Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 15 juni 2012
gepubliceerd op 12 juli 2012

Koninklijk besluit betreffende de Centrale voor Kredieten aan Ondernemingen

bron
federale overheidsdienst financien, federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie
numac
2012003200
pub.
12/07/2012
prom.
15/06/2012
ELI
eli/besluit/2012/06/15/2012003200/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 JUNI 2012. - Koninklijk besluit betreffende de Centrale voor Kredieten aan Ondernemingen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd beoogt de uitvoering van de wet van 4 maart 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/03/2012 pub. 18/04/2012 numac 2012011110 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de Centrale voor Kredieten aan Ondernemingen sluiten betreffende de Centrale voor Kredieten aan Ondernemingen (verder "de wet").

Voormelde wet heeft de bestaande wetgeving betreffende de Centrale voor Kredieten aan Ondernemingen (verder "CKO"), beheerd door de Nationale Bank van België (verder "de Bank"), aangepast opdat de CKO zou beschikken over de inlichtingen die noodzakelijk zijn voor een goede evaluatie, enerzijds door de financiële instellingen van de risico's verbonden aan hun activiteit van kredietverlening, anderzijds door de toezichthouder van de risico's gedragen door de financiële sector. Het besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd bepaalt welke gegevens worden geregistreerd in de CKO alsook de modaliteiten voor de mededeling van deze gegevens en voor de raadpleging ervan. Het huidige uitvoeringsbesluit van 12 december 1994 betreffende de centralisatie van kredietrisicogegevens, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 15 januari 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/01/1999 pub. 17/02/1999 numac 1999003039 bron ministerie van financien Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 1994 betreffende de centralisatie van kredietrisicogegevens met betrekking tot de deelname van de verzekeringsondernemingen sluiten dat de deelname van de verzekeringsondernemingen heeft ingevoerd, wordt door dit besluit opgeheven.

Er is rekening gehouden met het advies van de Raad van State nr. 51.240/2 van 18 april 2012. In antwoord op de opmerking van de Raad van State met betrekking tot de duurzame ontwikkelingseffectbeoordeling, moet worden gesteld dat artikel 19/1 van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten, ingevoegd bij de wet van 30 juli 2010, nog geen uitvoering heeft gekregen. Een ontwerp van koninklijk besluit tot regeling van de effectbeoordeling en tot bepaling van de vrijstellingen van deze beoordeling, wordt momenteel voorbereid.

Derhalve kan enkel gesteund worden op de bestaande richtlijnen inzake de DOEB-test, en kan besloten worden dat de vrijstelling omwille van de autoregulering van de federale overheid kan worden ingeroepen.

Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 Dit artikel vult de definities vervat in de wet aan met betrekking tot de geregistreerde gegevens, meer bepaald "referentiedatum", "niet-ingezetene" en "bedrag van de wanbetaling".

Artikel 2 Dit artikel bepaalt, in uitvoering van artikel 4, tweede lid van de wet, welke overeenkomsten niet moeten worden meegedeeld door de meldingsplichtige instellingen. Het gaat er inderdaad om slechts deze overeenkomsten te registreren die absoluut beantwoorden aan de doelstellingen van de CKO en elk dubbel gebruik met de overeenkomsten geregistreerd in de Centrale voor Kredieten aan Particulieren te vermijden. De voorziene uitzonderingen zijn gelijkaardig aan deze bepaald in het kader van het bestaande wettelijk kader van de CKO dat zal worden opgeheven door dit besluit.

Artikel 3 Dit artikel bepaalt, in uitvoering van artikel 4, eerste lid van de wet, welke gegevens in de CKO worden geregistreerd.

De eerste paragraaf van artikel 3 bepaalt welke gegevens met betrekking tot de begunstigde moeten worden geregistreerd. Er wordt een onderscheid gemaakt naargelang de begunstigde een natuurlijke persoon is dan wel een rechtspersoon.

Met betrekking tot de gegevens die worden geregistreerd over een begunstigde - natuurlijke persoon, merkte de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (verder "de Commissie") in haar advies nr. 07/2011 van 9 februari 2011 op dat enkel de essentiële gegevens betreffende een natuurlijke persoon (naam, voornaam, geboortedatum) mogen worden geregistreerd in de CKO en dat volatiele gegevens (in dit geval het adres) telkens moeten worden opgezocht in de authentieke bron terzake, via het gebruik van een webservice.

Betreffende dit aspect weze evenwel opgemerkt dat de gegevens betreffende het adres van natuurlijke personen, net zoals bij geregistreerde rechtspersonen, eveneens essentieel zijn in de opeenvolging van verwerkingen van de informaticatoepassing : bij het voeden van de database door de meldingsplichtige instellingen, bij de verschillende controles op de concordantie uitgevoerd door personeelsleden van de CKO, in het kader van het beheer van de database door deze personeelsleden, bij de raadplegingen van de database door de meldingsplichtige instellingen, bij de uitwerking en levering van de maandelijkse output bestemd voor het opvolgen door deze instellingen van hun cliënteel en wanneer de begunstigden hun recht op toegang uitoefenen.

In de werking van de CKO wordt bijgevolg systematisch beroep gedaan op deze gegevens. De aanbeveling van de Commissie om elke keer de gegevens van de authentieke bron te raadplegen zou leiden tot een vermenigvuldiging van de gegevensuitwisselingen tussen de CKO en de authentieke bronnen alsook tot belangrijke ontwikkelingskosten (toegang tot deze databases moet worden geprogrammeerd in alle toepassingen die gebruik maken van de identificatiegegevens van de begunstigden) en werkingskosten (zoals de toegang tot het Rijksregister van natuurlijke personen). Deze kosten zouden ten laste worden gelegd van de meldingsplichtige instellingen, en in fine, van de begunstigden, wat moeilijk verdedigbaar is vanuit een economisch en financieel standpunt. Bovendien zou een dergelijke systematische raadpleging niet echt bijdragen tot een manifeste verbetering op het gebied van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De volatiele gegevens zullen immers periodiek worden geüpdatet voor het geheel van de begunstigden volgens een simpele batch procedure.

Bijgevolg zijn het risico en de duur van een eventueel verschil met de referentiedatabase gering. Bovendien zou het beroep op deze referentiedatabases een risico vormen van onbeschikbaarheid van de informaticatoepassing van de CKO voor alle deelnemers in geval van onbeschikbaarheid van de referentiedatabases (veroorzaakt door de netwerken, servers of toepassingen zelf).

