Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 27 juli 2004
gepubliceerd op 04 augustus 2004

Besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004036292
pub.
04/08/2004
prom.
27/07/2004
ELI
eli/besluit/2004/07/27/2004036292/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 JULI 2004. - Besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering


De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 68, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993, en op artikel 69;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 10 juni 2003 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 29 augustus 2003, 24 oktober 2003 en 18 februari 2004;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de bevoegdheidsbepaling ten spoedigste dient doorgevoerd in het belang van de normale werking van de instellingen en van de aan de Vlaamse regering toevertrouwde bevoegdheden;

Op voorstel van de voorzitter van de Vlaamse regering;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Verdeling van de bevoegdheden tussen de leden van de Vlaamse regering

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder "de bijzondere wet", de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.

Art. 2.Dit hoofdstuk verdeelt de bevoegdheden binnen de Vlaamse regering, met het oog op de voorbereiding en de uitvoering van haar beslissingen.

Art. 3.§ 1. De heer Yves Leterme, voorzitter van de Vlaamse regering, draagt de titel : « minister-president van de Vlaamse regering »;

Hij is bevoegd voor : 1° het algemeen regeringsbeleid, met inbegrip van : a) de algemene leiding van relaties met andere overheden;b) het beleid op regeringsniveau voor maatschappelijk gerichte beleidsinitiatieven of projecten die beleidsdomeinen overstijgen. Het betreft : 1) de publiek-private samenwerking;2) de toekomstvisie voor Vlaanderen;3) duurzame ontwikkeling;4) globalisering;5) informatiemaatschappij;c) het beleid voor de volgende organisatiegerichte beleidsitems : 1) de werking van de Vlaamse regering;2) de planning en de statistiek;3) het protocol;4) het gebruik van de talen in de diensten van de Vlaamse regering en de instellingen en rechtspersonen die afhangen van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest;2° het algemeen communicatiebeleid, zowel intern als extern, met inbegrip van het informatiemanagement;3° de interne audit van de diensten van de Vlaamse regering en de instellingen en rechtspersonen die afhangen van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest;4° de coördinatie van het algemeen begrotingsbeleid in samenwerking met het lid van de Vlaamse regering, bevoegd voor de Financiën en Begroting;5° de coördinatie van de werking van het Vlaams overheidsapparaat in samenwerking met het lid van de Vlaamse regering, bevoegd voor de Bestuurszaken. § 2. De heer Yves Leterme, lid van de Vlaamse regering, is bevoegd voor : 1° de staatshervorming en de institutionele aangelegenheden;2° het landbouwbeleid en de zeevisserij, vermeld in artikel 6, § 1, V, van de bijzondere wet, met inbegrip van : a) de land- en tuinbouwvorming in het kader van beroepsomscholing en -bijscholing, vermeld in artikel 4, 16°, van de bijzondere wet;b) het afzet- en uitvoerbeleid van landbouw-, tuinbouw- en visserijproducten;3° het plattelandsbeleid. Uit hoofde van de hem toegewezen bevoegdheden, vermeld in het eerste lid, draagt hij de titel « Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid ». § 3. Mevrouw Fientje Moerman, vice-minister-president van de Vlaamse Regering, is bevoegd voor : 1° het wetenschappelijk onderzoek, met inbegrip van het onderzoek ter uitvoering van internationale of supranationale overeenkomsten of akten, vermeld in artikel 6bis, § 1, van de bijzondere wet;2° het technologisch innovatiebeleid;3° het economisch beleid, vermeld in artikel 6, § 1, VI, 1°, van de bijzondere wet, met inbegrip van de begeleiding en advisering van economische actoren maar met uitzondering van de sociale economie, het economisch overheidsinstrumentarium en de gewestelijke aspecten inzake de overheidsopdrachten en de erkenning van aannemers;4° de verkrijging, aanleg en uitrusting van gronden voor industrie, ambachtswezen en diensten, of van andere onthaalinfrastructuren voor investeerders, zoals vermeld in artikel 6, § 1, I, 3°, van de bijzondere wet;5° het afzet- en uitvoerbeleid, vermeld in artikel 6, § 1, VI, 3°, van de bijzondere wet, met uitzondering van het afzet- en