gepubliceerd op 26 oktober 2022
Wet tot wijziging van het Belgisch Scheepvaartwetboek betreffende de maritieme beveiliging
13 OKTOBER 2022. - Wet tot wijziging van het Belgisch Scheepvaartwetboek betreffende de maritieme beveiliging (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Art. 2.In artikel 120ter van het Strafwetboek, ingevoegd bij de wet van 19 juli 1934 en gewijzigd bij de wet van 26 juni 2000, worden in de bepaling onder 1 ° de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "militaire, zeevaart- of luchtvaartoverheid" worden vervangen door de woorden "militaire of luchtvaartoverheid";2° de woorden "een militaire of zeevaartinrichting" wordt vervangen door de woorden "een militaire inrichting".
Art. 3.In artikel 546/1 van hetzelfde wetboek, ingevoegd door de wet van 20 mei 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/05/2016 pub. 02/06/2016 numac 2016009245 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Strafwetboek met het oog op het strafbaar stellen van het zonder machtiging of toestemming binnenkomen of binnendringen in een havenfaciliteit of onroerend dan wel roerend goed binnen de grenzen van een haven type wet prom. 20/05/2016 pub. 07/03/2017 numac 2017010893 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het Strafwetboek met het oog op het strafbaar stellen van het zonder machtiging of toestemming binnenkomen of binnendringen in een havenfaciliteit of onroerend dan wel roerend goed binnen de grenzen van een haven. - Duitse vertaling sluiten en gewijzigd door de wet van 8 mei 20219 worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "artikel 2.5.2.2, 3° en 4° van het Belgisch Scheepvaartwetboek" worden vervangen door de woorden "artikel 2.5.2.3, 4° en 5° van het Belgisch Scheepvaartwetboek"; 2° de woorden "artikel 2.5.2.3 van het Belgisch Scheepvaartwetboek" worden vervangen door de woorden "artikel 2.5.2.4, § 2, van het Belgisch Scheepvaartwetboek".
Art. 4.Artikel 1.1.1.1, § 1, eerste lid, van het Belgisch Scheepvaartwetboek, gewijzigd door de wet van 16 juni 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/1999 pub. 10/07/1999 numac 1999015146 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee sluiten3, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de bepaling onder 29° worden de woorden "ISPS-Richtlijn" vervangen door het woord "Havenbeveiligingsrichtlijn";2° het lid wordt aangevuld met de bepalingen onder 68°, 69° en 70°, luidende: "68° "Deel A van de ISPS-Code": deel A van de ISPS-Code bestaande uit de preambule en dwingende voorschriften opgenomen in bijlage II van de ISPS-Verordening;69° "Deel B van de ISPS-Code": deel B van de ISPS-Code bestaande uit de aanbevelingen opgenomen in bijlage III van de ISPS-Verordening; 70° "AVG": Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG.".
Art. 5.Artikel 1.1.1.2 van hetzelfde wetboek wordt aangevuld met de bepalingen onder 8°, 9°, 10°, 11° en 12°, luidende: "8° "NCCN": het Nationaal Crisiscentrum van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken; 9° "OCAD": het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse, opgericht door de wet van 10 juli 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/07/2006 pub. 20/07/2006 numac 2006009570 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de analyse van de dreiging sluiten betreffende de analyse van de dreiging; 10° "NAMB": de Nationale Autoriteit voor Maritieme Beveiliging, zoals bedoeld in artikel 2.5.2.5; 11° "LCMB": een Lokaal Comité voor Maritieme Beveiliging, zoals bedoeld in artikel 2.5.2.8; 12° "Cel Maritieme Beveiliging": de afdeling van het Directoraat-generaal Scheepvaart van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer die belast wordt met de taken bedoeld in artikel 4.2.1.44.".
Art. 6.In artikel 2.4.3.1 van hetzelfde wetboek wordt de bepaling onder 1° opgeheven.
Art. 7.In artikel 2.4.3.4 van hetzelfde wetboek worden de woorden "het ADCC" vervangen door de woorden "het NCCN".
Art. 8.Artikel 2.5.1.2 van hetzelfde wetboek, gewijzigd door de wet van 16 juni 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/1999 pub. 10/07/1999 numac 1999015146 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee sluiten3 wordt aangevuld met een lid, luidende: "Wanneer een activiteit of een geplande activiteit in de Belgische maritieme zones een impact heeft op de scheepvaart, kan de Scheepvaartcontrole een veiligheidsstudie uitvoeren overeenkomstig de vigerende normen van de IMO. Op basis van deze veiligheidsstudie kunnen scheepsrouteringsystemen of andere mitigerende maatregelen worden ingesteld overeenkomstig het eerste lid. Voor het opstellen van deze veiligheidsstudie is door de uitvoerder van de activiteit of de geplande activiteit in de Belgische maritieme zones een retributie verschuldigd aan de Scheepvaartcontrole. De Koning bepaalt het tarief van deze retributie en de nadere regels voor de toepassing en de inning ervan.".
