gepubliceerd op 08 april 2024
Wet tot invoering van boek I van het Strafwetboek
29 FEBRUARI 2024. - Wet tot invoering van boek I van het Strafwetboek (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1 - Voorafgaande bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2 - Het Strafwetboek Boek I
Art. 2.De hiernavolgende bepalingen vormen boek I van het Strafwetboek: "Boek 1. Algemene regels van het strafrecht Hoofdstuk 1. Strafwet
Artikel 1.Legaliteitsbeginsel Niemand kan worden gestraft voor een misdrijf waarvan de bestanddelen niet in de wet worden omschreven.
Niemand kan worden gestraft met een straf waarin de wet niet voorziet.
Dit artikel staat niet in de weg aan de berechting en bestraffing van iemand die schuldig is aan een handelen of nalaten dat, ten tijde van het handelen of nalaten, een misdrijf was overeenkomstig de algemene beginselen die door de internationale volkerengemeenschap worden erkend.
Art. 2.Toepassing van de strafwet in de tijd Niemand kan worden bestraft voor een handelen of nalaten dat niet bij wet strafbaar was ten tijde van dat handelen of nalaten.
Evenmin kan een zwaardere hoofd- of bijkomende straf worden opgelegd dan die waarin ten tijde van het plegen van het misdrijf bij wet was voorzien.
In geval van wijziging van de strafwet na het plegen van het misdrijf gelden de voor de dader meest gunstige bepalingen.
Art. 3.Toepassing van de strafwet in de ruimte Behoudens de bij wet bepaalde uitzonderingen wordt het misdrijf, op Belgisch grondgebied door Belgen of vreemdelingen gepleegd, bestraft overeenkomstig de bepalingen van de Belgische wetten.
Het misdrijf, buiten het Belgisch grondgebied door Belgen of vreemdelingen gepleegd, wordt in België niet bestraft, behoudens in de bij wet bepaalde gevallen.
Het misdrijf is op het grondgebied van het Rijk gepleegd wanneer een van de constitutieve of verzwarende bestanddelen ervan materieel op dat grondgebied heeft plaatsgevonden.
Art. 4.Interpretatie van de strafwet De strafwet moet strikt worden geïnterpreteerd. Zij kan niet naar analogie worden toegepast in het nadeel van de vervolgde persoon.
De strafwet kan worden toegepast op feiten die de wetgever volstrekt onmogelijk kon voorzien ten tijde van haar afkondiging op voorwaarde dat de wil van de wetgever om dat soort feiten tot misdrijf te maken zeker is en dat de feiten onder de wettelijke omschrijving van het misdrijf kunnen vallen.
Hoofdstuk 2. Misdrijf Afdeling 1. Definitie van het misdrijf
Art. 5.Bestanddelen van het misdrijf Er is slechts een misdrijf indien een materieel bestanddeel en een moreel bestanddeel aanwezig zijn.
De gedraging wordt geacht wederrechtelijk te zijn wanneer het materieel en het moreel bestanddeel vervuld zijn.
De wet kan eveneens voorzien in verzwarende bestanddelen.
Art. 6.Materieel bestanddeel Elk misdrijf vereist het bestaan van een materieel bestanddeel. Dit bestanddeel bestaat uit een handeling of een nalaten.
Art. 7.Moreel bestanddeel § 1. Elk misdrijf vereist het bestaan van een moreel bestanddeel bij de dader. Dit moreel bestanddeel houdt voor alle misdrijven in, het in staat zijn bewust en uit vrije wil te handelen.
Het in staat zijn van de dader om bewust en uit vrije wil te handelen, wordt vermoed zolang dit het bestaan van een schuldontheffingsgrond, zoals bedoeld in artikel 21, niet aannemelijk maakt.
Naast de vereisten bedoeld in het eerste lid kan de wet voor een bepaald misdrijf volgende bijkomende vereisten stellen opdat aan het moreel bestanddeel zou zijn voldaan: 1° opzet, voor de opzettelijke misdrijven;2° zware fout, voor de onopzettelijke misdrijven. § 2. Het opzet kan bestaan uit een algemeen opzet of een bijzonder opzet.
Het algemeen opzet bestaat uit het voornemen om met kennis van zaken het door de wet strafbaar gestelde gedrag aan te nemen. Er is sprake van het met kennis van zaken aannemen van het gedrag indien een persoon zich er bewust van is dat een omstandigheid bestaat of kan bestaan in de normale gang van zaken of dat een gevolg zich zal voordoen of zou kunnen voordoen binnen het normale verloop van de gebeurtenissen.
Het bijzonder opzet bestaat, naast de vereisten gesteld aan het algemeen opzet, uit het voornemen om het door de wet bepaalde resultaat te bereiken of uit een door de wet bepaalde bijzondere geestesgesteldheid bij de dader. Indien het bijzonder opzet bestaat uit het voornemen om een bepaald resultaat te bereiken, wordt dit resultaat geacht te zijn nagestreefd door de dader wanneer hij dit resultaat als doel van zijn gedrag had of wanneer hij dit heeft aanvaard als een gevolg dat zich zou voordoen binnen het normale verloop van de gebeurtenissen. § 3. De zware fout bestaat uit een ernstig gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid.
Art. 8.Verzwarend bestanddeel De wet kan voorzien in elementen, verzwarende bestanddelen genoemd, die tot gevolg hebben dat het misdrijf met een straf van één of meer niveaus hoger wordt bestraft. Afdeling 2. Strafbare poging
Art. 9.Strafbare poging § 1. De poging tot misdrijf is strafbaar wanneer het crimineel voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard.
Wie terugtreedt wegens omstandigheden afhankelijk van zijn wil, is niet strafbaar. De vrijwillige terugtred werkt enkel door naar de deelnemer indien wat hem betreft aan de toepassingsvoorwaarden is voldaan.
De poging is altijd strafbaar voor de opzettelijke misdrijven.
De strafbare poging wordt bestraft met een straf van het onmiddellijk lagere strafniveau dan datgene gesteld op het voltooide misdrijf.
De strafbare poging van een misdrijf waarop in de wet op het voltooide misdrijf een straf van niveau 1 is gesteld, wordt bestraft met dezelfde straf of, wanneer de wet voorziet in een bijkomende straf en de rechter oordeelt dat dit een gepaste straf is, met een bijkomende straf die wordt uitgesproken in plaats van de hoofdstraf. § 2. Wordt bestraft met een straf die twee niveaus lager is dan het niveau gesteld op het voltooid misdrijf, de persoon die op vasthoudende en zekere wijze voorstelt, aanbiedt of aanzet een misdrijf te plegen waarop in de wet een straf van niveau 5 of hoger is gesteld en hij die een dergelijk voorstel, aanbod of aanzetting heeft aanvaard, terwijl dit geen uitwerking heeft gehad wegens omstandigheden onafhankelijk van zijn wil. Afdeling 3. Rechtvaardigingsgronden
Art. 10.Rechtvaardigingsgronden Rechtvaardigingsgronden zijn door de wet bepaalde omstandigheden die de wederrechtelijkheid van de gestelde gedraging opheffen waardoor deze gedraging geoorloofd of gerechtvaardigd wordt.
De rechtvaardigingsgronden zijn: 1° het gebod of de toelating bij de wet;2° het bevel van de overheid;3° de noodtoestand;4° de wettige verdediging;5° het wettig verzet in geval van misbruik door de overheid.
Art. 11.Gebod of toelating bij de wet Er is geen misdrijf wanneer het feit door de wet is opgelegd of toegelaten.
Art. 12.Bevel van de overheid Er is geen misdrijf wanneer het feit door de overheid is bevolen overeenkomstig de wet.
Art. 13.Noodtoestand Er is noodtoestand en dus geen misdrijf wanneer iemand enkel door het plegen van een als misdrijf omschreven feit een recht of een belang kan vrijwaren dat een ernstig en onmiddellijk gevaar loopt en waarvan de waarde hoger is dan de waarde van hetgeen door het als misdrijf omschreven feit wordt prijsgegeven.
De feiten worden niet gerechtvaardigd indien de betrokkene de aangevoerde noodtoestand zelf opzettelijk heeft doen ontstaan.
Art. 14.Wettige verdediging Eigenrichting waarbij een misdrijf wordt gepleegd, is niet geoorloofd.
Er is evenwel wettige verdediging en dus geen misdrijf wanneer iemand, die niet in de mogelijkheid verkeert om een onrechtmatige, ernstige en ogenblikkelijke aanval tegen zijn persoon of tegen de persoon van een derde te ontwijken, anders dan door het als misdrijf omschreven feit te plegen, zich met de wil om deze aanval af te weren op een evenredige manier verweert.
Art. 15.Wettig verzet in geval van misbruik door de overheid Er is geen misdrijf wanneer actief of passief verzet wordt geboden tegen een kennelijk onwettige daad van de overheid, die een onverwijlde reactie noodzakelijk maakt teneinde onherstelbare schade te voorkomen, en dit verzet wordt uitgeoefend op een manier die evenredig is met de aard en het belang van de onwettigheid.
Hoofdstuk 3. Dader van het misdrijf Afdeling 1. Daderschap en deelneming
Art. 16.Beginsel van de individuele verantwoordelijkheid Niemand is strafrechtelijk verantwoordelijk dan voor zijn eigen gedragingen.
Art. 17.Definitie van daderschap Dader is de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die alle bestanddelen van het misdrijf in zich verenigt of die voldoet aan de in artikel 9 bepaalde voorwaarden: 1° hetzij in persoon;2° hetzij door zich te bedienen van een ander persoon als louter instrument;3° hetzij door opzettelijk met anderen samen te werken.
Art. 18.Verantwoordelijkheid van rechtspersonen Een rechtspersoon is strafrechtelijk verantwoordelijk voor de misdrijven die hetzij een intrinsiek verband hebben met de verwezenlijking van zijn voorwerp of de waarneming van zijn belangen, of die, zoals blijkt uit de concrete omstandigheden, voor zijn rekening zijn gepleegd.
Met rechtspersonen worden gelijkgesteld: 1° maatschappen;2° vennootschappen in oprichting. De strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de rechtspersonen sluit die van de natuurlijke personen die daders zijn van dezelfde feiten of eraan hebben deelgenomen, niet uit.
Art. 19.Strafbare deelneming Diegenen die wetens en willens op betekenisvolle wijze bijdragen tot een misdrijf, op de wijze en binnen de perken als hierna aangegeven, worden als deelnemers beschouwd en kunnen als daders worden gestraft: 1° zij die rechtstreeks aan de uitvoering deelnemen;2° zij die de voorbereiding of de uitvoering van het misdrijf vergemakkelijken;3° zij die rechtstreeks aanzetten tot het plegen van het misdrijf;4° zij die nalaten om te handelen en hierdoor het plegen van het misdrijf rechtstreeks hebben bevorderd of vergemakkelijkt;5° zij die hulp of bijstand verlenen aan de dader na het misdrijf indien hierover vooraf overleg is gepleegd. In dit wetboek wordt onder het begrip "dader" ook de deelnemer aan het misdrijf begrepen. Afdeling 2. Doorwerking van verzwarende bestanddelen en verzwarende
factoren
Art. 20.Doorwerking van de verzwarende bestanddelen en de verzwarende factoren De dader in de zin van artikel 17, 3°, of de deelnemer die kennis had of kennis had moeten hebben van het bestaan van een objectief verzwarend bestanddeel of een objectieve verzwarende factor bij het misdrijf of die wist of had moeten weten dat de verwezenlijking van dat bestanddeel of die factor in de lijn lag van het normale of voorzienbare verloop van de gebeurtenissen en die, met kennis van zaken, heeft volhard in zijn wil om mee te werken aan het plegen van dat misdrijf, wordt gestraft als dader of deelnemer van het verzwaarde misdrijf.
Subjectieve verzwarende bestanddelen en subjectieve verzwarende factoren hebben enkel gevolgen voor de straf van de dader of deelnemer aan het misdrijf indien wat hem betreft aan de toepassingsvoorwaarden ervan is voldaan. Afdeling 3. Schuldontheffingsgronden
Art. 21.Schuldontheffingsgronden Schuldontheffingsgronden zijn de in het tweede lid bedoelde omstandigheden waardoor de dader van het misdrijf geen verwijt treft wegens de concrete situatie waarin hij de strafbaar gestelde gedraging stelt.
De schuldontheffingsgronden zijn: 1° de onweerstaanbare dwang;2° de onoverkomelijke dwaling.
Art. 22.Onweerstaanbare dwang Een persoon is niet strafrechtelijk verantwoordelijk als hij gedwongen werd door een fysieke of morele macht die hij niet heeft kunnen weerstaan.
Art. 23.Onoverkomelijke dwaling Een persoon is niet strafrechtelijk verantwoordelijk als hij gehandeld heeft uit onoverkomelijke dwaling in rechte of in feite. Afdeling 4. Gronden van niet-toerekeningsvatbaarheid
Art. 24.Gronden van niet-toerekeningsvatbaarheid De gronden van niet-toerekeningsvatbaarheid zijn de in het tweede lid bedoelde omstandigheden waardoor de dader van het misdrijf niet strafrechtelijk verantwoordelijk is al blijft het stellen van de strafbaar gestelde gedraging wederrechtelijk en verwijtbaar.
De gronden van niet-toerekeningsvatbaarheid zijn: 1° de geestesstoornis;2° de minderjarigheid.
Art. 25.Geestesstoornis Een persoon is niet strafrechtelijk verantwoordelijk als hij op het tijdstip van de feiten leed aan een geestesstoornis die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden heeft tenietgedaan.
Art. 26.Minderjarigheid Behoudens in de gevallen bij wet bepaald, is een persoon niet strafrechtelijk verantwoordelijk als hij op het tijdstip van de feiten de leeftijd van achttien jaar niet heeft bereikt.
Hoofdstuk 4. Straffen Afdeling 1. Algemeen
Art. 27.Doelstellingen van de straf Bij de keuze van de straf en het bepalen van de strafmaat, streeft de rechter de volgende doelen na: 1° het uiting geven aan de maatschappelijke afkeuring ten aanzien van de overtreding van de strafwet;2° het bevorderen van het herstel van het maatschappelijk evenwicht en van het herstel van de door het misdrijf veroorzaakte schade;3° het bevorderen van de maatschappelijke rehabilitatie en re-integratie van de dader;4° het beschermen van de maatschappij. Binnen de grenzen van de wet moet de rechter naar een rechtvaardige proportionaliteit tussen het misdrijf en de straf zoeken.
Alvorens een straf uit te spreken, moet de rechter deze doelstellingen in overweging nemen, maar ook de ongewenste neveneffecten van de straf ten aanzien van de rechtstreeks betrokken personen, hun omgeving en de samenleving.
De gevangenisstraf is de laatst te overwegen straf, die slechts kan worden uitgesproken wanneer de strafdoelen niet kunnen worden bereikt met een van de andere straffen of maatregelen waarin de wet voorziet.
Indien de rechter een straf van niveau 2 gepast acht ter bestraffing van het misdrijf en binnen dit strafniveau kiest voor de gevangenisstraf, motiveert hij waarom de doelstellingen van de straf niet door een van de andere straffen van niveau 2 kunnen worden bereikt.
Art. 28.Verzwarende factoren De wet kan voorzien in verzwarende factoren die de rechter in overweging moet nemen wanneer hij de straf of de maatregel en de zwaarte ervan kiest, zonder dat hij een straf van een hoger niveau mag opleggen.
