gepubliceerd op 11 oktober 2004
Decreet betreffende de integrale jeugdhulp
7 MEI 2004. - Decreet betreffende de integrale jeugdhulp (1)
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet betreffende de integrale jeugdhulp. HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.
Art. 2.§ 1. In dit decreet wordt verstaan onder : 1° minderjarige : elke natuurlijke persoon jonger dan achttien jaar;2° ouders : de natuurlijke personen die titularis zijn van het ouderlijk gezag, of, bij ontstentenis van die personen, de wettelijke vertegenwoordigers;3° opvoedingsverantwoordelijken : de natuurlijke personen, andere dan de ouders, die de minderjarige op duurzame wijze in feite onder hun bewaring hebben of bij wie de minderjarige geplaatst is door bemiddeling of ten laste van een openbare overheid;4° leefomgeving : de natuurlijke personen, met uitzondering van de ouders en de opvoedingsverantwoordelijken, die bij de minderjarige inwonen of met de minderjarige een bijzondere affectieve band hebben, evenals de natuurlijke personen die in de buurt van de minderjarige wonen of met wie de minderjarige geregeld contact heeft, onder meer bij het schoolgaan of tijdens de vrijetijdsbesteding;5° jeugdhulp : het geheel van de jeugdhulpverlening en de indicatiestelling, bedoeld in artikel 19, de toewijzing, bedoeld in artikel 22, en de trajectbegeleiding, bedoeld in artikel 26;6° jeugdhulpverlening : de hulp- en zorgverlening die zich richt tot minderjarigen, of tot minderjarigen en hun ouders, hun opvoedingsverantwoordelijken en/of personen uit hun leefomgeving;7° jeugdhulpaanbieder : een natuurlijke persoon of een voorziening die jeugdhulpverlening aanbiedt als bedoeld in artikel 4;8° gerechtelijke jeugdhulp : de jeugdhulp die wordt opgelegd bij rechterlijke beslissing;9° module : een duidelijk afgelijnde eenheid van jeugdhulpverlening die afzonderlijk of samen met andere eenheden kan worden aangeboden;10° netwerk : een functioneel samenwerkingsverband waarbij de afspraken worden vastgelegd in een samenwerkingsprotocol;11° sector : een bevoegdheidsdomein dat geregeld wordt door een regelgeving, vermeld in artikel 4, § 1, of toepasselijk verklaard krachtens artikel 4, § 2;12° toegangspoort : een orgaan als bedoeld in artikel 17;13° Adviesraad : de Adviesraad Integrale Jeugdhulp, bedoeld in artikel 35;14° Managementcomité : het Managementcomité Integrale Jeugdhulp, bedoeld in artikel 41;15° regionale stuurgroep : een regionale stuurgroep integrale jeugdhulp als bedoeld in artikel 44;16° regio : een regio integrale jeugdhulp als bedoeld in artikel 43;17° regioplan : het regioplan integrale jeugdhulp, bedoeld in artikel 40;18° zorgregiodecreet : het decreet van 23 mei 2003 betreffende de indeling in zorgregio's en betreffende de samenwerking en programmatie van gezondheidsvoorzieningen en welzijnsvoorzieningen. § 2. Bij verwijzing naar personen wordt in dit decreet de mannelijke vorm gebruikt. HOOFDSTUK II. - Doel en toepassingsgebied van de integrale jeugdhulp
Art. 3.§ 1. Integrale jeugdhulp beoogt de ontplooiingskansen van minderjarigen, hun ouders, hun opvoedingsverantwoordelijken en de betrokken personen uit hun leefomgeving te vrijwaren en hun welzijn en gezondheid te bevorderen. Ze draagt bij tot een zo volledig mogelijke integratie van minderjarigen in de maatschappij. Ze beoogt, door sector-overschrijdende samenwerking tussen jeugdhulp-aanbieders en intersectorale afstemming van het jeugdhulpaanbod, aan die personen een continuüm van jeugdhulp aan te bieden als antwoord op een jeugdhulpvraag of een jeugdhulpbehoefte.
Ze kan zowel jeugdhulp omvatten, waarmee de personen tot wie zij zich richt, instemmen, als gerechtelijke jeugdhulp. § 2. Integrale jeugdhulp respecteert te allen tijde de bepalingen van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, aangenomen te New York op 20 november 1989.
Art. 4.§ 1. Integrale jeugdhulp heeft betrekking op jeugdhulpverlening die aangeboden wordt met toepassing van de volgende regelgeving en de latere wijzigingen of vervangingen ervan : 1° het decreet van 29 mei 1984 houdende de oprichting van de instelling Kind en Gezin;2° de decreten inzake bijzondere jeugdbijstand, gecoördineerd op 4 april 1990;3° het decreet van 27 juni 1990 houdende de oprichting van een Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap;4° het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1997 tot regeling van de erkenning en de subsidiëring van de centra voor integrale gezinszorg;5° het decreet van 19 december 1997 betreffende het algemeen welzijnswerk;6° het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding;7° het decreet van 18 mei 1999 betreffende de geestelijke gezondheidszorg. Binnen die regelgeving bepaalt de Vlaamse Regering welke jeugdhulpverlening onder het toepassingsgebied van de integrale jeugdhulp valt. § 2. De Vlaamse Regering kan het toepassingsgebied van de integrale jeugdhulp uitbreiden naar jeugdhulpverlening die met toepassing van andere Vlaamse regelgeving wordt aangeboden.