Art. 9.In het Belgisch Scheepvaartwetboek wordt hoofdstuk 2 van titel 5 van boek 2, dat de artikelen 2.5.2.1 tot en met 2.5.2.25 bevat, gewijzigd door de wet van 16 juni 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/1999 pub. 10/07/1999 numac 1999015146 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee sluiten3, vervangen als volgt: "HOOFDSTUK 2 - BEVEILIGING Afdeling 1. - Algemene Bepalingen
Art. 2.5.2.1. ISPS-Verordening en Havenbeveiligingsrichtlijn Dit hoofdstuk voorziet in de uitvoering van de ISPS-Verordening en in de omzetting van de Havenbeveiligingsrichtlijn.
Art. 2.5.2.2. Doelstellingen De doelstellingen van dit hoofdstuk en zijn uitvoeringsbesluiten zijn: 1° het invoeren van maatregelen voor de verbetering van de beveiliging van in de internationale handel en voor binnenlands verkeer gebruikte zeeschepen en bijhorende havenfaciliteiten, tegen het gevaar van ongeoorloofde acties;2° het verhogen van de beveiliging ten aanzien van dreigingen van beveiligingsincidenten door het vaststellen van regels inzake beveiliging;3° het beschermen van de personen werkzaam in een haven of havenfaciliteit, op een bouw- of kunstwerk in de maritieme zones of aan boord van zeeschepen;4° het vaststellen van de maatregelen om de beveiliging van de zeeschepen en bouw- en kunstwerken, met inbegrip van kabels en pijpleidingen, in de Belgische maritieme zones te waarborgen;5° het vaststellen van mechanismes voor de naleving van dit hoofdstuk. Art. 2.5.2.3. Begrippen In dit hoofdstuk, in de erop betrekking hebbende bepalingen in boek 4 en, behoudens uitdrukkelijke afwijking, in de desbetreffende uitvoeringsbesluiten wordt verstaan onder: 1° "maritieme beveiliging": de combinatie van preventieve maatregelen en personele en materiële middelen die het zeevervoer, de havens en de havenfaciliteiten en de Belgische maritieme zones moeten beschermen tegen dreigingen van opzettelijk ongeoorloofde acties;2° "internationaal zeescheepvaartverkeer": iedere zeeverbinding per zeeschip tussen een Belgische havenfaciliteit en een havenfaciliteit buiten België;3° "binnenlands zeescheepvaartverkeer": iedere zeeverbinding per zeeschip tussen een Belgisch havenfaciliteit en diezelfde havenfaciliteit of een andere Belgische havenfaciliteit;4° "haven": elk uit land en water bestaande cluster met werken en voorzieningen ten behoeve van het commercieel vervoer over zee, en de omliggende gebieden die een invloed hebben op de beveiliging ;5° "havenfaciliteit": een locatie waar het schip/land raakvlak plaatsvindt waar ook, in voorkomend geval, ankergebieden, ligplaatsen en aanvaarroutes vanuit zee toe behoren;6° "schip/land raakvlak": een interactie die plaatsvindt wanneer het zeeschip rechtstreeks en onmiddellijk betrokken is bij acties die gepaard gaan met de verplaatsing van personen of goederen, dan wel verlening van havendiensten aan of vanuit het schip;7° "beveiligingsincident": iedere handeling of omstandigheid die bedreigend is voor de beveiliging van een zeeschip, een havenfaciliteit of een haven, met inbegrip van ongeoorloofde acties;8° "ISPS-platform": het door de federale overheid opgericht en onderhouden elektronisch platform voor het uitwisselen en bijhouden van alle beveiligingsinformatie die valt onder de toepassing van de ISPS-Code, de ISPS-Verordening, de Havenbeveiligingsrichtlijn, dit hoofdstuk en zijn uitvoeringsbesluiten; 9° "erkende beveiligingsorganisatie": een onderneming die erkend is overeenkomstig artikel 2.5.2.71 om de in dit hoofdstuk en zijn uitvoeringsbesluiten toegewezen taken uit te voeren; 10° "minister": de minister bevoegd voor maritieme mobiliteit;11° "PSO": de havenbeveiligingsfunctionaris bedoeld in artikel 9 van de Havenbeveiligingsrichtlijn;12° "PFSO": de beveiligingsbeambte van een havenfaciliteit;13° "CSO": de beveiligingsbeambte van de reder;14° "SSO": de beveiligingsbeambte aan boord van een zeeschip; 15° "ongeoorloofde actie": elke opzettelijke actie die gezien de aard of context ervan schade kan toebrengen aan de bouw- of kunstwerken, kabels en pijpleidingen in de Belgische maritieme zones, aan zeeschepen in het internationale en binnenlands zeescheepvaartverkeer, aan bemanning, passagiers of lading, of aan de desbetreffende havens of havenfaciliteiten, met inbegrip van het gebruik van zeeschepen om via havens en havenfaciliteiten verboden voorwerpen of producten in- of uit België te brengen, personen of dieren zonder toelating te laten inschepen of ontschepen, of alle hiermee verband houdende activiteiten.".
Art. 2.5.2.4. Toepassingsgebied § 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op alle zeeschepen met uitzondering van: 1° oorlogsschepen;2° vrachtschepen met een brutotonnenmaat van minder dan 500;3° zeeschepen zonder mechanische aandrijving of houten of op primitieve wijze gebouwde schepen;4° vissersschepen;5° schepen waarmee geen economische activiteit wordt bedreven. De Koning kan maatregelen nemen om de maritieme beveiliging te regelen voor de zeeschepen bedoeld in het eerste lid onder 2°, 3°, 4° en 5°.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt een schip dat zowel over certificaten voor de zeevaart als de binnenvaart beschikt, altijd beschouwd als een zeeschip. § 2. Dit hoofdstuk is van toepassing op alle Belgische havenfaciliteiten die onder de ISPS-Verordening vallen, en op elke cluster waar zich een dergelijke havenfaciliteit bevindt.