uitvoerbeleid van landbouw-, tuinbouw- en visserijproducten,;6° de in-, uit- en doorvoer van wapens, vermeld in artikel 6, § 1, VI, 4°, van de bijzondere wet;7° het aantrekken van buitenlandse investeringen. Uit hoofde van de haar toegewezen bevoegdheden, vermeld in het eerste lid, draagt zij de titel « Vlaams minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel ». § 4. De heer Frank Vandenbroucke, vice-minister-president van de Vlaamse regering, is bevoegd voor : 1° het tewerkstellingsbeleid, vermeld in artikel 6, § 1, IX, van de bijzondere wet, 2° de beroepsomscholing en -bijscholing, vermeld in artikel 4, 16°, van de bijzondere wet, met uitzondering van de land- en tuinbouwvorming;3° het onderwijs, vermeld in artikel 127, § 1, eerste lid, 2°, van de Grondwet;4° de voorschoolse vorming in de peutertuinen, vermeld in artikel 4, 11°, van de bijzondere wet;5° de post- en parascolaire vorming, vermeld in artikel 4, 12°, van de bijzondere wet;6° de sociale promotie, vermeld in artikel 4, 15°, van de bijzondere wet;7° de basiseducatie voor laaggeschoolde volwassenen;8° het volwassenenonderwijs;9° de studiefinanciering;10° de leerlingenbegeleiding;11° het medisch schooltoezicht;12° het gebruik van de talen voor : a) de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en hun personeel, alsmede de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van ondernemingen, vermeld in artikel 129, § 1, 3°, van de Grondwet;b) het onderwijs in de door de overheid opgerichte, gesubsidieerde of erkende instellingen, vermeld in artikel 129, § 1, 2°, van de Grondwet;13° de coördinatie van het beleid met betrekking tot de Vlaamse Rand rond Brussel. Uit hoofde van de hem toegewezen bevoegdheden, vermeld in het eerste lid, draagt hij de titel « Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming ». § 5. Mevrouw Inge Vervotte, lid van de Vlaamse regering, is bevoegd voor : 1° de bijstand aan personen, vermeld in artikel 5, § 1, II, van de bijzondere wet : a) het gezinsbeleid, met inbegrip van alle vormen van hulp en bijstand aan gezinnen en kinderen;b) het beleid inzake maatschappelijk welzijn, met inbegrip van : 1.de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, met uitzondering van de bestuurlijke organisatie van en het administratief toezicht op de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; 2. het algemeen welzijnswerk;3. de samenlevingsopbouw;c) het doelgroepenbeleid : 1.het beleid inzake mindervaliden, met uitzondering van de beroepsopleiding, de omscholing en de herscholing van mindervaliden; 2. de sociale hulpverlening aan gedetineerden met het oog op hun sociale reïntegratie;3. de zorgverzekering;4. het beleid inzake kansarmoede;d) het bejaardenbeleid;e) de jeugdbescherming, met inbegrip van de sociale bescherming en de gerechtelijke bescherming, maar met uitzondering van de filmkeuring;2° het gezondheidsbeleid, vermeld in artikel 5, § 1, I, van de bijzondere wet : a) het beleid betreffende de zorgverstrekking in en buiten de verplegingsinrichtingen, met inbegrip van de psychiatrische hulpverlening;b) de gezondheidsopvoeding, alsook de activiteiten en diensten op het vlak van de preventieve gezondheidszorg, met uitzondering van het medisch schooltoezicht en de medisch verantwoorde sportbeoefening. Uit hoofde van de haar toegewezen bevoegdheden, vermeld in het eerste lid, draagt zij de titel « Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin ». § 6. De heer Dirk Van Mechelen, lid van de Vlaamse regering, is bevoegd voor : 1° de financiën en de begrotingen, met inbegrip van : a) het kas-, schuld- en waarborgbeheer;b) het vermogensbeheer;c) de algemene boekhouding;2° de fiscaliteit;3° de gewestelijke aspecten van het kredietbeleid, met inbegrip van de oprichting en het beheer van openbare kredietinstellingen, vermeld in artikel 6, § 1, VI, 2°, van de bijzondere wet;4° het economisch overheidsinstrumentarium;5° de ruimtelijke ordening, vermeld in artikel 6, § 1, I, 1°, 2°, 4°, 5°, 6° en 7°, van de bijzondere wet : a) de stedenbouw en de ruimtelijke ordening;b) de rooiplannen van de gemeentewegen;c) de stadsvernieuwing;d) de vernieuwing van afgedankte bedrijfsruimten;e) het grondbeleid;f) de monumenten en de landschappen, alsook het archeologisch patrimonium en het varend erfgoed; Hij oefent het budgettair, financieel en boekhoudkundig toezicht uit op de instellingen en rechtspersonen die afhangen van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest.

