Etaamb.openjustice.be
Wet van 28 november 2021
gepubliceerd op 07 december 2021

Wet tot organisatie van een Register van kredieten aan ondernemingen

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2021034083
pub.
07/12/2021
prom.
28/11/2021
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

28 NOVEMBER 2021. - Wet tot organisatie van een Register van kredieten aan ondernemingen (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : TITEL 1 - ALGEMENE BEPALING

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

TITEL 2 - HET REGISTER VAN KREDIETEN AAN ONDERNEMINGEN

Art. 2.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder: 1° Bank: de Nationale Bank van België als bedoeld in de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België type wet prom. 22/02/1998 pub. 03/03/1998 numac 1998021087 bron diensten van de eerste minister Wet houdende sociale bepalingen sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België;2° Register: het Register van kredieten aan ondernemingen bedoeld in artikel 3;3° informatieplichtige: a) kredietinstelling: een ingezeten kredietinstelling in de zin van artikel 4, lid 1, punt 1), van Verordening (EU) nr.575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012; b) leasingonderneming: een ingezeten onderneming die erkend is overeenkomstig artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit nr.55 van 10 november 1967 tot regeling van het juridisch statuut der ondernemingen gespecialiseerd in financieringshuur; 4° ingezetene: een centrum van zijn economische belangen hebbend in het Belgisch economisch gebied als gedefinieerd in artikel 1 (4) van Verordening (EG) nr.2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank; 5° overeenkomst: een juridisch bindende overeenkomst tussen twee of meer partijen op basis waarvan een of meer instrumenten worden gecreëerd: a) kredietovereenkomst: een overeenkomst tussen een of meer kredietinstellingen die als crediteur optreden en een of meer partijen die als debiteur optreden, waarbij de crediteur geldmiddelen ter beschikking stelt van de debiteur, in het kader van een beroepsactiviteit, met inbegrip van niet toegelaten debetstanden op rekening, of zich ertoe verbindt geldmiddelen ter beschikking te stellen, en de debiteur zich ertoe verbindt deze geldmiddelen terug te betalen;b) leasingovereenkomst: een overeenkomst tussen een of meer leasingondernemingen en een of meer ingezeten debiteuren, in het kader van een beroeps-activiteit, voor zover de overeenkomst voldoet aan de criteria van artikel 1 van het koninklijk besluit nr.55 van 10 november 1967 tot regeling van het juridisch statuut der ondernemingen gespecialiseerd in financieringshuur; 6° instrument: een specifieke bepaling die deel uitmaakt van een overeenkomst en specifieke kenmerken vertoont, en op grond waarvan een debiteur geldmiddelen kan ontvangen van een crediteur of een gebruiksrecht kan genieten op een actief;7° kredietrisico: het risico dat een tegenpartij niet in staat is contractueel verplichte betalingen te doen;8° protectie: een verzekering of dekking tegen een negatieve kredietgebeurtenis; 9° institutionele eenheid: een economische entiteit die wordt gekenmerkt door zelfstandige beslissingsbevoegdheid bij de uitoefening van haar hoofdfunctie, als gedefinieerd in de punten 2.12 en 2.13 van Bijlage A bij Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie; 10° onderneming: een institutionele eenheid die handelt in het kader van haar professionele activiteiten;11° juridische entiteit: iedere institutionele eenheid opgericht als rechtspersoon, of iedere institutionele eenheid die deel uitmaakt van een rechtspersoon, die, krachtens het toepasselijke nationale recht, rechten en verplichtingen kan verwerven.Het begrip juridische entiteit heeft dezelfde betekenis als in artikel 1, punt 5), van de Verordening (EU) 2016/867 van de Europese Centrale Bank van 18 mei 2016 betreffende de verzameling van gedetailleerde kredietgegevens en kredietrisicogegevens (ECB/2016/13); 12° onderneming natuurlijke persoon: iedere institutionele eenheid die niet als een juridische entiteit kan worden beschouwd en die handelt in het kader van zijn professionele activiteiten;13° natuurlijke persoon: iedere institutionele eenheid natuurlijke persoon die niet kan worden beschouwd als een juridische entiteit en die niet handelt in het kader van zijn professionele activiteiten;14° tegenpartij: een institutionele eenheid a) die partij is bij een instrument als debiteur, crediteur, beheerder, of initiator;b) die partij is bij een protectie als protectiegever;of c) die verbonden is met een partij bij een instrument of een protectie als hoofdkantooronderneming, directe moederonderneming, uiteindelijke moederonderneming;15° debiteur: de tegenpartij die onvoorwaardelijk verplicht is aflossingen te doen die voortvloeien uit het instrument;16° crediteur: de tegenpartij die het kredietrisico draagt van een instrument, met uitzondering van een protectiegever;17° protectiegever: de tegenpartij die een bescherming biedt tegen een contractueel overeengekomen negatieve kredietgebeurtenis en die het kredietrisico draagt van de negatieve kredietgebeurtenis;18° beheerder: de tegenpartij die verantwoordelijk is voor het administratieve en financiële beheer van een instrument;19° initiator: de tegenpartij bij een securitisatietransactie van een instrument, zoals bedoeld in artikel 1, lid 3, van Verordening (EU) nr.1075/2013 van de Europese Centrale Bank van 18 oktober 2013 houdende statistieken betreffende de activa en passiva van lege financiële instellingen die securitisatietransacties verrichten (ECB/2013/40); 20° hoofdkantooronderneming: juridische entiteit waarvan een institutionele eenheid die onderdeel is van een rechtspersoon juridisch afhankelijk is;21° directe moederonderneming: juridische entiteit die een direct zeggenschap heeft over een onderscheiden juridische entiteit.Het begrip moederonderneming heeft dezelfde betekenis als in artikel 2, punt 9), van de Richtlijn (EU) 2013/34 van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad; 22° uiteindelijke moederonderneming: juridische entiteit die een uiteindelijke zeggenschap heeft over een onderscheiden juridische entiteit.Het begrip moederonderneming heeft dezelfde betekenis als in artikel 2, punt 9), van de Richtlijn (EU) 2013/34 van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad; 23° einddatum van een instrument: datum vanaf welke een informatieplichtige niet langer verplicht is gegevens te verstrekken over een instrument overeenkomstig de voorwaarden bepaald door de Koning, zoals voorzien door artikel 4;24° AVG: Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG.