De Koning stelt de coördinaten vast van elke havenfaciliteit rekening houdend met de bepalingen uit punt 15 in Deel A van de ISPS-Code.
Op basis van de vaststelling van de havenfaciliteiten in het eerste lid en rekening houdend met de bepalingen uit de Havenbeveiligingsrichtlijn en de havenbeveiligingsbeoordeling, bepaalt de Koning op advies van de NAMB, de coördinaten van de havens.
Indien uit het vorige lid blijkt dat de havenfaciliteit niet in een cluster overeenkomstig het derde lid moet worden opgenomen, dan hebben de bepalingen van de Verordening voorrang. § 3. Dit hoofdstuk is van toepassing op alle bouw- of kunstwerken en elke kabel of pijpleiding in de Belgische maritieme zones. Dit hoofdstuk doet geen afbreuk aan de bepalingen inzake onschuldige doorvaart in het VN-Zeerechtverdrag. § 4. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op militaire installaties. § 5. Een haven en een havenfaciliteit moeten beschikken over een geldig beveiligingsplan, behalve in de uitzonderingen voorzien in dit hoofdstuk, om de zeeschepen bedoeld in paragraaf 1 te mogen ontvangen. Afdeling 2. - Autoriteiten
Onderafdeling 1. - Nationale Autoriteit voor Maritieme Beveiliging Art. 2.5.2.5. Instelling van de NAMB De Nationale Autoriteit voor Maritieme Beveiliging, hierna NAMB, is belast met de maritieme beveiliging.
De NAMB is gevestigd op het adres van het Directoraat-generaal Scheepvaart van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer te Brussel.
Art. 2.5.2.6. Taken van de NAMB § 1. De NAMB is voor de toepassing van deze wet het contactpunt voor de IMO, de Europese Commissie en andere Staten.
De NAMB is verantwoordelijk voor de toepassing van de maatregelen op het gebied van de maritieme beveiliging, verzorgt de opvolging en verschaft de nodige informatie zoals bedoeld in de ISPS-Code, artikel 2.6 van de ISPS-Verordening, artikel 3.4 van de Havenbeveiligingsrichtlijn, dit hoofdstuk en zijn uitvoeringsbesluiten.
De NAMB coördineert de toepassing van de ISPS-Code, de ISPS-Verordening, de Havenbeveiligingsrichtlijn, dit hoofdstuk en zijn uitvoeringsbesluiten, brengt deze ten uitvoer en controleert de voorgeschreven beveiligingsmaatregelen voor schepen, havens en havenfaciliteiten. § 2. De NAMB is bevoegd voor de beveiligingsaangelegenheden: 1° aan boord van zeeschepen;2° in havens en havenfaciliteiten;3° betreffende bouw- en kunstwerken, kabels en pijpleidingen in de maritieme wateren. § 3. De NAMB is in het bijzonder belast met: 1° het voorstellen van een algemeen beleid inzake maritieme beveiliging;2° het ontwikkelen van standaarden inzake maritieme beveiliging;3° controle op de naleving van de standaarden;4° de algemene coördinatie van de maatregelen tot uitvoering van de nationale, Europese en internationale regelgeving met betrekking tot maritieme beveiliging;5° het verstrekken van adviezen, onderrichtingen en aanbevelingen over de te nemen maritieme beveiligingsmaatregelen aan de lokale comités voor maritieme beveiliging, het MIK en aan bevoegde overheden;6° de coördinatie van studies betreffende de problemen op het vlak van maritieme beveiliging met inbegrip van de Belgische bijdrage tot de op het Europees en internationaal vlak geleverde inspanningen;7° het fungeren als aanspreekpunt voor de verstrekking van inlichtingen over de beveiligingsplannen van havenfaciliteiten en havens, alsook als nationaal, Europees en internationaal contactpunt voor alle aangelegenheden die met de maritieme beveiliging verband houden;8° het verlenen of intrekken van de erkenningen van de erkende beveiligingsorganisaties;9° het overmaken aan de IMO van een lijst van havenfaciliteiten die in overeenstemming zijn met de ISPS-Code, alsook van eventuele wijzigingen in deze lijst;10° het overmaken aan de Europese Commissie van een lijst van havens waarop dit hoofdstuk van toepassing is, alsook van eventuele wijzigingen van deze lijst;11° de evaluatie en goedkeuring van de beveiligingsbeoordelingen van havenfaciliteiten en havens, en het geven van een advies over het indelen van havenfaciliteiten bij een cluster;12° het beoordelen, evalueren en goedkeuren van de beveiligingsplannen van havens en havenfaciliteiten;13° het verlenen van een Verklaring van Goedkeuring als gevolg en bewijs van de goedkeuring van de beveiligingsplannen van de havenfaciliteiten;14° het intrekken van beveiligingsplannen van havens en havenfaciliteiten en Verklaringen van Goedkeuring;15° het opleggen van corrigerende maatregelen aan havens en havenfaciliteiten na een evaluatie. § 4. De Koning kan bijkomende taken toekennen aan de NAMB. Art. 2.5.2.7. Samenstelling en werking van de NAMB § 1. De Koning bepaalt de samenstelling en de werking van de NAMB, waarbij de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Scheepvaart wordt aangesteld als de Voorzitter van de NAMB. § 2. De NAMB wordt voor de uitvoering van haar taken bijgestaan door de Cel Maritieme Beveiliging.