Uit hoofde van de hem toegewezen bevoegdheden, vermeld in het eerste en tweede lid, draagt hij de titel « Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening ». § 7. De heer Bert Anciaux, lid van de Vlaamse regering, is bevoegd voor : 1° de culturele aangelegenheden, vermeld in artikel 4, 1°, 3°, 4°, 5°, 7°, 8°, 10°, 13° en 14°, van de bijzondere wet : a) de bescherming en de luister van de taal;b) de schone kunsten;c) het cultureel patrimonium, de musea en de andere wetenschappelijk-culturele instellingen, met uitzondering van de monumenten en landschappen en met uitzondering van het archeologisch patrimonium en het varend erfgoed;d) de bibliotheken, discotheken en soortgelijke diensten;e) het jeugdbeleid, alsook de filmkeuring;f) de permanente opvoeding en de culturele animatie;g) de vrijetijdsbesteding, met uitzondering van het toerisme;h) de artistieke vorming;i) de intellectuele, morele en sociale vorming;2° het filmbeleid;3° de lichamelijke opvoeding, de sport en het openluchtleven, vermeld in artikel 4, 9°, van de bijzondere wet, alsook de medisch verantwoorde sportbeoefening;4° de coördinatie van het kinderrechtenbeleid;5° de coördinatie van het beleid met betrekking tot Brussel-Hoofdstad. Hij wordt aangewezen om als Brussels lid van de Vlaamse regering de vergaderingen van het college van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie met raadgevende stem bij te wonen, zoals bedoeld in artikel 76 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen.

Uit hoofde van de hem toegewezen bevoegdheden, vermeld in het eerste en het tweede lid, draagt hij de titel « Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel ». § 8. De heer Geert Bourgeois, lid van de Vlaamse regering, is bevoegd voor : 1° het buitenlands beleid en de Europese aangelegenheden;2° de ontwikkelingssamenwerking;3° het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling in de diensten van de Vlaamse regering en de instellingen en rechtspersonen die afhangen van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest;4° het algemeen beleid inzake de facilitaire dienstverlening en het vastgoedbeheer in de diensten van de Vlaamse regering en de instellingen en rechtspersonen die afhangen van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest;5° het algemeen beleid inzake informatie- en communicatietechnologie in de diensten van de Vlaamse regering en de instellingen en rechtspersonen die afhangen van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest;6° het reguleringsmanagement, de administratieve vereenvoudiging en het e-government;7° de gewestelijke aspecten inzake de overheidsopdrachten en de erkenning van aannemers;8° het mediabeleid, met inbegrip van de radio-omroep en de televisie en de hulp aan de geschreven pers, vermeld in artikel 4, 6° en 6°bis, van de bijzondere wet met inbegrip van de media-innovatie en het digitaal actieplan Vlaanderen;9° het toerisme, vermeld in artikel 4, 10°, van de bijzondere wet, met inbegrip van de vestigingsvoorwaarden. Uit hoofde van de hem toegewezen bevoegdheden, vermeld in het eerste lid, draagt hij de titel « Vlaams minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme » § 9. De heer Kris Peeters, lid van de Vlaamse regering, is bevoegd voor : 1° de openbare werken, vermeld in artikel 6, § 1, X, van de bijzondere wet : a) de wegen en hun aanhorigheden;b) de waterwegen en hun aanhorigheden;c) het juridische stelsel van de land- en waterwegenis;d) de havens en hun aanhorigheden;e) de zeewering;f) de dijken;g) de veerdiensten;h) de uitrusting en de uitbating van de luchthavens en de openbare vliegvelden;i) de loodsdiensten en de bebakeningsdiensten van en naar de havens, alsook de reddings- en sleepdiensten op zee;2° het leefmilieu en het waterbeleid, vermeld in artikel 6, § 1, II, van de bijzondere wet, met inbegrip van het innen en invorderen van milieuheffingen : a) de bescherming van het leefmilieu, onder meer die van de bodem, de ondergrond, het water en de lucht tegen verontreiniging en aantasting, alsmede de strijd tegen de geluidshinder;b) het afvalstoffenbeleid;c) de politie van de gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke bedrijven;d) de waterproductie en watervoorziening, met inbegrip van de technische reglementering inzake de kwaliteit van het drinkwater, de zuivering van het afvalwater en de riolering; alsook de coördinatie en de organisatie van de planning van het integraal waterbeleid; 3° de landinrichting en het natuurbehoud, vermeld in artikel 6, § 1, III, van de bijzondere wet : a) de ruilverkaveling van landeigendommen en de landinrichting;b) de natuurbescherming en het natuurbehoud;c) de groengebieden, parkgebieden en groene ruimten;d) de bossen;e) de jacht en de vogelvangst;f) de visvangst;g) de visteelt;h) de landbouwhydraulica en de onbevaarbare waterlopen, met inbegrip van hun bermen;i) de ontwatering;j) de polders en wateringen;4° het energiebeleid, vermeld in artikel 6, § 1, VII, van de bijzondere wet en de natuurlijke rijkdommen, vermeld in artikel 6, § 1, VI, 5°, van de bijzondere wet; Uit hoofde van de hem toegewezen bevoegdheden, vermeld in het eerste lid, draagt hij de titel « Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur ». § 10. De heer Marino Keulen, lid van de Vlaamse regering, is bevoegd voor : 1° de huisvesting, vermeld in artikel 6, § 1, IV, van de bijzondere wet;2° de binnenlandse aangelegenheden, vermeld in artikel 6, § 1, VIII, en artikel 7 van de bijzondere wet, met inbegrip van het stedenbeleid, alsook de bestuurlijke organisatie van en het administratief toezicht op de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, en het gebruik van de talen in de lokale besturen;3° het inburgeringsbeleid. Uit hoofde van de hem toegewezen bevoegdheden, vermeld in het eerste lid, draagt hij de titel « Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering ». § 11. Mevrouw Kathleen Van Brempt, lid van de Vlaamse regering, is bevoegd voor : 1° het mobiliteitsbeleid, met inbegrip van het gemeenschappelijke stads- en streekvervoer zoals vermeld in artikel 6, § 1, X, 8°, van de bijzondere wet;2° de sociale economie;3° de coördinatie van het gelijkekansenbeleid;4° de genderproblematiek, de holebi's en het thema toegankelijkheid. Uit hoofde van de haar toegewezen bevoegdheden, vermeld in het eerste lid, draagt zij de titel « Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen ».