Art. 5.De Vlaamse Regering kan, voor het aanleveren van diagnostiek als bedoeld in artikel 18, en voor de toewijzing van jeugdhulpverlening als bedoeld in artikel 23, overeenkomsten sluiten met : 1° personen of voorzieningen van wie het jeugdhulpaanbod niet onder de toepassing valt van een regelgeving als bedoeld in artikel 4;2° personen of voorzieningen die buiten het Nederlandse taalgebied gevestigd zijn. HOOFDSTUK III. - Principes van de integrale jeugdhulp
Art. 6.Binnen het beschikbare jeugdhulpaanbod heeft elke minderjarige met een jeugdhulpvraag of jeugdhulpbehoefte, evenals elke ouder of opvoedingsverantwoordelijke met een jeugdhulpvraag of jeugdhulpbehoefte die verband houdt met de opvoeding of de ontwikkeling van de minderjarige, recht op jeugdhulp zoals bedoeld in dit decreet.
Art. 7.Jeugdhulp wordt verstrekt met inachtneming van de volgende werkingsprincipes : 1° toegankelijkheid : de jeugdhulp is maximaal bekend, bereikbaar, beschikbaar, begrijpbaar en betaalbaar;2° vraaggerichtheid : de jeugdhulp vertrekt van en sluit maximaal aan bij de vraag en/of de behoefte van de personen tot wie zij zich richt;3° subsidiariteit : wanneer meerdere vormen van jeugdhulp gelijkwaardig aan een jeugdhulpvraag of jeugdhulpbehoefte kunnen beantwoorden, wordt de minst ingrijpende vorm van jeugdhulp aangeboden;4° participatie : de jeugdhulp voltrekt zich in dialoog en in volwaardig partnerschap met de personen tot wie de jeugdhulp zich richt;5° acceptatie : met uitzondering van de gerechtelijke jeugdhulp kan de jeugdhulp slechts worden verleend met instemming van de personen tot wie zij zich richt;6° emancipatie : de jeugdhulp verhoogt de kennis en vaardigheden bij de personen tot wie de jeugdhulp zich richt, zodat het zelfstandig handelen van deze personen gestimuleerd wordt.
Art. 8.Onverminderd artikel 31 en 32, zijn alle personen die hun medewerking verlenen aan de toepassing van dit decreet, gebonden door de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 458 van het Strafwetboek, met betrekking tot de gegevens waarvan zij in de uitoefening van hun opdracht kennis krijgen en die daarmee verband houden. HOOFDSTUK IV. - Modulering
Art. 9.Jeugdhulpverlening als bedoeld in artikel 4, wordt aangeboden op basis van modules.
De Vlaamse Regering bepaalt de regels inzake het beschrijven, het combineren en het aanbieden van modules. Die regels gelden voor alle jeugdhulpaanbieders. Ze bepaalt tevens de datum waarop alle jeugdhulpaanbieders hun aanbod jeugdhulpverlening gemoduleerd hebben. HOOFDSTUK V. - Onderscheid tussen rechtstreeks toegankelijke en niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening
Art. 10.Jeugdhulpverlening met een grote impact op de leefsituatie van de personen tot wie zij zich richt, wordt selectief ingezet.
Daartoe worden de modules jeugdhulpverlening van de jeugdhulpaanbieders, met uitzondering van de modules crisisjeugdhulpverlening die deel uitmaken van het netwerk crisisjeugdhulpverlening, bedoeld in artikel 13, opgedeeld in rechtstreeks toegankelijke en niet-rechtstreeks toegankelijke modules.
De jeugdhulpaanbieders kunnen niet-rechtstreeks toegankelijke modules enkel uitvoeren, wanneer een toewijzingsbeslissing als bedoeld in artikel 23, 6°, tot die jeugdhulpverlening heeft beslist.
Art. 11.Het onderscheid tussen rechtstreeks toegankelijke en niet-rechtstreeks toegankelijke modules wordt gemaakt op basis van een weging van minstens de volgende kenmerken van de modules : duur, frequentie en intensiteit.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere invulling van deze kenmerken en de wijze waarop de weging gebeurt. Zij kan bepalen dat bij de weging ook rekening wordt gehouden met andere door haar te bepalen kenmerken van de modules.