Art. 3.De Bank is belast met het beheer van een register met gegevens die betrekking hebben op: 1° de instrumenten die gecreëerd zijn op basis van overeenkomsten als gedefinieerd in artikel 2, 5° ;2° de verkregen protecties;3° de tegenpartijen die verbonden zijn met de instrumenten en de protecties. De informatieplichtigen moeten deze gegevens en de latere wijzigingen ervan aan het Register meedelen, in overeenstemming met de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan.

Onverminderd de verplichtingen die rusten op de informatieplichtigen, is de Bank de verwerkingsverant-woordelijke van de persoonsgegevens die in het Register worden geregistreerd wat betreft het ontvangen van deze door de informatieplichtigen verstrekte gegevens, het ordenen en bewaren van deze gegevens, het gebruik van deze gegevens binnen de grenzen van de wet, het meedelen van deze gegevens in de gevallen waarin zij daartoe door de wet gerechtigd is, alsmede het beschermen, wissen of vernietigen van persoonsgegevens onder de in de wet vastgestelde voorwaarden.

Art. 4.De Koning, op voordracht van de minister van Financiën, bepaalt: 1° welke van de in artikel 3 bedoelde gegevens door de informatieplichtigen moeten worden meegedeeld;2° de frequentie en de termijnen voor de gegevensverstrekking;3° de voorwaarden en nadere regels voor het meedelen en bijwerken van de gegevens. De Koning kan een minimumdrempel vaststellen voor het totale bedrag van het kredietrisico op basis waarvan bepaalde informatieplichtigen vrijgesteld kunnen worden van de verplichting tot mededeling aan het Register van hun overeenkomsten.

Art. 5.Voor de toepassing van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan en met het oog op de identificatie van een tegenpartij die een natuurlijke persoon is en die niet handelt in het kader van zijn beroepsactiviteiten, gebruiken de informatieplichtigen het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen dat die natuurlijke personen voorafgaand aan het afsluiten van een overeenkomst aan hen dienen mee te delen indien zij daarover beschikken.