In haar advies beveelt de Commissie ook aan dat voor natuurlijke personen, tenzij absoluut noodzakelijk, bij voorkeur wordt verwezen naar het adres van de zetel van het bedrijf in plaats van naar de woon- of verblijfplaats van de natuurlijke persoon. Deze aanbeveling werd niet gevolgd om de volgende redenen.

Voor een natuurlijke persoon is het adres van de enige officiële zetel het adres van de woonplaats dat trouwens het enige adres is dat voorkomt in de authentieke bron, nl. het Rijksregister van natuurlijke personen. Het gebruik van het adres van de exploitatiezetel zou bron van verwarring zijn. Er kunnen meerdere exploitatiezetels zijn. De meldingsplichtige instelling heeft aanvankelijk niet noodzakelijk een dergelijk adres geregistreerd, of heeft dit niet bijgewerkt. In de meerderheid van de gevallen is de woonplaats eveneens de exploitatiezetel van de persoon. Bijgevolg kan enkel de woonplaats een unieke en kwaliteitsvolle identificatieprocedure van personen garanderen. Anderzijds zou er een gebrek aan coherentie zijn indien het adres van de exploitatiezetel zou worden gebruikt aangezien bepaalde personen zouden worden geregistreerd met het adres van hun woonplaats en andere met het adres van een exploitatiezetel. Ten slotte zou een persoon, naargelang deze geregistreerd is voor professionele redenen of voor kredieten die niet verbonden zijn aan zijn professionele activiteit (omdat deze persoon gewoon medeschuldenaar is van kredieten gekoppeld aan de professionele activiteit van een andere persoon), moeten worden geïdentificeerd volgens twee verschillende types van adressen. Anderzijds kunnen personen hun professionele activiteit beëindigen terwijl ze blijven kredieten terugbetalen.

Gevolggevend aan de opmerking van de Raad van State wordt verduidelijkt dat de rechtstoestand zoals die wordt geregistreerd in de CKO wordt bepaald en meegedeeld door de Kruispuntbank van Ondernemingen op basis van de juridische gebeurtenissen die zich voordoen in het leven van de ondernemingen. Deze kunnen het juridisch bestaan van de ondernemingen beïnvloeden (fusie, splitsing, ontbinding, stopzetting van activiteiten door een natuurlijke persoon,...) of een impact hebben op het inzicht dat derden (waaronder de Bank) kunnen hebben in de financiële situatie van een onderneming (faillissement, sluiting van het faillissement,...).

De tweede paragraaf van artikel 3 bepaalt welke gegevens met betrekking tot de overeenkomsten moeten worden geregistreerd. Bepaalde te registreren gegevens berusten op inschattingen van de meldingsplichtige instelling. Het gaat om gegevens die volgen uit waarderingen, berekeningen, hypotheses en interne systemen eigen aan de betrokken meldingsplichtige instelling. Deze gegevens zijn onontbeerlijk in het kader van het prudentieel toezicht en van een efficiënte en zo precies mogelijke evaluatie van de risico's gelopen door de financiële sector.

Een van de gegevens die aldus berusten op inschattingen door de meldingsplichtige instelling is de probabiliteit dat zich een wanbetaling voordoet binnen een periode van één jaar. Het betreft hier de probabiliteit dat een begunstigde in de loop van het jaar dat het moment van de inschatting volgt zijn financiële verplichtingen niet zal kunnen nakomen. Deze probabiliteit wordt berekend op basis van economische, financiële en kwalitatieve gegevens, door de meldingsplichtige instellingen op basis van hun interne economische en wiskundige modellen of door gespecialiseerde ondernemingen die deze informatie aan financiële instellingen verkopen. Deze berekeningen zijn in meer of mindere mate complex naargelang het niveau van de gegevens die beschikbaar zijn over de betrokken begunstigde.

Artikel 4 Dit artikel bepaalt per type meldingsplichtige instelling welke gegevens, opgesomd in artikel 3, moeten worden meegedeeld aan de CKO. De gegevens die beschikbaar zijn met betrekking tot de begunstigden en de overeenkomsten verschillen inderdaad naargelang het type van instelling.

De rechtstoestand vermeld in artikel 3, § 1, 1°, f), en 2°, h), is geen gegeven dat de meldingsplichtige instellingen moeten meedelen (cf. ook de toelichting bij artikel 3 wat betreft de rechtstoestand).

De instellingen bedoeld in artikel 2, 4°, a), van de wet (de kredietinstellingen) moeten alle andere gegevens opgesomd in artikel 3 meedelen.

De instellingen bedoeld in artikel 2, 4°, b), van de wet (de leasingondernemingen) moeten alle andere gegevens opgesomd in artikel 3 meedelen, met uitzondering van de geboortedatum van natuurlijke personen indien ze er niet over beschikken en van het identificatienummer in het Rijksregister van de natuurlijke personen.

De instellingen bedoeld in artikel 2, 4°, c), van de wet (de factoringondernemingen) moeten alle andere gegevens opgesomd in artikel 3 meedelen, met uitzondering van het totaalbedrag dat zij denken te kunnen recupereren via alle verkregen waarborgen.

De instellingen bedoeld in artikel 2, 4°, d), van de wet (de borgtochtverzekeringsondernemingen) moeten alle andere gegevens opgesomd in artikel 3 meedelen, met uitzondering van het totaalbedrag dat zij denken te kunnen recupereren via alle verkregen waarborgen, van de probabiliteit dat zich een wanbetaling voordoet binnen een periode van één jaar en van de data en bedragen van de wanbetalingen.

De instellingen bedoeld in artikel 2, 4°, e), van de wet (de kredietverzekeringsondernemingen) moeten alle andere gegevens opgesomd in artikel 3 meedelen, met uitzondering van de geboortedatum van natuurlijke personen indien ze er niet over beschikken, van het totaalbedrag dat zij denken te kunnen recupereren via alle verkregen waarborgen, van de probabiliteit dat zich een wanbetaling voordoet binnen een periode van één jaar en van de data en bedragen van de wanbetalingen.