Art. 12.De Vlaamse Regering kan op grond van regiospecifieke behoeften die blijken uit het regioplan, uitzonderingen op het onderscheid, bedoeld in artikel 10, toestaan. Ze bepaalt onder welke voorwaarden die uitzonderingen kunnen worden toegestaan. De uitzonderingen gelden voor een door haar te bepalen termijn van maximum twee jaar. HOOFDSTUK VI. - De netwerken van rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening en van crisisjeugdhulpverlening Afdeling 1. - Het netwerk rechtstreeks toegankelijke
jeugdhulpverlening
Art. 13.Alle jeugdhulpaanbieders die in een bepaald werkgebied rechtstreeks toegankelijke modules aanbieden, werken samen in een netwerk. Die samenwerking wordt vastgelegd in een samenwerkingsprotocol, waarvan de Vlaamse Regering de nadere regels bepaalt en dat door elk van die jeugdhulpaanbieders wordt ondertekend.
Andere jeugdhulpaanbieders en andere personen en voorzieningen die jeugdhulpverlening aanbieden, kunnen toetreden tot het netwerk, bedoeld in het vorige lid.
De regionale stuurgroep bepaalt, in overleg met de betrokken jeugdhulpaanbieders, het werkgebied van een netwerk rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening, overeenkomstig de bepalingen van het zorgregiodecreet.
Art. 14.De samenwerking in een netwerk rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening heeft tot doel : 1° de toegang tot de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening te garanderen;2° te garanderen dat binnen een redelijke termijn en binnen de beschikbare hulp de meest gepaste beschikbare jeugdhulpverlening wordt geboden;3° te waken over het tijdig inzetten van een module diagnostiek. De samenwerking verloopt met naleving van de intersectorale kwaliteitseisen die de Vlaamse Regering bepaalt en die minstens betrekking hebben op het jeugdhulpaanbod en de organisatie van het netwerk. Afdeling 2. - Het netwerk crisisjeugdhulpverlening
Art. 15.Crisisjeugdhulpverlening bestaat in een onmiddellijke en aangepaste interventie in geval van een crisis. Een crisis is een acuut beleefde noodsituatie die niet vooraf kan worden ingeschat en waarin onmiddellijk hulp moet worden geboden.
Art. 16.Alle jeugdhulpaanbieders die in een bepaald werkgebied modules crisisjeugdhulpverlening aanbieden, werken samen in een netwerk. Die samenwerking wordt vastgelegd in een samenwerkingsprotocol, waarvan de Vlaamse Regering de nadere regels bepaalt en dat door elk van die jeugdhulpaanbieders wordt ondertekend.
Andere personen en voorzieningen die crisisjeugdhulpverlening aanbieden, kunnen toetreden tot het netwerk, bedoeld in het vorige lid.
De samenwerking in een netwerk crisisjeugdhulpverlening heeft tot doel permanente crisisjeugdhulpverlening te organiseren.
De regionale stuurgroep bepaalt, in overleg met de betrokken jeugdhulpaanbieders, het werkgebied van een netwerk crisisjeugdhulpverlening, overeenkomstig de bepalingen van het zorgregiodecreet.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot de organisatie, de taken en de werking van het netwerk en met betrekking tot de toegang tot het netwerk. HOOFDSTUK VII. - De toegangspoort : indicatiestelling en toewijzing Afdeling 1. - Organisatie van de toegangspoort
Art. 17.De toegangspoort is een orgaan dat onafhankelijk is van de jeugdhulpaanbieders en dat de buitengerechtelijke toegang tot de niet-rechtstreeks toegankelijke modules organiseert. De toegangspoort oefent uitsluitend de taken indicatiestelling en toewijzing uit. Die taken worden onafhankelijk van elkaar georganiseerd.
De Vlaamse Regering bepaalt het aantal organen, hun samenstelling, hun organisatie, hun werking, hun vestigingsplaats evenals de wijze waarop hun werking en de kwaliteit van de dienstverlening worden geëvalueerd.
Ze bepaalt tevens het werkgebied van die organen, overeenkomstig de bepalingen van het zorgregiodecreet. Afdeling 2. - Indicatiestelling
Art. 18.De toegangspoort verricht de indicatiestelling op basis van de verzamelde diagnostiek die jeugdhulp-aanbieders en andere personen of voorzieningen aanleveren. De toegangspoort kan aan de jeugdhulpaanbieders bijkomende diagnostiek vragen.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels betreffende het aanleveren van diagnostiek door de jeugdhulpaanbieders en de kwaliteitseisen waaraan de aangeleverde diagnostiek moet voldoen.
Art. 19.De indicatiestelling stelt, op basis van de diagnostiek betreffende een minderjarige, zijn ouders, en in voorkomend geval zijn opvoedingsverantwoordelijken en/of de betrokken personen uit zijn leefomgeving en hun leefsituatie, vast welke jeugdhulpverlening wenselijk is en geeft de aard, de omvang en de urgentie ervan aan, onafhankelijk van het bestaande jeugdhulpaanbod.
Art. 20.Wat de indicatiestelling betreft, heeft de toegangspoort de volgende taken : 1° de aangeleverde diagnostiek toetsen aan de kwaliteitseisen, bedoeld in artikel 18, tweede lid;2° het bereiken van een objectieve en van de jeugdhulpaanbieders onafhankelijke indicatiestelling;3° de indicatiestelling vastleggen in een indicatiestellingsverslag dat zowel de meest wenselijke als de minimaal noodzakelijke jeugdhulpverlening bepaalt als antwoord op de jeugdhulpvraag of jeugdhulpbehoefte.