Onderafdeling 2 - Lokale Comités voor Maritieme Beveiliging Art. 2.5.2.8. Instelling van een LCMB De Koning richt de Lokale Comités voor Maritieme Beveiliging, hierna LCMB, op en bepaalt hun samenstelling, werking en voor welke havens en havenfaciliteiten een LCMB bevoegd is.
Een LCMB zoals bedoeld in het eerste lid fungeert als de autoriteit verantwoordelijk voor beveiligingsaangelegenheden als bedoeld in artikel 3.5 van de Havenbeveiligingsrichtlijn.
Het LCMB rapporteert aan de NAMB met het oog op het formuleren van beleidsaanbevelingen en onderrichtingen.
Art. 2.5.2.9. Taken van een LCMB Het LCMB is in het bijzonder belast met: 1° het controleren van de echtheid van de door de beveiligingsbeambte van de havenfaciliteit of het havenbestuur geleverde inlichtingen;2° het uitvoeren van de beveiligingsbeoordelingen van havens, het uitvoeren van de beveiligingsbeoordelingen van havenfaciliteiten, en van de wijzigingen hiervan;3° het toezicht op de opstelling en de uitvoering van de beveiligingsplannen van havenfaciliteiten en havens, alsook het opstellen van een gemotiveerd advies voor de uiteindelijke goedkeuring door de NAMB van de beveiligingsplannen van havens en havenfaciliteiten, en van de wijzigingen hiervan;4° de opvolging van de beveiligingsbeoordelingen en de beveiligingsplannen van havenfaciliteiten en havens in de tijd;5° het opstellen van een lijst van de havenfaciliteiten die moeten voldoen aan de ISPS-Code binnen hun gebied;6° het controleren van de naleving van de bepalingen van de ISPS-code, dit hoofdstuk en de uitvoeringsbesluiten door de havenfaciliteiten. De Koning kan bijkomende taken toekennen aan een LCMB. Art. 2.5.2.10. Samenstelling en werking van een LCMB De Koning bepaalt de samenstelling en de werking van een LCMB waarbij de PSO van de betrokken haven wordt aangeduid als voorzitter.
Onderafdeling 3. - PSO Art. 2.5.2.11. Aanduiding PSO § 1. Indien de haven beschikt over een havenkapitein overeenkomstig de gewestelijke regelgeving, wordt de havenkapitein aangeduid als PSO. Indien er voor een haven geen havenkapitein is, is de directeur-coördinator van de federale politie van het betrokken arrondissement de PSO. Indien een haven verscheidene arrondissementen omvat, bepalen de betrokken directeur-coördinators in onderling overleg wie de PSO is.
Voor elke PSO worden 2 adjuncten aangeduid door de NAMB op voordracht van de PSO. Indien een haven verscheidene arrondissementen omvat, wordt de directeur-coördinator die niet als PSO wordt aangeduid adjunct PSO. § 2. Een persoon kan niet tot PSO worden benoemd in 2 of meer verschillende havens. Het is verboden dat een PSO wordt aangesteld als een PFSO. In afwijking van het eerste lid kan een adjunct PSO als PFSO worden aangeduid voor een havenfaciliteit die in beheer of eigendom van de haven is. Deze persoon kan geen taken uitvoeren in het LCMB met betrekking tot de betrokken havenfaciliteit. § 3. Indien een PSO niet dezelfde is als de PFSO werken zij nauw samen.
Art. 2.5.2.12. Taken De PSO fungeert als lokaal contactpersoon voor alle aangelegenheden die verband houden met de maritieme beveiliging van de betrokken haven en wordt ook belast met het toezicht overeenkomstig artikel 4.2.4.4.
Onderafdeling 4. - Gemeenschappelijke voorschriften Art. 2.5.2.13. Behandeling van informatie De beveiligingsbeoordelingen en de beveiligingsplannen van havens en havenfaciliteiten mogen enkel gedeeld worden met personen die bevoegd zijn om er kennis van te nemen en worden aangemerkt met de vermelding "ISPS-restricted".
De Koning bepaalt: 1° wie bevoegd is om kennis te nemen van de beveiligingsbeoordelingen en de beveiligingsplannen van havens en havenfaciliteiten;2° de wijze waarop en de termijn dat de beveiligingsbeoordelingen en beveiligingsplannen fysiek of digitaal bewaard blijven. De NAMB kan andere documenten aanmerken met de vermelding "ISPS-restricted".
Art. 2.5.2.14. Veiligheidsmachtiging Elk lid van de NAMB of een LCMB, en elk personeelslid van de Cel Maritieme Beveiliging moet beschikken over een veiligheidsmachtiging niveau GEHEIM als bedoeld in hoofdstuk III van de wet van 11 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/12/1998 pub. 07/05/1999 numac 1999007004 bron ministerie van landsverdediging Wet betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen sluiten betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen.