Paragraaf 6 betreft het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen. In het licht van de opmerking van de Commissie wordt hieromtrent verwezen naar de Memorie van Toelichting bij het ontwerp van wet (artikelen 5-7).

Artikel 5 Dit artikel bepaalt dat de gegevens maandelijks door de meldingsplichtige instellingen aan de CKO dienen te worden meegedeeld, en dit ten laatste acht kalenderdagen na het verstrijken van elke maand.

Artikel 6 De eerste paragraaf van dit artikel vormt een aanvulling op de lex generalis betreffende de uitoefening van het recht op toegang of op verbetering zoals vervat in de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en in het koninklijk besluit van 13 februari 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/02/2001 pub. 13/03/2001 numac 2001009176 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit ter uitvoering van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens sluiten ter uitvoering van voormelde wet van 8 december 1992. Rekening houdend met het advies van de Commissie werd uitdrukkelijk toegevoegd dat de natuurlijke persoon die zijn recht op toegang of op rechtzetting anders dan ter plaatse uitoefent, bij zijn aanvraag een duidelijk leesbare recto-verso kopie dient te voegen van een van de identiteitsbewijzen vermeld in deze eerste paragraaf.

De tweede paragraaf van artikel 6 bepaalt, in uitvoering van artikel 12, § 2, van de wet, de voorwaarden die van toepassing zijn op rechtspersonen die hun recht op toegang of op rechtzetting wensen uit te oefenen.

Om bij veelvuldige uitoefening van het recht op toegang de kosten te kunnen recupereren, werd voorzien dat de Bank vanaf een derde uitoefening van het recht op toegang binnen eenzelfde kalenderjaar, aan rechtspersonen een vergoeding van tien euro exclusief btw kan aanrekenen per aanvraag.

De derde paragraaf van artikel 6 geeft uitvoering aan artikel 12, § 1, tweede lid en § 2, tweede lid van de wet.

Gevolg gevend aan het advies van de Commissie voorziet artikel 12, § 1, tweede lid van de wet in een afwijking van artikel 10 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens door te voorzien dat bepaalde in de CKO geregistreerde gegevens die berusten op inschattingen van de meldingsplichtige instelling niet worden meegedeeld aan de natuurlijke persoon die zijn recht op toegang of op rechtzetting uitoefent. Aan de Koning wordt de bevoegdheid gegeven om te bepalen welke gegevens aldus niet moeten worden meegedeeld. Artikel 12, § 2, tweede lid van de wet voorziet in eenzelfde beperking en machtiging aan de Koning voor wat betreft de begunstigde rechtspersonen.

In uitvoering van voormelde bepalingen van de wet voorziet de derde paragraaf van artikel 6 van dit ontwerp dat volgende gegevens niet worden meegedeeld aan de begunstigde die zijn recht op toegang of op rechtzetting uitoefent : - het totaalbedrag dat de meldingsplichtige instelling denkt te kunnen recupereren via alle verkregen waarborgen; - de probabiliteit dat zich een wanbetaling voordoet binnen een periode van één jaar, zoals ingeschat door de meldingsplichtige instelling; - in geval van een wanbetaling bedoeld in artikel 2, 7°, b), van de wet : de datum en, indien dit geschat is door de meldingsplichtige instelling, het bedrag van de wanbetaling.

De registratie van deze gegevens in de CKO is noodzakelijk in het kader van het prudentieel toezicht en voor een efficiënte en zo precies mogelijke inschatting van de risico's gelopen door de financiële sector. Deze gegevens berusten op interne schattingen van de meldingsplichtige instelling die volgen uit waarderingen, berekeningen, hypotheses en interne systemen eigen aan de betrokken meldingsplichtige instelling. Zij zijn strikt vertrouwelijk en worden door hun aard geacht ongeschikt te zijn voor een verspreiding buiten de meldingsplichtige onderneming. Bijgevolg worden deze gegevens niet opgenomen in het antwoord aan de begunstigde die zijn recht op toegang of op rechtzetting uitoefent.

Daarnaast wordt specifiek voor kredietverzekeringsovereenkomsten ook een uitzondering voorzien voor het totale toegestaan bedrag en het totale opgenomen bedrag van het geheel van de overeenkomsten die dezelfde kenmerken vertonen. De geregistreerde begunstigde is immers geen partij bij de overeenkomst die bestaat tussen de kredietverzekeraar en zijn klant, en het toegestane bedrag, dat het bedrag is van de verleende dekking, is het resultaat van een schatting die eigen is aan deze kredietverzekeraar. Er weze ook opgemerkt dat voor de kredietverzekering enkel de notie van toegestaan bedrag bestaat en dat de notie van opgenomen bedrag niet van toepassing is op dit type van activiteit.

Met betrekking tot de opmerking die de Commissie in haar advies heeft gemaakt inzake de codering van de gegevens verbonden aan een risico op wanbetaling wordt verwezen naar de Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp (artikel 18).

In haar advies raadt de Commissie ook aan om een loggingssysteem in te voeren zodat de toegangen tot de gegevens kunnen worden opgespoord.

Betreffende dit aspect weze opgemerkt dat gelet op artikel 16 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, de toegangen tot de in de CKO opgeslagen gegevens voor raadplegingen en bijwerkingen systematisch zullen worden geregistreerd. Op deze manier zal het mogelijk zijn eventuele onregelmatigheden en misbruiken dienaangaande vast te stellen. De aanbeveling van de Commissie om de betrokken natuurlijke persoon die zijn recht op toegang uitoefent ook in kennis te stellen van de entiteiten die in de afgelopen zes maanden zijn gegevens hebben geraadpleegd of bijgewerkt, wordt evenwel niet gevolgd.

Artikel 7 Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat de gegevens die berusten op inschattingen van de meldingsplichtige instellingen en die om de redenen uiteengezet in de toelichting bij artikel 6 niet geschikt worden geacht om te worden verspreid, evenmin zullen worden meegedeeld aan de meldingsplichtige instellingen die de CKO raadplegen. Bij raadpleging door de meldingsplichtige instellingen zal ook de naam van de meldingsplichtige instelling die de gegevens heeft meegedeeld, niet worden opgenomen in het antwoord.