Art. 21.De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels betreffende de indicatiestelling, het indicatiestellingsverslag en de kwaliteitseisen waaraan de indicatiestelling moet voldoen. Afdeling 3. - Toewijzing
Art. 22.De toewijzing koppelt aan het indicatiestellingsverslag, bedoeld in artikel 20, 3°, een toewijzingsbeslissing die toegang verleent tot de erin vermelde modules.
Art. 23.Wat de toewijzing betreft, heeft de toegangspoort de volgende taken : 1° het indicatiestellingsverslag omzetten in modules die zoveel mogelijk aansluiten bij de meest wenselijke jeugdhulpverlening en die minstens gelijk zijn aan de minimaal noodzakelijke jeugdhulpverlening;2° de minderjarige, zijn ouders en in voorkomend geval zijn opvoedingsverantwoordelijken en/of de betrokken personen uit zijn leefomgeving informeren over alle mogelijkheden omtrent het aanbieden van de jeugdhulpmodules, bedoeld in 1°;3° de minderjarige, zijn ouders en in voorkomend geval zijn opvoedingsverantwoordelijken en/of de betrokken personen uit zijn leefomgeving wijzen op de keuzemogelijkheid om ofwel zelf jeugdhulpaanbieders te vinden die hun de modules, bedoeld in 1°, kunnen aanbieden ofwel om samen met de toewijzing te gaan onderhandelen met jeugdhulpaanbieders en andere personen en voorzieningen met het oog op het uitvoeren van de modules, bedoeld in 1°;4° een prioriteitsbepaling uitvoeren volgens de afspraken, bedoeld in artikel 25, eerste lid, 1°,;5° wanneer een bepaalde toewijzing niet kan worden gerealiseerd, meerdere jeugdhulpaanbieders samenroepen voor overleg met het oog op de uitvoering van de toewijzing volgens de afspraken, bedoeld in artikel 25, eerste lid, 3°;6° de modules vastleggen in een toewijzingsbeslissing.
Art. 24.De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels betreffende de toewijzing en de toewijzingsbeslissing.
Art. 25.Alle jeugdhulpaanbieders die binnen het werkgebied van de toegangspoort niet-rechtstreeks toegankelijke modules aanbieden, ondertekenen een protocol omtrent de samenwerking met de toegangspoort, waarin minimaal afspraken opgenomen worden omtrent : 1° het hanteren van onderlinge prioriteiten bij de toewijzing : als tezelfdertijd aan meerdere personen een module zou moeten worden aangeboden, die onvoldoende beschikbaar is, bepalen volgens welke prioriteitscriteria de keuze van eigenlijke toewijzing gemaakt wordt;2° het afstemmen van het intakebeleid van de jeugdhulpaanbieders op de toewijzing;3° het opnemen van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de jeugdhulpaanbieders om, binnen de perken van hun beschikbare jeugdhulp-aanbod, elke toewijzing uit te voeren. De Vlaamse Regering bepaalt eenvormige regels voor het hanteren van de prioriteiten, bedoeld in het eerste lid, 1°. Ze kan nadere regels bepalen met betrekking tot de overige inhoud van het protocol. HOOFDSTUK VIII. - Trajectbegeleiding
Art. 26.De trajectbegeleiding ondersteunt en bevordert het hulpverleningstraject. Het hulpverleningstraject omvat de toegang tot, de organisatie, de bepaling van de inhoud, de uitvoering, de voortgangsbewaking, de afronding en de nadere regelen van de jeugdhulp. Die ondersteuning verloopt in dialoog met de personen tot wie de jeugdhulp zich richt, met de betrokken jeugdhulpaanbieders en/of andere personen en voorzieningen die jeugdhulpverlening aanbieden en, in voorkomend geval, met de toegangspoort.
Art. 27.De Vlaamse Regering regelt de organisatie, de taken en de werking van de trajectbegeleiding. HOOFDSTUK IX. - Gerechtelijke jeugdhulp
Art. 28.Uiterlijk tegen 31 juli 2005 dient de Vlaamse Regering bij het Vlaams Parlement een rapport in over de overgang van jeugdhulp, waarmee de personen tot wie die hulp zich richt, hebben ingestemd, naar gerechtelijke jeugdhulp en over de verhouding tussen de gerechtelijke jeugdhulp en de integrale jeugdhulp. Het rapport heeft met name betrekking op de wijze waarop in de jeugdhulp moet worden omgegaan met situaties waarin jeugdhulp maatschappelijk noodzakelijk wordt geacht, op de formulering van de vorderingsgronden, op de toegang tot de gerechtelijke jeugdhulp, op de mogelijkheid voor de jeugdrechtbank om maatregelen uit te spreken ten aanzien van degenen die de minderjarige onder hun bewaring hebben en op de organisatie, de inhoud, de uitvoering, de voortgangsbewaking, de afronding en de nadere regelen van de gerechtelijke jeugdhulp. De regering doet het nodige om hieromtrent een protocol af te sluiten met de federale overheid.
