiging voor de organisatie van specialisatiemasters inzake onderwijs

Art. 46.Op voorwaarde dat zij voldoen aan de bepalingen bedoeld in dit decreet, worden instellingen voor hoger onderwijs die op de datum van inwerkingtreding van dit decreet gemachtigd zijn om hetzij een academische graad van master in de onderwijswetenschappen, hetzij een academische graad van master inzake onderwijs van afdeling 3 toe te kennen die overeenstemt met een van de onderdelen van de in artikel 13 bedoelde families van studierichtingen, hetzij een academische graad van master inzake onderwijs in afdeling 4 of een academische graad van master inzake onderwijs in afdeling 5, die overeenstemt met een van de onderdelen van de in artikel 16 bedoelde families van studierichtingen, geacht gemachtigd te zijn om als referentie-instelling een opleiding te organiseren die leidt tot een specialisatiemaster inzake onderwijs.

TITEL IV. - Omkadering van onderwijseenheden voor de initiële opleiding van de leerkrachten HOOFDSTUK I. - Algemene beginselen.

Art. 47.De omkadering van de onderwijseenheden voor de initiële opleiding van de leerkrachten wordt verzorgd door personeelsleden met gevarieerde academische of beroepsprofielen wier pedagogische optredens worden gecoördineerd en op elkaar afgestemd.

In de zin van dit artikel wordt onder een gevarieerd profiel zowel de verscheidenheid aan kwalificaties van de personeelsleden verstaan als de verscheidenheid aan academische of beroepsachtergronden die ertoe geleid hebben dat zij opleiders zijn geworden in het kader van de initiële opleiding van de leerkrachten.

Art. 48.§ 1. De personeelsleden die in een hogeschool of in een instelling voor hoger onderwijs voor sociale promotie belast zijn met onderwijseenheden in de assen 3, 4 en 6 zoals omschreven in artikel 19, eerste lid, alsook in as 1 wat betreft de didactische aspecten van de door de toekomstige leraar te onderwijzen vakken, zijn in het bezit van een specialisatiemasterdiploma in de lerarenopleiding, zoals omschreven in artikel 15, § 1, eerste lid, 47°, van het Landschapsdecreet.

Het specialisatiemasterdiploma in de lerarenopleiding moet worden behaald binnen zes jaar na de eerste benoeming in een ambt waarvoor dit diploma vereist is. Na deze periode kan het personeelslid niet meer in hetzelfde ambt of in een ambt met dezelfde eisen worden aangesteld.

In geval van verlenging of wijziging van de aanstelling van een personeelslid is de eis om het specialisatiemasterdiploma in de lerarenopleiding te behalen alleen van toepassing op de in het eerste lid beschreven aanstellingen. § 2. Houders van het specialisatiemasterdiploma in de lerarenopleiding worden geacht houder te zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid passend bij het hoger onderwijs in hogescholen en het hoger onderwijs voor sociale promotie zoals bepaald in het decreet van 17 juli 2002Relevante gevonden documenten type decreet prom. 17/07/2002 pub. 24/08/2002 numac 2002029416 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende dringende wijzigingen inzake onderwijs type decreet prom. 17/07/2002 pub. 24/08/2002 numac 2002029415 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot wijziging van het decreet van 12 december 2000 tot vastlegging van de initiële opleiding van de onderwijzers en de regenten type decreet prom. 17/07/2002 pub. 14/08/2002 numac 2002029388 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de regelmatige inschrijving van leerlingen in het gewoon basisonderwijs en tot wijziging van het decreet van 13 juli 1998 tot organisatie van het gewoon kleuter- en lager onderwijs en tot wijziging van de onderwijswetgeving type decreet prom. 17/07/2002 pub. 24/09/2002 numac 2002029467 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de toekenning van toelagen aan plaatselijke overheden voor culturele infrastructuurprojecten sluiten.