Ingevolge het tweede lid van dit artikel mag bij raadpleging van de CKO door borgtochtverzekeringsondernemingen of kredietverzekeringsondernemingen, het antwoord geen enkel gegeven betreffende wanbetalingen vermelden. Deze maatregel is het pendant van het feit dat verzekeringsondernemingen deze informatie niet meedelen aan de CKO. Artikel 8 Naar aanleiding van de vraag in het advies van de Commissie betreffende de bewaartermijn van de in de CKO geregistreerde gegevens, wordt volgende verduidelijking gegeven.

De bewaartermijn van de gegevens werd vastgesteld op één jaar, zowel wat betreft de lopende overeenkomsten waarvoor de geregistreerde personen hun verplichtingen naleven als voor deze waarvoor een wanbetaling werd vastgesteld. Een bewaartermijn van één jaar betekent dat de situaties op het einde van de twaalf afgelopen kalendermaanden meegedeeld door de meldingsplichtige instellingen, worden bewaard. De gegevens worden meegedeeld en geregistreerd op een geglobaliseerde manier volgens verschillende criteria (cf. artikel 3, § 2 van het ontwerpbesluit). Een dergelijke periode is noodzakelijk om de meldingsplichtige instellingen die dit wensen, toe te laten om, wanneer zij de CKO raadplegen, het gedrag van begunstigden in de tijd te evalueren (evolutie van hun schuldenlast, gebruikte kredietsoorten, aantal instellingen waarbij zij klant zijn geweest,...).

In dit opzicht is het ook nuttig te preciseren dat de vergelijking met de Centrale voor Kredieten aan Particulieren (CKP) niet relevant is, en wel om de volgende redenen : - het doel van de CKP is de preventie van de overmatige schuldenlast terwijl de CKO zich focust op het beheer van de kredieten en de evaluatie van de risico's; - de CKP registreert de gegevens overeenkomst per overeenkomst terwijl de bedragen in de CKO geglobaliseerd zijn per type overeenkomst; - in de CKP worden de verschuldigde bedragen niet maandelijks geüpdatet (behalve de wanbetalingen) terwijl het in de CKO gaat om een overzicht van de situatie op het einde van elke maand voor de afgelopen twaalf maanden; - wanneer men de CKP raadpleegt, kan men slechts de lopende situatie verkrijgen op het moment van de raadpleging waaraan bepaalde vroegere inlichtingen worden toegevoegd (overeenkomst terugbetaald sinds minder dan 3 maanden en 8 dagen, wanbetaling geregulariseerd in de loop van de laatste 12 maanden, enz.).

De aanbeveling van de Commissie om de modaliteiten van de bewaring van gegevens voor wetenschappelijke of statistische doeleinden uitdrukkelijk te omschrijven in het ontwerpbesluit, wordt niet gevolgd. De modaliteiten voor een latere verwerking van persoonsgegevens voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden zijn immers opgenomen in het koninklijk besluit van 13 februari 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/02/2001 pub. 13/03/2001 numac 2001009176 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit ter uitvoering van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens sluiten ter uitvoering van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en zullen nageleefd worden.

Ter informatie wordt gepreciseerd dat de Bank de gegevens langer dan een jaar bewaart voor wetenschappelijke of statistische doeleinden, of in het kader van haar activiteiten uitgevoerd overeenkomstig de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België type wet prom. 22/02/1998 pub. 03/03/1998 numac 1998021087 bron diensten van de eerste minister Wet houdende sociale bepalingen sluiten tot vaststelling van haar organiek statuut, in een omgeving afgescheiden van deze die dient voor de raadplegingen door meldingsplichtige instellingen. Deze omgeving is niet toegankelijk van buiten de Bank.

In deze omgeving waar dagelijks de gegevens verkregen in de productieomgeving worden overgebracht met betrekking tot de personen en hun overeenkomsten, worden de identificatiegegevens met betrekking tot natuurlijke personen verspreid over meerdere tabellen zodat de geregistreerde personen slechts kunnen worden geïdentificeerd door een zeer beperkt aantal personeelsleden van de Bank die behoorlijk gemachtigd zijn om toegang te hebben tot deze tabellen. Het identificatienummer van het Rijksregister is gecodeerd. De identificatie van geregistreerde natuurlijke personen is noodzakelijk in het kader van controles die worden uitgevoerd om de coherentie te toetsen van de door de meldingsplichtige instellingen meegedeelde gegevens die aanleiding kunnen geven tot aanvragen tot aanpassing.

In het kader van onderzoeken voor wetenschappelijke of statistische doeleinden of voor doeleinden inzake prudentiële controle, worden de gegevens op geanonimiseerde wijze ter beschikking gesteld.

Artikels 9 tot 11 Het laatste hoofdstuk IV bevat diverse bepalingen. Zo bepaalt artikel 9 dat meldingsplichtige instellingen de CKO ook mogen raadplegen of gegevens aan de CKO mogen meedelen via een volmachthebber. Voor de raadpleging van gegevens moet de volmachthebber dezelfde rechten inzake raadpleging hebben als de volmachtgever. Zo wordt vermeden dat een meldingsplichtige instelling via een volmacht een ruimere toegang zou krijgen tot de gegevens die in de CKO zijn geregistreerd dan de toegang waarop zij zelf recht heeft. Tenslotte wordt de inwerkingtreding geregeld, abstractie makend van de noodzakelijke voorbereidende werkzaamheden.

Dit is, Sire, de draagwijdte van het besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer trouwe dienaar, De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, S. VANACKERE De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, Consumenten en Noordzee, J. VANDE LANOTTE De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM

Advies 51.240/2 van 18 april 2012 van de afdeling Wetgeving van de Raad van State De Raad van State, afdeling Wetgeving, tweede kamer, op 11 april 2012 door de Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën verzocht hem, binnen een termijn van vijf werkdagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « betreffende de Centrale voor Kredieten aan Ondernemingen », heeft het volgende advies gegeven : Overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 sluiten, en vervangen bij de wet van 2 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/04/2003 pub. 16/04/2003 numac 2003000298 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen, en van het Kieswetboek type wet prom. 02/04/2003 pub. 02/05/2003 numac 2003000309 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en tot regeling van de overdracht van sommige personeelsleden van de Dienst Veiligheid van de Staat op het gebied van de kernenergie type wet prom. 02/04/2003 pub. 14/05/2003 numac 2003000376 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van sommige aspecten van de wetgeving met betrekking tot de inrichting en de werkwijze van de afdeling wetgeving van de Raad van State sluiten, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

