Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 12 december 2008
gepubliceerd op 16 augustus 2011

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de toekenning van een subsidie-enveloppe en kwaliteitslabel aan de opvoedingswinkels

bron
vlaamse overheid
numac
2011204038
pub.
16/08/2011
prom.
12/12/2008
ELI
eli/besluit/2008/12/12/2011204038/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 DECEMBER 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de toekenning van een subsidie-enveloppe en kwaliteitslabel aan de opvoedingswinkels


De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, artikel 20;

Gelet op de decreten inzake bijzondere jeugdbijstand, gecoördineerd op 4 april 1990, gewijzigd bij de decreten van 21 december 1990, 25 juni 1992, 15 juli 1997, 7 mei 2004 en 13 juli 2007;

Gelet op het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003, artikel 6, § 2 en 10, § 2;

Gelet op het decreet van 19 maart 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/03/2004 pub. 12/05/2004 numac 2004035638 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het lokaal sociaal beleid sluiten betreffende het lokaal sociaal beleid;

Gelet op het decreet van 30 april 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/04/2004 pub. 07/06/2004 numac 2004035799 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin sluiten tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin, gewijzigd bij de decreten van 2 juni 2006 en 22 december 2006;

Gelet op het decreet van 7 mei 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/05/2004 pub. 04/06/2004 numac 2004035823 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot omvorming van het « Fonds Bijzondere Jeugdbijstand » tot het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid « Fonds Jongerenwelzijn » en tot wijziging van de decreten inzake bijzondere jeugdbijstand, gecoördineerd op 4 april 1990 type decreet prom. 07/05/2004 pub. 11/10/2004 numac 2004036482 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende de integrale jeugdhulp sluiten tot omvorming van het Fonds Bijzondere Jeugdbijstand tot het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Fonds Jongerenwelzijn, en tot wijziging van de decreten inzake bijzondere jeugdbijstand, gecoördineerd op 4 april 1990;

Gelet op het decreet van 7 mei 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/05/2004 pub. 04/06/2004 numac 2004035823 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot omvorming van het « Fonds Bijzondere Jeugdbijstand » tot het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid « Fonds Jongerenwelzijn » en tot wijziging van de decreten inzake bijzondere jeugdbijstand, gecoördineerd op 4 april 1990 type decreet prom. 07/05/2004 pub. 11/10/2004 numac 2004036482 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende de integrale jeugdhulp sluiten betreffende de integrale jeugdhulp, gewijzigd bij het decreet van 30 maart 2007;

Gelet op het decreet van 13 juli 2007Relevante gevonden documenten type decreet prom. 13/07/2007 pub. 14/08/2007 numac 2007036291 bron vlaamse overheid Decreet houdende de organisatie van opvoedingsondersteuning sluiten houdende de organisatie van opvoedingsondersteuning;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2004Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 07/05/2004 pub. 02/06/2004 numac 2004035830 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot oprichting van het Intern Verzelfstandigd Agentschap Jongerenwelzijn type besluit van de vlaamse regering prom. 07/05/2004 pub. 07/06/2004 numac 2004035841 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap « Zorg en Gezondheid » sluiten tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap Jongerenwelzijn, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005, 31 maart 2006, 19 mei 2006, 8 december 2006 en 19 juli 2007;

