Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 27 december 2021
gepubliceerd op 31 december 2021

Koninklijk besluit betreffende de werking van het Register van kredieten aan ondernemingen

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2021043579
pub.
31/12/2021
prom.
27/12/2021
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 DECEMBER 2021. - Koninklijk besluit betreffende de werking van het Register van kredieten aan ondernemingen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, wordt genomen ter uitvoering van de wet inzake de organisatie van een Register van kredieten aan ondernemingen (de wet).

De bovengenoemde wet is bedoeld ter vervanging van de bestaande wetgeving met betrekking tot de Centrale voor kredieten aan ondernemingen (CKO), beheerd door de Nationale Bank van België (de Bank), om op nationaal niveau het verzamelen van kredietgegevens aan te passen en in overeenstemming te brengen met de bepalingen van de Europese verordening (EU) 2016/867 van de Europese Centrale Bank van 18 mei 2016 betreffende de verzameling van gedetailleerde kredietgegevens en kredietrisicogegevens (ECB/2016/13). Deze harmonisatie voorkomt de dubbele transmissie van vergelijkbare gegevens door financiële instellingen. De gefaseerde technische uitvoering van de nieuwe oplossing heeft evenwel geleid tot een periode van co-existentie van beide toepassingen. De wet van 4 maart 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/03/2012 pub. 18/04/2012 numac 2012011110 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de Centrale voor Kredieten aan Ondernemingen sluiten inzake de Centrale voor kredieten aan ondernemingen wordt definitief opgeheven op 1 januari 2022.

Het doel van dit koninklijk besluit is de gegevens te omschrijven die moeten worden opgenomen in het Register van kredieten aan ondernemingen (hierna "Register") (hoofdstuk 2), alsook de frequentie en termijnen voor rapportage van deze gegevens (hoofdstuk 3), de regels voor rapportage van de gegevens aan het Register door de informatieplichtigen (hoofdstuk 4), de gegevens die kunnen worden meegedeeld of geraadpleegd en de regels voor raadpleging van deze gegevens (hoofdstuk 5), de wijze waarop de in het Register opgenomen personen hun recht op toegang tot die gegevens kunnen uitoefenen (hoofdstuk 6), de regels voor het opleggen van een dwangsom (hoofdstuk 7) en tot slot diverse bepalingen, waaronder die betreffende de inwerkingtreding van de bepalingen van dit besluit (hoofdstuk 8). Toelichting bij de hoofdstukken HOOFDSTUK 1. - Definities Het hoofdstuk behandelt de definities die in dit besluit worden gebruikt. Het is een aanvulling van de in artikel 2 van de wet vermelde definities betreffende de geregistreerde gegevens; in het bijzonder de reikwijdte van de activiteiten van een informatieplichtige via zijn buitenlandse bijkantoren (elke instelling of groep van instellingen die afhangt van een informatieplichtige wordt "gecontroleerde tegenpartij" genoemd) en de verschillende types instrumenten. Aangezien het Belgisch wettelijk kader uitgebreider is dan de (EU) 2016/867 verordening, bevat het hoofdstuk ook definities met betrekking tot de op nationaal vlak verzamelde instrumenten en hun bijzonderheden, bijvoorbeeld wat betreft de (financiële) leasingovereenkomsten toegekend door leasingondernemingen. In het kader van een contract tussen twee partijen is met name de aanvangsdatum van een instrument: ? de datum vanaf wanneer de crediteur de debiteur machtigt om over geldmiddelen (kredieten en deposito's) te beschikken; ? de datum vanaf wanneer de geldmiddelen of de gebruiksrechten op een actief formeel vastgelegd worden ten aanzien van de debiteur (buitenbalansverplichtingen of leasingovereenkomst).

Het hoofdstuk bevat ook enkele definities betreffende de periodiciteit en frequentie van rapportage aan het Register. HOOFDSTUK 2. - Rapportage van gegevens aan het Register Hoofdstuk 2 behandelt de rapportage van gegevens ter uitvoering van artikel 4, eerste lid, 1° van de wet.

Artikel 2 omschrijft de voorwaarden voor verplichte rapportage van kredietgegevens aan het Register door een informatieplichtige. De voorwaarden hebben enerzijds betrekking op de kenmerken van het instrument en anderzijds op het statuut van de debiteur(en).

Wat betreft de kenmerken van het instrument wordt zowel rekening gehouden met de limitatieve lijst van instrumenten van hoofdstuk 1 als met de verschillende risicosituaties en boekhoudkundige verwerkingen van die instrumenten zoals voorzien in de verordening (EU) 2016/867.

De te rapporteren instrumenten beperken zich met name niet tot de instrumenten die een risico vormen voor de informatieplichtige. Ze omvatten ook de instrumenten waarvan het risico overgedragen werd aan andere instellingen en waarvoor de informatieplichtige het operationele beheer van het krediet blijft verzekeren of die de informatieplichtige blijft boeken op de actiefzijde van zijn balans.

Artikel 2 beperkt evenwel de rapportage tot instrumenten die op de laatste kalenderdag van een referentieperiode bestaan of mogelijk bestaan. De bedoeling van die bepaling is instrumenten op zeer korte termijn, die starten en eindigen in dezelfde referentieperiode, uit te sluiten (bijvoorbeeld in het kader van het beheer van liquide middelen). De registratie van dergelijke gegevens zou inderdaad een aanzienlijke kost en werklast betekenen in vergelijking met de verwachte voordelen op het vlak van kredietrisicobeoordeling door de informatieplichtigen, de autoriteiten die bevoegd zijn voor financiële stabiliteit en de bedrijfseconomische toezichthouders. Het gevolg hiervan is dat de uitstaande kredietbedragen gelinkt aan debetstanden op lopende rekeningen maar kunnen worden gerapporteerd na afloop van de referentieperiode aangezien ze pas bestaan en met zekerheid gekend zijn op de einddatum van deze referentieperiode.

Wat betreft het statuut van de debiteur moeten alleen de professionele contracten worden gerapporteerd. Daarom moet minstens één debiteur een juridische entiteit of een onderneming natuurlijk persoon zijn. Dat sluit niet uit dat tegenpartijen natuurlijke personen in dergelijke omstandigheden gerapporteerd worden als ze medeschuldenaar of protectiegever zijn.

Artikel 3 verduidelijkt de te rapporteren instrumenten naargelang de aard van de informatieplichtige (kredietinstelling of leasingonderneming) of zijn juridische vorm (juridische entiteiten of bijkantoren).

Artikel 4 beschrijft welke gegevens op individuele basis worden gerapporteerd. Deze gegevens hebben desgevallend betrekking op tegenpartijen, instrumenten en protecties. Deze informatie wordt gedefinieerd in bijlage II en opgelijst in bijlagen III, IV en V van dit besluit.

Bijlage I geeft een oplijsting van de te rapporteren gegevensreeksen, alsook hun gedetailleerdheidsniveau en de verbanden tussen die gegevensreeksen. Verder verduidelijkt bijlage I het type van deze gegevens (statisch of dynamisch), dat bepalend is voor de rapportagefrequentie zoals beschreven in artikel 5.

Bijlage II bevat de lijst en definitie van data-attributen voor elke gegevensreeks van bijlage I. Bij elk attribuut wordt toegelicht of het opgenomen is in de verordening (EU) 2016/867. De waarden van die attributen zijn opgenomen in de specificaties van de Bank voor de rapportage van gegevens door informatieplichtigen. Als de attributen in de verordening (EU) 2016/867 voorkomen, moeten de voorziene waarden minstens de classificaties van deze verordening bevatten. In samenspraak met vertegenwoordigers van de kredietinstellingen en leasingondernemingen kan evenwel worden beslist om ze aan te vullen met bijkomende classificaties zodat ze beantwoorden aan nationale behoeften in het kader van aan de Bank toevertrouwde opdrachten.

Ingevolge een opmerking van de Gegevensbeschermingsautoriteit wordt er verduidelijkt dat het attribuut "Status van juridische procedures" geen betrekking heeft op strafrechtelijke procedures.