De brief met de adviesaanvraag luidt als volgt : « L'urgence est motivée par le fait - que l'actuelle Centrale des crédits aux entreprises, telle que réglée par la loi du 22 mars 1993 relative au statut et au contrôle des établissements de crédit, ne suffit plus pour, entre autre, tenant compte de l'évolution des activités de crédit, fournir toutes les informations qui sont nécessaires à une bonne évaluation, d'une part par les institutions financières des risques encourus dans leur activité d'octroi de crédits, d'autre part par les autorités de supervision du risque supporté par le secteur financier; - que le projet de loi relatif à la Centrale des crédits aux entreprises, tel qu'adopté par la Chambre des représentants le 15 décembre 2011, réforme le cadre légal actuel pour aussi adapter la centralisation des données de crédit aux besoins modifiés; - que le projet de loi susmentionné a confié au pouvoir exécutif, il est vrai, le pouvoir de fixer la date d'entrée en vigueur de la loi relative à la Centrale des crédits aux entreprises, mais en même temps, à fixer le 1er mai 2012 comme date limite d'entrée en vigueur; - qu'il est indispensable qu'au moment de l'entrée en vigueur de la loi relative à la Centrale des crédits aux entreprises, ses nécessaires dispositions exécutives, telles que fixées par l'arrêté royal, entrent aussi en vigueur; - que le présent arrêté royal doit ainsi entrer en vigueur le 1er mai 2012, d'autant plus qu'a l'entrée en vigueur de la nouvelle loi relative à la Centrale de crédits aux entreprises, le cadre légal actuel tel que fixé par la loi susmentionnée du 22 mars 1993 est abrogé, et que par une entrée en vigueur concomitante du présent arrêté royal est évitée une interruption dans la disponibilité des données nécessaires en matière de crédits et de défauts de paiement qui sont essentielles aussi bien pour les autorités de surveillance que pour le secteur financier ».

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/04/2003 pub. 16/04/2003 numac 2003000298 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen, en van het Kieswetboek type wet prom. 02/04/2003 pub. 02/05/2003 numac 2003000309 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en tot regeling van de overdracht van sommige personeelsleden van de Dienst Veiligheid van de Staat op het gebied van de kernenergie type wet prom. 02/04/2003 pub. 14/05/2003 numac 2003000376 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van sommige aspecten van de wetgeving met betrekking tot de inrichting en de werkwijze van de afdeling wetgeving van de Raad van State sluiten, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Voorafgaande vormvereisten De gemachtigde van de minister heeft ontkennend geantwoord op de vraag of er een voorafgaand onderzoek is gevoerd met betrekking tot de noodzaak om een effectbeoordeling uit te voeren overeenkomstig de artikelen 19/1 tot 19/3 van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten 'betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling', ingevoegd bij de wet van 30 juli 2010 met uitwerking op 1 oktober 2011.

Er dient te worden op toegezien dat dit voorafgaand vormvereiste volledig wordt vervuld (1).

Onderzoek van het ontwerp Aanhef Eerste lid Het eerste lid dient te worden aangevuld met de opgaaf van de bepalingen van de wet van 4 maart 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/03/2012 pub. 18/04/2012 numac 2012011110 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de Centrale voor Kredieten aan Ondernemingen sluiten 'betreffende de Centrale voor Kredieten aan Ondernemingen' die een rechtsgrond opleveren voor het ontwerp (2). Aan het einde van het eerste lid moeten derhalve de woorden « , artikelen 4, 11, 12 en 25 » worden toegevoegd.

Zesde lid De datum van het advies van de Belgische Leasingvereniging, vermeld in het zesde lid, tweede streepje, van de aanhef, is 6 maart 2012 en niet 9 maart 2012 zoals in het ontwerp is aangegeven.

Zevende lid In een nieuw, toe te voegen zevende lid moet worden vermeld dat de noodzaak om een effectbeoordeling uit te voeren van het ontworpen besluit is onderzocht, overeenkomstig de voornoemde wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten, en dat ten gevolge van dit onderzoek hetzij een effectbeoordeling is uitgevoerd, hetzij geoordeeld is dat een effectbeoordeling in casu niet noodzakelijk is.

Dispositief Artikel 2 1. De gemachtigde van de minister is erop gewezen dat Richtlijn 89/647/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 december 1989, vermeld in artikel 2, eerste lid, 3°, in fine, van het ontwerp, opgeheven is bij Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000. De gemachtigde van de minister heeft toegegeven dat deze opmerking gegrond is en heeft aangegeven dat artikel 2, eerste lid, 3°, in fine, van het ontwerp vervangen zou worden door de volgende woorden : « en een multilaterale ontwikkelingsbank als bepaald bij artikel 1, punt 19, van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 ». 2. Het is onnodig dat in artikel 2, eerste lid, 4°, de Europese Centrale Bank wordt vermeld, aangezien die een instelling is van de Europese Unie in de zin van artikel 2, eerste lid, 3 (3). In artikel 2, eerste lid, moet punt 4° dan ook worden weggelaten en wordt punt 5° punt 4°.

Artikel 3 1. Op een vraag betreffende de strekking van het woord « rechtstoestand » in artikel 3, § 1, 1°, f), en 2°, h), heeft de gemachtigde van de minister het volgende geantwoord : « La 'situation juridique' est déterminée et communiquée par la Banque carrefour des entreprises sur base des événements juridiques survenant dans la vie des entreprises.Ceux-ci peuvent influencer l'existence légale des entreprises (fusion, scission, prolongation, dissolution, cessation d'activité en personne physique,...) ou ont un impact sur la compréhension que les tiers (y compris la Banque nationale) peuvent avoir de la situation financière de l'entreprise (faillite, clôture de faillite,...) ».

Deze toelichting zou moeten worden opgenomen in het verslag aan de Koning. 2. Naar aanleiding van een vraag om het begrip « probabiliteit » in artikel 3, § 2, 4°, van het ontwerp uit te leggen, heeft de gemachtigde van de minister geantwoord dat het een « pourcentage reflétant l'estimation faite par l'institution tenue à déclaration » betreft. Er wordt in overweging gegeven artikel 3, § 2, 4°, van het ontwerp duidelijker te maken door de woorden « , uitgedrukt in percentage, » in te voegen na de woorden « de probabiliteit ». 3. In de Franse versie schrijve men, overeenkomstig de Nederlandse versie, « dans le cas » in plaats van « dans l'éventualité ». Artikel 4 In het verslag aan de Koning zouden de verschillen moeten worden verklaard die worden voorgesteld betreffende de categorieën van gegevens die elke betrokken instelling aan de Centrale moet meedelen.