Indien een persoon die voor de toepassing van deze wet van rechtswege benoemd werd in een functie niet over de vereiste veiligheidsmachtiging kan beschikken, beslist de Koning, op voordracht van de NAMB, over de vervanging van deze persoon. Afdeling 3. - Havenbeveiliging
Onderafdeling 1. - Havenbeveiligingsbeoordeling Art. 2.5.2.15. Uitvoering havenbeveiligingsbeoordeling § 1. In elke haven wordt een havenbeveiligingsbeoordeling uitgevoerd door het LCMB dat de basis vormt voor het opstellen van het havenbeveiligingsplan en de implementatie ervan.
Bij de havenbeveiligingsbeoordeling wordt naar behoren rekening gehouden met de bijzonderheden van de verschillende delen van de haven alsmede met de naburige gebieden indien deze van invloed zijn op de beveiliging in de haven. Er wordt rekening gehouden met de beveiligingsbeoordelingen van de havenfaciliteiten uitgevoerd overeenkomstig de ISPS-Verordening en afdeling 4 van dit hoofdstuk, die binnen de grenzen van de haven vallen. § 2. De havenbeveiligingsbeoordeling wordt uitgevoerd met inachtneming van de door de Koning bepaalde vereisten en omvat ten minste de volgende elementen: 1° vaststelling en evaluatie van belangrijke bedrijfsmiddelen en infrastructuren die dienen te worden beschermd;2° vaststelling van de risico's op ongeoorloofde acties;3° vaststelling van mogelijke dreigingen voor de bedrijfsmiddelen en infrastructuren en de waarschijnlijkheid dat deze zich voordoen, met het oog op de vaststelling en prioritering van beveiligingsmaatregelen;4° vaststelling, selectie en prioritering van maatregelen en procedurele wijzigingen met het oog op het verminderen van de kwetsbaarheid op het vlak van beveiliging en hun effectiviteitsniveau;5° vaststelling van zwakke plekken, met inbegrip van menselijke factoren, in de infrastructuur, beleidsmaatregelen en procedures;6° risicoanalyse van die onderdelen die vatbaar zijn voor spionage, terrorisme en sabotage ten gevolge van buitenlandse invloeden door middel van publieke of private samenwerking. Art. 2.5.2.16. Goedkeuring havenbeveiligingsbeoordeling § 1. Het LCMB legt de havenbeveiligingsbeoordeling voor aan de NAMB ter goedkeuring. De NAMB beslist binnen de dertig dagen over goedkeuring van de havenbeveiligingsbeoordeling. § 2. De termijnen in dit hoofdstuk kunnen verlengd worden indien het LCMB, de NAMB of de minister, naar gelang het geval, van oordeel is dat niet alle elementen aanwezig zijn om een beslissing te nemen of het onderzoek meer tijd in beslag neemt. Het gebrek aan een beslissing impliceert geen automatische goedkeuring.
Art. 2.5.2.17. Geldigheidsduur havenbeveiligingsbeoordeling Een havenbeveiligingsbeoordeling kan na de goedkeuring gedurende zes maanden gebruikt worden voor het opstellen van een havenbeveiligingsplan. Indien het havenbeveiligingsplan niet binnen deze termijn is opgesteld of indien het plan vernieuwd moet worden, is een nieuwe havenbeveiligingsbeoordeling vereist.
Het eerste lid is niet van toepassing indien het havenbeveiligingsplan gewijzigd wordt overeenkomstig artikel 2.5.2.20, tweede lid of derde lid.
Onderafdeling 2. - Havenbeveiligingsplan Art. 2.5.2.18. Opstelling havenbeveiligingsplan § 1. In elke haven wordt een havenbeveiligingsplan opgesteld door het havenbestuur.
De waterwegbeheerder stelt het havenbeveiligingsplan op voor havens met havenfaciliteiten gelegen langs de binnenwateren onder het beheer van een waterwegbeheerder, in samenwerking met de directeur-coördinator van de federale politie van het betrokken arrondissement.
Het havenbeveiligingsplan wordt opgesteld rekening houdend met de havenbeveiligingsbeoordeling waarbij op adequate wijze de bijzonderheden van de verschillende delen van de haven alsmede met de naburige gebieden indien deze van invloed zijn op de beveiliging in de haven in rekening worden genomen. De beveiligingsplannen van de havenfaciliteiten uitgevoerd overeenkomstig de ISPS-Verordening en afdeling 4 van dit hoofdstuk worden geïntegreerd in het havenbeveiligingsplan. § 2. In het havenbeveiligingsplan wordt, voor elk van de genoemde beveiligingsniveaus bedoeld in artikel 2.5.2.24, minstens de volgende punten vastgesteld: 1° de te volgen procedures;2° de in te voeren maatregelen;3° de te nemen acties. Het havenbeveiligingsplan wordt opgesteld met inachtneming van de door de Koning bepaalde vereisten.
Art. 2.5.2.19. Goedkeuring havenbeveiligingsplan Het havenbestuur of de waterwegbeheerder legt het havenbeveiligingsplan voor aan het betrokken LCMB. Binnen de dertig dagen geeft het betrokken LCMB een advies aan de NAMB. De NAMB beslist binnen de dertig dagen na ontvangst van het advies over goedkeuring van het havenbeveiligingsplan.