Art. 29.Het rapport, bedoeld in artikel 28, wordt opgesteld na overleg met minimaal een vertegenwoordiging van : 1° de jeugdhulpaanbieders die gerechtelijke jeugdhulp aanbieden;2° de magistraten, belast met jeugdzaken;3° de comités voor bijzondere jeugdzorg, bedoeld in artikel 3 van de decreten inzake bijzondere jeugdbijstand, gecoördineerd op 4 april 1990, en de sociale diensten voor bijzondere jeugdbijstand, bedoeld in artikel 40, § 1, van die decreten;4° de bemiddelingscommissies voor bijzondere jeugdbijstand, bedoeld in artikel 12 van de in 3° vermelde decreten;5° de sociale diensten van de Vlaamse Gemeenschap bij de jeugdrechtbanken, bedoeld in artikel 40, § 2, van de in 3° vermelde decreten;6° de centra, bedoeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2002 betreffende erkenning en subsidiëring van de vertrouwenscentra kindermishandeling. Voor de indiening van het rapport bij het Vlaams Parlement wint de Vlaamse Regering het advies in van de Adviesraad. HOOFDSTUK X. - Gegevensverwerking
Art. 30.Met het oog op de uitvoering van de bevoegdheden en taken geregeld bij of krachtens dit decreet, worden persoonsgegevens, inclusief gegevens als bedoeld in artikelen 6 en 7 van de wet van 8 december 1992 betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, verwerkt door : 1° de toegangspoort;2° de trajectbegeleiding;3° de jeugdhulpaanbieders en de andere personen en voorzieningen die jeugdhulpverlening aanbieden. De Vlaamse Regering bepaalt welke gegevens worden verwerkt en de wijze waarop ze worden verwerkt.
De verwerking van persoonsgegevens die de gezondheid betreffen, gebeurt onder toezicht van een beroepsbeoefenaar van de gezondheidszorg.
Art. 31.§ 1. Als meerdere personeelsleden van de toegangspoort belast zijn met de indicatiestelling, wisselen zij onderling de persoonsgegevens uit die nuttig zijn voor het verrichten van de indicatiestelling. § 2. Als meerdere personeelsleden van de toegangspoort belast zijn met de toewijzing, wisselen zij onderling de persoonsgegevens uit die nuttig zijn voor het verrichten van de toewijzing. § 3. Als meerdere personen belast zijn met de trajectbegeleiding, wisselen zij onderling de persoonsgegevens uit die nuttig zijn voor de uitvoering van de trajectbegeleiding.
Art. 32.De actoren, bedoeld in artikel 30, eerste lid, wisselen onder elkaar persoonsgegevens uit met het oog op de uitvoering van de bevoegdheden en taken geregeld bij of krachtens dit decreet.
Onverminderd de verplichtingen en beperkingen die voortvloeien uit de wet van 8 december 1992 betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens of uit de regelgevingen van de sectoren, is deze gegevensuitwisseling onderworpen aan de volgende voorwaarden : 1° de gegevensuitwisseling heeft enkel betrekking op gegevens die noodzakelijk zijn voor de jeugdhulp;2° de gegevens worden enkel uitgewisseld in het belang van de personen tot wie de jeugdhulp zich richt;3° de actoren, bedoeld in artikel 30, eerste lid, trachten, in de mate van het mogelijke, de geïnformeerde instemming met de gegevensuitwisseling te verkrijgen van de persoon op wie de gegevens betrekking hebben. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen met betrekking tot de vorm waarin en de wijze waarop de persoonsgegevens worden uitgewisseld.
Art. 33.Om het jeugdaanbod, zowel regionaal als supraregionaal, systematisch vraaggericht te kunnen bijsturen in het kader van de integrale jeugdhulp, bezorgen de actoren, bedoeld in artikel 30, eerste lid, gecodeerde persoonsgegevens aan de Vlaamse overheid. De Vlaamse Regering bepaalt welke gegevens worden bezorgd en de vorm waarin dat gebeurt, alsook de wijze waarop en de periodiciteit waarmee de gegevens worden bezorgd. Ze bepaalt tevens de wijze waarop de persoonsgegevens worden gecodeerd.
Art. 34.De Vlaamse Regering ontwikkelt een uniforme registratiemethodiek die intersectoraal kan worden gebruikt. HOOFDSTUK XI. - Beleidsafstemming integrale jeugdhulp Afdeling 1. - De Adviesraad Integrale Jeugdhulp
Art. 35.Er wordt voor de Vlaamse Gemeenschap een Adviesraad Integrale Jeugdhulp opgericht.
De Adviesraad heeft als opdracht : 1° op verzoek van de Vlaamse Regering of op eigen initiatief, gemotiveerde adviezen te formuleren aan de Vlaamse Regering met betrekking tot het ontwikkelingsproces en de inhoudelijke beleidskeuzes van de integrale jeugdhulp;2° het Managementcomité te adviseren over het plan, bedoeld in artikel 39. De Vlaamse Regering informeert de Adviesraad over elk ontwerp van reglementair besluit, genomen ter uitvoering van dit decreet.