Art. 49.De houder van een doctoraat in de psychologische en onderwijswetenschappen of een doctoraat op het gebied "Onderwijs" of een doctoraat met didactische inslag in een ander studiegebied is vrijgesteld van het specialisatiemasterdiploma in de lerarenopleiding en wordt geacht houder te zijn van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid passend bij het hoger onderwijs voor sociale promotie, zoals bepaald in het decreet van 17 juli 2002Relevante gevonden documenten type decreet prom. 17/07/2002 pub. 24/08/2002 numac 2002029416 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende dringende wijzigingen inzake onderwijs type decreet prom. 17/07/2002 pub. 24/08/2002 numac 2002029415 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot wijziging van het decreet van 12 december 2000 tot vastlegging van de initiële opleiding van de onderwijzers en de regenten type decreet prom. 17/07/2002 pub. 14/08/2002 numac 2002029388 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de regelmatige inschrijving van leerlingen in het gewoon basisonderwijs en tot wijziging van het decreet van 13 juli 1998 tot organisatie van het gewoon kleuter- en lager onderwijs en tot wijziging van de onderwijswetgeving type decreet prom. 17/07/2002 pub. 24/09/2002 numac 2002029467 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de toekenning van toelagen aan plaatselijke overheden voor culturele infrastructuurprojecten sluiten. De regering bepaalt de wijze waarop de doeltreffendheid van het didactisch doel van een doctoraat op een ander gebied dan de psychologische en pedagogische wetenschappen of het onderwijs wordt erkend.

Art. 50.Binnen elke hogeschool met een onderwijsdepartement wordt een dienst voor onderwijsonderzoek en -ontwikkeling opgericht, gecoördineerd door een personeelslid dat verantwoordelijk is voor de vakken die verband houden met de didactiek van het vak of de opleiding in en door de praktijk, en dat een doctoraat heeft in de psychologische en pedagogische wetenschappen, een doctoraat op het gebied van "Opvoedings- en onderwijswetenschappen" of een doctoraat met didactische inslag in een ander studiegebied.

Bij wijze van overgangsmaatregel tot september 2027 kan dit ambt worden waargenomen door een personeelslid dat door de inrichtende macht is erkend op grond van zijn wetenschappelijke bekendheid.

In afwijking van lid 1 kunnen twee hogescholen met een pedagogische categorie die in hetzelfde geografische gebied zijn gevestigd, hun middelen bundelen om één enkele dienst voor onderzoek en ontwikkeling op te richten.

Deze dienst heeft onder meer tot taak samen te werken met de mede-diplomerende instelling(en) voor hoger onderwijs, inzonderheid, namelijk wat betreft de ontwikkeling van het onderzoek op het gebied van de psychologische en onderwijswetenschappen en van de didactiek. HOOFDSTUK II. - Het specialisatiemasterdiploma in de lerarenopleiding Afdeling 1. - Doelstellingen en organisatie van de

specialisatiemasterdiplomering voor de lerarenopleiding

Art. 51.§ 1. Er wordt een specialisatiemaster, bedoeld in artikel 15, § 1, 47°, van het Landschapsdecreet, in de lerarenopleiding, ten belope van 60 studiepunten, opgericht. § 2. Naast de algemene doelstellingen gedefinieerd in artikel 3 van het Landschapsdecreet, heeft de specialisatiemaster voor lerarenopleiding de volgende specifieke doelstellingen: 1° beheersing van de didactiek van het/de betrokken vak(ken) of van de didactiek toegepast op deze vakken;2° kennis en begrip van de opleidingsplaatsen waar men zal praktiseren en van die waar zijn toekomstige studenten zullen praktiseren;3° het vermogen om mensen in beroepsopleidingssituaties te begeleiden;4° beheersing van de specifieke kenmerken van de pedagogie voor volwassenen en inzonderheid voor jonge volwassenen;5° het vermogen om deel te nemen aan het ontwerpen van opleidingsprogramma's voor leraren en om deze programma's uit te voeren;6° het vermogen om elementen van de professionele onderwijspraktijk te observeren, te analyseren en te evalueren teneinde advies te geven en bij te dragen tot de bijsturing ervan, inzonderheid steunend op de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek inzake onderwijs, in de didactiek van de te onderwijzen vakken, in de psychologie, in de onderwijssociologie en in de genderstudie, inzonderheid inzake culturele diversiteit, socio-economische ongelijkheden en gender;7° het vermogen om, individueel en met collega's, een kritische en rigoureuze analyse te maken van de eigen praktijken en de impact ervan op de studenten en hun succes, inzonderheid door gebruik te maken van verschillende vakken uit de humane en sociale wetenschappen, om het eigen onderwijs te reguleren vanuit het oogpunt van effectiviteit en rechtvaardigheid.Al deze doelstellingen maken deel uit van een epistemologische distantiëring en een systemische visie.