Het Register van kredieten aan ondernemingen is een uitgebreide rapportering die zowel van toepassing is op rechtspersonen als op ondernemingen natuurlijke personen, ingezetenen en niet-ingezetenen.

Naargelang het type tegenpartij, hun verblijfplaats en de in andere registers beschikbare openbare gegevens, waardoor het onnodig is ze op te vragen bij de informatieplichtigen (zie hierna administratieve vereenvoudiging), zijn sommige attributen verplicht of optioneel, of moeten ze niet gerapporteerd worden. Deze rapportagetemplate wordt beschreven in bijlage III. De gegevens die moeten worden verstrekt verschillen ook naargelang het type informatieplichtige (kredietinstelling of leasingonderneming).

Dat is het geval voor de risico- en wanbetalingsgegevens van de tegenpartij en de protectiegegevens die alleen door kredietinstellingen moeten worden gerapporteerd. Deze gegevens, die in bijlagen IV en V opgelijst staan, vormen een van de fundamenten van de verzameling van kredietgegevens. Ze dragen immers bij tot een goede beoordeling, enerzijds door de financiële instellingen van de risico's die ze lopen bij hun kredietverlening, anderzijds door de toezichthoudende autoriteit van de risico's die de financiële sector draagt. Om dezelfde redenen moeten de leasingondernemingen alleen de tegenpartijen die ingezeten ondernemingen zijn, rapporteren. HOOFDSTUK 3. - Frequentie en termijnen voor rapportage Hoofdstuk 3 is de uitvoering van de machtiging in artikel 4, eerste lid, 2° van de wet, en realiseert en houdt rekening met de bepalingen van artikel 14 van verordening (EU) 2016/867 over de termijn waarbinnen de nationale centrale banken de kredietgegevens moeten overmaken aan de Europese Centrale Bank uit hoofde van bovenvermelde verordening.

Artikel 5 beschrijft de frequentie van informatieverstrekking, die verschilt naargelang het type gerapporteerde gegevens: de creatie van een instrument geeft aanleiding tot een onmiddellijke rapportage en elke wijziging wordt in de daaropvolgende maand gecommuniceerd.

Boekhoudkundige gegevens, die veel minder vaak worden aangepast, hebben een rapportageperiode van 3 maanden.

Artikel 6 beschrijft de termijn waarbinnen informatieplichtigen kredietgegevens moeten rapporteren na de creatie van een instrument of na de wijziging van een instrument, een protectie of een tegenpartij waarvan de gegevens al werden verstrekt. HOOFDSTUK 4. - Regels voor rapportage van gegevens aan het Register door de informatieplichtigen Hoofdstuk 4 is de uitvoering van de machtiging in artikel 4, eerste lid, 3° van de wet.

Artikel 7 bepaalt dat de in bijlagen I tot IV van dit besluit bedoelde gegevens moeten worden gerapporteerd volgens de rapportageregels die de Bank in haar protocollen heeft vastgelegd. De protocollen bevatten zowel de technische specificaties voor de transmissie van gegevens (XSD-schema's, certificaten, enz.) als een beschrijving van de procedures, de ingevoerde validaties en de nodige toelichtingen voor een correcte rapportage van gegevens.

Artikel 8 stipuleert dat de informatieplichtigen hun gegevens alleen elektronisch kunnen rapporteren aan het Register. Zodra de Bank de gegevens heeft ontvangen, worden de resultaten van de verwerking ervan ook elektronisch ter beschikking gesteld van de informatieplichtigen. HOOFDSTUK 5. - Raadpleging en communicatie van gegevens uit het Register Hoofdstuk 5 is de uitvoering van de machtiging in artikel 10, paragraaf 1 van de wet. Een van de doelstellingen van het Register is om de dubbele transmissie van kredietgegevens te vermijden, zowel in het kader van verordening (EU) 2016/867 als in het Belgisch wettelijk kader van het register voor kredieten aan ondernemingen. Maar de verordening (EU) 2016/867 heeft maar betrekking op een deel van de populatie van informatieplichtigen, debiteuren en verleende kredieten.

Artikel 9 preciseert de gegevens die worden doorgegeven aan de Europese centrale bank overeenkomstig de voormelde verordening. De doorgifte van deze gegevens vindt plaats sedert 1 januari 2019 overeenkomstig de overgangsbepalingen van artikel 19 van de voormelde verordening, met de rapportage van gegevens sinds 30 september 2018.

Artikel 10 betreft de raadpleging door informatieplichtigen van gegevens die andere informatieplichtigen aan het Register hebben gerapporteerd. De informatieplichtigen kunnen de gegevens van alle debiteuren raadplegen, behalve de gegevens van de in het artikel opgesomde tegenpartijen. Bovendien preciseert het artikel welke gegevens kunnen geraadpleegd worden in verband met debiteuren, aan debiteuren gelinkte instrumenten en aan instrumenten van debiteuren gelinkte protecties door te verwijzen naar de bijlagen V tot VIII van het onderhavige besluit, waar deze gegevens in detail worden toegelicht. § 1 sluit de risico's ten aanzien van de centrale banken en tussen de informatieplichtigen onderling als debiteur uit. Dergelijke gegevens zijn vertrouwelijk en door de verspreiding ervan zou informatie beschikbaar komen over de concurrentiepositie van informatieplichtigen. Ze worden verzameld voor doeleinden van prudentieel toezicht en in het raam van de opdrachten van het Europees Stelsel van Centrale Banken. Ze vallen dus buiten het doel van risicobeoordeling in het kader van kredietverlening aan niet-financiële ondernemingen en ondernemingen natuurlijke personen. § 2 legt het resultaat van de raadpleging vast, namelijk de gegevens die de informatieplichtigen rapporteren, waaronder informatie uit officiële bronnen, zoals de Kruispuntbank van Ondernemingen, wat de identificatiegegevens betreft. a) Gegevens over debiteuren: het resultaat van de raadpleging kan uit de verzamelde gegevens gehaalde informatie bevatten om in gebreke gestelde debiteurs te identificeren en, als de tegenpartij een ingezeten onderneming natuurlijke persoon of een ingezeten natuurlijke persoon is, de link tussen zijn ondernemingsnummer bij de Kruispuntbank van Ondernemingen en zijn rijksregisternummer.Ingevolge een opmerking van de Gegevensbeschermingsautoriteit en de Raad van State wordt verduidelijkt dat het adres van de betrokkenen wel een noodzakelijk gegeven uitmaakt voor de raadpleging. Het adres kan immers een noodzakelijk gegeven zijn voor de vaststaande identificatie van de betrokkene. Ten eerste komen er situaties voor waarbij de exacte geboortedatum van de betrokkene niet is gekend. In andere situaties, waar men niet over het rijksregisternummer beschikt en op basis van de naam, voornaam en de geboortedatum van de betrokkene een opzoeking uitvoert in het Rijksregister, is het mogelijk dat de in het Rijksregister teruggevonden persoon niet de betrokkene is. Tot slot zijn er bepaalde situaties waarbij het rijksregisternummer van de betrokkene gekend is, maar waarbij het aangeraden is om bijkomende controles uit te voeren. Dat is het geval wanneer de betrokkene een gelijkaardige voornaam heeft en dezelfde geboortedatum als een broer of zus en waarbij het rijksregisternummer slechts één cijfer verschilt van het rijksregisternummer van het familielid. Door te beschikken over het adres van de betrokkene kan aldus uitsluitsel worden bekomen over de identificatie van de betrokkene. b) Gegevens over instrumenten gelinkt aan debiteuren: het resultaat van de raadpleging kan uit de verzamelde gegevens gehaalde informatie bevatten, zoals het aangewende bedrag, het toegestane bedrag of het aantal debiteuren gelinkt aan één instrument.Sommige attributen die de identificatie van het kredietinstrument mogelijk maken, worden enkel meegedeeld als de raadplegingsaanvraag uitgaat van de informatieplichtige of een ermee verbonden institutionele eenheid. Zo niet, dan wordt de waarde geanonimiseerd of niet meegedeeld. c) Gegevens over protecties gelinkt aan instrumenten: het resultaat van de raadpleging kan uit de verzamelde gegevens gehaalde informatie bevatten zoals bijvoorbeeld het feit dat de debiteur één van de protectiegevers is.Sommige attributen die het mogelijk maken de protectie van het kredietinstrument te identificeren worden enkel meegedeeld als de raadplegingsaanvraag uitgaat van de informatieplichtige of een eraan gelinkte institutionele eenheid. Zo niet, dan wordt de waarde geanonimiseerd of niet meegedeeld.