Voor de op de datum van inwerkingtreding van de wet bestaande overeenkomsten, zijn de informatieplichtigen gemachtigd om: 1° het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen waarover ze reeds zouden beschikken in het kader van een ander bij of krachtens de wet vastgesteld doeleinde te hergebruiken;2° als ze niet over dit identificatienummer beschikken, hun tegenpartij te vragen om hen dit nummer mee te delen indien zij daarover beschikken, het in hun bestanden op te nemen in digitale en gestructureerde vorm en er gebruik van te maken om de tegenpartij te identificeren.

Art. 6.De Bank wordt gemachtigd om het identificatienummer in het Rijksregister van de natuurlijke personen te registreren en om er gebruik van te maken in haar betrekkingen met de informatieplichtigen in het kader van deze wet. De Bank wordt tevens gemachtigd om gebruik te maken van het identificatienummer in het Rijksregister van de natuurlijke personen met het oog op het intern beheer van het Register, alsook in haar betrekkingen met het Rijksregister van de natuurlijke personen en met de Kruispuntbank van Ondernemingen.

Uitsluitend voor het vervullen van de taken bedoeld in deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan wordt de Bank, via haar personeelsleden die daartoe wegens hun functies en binnen de perken van hun specifieke bevoegdheden bij naam en schriftelijk zijn aangewezen door het lid van haar directiecomité dat verantwoordelijk is voor het Register, gemachtigd om toegang te hebben tot de gegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 2° en 5°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, en om deze gegevens te registreren.

Art. 7.De gegevens die met toepassing van artikel 6, tweede lid, zijn verkregen, mogen binnen de perken van de uitvoering van de in deze wet bedoelde taken enkel worden meegedeeld aan de informatieplichtigen en aan de personen die krachtens de toepasselijke wettelijke en uitvoeringsbepalingen gerechtigd zijn om van de Bank de gegevens te verkrijgen die op naam van de betrokken natuurlijke persoon zijn geregistreerd.

Art. 8.De Bank stelt de administratieve en technische richtlijnen vast die moeten worden nageleefd door de informatieplichtigen en door de personen die de toelating hebben gekregen om de gegevens van het Register te raadplegen.

TITEL 3 - INFORMATIEPLICHT TEN AANZIEN VAN ONDERNEMINGEN NATUURLIJKE PERSONEN EN NATUURLIJKE PERSONEN

Art. 9.Indien een tegenpartij van een overeenkomst een onderneming natuurlijke persoon of een natuurlijke persoon is, dient de informatieplichtige deze persoon voorafgaand aan de eerste registratie in het Register de volgende informatie te verstrekken: 1° de naam van het Register, het beheer van het Register door de Bank en de contactgegevens van de functionaris voor gegevensbescherming van de Bank;2° het feit dat de in artikel 3 bedoelde gegevens die slaan op de betrokken persoon, in het Register worden geregistreerd overeenkomstig de bepalingen van deze wet;3° de doeleinden van de registratie in het Register, te weten het beheer van het Register om de informatieplichtigen informatie te verstrekken die hen in staat stelt de risico's die aan hun debiteuren zijn verbonden naar behoren te beoordelen en om aan de Bank, als toezichthoudende autoriteit, de gegevens te verstrekken die zij nodig heeft voor een goede beoordeling van de risico's van de financiële sector, alsmede voor haar wetenschappelijke of statistische activiteiten of voor de andere activiteiten die zij overeenkomstig de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België type wet prom. 22/02/1998 pub. 03/03/1998 numac 1998021087 bron diensten van de eerste minister Wet houdende sociale bepalingen sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Bank uitoefent, zoals monetair en ander beleid, en het feit dat deze wet de rechtsgrond vormt voor deze registratie;4° de naam en het adres van de informatieplichtige die de gegevens meedeelt aan het Register alsook de contactgegevens van de functionaris voor gegevensbescherming van deze instelling;5° het bestaan van een recht van inzage en op rectificatie van de gegevens, overeenkomstig de bepalingen van artikel 11, § 1;6° de bewaartermijnen die overeenkomstig artikel 12 van toepassing zijn op de in artikel 3 bedoelde gegevens die slaan op de betrokken persoon;7° het recht van de betrokken persoon om een klacht in te dienen bij de Gegevensbeschermingsautoriteit. De Bank is van deze verplichting ontslagen.