Art. 36.§ 1. De Adviesraad is minimaal samengesteld uit : 1° een vertegenwoordiging van minderjarigen en van ouders;2° per sector, vertegenwoordigers die zijn voorgedragen door de representatieve organisaties van het jeugdhulpaanbod. Geen van die vertegenwoordigingen kan uit meer dan twee derde van het aantal leden van de Adviesraad bestaan.
Voor de toepassing van het eerste lid, 2°, wordt het bevoegdheidsdomein dat geregeld wordt bij het besluit, bedoeld in artikel 4, § 1, eerste lid, 4°, niet als een sector beschouwd. § 2. De Adviesraad wordt voorgezeten door een onafhankelijke deskundige.
Art. 37.De Vlaamse Regering regelt de nadere samenstelling en de werking van de Adviesraad en benoemt de voorzitter en de leden. Afdeling 2. - Beleidsplanning
Art. 38.Om het beleid betreffende de integrale jeugdhulp op het Vlaamse en het regionale niveau op elkaar af te stemmen, worden de volgende plannen opgesteld : 1° een Vlaams Beleidsplan Integrale Jeugdhulp voor de Vlaamse Gemeenschap;2° een Regioplan Integrale Jeugdhulp per regio.
Art. 39.§ 1. Het Vlaamse Beleidsplan Integrale Jeugdhulp is een vijfjarenplan, dat tussentijds wordt geëvalueerd en zonodig wordt bijgestuurd. De opstelling en de bijsturing van het plan gebeuren door het Managementcomité op basis van de regioplannen. Het plan en, in voorkomend geval, de bijsturingen, worden vergezeld van het advies van de Adviesraad, aan de Vlaamse Regering ter goedkeuring voorgelegd. § 2. Het Vlaamse Beleidsplan Integrale Jeugdhulp bevat minimaal : 1° beleidsrelevante informatie, waaronder : a) de resultaten van een omgevings- en behoefteanalyse met betrekking tot de leefsituatie van minderjarigen en gezinnen;b) een overzicht van overlappingen en lacunes in de verhouding tussen de jeugdhulpvraag en het jeugdhulpaanbod;c) een overzicht van de knelpunten bij de afstemming van het jeugdhulpaanbod op de jeugdhulpvraag en jeugdhulpbehoefte;d) een overzicht en evaluatie van de resultaten van het Vlaamse actieplan uit het vorige beleidsplan, vergezeld van de nodige verbeteringsvoorstellen;2° een uitgewerkte Vlaamse beleidsvisie op de jeugdhulp, waarin in elk geval aandacht wordt besteed aan : a) gezamenlijke intersectorale uitgangspunten op basis van de beleidsrelevante informatie en de regioplannen;b) een visie op de positie en de participatie van de personen tot wie de jeugdhulp zich richt en de wijze waarop die participatie wordt gerealiseerd;3° een Vlaams actieplan, waarin in elk geval aandacht wordt besteed aan : a) de doelstellingen en de prioriteiten;b) actiepunten;c) de voortgangsbewaking van de regioplannen.
Art. 40.§ 1. Het Regioplan Integrale Jeugdhulp is een vijfjarenplan, dat tussentijds wordt geëvalueerd en zonodig bijgestuurd. De opstelling, de evaluatie en de bijsturingen van het plan gebeuren door de regionale stuurgroep, in overleg met de jeugdhulpaanbieders binnen de regio, met de toegangspoort en met de trajectbegeleiding. Het plan en, in voorkomend geval, de bijsturingen worden aan het Managementcomité ter goedkeuring voorgelegd. § 2. Het Regioplan Integrale Jeugdhulp bevat minimaal : 1° beleidsrelevante informatie, waaronder : a) de resultaten van een omgevings- en behoefteanalyse met betrekking tot de leefsituatie van minderjarigen en gezinnen;b) een overzicht van overlappingen en lacunes in de verhouding tussen de jeugdhulpvraag en het jeugdhulpaanbod;c) een overzicht van de knelpunten in de afstemming van het jeugdhulpaanbod op de jeugdhulpvraag en jeugdhulpbehoefte;d) een overzicht en een evaluatie van de resultaten van het actieplan uit het vorige regioplan, vergezeld van de nodige verbeteringsvoorstellen;2° een regionale beleidsvisie, waarin in elk geval aandacht wordt besteed aan : a) gezamenlijke regionale en sectorale of intersectorale uitgangspunten op basis van de beleidsrelevante informatie;b) een visie op de positie en de participatie van de personen tot wie de jeugdhulp zich richt en de wijze waarop die participatie wordt gerealiseerd;3° een regionaal actieplan, waarin in elk geval aandacht wordt besteed aan : a) een overzicht van de regionale werkstructuur, onder meer inzake de uitbouw van netwerken;b) de doelstellingen en prioriteiten;c) actiepunten. Het Managementcomité kan nadere regels bepalen voor het regioplan. Afdeling 3. - Het Managementcomité Integrale Jeugdhulp
Art. 41.Er wordt voor de Vlaamse Gemeenschap een Managementcomité Integrale Jeugdhulp opgericht.