Artikel 11 gaat in het bijzonder over de gegevens verstrekt door de ECB overeenkomstig hoofdstuk V bis (feedbackloops AnaCredit) van het richtsnoer (EU) 2017/2335 van de ECB van 23 november 2017 betreffende de procedures voor de verzameling van gedetailleerde kredietgegevens en kredietrisicogegevens (ECB/2017/38), zoals gewijzigd door het richtsnoer (EU) 2020/381 van de ECB, en overeenkomstig de bepalingen inzake de uitwisseling van gegevens in het kader van feedbackloops aan informatieplichtigen. Bij raadpleging van het Register ontvangen de kredietinstellingen de door de andere nationale centrale banken verzamelde gegevens uit hoofde van verordening (EU) 2016/867 en overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V van richtsnoer (EU) 2017/2335. Daarnaast verduidelijkt het artikel de consulteerbare gegevens van debiteuren, de aan debiteuren gelinkte instrumenten en de protecties die verbonden zijn aan de instrumenten van debiteuren door te verwijzen naar de bijlagen van dit besluit waar die gegevens uitvoerig beschreven worden, met name de gegevens over ingezeten debiteuren die kredietcontracten hebben afgesloten bij buitenlandse informatieplichtigen, om het overzicht over hun portefeuille te vervolledigen.

Artikel 12 definieert het communicatiekanaal voor de raadplegingsaanvragen en de antwoorden erop. Dit kanaal moet te allen tijde voldoende beveiligd zijn en moet de vertrouwelijke aard van de gegevens garanderen.

Artikel 13 preciseert dat de Bank de structuur en het formaat van de raadplegingsaanvragen en van de antwoorden erop bepaalt. HOOFDSTUK 6. - Toegang tot het Register Hoofdstuk 6 is de uitvoering van de in artikel 11 van de wet voorziene machtiging. Het hoofdstuk legt de praktische regels vast voor de uitoefening van het recht op inzage, waarover elke betrokken persoon beschikt ten aanzien van de in het Register opgenomen gegevens over hem, en voor de uitoefening van het recht op rectificatie.

Omdat de meeste betrokken personen voornamelijk geïnteresseerd zijn om een algemeen overzicht te bekomen van de op hun naam in het Register geregistreerde overeenkomsten, eerder dan een uitgebreid overzicht te bekomen met alle gedetailleerde data-attributen, wordt voorzien dat de Bank een attest met deze informatie ter beschikking kan stellen aan de betrokkenen die dat wensen. HOOFDSTUK 7. - Dwangsommen Hoofdstuk 7 is de uitvoering van de in artikel 19, § 3 van de wet voorziene machtiging.

Artikel 15 definieert de inbreuken die kunnen leiden tot dwangsommen.

De inbreuken worden ingedeeld in enerzijds herhaalde inbreuken en anderzijds ernstige fouten. Voor zover de verzamelde gegevens ook aanleiding kunnen geven tot geldboetes en dwangsommen door de Europese Centrale Bank houdt deze indeling rekening met de minimumnormen uiteengezet in bijlage V bij verordening (EU) 2016/867.

Artikel 15 verduidelijkt dat de beslissing om dwangsommen op te leggen een inbreukprocedure moet volgen.

Artikel 16 bepaalt de modaliteiten van de vaststelling van een herhaalde inbreuk of ernstige fout: beschrijving van de aard van de herhaalde inbreuk of ernstige fout, risico op dwangsommen, verplichting van de informatieplichtige om de fouten recht te zetten, mogelijkheid om zich te verdedigen. Bij een vermoeden van herhaalde inbreuk vermeldt de vaststelling de mogelijkheid om een actieplan voor te stellen. In dat geval beschikt de informatieplichtige over een bijkomende termijn van maximum 90 dagen om de scheve situatie recht te zetten voordat de inbreukprocedure wordt opgestart. De nadere regels van dit actieplan worden in artikel 17 beschreven. De informatieplichtige heeft echter niet die mogelijkheid als er een ernstige fout wordt vastgesteld.

Artikel 18 beschrijft de modaliteiten van de inbreukprocedure, via dewelke de Bank kan beslissen om de informatieplichtige dwangsommen op te leggen. De beschreven procedure is in overeenstemming met de procedure van verordening (EG) 1998/2532, die van toepassing is als inbreuken op verordening (EU) 2016/867 worden vastgesteld.

Artikel 19 legt de termijn vast waarbinnen dwangsommen kunnen worden opgelegd aan de informatieplichtige. HOOFDSTUK 8. - Diverse bepalingen Het laatste hoofdstuk 8 bevat diverse bepalingen.

Artikel 20 stipuleert dat de informatieplichtigen ook via een mandataris het Register kunnen raadplegen of gegevens aan het Register kunnen rapporteren. Wat betreft de raadpleging van gegevens moet de mandataris over dezelfde raadplegingsrechten beschikken als de lastgever. Dat voorkomt dat een persoon die gehouden is via een volmacht informatie te verstrekken een ruimere toegang tot de geregistreerde gegevens in het Register zou hebben dan de toegang waarop hij recht heeft.

Artikels 21 en 22 kennen de informatieplichtigen een termijn toe waarbinnen ze geen gegevens moeten rapporteren aan het Register zodat ze de nodige tijd hebben om hun interne organisatie en hun systemen aan te passen na een fusie, een splitsing, een reorganisatie of de opstart van een activiteit waarvoor hij erkend wordt als informatieplichtige.

De gegevens moeten gerapporteerd worden vanaf de datum van verandering of goedkeuring.

Artikel 24 legt de inwerkingtreding van dit besluit vast, onverminderd de toelaatbaarheid van de noodzakelijke voorbereidende werkzaamheden verricht door de Bank en de informatieplichtigen om het Register op te bouwen en de functionaliteiten van het Register te testen.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM

27 DECEMBER 2021. - Koninklijk besluit betreffende de werkingvan het Register van kredieten aan ondernemingen FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op verordening (EU) nr. 2016/867 van de Europese Centrale Bank van 18 mei 2016 betreffende de verzameling van gedetailleerde kredietgegevens en kredietrisicogegevens (ECB/2016/13);

Gelet op de wet van 28 november 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/11/2021 pub. 07/12/2021 numac 2021034083 bron federale overheidsdienst financien Wet tot organisatie van een Register van kredieten aan ondernemingen sluiten betreffende de organisatie van een Register van kredieten aan ondernemingen, de artikelen 4, 10, § 1, 11, § 1 en § 2 en 19, § 3;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 juni 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/06/2012 pub. 12/07/2012 numac 2012003200 bron federale overheidsdienst financien, federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit betreffende de Centrale voor Kredieten aan Ondernemingen sluiten betreffende de Centrale voor Kredieten aan Ondernemingen;

Gelet op het advies nr. 121/2021 van de Gegevensbeschermingsautoriteit, gegeven op 8 juli 2021;

Gelet op het advies CON/2021/24 van de Europese Centrale Bank, gegeven op 16 juli 2021;

Gelet op het advies van de Nationale Bank van België (de Bank), gegeven op 17 november 2021;