Art. 4.Het bestuur van of het toezicht op de hieronder vermelde instellingen of rechtspersonen, wordt als volgt verdeeld : 1° de Vlaamse minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid is bevoegd voor : a) het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds;b) het Financieringsinstrument voor de Vlaamse visserij- en aquicultuursector;2° de Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel is bevoegd voor : a) het Instituut voor de aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen;b) de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek;c) de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappijen van Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant en West-Vlaanderen;d) de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen;e) het Fonds voor Flankerend Economisch Beleid;f) het Vlaams Instituut voor het Zelfstandig Ondernemen;g) Export Vlaanderen;3° de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming is bevoegd voor : a) de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding;b) het Herplaatsingsfonds;c) het Gemeenschapsonderwijs;d) de Dienst voor Infrastructuurwerken van het Gesubsidieerd Onderwijs;e) de Vlaamse Onderwijsraad;f) de Investeringsdienst voor de Vlaamse autonome hogescholen;g) het Universitair Ziekenhuis Gent;4° de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin is bevoegd voor : a) het Fonds Bijzondere Jeugdbijstand;b) het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden;c) de Openbare Psychiatrische Ziekenhuizen te Geel en te Rekem;d) Kind en Gezin;e) het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap;f) het Vlaams Zorgfonds;5° de Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening is bevoegd voor : a) het Vlaams Fonds voor de Lastendelging;b) het Financieringsfonds voor Schuldafbouw en Eenmalige investeringsuitgaven;c) de Vlaamse Participatiemaatschappij;d) de Participatiemaatschappij Vlaanderen;e) Gimvindus;f) de Limburgse Reconversiemaatschappij;g) het Rubiconfonds;6° de Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel is bevoegd voor : a) het Fonds Culturele Infrastructuur;b) de Vlaamse Opera;c) het Vlaams Fonds voor de Letteren;d) het Topstukkenfonds;e) het Commissariaat-generaal voor de Bevordering van de Lichamelijke Ontwikkeling, de Sport en de Openluchtrecreatie;f) het Vlaams-Brusselfonds;7° de Vlaamse minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme is bevoegd voor : a) de Vlaamse Radio- en Televisieomroep;b) het Vlaams Commissariaat voor de Media;c) Toerisme Vlaanderen;8° de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur is bevoegd voor : a) de Scheepvaart;b) Waterwegen en Zeekanaal;c) de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt;d) het Grindfonds;e) de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest;f) de Vlaamse Milieumaatschappij;g) de Vlaamse Milieuholding;h) de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening;i) de Vlaamse Landmaatschappij;j) de Reguleringsinstantie met betrekking tot water bestemd voor menselijke aanwending 9° de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering is bevoegd voor : a) de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij;b) het Investeringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant;c) het Garantiefonds voor Huisvesting;10° de Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen is bevoegd voor : a) de Vlaamse Vervoermaatschappij De Lijn;b) Werkholding.