TITEL 4 - RAADPLEGING, MEDEDELING EN BEWARING VAN GEGEVENS IN HET REGISTER

Art. 10.§ 1. Het Register kan volgens de door de Koning, op voordracht van de minister van Financiën, bepaalde regels worden geraadpleegd door de informatieplichtigen, hetzij vóór het sluiten van een overeenkomst in het kader van een risicobeoordeling met betrekking tot een potentiële tegenpartij, hetzij in het kader van het beheer van een overeenkomst.

De Koning kan, in voorkomend geval per categorie van informatieplichtige, de mededeling van de in het Register geregistreerde gegevens aan de informatieplichtigen beperken tot bepaalde gegevens.

Het Register mag niet worden geraadpleegd voor commerciële prospectiedoeleinden. § 2. De Bank mag de in het Register geregistreerde gegevens meedelen: 1° aan de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten, voor de uitvoering van de opdrachten die haar door of krachtens de wet van 21 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013003461 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende diverse bepalingen inzake de financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen sluiten betreffende diverse bepalingen inzake de financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen zijn toevertrouwd.In dit verband kan de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten enkel geaggregeerde gegevens verkrijgen over het aantal, het bedrag en het type van verleend krediet per informatieplichtige; 2° aan de Belgische Gegevensbeschermingsautoriteit, voor zover het om persoonsgegevens gaat of om de gegevens die zij nodig heeft voor de uitvoering van de opdrachten die haar door of krachtens de AVG en door of krachtens de wet zijn toevertrouwd;3° aan de Europese Centrale Bank (ECB), krachtens Verordening (EU) nr. 2016/867 van de ECB van 18 mei 2016 betreffende de verzameling van gedetailleerde kredietgegevens en kredietrisicogegevens. In dit verband kunnen de meegedeelde gegevens door de ECB en de buitenlandse nationale centrale banken geraadpleegd en gebruikt worden, in overeenstemming met de voornoemde verordening, ook voor het invoeren en in stand houden van feedbackloops van de nationale centrale banken ten behoeve van hun informatieplichtigen, op voorwaarde dat hun doeleinden, de geregistreerde gegevens en de wettelijke bescherming op het vlak van het beroepsgeheim gelijkwaardig zijn aan die van het Register en dat zij hun gegevens op basis van wederkerigheid verstrekken; 4° tijdens een getuigenis in rechte in strafzaken even-als op specifiek en met redenen omkleed verzoek van de procureur des Konings;5° aan de ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie voor zover zij dienen op te treden in het kader van titel 5;6° ingeval de mededeling van dergelijke gegevens wordt voorgeschreven of toegestaan door of krachtens een wet. § 3. De personen die gegevens van het Register hebben verkregen, moeten de nodige maatregelen treffen om het vertrouwelijke karakter van die gegevens en het exclusief gebruik ervan voor de in de paragrafen 1 en 2 bepaalde doeleinden te waarborgen. De gegevens van het Register mogen niet openbaar worden gemaakt. De informatieplichtigen die gegevens van het Register hebben verkregen, dienen ervoor te zorgen dat enkel de personen die onder hun gezag handelen en die de gegevens van het Register nodig hebben voor de uitoefening van hun taken, toegang hebben tot die gegevens.

Art. 11.§ 1. Volgens de door de Koning, op voordracht van de minister van Financiën, bepaalde regels kan elke natuurlijke persoon en elke onderneming natuurlijke persoon kosteloos inzage verkrijgen van de op zijn naam in het Register geregistreerde gegevens en kan hij vrij en kosteloos de rectificatie vragen van verkeerde gegevens, in overeenstemming met de artikelen 15 en 16 van de AVG. Deze rechten zijn evenwel beperkt in die zin dat de betrokkenen geen recht van inzage hebben als bedoeld in artikel 15 van de AVG en geen recht op rectificatie als bedoeld in artikel 16 van dezelfde verordening voor sommige in het Register geregistreerde gegevens die zuiver interne gegevens van de informatieplichtigen betreffen die geen onderdeel uitmaken van de overeenkomst bedoeld in artikel 2, 5°. De Koning bepaalt op welke gegevensverwerkingen deze uitzondering op het recht van inzage en het recht op rectificatie van toepassing is.