De goedkeuring geldt voor vijf jaar waarna een nieuw havenbeveiligingsplan moet worden opgesteld op grond van een vernieuwde havenbeveiligingsbeoordeling.
Art. 2.5.2.20. Wijziging havenbeveiligingsplan Elke substantiële wijziging moet aan het betrokken LCMB en de NAMB worden voorgelegd ter goedkeuring. De Koning bepaalt op advies van de NAMB wat als substantiële wijziging dient te worden beschouwd. De geldigheidsduur bepaald overeenkomstig artikel 2.5.2.19, tweede lid, blijft onveranderd bij de goedkeuring van een substantiële wijziging.
Voor de integratie van nieuwe of gewijzigde beveiligingsplannen van een havenfaciliteit volstaat een jaarlijkse goedkeuring door het LCMB en de NAMB. Bij tijdelijke evenementen of voorvallen, die geen verandering van het ISPS-niveau met zich meebrengen, kan de NAMB op advies van het LCMB het havenbeveiligingsplan aanpassen voor de duur van het evenement of voorval.
Art. 2.5.2.21. Intrekking havenbeveiligingsplan § 1. Het havenbeveiligingsplan kan door de NAMB worden ingetrokken ingeval: 1° de beveiliging in de haven niet meer gegarandeerd kan worden met het goedgekeurde havenbeveiligingsplan;2° het havenbestuur heeft gehandeld in strijd met het havenbeveiligingsplan, de ISPS-Verordening, de Havenbeveiligingsrichtlijn, dit hoofdstuk of zijn uitvoeringsbesluiten; 3° het havenbestuur geen gevolg geeft aan de in artikel 2.5.2.22, § 2 bedoelde instructies.
De NAMB kan de haven een verbod opleggen om zeeschepen te ontvangen in de gehele haven of in bepaalde delen van de haven indien de beveiliging in deze zones niet gegarandeerd kan worden. § 2. Beroep tegen de intrekking of het verbod kan worden ingesteld bij de minister binnen de tien dagen nadat de beslissing ter kennis werd gebracht.
De minister neemt binnen de dertig dagen een beslissing, na de haven en de NAMB gehoord te hebben.
Het beroep schorst de beslissing niet.
Art. 2.5.2.22. Tussentijdse evaluaties § 1. Het havenbeveiligingsplan wordt geëvalueerd door de NAMB: 1° in de periode tussen de zesentwintig en vierendertig maanden na de goedkeuring;2° indien de beveiliging van de haven door één of meer ongeoorloofde acties niet meer kan gegarandeerd worden of er een vermoeden is dat deze niet meer gegarandeerd kan worden. § 2. Op basis van de evaluatie bedoeld in paragraaf 1 kan de NAMB: 1° termijnen vaststellen waarbinnen een aanpassing van het havenbeveiligingsplan moet worden ingediend overeenkomstig artikel 2.5.2.19; 2° het havenbeveiligingsplan intrekken overeenkomstig artikel 2.5.2.21. 3° het LCMB een nieuwe havenbeveiligingsbeoordeling laten uitvoeren. Art. 2.5.2.23. Oefening Het havenbeveiligingsplan wordt ten minste éénmaal per kalenderjaar getest door middel van een oefening waarvan de vereisten worden vastgelegd door de Koning.
De PSO brengt de NAMB één maand voor de geplande oefening op de hoogte.
Uiterlijk één maand na de oefening wordt een verslag ingediend bij de NAMB door de PSO. Onderafdeling 3. - Beveiligingsniveau Art. 2.5.2.24. Omschrijving beveiligingsniveaus Er zijn drie beveiligingsniveaus: 1° Beveiligingsniveau 1: het te allen tijde handhaven van een minimum aan passende beschermende beveiligingsmaatregelen;2° Beveiligingsniveau 2: het gedurende een bepaalde tijd handhaven van bijkomende beschermende beveiligingsmaatregelen in verband met een verhoogd risico op een beveiligingsincident;3° Beveiligingsniveau 3: het gedurende een bepaalde tijd handhaven van verdere specifieke beschermende beveiligingsmaatregelen, wanneer een beveiligingsincident waarschijnlijk of ophanden is, zelfs indien het specifieke doelwit misschien niet kan worden vastgesteld, waarbij de NAMB en het betrokken LCMB maatregelen kunnen opleggen. Art. 2.5.2.25. Wijziging beveiligingsniveau Beveiligingsniveau 1 geldt steeds voor de havens, tenzij de NAMB, na advies van het NCCN, dit wijzigt naar beveiligingsniveau 2 of 3 voor de gehele haven of in voorkomend geval voor een gedeelte van de haven.
Elke wijziging van het van kracht zijnde beveiligingsniveau in een haven of een gedeelte van de haven wordt door de NAMB onmiddellijk ter kennis gebracht aan het betrokken LCMB. Het betrokken LCMB brengt deze wijziging ter kennis van de zeeschepen op weg naar of in de haven en van de havenfaciliteiten. Afdeling 4. - Beveiliging van havenfaciliteiten
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen Art. 2.5.2.26. ISPS-Verordening Bij de tenuitvoerlegging van de bepalingen van dit hoofdstuk en zijn uitvoeringsbesluiten wordt zoveel als mogelijk rekening gehouden met de aanbevelingen uit Deel B van de ISPS-Code, met uitzondering van de bepalingen opgenomen in artikel 3.5 van de ISPS-Verordening die van dwingend recht zijn.