Art. 29.De discriminerende drijfveer De discriminerende drijfveer van de dader is een verzwarende factor bij alle misdrijven, behoudens in die gevallen waarin de wet van de discriminerende drijfveer een verzwarend bestanddeel maakt.
Een misdrijf wordt geacht te zijn gepleegd vanuit een discriminerende drijfveer wanneer een van de drijfveren van de dader bestaat uit de haat tegen, het misprijzen van of de vijandigheid tegen een persoon wegens diens zogenaamd ras, huidskleur, afkomst, nationale of etnische afstamming, nationaliteit, geslacht, zwangerschap, bevalling, het geven van borstvoeding, medisch begeleide voortplanting, moederschap, gezinsverantwoordelijkheden, medische of sociale transitie, genderidentiteit, genderexpressie, seksekenmerken, seksuele oriëntatie, burgerlijke staat, geboorte, leeftijd, vermogen, geloof of levensbeschouwing, gezondheidstoestand, handicap, taal, politieke overtuiging, syndicale overtuiging, fysieke of genetische eigenschap of sociale afkomst en positie, ongeacht of dit criterium daadwerkelijk aanwezig is of slechts vermeend is door de dader.
Hetzelfde geldt wanneer een van de drijfveren van de dader erin bestaat dat het slachtoffer een band of vermeende band heeft met een persoon ten aanzien van wie hij haat, misprijzen of vijandigheid koestert wegens een of meer van de in het tweede lid aangehaalde werkelijke of vermeende criteria.
Art. 30.Verzachtende omstandigheden Wanneer de rechter oordeelt dat hij verzachtende omstandigheden in aanmerking kan nemen, vermindert of wijzigt hij de straffen in de mate en volgens de voorwaarden vermeld in dit hoofdstuk.
Art. 31.Voorlichtingsrapport Met het oog op het opleggen van de meest geschikte straf kan het openbaar ministerie of de rechter bij wie de zaak aanhangig werd gemaakt, aan de bevoegde dienst van het gerechtelijk arrondissement van de verblijfplaats van de beklaagde of de beschuldigde de opdracht geven een voorlichtingsrapport op te stellen teneinde de pertinente informatie te verstrekken die van aard is de rechter in te lichten over de opportuniteit van de overwogen straffen of maatregelen. De Koning bepaalt de inhoud en de nadere regels betreffende het opstellen van het voorlichtingsrapport.
Art. 32.Advies van een deskundige of dienst gespecialiseerd in de begeleiding of behandeling van seksuele of terroristische delinquenten Indien de beklaagde of de beschuldigde wordt vervolgd voor een terroristisch misdrijf of een misdrijf tegen de seksuele integriteit of het seksuele zelfbeschikkingsrecht, wint het openbaar ministerie of de rechter bij wie de zaak aanhangig werd gemaakt, met het oog op het opleggen van de meest geschikte straf, het gemotiveerd advies in van een deskundige of dienst gespecialiseerd in de begeleiding of de behandeling van seksuele of terroristische delinquenten.
In afwijking van het eerste lid is het openbaar ministerie of de rechter niet verplicht het bedoelde advies in te winnen indien het niet strikt noodzakelijk is. Afdeling 2. Verschoningsgronden
Art. 33.Definitie De verschoningsgronden zijn in de wet omschreven omstandigheden die hetzij strafontheffing hetzij strafvermindering tot gevolg hebben.
Art. 34.Noodweerexces Er is noodweerexces wanneer iemand op een onevenredige of niet noodzakelijke wijze reageert op een onrechtmatige, ernstige en ogenblikkelijke aanval tegen zijn persoon of tegen de persoon van een derde en deze reactie in direct causaal verband stond met de hevige gemoedsbeweging die door de aanval werd veroorzaakt.
Indien het misdrijf werd gepleegd met noodweerexces wordt de straf vervangen door een straf van niveau 3 indien op het gepleegde misdrijf een straf van niveau 8 of 7 is gesteld, door een straf van niveau 2 indien op het gepleegde misdrijf een straf van niveau 6, 5 of 4 is gesteld, en door een straf van niveau 1 indien op het gepleegde misdrijf een straf van niveau 3 of 2 is gesteld.
Indien op het gepleegde misdrijf een straf van niveau 1 is voorzien, moet de rechter die verschoningsgrond in overweging nemen bij het bepalen van de straf, die vervangen kan worden door een op het misdrijf gestelde bijkomende straf.
Art. 35.Minderjarigheid Indien de dader minderjarig is op het ogenblik van het aannemen van de strafbare gedraging, wordt de door de wet voorziene straf vervangen door een straf van het onmiddellijk lagere niveau. Indien het gaat om een misdrijf waarop in de wet een straf van niveau 1 is gesteld, spreekt de rechter deze straf uit of, wanneer de wet voorziet in een bijkomende straf, kan hij deze bijkomende straf opleggen in plaats van deze hoofdstraf indien hij dit een gepaste straf acht. Afdeling 3. Op natuurlijke personen toepasselijke straffen
Art. 36.Hoofdstraffen De straf van niveau 8 bestaat uit levenslange gevangenisstraf of een behandeling onder vrijheidsberoving van meer dan achttien jaar tot ten hoogste twintig jaar. Bij aanneming van verzachtende omstandigheden wordt die straf vervangen door een van de straffen van niveau 7, 6, 5, 4 of 3.
De straf van niveau 7 bestaat uit een gevangenisstraf van meer dan twintig jaar tot ten hoogste dertig jaar of een behandeling onder vrijheidsberoving van meer dan zestien jaar tot ten hoogste achttien jaar. Bij aanneming van verzachtende omstandigheden wordt die straf vervangen door een van de straffen van niveau 6, 5, 4 of 3.
De straf van niveau 6 bestaat uit een gevangenisstraf van meer dan vijftien jaar tot ten hoogste twintig jaar of een behandeling onder vrijheidsberoving van meer dan elf jaar tot ten hoogste zestien jaar.
Bij aanneming van verzachtende omstandigheden wordt die straf vervangen door een van de straffen van niveau 5, 4, 3 of 2.
De straf van niveau 5 bestaat uit een gevangenisstraf van meer dan tien jaar tot ten hoogste vijftien jaar of een behandeling onder vrijheidsberoving van meer dan zes jaar tot ten hoogste elf jaar. Bij aanneming van verzachtende omstandigheden wordt die straf vervangen door een van de straffen van niveau 4, 3 of 2.
De straf van niveau 4 bestaat uit een gevangenisstraf van meer dan vijf jaar tot ten hoogste tien jaar of een behandeling onder vrijheidsberoving van meer dan vier jaar tot ten hoogste zes jaar. Bij aanneming van verzachtende omstandigheden wordt die straf vervangen door een van de straffen van niveau 3 of 2.
De straf van niveau 3 bestaat uit een gevangenisstraf van meer dan drie jaar tot ten hoogste vijf jaar of een behandeling onder vrijheidsberoving van meer dan twee jaar tot ten hoogste vier jaar.
Bij aanneming van verzachtende omstandigheden wordt die straf vervangen door een van de straffen van niveau 2 of 1.
De straf van niveau 2 bestaat uit een van de volgende straffen: 1° de gevangenisstraf van zes maanden tot ten hoogste drie jaar;2° de behandeling onder vrijheidsberoving van zes maanden tot ten hoogste twee jaar;3° de straf onder elektronisch toezicht van een maand tot ten hoogste een jaar;4° de werkstraf van meer dan honderdtwintig uur tot ten hoogste driehonderd uur;5° de probatiestraf van meer dan twaalf maanden tot ten hoogste twee jaar;6° de veroordeling bij schuldigverklaring. Bij aanneming van verzachtende omstandigheden wordt de straf van niveau 2 vervangen door een van de straffen van niveau 1.
De straf van niveau 1 bestaat uit een van de volgende straffen: 1° de geldboete van 200 euro tot ten hoogste 20.000 euro; 2° de werkstraf van twintig uur tot ten hoogste honderdtwintig uur;3° de probatiestraf van zes maanden tot ten hoogste twaalf maanden;4° de verbeurdverklaring, met inbegrip van de verruimde verbeurdverklaring;5° de geldstraf vastgesteld op basis van het verwachte of uit het misdrijf behaalde voordeel;6° de veroordeling bij schuldigverklaring. Wanneer de wet voorziet in een bijkomende straf voor een misdrijf dat wordt bestraft met een hoofdstraf van niveau 1, kan de rechter bij aanneming van verzachtende omstandigheden die bijkomende straf uitspreken in plaats van de hoofdstraf.
Art. 37.Bijkomende straffen In de door de wet bepaalde gevallen en zonder afbreuk te doen aan de in de bijzondere wetten bepaalde straffen, zijn de op de misdrijven toepasselijke bijkomende straffen: 1° de verlengde opvolging;2° de geldboete;3° de verbeurdverklaring;4° de verruimde verbeurdverklaring;5° de geldstraf vastgesteld op basis van het verwachte of uit het misdrijf behaalde voordeel;6° de ontzetting uit bepaalde burgerlijke en politieke rechten;7° het beroepsverbod;8° de bekendmaking van de beslissing houdende veroordeling;9° de sluiting van de inrichting;10° het verval van het recht tot sturen;11° het verblijfs-, plaats- of contactverbod. Afdeling 4. Op rechtspersonen toepasselijke straffen
Art. 38.Hoofdstraffen De straf van niveau 8 bestaat uit een geldboete van meer dan 4.000.000 euro tot ten hoogste 5.760.000 euro. Bij aanneming van verzachtende omstandigheden wordt die straf vervangen door een van de straffen van niveau 7, 6, 5, 4 of 3.
De straf van niveau 7 bestaat uit een geldboete van meer dan 1.600.000 euro tot ten hoogste 4.000.000 euro. Bij aanneming van verzachtende omstandigheden wordt die straf vervangen door een van de straffen van niveau 6, 5, 4 of 3.
De straf van niveau 6 bestaat uit een geldboete van meer dan 1.200.000 euro tot ten hoogste 1.600.000 euro. Bij aanneming van verzachtende omstandigheden wordt die straf vervangen door een van de straffen van niveau 5, 4, 3 of 2.
De straf van niveau 5 bestaat uit een geldboete van meer dan 800.000 euro tot ten hoogste 1.200.000 euro. Bij aanneming van verzachtende omstandigheden wordt die straf vervangen door een van de straffen van niveau 4, 3 of 2.
De straf van niveau 4 bestaat uit een geldboete van meer dan 600.000 euro tot ten hoogste 800.000 euro. Bij aanneming van verzachtende omstandigheden wordt die straf vervangen door een van de straffen van niveau 3 of 2.
De straf van niveau 3 bestaat uit een geldboete van meer dan 360.000 euro tot ten hoogste 600.000 euro. Bij aanneming van verzachtende omstandigheden wordt die straf vervangen door een van de straffen van niveau 2 of 1.
De straf van niveau 2 bestaat uit een van de volgende straffen: 1° de geldboete van meer dan 20.000 euro tot ten hoogste 360.000 euro; 2° de dienstverleningsstraf ten gunste van de gemeenschap, geraamd op een bedrag van meer dan 20.000 euro tot ten hoogste 360.000 euro; 3° de probatiestraf van meer dan twaalf maanden tot ten hoogste twee jaar;4° de cumulatie van twee straffen van niveau 1;5° de veroordeling bij schuldigverklaring. Bij aanneming van verzachtende omstandigheden wordt de straf van niveau 2 vervangen door een van de straffen van niveau 1.
De straf van niveau 1 bestaat uit een van de volgende straffen: 1° de geldboete van 200 euro tot ten hoogste 20.000 euro; 2° de dienstverleningsstraf ten gunste van de gemeenschap, geraamd op een bedrag van 200 euro tot ten hoogste 20.000 euro; 3° de probatiestraf van zes maanden tot ten hoogste twaalf maanden;4° het verbod om een activiteit die deel uitmaakt van het voorwerp uit te oefenen voor een periode van een jaar tot ten hoogste tien jaar;5° de verbeurdverklaring, met inbegrip van de verruimde verbeurdverklaring;6° de geldstraf vastgesteld op basis van het verwachte of uit het misdrijf behaalde voordeel;7° de sluiting van de inrichting;8° de veroordeling bij schuldigverklaring. Wanneer de wet voorziet in een bijkomende straf voor een misdrijf dat wordt bestraft met een hoofdstraf van niveau 1, kan de rechter bij aanneming van verzachtende omstandigheden die bijkomende straf uitspreken in plaats van de hoofdstraf.
Art. 39.Bijkomende straffen In de door de wet bepaalde gevallen en zonder afbreuk te doen aan de in de bijzondere wetten bepaalde straffen, zijn de op de misdrijven toepasselijke bijkomende straffen: 1° de geldboete;2° de verbeurdverklaring;3° de verruimde verbeurdverklaring;4° de geldstraf vastgesteld op basis van het verwachte of uit het misdrijf behaalde voordeel;5° het verbod om een activiteit die deel uitmaakt van het voorwerp uit te oefenen voor een periode van een jaar tot ten hoogste tien jaar;6° de sluiting van de inrichting;7° de bekendmaking van de beslissing houdende veroordeling.
Art. 40.De op bepaalde publiekrechtelijke rechtspersonen toepasselijke straf Ten aanzien van de Federale Staat, de gewesten, de gemeenschappen, de provincies, de hulpverleningszones, de prezones, de Brusselse agglomeratie, de gemeenten, de meergemeentezones, de binnengemeentelijke territoriale organen, de Franse Gemeenschapscommissie, de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn kan enkel, met uitsluiting van elke andere straf, de veroordeling bij schuldigverklaring worden uitgesproken. Afdeling 5. Vrijheidsbenemende straffen
Art. 41.Gevangenisstraf § 1. De gevangenisstraf bestaat uit de vrijheidsberoving van een persoon voor de termijn die de rechter bepaalt en overeenkomstig de door de wet bepaalde nadere regels. § 2. De gevangenisstraf als hoofdstraf wordt, afhankelijk van het toepasselijke strafniveau, opgelegd voor een duur van ten minste zes maanden tot ten hoogste levenslang.
De duur van een dag gevangenisstraf is vierentwintig uren.
De duur van een maand gevangenisstraf is dertig dagen.
De duur van een jaar gevangenisstraf is driehonderdvijfenzestig dagen. § 3. Elke hechtenis, vóór het definitief worden van de veroordeling ondergaan ten gevolge van het misdrijf dat tot die veroordeling aanleiding geeft, wordt toegerekend op de duur van de nog uit te voeren gevangenisstraffen. Hetzelfde geldt voor iedere voorlopige plaatsingsmaatregel in een gesloten opvoedingsafdeling ten aanzien van een minderjarige die een als misdrijf omschreven feit heeft gepleegd. § 4. De tot een gevangenisstraf veroordeelden ondergaan hun straf in de door de Koning aangewezen inrichtingen.
Art. 42.Behandeling onder vrijheidsberoving § 1. Indien het misdrijf van die aard is dat een gevangenisstraf kan worden opgelegd, kan de rechter de beklaagde of de beschuldigde opleggen zich aan een geschikte behandeling te onderwerpen, indien hij aan een psychiatrische aandoening lijdt die niet dermate ernstig is dat die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden tenietdoet, maar waardoor hij een ernstig gevaar vormt voor andermans leven of integriteit.