Art. 5.Inzake de aangelegenheden die hen krachtens artikel 3 zijn toegewezen, zijn de leden van de Vlaamse regering, ieder wat hem of haar betreft, bevoegd voor : 1° de relaties en de samenwerking met derden;2° internationale en Europese initiatieven;3° de wetenschappelijke onderzoeksprojecten en wetenschappelijke studies;4° het specifiek administratief toezicht;5° de oprichting van diensten, instellingen en rechtspersonen;6° het toezicht op de instellingen en rechtspersonen die afhangen van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest;7° het specifiek beleid inzake personeel, organisatieontwikkeling, facilitaire dienstverlening, vastgoedbeheer en informatie- en communicatietechnologie;8° het verlenen van onteigeningsmachtigingen, onverminderd de bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1991 inzake onteigeningen ten algemenen nutte ten behoeve van de gemeenten, de provincies, de intercommunale verenigingen en de gewestelijke ontwikkelingsmaatschappijen;9° de interne en externe communicatie. De leden van de Vlaamse regering oefenen deze bevoegdheden uit met inachtneming van het algemeen kader dat door de Regering is vastgesteld. Onder algemeen kader wordt verstaan : regelgeving, afspraken, richtlijnen, standaarden of normen die organisatiebreed gelden. HOOFDSTUK II. - Delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de leden van de Vlaamse regering

Art. 6.Elk lid van de Vlaamse regering oefent de in dit hoofdstuk gedelegeerde beslissingsbevoegdheden uit in de aangelegenheden die hem of haar zijn toegewezen krachtens hoofdstuk I van dit besluit.

De delegaties, toegestaan in dit hoofdstuk, gelden ook voor beslissingen die betrekking hebben op aangelegenheden die tot de bevoegdheid behoren van meerdere leden van de Vlaamse regering.

De bij dit hoofdstuk gedelegeerde beslissingsbevoegdheden worden uitgeoefend binnen de perken en met inachtneming van de voorwaarden en modaliteiten die zijn vastgelegd in wetten, decreten, besluiten en omzendbrieven.

De in dit hoofdstuk vermelde bedragen zijn exclusief belasting op de toegevoegde waarde.

Art. 7.De leden van de Vlaamse regering hebben delegatie voor : 1° het nemen van beslissingen voor de toepassing van de verdragen, EG-verordeningen, samenwerkingsakkoorden, wetten, decreten, verordeningen, koninklijke besluiten, besluiten van de Vlaamse Regering en ministeriële besluiten;2° de aanwending van de begrotingskredieten;3° de uitoefening van het administratief toezicht op de regionale en lokale besturen;4° de uitoefening van het bestuur van of het toezicht op de diensten, instellingen en rechtspersonen die afhangen van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest;5° de aanwijzing van personen in bestuurs- en beheersorganen, adviesorganen en commissies, met uitzondering van de aanwijzing van commissarissen van de Vlaamse regering en van vertegenwoordigers van de Vlaamse regering in bestuurs- en beheersorganen, adviesorganen en in andere dan gemeentelijke commissies.Elke aanwijzing wordt door het bevoegde lid vooraf aan de Vlaamse regering meegedeeld; 6° de verwerving, kosteloos of onder bezwarende titel, van onroerende domeingoederen ten bate van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest;7° het beheer van de onroerende goederen die behoren tot het openbare of het private domein van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest, overeenkomstig de bestemming die met toepassing van de regels vastgesteld door de Vlaamse regering aan die goederen werd gegeven. Deze delegatie geldt ook voor : a) de beslissing tot wijziging van de bestemming, of tot het onttrekken van een onroerend goed aan zijn bestemming, voorzover deze beslissing onverwijld ter kennis wordt gebracht van het lid van de Vlaamse regering dat bevoegd is voor het algemeen beleid inzake vastgoedbeheer;b) het verlenen van vergunningen voor private ingebruikneming en van concessies op openbare domeingoederen;c) de vestiging van zakelijke rechten op private domeingoederen of de verhuring of verpachting ervan;8° het verwerven, vervreemden en beheren van roerende domeingoederen;9° het aanvaarden en weigeren van schenkingen en legaten;10° de vaststelling van de personeelsformatie van de instellingen en rechtspersonen die afhangen van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest.