Artikel 8 In artikel 8 zouden de woorden « door meldingsplichtige instellingen » beter worden weggelaten opdat niet de indruk wordt gewekt dat aldus de andere gevallen van mededeling, bedoeld in artikel 11, § 1, 2° tot 4°, van de voornoemde wet van 4 maart 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/03/2012 pub. 18/04/2012 numac 2012011110 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de Centrale voor Kredieten aan Ondernemingen sluiten, worden uitgesloten. De gemachtigde van de minister heeft erkend dat het niet de bedoeling was deze andere gevallen van mededeling uit te sluiten.

Artikel 10 In artikel 10 moeten de woorden « zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 15 januari 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/01/1999 pub. 17/02/1999 numac 1999003039 bron ministerie van financien Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 1994 betreffende de centralisatie van kredietrisicogegevens met betrekking tot de deelname van de verzekeringsondernemingen sluiten tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 1994 betreffende de centralisatie van kredietrisicogegevens met betrekking tot de deelname van de verzekeringsondernemingen » worden vervangen door de woorden « gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 januari 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/01/1999 pub. 17/02/1999 numac 1999003039 bron ministerie van financien Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 1994 betreffende de centralisatie van kredietrisicogegevens met betrekking tot de deelname van de verzekeringsondernemingen sluiten » (4).

Artikel 11 Artikel 11 moet als volgt luiden : « Treden in werking op 1 mei 2012 : 1° de wet van 4 maart 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/03/2012 pub. 18/04/2012 numac 2012011110 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de Centrale voor Kredieten aan Ondernemingen sluiten betreffende de Centrale voor Kredieten aan Ondernemingen;2° dit besluit » (5) De kamer was samengesteld uit : de heren : Y.Kreins, kamervoorzitter, P. Vandernoot, Mevr. M. Baguet, staatsraden, de heer Y. De Cordt, assessor van de afdeling Wetgeving, Mevr. A.-C. Van Geersdaele, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door Mevr. W. Vogel, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Vandernoot.

De griffier, A.-C. Van Geersdaele.

De voorzitter, Y. Kreins. _______ Nota's (1) (1) Zie ook infra, de laatste opmerking over de aanhef. (2) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tabblad "Wetgevingstechniek", aanbeveling 23. (3) Zie artikel 13, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie. (4) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tabblad "Wetgevingstechniek", formule F 4-3-2. (5) Ibid., formule F 4-5-3.

15 JUNI 2012. - Koninklijk besluit betreffende de Centrale voor Kredieten aan Ondernemingen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 4 maart 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/03/2012 pub. 18/04/2012 numac 2012011110 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de Centrale voor Kredieten aan Ondernemingen sluiten betreffende de Centrale voor Kredieten aan Ondernemingen, de artikelen 4, 11, 12 en 25;

Gelet op het koninklijk besluit van 12 december 1994 betreffende de centralisatie van kredietrisicogegevens;

Gelet op het advies nr. 07/2011 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven op 9 februari 2011;

Gelet op het advies CON/2011/20 van de Europese Centrale Bank, gegeven op 8 maart 2011;

Gelet op het advies van de Nationale Bank van België, gegeven op 29 februari 2012;

Gelet op het advies van de representatieve beroepsverenigingen van de meldingsplichtige instellingen zoals bedoeld in artikel 2, 4°, van voormelde wet namelijk het advies van : - Febelfin, gegeven op 9 maart 2012; - de Belgische Leasingvereniging, gegeven op 6 maart 2012; - de Belgische Beroepsverening der Factormaatschappijen, gegeven op 1 maart 2012; - Assuralia, gegeven op 5 maart 2012;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid : - dat de huidige Centrale voor Kredieten aan Ondernemingen, zoals geregeld door de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, niet meer volstaat om, o.a. rekening houdend met de evolutie van de kredietactiviteiten, alle inlichtingen te verschaffen die noodzakelijk zijn voor een goeie evaluatie, enerzijds door de financiële instellingen van de risico's verbonden aan hun activiteit van kredietverlening, anderzijds door de toezichthouders van de risico's gedragen door de financiële sector; -dat het wetsontwerp betreffende de Centrale voor Kredieten aan Ondernemingen, zoals aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers op 15 december 2011, het huidig wettelijk kader hervormt om aldus de centralisatie van kredietgegevens aan te passen aan de gewijzigde noden; - dat voormeld wetsontwerp de uitvoerende macht weliswaar machtigt om de datum van inwerkingtreding van de wet betreffende de Centrale voor Kredieten aan Ondernemingen te bepalen, maar tegelijk de uiterste datum van inwerkingtreding vaststelt op 1 mei 2012; - dat het onontbeerlijk is dat bij inwerkingtreding van de wet betreffende de Centrale voor Kredieten aan Ondernemingen ook de nodige uitvoeringsbepalingen, zoals vastgesteld bij dit koninklijk besluit, in werking treden; - dat dit koninklijk besluit aldus in werking moet treden op 1 mei 2012, te meer daar bij inwerkingtreding van de nieuwe wet betreffende de Centrale voor Kredieten aan Ondernemingen het huidig wettelijk kader zoals vastgesteld door voormelde wet van 22 maart 1993 wordt opgeheven, en door een gelijktijdige inwerkingtreding van dit koninklijk besluit vermeden wordt dat een onderbreking ontstaat in de beschikbaarheid van de nodige gegevens inzake kredieten en wanbetalingen die essentieel zijn zowel voor de toezichthouders als voor de financiële sector;