Gelet op het advies 70.541/2van de Raad van State, gegeven op 15 december 2021, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voordracht van de Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.Naast de definities van artikel 2 van de wet van 28 november 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/11/2021 pub. 07/12/2021 numac 2021034083 bron federale overheidsdienst financien Wet tot organisatie van een Register van kredieten aan ondernemingen sluiten betreffende de organisatie van een Register van kredieten aan ondernemingen, wordt voor de toepassing van dit besluit verstaan onder: 1° NCB : De nationale centrale bank van een lidstaat van de Europese Unie of de centrale banken van de lidstaten van de Europese Unie;2° verordening (EU) 2016/867 : de verordening (EU) 2016/867 van de Europese Centrale Bank (ECB) van 18 mei 2016 betreffende de verzameling van gedetailleerde kredietgegevens en kredietrisicogegevens (ECB/2016/13);3° richtsnoer (EU) 2017/2335 van de ECB : het richtsnoer (EU) 2017/2335 van de Europese Centrale Bank (ECB) van 23 november 2017 betreffende de procedures voor de verzameling van gedetailleerde kredietgegevens en kredietrisicogegevens (ECB/2017/38), zoals gewijzigd bij richtsnoer (EU) 2020/381;4° feedbackloops ECB : kader voor verzending, door de Europese Centrale Bank, van door andere NCB's verzamelde gedetailleerde kredietgegevens en kredietrisicogegevens, en voor de uitwisseling van gegevens ter wille van feedbackloops voor de informatieplichtigen, overeenkomstig het richtsnoer (EU) 2020/381 van de Europese Centrale Bank (ECB) van 21 februari 2020 tot wijziging van richtsnoer (EU) 2017/2335 van de Europese Centrale Bank (ECB) van 23 november 2017 betreffende de procedures voor de verzameling van gedetailleerde kredietgegevens en kredietrisicogegevens (ECB/2017/38);5° buitenlands bijkantoor : institutionele eenheid die een juridisch afhankelijk onderdeel is van een in een ander land dan het land van vestiging van het buitenlandse bijkantoor ingezeten juridische entiteit, waarbij de rechtspersoonlijkheid van de juridische entiteit strookt met het concept van één enkel bijkantoor, zoals bedoeld in artikel 2, lid 3, van verordening (EG) 2533/98;6° gecontroleerde tegenpartij : een institutionele eenheid waarvan de activiteit als crediteur of beheerder door de informatieplichtige wordt gerapporteerd.De gecontroleerde tegenpartij is hetzij : a) de institutionele eenheid die ingezetene is in hetzelfde land als de informatieplichtige waar het onderdeel van uitmaakt;of b) een buitenlands bijkantoor van de informatieplichtige; 7° instrumenten van het type "Kredieten en deposito's" : kredietinstrumenten die, volgens de contractuele voorwaarden tussen de partijen in het kader van een kredietovereenkomst, zoals bepaald in artikel 2, 5°, a) van de wet, kunnen worden ingedeeld in een van de volgende categorieën : a) Deposito's m.u.v. repo's met wederinkoop : deposito's zoals bedoeld in punt 5.79 van bijlage A bij verordening (EU) 549/2013, m.u.v. repo's met wederinkoop; b) Overdispositie : overdispositie zoals bedoeld in punt 2, 1), c), van de tabel in deel 2 van bijlage II bij verordening (EU) 1071/2013; c) Schuld op kredietkaarten : middels kaarten met vertraagde debetfunctie verstrekt krediet, d.w.z. kaarten die faciliteitskrediet verstrekken, of middels kredietkaarten, d.w.z. kaarten die faciliteitskrediet en verruimd krediet verstrekken; d) Doorlopend krediet, met uitzondering van overdispositie en schuld op kredietkaarten : kredieten met de volgende kenmerken: i) zonder voorafgaande kennisgeving aan de crediteur kan de debiteur gelden gebruiken of opnemen tot een vooraf goedgekeurde kredietlimiet;ii) het beschikbare kredietbedrag kan stijgen of dalen al naargelang aflossing en opname van middelen; iii) het krediet kan meermaals benut worden; iv) het is geen schuld op kredietkaarten noch overdispositie; e) Kredietlijnen met uitzondering van doorlopend krediet : kredieten met de volgende kenmerken: i) zonder voorafgaande kennisgeving aan de crediteur kan de debiteur gelden gebruiken of opnemen tot een vooraf goedgekeurde kredietlimiet;ii) het krediet kan meermaals benut worden; iii) is geen doorlopend krediet, geen schuld op kredietkaarten noch overdispositie; f) Repo-overeenkomsten met wederverkoopverplichting : repo-overeenkomsten met wederverkoopverplichting zoals bedoeld in deel 2.14 van bijlage V bij uitvoeringsverordening (EU) 680/2014; g) Handelskrediet : handelsvorderingen zoals bedoeld in punt 5.41, c), van deel 2 van bijlage V bij uitvoeringsverordening (EU) 680/2014; h) Financiële leases : financiële leases zoals bedoeld in punten 5.134 en 5.135 van bijlage A bij verordening (EU) 549/2013; i) Overige leningen : overige leningen zoals bedoeld in punten 5.112, 5.113 en 5.114 van bijlage A bij verordening (EU) 549/2013, en die niet zijn opgenomen in een van de hierboven opgesomde categorieën; 8° instrumenten van het type "Buitenbalansverplichtingen" : kredietinstrumenten die, volgens de contractuele voorwaarden tussen de partijen in het kader van een kredietovereenkomst, zoals bepaald in artikel 2, 5°, a) van de wet, voorwaardelijke activa of voorwaardelijke passiva zijn in de zin van punt 5.08 van bijlage A bij verordening (EU) 549/2013 en tot een van de volgende categorieën behoren : a) Kredietvervangende borgtochten : eenmalige garanties, zoals bedoeld in punt 5.09 a) van bijlage A bij verordening (EU) 549/2013, die betrekking hebben op verplichtingen van derden wegens ontleningen of wegens uitstel van betaling; b) Overige borgtochten : eenmalige garanties, zoals bedoeld in punt 5.09 a) van bijlage A bij verordening (EU) 549/2013, die betrekking hebben op verplichtingen op grond waarvan een instelling de verplichting van iemand dient na te komen of ter vervanging een bedrag dient te betalen als die laatste dat niet doet, met uitzondering van kredietvervangende borgtochten; c) Niet-genegocieerde accepten : eenmalige garanties, zoals bedoeld in punt 5.09 a) van bijlage A bij verordening (EU) 549/2013, die betrekking hebben op de verplichtingen die een kredietinstelling heeft tegenover correspondenten wegens voor haar rekening geaccepteerde wissels en de verplichtingen die de instelling heeft aangegaan door als betrokkene wissels te accepteren zonder dat de instelling deze wissels in disconto neemt; d) Documentaire kredieten : operaties, zoals bedoeld in punt 5.09 c) van bijlage A bij verordening (EU) 549/2013, waardoor een kredietinstelling, in opdracht en volgens de richtlijnen van een derde, wettelijk ertoe verplicht is, eventueel door tussenkomst van een andere kredietinstelling, aan de schuldeiser van de derde of aan zijn order hetzij een bedrag te betalen, hetzij de door hem getrokken wissels te betalen, te accepteren of te negociëren tegen afgifte van de vereiste documenten; e) Globale kredietlimieten : kredietlijnen, zoals bedoeld in punt 5.09 c) van bijlage A bij verordening (EU) 549/2013, die overeenkomen met toegekende faciliteiten in het kader van overkoepelende contracten voor verschillende instrumenten (voor de op of na 30/09/2020 bestaande contracten); f) Overige vastleggingskredieten : andere buitenbalansverplichtingen, zoals bedoeld in punten 5.09 a), b) en c), die niet zijn opgenomen in een van de hierboven opgesomde categorieën; 9° instrumenten van het type "Leasingovereenkomsten" : instrumenten die, volgens de contractuele voorwaarden tussen de partijen, een leasingovereenkomst vormen zoals vastgelegd in artikel 2, 5°, b) van de wet;10° referentieperiode : maand en jaar waarvoor de gegevens over de instrumenten, protecties en tegenpartijen worden gerapporteerd;11° data-attribuut : concept dat een specifiek kenmerk van een instrument, protectie of tegenpartij beschrijft.Een attribuut kan verschillende waarden aannemen; 12° gegevensreeks : door de informatieplichtige gerapporteerde data-attributengroep die twee vormen kan aannemen : a) statisch : gegevensreeks die over het algemeen weinig vatbaar is voor verandering of voor een frequente verandering van de ene referentieperiode op de andere;b) dynamisch : gegevensreeks die over het algemeen onderhevig is aan verandering van de ene referentieperiode op de andere;13° werkdag : een dag die noch een zaterdag, noch een zondag, en noch een wettelijke feestdag is;14° aanvangsdatum van een instrument : datum vanaf wanneer de crediteur toestemming verleent aan de debiteur om de geldmiddelen (kredieten en deposito's) op te nemen of datum vanaf wanneer de geldmiddelen of gebruiksrechten op een actief formeel vastgelegd worden ten aanzien van de debiteur (buitenbalansverplichtingen of leasingovereenkomsten) in het kader van een overeenkomst tussen de twee partijen;15° op individuele basis : verwijst naar één institutionele eenheid, waaronder institutionele eenheden die deel uitmaken van een juridische entiteit;16° wet : de wet van 28 november 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/11/2021 pub. 07/12/2021 numac 2021034083 bron federale overheidsdienst financien Wet tot organisatie van een Register van kredieten aan ondernemingen sluiten betreffende de organisatie van een Register van kredieten aan ondernemingen. HOOFDSTUK 2. - Rapportage van gegevens aan het Register