Buiten de in de artikelen 14, lid 5, punt c), 17, lid 3, punt b), en 18, lid 2, van de AVG opgenomen uitzonderingen, zijn de artikelen 13, 19 en 21 van deze verordening niet van toepassing op verwerkingen van persoonsgegevens die door de Bank worden verricht in het kader van het beheer van het Register. Artikel 5 van de AVG is niet van toepassing op deze verwerkingen, in de mate dat de bepalingen van dit artikel 5 overeenstemmen met de rechten en verplichtingen die in de artikelen 12 tot 22 van de AVG zijn opgenomen. § 2. Elke rechtspersoon kan kosteloos inzage verkrij-gen in de op zijn naam in het Register geregistreerde gegevens en kan de rectificatie vragen van verkeerde gegevens. De Koning, op voordracht van de minister van Financiën, bepaalt de modaliteiten voor de raadpleging en rectificatie van het Register door de begunstigde rechtspersonen.

De beperking en de bijbehorende aan de Koning verleende machtiging als bedoeld in het tweede lid van de paragraaf 1 gelden eveneens voor rechtspersonen die hun recht op inzage of recht op rectificatie uitoefenen. § 3. Tenzij wanneer de gegevens in het Register onjuist zijn als gevolg van een foutieve behandeling van deze gegevens door de Bank zelf, dient de persoon onder wiens naam deze gegevens werden geregistreerd het recht op rectificatie waarin voorzien is in de paragrafen 1 en 2 van dit artikel bij voorkeur rechtstreeks uit te oefenen bij de informatieplichtige die deze gegevens aan het Register heeft meegedeeld. Ingeval een verzoek om rectificatie op grond van de paragrafen 1 en 2 van dit artikel aan de Bank wordt overgemaakt en de gegevens in het Register niet onjuist zijn als gevolg van een foutieve behandeling door de Bank, is de Bank ertoe gehouden dit verzoek om rectificatie te verzenden naar de informatieplichtige die de betwiste gegevens aan het Register heeft meegedeeld en deze informatieplichtige te verzoeken de onjuiste gegevens zowel in de eigen bestanden als in het Register te rectificeren. Als de informatieplichtige in gebreke blijft tot de rectificatie over te gaan, kan de Bank deze zelf van ambtswege verrichten op basis van een uitvoerbaar vonnis of arrest dat de onjuistheid van de geregistreerde gegevens bevestigt. § 4. Het recht van inzage waarin voorzien is in de paragrafen 1 en 2 van dit artikel houdt voor de betrokken ondernemingen natuurlijke personen, natuurlijke personen en rechtspersonen het recht in om een overzicht te krijgen van: 1° de informatieplichtigen die in de zes maanden voorafgaand aan de datum van de aanvraag om inzage te verkrijgen, op grond van artikel 10, § 1, de gegevens in het Register hebben geraadpleegd die slaan op de betrokkene;2° de instanties aan wie in de zes maanden voor-afgaand aan de datum van de aanvraag om inzage te verkrijgen, op grond van artikel 10, § 2, de gegevens in het Register die slaan op de betrokkene, werden meegedeeld, met uitzondering van de mededelingen aan de procureur des Konings. Met dat oogmerk bewaart de Bank over deze raadplegingen en mededelingen de gegevens die de Koning, op voordracht van de minister van Financiën, vaststelt.

Art. 12.§ 1. Met het oog op de mededeling ervan overeenkomstig artikel 10, § 2, worden de in artikel 3 bedoelde gegevens: 1° met betrekking tot een instrument of een protectie, in het Register bewaard tot twee jaar na de in artikel 10 § 1, bedoelde raadplegingsperiode die loopt tot de einddatum van dit instrument of deze protectie;2° met betrekking tot een tegenpartij, in het Register bewaard tot twee jaar na de in artikel 10, § 1, bedoelde raadplegingsperiode die loopt tot de einddatum van het laatste instrument en van de laatste protectie waarmee zij verbonden is. De Koning, op voordracht van de minister van Financiën, kan de voornoemde bewaringstermijnen beperken. § 2. Met het oog op het gebruik ervan voor de in artikel 20 bedoelde doeleinden kan de Bank de in artikel 3 bedoelde gegevens: 1° met betrekking tot een instrument of een protectie, tot dertig jaar na het einde van dit instrument of deze protectie bewaren;2° met betrekking tot een tegenpartij, tot dertig jaar na het einde van dit instrument en van de laatste protectie waarmee zij verbonden is, bewaren. Indien de gegevens ondernemingen natuurlijke personen of natuurlijke personen betreffen, geschiedt de in deze paragraaf bedoelde bewaring ervan in gepseudonimiseerde vorm. § 3. De Bank bewaart de gegevens over de raadplegingen en de mededelingen die de Koning vaststelt op grond van artikel 11, § 4, gedurende een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de datum van de respectieve raadplegingen en mededelingen.