Gelet op het advies 51.240/2 van de Raad van State, gegeven op 18 april 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Financiën, van de Minister voor Economie, van de Minister van Binnenlandse Zaken en van de Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Naast de definities opgenomen in de wet van 4 maart 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/03/2012 pub. 18/04/2012 numac 2012011110 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de Centrale voor Kredieten aan Ondernemingen sluiten betreffende de Centrale voor Kredieten aan Ondernemingen, hierna "de wet" genoemd, wordt voor de toepassing van dit besluit verstaan onder : 1° "referentiedatum" : de laatste kalenderdag van de maand waarop de meegedeelde gegevens betrekking hebben;2° "niet-ingezetene" : elke persoon die niet aan de definitie van een ingezetene voldoet;3° "bedrag van de wanbetaling" : a.in geval van wanbetaling overeenkomstig artikel 2, 7°, a), van de wet : het onbetaalde kapitaal vermeerderd met de contractueel verschuldigde interesten, met uitsluiting van de nalatigheidsinteresten en andere kosten; b. in geval van wanbetaling overeenkomstig artikel 2, 7°, b), van de wet : in voorkomend geval, de schatting van het verschuldigd bedrag waarvan de meldingsplichtige instelling het onwaarschijnlijk acht dat het zal worden terugbetaald volgens de voorwaarden van die overeenkomst, zonder het nemen van gepaste maatregelen zoals het te gelde maken van eventuele waarborgen. HOOFDSTUK II. - Registratie van de gegevens in de Centrale

Art. 2.De gegevens zoals opgesomd in artikel 3 worden voor alle overeenkomsten in de Centrale geregistreerd, met uitzondering van de overeenkomsten met als begunstigde : 1° een kredietinstelling;2° het Rentenfonds;3° een instelling van de Europese Unie, de Europese Investeringsbank, de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling, het Internationaal Muntfonds en een multilaterale ontwikkelingsbank als bepaald bij artikel 1, punt 19, van de Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000;4° een centrale bank. De gegevens van de volgende overeenkomsten worden evenmin geregistreerd : 1° de overeenkomsten waarvan de registratie geregeld is door de wet van 10 augustus 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/08/2001 pub. 25/09/2001 numac 2001011336 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de Centrale voor Kredieten aan Particulieren sluiten betreffende de Centrale voor Kredieten aan Particulieren;2° de overeenkomsten afgesloten door in het buitenland gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen van Belgisch recht en toegekend aan niet-ingezetene natuurlijke personen buiten het kader van hun handels-, beroeps- of ambachtelijke activiteiten;3° de overeenkomsten die geheel of gedeeltelijk onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet;4° de overeenkomsten zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 1° tot 3° en 8° tot 10° van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet.

Art. 3.§ 1. De gegevens die met betrekking tot de begunstigde in de Centrale worden geregistreerd zijn de volgende : 1° indien de begunstigde een rechtspersoon is : a) het ondernemingsnummer;b) het identificatienummer toegekend door de meldingsplichtige instelling;c) de maatschappelijke benaming;d) het adres van de maatschappelijke zetel;indien de begunstigde een rechtspersoon naar buitenlands recht is handelend via een bijkantoor in België : het adres van dit bijkantoor in België; e) de rechtsvorm;f) de rechtstoestand;g) de economische activiteit;2° indien de begunstigde een natuurlijke persoon is : a) het ondernemingsnummer;b) het identificatienummer in het Rijksregister van de natuurlijke personen;c) het identificatienummer toegekend door de meldingsplichtige instelling;d) de naam;e) de eerste officiële voornaam;f) de geboortedatum;g) de woon- of verblijfplaats;h) de rechtstoestand;i) de economische activiteit. § 2. De gegevens die met betrekking tot de overeenkomsten in de Centrale worden geregistreerd zijn de volgende : 1° de referentiedatum van de gegevens;2° het totale toegestaan bedrag en het totale opgenomen bedrag van het geheel van de overeenkomsten die dezelfde kenmerken vertonen met betrekking tot alle onderstaande criteria die eveneens moeten worden meegedeeld : a) het soort overeenkomst;b) de initiële looptijd;c) de resterende looptijd;d) de munteenheid;e) het land waar de overeenkomst werd aangegaan;3° het totaalbedrag dat de meldingsplichtige instelling denkt te kunnen recupereren via alle verkregen waarborgen;4° de probabiliteit, uitgedrukt in procenten, dat zich een wanbetaling voordoet binnen een periode van één jaar, zoals ingeschat door de meldingsplichtige instelling;5° in geval van wanbetaling : a) in geval van een wanbetaling bedoeld in artikel 2, 7°, a), van de wet : de datum en het bedrag van de wanbetaling;b) in geval van een wanbetaling bedoeld in artikel 2, 7°, b), van de wet : de datum en, indien dit geschat is door de meldingsplichtige instelling, het bedrag van de wanbetaling;6° de naam van de meldingsplichtige instelling die de gegevens heeft meegedeeld.

Art. 4.§ 1. De instellingen bedoeld in artikel 2, 4°, a) van de wet dienen alle gegevens opgesomd in artikel 3 aan de Centrale mee te delen, met uitzondering van de gegevens bedoeld in artikel 3, § 1, 1°, f), en 2°, h). § 2. De instellingen bedoeld in artikel 2, 4°, b), van de wet dienen alle gegevens opgesomd in artikel 3 aan de Centrale mee te delen, met uitzondering van het gegeven bedoeld in artikel 3, § 1, 2°, f), indien ze er niet over beschikken en van de gegevens bedoeld in artikel 3, § 1, 1°, f), en 2°, b), en h). § 3. De instellingen bedoeld in artikel 2, 4°, c), van de wet dienen alle gegevens opgesomd in artikel 3 aan de Centrale mee te delen, met uitzondering van de gegevens bedoeld in artikel 3, § 1, 1°, f) en 2°, h) en § 2, 3°. § 4. De instellingen bedoeld in artikel 2, 4°, d) van de wet dienen alle gegevens opgesomd in artikel 3 aan de Centrale mee te delen, met uitzondering van de gegevens bedoeld in artikel 3, § 1, 1°, f), en 2°, h), en § 2, 3°, 4° en 5°. § 5. De instellingen bedoeld in artikel 2, 4°, e) van de wet dienen alle gegevens opgesomd in artikel 3 aan de Centrale mee te delen, met uitzondering van het gegeven bedoeld in artikel 3, § 1, 2°, f), indien ze er niet over beschikken en van de gegevens bedoeld in artikel 3, § 1, 1°, f), en 2°, h), en § 2, 3°, 4° en 5°. § 6. De meldingsplichtige instellingen dienen het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen enkel mee te delen indien de begunstigde geen ondernemingsnummer heeft. Indien de begunstigde noch een ondernemingsnummer, noch een identificatienummer in het Rijksregister van de natuurlijke personen heeft, delen de meldingsplichtige instellingen hun eigen identificatienummer mee.