Art. 52.De specialisatiemaster voor lerarenopleiding wordt georganiseerd in het kader van de gezamenlijke diplomering. Deze gezamenlijke diplomering omvat: 1° een of meer secundaire scholen of een of meer hogere scholen voor de kunsten of een of meer secundaire scholen en een of meer hogere scholen;2° en een universiteit die de referentie-instelling is en die minstens 30 van de 60 studiepunten bedoeld in artikel 51, § 1, verstrekt.

Art. 53.Instellingen voor hoger onderwijs kunnen een deel van de activiteiten die leiden tot de toekenning van de specialisatiemaster in de lerarenopleiding volgens een verspreid tijdschema organiseren. Afdeling 2. - Toegang tot de specialisatiemaster voor

lerarenopleiding.

Art. 54.Hebben toegang tot de specialisatiemasterstudies voor de lerarenopleiding enkel de studenten die in het bezit zijn van: 1° ofwel een masterdiploma in de onderwijswetenschappen;2° ofwel een specialisatiemasterdiploma inzake onderwijs in de zin van de artikelen 43 en volgende, ofwel een masterdiploma inzake onderwijs in afdeling 4 in de zin van dit decreet;3° ofwel een masterdiploma dat overeenstemt met één van de vereiste bekwaamheidsbewijzen die overeenstemmen met één van de te verlenen opleidingen zoals bepaald in bijlage 2 van het decreet van 8 februari 1999Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/02/1999 pub. 29/04/1999 numac 1999029177 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap sluiten betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van het onderwijzend personeel van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde hogescholen, waarbij deze cursus deel uitmaakt van het programma van de initiële rechtstreekse of uitgestelde opleiding van de leerkrachten zoals bepaald in dit decreet.Deze meestergraad wordt aangevuld met de academische graad van meester inzake onderwijs, afdeling 5, bedoeld in de artikelen 29 en volgende; 4° ofwel, voor personeelsleden die van plan zijn om in de hogere kunstscholen het onderwijzen van de didactiek van een of meer artistieke opleidingen op zich te nemen, een erkenning van nuttige ervaring en bekendheid overeenkomstig de nadere regels bepaald in artikel 82, § 2, van het decreet van 20 december 2001Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/12/2001 pub. 03/05/2002 numac 2002029138 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (1) sluiten tot vaststelling van de specifieke regels voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogescholen voor de kunsten (organisatie, financiering, toezicht, statuut van het personeel, rechten en plichten van de studenten). Afdeling 3. - Machtiging tot het organiseren van de

specialisatiemaster voor de lerarenopleiding.

Art. 55.Op voorwaarde dat zij voldoen aan de bepalingen van dit decreet, worden instellingen voor hoger onderwijs die op de datum van inwerkingtreding van dit decreet gemachtigd zijn om een academische graad van master in de onderwijswetenschappen uit te reiken of die minstens één masteropleiding in het onderwijs, afdeling 4, organiseren die overeenstemt met één van de onderdelen van de in artikel 16 bedoelde families van studierichtingen, geacht gemachtigd te zijn om als referentie-instellingen opleidingen te organiseren die leiden tot de academische graad van specialisatiemaster voor de lerarenopleiding. »

Art. 2.Artikel 56 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 3.In artikel 58 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° er wordt een" § 1 - " ingevoegd vóór de woorden "voor de begrotingsjaren 2022 tot en met 2024";2° de woorden "17%" en "83%" worden telkens vervangen door de termen "50%";3° na het derde lid wordt het volgende lid ingevoegd: "Indien een overeenkomst voor gezamenlijke diplomering wordt gesloten met een niet-refererende hogere kunstschool, ontvangt de partner in de overeenkomst een financiering ten belope van zijn aandeel in de verdeling van de studiepunten voor de opleiding, volgens de formule bedoeld in het vorige lid.De financiering van de niet-refererende hogere kunstschool wordt in mindering gebracht op de in het tweede lid bedoelde toewijzing."; 4° er wordt een paragraaf 2 ingevoegd, die als volgt luidt: " § 2. Vanaf januari 2025, in afwijking van de artikelen 52, 53 en 54 van het decreet van 20 december 2001Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/12/2001 pub. 03/05/2002 numac 2002029138 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (1) sluiten tot vaststelling van de specifieke regels voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in hogere kunstscholen (organisatie, financiering, personeel, statuut van het personeel, rechten en plichten van de studenten), wordt in het gemiddelde van de financierbare studenten dat in aanmerking wordt genomen voor de berekening van het historisch en variabel gedeelte van de omkadering van de hogere kunstscholen voor de in dit artikel bedoelde specialisatiemaster voor de lerarenopleiding wordt ten volle rekening gehouden met de financierbare studenten van deze masters met coëfficiënten die overeenkomen met de aandelen van de hogere kunstscholen in de organisatie van de studiepunten waaruit deze opleidingen bestaan en in de studiegebieden waaraan de hogere kunstscholen deelnemen. "; 5° er wordt een paragraaf 3 ingevoegd, die als volgt luidt: " § 3. Vanaf het begrotingsjaar 2025 wordt een bedrag in mindering gebracht op de enveloppe voor de werkingstoelagen van de universiteiten en op de enveloppe voor de globale toelagen van de hogescholen, volgens de volgende formule ongewogen financiering van een universiteitsstudent voor het betrokken begrotingsjaar x 1,45 x financierbare studenten met coëfficiënten die overeenstemmen met de aandelen van de hogere kunstscholen in de gezamenlijke diplomering met de universiteiten en in de gezamenlijke diplomering met de hogescholen van de studiepunten die de in dit artikel bedoelde specialisatiemaster voor de lerarenopleiding vormen. Deze middelen worden voor de toepassing van dit artikel en hun organieke werkingsmiddelen opnieuw toegewezen aan de betrokken hogere kunstscholen. ".