Art. 2.Rapportageverplichtingen ten aanzien van het Register § 1. De informatieplichtigen rapporteren de kredietgegevens van de gecontroleerde tegenpartij aan het Register, overeenkomstig artikel 4 voor de instrumenten die beantwoorden aan de in artikel 3 bedoelde voorwaarden, als de volgende twee voorwaarden vervuld zijn : a) indien het kredietinstrument op gelijk welke datum van de referentieperiode : i) een kredietrisico vormt voor de gecontroleerde tegenpartij;of ii) een activum van de gecontroleerde tegenpartij is; of iii) wordt verantwoord krachtens de betrokken standaard voor financiële verslaggeving die de juridische entiteit van de gecontroleerde tegenpartij gebruikt en in het verleden een kredietrisico vormde voor de gecontroleerde tegenpartij; of iv) wordt beheerd door de in een rapporterende lidstaat ingezeten gecontroleerde tegenpartij; en i. was toegekend aan andere institutionele eenheden van dezelfde juridische entiteit waar de gecontroleerde tegenpartij deel van uitmaakt;of ii. wordt aangehouden door een juridische entiteit die geen kredietinstelling is die in een rapporterende lidstaat ingezeten is anders dan de gecontroleerde tegenpartij; b) ten minste één debiteur is : i) een juridische entiteit of onderdeel van een juridische entiteit; of ii) een onderneming natuurlijk persoon. § 2. De informatieplichtigen rapporteren aan het Register alleen de gegevens met betrekking tot de instrumenten die op de laatste kalenderdag van een referentieperiode bestaan of mogelijk bestaan, of die in de loop van die periode beëindigd zijn. De instrumenten waarvoor de maand van de aanvangsdatum gelijk is aan die van de wettelijke eindvervaldatum en waarvan de informatieplichtige op de laatste kalenderdag van de referentieperiode geen crediteur en/of beheerder meer is, moeten niet gerapporteerd worden.

Art. 3.Gerapporteerde instrumenten § 1. Kredietinstellingen rapporteren de kredietgegevens voor de instrumenten van het type "Kredieten en deposito's" of van het type "Buitenbalansverplichting". § 2. Leasingondernemingen rapporteren de in dit besluit beschreven gegevens voor de instrumenten van het type "leasingovereenkomst". § 3. Kredietinstellingen die juridische entiteiten zijn, rapporteren de kredietgegevens van alle gecontroleerde tegenpartijen die tot de juridische entiteit behoren. Leasingondernemingen die juridische entiteiten zijn, rapporteren alleen de leasingovereenkomsten van de ingezeten gecontroleerde tegenpartij. § 4. Informatieplichtigen die buitenlandse bijkantoren zijn, rapporteren de gegevens over kredietinstrumenten die ze als gecontroleerde tegenpartij hebben afgesloten.

Art. 4.Rapportering van gegevens op individuele basis § 1. Informatieplichtigen rapporteren kredietgegevens op individuele basis volgens de in bijlage I voorgestelde template van gedetailleerde kredietgegevens die is ingedeeld in gegevensreeksen. § 2. Kredietinstellingen rapporteren de volgende, in artikel 3 van de wet vastgelegde informatie : a) tegenpartijgegevens zoals vermeld in bijlagen III en IV en gedefinieerd in bijlage II;b) instrumentgegevens zoals vermeld in bijlage V en gedefinieerd in bijlage II;c) protectiegegevens zoals vermeld in bijlage V en gedefinieerd in bijlage II. § 3. Leasingondernemingen rapporteren de volgende, in artikel 3 van de wet vastgelegde informatie : a) gegevens van tegenpartijen die ingezeten ondernemingen zijn zoals vermeld in bijlage III en gedefinieerd in bijlage II;b) gegevens van tegenpartijen die niet-ingezeten hoofdkantoorondernemingen, directe moederondernemingen of uiteindelijke moederondernemingen zijn zoals vermeld in bijlage III en gedefinieerd in bijlage II;c) instrumentgegevens zoals vermeld in bijlage V en gedefinieerd in bijlage II. § 4. Informatieplichtigen rapporteren tegenpartijgegevens als de volgende voorwaarden vervuld zijn : a) de tegenpartij is : i) een juridische entiteit;of ii) een onderneming natuurlijk persoon; of iii) een natuurlijk persoon. b) en de tegenpartij is : i) rechtstreeks betrokken bij het instrument als debiteur, crediteur, beheerder of initiator;of ii) rechtstreeks betrokken bij de protectie als protectiegever; of iii) hoofdkantoor, directe moederonderneming of uiteindelijke moederonderneming die geaffilieerd is met een partij bij een instrument of een protectie. HOOFDSTUK 3. - Frequentie en termijnen voor rapportage

Art. 5.Informatieplichtigen respecteren de volgende rapportagefrequentie voor de gegevensreeksen : 1° reeks statische gegevens : bij de creatie van het instrument en de maand volgend op die waarin een wijziging werd aangebracht aan die gegevensreeks (waaronder ook de aanvulling met tegenpartijen, instrumenten of protecties);2° reeks dynamische gegevens, met uitzondering van de reeks boekhoudkundige gegevens : elke maand die volgt op de referentieperiode, alsook de maand die volgt op de referentieperiode waarin het instrument werd beëindigd;3° reeks boekhoudkundige gegevens : de maand die volgt op de laatste referentieperiode van een kwartaal.

Art. 6.Informatieplichtigen rapporteren de gegevens met betrekking tot het krediet en de leasingovereenkomst : 1° binnen de 10 werkdagen na de aanvangsdatum van een instrument, wat de ermee verbonden gegevensreeksen betreft;2° binnen de 15 werkdagen na de laatste kalenderdag van de referentieperiode, wat betreft de veranderingen aan al gerapporteerde instrumenten, protecties of tegenpartijen. HOOFDSTUK 4. - Regels voor rapportage van gegevens aan het Register door de informatieplichtigen

Art. 7.Informatieplichtigen voldoen aan de rapportageverplichtingen van de in bijlagen I tot V van dit besluit beschreven gegevens in overeenstemming met de modaliteiten uiteengezet in de door de Bank opgestelde protocollen voor gegevensuitwisseling. Deze protocollen worden door de Bank ter beschikking gesteld op haar website.