TITEL 5 - SANCTIES, OPSPORING EN VASTSTELLING VAN INBREUKEN

Art. 13.§ 1. Onverminderd de bevoegdheden van de politieambtenaren van de lokale en federale politie, zijn de door de minister bevoegd voor Economie aangestelde ambtenaren bevoegd om de inbreuken op deze wet en de besluiten en reglementen die ter uitvoering ervan werden genomen, op te sporen en vast te stellen. § 2. De vaststellingen van de in paragraaf 1 bedoelde ambtenaren in de door hen opgestelde processen-verbaal hebben bewijskracht tot bewijs van het tegendeel.

Een afschrift van het proces-verbaal wordt binnen dertig dagen na de vaststelling van de inbreuk aan de overtreder overgemaakt, op de wijze voorzien in artikel XV.2, § 2, van het Wetboek van economisch recht. § 3. De in paragraaf 1 bedoelde ambtenaren sporen de inbreuken op en stellen ze vast overeenkomstig de bepalingen van boek XV, titel 1, hoofdstuk 1, van het Wetboek van economisch recht. § 4. Wanneer wordt vastgesteld dat de informatieplichtige de bepalingen van de artikelen 3 en 4 en van de besluiten en reglementen die ter uitvoering ervan werden genomen niet naleeft, maken de in paragraaf 1 bedoelde ambtenaren de vaststellingen over aan de Bank met het oog op het toepassen van de procedure bedoeld in artikel 19. § 5. Wanneer is vastgesteld dat een handeling een inbreuk vormt bedoeld in artikel 17, §§ 1 en 3, kunnen de ambtenaren bedoeld in paragraaf 1, een waarschuwing richten tot de overtreder waarbij die tot stopzetting van de handeling wordt aangemaand, overeenkomstig artikel XV.31 van het Wetboek van economisch recht. § 6. Wanneer inbreuken zoals bedoeld in artikel 17, §§ 1 en 3, worden vastgesteld, kan de directeur-generaal van de Algemene Directie Economische Inspectie van de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie aan de overtreders een transactie voorstellen, overeenkomstig artikel XV.61 van het Wetboek van economisch recht.

Het bedrag van deze transactie mag niet hoger zijn dan het maximumbedrag van de geldboete bepaald in artikel 17, §§ 1 en 3, verhoogd met de opdeciemen.

De betalings- en inningswijzen van deze transactie zijn deze bedoeld in het koninklijk besluit van 10 april 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/04/2014 pub. 29/04/2014 numac 2014011287 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende de transactie bij inbreuken op de bepalingen van het Wetboek van economisch recht en zijn uitvoeringsbesluiten sluiten betreffende de transactie bij inbreuken op de bepalingen van het Wetboek van economisch recht en zijn uitvoeringsbesluiten, zoals deze gold op 9 mei 2014.

Art. 14.§ 1. Onverminderd de waarschuwingsprocedure bedoeld in artikel 13, § 5, kunnen de inbreuken bedoeld in artikel 17, §§ 1 en 3, het voorwerp uitmaken van: 1° ofwel de toepassing van de transactieprocedure bedoeld in artikel 13, § 6; 2° ofwel een administratieve vervolging met toepassing van de procedure bedoeld in titel 1/2 van boek XV van het Wetboek van economisch recht, met uitzondering van het artikel XV.60/20; 3° ofwel een strafrechtelijke vervolging. § 2. De vervolging gebeurt overeenkomstig titel 1/1 van boek XV van het Wetboek van economisch recht.

Art. 15.§ 1. Het openbaar ministerie bezorgt aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht een kennisgeving van zijn beslissing om al dan niet strafvervolging in te stellen, of al dan niet een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld bij artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen.