Art. 4.In artikel 59 van het decreet wordt lid 4 vervangen door het volgende lid: "Indien een overeenkomst voor gezamenlijke diplomering wordt gesloten tussen een referentie-ESA en een universiteit, wordt de financiering die aan die universiteit wordt toegekend, berekend op basis van de in de vorige leden vastgestelde beginselen, maar rekening houdend met het aantal inschrijvingen in de referentie-ESA. Indien deze overeenkomst wordt gesloten met een niet-refererende ESA, ontvangt de partner bij de overeenkomst een financiering ten belope van zijn aandeel in de verdeling van de studiepunten voor de cursus volgens de formule als bedoeld in het derde lid. De financiering van de niet-refererende ETA wordt in mindering gebracht op de in het tweede lid bedoelde toewijzing.

Art. 5.Artikel 60 van het decreet wordt vervangen door de volgende tekst "Art. 60 § 1. Voor de begrotingsjaren 2031 tot en met 2033 wordt een jaarlijkse dotatie toegekend aan de universiteiten, hogescholen en hogere kunstscholen die de specialisatiemaster inzake onderwijs, afdelingen 1 en 2, of de specialisatiemaster inzake onderwijs, afdelingen 3, 4 en 5, als gezamenlijke diplomering organiseren.

Het bedrag van deze toelage wordt berekend volgens elke referentie-universiteit en wordt uitgekeerd aan de partnerinstellingen van de overeenkomst voor gezamenlijke diplomering ten belope van hun aandeel in de verdeling van de studiepunten van de cursus.

De bedragen per referentie-universiteit, toegekend van 2031 tot 2033, worden als volgt berekend: niet-gewogen financiering van een universiteitsstudent voor het betrokken begrotingsjaar x 1,45 x aantal studenten dat op 1 december van het betrokken begrotingsjaar in de betrokken universiteit is ingeschreven voor deze opleiding.

Vanaf het begrotingsjaar 2034 wordt het totaalbedrag van de in het derde lid bedoelde toelagen voor het begrotingsjaar 2033, na indexering, voor de helft opgenomen in het budget voor de financiering van de hogescholen als bedoeld in artikel 10 van het voornoemde decreet van 9 september 1996, en voor de helft in het budget voor de financiering van de universiteiten als bedoeld in artikel 29 van de voornoemde wet van 27 juli 1971.