Gelet op het advies van het Raadgevend Comité van Kind en Gezin, gegeven op 26 november 2008;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begroting, gegeven op 12 december 2008;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen;2° decreet : het decreet van 13 juli 2007Relevante gevonden documenten type decreet prom. 13/07/2007 pub. 14/08/2007 numac 2007036291 bron vlaamse overheid Decreet houdende de organisatie van opvoedingsondersteuning sluiten houdende de organisatie van opvoedingsondersteuning;3° opvoedingsondersteuning : de laagdrempelige, gelaagde ondersteuning van opvoedingsverantwoordelijken bij de opvoeding van kinderen;4° opvoedingsverantwoordelijken : de titularissen van het ouderlijk gezag, de natuurlijke personen die een of meer kinderen op duurzame wijze of op regelmatige basis in feite onder hun bewaring hebben of bij wie het kind geplaatst is door bemiddeling of ten laste van een overheid, en de professionelen of vrijwilligers die op grond van hun activiteiten mee verantwoordelijk zijn voor de opvoeding van verschillende kinderen;5° kind : de persoon, vermeld in artikel 1 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, aangenomen in New York op 20 november 1989;6° centrumstad : de grootsteden, de centrumsteden of de Vlaamse Gemeenschapscommissie, vermeld in artikel 4 van het decreet van 13 december 2002Relevante gevonden documenten type decreet prom. 13/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2003035124 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds sluiten tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds;7° Jongerenwelzijn : het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2004Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 07/05/2004 pub. 02/06/2004 numac 2004035830 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot oprichting van het Intern Verzelfstandigd Agentschap Jongerenwelzijn type besluit van de vlaamse regering prom. 07/05/2004 pub. 07/06/2004 numac 2004035841 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap « Zorg en Gezondheid » sluiten tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap Jongerenwelzijn;8° Vlaamse coördinatoren opvoedingsondersteuning : de leden van de preventieteams binnen het agentschap Jongerenwelzijn;9° Kind en Gezin : het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, opgericht bij het decreet van 30 april 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/04/2004 pub. 07/06/2004 numac 2004035799 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin sluiten. HOOFDSTUK 2. - De opvoedingswinkel Afdeling 1. - Organisatie, doelstellingen en opdrachten

Art. 2.Een opvoedingswinkel bestaat uit minstens één contactpunt waar ouders en opvoedingsverantwoordelijken terechtkunnen voor een gediversifieerd aanbod opvoedingsondersteuning.

De opvoedingswinkel wordt opgericht en uitgebaat, van bij de start en op continue basis, door een samenwerkingsverband dat bestaat uit actoren als vermeld in artikel 5, eerste lid, van het decreet, die zich verenigen om een concreet aanbod van opvoedingsondersteuning uit te werken op lokaal niveau.

De deelnemers aan het samenwerkingsverband streven ernaar samen de verschillende vormen van opvoedingsondersteuning, over de verschillende leeftijden en ontwikkelingsfasen van kinderen te vertegenwoordigen.

Art. 3.De opvoedingswinkel heeft de volgende doelstellingen : 1° de competenties, vaardigheden en draagkracht van opvoedingsverantwoordelijken actief versterken;2° de spanningen, moeilijkheden en draaglast van opvoedingsverantwoordelijken, zo veel mogelijk verminderen;3° het sociale netwerk rond opvoedingsverantwoordelijken en hun kinderen versterken.

Art. 4.Elke opvoedingswinkel vervult minstens de opdrachten vermeld in artikel 6, § 1, 4°, van het decreet.

De opvoedingswinkel die telefonische of elektronische dienstverlening organiseert, pleegt daarover overleg met het Vlaams Expertisecentrum Opvoedingsondersteuning.

Art. 5.De opvoedingswinkel kan nieuwe initiatieven ontwikkelen in antwoord op specifieke regionale behoeften. Afdeling 2. - Werking van de opvoedingswinkel

Art. 6.De deelnemers aan het samenwerkingsverband die samen een opvoedingswinkel oprichten en uitbaten, ondertekenen een engagements-verklaring en maken schriftelijke afspraken over het aandeel dat elke partner opneemt in de opvoedingswinkel en de praktische organisatie van het aanbod.

Art. 7.Elke opvoedingswinkel heeft ten minste één fysiek contactpunt dat voldoet aan al de volgende voorwaarden : 1° het contactpunt is bemand door een of meer onthaalmedewerkers die beschikken over de nodige kwalificaties om cliënten basisinformatie over opvoeden te verlenen, toe te leiden naar het aanbod van de opvoedingswinkel en waar nodig door te verwijzen naar het aanbod van de netwerken rechtstreeks toegankelijke hulp binnen de integrale jeugdhulp;2° het contactpunt is laagdrempelig in de zin van vlot bereikbaar, is gevestigd in een toegankelijk gebouw, en hanteert gezinsvriendelijke openingsuren met voldoende spreiding en frequentie;3° het contactpunt is uitnodigend en herkenbaar en draagt actief bij tot de zichtbaarheid, profilering en naamsbekendheid van de opvoedingswinkel.

