gepubliceerd op 02 juni 2004
Besluit van de Vlaamse regering tot oprichting van het Intern Verzelfstandigd Agentschap Jongerenwelzijn
7 MEI 2004. - Besluit van de Vlaamse regering tot oprichting van het Intern Verzelfstandigd Agentschap Jongerenwelzijn
De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen, inzonderheid op artikel 87, § 1;
Gelet op het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003, inzonderheid op artikel 6, § 2;
Gelet op de decreten inzake bijzondere jeugdbijstand, gecoördineerd op 4 april 1990, gewijzigd bij de decreten van 21 december 1990, 25 juni 1992, 15 juli 1997 en 7 mei 2004;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 1991 houdende de organisatie en werkwijze van de sociale diensten van de Vlaamse Gemeenschap bij de jeugdrechtbanken, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 13 december 2002;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 19 november 1996, 8 december 1998, 7 april 2000, 8 december 2000, 30 maart 2001 en 10 juli 2001;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 23 juli 1998 betreffende het beheer en de werking van het Fonds Bijzondere Jeugdbijstand;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 8 december 1998 betreffende de organisatie en de werking van de comités voor bijzondere jeugdzorg, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 13 december 2002;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 13 december 2002 houdende financiële bepalingen inzake uitgaven voor werkingskosten van de comités voor bijzondere jeugdzorg, de bemiddelingscommissies voor bijzondere jeugdbijstand, de sociale diensten van de Vlaamse Gemeenschap bij de jeugdrechtbanken en de regionale diensten van de afdeling Bijzondere Jeugdbijstand en inzake uitgaven voor de preventiewerking van de comités voor bijzondere jeugdzorg en de regionale preventiewerking van de afdeling Bijzondere Jeugdbijstand;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 10 oktober 2003 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de intern verzelfstandigde agentschappen van de Vlaamse overheid;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 12 februari 2004;
Gelet op het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van dertig dagen;
Gelet op het advies 36.587/3 van de Raad van State, gegeven op 24 februari 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Overwegende dat het aangewezen is, voor een efficiënte vervulling van sommige taken van beleidsuitvoering inzake welzijn en volksgezondheid, binnen het Vlaams ministerie van Welzijn en Volksgezondheid een intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid op te richten;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Benaming, doel en taakstelling van het agentschap
Artikel 1.Binnen het Vlaams ministerie van Welzijn en Volksgezondheid wordt een intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid opgericht, onder de benaming Jongerenwelzijn, hierna het agentschap te noemen.
Het agentschap wordt opgericht voor de uitvoering van het beleid inzake welzijn en volksgezondheid.
Het agentschap behoort tot het beleidsdomein Welzijn en Volksgezondheid.
Art. 2.Het agentschap heeft als missie om samen met zijn partners, op grond van een behoefte of een vraag, een continuüm van zorg aan te bieden aan de doelgroep om zo de ontplooiingskansen van de doelgroep te vrijwaren.
De doelgroep van de activiteiten van het agentschap wordt gevormd door : 1° jeugd voor wie de maatschappelijke integratie en participatie in het gedrang is of dreigt te komen door een problematische leefsituatie, door een verschillende leefcultuur of door andere, maatschappelijk niet aanvaardbare situaties;met jeugd wordt bedoeld : kinderen en jongeren tot de leeftijd van 25 jaar; 2° personen die worden onderworpen aan maatregelen opgesomd in de federale wetten houdende maatregelen ten aanzien van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd;3° de ouders, de opvoedingsverantwoordelijken en de natuurlijke personen die bij de in 1° en 2° bedoelde personen inwonen of met deze personen een affectieve band hebben, of die in de buurt wonen of die er geregeld contact mee hebben, onder meer bij het schoolgaan, in de werksituatie of tijdens de vrijetijdsbesteding. Bij het uitvoeren van zijn missie stelt het agentschap de volgende uitgangspunten centraal : 1° respect tonen voor de rechten van de doelgroep en van de personen die deel uitmaken van de doelgroep;2° maximaal beroep doen op de eigen verantwoordelijkheid en de mogelijkheden van de doelgroep en van de personen die deel uitmaken van de doelgroep;3° zich richten op het behoud of het herstel van de maatschappelijke integratie van de personen die deel uitmaken van de doelgroep en hun participatie aan de samenleving. Het agentschap en de aangestuurde voorzieningen eerbiedigen bij hun optreden de ideologische, filosofische en godsdienstige overtuiging van de personen waartoe ze zich richten.