De in het derde lid bedoelde bedragen worden aangepast wanneer de definitieve gegevens waarop de berekening is gebaseerd, beschikbaar zijn. § 2. Vanaf januari 2034, in afwijking van de artikelen 52, 53 en 54 van het decreet van 20 december 2001Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/12/2001 pub. 03/05/2002 numac 2002029138 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (1) sluiten tot vaststelling van de specifieke regels voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in hogere kunstscholen (organisatie, financiering, personeel, statuut van het personeel, rechten en plichten van de studenten), in het gemiddelde van de financierbare studenten dat in aanmerking wordt genomen voor de berekening van het historisch en variabel gedeelte van de omkadering van de hogere kunstscholen, voor de in dit artikel bedoelde specialisatiemaster wordt ten volle rekening gehouden met de financierbare studenten van deze masters met coëfficiënten die overeenkomen met de aandelen van de hogere kunstscholen in de organisatie van de studiepunten waaruit deze opleidingen bestaan en in de vakgebieden van de deelneming van de hogere kunstscholen. § 3. Vanaf het begrotingsjaar 2034 wordt een bedrag in mindering gebracht op de enveloppe voor de werkingstoelagen van de universiteiten en op de enveloppe voor de globale toelagen van de hogescholen, volgens de volgende formule: ongewogen financiering van een universiteitsstudent voor het betrokken begrotingsjaar x 1,45 x financierbare studenten met coëfficiënten die overeenstemmen met de aandelen van de hogere kunstscholen in de gezamenlijke diplomering met de universiteiten en in de gezamenlijke diplomering met de hogescholen van de studiepunten van de cursussen specialisatiemaster inzake onderwijs bedoeld in artikel 43. Deze middelen worden opnieuw toegewezen aan de betrokken hogere kunstscholen voor de toepassing van dit artikel en hun organieke huishoudelijke middelen.".

Art. 6.Aan artikel 61 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "master onderwijsgeaggregeerde afdeling 4" vervangen door de woorden "master inzake onderwijs afdeling 5";2° na het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidend als volgt: "Indien een overeenkomst voor gezamenlijke diplomering wordt gesloten tussen een referentie-ESA en een universiteit, wordt de financiering die aan die universiteit wordt toegekend, berekend op basis van de in de vorige leden vastgestelde beginselen, maar rekening houdend met het aantal inschrijvingen in de referentie-ESA.Indien deze overeenkomst wordt gesloten met een niet-refererende ESA, ontvangt de partner bij de overeenkomst een financiering ten belope van zijn aandeel in de verdeling van de studiepunten voor de cursus volgens de formule als bedoeld in het derde lid. De financiering van de niet-refererende ETA wordt in mindering gebracht op de in het tweede lid bedoelde toewijzing.

Art. 7.In artikel 77, § 1, eerste en derde lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "in de artikelen 48 en 51" telkens vervangen door de woorden "in artikel 48".

Art. 8.In hetzelfde decreet wordt een artikel 77bis ingevoegd, luidend als volgt: "