Het Managementcomité heeft als opdracht : 1° het realiseren van intersectorale afstemming en samenwerking op beleidsvlak, zodat sectorale ontwikkelingen compatibel zijn met de intersectorale dynamiek in het kader van de integrale jeugdhulp;2° het opstellen van het Vlaams Beleidsplan Integrale Jeugdhulp, bedoeld in artikel 39;3° het goedkeuren van de regioplannen;4° het verlenen van advies aan de Vlaamse Regering over de aanpassing van de sectorale regelgeving, bedoeld in artikel 48.
Art. 42.Het Managementcomité bestaat uit leidinggevende personeelsleden van de administratieve diensten, bevoegd voor de betrokken sectoren.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere samenstelling en de werking van het Managementcomité en benoemt de voorzitter. Afdeling 4. - Regionale stuurgroepen integrale jeugdhulp
Art. 43.De Vlaamse Regering bakent de regio's integrale jeugdhulp af overeenkomstig het zorgregiodecreet.
Vanuit een regio integrale jeugdhulp kunnen om functionele redenen supraregionale, subregionale en regionale samenwerkingsverbanden of werkstructuren tot stand gebracht worden. Ze worden in het regioplan uitgewerkt, overeenkomstig het zorgregiodecreet.
Art. 44.Per regio integrale jeugdhulp wordt een regionale stuurgroep integrale jeugdhulp opgericht.
Art. 45.Een regionale stuurgroep heeft als opdracht : 1° het realiseren van regionale sectorale en intersectorale afstemming en samenwerking, zodat regionale sectorale ontwikkelingen, ook op het niveau van de jeugdhulpaanbieders, compatibel zijn met de intersectorale dynamiek in het kader van de integrale jeugdhulp;2° het opstellen van een Regioplan Integrale Jeugdhulp;3° het uitoefenen van een proactieve rol in verband met de advisering van het Managementcomité inzake de integrale jeugdhulp;4° het mobiliseren van de maatschappelijke betrokkenheid in de regio in verband met de afstemming in al zijn betekenissen, onder meer tussen jeugdhulpvraag of jeugdhulpbehoefte en jeugdhulpaanbod, tussen diverse sectoren en besturen, tussen formele en informele zorg, professionele en vrijwillige inzet;5° ertoe bijdragen dat beleidsintenties in het domein van de integrale jeugdhulp van jeugdhulp-aanbieders of lokale besturen, compatibel zijn met het regioplan.
Art. 46.Een regionale stuurgroep is minimaal samengesteld uit : 1° per sector, twee vertegenwoordigers die door de jeugdhulpaanbieders van de regio gemandateerd zijn;2° een vertegenwoordiging van minderjarigen en van ouders;3° één of twee vertegenwoordigers van de toegangspoort en de trajectbegeleiding;4° een beleidsmedewerker, die personeelslid is van de Vlaamse Gemeenschap, als voorzitter. De Vlaamse Regering regelt de nadere samenstelling en werking van de regionale stuurgroepen.
Voor de toepassing van het eerste lid, 1°, wordt het bevoegdheidsdomein dat geregeld wordt bij het besluit, bedoeld in artikel 4, § 1, eerste lid, 4°, niet als een sector beschouwd.
Art. 47.De beleidsmedewerker, bedoeld in artikel 46, eerste lid, 4°, neemt de verantwoordelijkheid op voor de voortgang van het proces integrale jeugdhulp in de regio. Dit houdt de volgende taken in : 1° het waken over de totstandkoming van het Regioplan Integrale Jeugdhulp;2° het voorzitten en het organiseren van de werkzaamheden van de regionale stuurgroep;3° het volgen en bewaken van de afspraken, gemaakt in de regionale stuurgroep;4° het introduceren van de werkingsprincipes van de integrale jeugdhulp binnen de regio;5° het signaleren van knelpunten, met oplossingsvoorstellen, aan het Managementcomité. HOOFDSTUK XII. - Wijzigings-, overgangs- en slotbepalingen
Art. 48.Uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van elk van de bepalingen van dit decreet, doet de Vlaamse Regering het nodige om de sectorale erkennings- en subsidiëringsnormen die op de jeugdhulpaanbieders van toepassing zijn met betrekking tot de jeugdhulp, in overeenstemming te brengen met de bepaling in kwestie.