Art. 3.De kerntaken van het agentschap omvatten : 1° de organisatie van een kwaliteitsvolle hulpverlening aan de doelgroep;2° het uitvoeren en coördineren van taken met toepassing van het beleid betreffende de integrale jeugdhulp, zoals bedoeld in het decreet van 19 juli 2002 betreffende de integrale jeugdhulp;3° het uitvoeren van een beleid ten aanzien van jeugddelinquentie;4° de uitvoering van het preventiebeleid om te voorkomen dat de doelgroep in een problematische leefsituatie terechtkomt;5° het beheren van het Fonds Jongerenwelzijn.
Art. 4.De taken, bedoeld in artikel 3 omvatten in elk geval : 1° het uitvoeren van taken met toepassing van de decreten inzake bijzondere jeugdbijstand, gecoördineerd op 4 april 1990;2° de organisatie en het beheer van de gemeenschapsinstellingen voor bijzondere jeugdbijstand;3° het uitvoeren van opdrachten inzake opvang, oriëntatie, observatie en begeleiding van personen tot de leeftijd van maximaal 20 jaar, bepaald in een federale wet houdende opgave van maatregelen ten aanzien van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd;4° de organisatie van de hulpverlening in de door de federale overheid ingerichte gesloten centra voor opvang van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd;5° de programmatie, de erkenning en de subsidiëring van voorzieningen en van de pleegzorg en de subsidiëring van projecten.
Art. 5.Overeenkomstig artikel 9, § 1, 1°, van het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003, regelt de beheersovereenkomst de concretisering van de kwalitatieve en kwantitatieve wijze waarop het agentschap zijn taken moet vervullen, met strategische en operationele doelstellingen, beschreven aan de hand van meetbare criteria.
Art. 6.Bij het uitoefenen van zijn missie en taken treedt het agentschap op namens de rechtspersoon Vlaamse Gemeenschap. Bij het uitoefenen van de taak, vermeld in artikel 3, 5°, treedt het agentschap op namens de rechtspersoon Fonds Jongerenwelzijn.
Art. 7.Onverminderd de behandeling van klachten met betrekking tot de eigen werking en dienstverlening zoals bepaald in het decreet van 1 juni 2001 houdende toekenning van een klachtrecht ten aanzien van bestuursinstellingen moet het agentschap klachten, geuit ten aanzien van de door hem erkende voorzieningen, opnemen en behandelen.
Art. 8.Voor de invulling van de taken, vermeld in artikelen 3 en 4, vervult het agentschap zijn beleidsuitvoerende taken ten aanzien van de doelgroep in samenhang met : 1° het door de Vlaamse Gemeenschap gevoerde beleid inzake welzijn en gezondheid;2° het door andere beleidsdomeinen en beleidsniveaus gevoerde beleid. Het agentschap ontwikkelt terreinexpertise met betrekking tot de taken, vermeld in artikelen 3 en 4.
Het agentschap stelt kennis en expertise die het verworven heeft, ter beschikking van de beleidsondersteuning.
Het agentschap zorgt voor de permanente optimalisering en vernieuwing van zijn dienstverlening op basis van actuele ontwikkelingen inzake kennis en expertise.
Het agentschap registreert en verwerkt alle gegevens, verzameld in het kader van zijn opdracht, die noodzakelijk zijn om : 1° de taken, bedoeld in artikelen 3 en 4 uit te voeren;2° de beleidsgerichte input, bedoeld in artikel 4, § 3, van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003 te leveren. De Vlaamse minister, bevoegd voor het beleidsdomein Welzijn en Volksgezondheid, in dit besluit de minister te noemen, bepaalt de nadere regels met betrekking tot de gegevensregistratie en verwerking, onverminderd de toepassing van de regelgeving tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van de persoonsgegevens.