Art. 77bis.Op voorwaarde dat zij aan de bepalingen van dit decreet voldoen, worden de instellingen voor hoger onderwijs die op de datum van inwerkingtreding van dit decreet: a. een machtiging tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van bachelor kleuteronderwijzer genieten, beschouwd als machtiging houdend voor het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van master inzake onderwijs, afdeling 1;b. een machtiging tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van bachelor lager onderwijzer genieten, geacht te zijn gemachtigd tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van master inzake onderwijs, afdeling 2;c. een machtiging tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van geaggregeerde bachelor voor het lager secundair onderwijs, richting beeldende kunsten, genieten, geacht te zijn gemachtigd tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van master inzake onderwijs, afdeling 3 Kunstopleiding: beeldende kunsten en culturele en kunstopvoeding;d. een machtiging tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van geaggregeerde bachelor voor het lager secundair onderwijs, richting lichamelijke opvoeding, genieten, geacht te zijn gemachtigd tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van master inzake onderwijs, afdeling 3 Lichamelijke opvoeding en gezondheidsopvoeding;e. een machtiging tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van geaggregeerde bachelor voor het lager secundair onderwijs, richting Frans en Frans als vreemde taal kunsten, genieten, geacht te zijn gemachtigd tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van master inzake onderwijs, afdeling 3, Frans en Oude Talen;f. een machtiging tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van geaggregeerde bachelor voor het lager secundair onderwijs, richting Frans en Opvoeding inzake wijsbegeerte en burgerzin, genieten, geacht te zijn gemachtigd tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van master inzake onderwijs, afdeling 3 Opvoeding inzake wijsbegeerte en burgerzin;g. een machtiging tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van geaggregeerde bachelor voor het lager secundair onderwijs, richting Frans en zedenleer, genieten, geacht te zijn gemachtigd tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van master inzake onderwijs, afdeling 3 Frans en Zedenleer;h. een machtiging tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van geaggregeerde bachelor voor het lager secundair onderwijs, richting Frans en godsdienst kunsten, genieten, geacht te zijn gemachtigd tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van master inzake onderwijs, afdeling 3 Frans en Godsdienst;i. een machtiging tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van geaggregeerde bachelor voor het lager secundair onderwijs, richting Frans en Frans als vreemde taal of Frans en zedenleer of Frans en godsdienst of Frans en opvoeding tot wijsbegeerte en burgerzin, genieten, geacht te zijn gemachtigd tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van master inzake onderwijs, afdeling 3, Frans en culturele en kunstopleiding of tot de academische graad van master in het onderwijs sectie 3 Frans, Frans als vreemde taal en Frans als leertaal;j. een machtiging tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van geaggregeerde bachelor in het lager secundair onderwijs, richting Germaanse talen, genieten, geacht te zijn gemachtigd tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van master inzake onderwijs, afdeling 3 Germaanse talen;k. een machtiging tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van geaggregeerde bachelor voor het lager secundair onderwijs, richting wiskunde, genieten, geacht te zijn gemachtigd tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van master inzake onderwijs, afdeling 3 Wiskunde en Digitale opleiding;l. een machtiging tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van geaggregeerde bachelor voor het lager secundair onderwijs, richting wetenschappen: biologie, scheikunde, naryyrkunde, genieten, geacht te zijn gemachtigd tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van master inzake onderwijs, afdeling 3 Wetenschappen;m. een machtiging tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van geaggregeerde bachelor voor het lager secundair onderwijs, richting menswetenschappen, aardrijkskunde, geschiedenis, sociale wetenschappen, genieten, geacht te zijn gemachtigd tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van master inzake onderwijs, afdeling 3 Menswetenschappen en Opvoeding tot wijsbegeerte en burgerzin;n. een machtiging tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van geaggregeerde bachelor voor het lager secundair onderwijs in muziek, muziekvorming, genieten, geacht te zijn gemachtigd tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van master inzake onderwijs, afdeling 3: Kunstvorming: Muziek en Culturele en kunstopleiding;o. zowel een machtiging tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van geaggregeerde bachelor voor het lager secundair onderwijs als een machtiging tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van bachelor informatica en systemen, richting robotica of bachelor informatica en systemen, richting computertechnologie of bachelor in de computerwetenschappen of bachelor in de industriële engineering genieten, geacht te zijn gemachtigd tot het organiseren van een opleiding die leidt tot de academische graad van master inzake onderwijs, afdeling 3 Handwerksopleiding, technisch en technologisch, en digitale opleiding.".

Art. 9.In hetzelfde decreet wordt een artikel 77ter ingevoegd, dat als volgt luidt: "

Art. 77ter.In afwijking van artikel 31, § 1, kunnen de hogescholen die op de datum van de inwerkingtreding van dit decreet gemachtigd waren om de aggregatie van het hoger secundair onderwijs te organiseren, het programma dat leidt tot de academische graad van geagreggeerde master inzake onderwijs afdeling 5 organiseren met inachtneming van de door dit decreet bepaalde doelstellingen en op voorwaarde dat zij deze organisatie opnemen in het kader van de gezamenlijke diplomering waarvoor zij als referentie-instellingen worden beschouwd.

Art. 10.In artikel 29 van de wet van 27 juli 1971 betreffende de financiering en de controle op de universiteiten, gewijzigd bij artikel 68 van het decreet van 7 februari 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 02/06/1998 pub. 29/08/1998 numac 1998029331 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap sluiten6 houdende de organisatie van de initiële opleiding van de leerkrachten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 3quinquies, ingeleid door littera 1°, worden de woorden "vanaf het begrotingsjaar 2029, een bedrag in toepassing van artikel 60, vijfde lid, van het voormelde decreet van 7 februari 2029" vervangen door de woorden "vanaf het begrotingsjaar 2028, een bedrag in toepassing van artikel 60, vijfde lid, van het voormelde decreet van 7 februari 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 02/06/1998 pub. 29/08/1998 numac 1998029331 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap sluiten6;2° in paragraaf 5, eerste lid, zoals gewijzigd door littera 2°, a), worden de woorden "2024 voor studenten van de specialisatiemaster in de lerarenopleiding" geschrapt;de woorden "geaggregeerde master inzake onderwijs afdeling 4" worden vervangen door "master inzake onderwijs afdeling 5" en de woorden "2029 voor studenten van de specialisatiemaster afdelingen 1 t/m 3" worden vervangen door "2034 voor studenten van de specialisatiemaster afdelingen 1 en 2 en voor studenten van de specialisatiemaster afdelingen 3, 4 en 5". "; 3° in paragraaf 5, vierde lid, ingeleid door littera 2°, b), worden de woorden "tijdens het eerste jaar van de studiecyclus" vervangen door de woorden "tijdens het derde jaar van de studiecyclus".