Art. 49.In het besluit van de Vlaamse Regering van 13 december 2002 betreffende de integrale jeugdhulp, bekrachtigd bij het decreet van 13 juni 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° artikel 29 tot en met 33 worden opgeheven;2° artikel 45 en 46 worden opgeheven;3° een artikel 50bis wordt ingevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 50bis.§ 1. In afwijking van hoofdstuk V, afdeling 3, voert het team indicatiestelling geen indicatiestellingen meer uit, die worden aangevraagd na 31 maart 2004. § 2. In afwijking van hoofdstuk V, afdeling 5, start de trajectbegeleider geen trajectbegeleiding meer, waartoe is beslist na 31 maart 2004. § 3. Door het team toewijzing toegewezen hulp, die uitgevoerd wordt door een hulpaanbieder die valt onder de toepassing van de decreten inzake bijzondere jeugdbijstand, gecoördineerd op 4 april 1990, wordt geacht met toepassing van die decreten te zijn verleend. § 4. Door het team toewijzing toegewezen hulp, die uitgevoerd wordt door een hulpaanbieder die valt onder de toepassing van het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, wordt geacht met toepassing van dat decreet te zijn verleend. § 5. Het team indicatiestelling verstrekt aan de sociale dienst van het comité voor bijzondere jeugdzorg, bedoeld in artikel 40, § 1, van de decreten inzake bijzondere jeugdbijstand, gecoördineerd op 4 april 1990, respectievelijk aan het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap de informatie betreffende de minderjarige en zijn leefomgeving die noodzakelijk is voor de uitvoering van een indicatiestelling die na 31 maart 2004 niet meer kan worden toegewezen. ».
Art. 50.De netwerken van rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening die op 30 juni 2004 werkzaam zijn met toepassing van artikel 8 van het decreet van 19 juli 2002 betreffende de integrale jeugdhulp en hoofdstuk IV van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 december 2002 betreffende de integrale jeugdhulp, kunnen tot uiterlijk 31 december 2004 verder blijven werken, overeenkomstig de bepalingen die op 30 juni 2004 op hen van toepassing waren.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de netwerken van crisisjeugdhulpverlening die op 30 juni 2004 werkzaam zijn met toepassing van artikel 11 van het decreet van 19 juli 2002 betreffende de integrale jeugdhulp.
De regionale projectleiders, bedoeld in artikel 15 van het decreet van 19 juli 2002 betreffende de integrale jeugdhulp, blijven tot uiterlijk 31 december 2004 verder zorgen voor de aansturing, de voortgangsbewaking en de evaluatie van de in de vorige leden bedoelde netwerken.
Art. 51.Zolang jeugdhulpaanbieders hun jeugdhulpverlening niet in rechtstreeks en niet-rechtstreeks toegankelijke modules hebben opgedeeld overeenkomstig artikel 10, wordt als niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening beschouwd : 1° jeugdhulpverlening, aangeboden door jeugdhulp-aanbieders die vallen onder de toepassing van de decreten inzake bijzondere jeugdbijstand, gecoördineerd op 4 april 1990;2° jeugdhulpverlening, aangeboden door jeugdhulp-aanbieders die vallen onder de toepassing van het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap. Door andere jeugdhulpaanbieders aangeboden jeugdhulpverlening, met uitzondering van crisisjeugdhulpverlening, wordt als rechtstreeks toegankelijk beschouwd.
De Vlaamse Regering kan de jeugdhulpaanbieders, bedoeld in het eerste lid, toestaan om hun jeugdhulpverlening geheel of gedeeltelijk als rechtstreeks toegankelijk ter beschikking te stellen.
Art. 52.Onverminderd de toepassing van artikelen 50 en 51 bepaalt de Vlaamse Regering de overgangsmaatregelen die nodig zijn bij de inwerkingtreding van elk van de bepalingen van dit decreet.
Art. 53.Uiterlijk tegen 31 december 2007 en vervolgens om de drie jaar dient de Vlaamse Regering bij het Vlaams Parlement een rapport in waarin de uitvoering van dit decreet wordt geëvalueerd.
Art. 54.De regering laat binnen de vijf jaar wetenschappelijk onderzoek verrichten met betrekking tot het ontwikkelen van een instrument dat het mogelijk maakt de efficiëntie en effectiviteit van de jeugdhulpverlening, met inbegrip van de diagnostiek, in kaart te brengen.
Art. 55.Artikelen 1, 2, 49 en 55 treden in werking op 1 april 2004.
Artikelen 4, 34, 43 en 50 tot en met 52 treden in werking op 1 juli 2004.
Artikelen 3, 5 tot en met 16, 28 tot en met 30, 32, 33, 35 tot en met 42, 44 tot en met 48 en 53 en 54 treden in werking op 1 januari 2005.
Artikelen 17 tot en met 27 en artikel 31 treden in werking op 1 januari 2008.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 7 mei 2004.
De minister-president van de Vlaamse Regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, A. BYTTEBIER _______ Nota (1) Zitting 2003-2004. Stukken. - Voorstel van decreet, nr. 2056/1. - Verslag over hoorzitting, nr. 2056/2. - Motie houdende verzoek tot raadpleging van de Raad van State, nr. 2056/3. - Advies van de Raad van State, nr. 2056/4. - Amendementen, nr. 2056/5. - Verslag, nr. 2056/6. - Amendementen, nr. 2056/7. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering, nr. 2056/8.
Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 4 en 5 mei 2004.