Het misdrijf waarvoor de behandeling onder vrijheidsberoving wordt opgelegd, moet mede het gevolg zijn van de psychiatrische aandoening waaraan de beklaagde of de beschuldigde lijdt. Deze straf kan niet worden opgelegd indien andere, minder dwingende straffen of maatregelen kunnen worden opgelegd om de gepaste zorg te verlenen en de maatschappij te beschermen. § 2. Alvorens de rechter beslist een behandeling onder vrijheidsberoving op te leggen, wint hij het gemotiveerd advies in van een deskundige, of van een gespecialiseerde dienst, door de Koning erkend bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
Dit advies bevat een beschrijving van de aard van de eventuele psychiatrische aandoening waaraan de beklaagde of de beschuldigde lijdt, van het verband tussen de stoornissen en het misdrijf, evenals een voorstel betreffende de aard en de duur van de behandeling.
De beklaagde of de beschuldigde kan zich ook laten onderzoeken door een geneesheer naar zijn keuze en diens advies voorleggen. Deze geneesheer kan kennis nemen van het dossier van de beklaagde of de beschuldigde. § 3. De behandeling onder vrijheidsberoving wordt, afhankelijk van het toepasselijke strafniveau, opgelegd voor een duur van ten minste zes maanden tot ten hoogste twintig jaar. De duur wordt berekend overeenkomstig hetgeen bepaald is in artikel 41, § 2, tweede tot vierde lid.
De rechter vermeldt in zijn beslissing de aard van de behandeling en de duur ervan, op basis van het gemotiveerd advies van de deskundige of van de gespecialiseerde instelling.
De rechter legt, binnen de grenzen bepaald voor het misdrijf en door de wet, een vervangende gevangenisstraf op die kan worden toegepast indien de behandeling onder vrijheidsberoving niet wordt uitgevoerd en waarvan de duur niet lager kan zijn dan die van de behandeling onder vrijheidsberoving.
Indien de strafuitvoeringsrechtbank oordeelt dat de toestand van de veroordeelde voldoende gestabiliseerd is zodat redelijkerwijze niet te vrezen valt dat betrokkene nieuwe ernstige misdrijven zou plegen en voldaan is aan de voorwaarden die overeenkomstig de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten gelden voor het toekennen van een voorwaardelijke invrijheidsstelling of een elektronisch toezicht voor een gevangenisstraf van een zelfde duur, beslist zij om voortijdig een einde te maken aan de behandeling onder vrijheidsberoving door hem een van deze modaliteiten toe te kennen.
Indien nog niet is voldaan aan de voorwaarden die overeenkomstig de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten gelden voor het toekennen van een voorwaardelijke invrijheidsstelling of een elektronisch toezicht voor een gevangenisstraf van een zelfde duur, beslist de strafuitvoeringsrechtbank of betrokkene wordt overgeplaatst naar een inrichting bedoeld in artikel 41, § 4, of, indien hierdoor de positieve effecten van de behandeling zouden worden tenietgedaan, hij in een instelling zoals vermeld in paragraaf 4 in detentie kan verblijven. § 4. De behandeling onder vrijheidsberoving vindt plaats in een instelling aangewezen door de strafuitvoeringsrechtbank en de tenuitvoerlegging ervan wordt geregeld in de bepalingen van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten. Zij kan evenwel niet bevelen dat de uitvoering van de behandeling onder vrijheidsberoving moet plaatsvinden in een gevangenis. § 5. Indien de veroordeelde in het kader van de uitvoering van de behandeling onder vrijheidsberoving te kennen geeft de opgelegde behandeling niet meer te willen volgen, indien hij de uitvoering van de behandeling onmogelijk maakt of de voorwaarden voor een goede uitvoering van de behandeling niet respecteert, kan de strafuitvoeringsrechtbank, op vordering van het openbaar ministerie en na de veroordeelde te hebben gehoord, beslissen dat de vervangende gevangenisstraf of een deel daarvan wordt uitgevoerd en dit rekening houdend met het deel van de behandeling onder vrijheidsberoving dat de veroordeelde reeds heeft ondergaan. Afdeling 6. Vrijheidsbeperkende straffen
Art. 43.Straf onder elektronisch toezicht § 1. Wanneer de rechter van oordeel is dat hij een straf van niveau 2 moet uitspreken, kan hij als hoofdstraf een straf onder elektronisch toezicht opleggen waarvan de duur minstens een maand en ten hoogste een jaar bedraagt.
De straf onder elektronisch toezicht bestaat uit de verplichting voor de veroordeelde om aanwezig te zijn op een bepaald adres, behoudens toegestane verplaatsingen, activiteiten en afwezigheden, volgens een bepaald uitvoeringsprogramma. De controle op deze aanwezigheid gebeurt onder meer door elektronische middelen. De verplichte aanwezigheid wordt gekoppeld aan voorwaarden.
De rechter bepaalt een vervangende gevangenisstraf van dezelfde duur als die van de straf onder elektronisch toezicht, die van toepassing is ingeval deze laatste straf niet wordt uitgevoerd.
De rechter kan een straf onder elektronisch toezicht slechts uitspreken als de beklaagde, in persoon of via zijn advocaat, met kennis van zaken zijn instemming heeft gegeven. Iedere persoon die met de beklaagde samenwoont kan door de rechter worden gehoord omtrent zijn opmerkingen met betrekking tot de overwogen straf. § 2. De rechter kan aanwijzingen geven omtrent de concrete invulling van deze straf, inzonderheid betreffende de toegestane verplaatsingen, activiteiten en afwezigheden.
Aan de straf onder elektronisch toezicht worden de volgende algemene voorwaarden verbonden: 1° geen misdrijven plegen;2° een vast adres hebben waar de verplichting tot aanwezigheid wordt uitgevoerd en vóór elke wijziging de toestemming krijgen van het openbaar ministerie of bij gebreke daarvan die van de strafuitvoeringsrechtbank;3° gevolg geven aan de oproepingen van de bevoegde dienst voor de controle van deze straf en de concrete modaliteiten bepaald door deze dienst volgen. De rechter kan de veroordeelde bovendien aan geïndividualiseerde bijzondere voorwaarden onderwerpen indien deze absoluut noodzakelijk zijn om het risico op herhaling te beperken of indien deze noodzakelijk zijn in het belang van het slachtoffer of voor de maatschappelijke re-integratie van de veroordeelde. § 3. Indien de beklaagde of de beschuldigde vervolgd wordt voor een misdrijf dat bestaat uit een aantasting van de seksuele, fysieke of psychische integriteit van een persoon met wie hij de woning deelt, geeft het openbaar ministerie of de rechter bij wie de zaak aanhangig werd gemaakt, aan de bevoegde dienst van het gerechtelijk arrondissement van de verblijfplaats van de beklaagde of de beschuldigde de opdracht om een voorlichtingsrapport op te stellen.
Het openbaar ministerie of de rechter is niet verplicht het bedoelde voorlichtingsrapport te vragen indien dit niet strikt noodzakelijk is. § 4. De Koning bepaalt de nadere regels inzake de tenuitvoerlegging en controle van de straf onder elektronisch toezicht. § 5. Indien de straf onder elektronisch toezicht niet of slechts gedeeltelijk wordt uitgevoerd of in geval van ernstige niet-naleving van de algemene of bijzondere voorwaarden kan de strafuitvoeringsrechtbank, op vordering van het openbaar ministerie en na de veroordeelde te hebben gehoord, beslissen dat zal worden overgegaan tot de uitvoering van de uitgesproken vervangende gevangenisstraf of van het restant ervan na aftrek van de duur van het reeds uitgevoerde elektronisch toezicht, waarbij een dag van de straf onder elektronisch toezicht gelijkstaat aan een dag gevangenisstraf.
Art. 44.Probatiestraf § 1. Wanneer de rechter van oordeel is dat hij een straf van niveau 2 of van niveau 1 moet uitspreken, kan hij als hoofdstraf een probatiestraf opleggen.
De rechter kan een probatiestraf slechts uitspreken als de beklaagde, in persoon of via zijn advocaat, met kennis van zaken zijn instemming heeft gegeven. § 2. De probatiestraf bestaat uit de verplichting algemene en bijzondere voorwaarden na te leven gedurende een door de rechter bepaalde termijn.
De duur van de probatiestraf van niveau 2 bedraagt meer dan twaalf maanden en ten hoogste twee jaar. De duur van de probatiestraf van niveau 1 bedraagt minstens zes maanden en ten hoogste twaalf maanden.
De rechter legt bij het uitspreken van een probatiestraf van niveau 1 een geldboete van 200 euro tot ten hoogste 20.000 euro of een gevangenisstraf van minstens een maand tot ten hoogste zes maand op.
Bij het uitspreken van een probatiestraf van niveau 2 legt de rechter een geldboete van 200 euro tot ten hoogste 20.000 euro of een gevangenisstraf van minstens een maand en ten hoogste een jaar op.
Deze vervangende straffen kunnen worden toegepast indien de probatiestraf niet wordt uitgevoerd.
De natuurlijke personen aan wie een probatiestraf werd opgelegd, worden bovendien onderworpen aan de sociale begeleiding door de daartoe aangewezen bevoegde dienst van de gemeenschappen. § 3. De rechter bepaalt de duur van de probatiestraf en de bijzondere voorwaarden waaraan de veroordeelde wordt onderworpen.
Aan de probatiestraf worden de volgende algemene voorwaarden verbonden: 1° geen misdrijven plegen;2° voor de natuurlijke personen, een vast adres hebben en, bij wijziging ervan, het adres van zijn nieuwe verblijfplaats onmiddellijk meedelen aan de bevoegde dienst van de gemeenschappen die met de begeleiding is belast;3° voor de natuurlijke personen, gevolg geven aan de oproepingen van de strafuitvoeringsrechtbank en aan die van de bevoegde dienst van de gemeenschappen die met de begeleiding is belast. De bijzondere voorwaarden kunnen bestaan uit onder meer het volgen van een opleiding, een beroepsstage of een ambulante behandeling.
De probatiestraf gaat in vanaf de dag waarop de veroordeling in kracht van gewijsde is getreden. § 4. In voorkomend geval, bepaalt de strafuitvoeringsrechtbank, na de veroordeelde gehoord te hebben, de concrete invulling van de probatiestraf.
De strafuitvoeringsrechtbank kan de bijzondere voorwaarden geheel of ten dele opschorten, nader omschrijven of aanpassen aan de omstandigheden, hetzij ambtshalve, hetzij op vordering van het openbaar ministerie, hetzij op verzoek van de veroordeelde. Indien de strafuitvoeringsrechtbank van oordeel is dat de probatiestraf zijn doel heeft bereikt, kan zij beslissen een einde eraan te maken, zelfs als de door de rechter bepaalde termijn nog niet is verstreken.
De Koning bepaalt voor het overige de nadere regels inzake de tenuitvoerlegging en controle van de probatiestraf. Hij organiseert ook samen met de bevoegde instanties de verspreiding van informatie en het overleg inzake de toepassing van de probatiestraffen. § 5. Wanneer de probatiestraf geheel of gedeeltelijk niet wordt uitgevoerd, kan de strafuitvoeringsrechtbank, op vordering van het openbaar ministerie, en na de veroordeelde gehoord te hebben, beslissen dat de vervangende straf of een deel ervan ten uitvoer zal worden gelegd, hierbij rekening houdende met het deel van de probatiestraf dat de veroordeelde reeds heeft verricht.
Art. 45.Werkstraf § 1. Wanneer de rechter van oordeel is dat hij een straf van niveau 2 of van niveau 1 moet uitspreken, kan hij als hoofdstraf een werkstraf opleggen.
De rechter kan een werkstraf slechts uitspreken als de beklaagde, in persoon of via zijn advocaat, met kennis van zaken zijn instemming heeft gegeven. § 2. De duur van de werkstraf van niveau 2 bedraagt meer dan honderdtwintig uren en ten hoogste driehonderd uren. De duur van de werkstraf van niveau 1 bedraagt minstens twintig uren en ten hoogste honderdtwintig uren.
De veroordeelde verricht de werkstraf kosteloos tijdens de vrije tijd waarover hij naast zijn eventuele school- of beroepsactiviteiten beschikt. Zij mag worden verricht bij openbare diensten van de Staat, de gemeenschappen, de gewesten, de provincies, de gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, dan wel bij verenigingen zonder winstoogmerk, stichtingen met een sociaal, wetenschappelijk of cultureel oogmerk of coöperatieve vennootschappen die erkend zijn als sociale onderneming. De werkstraf mag niet bestaan uit een activiteit die, in de aangewezen overheidsdienst of vereniging, doorgaans door bezoldigde werknemers wordt verricht.
De Koning kan andere plaatsen bepalen waar de werkstraf wordt uitgevoerd.
De rechter bepaalt de duur van de werkstraf en kan aanwijzingen geven omtrent de concrete invulling ervan.
De rechter legt bij het uitspreken van een werkstraf van niveau 1 een geldboete van 200 euro tot ten hoogste 20.000 euro of een gevangenisstraf van minstens een maand tot ten hoogste zes maanden op.
Bij het uitspreken van een werkstraf van niveau 2, legt de rechter een geldboete van 200 euro tot ten hoogste 20.000 euro of een gevangenisstraf van minstens een maand tot ten hoogste een jaar op.
Deze vervangende straffen kunnen worden toegepast indien de werkstraf niet wordt uitgevoerd. § 3. Op de tenuitvoerlegging van de werkstraf wordt toegezien door de strafuitvoeringsrechtbank.
De Koning bepaalt de nadere regels inzake de tenuitvoerlegging en controle van de werkstraf. Hij organiseert ook samen met de bevoegde instanties de verspreiding van informatie en het overleg inzake de toepassing van de werkstraffen. § 4. Wanneer de werkstraf geheel of gedeeltelijk niet wordt uitgevoerd, kan de strafuitvoeringsrechtbank, op vordering van het openbaar ministerie, en na de veroordeelde te hebben gehoord, beslissen dat de vervangende straf of een deel ervan ten uitvoer zal worden gelegd, hierbij rekening houdende met het deel van de werkstraf dat de veroordeelde reeds heeft verricht.
Art. 46.Verlengde opvolging § 1. Indien de rechter een straf oplegt van niveau 3 of van een hoger niveau wegens een misdrijf dat een ernstige inbreuk heeft uitgemaakt op het leven, de fysieke, seksuele of psychische integriteit van het slachtoffer of een ernstig gevaar uitmaakte voor de openbare veiligheid kan hij een verlengde opvolging opleggen als bijkomende straf.
Deze straf moet worden opgelegd indien de rechter de beklaagde of beschuldigde veroordeelt tot een straf van niveau 7 of 8 en de beklaagde of beschuldigde reeds eerder werd veroordeeld voor een misdrijf waarop de wet een straf van niveau 7 of 8 stelt.
Deze straf moet eveneens worden opgelegd indien de rechter de beklaagde of beschuldigde veroordeelt tot een straf van niveau 4 of van een hoger niveau en de veroordeling, al dan niet in samenloop met andere misdrijven, is gebaseerd op een van de volgende misdrijven: 1° foltering met de dood tot gevolg bedoeld in artikel 118;2° verkrachting van een minderjarige bedoeld in de artikelen 143, vijfde streepje, 144, vijfde streepje, en 145, vijfde streepje;3° niet-consensuele seksuele handelingen met de dood tot gevolg bedoeld in artikel 139;4° ontvoering met de dood tot gevolg bedoeld in artikel 225;5° een terroristisch misdrijf bedoeld in artikel 371, in geval dit de dood heeft veroorzaakt. Alvorens de rechter beslist een verlengde opvolging op te leggen, wint hij het gemotiveerd advies in van een deskundige of van een gespecialiseerde dienst, door de Koning erkend bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
Het advies bevat een beschrijving van de aard van de eventuele problematiek waarmee de beklaagde of de beschuldigde kampt en de mogelijkheden inzake begeleiding, behandeling of opvolging.