De havenfaciliteit is verplicht acties te ondernemen overeenkomstig de geldende beveiligingsniveaus die worden ingesteld op grond van artikel 2.5.2.25 en de instructies van de NAMB en het bevoegde LCMB bij beveiligingsniveau 3 na te leven.
Art. 2.5.2.27. Categorieën De havenfaciliteiten worden ingedeeld in de volgende categorieën: 1° Categorie 1: havenfaciliteiten voor goederenvervoer;2° Categorie 2: havenfaciliteiten voor passagiersvervoer. De NAMB beslist bij de goedkeuring van de beveiligingsbeoordeling bedoeld in artikel 2.5.2.30 tot welke categorie de havenfaciliteit zal behoren.
Art. 2.5.2.28. Havenfaciliteiten hoofdzakelijk gebruikt voor niet-internationale reizen De NAMB beslist na advies van het betrokken LCMB in hoeverre dit hoofdstuk van toepassing is op havenfaciliteiten die hoofdzakelijk worden gebruikt voor schepen die geen internationale reizen maken, maar die incidenteel zeeschepen bedienen die aankomen van of vertrekken op een internationale reis, overeenkomstig de bepalingen van Voorschrift 2, punt 2 van hoofdstuk XI-2 van het SOLAS-Verdrag.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder incidenteel een maximaal aantal van 10 zeeschepen per jaar verstaan, waarbij nooit meer dan 2 zeeschepen op hetzelfde ogenblik aan de havenfaciliteit zijn afgemeerd.
De beveiligingsbeoordeling voor deze havenfaciliteiten wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 2.5.2.30. De lading die gelost wordt op dergelijke havenfaciliteiten mag nooit van oorsprong afkomstig zijn van buiten de Europese Unie en niet onbewaakt achter gelaten worden.
Art. 2.5.2.29. Beveiligingsniveau De beveiligingsniveaus van artikel 2.5.2.24 zijn van overeenkomstige toepassing op havenfaciliteiten en worden ingesteld overeenkomstig de procedure van artikel 2.5.2.25.
Wanneer de havenfaciliteit bericht krijgt dat het beveiligingsniveau op een zeeschip op weg naar of aangemeerd in de havenfaciliteit hoger ligt dan dat in de havenfaciliteit, meldt de PFSO dit aan het LCMB en de NAMB. Onderafdeling 2. - Beveiligingsbeoordeling van een havenfaciliteit Art. 2.5.2.30. Uitvoering beveiligingsbeoordeling van de havenfaciliteit Het LCMB in wiens gebied de havenfaciliteit zich bevindt, stelt een beveiligingsbeoordeling van de havenfaciliteit op overeenkomstig Voorschrift 10 van hoofdstuk XI-2 van het SOLAS-Verdrag, de bepalingen van punt 15 van Deel A van de ISPS-Code en de bepalingen van punt 15.3 tot en met 15.16 van Deel B van de ISPS-Code.
De mogelijkheid vervat in punt 15.6 van Deel A van de ISPS-Code om een beveiligingsbeoordeling van een havenfaciliteit meer dan één havenfaciliteit te laten omvatten, kan enkel worden toegestaan na uitdrukkelijk voorafgaandelijk akkoord van de NAMB. Art. 2.5.2.31 Goedkeuring beveiligingsbeoordeling van de havenfaciliteit De NAMB beslist binnen de dertig dagen nadat het LCMB de beveiligingsbeoordeling van de havenfaciliteit heeft overgemaakt aan de NAMB of deze wordt goedgekeurd of dat bijkomende actie vereist is.
Art. 2.5.2.32. Geldigheidsduur beveiligingsbeoordeling van de havenfaciliteit Naast de redenen bepaald in punt 15.4 van Deel A van de ISPS-Code, wordt elke beveiligingsbeoordeling van een havenfaciliteit ten minste eenmaal om de vijf jaar door het LCMB herzien.
Een beveiligingsbeoordeling van een havenfaciliteit kan na de goedkeuring gedurende drie maanden gebruikt worden voor het opstellen van het beveiligingsplan van de havenfaciliteit. Indien het beveiligingsplan van de havenfaciliteit niet binnen deze termijn is opgesteld of het plan vernieuwd moet worden, is een nieuwe beveiligingsbeoordeling van de havenfaciliteit vereist.
Het tweede lid is niet van toepassing indien het beveiligingsplan van de havenfaciliteit gewijzigd wordt overeenkomstig artikel 2.5.2.36, tweede lid.
Onderafdeling 3. - Beveiligingsplan van een havenfaciliteit Art. 2.5.2.33. PFSO § 1. Elke onderneming die een havenfaciliteit exploiteert stelt een PFSO aan.
De PFSO is: 1° verbonden aan de onderneming door middel van een arbeidsovereenkomst;of 2° een bestuurder van de onderneming;of 3° een personeelslid van een erkende beveiligingsorganisatie. De onderneming brengt de aanstelling van een PFSO of elke wijziging hiervan onmiddellijk ter kennis van het betrokken LCMB die deze aanstelling ter kennis brengt van de NAMB. Om als PFSO te worden aangesteld moet deze minstens een veiligheidsverificatie ondergaan zoals bedoeld in artikel 22quinquies van de wet van 11 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/12/1998 pub. 07/05/1999 numac 1999007004 bron ministerie van landsverdediging Wet betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen sluiten betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen.