Art. 9.Het agentschap werkt voor de realisatie van zijn missie en taken samen en sluit samenwerkingsovereenkomsten met instanties, instellingen, diensten en verenigingen die op het vlak van de toegewezen taak actief zijn.
Art. 10.Het agentschap is verplicht alle noodzakelijke gegevens ter beschikking te stellen van het Intern Verzelfstandigd Agentschap Inspectie Welzijn en Volksgezondheid. Tussen beide agentschappen wordt een samenwerkingsovereenkomst gesloten.
De minister bepaalt de nadere regels met betrekking tot deze samenwerkingsovereenkomst. HOOFDSTUK II. - Gemeenschapsinstellingen
Art. 11.Er worden twee gemeenschapsinstellingen voor bijzondere jeugdbijstand opgericht : 1° de gemeenschapsinstelling voor bijzondere jeugdbijstand "De Kempen" met zetel te Mol, samengesteld uit de "gemeenschapsinstelling voor bijzondere jeugdbijstand De Hutten", de "gemeenschapsinstelling voor bijzondere jeugdbijstand De Markt", en de « gemeenschapsinstelling voor bijzondere jeugdbijstand Ekeren »;2° de gemeenschapsinstelling voor bijzondere jeugdbijstand "De Zande" met zetel te Ruiselede, samengesteld uit de "gemeenschapsinstelling voor bijzondere jeugdbijstand Ruiselede" en de "gemeenschapsinstelling voor bijzondere jeugdbijstand Beernem".» HOOFDSTUK III. - Aansturing en leiding van het agentschap
Art. 12.Het agentschap ressorteert onder het hiërarchisch gezag van de minister.
Art. 13.De minister stuurt het agentschap aan, inzonderheid via de beheersovereenkomst.
Art. 14.Het hoofd van het agentschap is belast met de algemene leiding, de werking en de vertegenwoordiging van het agentschap, onverminderd de mogelijkheid tot delegatie en subdelegatie van die bevoegdheid. HOOFDSTUK IV. - Delegatie van beslissingsbevoegdheden
Art. 15.Het hoofd van het agentschap heeft delegatie van beslissingsbevoegdheid voor de aangelegenheden die zijn vastgesteld in het besluit van de Vlaamse regering van 10 oktober 2003 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de intern verzelfstandigde agentschappen van de Vlaamse overheid.
Met betrekking tot de in het eerste lid vermelde aangelegenheden wordt aan het hoofd van het agentschap een aanvullende delegatie verleend voor het verlenen van gereglementeerde subsidies waarvoor de reglementering geen vast recht instelt in hoofde van de mogelijke begunstigden.
De algemene delegatie aan het hoofd van het agentschap betreffende de toezichts-, controle- en inspectietaken, bedoeld in artikel 16, 6° van het in het eerste lid bedoelde besluit, wordt, in uitvoering van artikel 17 van dat besluit, beperkt tot de taken die niet uitgeoefend worden door het Intern Verzelfstandigd Agentschap Inspectie Welzijn en Volksgezondheid.