Art. 8.Door de deelnemers aan het samenwerkingsverband wordt een coördinator aangewezen, die belast is met de volgende opdrachten : 1° de dagelijkse leiding van de opvoedingswinkel;2° de afstemming met het lokaal bestuur en het lokaal beleid inzake opvoedings-ondersteuning;3° de voortgangscontrole van beleidsontwikkelingen;4° de vertegenwoordiging van de opvoedingswinkel in werkgroepen, overleg, enzovoort;5° de voorbereiding en uitvoering van het beleidsplan van de opvoedingswinkel, in samenspraak met de deelnemers aan het samenwerkingsverband. De opvoedingswinkel kan op elk moment een beroep doen op vrijwilligers. Als de vrijwilligers belast worden met de uitvoering van een of meer van de opdrachten, vermeld in artikel 6, § 1, van het decreet, moeten de opvoedingswinkels (evenwel) aantonen dat de betrokken vrijwilligers over de nodige competenties beschikken, opdat de kwaliteit van de dienstverlening op elk moment gegarandeerd is. De minister kan daarom nadere regels bepalen.

Art. 9.De opvoedingswinkel verzamelt, volgens de richtlijnen van het Vlaams Expertisecentrum Opvoedingsondersteuning, op een systematische,, gecoördineerde en geanonimiseerde wijze, de gegevens die betrekking hebben op de kenmerken en behoeften van de opvoedingsverantwoordelijken die een beroep doen op de opvoedingswinkel enerzijds, en het aanbod opvoedingsondersteuning dat ingezet wordt vanuit de opvoedingswinkel anderzijds.

Art. 10.Het werkingsgebied van de opvoedingswinkel bestrijkt tenminste de centrumstad waarin de opvoedingswinkel is gevestigd. Het aanbod van de opvoedingswinkel staat evenwel open voor inwoners van omliggende gemeenten. Afdeling 3. - Kwaliteitsvoorwaarden

Art. 11.De opvoedingswinkel realiseert zijn doelstellingen en opdrachten vanuit een positieve visie op het kind en zijn opvoeding.

In het aanbod van de opvoedingswinkel staan de rechten van het kind centraal.De principes en bepalingen uit het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind van 1989 vormen daarvoor de leidraad.

Art. 12.De opvoedingswinkel discrimineert bij de dienstverlening niemand op basis van geslacht, nationaliteit, geloofs- en politieke overtuiging, taal, vermogen of sociale afkomst, en streeft ernaar om voor alle culturen en bevolkingsgroepen even laagdrempelig en toegankelijk te zijn.

De Vlaamse coördinatoren opvoedingsondersteuning ondersteunen het samenwerkingsverband bij de uitvoering van de kwaliteitsvoorwaarde, vermeld in paragraaf 1, door ook aandacht te besteden aan specifieke doelgroepen binnen het algemene aanbod van de opvoedingswinkel, ter uitvoering van artikel 6, § 1, 6° van het decreet.

Art. 13.Bij de realisatie van de opdrachten, vermeld in artikel 6, § 1, van het decreet, hanteert de opvoedingswinkel de volgende kwaliteitscriteria : 1° gericht op lokale behoeften als vermeld in het lokaal sociaal beleidsplan inzake opvoedingsondersteuning;2° gebruik van wetenschappelijk onderbouwde methodieken;3° respect voor de subsidiariteit, waarbij, als verschillende vormen van opvoedingsondersteuning gelijkwaardig aan een opvoedingsvraag of behoefte kunnen beantwoorden, de minst ingrijpende vorm van opvoedingsondersteuning wordt aangeboden;4° vraaggericht, waarbij het aanbod zoveel mogelijk wordt afgestemd op de specifieke vragen, belangen en behoeften van de cliënten;5° multidisciplinair;6° gedifferentieerd volgens levensfasen en specifieke doelgroepen;7° laagdrempelig : eenvoudig toegankelijk voor alle personen en doelgroepen. Afdeling 4. - Beleidsplan