Art. 8.Informatieplichtigen rapporteren hun gegevens alleen elektronisch aan het Register. Na ontvangst van de gegevens worden de resultaten van de verwerking ervan door het Register ook elektronisch ter beschikking gesteld van de informatieplichtigen. HOOFDSTUK 5. - Raadpleging en communicatie van gegevens uit het Register

Art. 9.De Bank geeft alle in het Register opgenomen gegevens door aan de Europese Centrale Bank overeenkomstig verordening (EU) 2016/867, met uitzondering van : 1° de door leasingondernemingen gerapporteerde gegevens;2° de gegevens over ondernemingen natuurlijke personen en natuurlijke personen;3° de gegevens over juridische entiteiten voor instrumenten van het type "Buitenbalansverplichtingen"; 4° de gegevens over juridische entiteiten waarvan het toegezegde leningenbedrag van de debiteur voor instrumenten van het type "Kredieten en deposito's" bij eenzelfde informatieplichtige minder dan 25.000 euro is.

Art. 10.Raadpleging van gegevens over krediet- en leasingovereenkomsten die informatieplichtigen aan het Register hebben gerapporteerd, op grond van artikel 10, paragraaf 1 van de wet. § 1. Informatieplichtigen kunnen de in het Register opgenomen gegevens van alle debiteuren raadplegen, met uitzondering van de volgende tegenpartijen : a) de centrale banken (S121) zoals gedefinieerd in punten 2.72 tot 2.74 van bijlage A bij verordening (EU) 549/2013; b) deposito-instellingen, met uitzondering van de centrale banken (S122), zoals gedefinieerd in punten 2.75 tot 2.78 van bijlage A bij verordening (EU) 549/2013; c) geldmarktfondsen (S123) zoals gedefinieerd in punten 2.75 tot 2.78 van bijlage A bij verordening (EU) 549/2013. § 2. Het resultaat van de raadpleging van gegevens uit het Register bestaat uit : a) debiteurgegevens zoals vermeld in bijlage VI;b) gegevens over instrumenten gelinkt aan debiteuren zoals vermeld in bijlage VII;c) gegevens over protecties gelinkt aan instrumenten van debiteuren zoals vermeld in bijlage VIII.

Art. 11.Raadpleging van door de ECB doorgegeven informatie overeenkomstig hoofdstuk V bis van het richtsnoer (EU) 2017/2335 en het kader voor gegevensuitwisseling ter wille van de feedbackloops voor informatieplichtigen. § 1. Bij raadpleging van het Register zoals bedoeld in artikel 10, paragraaf 1 van de wet ontvangen kredietinstellingen de door de andere NCB's verzamelde gegevens in het kader van verordening (EU) 2016/867 overeenkomstig de bepalingen in hoofdstuk V bis van richtsnoer (EU) 2017/2335 van de ECB. § 2. Het resultaat van de raadpleging van feedbackloops van de ECB bestaat uit : a) debiteurgegevens zoals vermeld in bijlage VI;b) gegevens over instrumenten gelinkt aan debiteuren zoals vermeld in bijlage VII;c) gegevens over protecties gelinkt aan instrumenten van debiteuren zoals vermeld in bijlage VIII.

Art. 12.Raadplegingsaanvragen worden naar de Bank gestuurd en de antwoorden erop worden door de Bank verstuurd via één van de volgende elektronische communicatiekanalen : 1° in principe een rechtstreekse en beveiligde verbinding of elk ander, door de Bank vastgelegd, beveiligd elektronisch communicatiekanaal, dat garandeert dat de raadplegingsaanvraag automatisch wordt verwerkt en beantwoord;2° uitzonderlijk een beveiligde e-mail, een beveiligd elektronisch uitwisselingsportaal of elk ander, door de Bank vastgelegd, beveiligd elektronisch communicatiekanaal, dat de tussenkomst vereist van personeelsleden van de Bank die daartoe gemachtigd zijn door het Directiecomité van de Bank.

Art. 13.De Bank bepaalt de structuur en het formaat van de raadplegingsaanvragen die de informatieplichtigen opsturen en de antwoorden erop door de Bank. De desbetreffende protocollen worden door de Bank ter beschikking gesteld op haar website. HOOFDSTUK 6. - Toegang tot het Register

Art. 14.§ 1. Iedereen kan een attest bekomen van de Bank waarin de lopende overeenkomsten worden vermeld waarvoor hij of zij als debiteur is geregistreerd in het Register door een schriftelijk, gedateerd en ondertekend verzoek aangaande de aanvraag van dit attest naar de hoofdzetel van de Bank te sturen of door die gegevens zelf op de website van de Bank te raadplegen aan de hand van de elektronische identiteitskaart als de Bank in die mogelijkheid voorziet.

De Bank bepaalt de inhoud van dit attest uit de gegevens die in de bijlagen V, VI en VII zijn opgenomen en deelt dit mee op haar website. § 2. Iedereen kan het recht van inzage zoals bedoeld in artikel 11 van de wet uitoefenen door een schriftelijk, gedateerd en ondertekend verzoek aangaande de uitoefening van het recht op inzage met betrekking tot de in het Register geregistreerde gegevens naar de hoofdzetel van de Bank te sturen of door die gegevens zelf op de website van de Bank te raadplegen aan de hand van de elektronische identiteitskaart als de Bank in die mogelijkheid voorziet.

Bij de uitoefening van het recht op inzage worden de gegevens die in de bijlagen V, VI en VII zijn opgenomen voor raadplegingsdoeleinden door de informatieplichtigen, meegedeeld en, na expliciet verzoek, de lijst van alle instellingen, overheidsinstanties en personen die informatie over zijn gegevens hebben ontvangen in de loop van de zes kalendermaanden vóór de datum van de aanvraag. De in het raadplegingsresultaat opgenomen gegevens geven de huidige situatie in het Register weer, behoudens wanneer de betrokkene vraagt de situatie op een specifieke datum te bekomen. § 3. Elke natuurlijke persoon of onderneming natuurlijke persoon is verplicht bij zijn schriftelijke aanvraag voor een attest als bedoeld in paragraaf 1 of voor de uitoefening van het recht op inzage een goed leesbare recto-verso kopie te voegen van : 1° zijn identiteitskaart zoals bedoeld in artikel 6 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en ter wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, of, bij gebrek aan een dergelijke kaart;2° de op het ogenblik van inschrijving in het wachtregister uitgereikte verblijfstitel zoals bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 2°, van de voormelde wet van 19 juli 1991, of, bij gebrek aan een dergelijke titel;3° zijn identiteitskaart, paspoort of als zodanig geldend reisdocument, of elk ander officieel document dat aan een buitenlander die niet in België woont, werd uitgereikt door de staat waar zijn verblijfplaats is of waarvan hij onderdaan is. Bij een schriftelijke aanvraag stuurt de Bank de in het eerste lid bedoelde gegevens kosteloos op naar het adres van de betrokken natuurlijke persoon zoals vermeld in het Rijksregister van natuurlijke personen of, bij gebrek eraan, naar het adres in het verstrekte officiële identiteitsdocument.