Art. 16.Naast de delegaties betreffende de aangelegenheden, bedoeld in artikel 14, worden aan het hoofd van het agentschap volgende specifieke delegaties verleend : 1° het beheren van het Fonds Jongerenwelzijn;2° het beslissen tot toevoeging van vrijwillige consulenten : a) aan de sociale diensten voor bijzondere jeugdbijstand, overeenkomstig artikel 37 van het besluit van de Vlaamse regering van 8 december 1998 betreffende de organisatie en de werking van de comités voor bijzondere jeugdzorg;b) aan de sociale diensten van de Vlaamse Gemeenschap bij de jeugdrechtbanken, overeenkomstig artikel 28, § 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 1991 houdende organisatie en werkwijze van de sociale diensten van de Vlaamse Gemeenschap bij de jeugdrechtbanken;3° het nemen van beslissingen bedoeld in artikel 42, § 3 en artikel 55, § 1, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand; 4° het verlenen van niet-gereglementeerde subsidies, die niet nominatim in de begroting zijn ingeschreven, tot een maximum bedrag van 150.000 euro; 5° het verlenen van subsidies die nominatim in de begroting zijn vermeld;6° binnen de perken van de bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand, het spreiden van de terugbetalingstermijnen van vorderingen over maximaal 60 maanden; 7° in afwachting van de wettelijke annulatie, de invordering van vorderingen voor een bedrag van ten hoogste 7.450 euro per dossier, op te schorten als de inning of de terugvordering ervan strijdig is met een goed financieel beheer. Deze vorderingen hebben betrekking op : a) de terugvordering van ten onrechte betaalde subsidies;b) de terugvordering van kinderbijslagen of van vergoedingen die een gedeelte van de kinderbijslagen vervangen;c) de inning van bijdragen van personen ten aanzien van wie hulp wordt georganiseerd of van de onderhoudsplichtige personen.
Art. 17.Bij het gebruik van de delegaties gelden de algemene regelingen, voorwaarden en beperkingen, zoals vervat in het besluit van de Vlaamse regering van 10 oktober 2003 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de intern verzelfstandigde agentschappen van de Vlaamse overheid, met inbegrip van de bepalingen inzake subdelegatie, de regeling bij vervanging en de verantwoording.
Daarnaast gelden inzake het gebruik van de delegaties nog volgende bepalingen : 1° wat betreft de delegatie inzake de beslissingen, bedoeld in artikel 16, 3°, kunnen voor de bevoegdheden vermeld in artikel 42, § 3, van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand, geen subdelegaties worden toegekend;2° wat betreft de delegatie inzake de invordering, bedoeld in artikel 16, 7°, dient het hoofd van het agentschap vooreerst : a) bij gewone brief de betrokkene aan te manen tot betaling;b) bij aangetekende brief de betrokkene een tweede maal aan te manen tot betaling;c) naar de financiële toestand van de betrokkene te vragen om eventueel zijn onvermogen om te betalen vast te stellen;d) aan de betrokkene voor te stellen een afbetalingsplan, bedoeld in artikel 16, 6°, te volgen. Als de kosten van de invorderingsprocedure kennelijk de verwachte baten zouden overschrijden of wanneer de betrokkene niet te bereiken is of in de onmogelijkheid verkeert zijn wil te kennen te geven, mag het hoofd van het agentschap bij gemotiveerde beslissing geheel of gedeeltelijk afzien van de in het tweede lid, 2° bedoelde invorderingsprocedure. HOOFDSTUK V. - Controle, opvolging en toezicht
Art. 18.Onverminderd de artikelen 9, 33 en 34 van het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003 met betrekking tot informatieverstrekking, rapportering, interne controle en interne audit, is de minister verantwoordelijk voor de opvolging van en het toezicht op het agentschap.
Art. 19.De minister kan, in het kader van de opvolging en de uitoefening van het toezicht, op ieder ogenblik aan het hoofd van het agentschap informatie, rapportering en verantwoording vragen over bepaalde aangelegenheden, zowel op geaggregeerd niveau als op niveau van individuele onderwerpen en dossiers. HOOFDSTUK VII. - Raadgevend comité
Art. 20.Bij het agentschap wordt een raadgevend comité opgericht, dat advies verstrekt op verzoek van het hoofd van het agentschap. Het raadgevend comité verstrekt tevens op eigen initiatief advies over alle aangelegenheden die van belang zijn voor de taken van het agentschap.