Art. 11.In artikel 17, lid 2, van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde hogescholen, aangevuld bij artikel 66 van het decreet van 7 februari 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 02/06/1998 pub. 29/08/1998 numac 1998029331 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap sluiten6 betreffende de organisatie van de initiële opleiding van leerkrachten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in littera 4° van het eerste lid worden de woorden "geaggregeerde master inzake onderwijs afdeling 4" vervangen door de woorden "master inzake afdeling 5"; 2° in hetzelfde lid wordt littera 5° vervangen door de volgende tekst "5° het aantal studenten in de specialisatiemaster inzake onderwijs, afdelingen 1 en 2, en het aantal studenten in de specialisatiemaster inzake onderwijs, afdelingen 3, 4 en 5, worden pas in aanmerking genomen vanaf de inschrijvingen van het academiejaar 2032-2033, die voor het eerst worden opgenomen in de berekening van de onderwijslasteenheden van de begroting 2034;"; 3° in het tweede toegevoegde lid worden de woorden "tijdens het eerste jaar van de studiecyclus" vervangen door de woorden "tijdens het derde jaar van de studiecyclus".

Art. 12.Artikel 81 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 13.In hetzelfde decreet, in artikel 97, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "het masterdiploma inzake onderwijs afdelingen 1, 2, 3 en 4" vervangen door de woorden "het masterdiploma inzake onderwijs afdelingen 1, 2 en 3";2° in het vierde lid worden de woorden "geaggregeerde master inzake onderwijs afdeling 4" vervangen door de woorden "master inzake onderwijs afdeling 5".

Art. 14.Artikel 98 van het decreet wordt vervangen door de volgende tekst: "

Art. 98.De opleiding die leidt tot de graad van specialisatiemaster inzake onderwijs, afdelingen 1 en 2, en de opleiding die leidt tot de graad van specialisatiemaster inzake onderwijs, afdelingen 3, 4 en 5, worden ten laatste vanaf het academiejaar 2031-2032 ingevoerd op basis van een evaluatie van de uitvoering van de gemeenschappelijke kern, met het oog op de aanpassing van de doelstellingen en de organisatie ervan zoals bepaald in artikel 43.". HOOFDSTUK 2. - Wijzigings- en slotbepalingen

Art. 15.In bijlage 2 van het decreet van 8 februari 1999Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/02/1999 pub. 29/04/1999 numac 1999029177 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap sluiten betreffende de ambten en de kwalificaties van het onderwijzend personeel van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde hogescholen, zoals gewijzigd, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° tussen de regel « Dessin et éducation plastique » en de regel « Diététique »:

Didactique d'une discipline

a.le diplôme de master de spécialisation en enseignement sections 1 et 2 ou b. le diplôme de master de spécialisation en enseignement sections 3, 4 et 5 ou c. le diplôme de master en enseignement section 4 oud.un diplôme de master qui correspond à un des titres requis correspondant à un des cours à conférer tel que définis dans la présente annexe, ledit cours faisant partie du programme de la formation initiale directe ou différée des enseignants tel que définie dans le décret du 7 février 2019. Ce master étant complété par le grade académique de master en l'enseignement section 5 défini à l'article 31 du même décret, le Certificat d'Aptitude Pédagogique ou le Certificat d'Aptitude Pédagogique Approprié à l'Enseignement Supérieur.Le titre repris en a, b ou c est complété par le titre de master de spécialisation en formation d'enseignants tel que défini aux articles 51 et suivants du décret du 7 février 2019 définissant la formation initiale des enseignants. Une expérience de 5 ans en qualité d'enseignant dans l'enseignement obligatoire est constitutive du titre requis.


2° tussen de regel « Electromécanique, mécanique, énergie » et la ligne « Ergothérapie »:

Enseignant praticien

Selon le niveau d'enseignement et les disciplines concernés, le diplôme de master en enseignement section 1, 2 ou 3 complété par le titre de master de spécialisation en formation d'enseignants tel que défini tel que défini aux articles 51 et suivants du décret du 7 février 2019 définissant la formation initiale des enseignants.Une expérience de 5 ans en qualité d'enseignant dans l'enseignement obligatoire à un niveau correspondant à celui auquel se préparent les futurs enseignants qu'ils encadrent est constitutive du titre requis.