In afwijking van het vijfde lid, is de rechter niet verplicht het bedoelde gemotiveerd advies in te winnen indien hij een verplicht verlengde opvolging oplegt. § 2. De verlengde opvolging bestaat uit de verplichting om, na afloop van de gevangenisstraf of behandeling onder vrijheidsberoving, voorwaarden na te leven voor een bepaalde duur. Deze voorwaarden zijn gericht op het aanpakken van de eventuele problematiek die heeft bijgedragen tot de veroordeling van de beklaagde of de beschuldigde en het vermijden van het plegen van nieuwe feiten.
Indien de veroordeelde de opgelegde voorwaarden niet naleeft, indien hij de uitvoering van de verlengde opvolging onmogelijk maakt of indien de veroordeelde te kennen geeft niet bereid te zijn voorwaarden na te leven, kan hij worden opgesloten in een door de strafuitvoeringsrechtbank aangewezen instelling voor de duur van de verlengde opvolging. Deze instelling kan in geen geval een gevangenis zijn. § 3. De verlengde opvolging wordt opgelegd voor een duur van ten hoogste vijf jaar indien een straf wordt opgelegd van niveau 3, van ten hoogste tien jaar indien een straf wordt opgelegd van niveau 4 en van ten hoogste vijftien jaar indien een straf wordt opgelegd van niveau 5, 6, 7 of 8. Indien de verlengde opvolging verplicht wordt opgelegd overeenkomstig paragraaf 1, tweede of derde lid, bedraagt de minimale duur van de verlengde opvolging vijf jaar.
Indien de strafuitvoeringsrechtbank op een van de gronden opgesomd in paragraaf 2, tweede lid, beslist dat de veroordeelde van zijn vrijheid moet worden beroofd en op dat moment reeds de termijn van de proeftijd voor voorwaardelijke invrijheidstelling of voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering die van toepassing zou zijn geweest indien geen verlengde opvolging tegen hem was uitgesproken is verstreken, houdt de strafuitvoeringsrechtbank bij het bepalen van de resterende duur van de verlengde opvolging rekening met de reeds doorlopen periode waarin voorwaarden werden nageleefd na het verstrijken van deze termijn. § 4. De verlengde opvolging kan enkel worden uitgevoerd indien de veroordeelde de opgelegde gevangenisstraf of behandeling onder vrijheidsberoving uitzit, zonder met succes de in artikel 71 van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten bepaalde proeftijd te hebben doorlopen. § 5. Met het oog op de uitvoering van deze straf bepaalt de strafuitvoeringsrechtbank, na het horen van de veroordeelde, zes maanden voorafgaand aan de voorziene datum van strafeinde, de concrete voorwaarden waaraan de veroordeelde zich na de beëindiging van de gevangenisstraf of behandeling onder vrijheidsberoving dient te houden. Het openbaar ministerie stelt met het oog op deze zitting een dossier samen, met daarin een advies van de gevangenisdirecteur of de instellingsdirecteur en desgevallend van een deskundige bedoeld in paragraaf 1, vierde lid, met betrekking tot de bij de veroordeelde aanwezige problematiek.
De opgelegde voorwaarden omvatten de volgende algemene voorwaarden: 1° geen misdrijven plegen;2° een vast adres hebben en bij wijziging ervan, het adres van zijn nieuwe verblijfplaats onmiddellijk meedelen aan de bevoegde dienst van de gemeenschappen die met de begeleiding is belast;3° gevolg geven aan de oproepingen van de strafuitvoeringsrechtbank en, in voorkomend geval, aan die van de bevoegde dienst van de gemeenschappen die met de begeleiding is belast. De strafuitvoeringsrechtbank kan op elk moment de opgelegde voorwaarden geheel of ten dele opschorten, nader omschrijven of aanpassen aan de omstandigheden, hetzij ambtshalve, hetzij op vordering van het openbaar ministerie, hetzij op verzoek van de veroordeelde. Indien de strafuitvoeringsrechtbank van oordeel is dat de verlengde opvolging het gevaar op recidive afdoende ingeperkt heeft, beslist zij om voortijdig een einde te maken aan deze straf, zelfs indien de door de vonnisrechter bepaalde termijn nog niet is verstreken.
Art. 47.Ontzetting uit bepaalde burgerlijke en politieke rechten De gehele of gedeeltelijke ontzetting heeft betrekking op de uitoefening van de volgende rechten: 1° het recht openbare ambten, bedieningen of betrekkingen te vervullen of de titels en graden te voeren waarmee de betrokkene is bekleed;2° het recht verkozen te worden;3° het recht enig ereteken te dragen of enige adellijke titel te voeren;4° het recht gezworene of deskundige te zijn, als instrumentair of attesterend getuige bij akten op te treden;het recht in rechte te getuigen, anders dan om enkel inlichtingen te geven; 5° het recht geroepen te worden tot het ambt van voogd, toeziend voogd of curator, behalve over de eigen kinderen, of om het ambt van gerechtelijk bewindvoerder over de goederen van een vermoedelijk afwezige of bewindvoerder van een persoon die krachtens artikel 492/1 van het oud Burgerlijk Wetboek is beschermd uit te oefenen;6° het recht wapens te dragen of enige activiteit met betrekking tot wapens uit te oefenen;7° het recht te dienen in het leger. In geval van veroordeling tot een straf van niveau 8 wordt de levenslange ontzetting uitgesproken van de rechten bedoeld in het eerste lid. De rechter kan daarnaast de ontzetting van het kiesrecht opleggen voor het leven of voor een periode van twintig tot ten hoogste dertig jaar.
In geval van veroordeling tot een straf van niveau 7, kan de rechter de veroordeelde geheel of ten dele ontzetten van de uitoefening van de rechten bedoeld in het eerste lid voor twintig jaar. De rechter kan daarnaast de ontzetting van het kiesrecht opleggen voor een zelfde periode.
In geval van veroordeling tot een straf van niveau 2 tot en met 6, kan de rechter de veroordeelde geheel of ten dele ontzetten van de uitoefening van de rechten bedoeld in het eerste lid voor vijf tot ten hoogste tien jaar.
De periode van de ontzetting, bij het vonnis of arrest van veroordeling bepaald, gaat in op de dag waarop de veroordeling in kracht van gewijsde is getreden. De termijn wordt evenwel verlengd met de tijd waarin de gevangenisstraf of de behandeling onder vrijheidsberoving wordt uitgevoerd, met uitzondering van de periode gedurende dewelke de straf wordt uitgevoerd onder de modaliteit van het elektronisch toezicht en de periodes van voorwaardelijke of voorlopige invrijheidstelling.
Indien daartoe grond bestaat, kan de strafuitvoeringsrechtbank beslissen een in kracht van gewijsde getreden veroordeling tot de ontzetting uit de rechten te wijzigen door de duur of de omvang van de ontzetting te verminderen, de ontzetting op te schorten of te beëindigen.
Art. 48.Beroepsverbod De rechter kan de veroordeelde verbieden zijn beroep uit te oefenen indien hij ernstig misbruik heeft gemaakt van zijn beroep om het misdrijf te plegen.
Het beroepsverbod bedraagt minstens een jaar en ten hoogste vijf jaar.
Het beroepsverbod gaat in vanaf de dag waarop de veroordeling in kracht van gewijsde is getreden. De termijn wordt evenwel verlengd met de tijd waarin de gevangenisstraf of de behandeling onder vrijheidsberoving wordt uitgevoerd, met uitzondering van de periode gedurende dewelke de straf wordt uitgevoerd onder de modaliteit van het elektronisch toezicht en de periodes van voorwaardelijke of voorlopige invrijheidstelling.
Indien daartoe grond bestaat, kan de strafuitvoeringsrechtbank beslissen een in kracht van gewijsde getreden veroordeling tot het beroepsverbod te wijzigen door de duur van het verbod te verminderen, het verbod op te schorten of te beëindigen.
Art. 49.Verval van het recht tot sturen De rechter kan de dader veroordelen tot een verval van het recht tot sturen indien een motorrijtuig gediend heeft of bestemd was tot het plegen van het misdrijf of tot het verzekeren van de vlucht.
Het verval van het recht tot sturen bedraagt minstens zes maanden en ten hoogste vijf jaar.
De rechter kan het verval beperken tot de uitvoering buiten de beroepsactiviteit.
Het verval gaat in vanaf de dag waarop de veroordeling in kracht van gewijsde is getreden. De termijn wordt evenwel verlengd met de tijd waarin de gevangenisstraf of de behandeling onder vrijheidsberoving wordt uitgevoerd, met uitzondering van de periode gedurende dewelke de straf wordt uitgevoerd onder de modaliteit van het elektronisch toezicht en de periodes van voorwaardelijke of voorlopige invrijheidstelling.
Artikel 40, tweede lid tot vierde lid, van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten betreffende de politie over het wegverkeer is van toepassing.
Indien daartoe grond bestaat, kan de strafuitvoeringsrechtbank beslissen een in kracht van gewijsde getreden veroordeling tot verval van het recht tot sturen te wijzigen door de duur van het verval te verminderen, het verval op te schorten of te beëindigen.
De Koning bepaalt de formaliteiten die moeten worden vervuld met betrekking tot de uitvoering van de vervallenverklaringen van het recht tot sturen.
Art. 50.Verblijfs-, plaats- of contactverbod De rechter kan de veroordeelde, voor een termijn van een jaar tot ten hoogste twintig jaar, de ontzetting opleggen van het recht te wonen, te verblijven of zich op te houden in het door de rechter bepaalde gebied of contact te hebben met de personen die hij individueel aanwijst.
Het verblijfs-, plaats- of contactverbod gaat in vanaf de dag waarop de veroordeling in kracht van gewijsde is getreden. De termijn wordt evenwel verlengd met de tijd waarin de gevangenisstraf of de behandeling onder vrijheidsberoving wordt uitgevoerd, met uitzondering van de periode gedurende dewelke de straf wordt uitgevoerd onder de modaliteit van het elektronisch toezicht en de periodes van voorwaardelijke of voorlopige invrijheidstelling.
Indien daartoe grond bestaat, kan de strafuitvoeringsrechtbank beslissen een in kracht van gewijsde getreden veroordeling waarbij een verblijfs-, plaats- of contactverbod is opgelegd, te wijzigen door de duur of de omvang van het verbod te beperken, de nadere regels of de voorwaarden ervan aan te passen, het op te schorten of het te beëindigen. Afdeling 7. Veroordeling bij schuldigverklaring
Art. 51.Veroordeling bij schuldigverklaring Wanneer de rechter van oordeel is dat hij een straf van niveau 2 of van niveau 1 moet uitspreken kan hij de veroordeling bij schuldigverklaring uitspreken, wanneer hij vaststelt dat in het licht van de concrete omstandigheden van de zaak de hem voorgelegde feiten slechts van geringe ernst zijn of dat de tijd die is verstreken sinds het plegen van het misdrijf het uitspreken van een andere straf niet opportuun maakt.
Wanneer de rechter de veroordeling bij schuldigverklaring uitspreekt, wordt de beklaagde veroordeeld in de kosten en, zo daartoe aanleiding bestaat, tot teruggave.
Met uitzondering van de verbeurdverklaring en van de verruimde verbeurdverklaring mag de schuldigverklaring niet samen met een andere straf worden uitgesproken. Afdeling 8. Vermogensstraffen
Art. 52.Geldboete § 1. De geldboete kan worden opgelegd, hetzij als hoofdstraf, hetzij als bijkomende straf.
In geval van veroordeling tot een straf van niveau 2 tot en met 8 kan de rechter de volgende geldboete als bijkomende straf uitspreken: 1° indien de hoofdstraf een straf van niveau 8 is, een geldboete van 200 euro tot ten hoogste 35.000 euro; 2° indien de hoofdstraf een straf van niveau 7 is, een geldboete van 200 euro tot ten hoogste 30.000 euro; 3° indien de hoofdstraf een straf van niveau 6 is, een geldboete van 200 euro tot ten hoogste 25.000 euro; 4° indien de hoofdstraf een straf van niveau 5 is, een geldboete van 200 euro tot ten hoogste 20.000 euro; 5° indien de hoofdstraf een straf van niveau 4 is, een geldboete van 200 euro tot ten hoogste 15.000 euro; 6° indien de hoofdstraf een straf van niveau 3 is, een geldboete van 200 euro tot ten hoogste 10.000 euro; 7° indien de hoofdstraf een straf van niveau 2 is, een geldboete van 200 euro tot ten hoogste 5.000 euro. § 2. Indien hij veroordeelt tot een geldboete, houdt de rechter bij het bepalen van het bedrag ervan rekening met de elementen die door de beklaagde of de beschuldigde worden ingeroepen met betrekking tot zijn financiële draagkracht en sociale toestand.
De rechter kan een geldboete uitspreken beneden het wettelijk minimum indien de beklaagde of de beschuldigde om het even welk element voorlegt dat zijn precaire financiële situatie bewijst.
De rechter kan beslissen dat de geldboete in schijven zal worden betaald wanneer de omstandigheden van de zaak dit rechtvaardigen.
Art. 53.Verbeurdverklaring § 1. Behoudens wanneer ze als hoofdstraf van niveau 1 wordt uitgesproken, is de verbeurdverklaring een bijkomende straf die de rechter moet uitspreken wanneer hij het misdrijf bewezen verklaart. § 2. De rechter spreekt de verbeurdverklaring uit: 1° van de zaken die het voorwerp van het misdrijf uitmaken, indien zij eigendom zijn van de veroordeelde;2° van de zaken die hebben gediend of waren bestemd tot het plegen van het misdrijf, indien zij eigendom zijn van de veroordeelde;3° van de zaken die uit het misdrijf zijn ontstaan;4° van de vermogensvoordelen die uit het misdrijf zijn verkregen, van de goederen en waarden die in de plaats ervan zijn gesteld en van de inkomsten uit de belegde voordelen. Indien de verbeurd te verklaren zaken bedoeld in het eerste lid, 2° en 4°, niet in het vermogen van de veroordeelde kunnen worden teruggevonden, gaat de rechter, op schriftelijke vordering van het openbaar ministerie of ambtshalve, na de beklaagde of de beschuldigde hierover te hebben gehoord, over tot een raming van de geldwaarde ervan en spreekt de verbeurdverklaring uit van een daarmee overeenstemmend geldbedrag. Wanneer er meerdere daders zijn, zal enkel diegene die het verbeurd te verklaren goed heeft onttrokken aan de gerechtelijke autoriteiten worden veroordeeld tot betaling van het daarmee overeenstemmend bedrag. Indien die persoon niet kan worden bepaald, zal elk van de daders worden veroordeeld tot de betaling van een deel van dat bedrag, te bepalen door de rechtbank, die hierbij rekening houdt met het aandeel van elk van de veroordeelde daders in het misdrijf. § 3. De verbeurdverklaring van onroerende goederen die hebben gediend of bestemd zijn geweest voor het plegen van het misdrijf zal slechts worden bevolen in de door de wet bepaalde gevallen. § 4. De verbeurdverklaring van onroerende goederen kan enkel gebeuren op schriftelijke vordering van het openbaar ministerie. Wanneer zij niet wordt voorafgegaan door een onroerend strafrechtelijk beslag van het goed, wordt deze vordering kosteloos overgeschreven bij de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie van waar het goed gelegen is. § 5. Voor het bepalen van het bedrag van de vermogensbestanddelen die rechtstreeks uit het misdrijf zijn verkregen, kan de rechter zich inzonderheid baseren op alle elementen die hem op tegensprekelijke wijze worden voorgelegd, en die wijzen op een onevenwicht tussen enerzijds de tijdelijke of blijvende aangroei van het vermogen en de bestedingen van de veroordeelde gedurende de incriminatieperiode die door het openbaar ministerie worden bewezen, en anderzijds de tijdelijke of blijvende aangroei van het vermogen en de bestedingen van de veroordeelde in diezelfde periode, waarvan die laatste geloofwaardig kan maken dat ze niet voortspruiten uit de misdrijven waarvoor hij werd veroordeeld. § 6. De rechter vermindert indien nodig de verbeurdverklaring van de goederen die hebben gediend tot of waren bestemd om het misdrijf te plegen bedoeld in paragraaf 2, eerste lid, 2°, of het bedrag van de vermogensvoordelen bedoeld in paragraaf 2, eerste lid, 4°, of de raming van de geldwaarde bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, teneinde de veroordeelde niet aan een onredelijk zware straf te onderwerpen. § 7. De verbeurdverklaring van de in paragrafen 1 en 2, eerste lid, bedoelde zaken wordt eveneens uitgesproken wanneer die zaken zich buiten het Belgische grondgebied bevinden.