Wanneer het openbaar ministerie ervan afziet een strafvervolging in te stellen, of een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld bij artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen, of wanneer het openbaar ministerie geen beslissing heeft genomen binnen een termijn van drie maanden te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal waarin de inbreuk werd vastgelegd, beslissen de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht of de procedure voor de administratieve geldboete moet worden opgestart. § 2. Indien het openbaar ministerie ervan afziet een strafvervolging in te stellen, of een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld bij artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen, bezorgt het een afschrift van de procedurestukken van de aanvullende onderzoeksdaden aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht.

Art. 16.De Bank kan aan de ambtenaren bedoeld in artikel 13, § 1, vragen om met betrekking tot een informatieplichtige na te gaan of de gegevens die krachtens deze wet aan de Bank worden meegedeeld juist en volledig zijn.

De ambtenaren bedoeld in artikel 13, § 1, beoordelen de vraag van de Bank en stellen desgevallend een onderzoek in. In voorkomend geval stellen ze de Bank in kennis van het resultaat van hun onderzoek.

Art. 17.§ 1. Behalve in de gevallen bedoeld in artikel 10, § 2, 2°, waarin de Gegevensbeschermingsautoriteit bevoegd is om sancties op te leggen krachtens de bepalingen van hoofdstuk 8 van de AVG, worden gestraft met een administratieve of strafrechtelijke geldboete van 26 euro tot 1 000 000 euro: 1° zij die de verplichting bedoeld in artikel 9 niet naleven;2° zij die het voorschrift van artikel 10, § 1, laatste lid, of § 3, niet naleven. § 2. De bepalingen van titel 2, hoofdstuk 1/1, van boek XV van het Wetboek van economisch recht zijn toepasselijk op de administratieve geldboetes bedoeld in deze wet.

De opdeciemen bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet van 5 maart 1952Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/03/1952 pub. 13/01/2010 numac 2009000850 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opdecimes op de strafrechtelijke geldboeten Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de opdeciemen op strafrechtelijke geldboeten zijn eveneens van toepassing op de administratieve geldboetes. § 3. Wordt gestraft met een administratieve of straf-rechtelijke geldboete van 50 euro tot 10 000 euro, hij die met opzet het vervullen van de opdracht van de in artikel 13, § 1, genoemde personen belast met de opsporing en vaststelling van de inbreuken op de bepalingen van deze wet, bemoeilijkt of belet.

Art. 18.De artikelen XV.69, XV.71, XV.72, XV.73 en XV.74 van het Wetboek van economisch recht zijn toepasselijk op de strafrechtelijke inbreuken bedoeld in artikel 17.

Art. 19.§ 1. Indien de informatieplichtige de bepalingen van de artikelen 3 en 4 en van de besluiten en reglementen die ter uitvoering ervan werden genomen niet naleeft, kan de Bank dwangsommen opleggen aan deze informatieplichtige. De Bank houdt bij het nemen van deze beslissing rekening met de sancties die reeds werden opgelegd of zullen worden opgelegd door de Europese Centrale Bank in het kader van een inbreukprocedure met betrekking tot dezelfde feiten en consulteert de Europese Centrale Bank daarover. § 2. De dwangsommen bedragen voor een inbreukprocedure met betrekking tot dezelfde feiten maximaal 1 000 000 euro in totaal en maximaal 10 000 euro per dag vertraging. Bij de vaststelling van het bedrag van de dwangsom wordt in het bijzonder rekening gehouden met: a) de ernst en het herhaald karakter van de inbreuk;b) de financiële draagkracht van de betrokken informatieplichtige, zoals die met name blijkt uit de totale, wereldwijde jaaromzet of uit de geconsolideerde netto-activa van de informatieplichtige;c) de sancties die reeds werden opgelegd of zullen worden opgelegd door de Europese Centrale Bank in het kader van een inbreukprocedure met betrekking tot dezelfde feiten. § 3. De Koning, op voordracht van de minister van Financiën, bepaalt de toepassingsmodaliteiten van dit artikel, met inbegrip van de kwalificatie van de inbreuken en de inbreukprocedure die de Bank dient te volgen om deze dwangsommen op te leggen. De dwangsommen die met toepassing van paragraaf 1 worden opgelegd, worden ten voordele van de Schatkist geïnd door de administratie van de Federale overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen. § 4. De informatieplichtige kan volgens de versnelde procedure zoals vastgesteld door de Koning op grond van artikel 36/22 van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België type wet prom. 22/02/1998 pub. 03/03/1998 numac 1998021087 bron diensten van de eerste minister Wet houdende sociale bepalingen sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, een beroep instellen bij de Raad van State tegen de beslissing waarbij de Bank dwangsommen oplegt aan deze informatieplichtige.