Art. 21.Het raadgevend comité is samengesteld uit een gelijke vertegenwoordiging van de volgende maatschappelijke geledingen van het beleidsveld : 1° de gebruikers van de door het agentschap georganiseerde ondersteuning, ondermeer verleend door voorzieningen;2° de voorzieningen die op de vermelde taakgebieden werkzaam zijn;3° de werknemers van de voorzieningen. In het raadgevend comité kunnen ook andere, door de minister aan te wijzen personen, zitting hebben, alsook onafhankelijke deskundigen op het werkterrein van het agentschap.
Het lidmaatschap van het raadgevend comité is onverenigbaar met de hoedanigheid van personeelslid van het agentschap.
De minister stelt de nadere regels voor de samenstelling van het raadgevend comité vast, en kan voor de leden ervan een vergoeding bepalen. De leden worden door de minister voor een periode van vier jaar benoemd.
Het raadgevend comité stelt een huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de minister. Het reglement stelt de praktische werking vast, de deontologie, de informatie- en rapporteringsopdracht van het comité, en de aard van de dossiers en rapporten die aan het raadgevend comité voorgelegd moeten worden. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen
Art. 22.Volgende besluiten van de Vlaamse regering worden gewijzigd : 1° in artikel 1, 3°, van het besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 1991 houdende de organisatie en werkwijze van de sociale diensten van de jeugdrechtbanken bij de Vlaamse Gemeenschap, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 13 december 2002, worden de woorden « het bestuur » vervangen door de woorden « het agentschap : het Intern Verzelfstandigd Agentschap Jongerenwelzijn »;2° in artikel 1, 5°, van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen van de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 19 november 1996, 8 december 1998, 7 april 2000, 8 december 2000, 30 maart 2001 en 10 juli 2001, worden de woorden « de administratie » vervangen door de woorden « het bevoegde agentschap : het Intern Verzelfstandigd Agentschap Inspectie Welzijn en Volksgezondheid en/of het Intern Verzelfstandigd Agentschap Jongerenwelzijn »;3° in artikel 1, 2° van het besluit van de Vlaamse regering van 8 december 1998 betreffende de organisatie en de werking van de comités voor bijzondere jeugdzorg, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 13 december 2002, worden de woorden « de administratie » vervangen door de woorden « het agentschap : het Intern Verzelfstandigd Agentschap Jongerenwelzijn »;4° in artikel 1, 4° van het besluit van de Vlaamse regering van 13 december 2002 houdende financiële bepalingen inzake uitgaven voor werkingskosten van de comités voor bijzondere jeugdzorg, de bemiddelingscommissies voor bijzondere jeugdbijstand, de sociale diensten van de Vlaamse Gemeenschap bij de jeugdrechtbanken en de regionale diensten van de afdeling Bijzondere Jeugdbijstand en inzake uitgaven voor de preventiewerking van de comités voor bijzondere jeugdzorg en de regionale preventiewerking van de afdeling Bijzondere Jeugdbijstand worden de woorden « de afdeling » vervangen door de woorden « het agentschap : het Intern Verzelfstandigd Agentschap Jongerenwelzijn ».
Art. 23.Volgende besluiten van de Vlaamse regering worden opgeheven : 1° het besluit van de Vlaamse regering van 19 april 1995 betreffende de samenstelling en de werking van een pedagogische commissie voor de gemeenschapsinstellingen voor bijzondere jeugdbijstand;2° het besluit van de Vlaamse regering van 23 juli 1998 betreffende het beheer en de werking van het Fonds Bijzondere Jeugdbijstand.
Art. 24.De Vlaamse regering stelt de datum vast waarop dit besluit in werking treedt. Deze inwerkingtreding valt samen met het van kracht worden van het decreet tot omvorming van het « Fonds Bijzondere Jeugdbijstand » tot het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid « Fonds Jongerenwelzijn » en tot wijziging van de decreten inzake bijzondere jeugdbijstand, gecoördineerd op 4 april 1990.
Art. 25.De Vlaamse minister bevoegd voor de Bijstand aan Personen, het Gezondheidsbeleid, de Gelijke Kansen en de Investeringen voor verzorgingsinstellingen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 7 mei 2004.
De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, A. BYTTEBIER