Art. 8.De delegatie, toegestaan bij artikel 7, omvat niet : 1° het nemen van reglementaire besluiten; 2° het verlenen van facultatieve subsidies die niet nominatim in de begroting zijn opgenomen en die meer dan 150.000 euro bedragen, ongeacht of deze subsidies al dan niet zijn opgenomen in een budgettair implementatieplan; 3° de beslissingen ter uitvoering van de regelgeving inzake economische expansie, waarbij voordelen worden verleend die betrekking hebben op investeringen van meer dan 12,5 miljoen euro; 4° de beslissingen waarbij de gewestwaarborg of de gemeenschapswaarborg wordt verleend voor meer dan 3.750.000 euro; 5° de beslissingen, akkoorden en omzendbrieven die wegens hun onderwerp en hun draagwijdte van die aard zijn dat een andere Gewest- of Gemeenschapsregering of de federale Regering erbij betrokken zijn;6° de oprichting en de wijze van samenstelling van raden, commissies, diensten, instellingen of rechtspersonen;7° de indienstnemingen, aanwijzingen of benoemingen van : a) managers die aan het hoofd staan van een departement, instelling of rechtspersoon die afhangt van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest en van managers en projectleiders die behoren tot hetzelfde niveau;b) algemeen directeur.

Art. 9.§ 1. 1° Inzake de gunning van overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten hebben de leden van de Vlaamse regering, ieder wat hem of haar betreft, delegatie voor de keuze van de gunningswijze en het gunnen van opdrachten waarvan het geraamde bedrag, respectievelijk het goed te keuren inschrijvingsbedrag, lager is dan de hierna vermelde bedragen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor concessies voor openbare werken geldt de delegatie beneden een bedrag van 2,5 miljoen euro. Voor prijsvragen voor ontwerpen geldt de delegatie beneden een bedrag van 3 miljoen euro voor algemene prijsvragen en beneden een bedrag van 1 miljoen euro voor beperkte prijsvragen. 2° De delegatie, vermeld in 1° geldt eveneens wanneer het geraamde bedrag lager is dan de bedragen, bepaald in 1°, en het goed te keuren inschrijvingsbedrag die bedragen met niet meer dan 15 % overschrijdt.3° De delegatie geldt eveneens voor investeringssubsidies wanneer het bedrag van de opdracht of de raming ervan lager is dan de in de tabel onder 1° vermelde bedragen.4° De delegatie geldt, ongeacht het bedrag, voor : a) de goedkeuring van het bestek en de andere gunningsdocumenten;b) de selectie van de deelnemers aan beperkte procedures en onderhandelingsprocedures, desgevallend na een oproep tot de kandidaten;c) het gunnen van een opdracht via een beperkte procedure, zo deze opdracht reeds het voorwerp heeft uitgemaakt van een openbare procedure waaraan geen gevolg kon worden gegeven wegens moeilijkheden bij de interpretatie van de besteksbepalingen of de ingediende offertes.In dit geval mogen aan het bestek enkel de strikt noodzakelijke aanpassingen worden aangebracht om de moeilijkheden uit te schakelen; d) het gunnen van een opdracht bij onderhandelingsprocedure in de gevallen bedoeld in artikel 17, § 2, 1°, d en e, en 4°, en 39, § 2, 1°, d en g, 3°, c en d, en 5°, van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten;e) het gunnen van een opdracht aan één of meer derden, voor rekening van een in gebreke gebleven aannemer waartegen ambtshalve wordt opgetreden. § 2. Inzake de uitvoering van overheidsopdrachten hebben de leden van de Vlaamse regering, ieder wat hem of haar betreft, delegatie voor het nemen van alle beslissingen.