De verbeurdverklaring van de in paragraaf 2, eerste lid, 1° en 2°, bedoelde zaken, uitgesproken ten aanzien van publiekrechtelijke rechtspersonen, kan enkel betrekking hebben op goederen die vatbaar zijn voor burgerlijk beslag. § 8. Behoudens toepassing van artikel 67, worden de verbeurdverklaarde zaken aan de Schatkist toegekend. § 9. Iedere derde die beweert recht te hebben op de verbeurdverklaarde zaak, kan dit recht laten gelden binnen een termijn en volgens de nadere regels bepaald door de Koning.
Art. 54.Verruimde verbeurdverklaring § 1. De vermogensvoordelen, de goederen en waarden die in de plaats ervan zijn gesteld en de inkomsten uit de belegde voordelen die worden gevonden in het vermogen of in het bezit van een persoon, ook indien zij gelokaliseerd zijn buiten het Belgische grondgebied, kunnen op schriftelijke vordering van het openbaar ministerie verbeurdverklaard worden, of die persoon kan worden veroordeeld tot de betaling van een bedrag dat door de rechter wordt geraamd als zijnde overeenstemmend met de waarde van deze zaken indien de betrokkene schuldig werd bevonden: 1° ofwel aan een of meer misdrijven bedoeld: a) in de artikelen 151 tot 168, 170 tot 174;b) in de artikelen 258 tot 261, 290 en 291;c) in de artikelen 342 tot 346;d) in artikel 371, voor zover die misdrijven bestraft worden met een van de straffen van niveau 3 tot 8, en van dien aard zijn dat zij financieel gewin kunnen opleveren, in de artikelen 373 tot 375, voor zover dit misdrijf van dien aard is dat het financieel gewin kan opleveren, in de artikelen 376 tot 382, voor zover deze misdrijven van dien aard zijn dat zij financieel gewin kunnen opleveren, in artikel 383, voor zover dit misdrijf wordt bestraft met een van de straffen bedoeld in artikel 383, § 1, tweede en derde streepje, en van dien aard is dat het financieel gewin kan opleveren, en in de artikelen 384 tot 386, voor zover deze misdrijven van dien aard zijn dat zij financieel gewin kunnen opleveren;e) in de artikelen 407 tot 409;f) in de artikelen 427, 439 en 441;g) in artikel 487;h) in de artikelen 501 en 502, met uitzondering van de zaken die gedekt zijn door artikel 53, § 2, eerste lid, 1° ;i) in de artikelen 488, 524, 525, 527, 528 en 531 tot 533;j) in artikel 638;k) in artikel 2bis, § 1, van de wet van 24 februari 1921Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/02/1921 pub. 17/12/2004 numac 2004000617 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen, verdovende middelen, ontsmettingsstoffen of antiseptica. - Duitse vertaling sluiten betreffende het verhandelen van de giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, voor zover de feiten betrekking hebben op de invoer, de uitvoer, de vervaardiging, de verkoop of het te koop stellen van de in dat artikel bedoelde middelen en stoffen, of in artikel 2bis, § 3, b), of in § 4, b);l) in artikel 2quater, eerste lid, 4°, van dezelfde wet;2° ofwel aan strafbare feiten waarvan de ernst en de finaliteit de rechtbank toelaat te besluiten dat deze feiten werden gepleegd in het kader van ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd. § 2. De verruimde verbeurdverklaring kan worden uitgesproken tegen de daders en deelnemers die werden veroordeeld wegens één of meerdere van de in dit artikel opgesomde misdrijven en onder de in paragraaf 1 bepaalde voorwaarden, wanneer de veroordeelde over een relevante periode verdere vermogensvoordelen heeft ontvangen terwijl er ernstige en concrete elementen zijn dat deze voordelen voortspruiten uit het misdrijf waarvoor hij werd veroordeeld of uit misdrijven die, rechtstreeks of onrechtstreeks, aanleiding kunnen geven tot een economisch voordeel voor zover zij voorkomen in dezelfde rubriek, bepaald in paragraaf 1, als het misdrijf waarvoor de betrokkene is veroordeeld en de veroordeelde het tegendeel niet geloofwaardig maakt. § 3. Als relevante periode wordt aanzien de periode van vijf jaar die aanvangt bij het plegen van het eerste misdrijf dat is bewezen in hoofde van de veroordeelde, en die eindigt op de datum van de uitspraak van het vonnis.
De ernstige en concrete elementen kunnen worden geput uit alle geloofwaardige elementen die op tegensprekelijke wijze aan de rechtbank zijn overgelegd.
Het openbaar ministerie levert het bewijs van het bestaan van een verrijking die niet gerechtvaardigd is door een geoorloofde oorzaak over de relevante periode.
Onder verrijking verstaat men de al dan niet tijdelijke vermeerdering van de middelen en de vermindering van de uitgaven die de veroordeelde heeft genoten en die niet gerechtvaardigd zijn door een geoorloofde oorzaak. De beklaagde of de beschuldigde kan de geoorloofde herkomst van die verrijking aannemelijk maken. § 4. De rechter vermindert, indien nodig, het bedrag van de vermogensvoordelen of de geldwaarde ervan teneinde de veroordeelde niet te onderwerpen aan een onredelijk zware straf. § 5. Iedere derde die beweert recht te hebben op de verbeurdverklaarde zaak, kan dit recht laten gelden binnen een termijn en volgens de nadere regels bepaald door de Koning. In dit verband kan hij de rechtmatige herkomst van de zaak aannemelijk maken. § 6. Behoudens toepassing van artikel 67, worden de verbeurdverklaarde zaken aan de Schatkist toegekend.
Art. 55.Geldstraf vastgesteld op basis van het verwachte of uit het misdrijf behaalde voordeel Wanneer het plegen van het misdrijf ertoe strekte rechtstreeks of onrechtstreeks een vermogensvoordeel te behalen en de rechter het bedrag van de door de wet voorziene geldboete als bijkomende straf onvoldoende acht om tot een gepaste bestraffing te komen, kan hij elk van de daders veroordelen tot betaling van een som die overeenstemt met maximum het drievoud van de waarde van het vermogensvoordeel dat de dader of de daders rechtstreeks of onrechtstreeks uit het misdrijf hebben behaald of hoopten te behalen in plaats van de bijkomende geldboete. Deze som wordt geïnd als een geldboete.
Deze straf kan als hoofdstraf van niveau 1 worden uitgesproken.
Indien hij een dergelijke straf oplegt, houdt de rechter bij het bepalen van het bedrag ervan rekening met de elementen die door de beklaagde of de beschuldigde worden ingeroepen met betrekking tot zijn financiële draagkracht en zijn sociale toestand. Afdeling 9. Specifieke straffen toepasselijk op de rechtspersonen
Art. 56.Dienstverleningsstraf ten gunste van de gemeenschap § 1. Wanneer de rechter van oordeel is dat hij een straf van niveau 1 of 2 moet uitspreken, kan hij de rechtspersoon veroordelen tot een dienstverleningsstraf ten gunste van de gemeenschap als hoofdstraf.
De rechter kan een dienstverleningsstraf ten gunste van de gemeenschap slechts uitspreken indien de rechtspersoon, in persoon of via zijn advocaat, met kennis van zaken zijn instemming heeft gegeven. § 2. Het budget dat de veroordeelde rechtspersoon moet besteden aan de dienstverleningsstraf ten gunste van de gemeenschap van niveau 2 moet hoger zijn dan 20.000 euro en bedraagt ten hoogste 360.000 euro. In geval van veroordeling tot een dienstverleningsstraf ten gunste van de gemeenschap van niveau 1, mag dat budget niet lager zijn dan 200 euro en bedraagt het ten hoogste 20.000 euro.
De dienstverleningsstraf ten gunste van de gemeenschap mag uitsluitend worden verricht ten voordele van de openbare diensten van de Staat, de gemeenschappen, de gewesten, de provincies, de gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, dan wel ten gunste van verenigingen zonder winstoogmerk of stichtingen met een sociaal, wetenschappelijk of cultureel oogmerk.
De rechter bepaalt het budget dat de veroordeelde rechtspersoon moet besteden aan de dienstverleningsstraf ten gunste van de gemeenschap en kan aanwijzingen geven betreffende de concrete inhoud en de uitvoeringsmodaliteiten ervan.
De rechter legt, binnen de grenzen bepaald voor het misdrijf en door de wet, bij het uitspreken van een dienstverleningsstraf een vervangende geldboete op die kan worden toegepast indien de dienstverleningsstraf ten gunste van de gemeenschap niet wordt uitgevoerd. § 3. Op de tenuitvoerlegging van de dienstverleningsstraf ten gunste van de gemeenschap wordt toegezien door de strafuitvoeringsrechtbank. § 4. Wanneer de dienstverleningsstraf ten gunste van de gemeenschap geheel of gedeeltelijk niet wordt uitgevoerd, kan de strafuitvoeringsrechtbank, op vordering van het openbaar ministerie en na de veroordeelde gehoord te hebben, beslissen dat de vervangende geldboete of een deel ervan ten uitvoer zal worden gelegd, hierbij rekening houdende met het deel van de dienstverleningsstraf ten gunste van de gemeenschap dat de veroordeelde reeds heeft verricht.
Art. 57.Verbod om een activiteit die deel uitmaakt van het voorwerp uit te oefenen Het verbod een activiteit uit te oefenen die deel uitmaakt van het voorwerp, met uitzondering van de werkzaamheden die behoren tot een opdracht van openbare dienstverlening, kan door de rechter worden uitgesproken, voor een termijn van een jaar tot ten hoogste tien jaar, wanneer de rechtspersoon is veroordeeld wegens een misdrijf.
De veroordeling wordt overgezonden naar de griffie van de ondernemingsrechtbank en wordt binnen drie maanden, te rekenen vanaf de dag waarop de beslissing in kracht van gewijsde is getreden, op kosten van de veroordeelde bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Indien nodig kan de strafuitvoeringsrechtbank beslissen een in kracht van gewijsde getreden veroordeling waarbij een verbod om een activiteit die deel uitmaakt van het voorwerp te verrichten is opgelegd, te wijzigen door de duur of de omvang van het verbod te beperken, het op te schorten of het te beëindigen. Afdeling 10. Andere straffen
Art. 58.Bekendmaking van de beslissing houdende veroordeling In de bij wet bepaalde gevallen kan de rechter bevelen dat de beslissing houdende veroordeling volledig of bij uittreksel wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, in de dagbladen die hij aanwijst, door elk ander communicatiemiddel of door de opname ervan in het Centraal register bedoeld in artikel 782, § 4, van het Gerechtelijk Wetboek op een niet-geanonimiseerde wijze voor een termijn van drie maanden, dit alles op kosten van de veroordeelde.
Art. 59.Sluiting van de inrichting In de bij wet bepaalde gevallen kan de rechter de definitieve gehele of gedeeltelijke sluiting bevelen van de inrichting van de veroordeelde, met uitzondering van de inrichtingen waar werkzaamheden worden verricht die behoren tot een opdracht van openbare dienstverlening. De sluiting van de inrichting houdt het verbod in hierin enige activiteit uit te oefenen gelijkaardig aan die naar aanleiding waarvan het misdrijf werd gepleegd. De sluiting gaat in vanaf de dag waarop de veroordeling in kracht van gewijsde is getreden. Bij gebreke aan vrijwillige sluiting gebeurt deze op initiatief van het openbaar ministerie op kosten van de veroordeelde. Afdeling 11. Straftoemeting
Art. 60.Herhaling Indien de dader wordt vervolgd voor een misdrijf waarop door de wet een straf van niveau 1, 2, 3, 4, 5 of 6 is gesteld, kan deze straf worden verhoogd naar een straf van het onmiddellijk hogere niveau indien op het ogenblik van het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren verlopen waren te rekenen vanaf de dag waarop een vorige veroordeling in kracht van gewijsde is getreden. De termijn van vijf jaar wordt evenwel verlengd met de tijd waarin de gevangenisstraf of behandeling onder vrijheidsberoving wordt uitgevoerd, met uitzondering van de periode gedurende dewelke de straf wordt uitgevoerd onder de modaliteit van het elektronisch toezicht en de periodes van voorwaardelijke of voorlopige invrijheidstelling.
Indien de dader wordt vervolgd voor een misdrijf waarop door de wet een straf van niveau 7 is gesteld en de dader reeds eerder werd veroordeeld tot een straf van niveau 7 of 8, wordt de minimumstraf gebracht op een gevangenisstraf van tweeëntwintig jaar of een behandeling onder vrijheidsberoving van zeventien jaar.
Art. 61.Eendaadse samenloop Wanneer eenzelfde feit verscheidene misdrijven oplevert, wordt de hoofdstraf opgelegd binnen het zwaarste strafniveau. De bijkomende straffen worden cumulatief opgelegd binnen de grenzen bepaald door de wet.
Art. 62.Meerdaadse samenloop § 1. Er is meerdaadse samenloop wanneer iemand schuldig wordt bevonden aan verscheidene misdrijven die ieder het gevolg zijn van een verschillend feit en die zijn gepleegd op een ogenblik waarop voor geen van deze feiten een veroordeling is tussengekomen die in kracht van gewijsde is getreden. § 2. Indien de rechter oordeelt dat de misdrijven die de samenloop uitmaken met een straf van niveau 7 of 8 moet worden bestraft, wordt alleen de zwaarste straf uitgesproken. De andere hoofdstraffen worden opgeslorpt door deze straf. De bijkomende straffen worden cumulatief opgelegd binnen de grenzen bepaald door de wet. § 3. In de andere gevallen wordt, wanneer de feiten gelijktijdig worden berecht, de hoofdstraf opgelegd binnen het zwaarste strafniveau. De hoofdstraf kan evenwel worden verhoogd naar een hoofdstraf van het onmiddellijk hoger niveau. Strafverhoging is niet mogelijk in de hypothese van strafniveau 6 of 1. Indien het toepasselijke strafniveau het niveau 1 is, kunnen de verscheidene hoofdstraffen cumulatief worden opgelegd.