TITEL 6 - DIVERSE BEPALINGEN

Art. 20.De Bank wordt gemachtigd om van de in het Register geregistreerde gegevens gebruik te maken voor wetenschappelijke of statistische doeleinden of in het kader van de activiteiten die zij overeenkomstig de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België type wet prom. 22/02/1998 pub. 03/03/1998 numac 1998021087 bron diensten van de eerste minister Wet houdende sociale bepalingen sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België uitoefent, onverminderd de toepassing van de AVG wat de in het Register geregistreerde persoonsgegevens betreft.

Art. 21.De Bank wordt gemachtigd om aan de informatieplichtigen de terugbetaling te vragen van de kosten gemaakt voor het inzamelen, het registreren, het beheer, de controle en het ter beschikking stellen van de gegevens van het Register. De modaliteiten en het tarief van de vergoeding worden door de Bank vastgesteld in overleg met de informatieplichtigen via hun representatieve beroepsverenigingen.

Art. 22.De besluiten waarin deze wet voorziet, worden genomen na advies van de Bank.

Art. 23.De artikelen 2 tot 20 en 23 van de wet van 4 maart 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/03/2012 pub. 18/04/2012 numac 2012011110 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de Centrale voor Kredieten aan Ondernemingen sluiten betreffende de Centrale voor Kredieten aan Ondernemingen worden opgeheven op 1 januari 2022. De Bank is gemachtigd om een verlenging toe te staan van de periode waarin de Centrale voor kredieten aan ondernemingen kan worden gebruikt voor een periode van zes maanden voor een deel of het geheel van de informatieplichtigen.

Na deze datum van opheffing mogen de gegevens die krachtens de voornoemde wet zijn verzameld, gedurende dertig jaar door de Bank worden bewaard, uitsluitend voor de in artikel 20 vastgestelde doeleinden en na pseudonimisering van de ondernemingen natuurlijke personen en natuurlijke personen waarvan de gegevens worden bewaard.

Art. 24.Voor de overeenkomsten die gesloten werden vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet en die overeenkomstig artikel 25 aan het Register moeten worden meegedeeld, gebeurt de in artikel 9 bedoelde kennisgeving in de vorm van een niet-nominatief bericht in het Belgisch Staatsblad, uitgaande van de minister tot wiens bevoegdheid Financiën behoort. Wat betreft de niet-toegelaten debetstanden op rekening geldt dit niet-nominatief bericht voor alle rekeningen die werden geopend vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet.

Art. 25.Met uitzondering van artikel 10, paragraaf 1, dat in werking treedt op 1 januari 2022, treedt deze wet in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

De kredietinstellingen moeten vóór 1 januari 2022 de in artikel 3 bedoelde gegevens aan het Register hebben meegedeeld met betrekking tot de op of na 30 september 2018 bestaande overeenkomsten, met uitzondering van de gegevens met betrekking tot de tegenpartijen die onderneming natuurlijke persoon of natuurlijke persoon zijn voor wie de gegevens met betrekking tot de op of na 31 december 2020 bestaande overeenkomsten moeten zijn meegedeeld vóór 1 januari 2022.

De leasingondernemingen moeten vóór 1 januari 2022 de in artikel 3 bedoelde gegevens aan het Register hebben meegedeeld met betrekking tot de op of na 31 december 2020 bestaande overeenkomsten.

De Bank is gemachtigd om toe te staan dat het geheel of een gedeelte van de reikwijdte van de gegevens die overeenkomstig artikel 3 door een informatieplichtige moet worden meegedeeld, tijdelijk wordt beperkt. Voor de gegevens waarvoor de datum van de eerste mededeling begint op of na 31 december 2020, mag de beperking van de mededelingsverplichtingen echter niet meer bedragen dan de eerste zes maanden.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 28 november 2021.

FILIP Van Koningswege : De minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, V. VAN QUICKENBORNE _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : K55-2211 Integraal verslag: 18 november 2021

^