Art. 14.§ 1. De opvoedingswinkel zorgt vijfjaarlijks voor een beleidsplan dat aangeeft op welke wijze het samenwerkingsverband voldoet aan de voorwaarden voor de organisatie en werking van de opvoedingswinkel, op welke wijze de opdrachten en doelstellingen van de opvoedingswinkel gerealiseerd worden, alsook op welke wijze de kwaliteitscriteria, vermeld in artikel 13, in de praktijk gebracht worden. § 2. In het beleidsplan wordt voor de onderscheiden doelstellingen en opdrachten aangegeven welke parameters en criteria gebruikt kunnen worden bij de evaluatie, met het oog op maximale objectiviteit en betrouwbaarheid. § 3. Het beleidsplan wordt opgesteld en ondertekend door alle deelnemers van het samenwerkingsverband. § 4. als in de loop van de termijn waarvoor het beleidsplan werd opgesteld, een of meer deelnemers aan het samenwerkingsverband de opvoedingswinkel verlaten, of als er nieuwe partners toetreden, wordt het beleidsplan herbekeken en waar nodig aangepast aan de nieuwe situatie.

Art. 15.Om de vijf jaar worden de organisatie en werking van elke opvoedingswinkel grondig geëvalueerd, aan de hand van de doelstellingen en parameters die in het beleidsplan voor de betreffende periode geformuleerd zijn. De evaluatie wordt uitgevoerd door Kind en Gezin, en kan aangevuld worden met een bezoek ter plaatse door de personeelsleden van het agentschap Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.

Naast de vijfjaarlijkse evaluatie wordt de opvoedingswinkel jaarlijks gevraagd een tussentijdse zelfevaluatie uit te voeren over een of meer deelaspecten van de organisatie of werking als vermeld in het beleidsplan. De inhoud en omvang van die evaluatie worden bepaald in samenspraak met Kind en Gezin. HOOFDSTUK 3. - Toekenning van een subsidie-enveloppe en kwaliteitslabel Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 16.Het opstellen van een beleidsplan als vermeld in artikel 14, is een noodzakelijke voorwaarde voor de toekenning van de subsidie-enveloppe, vermeld in artikel 6, § 1, van het decreet.

Aan de hand van dat beleidsplan toont het samenwerkingsverband aan dat het voldoet aan de voorwaarden voor de organisatie en werking van de opvoedingswinkel, op welke wijze de opdrachten en doelstellingen van de opvoedingswinkel gerealiseerd worden, alsook op welke wijze de kwaliteitscriteria, vermeld in dit besluit, in de praktijk gebracht worden.

De subsidie-enveloppe wordt toegekend voor onbepaalde termijn, op voorwaarde van een positieve evaluatie (cfr. Art. 15) van het beleidsplan na afloop van de vooropgestelde termijn van vijf jaar.

Art. 17.In elke centrumstad van het Nederlandse taalgebied, alsook in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, kan telkens aan één samenwerkingsverband een subsidie-enveloppe toegekend worden overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.

Art. 18.Als het samenwerkingsverband een subsidie-enveloppe ontvangt krachtens dit besluit, wordt door Kind en Gezin aan de betrokken opvoedingswinkel automatisch een kwaliteitslabel toegekend, als vermeld in artikel 7, eerste lid, van het decreet.

Aan het samenwerkingsverband, dat uitgaat van een niet in een centrumstad georganiseerd lokaal overleg opvoedingsondersteuning, kan door Kind en Gezin een kwaliteitslabel toegekend worden, voor zover het samenwerkingsverband voldoet aan de voorwaarden,vermeld in artikel 6, § 1, met uitzondering van 1°, van het decreet.