In geval van niet-gelijktijdige berechting houdt de laatst optredende feitenrechter rekening met de eerst uitgesproken straf. De straf die hij oplegt mag de zwaarste hoofdstraf binnen het huidig strafniveau niet te boven gaan. In geen geval mogen de eerst uitgesproken straf en de later uitgesproken straf samen de bovengrens zoals bepaald in de hypothese van gelijktijdige berechting te boven gaan.
De bijkomende straffen worden cumulatief opgelegd binnen de grenzen bepaald door de wet. § 4. Wanneer de rechter bij wie een zaak laatst is aangebracht, uitspraak doet zonder kennis van de samenloop, vermindert de strafuitvoeringsrechtbank het straftotaal volgens de voorgaande regels.
Art. 63.Toerekening van de hechtenis voor de einduitspraak Wanneer de rechter een andere straf dan een gevangenisstraf uitspreekt, houdt hij bij de keuze van de straf en de bepaling van de strafmaat rekening met de hechtenis die vóór het definitief worden van de veroordeling is ondergaan of de duur van de voorlopige plaatsingsmaatregel in een gesloten opvoedingsafdeling ten aanzien van een minderjarige die een als misdrijf omschreven feit heeft gepleegd. Afdeling 12. Opschorting en uitstel
Art. 64.Opschorting van de uitspraak van de ver-oordeling § 1. Wanneer de rechter het ten laste gelegd misdrijf waarop een straf van niveau 1, 2, 3, 4, 5 of 6 is gesteld bewezen verklaart, kan hij de opschorting van de uitspraak van de veroordeling gelasten indien de beklaagde hiermee instemt.
Aan de opschorting wordt een proeftijd gekoppeld van ten minste een jaar en ten hoogste vijf jaar, met ingang van de dag waarop het vonnis of het arrest in kracht van gewijsde is getreden.
De beslissing tot opschorting maakt een einde aan de vervolging indien zij niet wordt herroepen. § 2. Wanneer de opschorting wordt gelast, wordt de beklaagde veroordeeld in de kosten en, indien daar aanleiding toe bestaat, tot de teruggave en de verbeurdverklaring. Desgevallend wordt ook uitspraak gedaan over de burgerlijke vordering. § 3. De onderzoeksgerechten kunnen de opschorting van de uitspraak van de veroordeling gelasten ten aanzien van de inverdenkinggestelde onder de voorwaarden bedoeld in de paragrafen 1 en 2 wanneer zij van oordeel zijn dat de openbaarheid van de debatten de declassering van de inverdenkinggestelde zou kunnen veroorzaken of zijn reclassering in gevaar zou kunnen brengen. § 4. De opschorting kan op vordering van het openbaar ministerie worden herroepen door de correctionele rechtbank of, indien het feit behoort tot haar bevoegdheid, door de politierechtbank, die de opschorting gelast heeft: 1° indien bij een in kracht van gewijsde getreden beslissing wordt vastgesteld dat een nieuw misdrijf, gepleegd tijdens de proeftijd, een hoofdgevangenisstraf van minstens zes maanden tot gevolg heeft gehad;2° indien diegene voor wie de maatregel is genomen wegens een overtreding van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten betreffende de politie over het wegverkeer of van haar uitvoeringsbesluiten, gedurende de proeftijd een nieuw misdrijf heeft gepleegd dat veroordeling krachtens de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten betreffende de politie over het wegverkeer of haar uitvoeringsbesluiten tot gevolg heeft gehad. Indien de opschorting wordt herroepen, kan voor het betrokken misdrijf ten hoogste een straf van niveau 3 worden opgelegd.
De vordering tot herroeping en tot uitspraak van de veroordeling voor het misdrijf dat aanleiding heeft gegeven tot de opschorting verjaart drie volle jaren na de dag waarop de veroordeling wegens het nieuwe misdrijf in kracht van gewijsde is getreden.
Art. 65.Uitstel van de tenuitvoerlegging van de straffen § 1. Wanneer de rechter een straf oplegt die een straf van niveau 3 niet te boven gaat, kan hij bevelen dat de tenuitvoerlegging van de hoofdstraffen of bijkomende straffen die hij uitspreekt volledig of gedeeltelijk wordt uitgesteld.
De tenuitvoerlegging van de verbeurdverklaring, van de straf onder elektronisch toezicht, van de werkstraf, van de probatiestraf, van de behandeling onder vrijheidsberoving, van de verlengde opvolging of van een vervangende straf kan echter niet worden uitgesteld.
De duur van het uitstel mag niet minder dan een jaar en niet meer dan vijf jaar bedragen, met ingang van de dag waarop het vonnis of het arrest in kracht van gewijsde is getreden.
De rechter kan een gewoon uitstel bevelen of aan het uitstel probatievoorwaarden verbinden. § 2. In geval van probatie-uitstel verbindt de rechter aan het uitstel door hem bepaalde probatievoorwaarden, die hij in zijn uitspraak vermeldt, mits de beklaagde zich ertoe verbindt die voorwaarden na te leven.
Het probatie-uitstel impliceert de naleving van de volgende algemene voorwaarden: 1° geen misdrijven plegen;2° een vast adres hebben en, bij wijziging ervan, het adres van zijn nieuwe verblijfplaats onmiddellijk meedelen aan de bevoegde dienst van de gemeenschappen die met de begeleiding is belast;3° gevolg geven aan de oproepingen van de strafuitvoeringsrechtbank en, in voorkomend geval, aan die van de bevoegde dienst van de gemeenschappen die met de begeleiding is belast. De bijzondere voorwaarden kunnen onder meer bestaan uit het volgen van een opleiding, een beroepsstage of een ambulante behandeling. § 3. De strafuitvoeringsrechtbank kan, hetzij ambtshalve, hetzij op vordering van het openbaar ministerie, hetzij op verzoek van de veroordeelde, de probatievoorwaarden geheel of ten dele opschorten, nader omschrijven of aanpassen aan de omstandigheden.
De Koning bepaalt voor het overige de nadere regels inzake de tenuitvoerlegging en controle van de probatie. § 4. Het uitstel wordt herroepen indien bij een in kracht van gewijsde getreden beslissing wordt vastgesteld dat een nieuw misdrijf, gepleegd tijdens de proeftijd, een gevangenisstraf van meer dan achttien maanden zonder uitstel tot gevolg heeft gehad.
Het uitstel kan worden herroepen indien bij een in kracht van gewijsde getreden beslissing wordt vastgesteld dat een nieuw misdrijf, gepleegd tijdens de proeftijd, een gevangenisstraf zonder uitstel van ten hoogste achttien maanden tot gevolg heeft gehad.
Het probatie-uitstel kan eveneens worden herroepen in geval van een andere ernstige niet-naleving van de algemene of bijzondere probatievoorwaarden.
Wanneer het uitstel kan worden herroepen, doet de strafuitvoeringsrechtbank uitspraak over het verzoek tot herroeping ingediend door het openbaar ministerie. Het verzoek tot herroeping wegens ernstige niet-naleving van de probatievoorwaarden moet uiterlijk binnen een jaar na het verstrijken van de proeftijd van het uitstel worden ingesteld. Het verjaart een jaar na de dag waarop zij bij de strafuitvoeringsrechtbank is aangebracht.
Hoofdstuk 5. Burgerrechtelijke bepalingen en beveiligingsmaatregelen
Art. 66.Burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor de betaling van een vermogensstraf Niemand kan burgerlijk aansprakelijk worden gesteld voor de betaling van de vermogensstraf waartoe een ander wordt veroordeeld.
Art. 67.Teruggave en de schadevergoeding De veroordeling tot de bij de wet gestelde straffen wordt uitgesproken, onverminderd de teruggave en de schadevergoeding die aan partijen mocht verschuldigd zijn.
De betaling van een schadevergoeding aan de burgerlijke partij kan worden opgelegd aan diegene die bij rechterlijke uitspraak wegens een misdrijf wordt veroordeeld of, in voorkomend geval, aan de burgerrechtelijk aansprakelijke partij.
Wanneer de wet de schadevergoeding niet regelt, bepaalt de rechter het bedrag ervan. Indien de verbeurdverklaarde zaken aan de burgerlijke partij toebehoren, worden zij aan haar teruggegeven. De verbeurdverklaarde zaken worden haar eveneens toegewezen indien de rechter de verbeurdverklaring uitgesproken heeft omdat zij goederen of waarden vormen die door de veroordeelde in de plaats gesteld zijn van de zaken die toebehoren aan de burgerlijke partij. Evenzo bepaalt de rechter wanneer de verbeurdverklaring betrekking heeft op een geldsom die overeenstemt met die zaken, dat dit bedrag, waarvan de betaling moet worden verrekend met de aan de burgerlijke partij toegekende schadevergoeding, aan haar wordt toegekend.
Onverminderd de bepalingen inzake de verbeurdverklaring, beveelt de rechter ambtshalve de teruggave van de goederen die aan de eigenaar werden ontnomen of de toewijzing aan hem van de goederen of waarden die door de veroordeelde in de plaats van deze goederen werden gesteld. Daarnaast beoogt de teruggave de materiële gevolgen van het bewezen verklaarde misdrijf teniet te doen, met als doel het herstel van de feitelijke toestand zoals die bestond vóór het plegen van het bewezen verklaarde misdrijf.
Indien het slachtoffer zich nog geen burgerlijke partij had gesteld op het moment van de uitspraak van de verbeurdverklaring van een geldsom die overeenstemt met het goed dat zijn eigendom was, beschikt hij over een schuldvordering tegenover de Staat ten belope van het bedrag dat door de veroordeelde ter uitvoering van deze straf werd betaald en die zal worden verrekend met de later toegekende schadevergoeding.
Art. 68.Hoofdelijkheid Alle wegens eenzelfde misdrijf veroordeelde personen zijn hoofdelijk gehouden tot de kosten, wanneer zij door eenzelfde vonnis of arrest zijn veroordeeld.
Nochtans kan de rechter alle veroordeelden of een van hen vrijstellen van de hoofdelijkheid, mits hij de redenen van die vrijstelling opgeeft en het door ieder van hen persoonlijk te dragen aandeel in de gerechtskosten bepaalt. Personen, door onderscheiden vonnissen of arresten veroordeeld, zijn alleen wegens daden van vervolging die hun gemeen zijn, hoofdelijk gehouden tot de kosten.
Art. 69.Voorrangsregeling Wanneer de goederen van de veroordeelde ontoereikend zijn om de veroordelingen tot geldboete, geldstraf vastgesteld op basis van het verwachte of uit het misdrijf behaalde voordeel, verbeurdverklaring, gerechtskosten, teruggave en schadevergoeding te dekken, hebben de teruggave en schadevergoeding de voorrang in de volgorde van kwijting.
Bij samentreffen van geldboete, geldstraf vastgesteld op basis van het verwachte of uit het misdrijf behaalde voordeel of verbeurdverklaring, en aan de Staat verschuldigde gerechtskosten, worden de betalingen, door de veroordeelde gedaan, het eerst op die gerechtskosten toegerekend. Deze betalingen stuiten de verjaringstermijn van zowel de geldboete, de geldstraf vastgesteld op basis van het verwachte of uit het misdrijf behaalde voordeel en de verbeurdverklaring, als van de gerechtskosten.
Art. 70.Verbeurdverklaring als beveiligingsmaatregel De rechter die over de grond van de zaak oordeelt, beveelt, zelfs ambtshalve, de vernietiging of verbeurdverklaring van zaken waarvan het bezit strijdig is met de openbare orde, de openbare veiligheid of volksgezondheid of met de goede zeden.
De vernietiging of verbeurdverklaring wordt zelfs uitgesproken indien deze goederen niet de eigendom zijn van de veroordeelde, indien de beklaagde of de beschuldigde wordt vrijgesproken of overleden is, wanneer de dader onbekend is gebleven of indien de strafvordering vervallen of onontvankelijk is.
Art. 71.Ontbinding van de rechtspersoon De ontbinding kan door de rechter worden uitgesproken als beveiligingsmaatregel, wanneer de rechtspersoon opzettelijk is opgericht om de strafbare werkzaamheden te verrichten waarvoor hij werd veroordeeld of wanneer hij opzettelijk van zijn voorwerp is afgewend om dergelijke werkzaamheden te verrichten. De ontbinding kan niet worden uitgesproken ten aanzien van een publiekrechtelijke rechtspersoon.
Wanneer de rechter de ontbinding uitspreekt, verwijst hij de zaak naar het gerecht dat bevoegd is kennis te nemen van de vereffening van de rechtspersoon.
Art. 72.Onwaardigheid om te erven In de bij wet bepaalde gevallen kan de rechter ook de onwaardigheid om te erven uitspreken, waardoor de dader van de nalatenschap van het slachtoffer wordt uitgesloten.
Hoofdstuk 6. Tenietgaan en verjaring van straffen en van burgerlijke veroordelingen
Art. 73.Dood van de veroordeelde Straffen, uitgesproken bij onherroepelijk geworden arresten of vonnissen, gaan teniet door de dood van de veroordeelde. Het verlies van rechtspersoonlijkheid van de veroordeelde rechtspersoon doet de straf niet tenietgaan.
Art. 74.Verjaring van de straf § 1. Behalve straffen uitgesproken voor de misdaad van genocide, misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden, verjaren straffen van niveau 7 en 8 door verloop van twintig jaar, te rekenen vanaf de dag waarop de veroordeling in kracht van gewijsde is getreden.
Behalve straffen uitgesproken voor de misdaad van genocide, misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden, verjaren straffen van niveau 6, 5 en 4 na verloop van tien jaar te rekenen vanaf de dag waarop de veroordeling in kracht van gewijsde is getreden. Straffen van niveau 3, 2 en 1 verjaren na verloop van vijf jaar te rekenen vanaf de dag waarop de veroordeling in kracht van gewijsde is getreden. In geen geval is de verjaringstermijn korter dan de duur van de opgelegde straf.
De bijkomende straffen verjaren door verloop van de in de het eerste en tweede lid vastgestelde termijnen, naargelang het niveau van de hoofdstraf waarmee zij samen zijn uitgesproken.
De verjaring van de straf kan worden gestuit door elke daad die een begin van effectieve uitvoering van de straf is.
De verjaring van de straf wordt geschorst wanneer de wet dit bepaalt of wanneer er een wettelijk beletsel is dat de tenuitvoerlegging van de straf verhindert. § 2. De verjaring van de vermogensstraffen wordt eveneens gestuit door elke handeling gesteld door een bevoegde overheid met het oog op de uitvoering van deze straffen.
Art. 75.Verjaring van burgerrechtelijke veroordelingen Burgerrechtelijke veroordelingen, uitgesproken bij arresten of vonnissen gewezen in strafzaken, verjaren volgens de regels van het burgerlijk recht, te rekenen van de dag waarop zij in kracht van gewijsde zijn getreden.
De onwaardigheid om te erven, door de rechter uitgesproken op grond van artikel 72 verjaart niet. Ze kan opgeheven worden door vergiffenis, door het slachtoffer geschonken overeenkomstig artikel 4.7 van het Burgerlijk Wetboek.
Hoofdstuk 7. Diverse bepalingen
Art. 76.Gevolgen van de veroordelingen uitgesproken in een andere lidstaat van de Europese Unie De veroordelingen uitgesproken door de strafgerechten van een andere lidstaat van de Europese Unie worden in aanmerking genomen onder dezelfde voorwaarden als de veroordelingen uitgesproken door de Belgische strafgerechten en hebben dezelfde rechtsgevolgen als deze veroordelingen. Indien de wet bepaalde vereisten stelt aan de door deze veroordeling opgelegde straf, wordt elke gelijkwaardige straf in aanmerking genomen.