Deze delegatie geldt enkel binnen het voorwerp van de opdracht en tot een gezamenlijke maximale financiële weerslag van respectievelijk : 1° 2,5 miljoen euro voor werken; 2° 625.000 euro voor leveringen; 3° 150.000 euro voor diensten.

Art. 10.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Algemeen Beleid inzake vastgoedbeheer, heeft, met betrekking tot de niet-bestemde onroerende goederen die behoren tot het domein van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest, delegatie voor : 1° het beheer ervan; 2° de vervreemding ervan, voor zover de budgettaire weerslag niet meer dan 1.250.000 euro bedraagt.

Art. 11.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Binnenlandse Aangelegenheden, heeft delegatie om onteigeningsmachtigingen te verlenen ten algemenen nutte, behoudens in de gevallen bepaald in de wet, aan de gemeenten, de provincies, de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en de erkende provinciale ontwikkelingsmaatschappijen, overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 1991 inzake onteigeningen ten algemenen nutte ten behoeve van de gemeenten, de provincies, de intercommunale verenigingen en de gewestelijke ontwikkelingsmaatschappijen.

De leden van de Vlaamse regering hebben delegatie om onteigeningsmachtigingen te verlenen aan instellingen of rechtspersonen die onder hun bevoegdheid vallen. Wanneer de aangelegenheid waarvoor de onteigening zich opdringt behoort tot de bevoegdheid van een ander lid van de Vlaamse Regering, wordt de machtiging verleend met instemming van dit lid. HOOFDSTUK III. - Algemene bepalingen

Art. 12.De leden van de Vlaamse regering kunnen hun bevoegdheden, gedelegeerd overeenkomstig hoofdstuk II, delegeren aan personeelsleden van de diensten van de Vlaamse regering en de instellingen en rechtspersonen die afhangen van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest. Zij kunnen die personeelsleden machtigen om, mits zij hiervan kennis geven, die bevoegdheden verder te delegeren en te laten subdelegeren aan personeelsleden die onderworpen zijn aan hun hiërarchisch gezag.

De delegaties die aan personeelsleden werden verleend in aangelegenheden welke aan de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest zijn overgedragen, blijven gelden tot hun wijziging of opheffing, evenwel binnen de grenzen bepaald door dit hoofdstuk.

Art. 13.De besluiten van de Vlaamse regering en de samenwerkingsakkoorden van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest met de Staat of met andere gewesten of gemeenschappen worden namens de Vlaamse regering ondertekend door de minister-president en het lid aan wie de aangelegenheid in kwestie toegewezen is.

Art. 14.Als de minister-president of een lid van de Vlaamse regering afwezig of verhinderd is, wordt een regeling voor plaatsvervanging getroffen. HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 15.Tot de datum van inwerkingtreding van de erkenning van de provinciale ontwikkelingsmaatschappijen, worden de woorden « erkende provinciale ontwikkelingsmaatschappijen » in artikel 11, eerste lid gelezen als « gewestelijke ontwikkelingsmaatschappijen ».

Art. 16.Tot op het moment dat de organieke regelingen van de diensten van de Vlaamse regering en van de instellingen of rechtspersonen die afhangen van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest aangepast zijn aan de bepalingen van het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003, wordt artikel 8, 7°, als volgt gelezen : « a) de benoemingen en bevorderingen tot de graden van rang A3 en hoger in de diensten van de Vlaamse regering, en van rang A2 en hoger in de Vlaamse wetenschappelijke instellingen; b) de benoeming van de leidend ambtenaren en adjunct-leidend ambtenaren van de instellingen en rechtspersonen die afhangen van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest;».

Art. 17.Het besluit van de Vlaamse regering van 10 juni 2003 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 29 augustus 2003, 24 oktober 2003 en 18 februari 2004 wordt opgeheven.

Art. 18.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 22 juli 2004.

Art. 19.De leden van de Vlaamse regering zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 27 juli 2004.

De minister-president van de Vlaamse regering en Vlaamse minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, Y. LETERME De Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, F. MOERMAN De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, I. VERVOTTE De Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, B. ANCIAUX De Vlaamse minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, K. PEETERS De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, M. KEULEN De Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, K. VAN BREMPT

^