Elke rechtspersoon is verplicht bij zijn schriftelijke aanvraag voor een attest als bedoeld in paragraaf 1 of voor de uitoefening van het recht op inzage zowel een goed leesbare recto-versokopie te voegen van het in lid 1 bedoelde officiële identiteitsdocument van zijn mandataris, als het volmachtbewijs. De Bank stuurt de informatie kosteloos op naar het adres van het hoofdkantoor van de betrokken rechtspersoon zoals vermeld in de Kruispuntbank van Ondernemingen of, bij gebrek aan inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen, naar het adres van de mandataris dat vermeld staat in het Rijksregister van natuurlijke personen of, bij gebrek aan inschrijving van die laatste in het Rijksregister van natuurlijke personen, naar het adres in het door de mandataris verstrekte officiële identiteitsdocument zoals bedoeld in lid 1, 2° of 3°. § 4. Het recht op rectificatie is alleen van toepassing op de foutieve gegevens in het attest als bedoeld in paragraaf 1 of in het antwoord op de uitoefening van het recht op inzage. HOOFDSTUK 7. - Dwangsommen

Art. 15.Inbreuken § 1. De informatieplichtige is gehouden te voldoen aan de minimumnormen op het vlak van transmissie, nauwkeurigheid, conceptuele naleving en herziening van de gegevens, zoals bedoeld in artikels 3 en 4 van de wet. § 2. Minimumnormen voor gegevenstransmissie : 1° de rapportages vinden tijdig plaats en worden verstrekt in overeenstemming met dit besluit;2° vorm en formaat van de rapportages moeten in overeenstemming zijn met de modaliteiten uiteengezet in de door de Bank opgestelde protocollen voor gegevensuitwisseling.Deze protocollen worden door de Bank ter beschikking gesteld op haar website; 3° de informatieplichtige werkt doeltreffend en zorgvuldig samen met de Bank;hij communiceert in het bijzonder de contactgegevens van één of meerdere personen. § 3. Minimumnormen voor nauwkeurigheid : 1° de gegevens moeten correct zijn;2° de informatieplichtigen moeten in staat zijn om informatie te verschaffen over de ontwikkelingen die blijken uit de verstrekte gegevens;3° de gegevens moeten volledig zijn en mogen geen voortdurende of structurele lacunes vertonen;de eventuele lacunes worden aan de Bank gesignaleerd en toegelicht, en zo nodig zo snel mogelijk verholpen; 4° de informatieplichtigen moeten zich houden aan de dimensies, het afrondingsbeleid en de decimalen die door de Bank zijn vastgesteld voor de gegevenstransmissie, dewelke op haar website worden ter beschikking gesteld. § 4. Minimumnormen voor conceptuele naleving : 1° de gegevens moeten beantwoorden aan de definities in de wet en in dit besluit;2° in geval van afwijking van deze definities en classificaties moeten de informatieplichtigen onverwijld de verschillen tussen de gebruikte maatstaf en de maatstaf in de wet of in dit besluit ongedaan maken;3° de informatieplichtigen moeten in staat zijn om plotse veranderingen in de verstrekte gegevens ten opzichte van de cijfers van voorgaande perioden toe te lichten. § 5. Een inbreuk wordt als herhaalde inbreuk gekwalificeerd als minstens drie inbreuken op de minimumnormen voor transmissie, nauwkeurigheid, conceptuele naleving en herziening van de gegevens worden vastgesteld : (a) in de loop van 6 opeenvolgende maanden voor gegevens die maandelijks gerapporteerd worden;(b) in de loop van 4 opeenvolgende kwartalen voor gegevens die driemaandelijks gerapporteerd worden. Een inbreuk wordt als ernstige fout gekwalificeerd als een van de volgende situaties wordt vastgesteld : (a) een systematische of opzettelijke tekortkoming op het vlak van de in dit besluit voorziene rapportagetermijnen;(b) een systematische of opzettelijke tekortkoming op het vlak van de rapportage van nauwkeurige of volledige gegevens;(c) een systematische of opzettelijke tekortkoming op het vlak van de rapportage van gegevens in het door de Bank vastgelegde formaat;(d) een systematisch of opzettelijke tekortkoming of grove nalatigheid inzake de doeltreffende samenwerking met de Bank of inzake de implementatie van een voldoende niveau van zorgvuldigheid. § 6. Als de Bank een herhaalde inbreuk of zware fout vaststelt, kan ze beslissen om de in artikel 19 van de wet bedoelde dwangsommen op te leggen volgens de in dit hoofdstuk beschreven regels.

Art. 16.Vaststelling § 1. Als de Bank een herhaalde inbreuk of zware fout vaststelt zoals bedoeld in artikel 15, § 5 van dit besluit, dan brengt ze haar bevinding en intentie om een inbreukprocedure op te starten ter kennis van de informatieplichtige per aangetekende zending. § 2. De vaststelling vermeldt minstens : 1° de aard van de herhaalde inbreuk of ernstige fout;2° de verplichting voor de informatieplichtige om de gegevens te rapporteren of te corrigeren binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de datum waarop de kennisgeving van vaststelling naar de informatieplichtige werd gestuurd;3° het feit dat als hij geen gevolg geeft aan punt 2° een inbreukprocedure kan worden opgestart en de mogelijkheid bestaat dat een dwangsom moet worden betaald;4° de mogelijkheid voor de informatieplichtige om de redenen van zijn tekortkomingen uiteen te zetten;5° de mogelijkheid om een actieplan voor te stellen als er tenminste een vermoeden van herhaalde inbreuk is.

Art. 17.Actieplan § 1. De informatieplichtige kan de Bank per aangetekende zending een actieplan voorleggen binnen de dertig kalenderdagen vanaf de ontvangstdatum van de kennisgeving van de vaststelling van een herhaalde inbreuk. § 2. Het actieplan vermeldt de redenen van de herhaalde inbreuk, de voorgestelde remediëringsmaatregelen en de planning voor de uitvoering van die maatregelen. § 3. Binnen de twaalf kalenderdagen vanaf de ontvangstdatum van het actieplan laat de Bank per aangetekende zending weten of ze al dan niet akkoord gaat met het plan van aanpak. § 4. De eerste termijn voor remediëring van de herhaalde inbreuk mag niet meer dan zestig kalenderdagen bedragen vanaf de ontvangstdatum van de kennisgeving van de goedkeuring door de Bank. Die termijn kan met dertig kalenderdagen worden verlengd als de informatieplichtige laat zien dat hij op doortastende wijze is gestart met de nodige maatregelen. § 5. De ontvangstdatum van de aangetekende zending wordt geacht de derde werkdag te zijn die volgt op die waarop de brief aan de postdiensten overhandigd werd, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst.

Art. 18.Procedure § 1. De Bank kan beslissen om de dwangsommen bedoeld in artikel 19 van de wet op te leggen in de volgende gevallen : (a) de in artikel 15, § 5 bedoelde ernstige fout duurt voort na de dertig kalenderdagen die volgen op de ontvangstdatum van de kennisgeving van de vaststelling;(b) de in artikel 15, § 5 bedoelde herhaalde inbreuk duurt voort na de dertig kalenderdagen die volgen op de ontvangstdatum van de kennisgeving van de vaststelling en is niet opgenomen in een actieplan dat de informatieplichtige heeft voorgelegd en de Bank heeft aanvaard binnen de termijn voorzien in artikel 17, § 1 en § 3;(c) de herhaalde inbreuk zoals bedoeld in artikel 15, § 5, duurt voort na de termijn die de informatieplichtige en de Bank hebben overeengekomen voor het actieplan. § 2. De Bank stelt de informatieplichtige per aangetekende brief in kennis van haar beslissing om dwangsommen op te leggen. Bij haar beslissing bepaalt de Bank ook de datum waarop de dwangsommen beginnen te lopen. Deze datum, die expliciet vermeld wordt in de aangetekende kennisgeving van de beslissing van de Bank ten aanzien van de informatieplichtige, is minstens dertig dagen later dan de ontvangstdatum van deze kennisgeving. § 3. De informatieplichtige heeft het recht om de Bank te verzoeken haar beslissing om dwangsommen op te leggen te herbekijken. Dat verzoek moet binnen de dertig dagen na ontvangstdatum van de kennisgeving van deze beslissing per aangetekende brief worden verstuurd en het moet alle informatie en beweringen ter staving van dit verzoek bevatten. § 4. Elke beslissing in antwoord op het voorgestelde verzoek uit hoofde van paragraaf 3 wordt per aangetekende brief ter kennis gebracht binnen de twee maanden na de ontvangstdatum van het verzoek. § 5. De dwangsommen beginnen te lopen vanaf de in paragraaf 2 bedoelde datum waarop de beslissing definitief wordt. Dat is het geval : (a) als de in paragraaf 2 beschreven termijn van dertig dagen verstreken is zonder dat de informatieplichtige een verzoek tot hernieuwd onderzoek naar de Bank heeft gestuurd of, (b) als de Bank haar definitieve beslissing ter kennis brengt van de informatieplichtige of als de in paragraaf 4 bedoelde termijn van twee maanden verstreken is zonder dat de Bank een beslissing heeft genomen. § 6. De dwangsommen stoppen zodra de informatieplichtige de vereiste gegevens heeft gerapporteerd aan het Register.