Art. 77.Toepassing van de bepalingen van dit boek op boek II en de bijzondere wetten Bij gebreke van andersluidende bepalingen in boek II en in de bijzondere wetten en verordeningen, worden de bepalingen van dit boek toegepast op de misdrijven die bij boek II alsook bij die bijzondere wetten en verordeningen strafbaar zijn gesteld.
Art. 78.Omzetting en bepaling van de strafmaat in bijzondere wetten die geen strafniveau bepalen § 1. Indien de hoofdstraf in de bijzondere strafwet of in de uitvoering van de bijzondere strafwetten niet is omschreven als een straf van niveau 1 tot 8, moet de in de wet bepaalde straf als volgt worden gelezen: 1° indien het maximum van de hoofdstraf bestaat uit levenslange opsluiting of levenslange hechtenis, moet dit worden gelezen als een straf van niveau 8;2° indien het maximum van de hoofdstraf bestaat uit meer dan twintig jaar opsluiting of hechtenis tot ten hoogste dertig jaar opsluiting of hechtenis, moet dit worden gelezen als een straf van niveau 7;3° indien het maximum van de hoofdstraf bestaat uit meer dan vijftien jaar opsluiting of hechtenis tot ten hoogste twintig jaar opsluiting of hechtenis, moet dit worden gelezen als een straf van niveau 5;4° indien het maximum van de hoofdstraf bestaat uit meer dan tien jaar opsluiting of hechtenis tot ten hoogste vijftien jaar opsluiting of hechtenis, moet dit worden gelezen als een straf van niveau 4;5° indien het maximum van de hoofdstraf bestaat uit vijf jaar opsluiting of hechtenis tot ten hoogste tien jaar opsluiting of hechtenis, moet dit worden gelezen als een straf van niveau 3;6° indien het maximum van de hoofdstraf bestaat uit meer dan drie jaar gevangenisstraf tot ten hoogste vijf jaar gevangenisstraf, moet dit worden gelezen als een straf van niveau 3;7° indien het maximum van de hoofdstraf bestaat uit een jaar gevangenisstraf tot ten hoogste drie jaar gevangenisstraf, moet dit worden gelezen als een straf van niveau 2;8° indien het maximum van de hoofdstraf bestaat uit acht dagen gevangenisstraf tot ten hoogste twaalf maanden gevangenisstraf, moet dit worden gelezen als een straf van niveau 1;9° indien het maximum van de hoofdstraf bestaat uit een geldboete van meer dan 25 euro, moet dit worden gelezen als een straf van niveau 1. In afwijking van artikel 36, achtste lid, 1°, en artikel 38, negende lid, 1°, bestaat het minimale en maximale bedrag van de geldboete uit het bedrag dat in de bijzondere strafwet respectievelijk is bepaald, vermenigvuldigd met 8, behoudens indien de feiten dateren van voor de inwerkingtreding van dit Wetboek. In dat laatste geval wordt het bedrag van de geldboete verhoogd overeenkomstig de op het moment van de feiten van toepassing zijnde opdeciemen zoals bepaald in artikel 1 van de wet van 5 maart 1952Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/2000 pub. 29/07/2000 numac 2000003440 bron ministerie van financien Wet betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet type wet prom. 26/06/2000 pub. 24/07/2003 numac 2000015127 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Aanvullend Protocol bij het Europees Sociaal Handvest ter invoering van een systeem van collectieve klachten, gedaan te Straatsburg op 9 november 1995 (2) sluiten4 betreffende de opdécimes op de strafrechtelijke geldboeten.
Indien het maximum van de hoofdstraf bestaat uit een gevangenisstraf van ten hoogste zeven dagen of een geldboete van ten hoogste 25 euro, moet de strafbaarstelling als opgeheven worden beschouwd. § 2. Indien naast de hoofdstraffen bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 1° tot 8°, de bijzondere wet voorziet in een geldboete als bijkomende straf, bestaat het minimale en maximale bedrag van de geldboete, in afwijking van artikel 52, § 1, uit het bedrag dat in de bijzondere wet respectievelijk is bepaald, vermenigvuldigd met 8, behoudens indien de feiten dateren van voor de inwerkingtreding van dit Wetboek.In dat laatste geval wordt het bedrag van de geldboete dat in de bijzondere wet respectievelijk is bepaald, verhoogd overeenkomstig de op het moment van de feiten van toepassing zijnde opdeciemen zoals bepaald in artikel 1 van de wet van 5 maart 1952Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/2000 pub. 29/07/2000 numac 2000003440 bron ministerie van financien Wet betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet type wet prom. 26/06/2000 pub. 24/07/2003 numac 2000015127 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Aanvullend Protocol bij het Europees Sociaal Handvest ter invoering van een systeem van collectieve klachten, gedaan te Straatsburg op 9 november 1995 (2) sluiten4 betreffende de opdécimes op de strafrechtelijke geldboeten. § 3. De poging tot het plegen van het misdrijf bestraft met een straf bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 6° tot 9°, is niet strafbaar. § 4. Behoudens indien de bijzondere strafwet een bepaling bevat die hoofdstuk VII van boek 1 van het Strafwetboek van 8 juni 1867Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten7 van toepassing verklaart, is artikel 19 niet van toepassing op de misdrijven bestraft met een straf omschreven in paragraaf 1, eerste lid, 1° tot 8°. § 5. Behoudens indien de bijzondere strafwet een bepaling bevat die artikel 85 van het Strafwetboek van 8 juni 1867Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten7 van toepassing verklaart, kunnen geen verzachtende omstandigheden worden aangenomen voor de misdrijven bestraft met een straf bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 6° tot 9°. § 6. Bij de keuze van de straf en de strafmaat binnen het na de toepassing van deze bepaling verkregen strafniveau legt de rechter geen zwaardere straf op dan diegene die in de bijzondere strafwet is bepaald. § 7. Indien de bijzondere strafwet verwijst naar "misdaden", zonder dat hierbij enige verwijzing wordt gemaakt naar een concrete strafmaat, moet dit worden gelezen als "misdrijven waarop een straf van niveau 4, 5, 6, 7 of 8 is gesteld".
Indien de bijzondere strafwet verwijst naar "wanbedrijven", zonder dat hierbij enige verwijzing wordt gemaakt naar een concrete strafmaat, moet dit worden gelezen als "misdrijven waarop een straf van niveau 1, 2 of 3 is gesteld". § 8. Behoudens indien de wet anders bepaalt, moet in de wettelijke bepalingen die voor hun toepassing verwijzen naar een strafdrempel van een gevangenisstraf van minimum een jaar, deze verwijzing worden gelezen als een verwijzing naar een gevangenisstraf van niveau 2, bepaald door artikel 36." HOOFDSTUK 3 - Wijzigingsbepalingen Afdeling 1 - Wijzigingen van het Militair Strafwetboek
Art. 3.In het Militair Strafwetboek wordt een artikel 14quinquies ingevoegd, luidende: "
Art. 14quinquies.Personen die niet aan de militaire strafwetten zijn onderworpen op basis van de bepalingen van dit hoofdstuk, kunnen worden veroordeeld als deelnemer aan een misdrijf omschreven in dit Wetboek.
De bepalingen van boek I van het Strafwetboek zijn op hen van toepassing.
De militaire gevangenisstraf en de afzetting, die als hoofdstraf wordt opgelegd, worden voor hen vervangen door een straf van niveau 2.".
Art. 4.In hetzelfde Wetboek wordt in "Hoofdstuk IX - Algemene bepalingen" een artikel 57ter ingevoegd, luidende: "
Art. 57ter.Behalve wat betreft de misdrijven bepaald in boek II, titel 1, van het Strafwetboek is er geen misdrijf wanneer een lid van de Krijgsmacht gebruikmaakt van dwangmaatregelen of van gewapend geweld of daartoe het bevel geeft, met eerbiediging van het internationaal recht, wanneer dat nodig is voor de uitvoering van zijn opdracht, bij een operationele inzet die plaatsvindt buiten het Belgisch grondgebied of buiten de Belgische territoriale wateren, alsook bij een militaire operatie in volle zee.". Afdeling 2 - Wijziging van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van
Strafvordering
Art. 5.In artikel 5ter van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering, ingevoegd bij wet van 19 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/2002 pub. 16/01/2003 numac 2003009013 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige artikelen van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de werking van de Hoge Raad voor de Justitie type wet prom. 19/12/2002 pub. 14/02/2003 numac 2003009088 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot uitbreiding van de mogelijkheden tot inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken sluiten en gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de bestaande tekst die het eerste lid zal vormen, worden de woorden "in de artikelen 42, 3°, 43bis en 43quater van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "in artikel 53, § 2, eerste lid, 4° en tweede lid, § 3, § 4, § 6 en § 9, in artikel 54 en in artikel 67, vierde tot zesde lid, van het Strafwetboek" en de woorden "in artikel 42, 1°, " vervangen door de woorden "in artikel 53, § 2, eerste lid, 1° en 2°, ";2° een tweede lid wordt ingevoegd, luidende: "Elke belanghebbende derde die volgens de door de rechtspleging verschafte aanwijzingen krachtens zijn rechtmatig bezit rechten kan doen gelden op de inrichting die in aanmerking komt voor sluiting op grond van artikel 59 van het Strafwetboek, wordt op de hoogte gebracht van de rechtsdag voor het gerecht dat zal vonnissen over de grond van de zaak.Bij gebreke van dergelijke kennisgeving kan de rechter de sluiting van de inrichting niet uitspreken.". Afdeling 3 - Wijzigingen van het Wetboek van Strafvordering
Art. 6.In artikel 35, § 1, van het Wetboek van Strafvordering, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002097 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet tot wijziging van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002099 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002098 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen sluiten, worden de woorden "de artikelen 42 en 43quater" vervangen door de woorden "de artikelen 53, § 2, eerste lid en 54".
Art. 7.In artikel 35ter, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/2002 pub. 16/01/2003 numac 2003009013 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige artikelen van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de werking van de Hoge Raad voor de Justitie type wet prom. 19/12/2002 pub. 14/02/2003 numac 2003009088 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot uitbreiding van de mogelijkheden tot inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken sluiten en vervangen bij de wet van 5 februari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten3, worden de woorden "de artikelen 42, 3°, of 43quater, § 2" vervangen door de woorden "de artikelen 53, § 2, eerste lid, 4°, of 54, § 2".
Art. 8.In artikel 216/5, § 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten5, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, 1°, worden de woorden "de artikelen 80 en 81" vervangen door de woorden "artikel 36 of 38";2° in het eerste lid, wordt de bepaling onder 2° opgeheven;3° in het tweede lid, worden de woorden "in de artikelen 31 tot 34" vervangen door de woorden "in de artikelen 47 en 48".
Art. 9.In artikel 216bis, § 2, elfde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 juni 1984, vervangen bij de wet van 14 april 2011 en gewijzigd bij de wet van 18 maart 2018, worden de woorden "onverminderd artikel 50, derde lid" vervangen door de woorden "onverminderd artikel 68, tweede lid".
Art. 10.Artikel 216novies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij wet van 21 december 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/2000 pub. 29/07/2000 numac 2000003440 bron ministerie van financien Wet betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet type wet prom. 26/06/2000 pub. 24/07/2003 numac 2000015127 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Aanvullend Protocol bij het Europees Sociaal Handvest ter invoering van een systeem van collectieve klachten, gedaan te Straatsburg op 9 november 1995 (2) sluiten5, wordt vervangen als volgt: "
Art. 216novies.Het hof van assisen neemt kennis van de criminele zaken. De criminele zaken zijn de zaken met betrekking tot: 1° de misdrijven waarop een straf van niveau 8 is gesteld;2° de doodslag, bedoeld in de artikelen 96 tot 100 van het Strafwetboek;3° de foltering met de dood tot gevolg, bedoeld in artikel 118 van het Strafwetboek;4° de aantasting van seksuele integriteit en verkrachting met de dood tot gevolg, bedoeld in artikel 139 van het Strafwetboek; 5° de gijzeling met de dood tot gevolg, bedoeld in artikel 228 van het Strafwetboek.".
Art. 11.In artikel 524bis, § 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/2002 pub. 16/01/2003 numac 2003009013 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige artikelen van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de werking van de Hoge Raad voor de Justitie type wet prom. 19/12/2002 pub. 14/02/2003 numac 2003009088 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot uitbreiding van de mogelijkheden tot inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken sluiten en gewijzigd bij de wetten van 18 maart 2018 en van 28 november 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, worden de woorden "in artikel 42, 3°, artikel 43bis en 43quater," worden vervangen door de woorden "in artikel 53, § 2, eerste lid, 4°, en tweede lid, en artikel 54,";2° in het tweede lid, worden de woorden "in artikel 43quater, § 1" vervangen door de woorden "in artikel 54, § 1".
Art. 12.In artikel 590, eerste lid, 5°, van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 8 augustus 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1997 pub. 24/08/2001 numac 2001009578 bron ministerie van justitie Wet betreffende het Centraal Strafregister sluiten en vervangen bij de wet van 26 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/2000 pub. 29/07/2000 numac 2000003440 bron ministerie van financien Wet betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet type wet prom. 26/06/2000 pub. 24/07/2003 numac 2000015127 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Aanvullend Protocol bij het Europees Sociaal Handvest ter invoering van een systeem van collectieve klachten, gedaan te Straatsburg op 9 november 1995 (2) sluiten0, worden de woorden "de artikelen 34bis tot en met 34quater" vervangen door de woorden "artikel 42 van de wet van 29 februari 2024 tot invoering van boek I van het Strafwetboek".
Art. 13.In artikel 594, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 8 augustus 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1997 pub. 24/08/2001 numac 2001009578 bron ministerie van justitie Wet betreffende het Centraal Strafregister sluiten en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 maart 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de bepaling onder 4°, worden de woorden "overeenkomstig artikel 37quinquies" vervangen door de woorden "overeenkomstig artikel 45";2° in de bepaling onder 5°, worden de woorden "overeenkomstig artikel 37ter" vervangen door de woorden "overeenkomstig artikel 43";3° in de bepaling onder 6°, worden de woorden "autonome probatiestraf overeenkomstig artikel 37octies" vervangen door de woorden "probatiestraf overeenkomstig artikel 44".