Het kwaliteitslabel, vermeld in § 2, wordt aangevraagd door het samenwerkingsverband volgens de procedure, vermeld in artikel 20. Afdeling 2. - Procedure

Art. 19.§ 1. Het samenwerkingsverband dient de aanvraag tot toekenning van de subsidie-enveloppe in bij Kind en Gezin. De aanvraag wordt verstuurd per aangetekende brief en bevat minstens de volgende elementen : 1° het beleidsplan, vermeld in artikel 14;2° een engagementsverklaring, ondertekend door de verschillende deelnemers aan het samenwerkingsverband, die samen zorgen voor de organisatie en werking van de betrokken opvoedingswinkel;3° het adres en een omstandige plaatsbeschrijving van het fysieke contactpunt van de opvoedingswinkel. § 2. Kind en Gezin onderzoekt of de aanvraag tot toekenning van de subsidie-enveloppe voldoet aan de voorwaarden, vermeld in dit besluit, en of het samenwerkingsverband dat de aanvraag heeft ingediend, voldoende kwalitatieve waarborgen biedt voor een adequate werking vermeld in artikel 2, § 3. Indien nodig kan Kind en Gezin aanvullende stukken of inlichtingen opvragen bij het samenwerkingsverband. § 3. Kind en Gezin neemt binnen drie maanden na de ontvangst van de aanvraag tot toekenning van de subsidie-enveloppe een gemotiveerde beslissing. Het samenwerkingsverband wordt onmiddellijk, per aangetekende brief, op de hoogte gebracht van de beslissing.

Art. 20.De toekenning van de subsidie-enveloppe kan ingetrokken worden als : 1° het samenwerkingsverband niet meer voldoet aan de voorwaarden, vermeld in dit besluit, in het bijzonder bij een negatieve evaluatie van het beleidsplan;2° het samenwerkingsverband een ernstige onregelmatigheid begaat, vooral met betrekking tot de bepalingen, vermeld in artikel 23 tot en met 26. Kind en Gezin brengt het samenwerkingsverband daarvan vooraf per aangetekende brief op de hoogte. Het samenwerkingsverband kan binnen veertien dagen na de ontvangst van die brief vragen om gehoord te worden, voor een definitieve beslissing wordt genomen.

Art. 21.§ 1. Het samenwerkingsverband dat uitgaat van een niet in een centrumstad georganiseerd lokaal overleg opvoedingsondersteuning, dient bij Kind en Gezin de aanvraag in tot toekenning van een kwaliteitslabel als vermeld in artikel 7 tweede lid, van het decreet. § 2. De aanvraag wordt verstuurd per aangetekende brief en bevat minstens de volgende elementen : 1° een beleidsplan waarin aangegeven wordt op welke wijze de voorwaarden, vermeld in artikel 6, § 1, van het decreet, met uitzondering van 1°, door het samenwerkingsverband gerealiseerd worden;2° een engagementsverklaring, ondertekend door de verschillende deelnemers aan het samenwerkingsverband;3° het adres en een omstandige plaatsbeschrijving van de opvoedingswinkel. § 3. Kind en Gezin onderzoekt of de aanvraag tot toekenning van een kwaliteitslabel voldoet aan de voorwaarden, vermeld in dit besluit.

Indien nodig kan Kind en Gezin aanvullende stukken of inlichtingen opvragen bij het samenwerkingsverband. § 4. Kind en Gezin neemt binnen drie maanden na de ontvangst van de aanvraag tot toekenning van de subsidie-enveloppe een gemotiveerde beslissing. Het samenwerkingsverband wordt onmiddellijk, per aangetekende brief, op de hoogte gebracht van de beslissing.

Art. 22.Het samenwerkingsverband kan bezwaar aantekenen bij Kind en Gezin tegen de weigering of intrekking van de subsidie-enveloppe of het kwaliteitslabel. Afdeling 3. - Toekenning van de subsidiëring