Art. 16.In artikel 73 van het Landschapsdecreet, zoals gewijzigd, worden de volgende wijzigingen aangebracht: - in § 2, ingeleid door littera a), worden de woorden "Specialisatiemaster inzake onderwijs afdelingen 1, 2 or 3 zoals bepaald in de artikelen 28 et seq." vervangen door de woorden "specialisatiemaster inzake onderwijs afdelingen 1 en 2 or tot de academische graad van specialisatiemaster inzake onderwijs afdelingen 3, 4 en 5, zoals bepaald in artikel 43, § 4,"; - in § 3, ingeleid door littera b), worden de woorden "specialisatiemaster inzake onderwijs afdelingen 1, 2 of 3" vervangen door de woorden "specialisatiemaster inzake onderwijs afdelingen 1 en 2, of de academische graad van specialisatiemaster inzake onderwijs afdelingen 3, 4 en 5, zoals omschreven in artikel 43, § 4" en worden de woorden "zoals bepaald in de artikelen 28 en volgende" vervangen door de woorden "zoals bepaald in artikel 51".

Art. 17.In artikel 115, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet, zoals gewijzigd, worden de woorden "een academische graad van specialisatiemaster inzake onderwijs afdelingen 1, 2 of 3, zoals omschreven in de artikelen 28 en volgende" vervangen door de woorden "een academische graad van specialisatiemaster inzake onderwijs afdelingen 1 en 2 of een academische graad van specialisatiemaster inzake onderwijs afdelingen 3, 4 en 5, zoals omschreven in artikel 43, § 4".

Art. 18.In bijlage II van hetzelfde decreet, zoals gewijzigd, worden de volgende regels geschrapt:

10bis

HE/U

B

Bachelier en enseignement section 4: Grec ancien et Latin

10bis

HE/U

B

Bachelier en enseignement section 4: Langues Modernes

10bis

HE/U

B

Bachelier en enseignement section 4: Biologie

10bis

HE/U

B

Bachelier en enseignement section 4: Chimie

10bis

HE/U

B

Bachelier en enseignement section 4: Education physique

10bis

HE/U

B

Bachelier en enseignement section 4: Français

10bis

HE/U

B

Bachelier en enseignement section 4: Géographie

10bis

HE/U

B

Bachelier en enseignement section 4: Histoire

10bis

HE/U

B

Bachelier en enseignement section 4: Mathématiques

10bis

HE/U

B

Bachelier en enseignement section 4: Philosophie et citoyenneté

10bis

HE/U

B

Bachelier en enseignement section 4: Physique

10bis

HE/U

B

Bachelier en enseignement section 4: Sciences économiques

10bis

HE/U

B

Bachelier en enseignement section 4: Sciences sociales

10bis

HE/U

B

Bachelier en enseignement section 4: Arts plastiques, visuels et de l'espace

10bis

HE/U

B

Bachelier en enseignement section 4: Musique

10bis

HE/U

B

Bachelier en enseignement section 4: Arts de la parole et du théâtre


Art. 19.In artikel 17 van het decreet van 11 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 02/06/1998 pub. 29/08/1998 numac 1998029331 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap sluiten2 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerd en gesubsidieerd basis- en secundair onderwijs, zoals gewijzigd, worden de woorden "geaggregeerde master inzake onderwijs afdeling 4" telkens vervangen door de woorden "master inzake onderwijs5".

Art. 20.Dit decreet treedt in werking voor het academiejaar 2022-2023.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 2 december 2021.

De Minister-President, P.-Y. JEHOLET De Vicepresident en Minister van Begroting, Ambtenarenzaken, Gelijke kansen en het toezicht op Wallonie-Bruxelles Enseignement, Fr. DAERDEN De Vicepresident en Minister van Kind, Gezondheid, Cultuur, Media en Vrouwenrechten, B. LINARD De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor sociale promotie, Universitaire ziekenhuizen, Hulpverlening aan de jeugd, Justitiehuizen, Jeugd, Sport en de Promotie van Brussel, V. GLATIGNY De Minister van Onderwijs, C. DESIR _______ Nota Zitting 2021-2022 Stukken van het Parlement.- Ontwerp van decreet, nr. 309-1. - Commissieverslag, nr. 309-2 - Tekst aangenomen tijdens de plenaire vergadering, nr.309-3 Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. - Vergadering van 1 december 2021

^