Art. 14.In artikel 626, eerste en tweede lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 april 1964 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten1, worden de woorden "overeenkomstig de artikelen 54 tot 57bis van het Strafwetboek of indien hij ter beschikking van de strafuitvoeringsrechtbank is gesteld ingevolge de artikelen 34bis, 34ter of 34quater van het Strafwetboek" telkens vervangen door de woorden "overeenkomstig artikel 60 van het Strafwetboek of indien hij onderworpen is aan verlengde opvolging op grond van artikel 42 van de wet van 29 februari 2024 tot invoering van boek I van het Strafwetboek". Afdeling 4 - Wijziging van de wet van 24 februari 1921Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/02/1921 pub. 17/12/2004 numac 2004000617 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen, verdovende middelen, ontsmettingsstoffen of antiseptica. - Duitse vertaling sluiten betreffende het
verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen
Art. 15.Artikel 4, § 6, van de wet van 24 februari 1921Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/02/1921 pub. 17/12/2004 numac 2004000617 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen, verdovende middelen, ontsmettingsstoffen of antiseptica. - Duitse vertaling sluiten betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, vervangen bij de wet van 9 juli 1975 en gewijzigd bij de wetten van 14 juli 1994 en 3 mei 2003, wordt aangevuld met de volgende zin: "Onroerende goederen die hebben gediend of die bestemd waren om de in de artikelen 2, 2°, 2bis, 2quater en 3 bedoelde misdrijven te plegen mogen worden verbeurdverklaard, ook al zijn ze geen eigendom van de veroordeelde, onverminderd de rechten die derden te goeder trouw hierop kunnen laten gelden.". Afdeling 5 - Wijzigingen van het Gerechtelijk wetboek
Art. 16.*Artikel 92bis van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/2000 pub. 29/07/2000 numac 2000003440 bron ministerie van financien Wet betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet type wet prom. 26/06/2000 pub. 24/07/2003 numac 2000015127 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Aanvullend Protocol bij het Europees Sociaal Handvest ter invoering van een systeem van collectieve klachten, gedaan te Straatsburg op 9 november 1995 (2) sluiten8 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 11 juli 2018, wordt vervangen als volgt: "
Art. 92bis.In strafuitvoeringszaken worden de zaken betreffende een veroordeling tot een gevangenisstraf van dertig jaar of een levenslange vrijheidsstraf, met een terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank, overeenkomstig artikel 42 van de wet van 29 februari 2024 tot invoering van boek I van het Strafwetboek, toegewezen aan de overeenkomstig artikel 78, vijfde lid, samengestelde kamers.".
Art. 17.In artikel 699 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 26 juni 2000Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/2000 pub. 29/07/2000 numac 2000003440 bron ministerie van financien Wet betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet type wet prom. 26/06/2000 pub. 24/07/2003 numac 2000015127 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Aanvullend Protocol bij het Europees Sociaal Handvest ter invoering van een systeem van collectieve klachten, gedaan te Straatsburg op 9 november 1995 (2) sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, worden de woorden "gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met geldboete van 100 euro tot 5000 euro, of met een van die straffen alleen" vervangen door de woorden "straf van niveau 2";2° het tweede lid wordt opgeheven.
Art. 18.In artikel 1270 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 26 juni 2000Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/2000 pub. 29/07/2000 numac 2000003440 bron ministerie van financien Wet betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet type wet prom. 26/06/2000 pub. 24/07/2003 numac 2000015127 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Aanvullend Protocol bij het Europees Sociaal Handvest ter invoering van een systeem van collectieve klachten, gedaan te Straatsburg op 9 november 1995 (2) sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, worden de woorden "geldboete van honderd euro tot tweeduizend euro en van gevangenis van acht dagen tot zes maanden of van een van die straffen alleen" vervangen door de woorden "straf van niveau 1";2° het tweede lid wordt opgeheven.
Art. 19.In artikel 1389bis/18 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 29 mei 2000Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten, worden de woorden "met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, doch met uitzondering van hoofdstuk V" vervangen door de woorden "met uitzondering van artikel 60".
Art. 20.In artikel 1394/17 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 12 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten0, worden de woorden "met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, doch met uitzondering van hoofdstuk V" vervangen door de woorden "met uitzondering van artikel 60".
Art. 21.In artikel 1411bis, § 5, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 27 december 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/12/2005 pub. 30/12/2005 numac 2005021183 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, worden de woorden "geldboete van 200 euro tot 5.000 euro" vervangen door de woorden "een straf van niveau 1". 2° in het derde lid, worden de woorden "geldboete van 200 euro tot 5.000 euro" vervangen door de woorden "een straf van niveau 1"; 3° het laatste lid wordt opgeheven. Afdeling 6 - Wijzigingen van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten betreffende de
externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten
Art. 22.In artikel 54, § 2, eerste lid, van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/2000 pub. 29/07/2000 numac 2000003440 bron ministerie van financien Wet betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet type wet prom. 26/06/2000 pub. 24/07/2003 numac 2000015127 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Aanvullend Protocol bij het Europees Sociaal Handvest ter invoering van een systeem van collectieve klachten, gedaan te Straatsburg op 9 november 1995 (2) sluiten8 en gewijzigd bij de wet van 21 december 2017, worden de woorden "de artikelen 34ter of 34quater van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "artikel 42 van de wet van 29 februari 2024 tot invoering van boek I van het Strafwetboek".
Art. 23.In artikel 64, 1°, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten1, worden de woorden "artikel 99bis van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "artikel 76 van het Strafwetboek".
Art. 24.In artikel 68, § 5, vierde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 5 februari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten3, worden de woorden "de artikelen 34ter of 34quater van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "artikel 42 van de wet van 29 februari 2024 tot invoering van boek I van het Strafwetboek".
Art. 25.In artikel 71 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij wet van 28 november 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten6, wordt tussen het vierde en het vijfde lid een lid ingevoegd, luidende: "Indien de veroordeelde naast de gevangenisstraf of behandeling onder vrijheidsberoving ook een verlengde opvolging bedoeld in artikel 46 van het Strafwetboek werd opgelegd, kan de proeftijd niet korter zijn dan de duur van de verlengde opvolging.".
Art. 26.In artikel 76, § 1, 1°, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 februari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten3, worden de woorden "artikel 99bis van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "artikel 76 van het Strafwetboek".
Art. 27.In artikel 95/2, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/2000 pub. 29/07/2000 numac 2000003440 bron ministerie van financien Wet betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet type wet prom. 26/06/2000 pub. 24/07/2003 numac 2000015127 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Aanvullend Protocol bij het Europees Sociaal Handvest ter invoering van een systeem van collectieve klachten, gedaan te Straatsburg op 9 november 1995 (2) sluiten0 en gewijzigd bij de wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten1, worden de woorden "de artikelen 34bis tot en met 34quater van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "artikel 42 van de wet van 29 februari 2024 tot invoering van boek I van het Strafwetboek".
Art. 28.In artikel 95/27, § 1, 1°, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/2000 pub. 29/07/2000 numac 2000003440 bron ministerie van financien Wet betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet type wet prom. 26/06/2000 pub. 24/07/2003 numac 2000015127 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Aanvullend Protocol bij het Europees Sociaal Handvest ter invoering van een systeem van collectieve klachten, gedaan te Straatsburg op 9 november 1995 (2) sluiten0 en vervangen bij de wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten1, worden de woorden "artikel 99bis van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "artikel 76 van het Strafwetboek".
Art. 29.In artikel 95/28 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/2000 pub. 29/07/2000 numac 2000003440 bron ministerie van financien Wet betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet type wet prom. 26/06/2000 pub. 24/07/2003 numac 2000015127 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Aanvullend Protocol bij het Europees Sociaal Handvest ter invoering van een systeem van collectieve klachten, gedaan te Straatsburg op 9 november 1995 (2) sluiten0, worden de woorden "de artikelen 34bis tot en met 34quater van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "artikel 42 van de wet van 29 februari 2024 tot invoering van boek I van het Strafwetboek". Afdeling 7 - Wijzigingen van het Wetboek van economisch recht
Art. 30.In artikel XI.66, § 1, eerste lid, van het Wetboek van economisch recht, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten2 en vervangen bij de wet van 8 juli 2018, worden de woorden "in de artikelen 31 tot 34" vervangen door de woorden "in artikel 47".
Art. 31.In artikel XV.69 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 20 november 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/2000 pub. 29/07/2000 numac 2000003440 bron ministerie van financien Wet betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet type wet prom. 26/06/2000 pub. 24/07/2003 numac 2000015127 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Aanvullend Protocol bij het Europees Sociaal Handvest ter invoering van een systeem van collectieve klachten, gedaan te Straatsburg op 9 november 1995 (2) sluiten9 en gewijzigd bij de wet van 26 oktober 2015, worden de woorden ", met inbegrip van hoofdstuk VII en van artikel 85," opgeheven.
Art. 32.In artikel XV.130 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 20 november 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/2000 pub. 29/07/2000 numac 2000003440 bron ministerie van financien Wet betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet type wet prom. 26/06/2000 pub. 24/07/2003 numac 2000015127 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Aanvullend Protocol bij het Europees Sociaal Handvest ter invoering van een systeem van collectieve klachten, gedaan te Straatsburg op 9 november 1995 (2) sluiten9 en gewijzigd bij de wet van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten2, worden de woorden "van de artikelen 42 tot en met 43quater" telkens vervangen door de woorden "van de artikelen 53 en 54".
Art. 33.In artikel XV.130/4 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten2, worden de woorden "van artikel 43" vervangen door de woorden "van artikel 53, § 1".
Art. 34.In artikel XX.234, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 augustus 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten4, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, worden de woorden "gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaren en met geldboete van 25 euro tot 250 euro." vervangen door de woorden "straf van niveau 2"; 2° het tweede lid wordt opgeheven. HOOFDSTUK 4 - Opheffingsbepalingen
Art. 35.De hierna opgesomde bepalingen worden opgeheven: 1° boek I van het Strafwetboek van 8 juni 1867Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten7;2° de wet van 4 oktober 1867Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/2000 pub. 29/07/2000 numac 2000003440 bron ministerie van financien Wet betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet type wet prom. 26/06/2000 pub. 24/07/2003 numac 2000015127 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Aanvullend Protocol bij het Europees Sociaal Handvest ter invoering van een systeem van collectieve klachten, gedaan te Straatsburg op 9 november 1995 (2) sluiten3 op de verzachtende omstandigheden, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 februari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten3;3° de wet van 7 juli 1875Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/2000 pub. 29/07/2000 numac 2000003440 bron ministerie van financien Wet betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet type wet prom. 26/06/2000 pub. 24/07/2003 numac 2000015127 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Aanvullend Protocol bij het Europees Sociaal Handvest ter invoering van een systeem van collectieve klachten, gedaan te Straatsburg op 9 november 1995 (2) sluiten7 tot bestraffing van het aanbod of het voorstel om bepaalde misdaden te plegen, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 januari 2003;4° de wet van 25 maart 1891Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/2000 pub. 29/07/2000 numac 2000003440 bron ministerie van financien Wet betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet type wet prom. 26/06/2000 pub. 24/07/2003 numac 2000015127 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Aanvullend Protocol bij het Europees Sociaal Handvest ter invoering van een systeem van collectieve klachten, gedaan te Straatsburg op 9 november 1995 (2) sluiten6 houdende bestraffing van de aanzetting tot het plegen van misdaden of wanbedrijven, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 mei 2014;5° de wet van 29 juni 1964Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/2000 pub. 29/07/2000 numac 2000003440 bron ministerie van financien Wet betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet type wet prom. 26/06/2000 pub. 24/07/2003 numac 2000015127 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Aanvullend Protocol bij het Europees Sociaal Handvest ter invoering van een systeem van collectieve klachten, gedaan te Straatsburg op 9 november 1995 (2) sluiten2 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 maart 2022;6° artikel 80 van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;7° de artikelen 27 en 28 van de wet van 30 juli 1981Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/2000 pub. 29/07/2000 numac 2000003440 bron ministerie van financien Wet betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet type wet prom. 26/06/2000 pub. 24/07/2003 numac 2000015127 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Aanvullend Protocol bij het Europees Sociaal Handvest ter invoering van een systeem van collectieve klachten, gedaan te Straatsburg op 9 november 1995 (2) sluiten1 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden;8° de artikelen 25 en 26 van de wet van 10 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002097 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet tot wijziging van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002099 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002098 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen sluiten ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie;9° de artikelen 30 en 31 van de wet van 10 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002097 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet tot wijziging van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002099 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002098 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen sluiten ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen. HOOFDSTUK 5 - Overgangsbepalingen en inwerkingtredingsbepalingen
Art. 36.Tot de inwerkingtreding van artikel 46 van het Strafwetboek moeten de verwijzingen naar "de verlengde opvolging" in het Strafwetboek worden gelezen als verwijzingen naar "de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank", zoals geregeld door artikel 37 van deze wet.
Art. 37.§ 1. De terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank is een bijkomende straf die in de in paragraaf 2 bepaalde gevallen kan of moet worden uitgesproken, met het oog op de bescherming van de maatschappij.
De terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank maakt het voor de strafuitvoeringsrechtbank mogelijk om de veroordeelde verder van zijn vrijheid te beroven na de uitvoering van de gevangenisstraf of de behandeling onder vrijheidsberoving of om hem verder te onderwerpen aan strafuitvoeringsmodaliteiten. § 2. Indien de rechter een gevangenisstraf of behandeling onder vrijheidsberoving oplegt van niveau 3 of van een hoger niveau wegens een misdrijf dat een ernstige inbreuk heeft uitgemaakt op het leven, de fysieke, seksuele of psychische integriteit van het slachtoffer of een ernstig gevaar uitmaakte voor de openbare veiligheid kan hij een ter beschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank opleggen als bijkomende straf.
Deze straf moet worden opgelegd indien de rechter de beklaagde of de beschuldigde veroordeelt tot een straf van niveau 7 of 8 en de beklaagde of de beschuldigde reeds eerder werd veroordeeld voor een misdrijf waarop de wet een straf van niveau 7 of 8 stelt.
Deze straf moet eveneens worden opgelegd indien de rechter de beklaagde of beschuldigde veroordeelt tot een straf van niveau 4 of van een hoger niveau en de veroordeling, al dan niet in samenloop met andere misdrijven, is gebaseerd op een van de volgende misdrijven: a) foltering met de dood tot gevolg, bedoeld in artikel 118 van het Strafwetboek;b) verkrachting van een minderjarige in de zin van de artikelen 143, vijfde streepje, 144, vijfde streepje, en 145, vijfde streepje, van het Strafwetboek;c) niet-consensuele seksuele handelingen met de dood tot gevolg in de zin van artikel 139 van het Strafwetboek;d) ontvoering met de dood tot gevolg, bedoeld in artikel 225 van het Strafwetboek;e) een terroristisch misdrijf in de zin van artikel 371 van het Strafwetboek, wanneer dit misdrijf de dood van een of meer personen heeft veroorzaakt. § 3. De duur van de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank is ten hoogste vijf jaar indien een straf wordt opgelegd van niveau 3, ten hoogste tien jaar indien een straf wordt opgelegd van niveau 4 en ten hoogste vijftien jaar indien een straf wordt opgelegd van niveau 5, 6, 7 of 8. Indien de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank verplicht wordt opgelegd overeenkomstig paragraaf 2, tweede of derde lid, bedraagt de minimale duur van de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank vijf jaar.
De terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank gaat in na afloop van de vrijheidsberovende straf. § 4. De strafdossiers met betrekking tot de eerdere veroordelingen die als grondslag worden ingeroepen voor de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank worden aan het dossier gevoegd. Indien het gaat om een veroordeling bedoeld in artikel 76 van het Strafwetboek wordt een voor eensluidend verklaard afschrift van de betrokken beslissing aan het dossier gevoegd.
Art. 38.Deze wet treedt in werking twee jaar na de dag van de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van de artikelen 42 en 46 van het Strafwetboek en artikel 25 van deze wet die in werking treden op 1 januari 2035.
De Koning kan voor de artikelen 42 en 46 van het Strafwetboek en artikel 25 van deze wet een datum van inwerkingtreding bepalen voorafgaand aan de datum vermeld in het eerste lid.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 29 februari 2024.
FILIP Van Koningswege : De minister van Justitie, P. VAN TIGCHELT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, P. VAN TIGCHELT _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : 55-3374 (2023-2024) Integraal verslag: 22 februari 2024.