Als de informatieplichtige de gegevens aan het Register verstrekt nadat hij kennis heeft genomen van de in paragraaf 2 bedoelde beslissing, dan zal de Bank die gegevens beoordelen. Binnen een periode van dertig dagen te rekenen vanaf de datum waarop de gegevens gerapporteerd werden, stuurt de Bank naar de informatieplichtige een aangetekende kennisgeving van het resultaat van die beoordeling.

Als de Bank vindt dat de aan het Register gerapporteerde gegevens in overeenstemming zijn met de vereisten van artikels 3 en 4 van de wet, alsook de besluiten en reglementen voor de uitvoering ervan, dan bevestigt ze die overeenstemming in de schriftelijke kennisgeving, alsook het feit dat de dwangsommen niet zullen beginnen te lopen of eventueel gestopt zijn op de datum van rapportage van deze gegevens.

In de kennisgeving vermeldt ze ook de termijn waarbinnen de dwangsommen liepen.

Als de Bank vindt dat de aan het Register verstrekte gegevens niet in overeenstemming zijn met de vereisten van artikels 3 en 4 van de wet, alsook met de besluiten en reglementen voor de uitvoering ervan, dan vermeldt ze in haar schriftelijke kennisgeving de redenen waarom de gegevens die de informatieplichtige aan het Register heeft verschaft niet conform de wettelijke voorschriften zijn. Ze vermeldt tevens dat de dwangsommen zullen beginnen te lopen vanaf de datum vermeld in de beslissing zoals bedoeld in paragraaf 2 of, in voorkomend geval, dat de dwangsommen niet gestopt zijn op de datum van rapportage van die gegevens en blijven lopen zolang de vereiste gegevens niet aan het Register verstrekt zijn. § 7. De ontvangstdatum van de aangetekende zending wordt geacht de derde werkdag te zijn die volgt op die waarop de brief aan de postdiensten overhandigd werd, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst.

Art. 19.Termijn Het recht om te beslissen dwangsommen op te leggen, zoals voorzien in dit besluit, vervalt twee jaar nadat de inbreuk werd gepleegd. HOOFDSTUK 8. - Diverse bepalingen

Art. 20.Voor de rapportage van gegevens aan het Register en de raadpleging van het Register kunnen informatieplichtigen alleen een volmacht geven aan andere informatieplichtigen. Wat betreft de raadpleging van gegevens moet de mandataris minstens dezelfde raadplegingsrechten genieten als de lastgever. De Bank krijgt van tevoren een exemplaar van de volmacht.

Art. 21.Bij een fusie, splitsing of reorganisatie kan de informatieplichtige een maximumtermijn van zes maanden vragen te rekenen vanaf de datum van de wijziging om zijn rapportage van gegevens aan het Register aan te passen. In dergelijke gevallen rapporteren de informatieplichtigen de gegevens voor alle referentieperiodes vanaf de officiële datum van de wijziging.

Art. 22.Elke nieuwe informatieplichtige beschikt over maximum zes maanden vanaf de datum waarop hij erkend wordt als informatieplichtige om de gegevens voor alle referentieperiodes vanaf de erkenningsdatum te rapporteren.

Art. 23.Het koninklijk besluit van 15 juni 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/06/2012 pub. 12/07/2012 numac 2012003200 bron federale overheidsdienst financien, federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit betreffende de Centrale voor Kredieten aan Ondernemingen sluiten betreffende de Centrale voor Kredieten aan Ondernemingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 april 2019, wordt opgeheven.

Art. 24.Inwerkingtreding Dit besluit heeft uitwerking op de datum waarop de wet in werking treedt, met uitzondering van artikel 10 dat op 1 januari 2022 in werking treedt.

Art. 25.De Minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Ciergnon, 27 december 2021.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 27 december 2021 betreffende de werking van het Register van kredieten aan ondernemingen.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM

Mededeling in uitvoering van artikel 24 van de wet van 28 november 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/11/2021 pub. 07/12/2021 numac 2021034083 bron federale overheidsdienst financien Wet tot organisatie van een Register van kredieten aan ondernemingen sluiten tot organisatie van een Register van kredieten aan ondernemingen Vanaf 7 december 2021 zullen de gegevens met betrekking tot de kredietovereenkomsten en leasingovereenkomsten die vallen onder het toepassingsgebied van de wet van 28 november 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/11/2021 pub. 07/12/2021 numac 2021034083 bron federale overheidsdienst financien Wet tot organisatie van een Register van kredieten aan ondernemingen sluiten tot organisatie van een Register van kredieten aan ondernemingen (de "wet"), met inbegrip van de overeenkomsten gesloten vóór deze datum, het voorwerp uitmaken van een registratie in het Register van kredieten aan ondernemingen (het "Register") dat wordt beheerd door de Nationale Bank van België.

Deze registratie heeft tot doel de financiële instellingen de informatie te verstrekken die hen in staat stelt de risico's die aan hun debiteuren zijn verbonden naar behoren te beoordelen en om aan de Nationale Bank van België, als toezichthoudende autoriteit, de gegevens te verstrekken die zij nodig heeft voor een goede beoordeling van de risico's van de financiële sector, alsmede voor haar wetenschappelijke of statistische activiteiten of voor de andere activiteiten die zij overeenkomstig de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Bank uitoefent, zoals monetair en ander beleid.

In het Register zullen gegevens worden geregistreerd met betrekking tot de begunstigde, zijn overeenkomsten, de wanbetalingen die eruit voortvloeien en de protectiegevers. Deze gegevens zullen aan het Register worden meegedeeld door de financiële instelling waarmee de begunstigde een te registreren overeenkomst heeft afgesloten.

De gegevens met betrekking tot een instrument of een protectie worden in het Register bewaard tot twee jaar na de in artikel 10, § 1 van de wet bedoelde raadplegingsperiode die loopt tot de einddatum van dit instrument of deze protectie. De gegevens met betrekking tot een tegenpartij worden in het Register bewaard tot twee jaar na de in artikel 10, § 1 van de wet bedoelde raadplegingsperiode die loopt tot de einddatum van het laatste instrument en van de laatste protectie waarmee zij verbonden is. De Nationale Bank van België is evenwel gerechtigd om de voormelde gegevens, in gepseudonimiseerde vorm wat betreft de gegevens met betrekking tot ondernemingen natuurlijke personen of natuurlijke personen, tot dertig jaar na het einde van het instrument of de protectie te bewaren voor wetenschappelijke of statistische doeleinden of in het kader van de activiteiten die zij overeenkomstig de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België uitoefent.

Volgens de door de Koning bepaalde regels kan elke natuurlijke persoon en elke onderneming natuurlijke persoon kosteloos inzage verkrijgen van de op zijn naam in het Register geregistreerde gegevens en kan hij vrij en kosteloos de rectificatie vragen van verkeerde gegevens, met uitzondering van de in het Register geregistreerde gegevens die zuiver interne gegevens van de financiële instellingen betreffen die geen onderdeel uitmaken van de krediet- of leasingovereenkomst.

Iedere financiële instelling heeft een functionaris voor gegevensbescherming aangesteld waarvan de contactgegevens onder meer zijn terug te vinden op de website van deze instelling. De functionaris voor gegevensbescherming van de Nationale Bank van België kan worden gecontacteerd door een brief te sturen naar de Nationale Bank van België, Functionaris voor gegevensbescherming, de Berlaimontlaan 14, 1000 Brussel, of door een e-mail te sturen naar dataprotection@nbb.be.

Elke natuurlijke persoon en elke onderneming natuurlijke persoon heeft het recht om een klacht in te dienen bij de Gegevensbeschermingsautoriteit indien zij van mening is dat een verwerking een inbreuk uitmaakt op de toepasselijke wet- en regelgeving.

Ciergnon, 27 december 2021.

De Minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM

^