De meldingsplichtige instellingen dienen het gegeven bedoeld in artikel 3, § 1, 1°, g), en 2°, i), enkel mee te delen als de begunstigde een niet-ingezetene is.

Art. 5.De in artikel 3 bedoelde gegevens moeten in hun toestand op de referentiedatum aan de Centrale worden meegedeeld en dit ten laatste acht kalenderdagen na het verstrijken van elke maand. HOOFDSTUK III. - Raadpleging van de gegevens uit de Centrale

Art. 6.§ 1. De natuurlijke persoon die zijn recht op toegang of op rechtzetting wenst uit te oefenen, doet deze aanvraag met een gedagtekend en ondertekend verzoek dat per post of met een telecommunicatiemiddel wordt verzonden. Hij voegt bij zijn schriftelijke aanvraag een duidelijk leesbare recto-verso fotokopie van één van volgende identiteitsbewijzen : ? hetzij de identiteitskaart bedoeld in artikel 6 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen; ? hetzij de verblijfsvergunning uitgereikt op het tijdstip van de inschrijving in het wachtregister bedoeld in artikel 1, eerste lid, 2°, van de hierboven vermelde wet van 19 juli 1991; ? hetzij de identiteitskaart, het paspoort of de vervangende reisvergunning, uitgereikt aan een vreemdeling die geen verblijf houdt in het Rijk, door de Staat waar hij verblijft of waarvan hij onderdaan is.

Het antwoord wordt door de Bank verzonden naar het adres zoals opgenomen in het Rijksregister van de natuurlijke personen of, bij ontstentenis ervan, naar het adres vermeld op het door de natuurlijke persoon voorgelegde identiteitsbewijs. § 2. De rechtspersoon die zijn recht op toegang of op rechtzetting wenst uit te oefenen, doet deze aanvraag per post of via een telecommunicatiemiddel, met vermelding van : 1° zijn ondernemingsnummer;2° zijn maatschappelijke benaming;3° zijn rechtsvorm;4° het adres van zijn maatschappelijke zetel;indien de rechtspersoon die zijn recht op toegang of op rechtzetting wenst uit te oefenen een rechtspersoon naar buitenlands recht is handelend via een bijkantoor in België : het adres van dit bijkantoor in België.

De schriftelijke aanvraag moet gedagtekend en ondertekend zijn door een natuurlijke persoon die gemachtigd is om de rechtspersoon te vertegenwoordigen. De rechtspersoon voegt bij zijn aanvraag het bewijs dat de natuurlijke persoon die in zijn naam de aanvraag indient hiertoe gemachtigd is, alsook een duidelijk leesbare recto-verso fotokopie van een van de in § 1 vermelde identiteitsbewijzen van deze natuurlijke persoon.

Het antwoord wordt door de Bank verzonden naar het adres van de maatschappelijke zetel zoals opgenomen in de Kruispuntbank van Ondernemingen of, bij ontstentenis ervan, naar het adres van de gemachtigde natuurlijke persoon zoals opgenomen in het Rijksregister van de natuurlijke personen of, bij ontstentenis ervan, naar het adres vermeld op het door deze natuurlijke persoon voorgelegde identiteitsbewijs.

De Bank is gemachtigd om een vergoeding van tien euro exclusief btw aan te rekenen aan de rechtspersoon die zijn recht op toegang uitoefent, vanaf de derde uitoefening van dit recht gedurende een zelfde kalenderjaar. § 3. De gegevens bedoeld in artikel 3, § 2, 3°, 4° en 5°, b) worden niet opgenomen in het antwoord van de Centrale.

De gegevens bedoeld in artikel 3, § 2, 2°, doorgegeven door de meldingsplichtige instellingen bedoeld in artikel 2, 4°, e) van de wet, worden evenmin opgenomen in het antwoord van de Centrale.

Art. 7.Bij raadpleging van de Centrale door meldingsplichtige instellingen vermeldt het antwoord de geregistreerde gegevens met uitzondering van de gegevens bedoeld in artikel 3, § 2, 3°, 4°, 5°, b) en 6°.

Bij raadpleging van de Centrale door meldingsplichtige instellingen bedoeld in artikel 2, 4°, d) en e) van de wet vermeldt het antwoord evenmin de gegevens bedoeld in artikel 3, § 2, 5°, a).

Art. 8.Met het oog op hun raadpleging worden de in de Centrale opgenomen gegevens bewaard tot één jaar na hun referentiedatum. De Bank is evenwel gerechtigd om de gegevens voor langere duur te bewaren voor de doeleinden bepaald in artikel 18 van de wet. HOOFDSTUK IV. - Diverse bepalingen

Art. 9.De meldingsplichtige instellingen mogen om gegevens aan de Centrale mede te delen of ze te raadplegen enkel aan andere meldingsplichtige instellingen volmacht geven. Voor de raadpleging van gegevens moet de volmachthebber minstens dezelfde rechten inzake raadpleging hebben als de volmachtgever. Een exemplaar van de volmacht moet in elk geval voorafgaandelijk aan de Centrale worden overgemaakt.

Art. 10.Het koninklijk besluit van 12 december 1994 betreffende de centralisatie van kredietrisicogegevens, gewijzigd door het koninklijk besluit van 15 januari 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/01/1999 pub. 17/02/1999 numac 1999003039 bron ministerie van financien Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 1994 betreffende de centralisatie van kredietrisicogegevens met betrekking tot de deelname van de verzekeringsondernemingen sluiten, wordt opgeheven.

Art. 11.Hebben uitwerking met ingang van 1 mei 2012 : 1° de wet van 4 maart 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/03/2012 pub. 18/04/2012 numac 2012011110 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de Centrale voor Kredieten aan Ondernemingen sluiten betreffende de Centrale voor Kredieten aan Ondernemingen, 2° dit besluit.

Art. 12.De minister bevoegd voor Financiën, de minister bevoegd voor Economie, de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken, de minister bevoegd voor Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 15 juni 2012.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, S. VANACKERE De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, Consumenten en Noordzee, J. VANDE LANOTTE De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM

^