Art. 23.§ 1. De opvoedingswinkel waaraan een subsidie-enveloppe wordt toegekend, ontvangt voor de uitvoering van zijn opdrachten een jaarlijkse subsidie. De subsidie dient als tegemoetkoming in de werkingskosten en personeelskosten. De kosten moeten daadwerkelijk uitbetaald worden. § 2. Kind en Gezin kent jaarlijks een vast subsidiebedrag toe aan elke opvoedingswinkel als tegemoetkoming voor : 1° personeelskosten : 39.484 euro voor de opvoedingswinkels in de grootsteden Antwerpen, Brussel en Gent, en 19.724 euro voor de opvoedingswinkels in de overige centrumsteden; 2° werkingsmiddelen : 2.765,50 euro. § 3. Jongerenwelzijn kent jaarlijks een subsidie van 45.000 euro toe voor de werkingskosten, die tussen de gesubsidieerde opvoedingswinkels wordt verdeeld in verhouding tot het aantal minderjarigen dat in de desbetreffende centrumstad in de bevolkingsregisters ingeschreven is, tot maximaal 5.000 euro per centrumstad. § 4. De subsidies, vermeld in § 2 en § 3, worden jaarlijks gekoppeld aan het indexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen. De bedragen zijn vastgesteld op basis van de gezondheidsindex van november 2007 met basisjaar 2004, namelijk 106,93.

Art. 24.Het toegekende subsidiebedrag kan alleen aangewend worden voor en gerechtvaardigd worden door de werking van het project.

Subsidies die aangewend worden voor uitgaven die niet te verantwoorden zijn in het kader van de opdrachten van de opvoedingswinkel, worden teruggevorderd.

Alle bewijsstukken van de besteding van de subsidie worden door de opvoedingswinkel bewaard en kunnen door de administratie worden opgevraagd of kunnen ter plaatse worden gecontroleerd door de medewerkers van het agentschap Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.

Tijdens de controle, vermeld in het eerste lid, zal worden nagegaan of aan de bepalingen van het besluit werd voldaan. Als dat niet het geval is, kunnen Jongerenwelzijn en Kind en Gezin de subsidie terugvorderen.

Art. 25.Als de subsidie die krachtens dit besluit toegekend is, meer bedraagt dan de reële uitgaven voor personeels- en werkingskosten, moet de opvoedingswinkel met het saldo reserves opbouwen. De vorming van reserves mag maximaal 10 % bedragen van de voor het hele jaar toegekende subsidie. De gecumuleerde reserves mogen maximaal 20 % bedragen van het gemiddelde van de jaarlijkse subsidie van de laatste drie jaar.

De reserves moeten worden aangewend voor dezelfde doeleinden en onder dezelfde voorwaarden als de subsidie, vermeld in dit besluit.

Art. 26.De opvoedingswinkel stelt jaarlijks een financieel verslag op en bezorgt dat uiterlijk op 15 april aan Kind en Gezin. Het verslag bevat minstens een overzicht van alle kosten en de inkomsten van de opvoedingswinkel.

De originele, genummerde en gedateerde bewijsstukken die betrekking hebben op de subsidieperiode, worden voor controle ter beschikking gehouden.

Ze kunnen door de administratie worden opgevraagd of ter plaatse gecontroleerd worden door de personeelsleden van het agentschap Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen

Art. 27.De beslissingen die Kind en Gezin neemt ter uitvoering van dit besluit en die betrekking hebben op de toekenning van een subsidie-enveloppe of kwaliteitslabel, worden altijd genomen in overleg met Jongerenwelzijn.

Art. 28.De opvoedingswinkels die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit als project gesubsidieerd worden door Kind en Gezin en Jongerenwelzijn, ontvangen vanaf de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, de jaarlijkse subsidie-enveloppe, vermeld in artikel 23.

De opvoedingswinkels vermeld in § 1, moeten zo snel mogelijk, en uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van dit besluit, voldoen aan de voorwaarden, vermeld in dit besluit. Tijdens de overgangsperiode behouden ze hun subsidie-enveloppe op voorwaarde dat ze de bepalingen in de projectovereenkomst, gesloten met Kind en Gezin en Jongerenwelzijn, stipt blijven naleven.

De opvoedingswinkels, vermeld in § 1, stellen uiterlijk tegen 15 december 2010 een eerste maal een beleidsplan op als vermeld in hoofdstuk 2, afdeling 4.

Art. 29.Dit besluit treedt in werking op 15 december 2008.

Art. 30.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 12 december 2008.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, S. VANACKERE

^