Indien een negatief veiligheidsadvies wordt uitgebracht, kan deze persoon de functie van PFSO niet uitoefenen.
Een PFSO moet uiterlijk binnen de zes maanden na de aanstelling beschikken over het certificaat bedoeld in artikel 2.5.2.39, § 2, tweede lid. § 2. De verantwoordelijkheden van de PFSO worden vastgesteld overeenkomstig punt 17.2 van deel A van de ISPS-Code en de aansprakelijkheid overeenkomstige de vigerende gemeenrechtelijke arbeids- of vennootschapswetgeving. § 3. De onderneming is verplicht om de nodige steun te geven aan de PFSO zodat deze de taken en verantwoordelijkheden bepaald in de ISPS-Code, de ISPS-Verordening, dit hoofdstuk en zijn uitvoeringsbesluiten naar behoren kan uitvoeren. § 4. Onverminderd paragraaf 1 kan een PFSO worden aangesteld voor meer dan één havenfaciliteit.
Indien de PFSO een personeelslid van een erkende beveiligingsorganisatie is, is het niet toegelaten dat de erkende beveiligingsorganisatie ook de werkgever is van de bewakingsagenten op de havenfaciliteit. § 5. Voor elke PFSO wordt ten minste een plaatsvervanger aangesteld waarop de paragrafen 1 tot en met 4 van toepassing zijn.
Art. 2.5.2.34. Opstellen beveiligingsplan van de havenfaciliteit § 1. De onderneming die de havenfaciliteit exploiteert stelt het beveiligingsplan van de havenfaciliteit op.
Het beveiligingsplan van de havenfaciliteit moet opgesteld worden overeenkomstig: 1° punt 16 van deel A van de ISPS-Code; 2° punt 16 van deel B van de ISPS-Code dat voor de toepassing van deze wet van dwingend recht is, met uitzondering van: a) de bepalingen van punt 16.1; b) de bepalingen van de punten 16.61 tot en met 16.63; 3° de uitvoeringsbesluiten genomen op grond van artikel 2.5.2.45 die de nodige standaarden vaststellen waaraan de beveiliging moet voldoen; 4° de beveiligingsbeoordeling. Bij het goedkeuren van de beveiligingsbeoordeling waarop het beveiligingsplan wordt gebaseerd, kan de NAMB ontheffing ontlenen van één of meerdere bepalingen bedoeld in het tweede lid, 2°. § 2. Voor elke havenfaciliteit moet een afzonderlijk beveiligingsplan worden opgemaakt zelfs indien de beveiligingsbeoordeling verscheidene havenfaciliteiten omvat overeenkomstig artikel 2.5.2.30, tweede lid.
Art. 2.5.2.35. Goedkeuring beveiligingsplan van de havenfaciliteit De PFSO legt het beveiligingsplan van de havenfaciliteit voor aan het betrokken LCMB ter goedkeuring binnen de drie maanden na de goedkeuring van de beveiligingsbeoordeling van de havenfaciliteit.
Binnen de dertig dagen geeft het betrokken LCMB een gemotiveerd advies aan de NAMB. De NAMB beslist binnen de dertig dagen over goedkeuring van het beveiligingsplan van de havenfaciliteit.
De goedkeuring geldt voor vijf jaar waarna een nieuw beveiligingsplan moet worden opgesteld op grond van een vernieuwde beveiligingsbeoordeling.
Art. 2.5.2.36 Wijziging beveiligingsplan van de havenfaciliteit Elke substantiële wijziging moet ook aan het betrokken LCMB en de NAMB worden voorgelegd ter goedkeuring. De Koning bepaalt op advies van de NAMB wat als substantiële wijziging dient te worden beschouwd. De geldigheidsduur bepaald overeenkomstig artikel 2.5.2.35, tweede lid, blijft onveranderd bij de goedkeuring van een substantiële wijziging.
Bij tijdelijke evenementen of voorvallen kan de NAMB op advies van het LCMB het beveiligingsplan aanpassen voor de duur van het evenement of voorval.
Art. 2.5.2.37. Intrekking beveiligingsplan van de havenfaciliteit § 1. Het beveiligingsplan van de havenfaciliteit kan door de NAMB worden ingetrokken ingeval: 1° de beveiliging in de havenfaciliteit niet meer gegarandeerd kan worden met het goedgekeurde beveiligingsplan van de havenfaciliteit;2° de onderneming die de havenfaciliteit exploiteert heeft gehandeld in strijd met beveiligingsplan van de havenfaciliteit, de ISPS-Verordening, dit hoofdstuk of zijn uitvoeringsbesluiten; 3° de onderneming die de havenfaciliteit exploiteert geen gevolg geeft aan de in artikel 2.5.2.38 bedoelde instructies.
De intrekking kan enkel geheel zijn. § 2. Beroep tegen de intrekking kan worden ingesteld bij de minister binnen de tien dagen nadat de beslissing ter kennis werd gebracht.
De minister neemt binnen de dertig dagen een beslissing, na de havenfaciliteit en de NAMB gehoord te hebben.
Het beroep schorst de beslissing niet.
Art. 2.5.2.38. Tussentijdse evaluaties § 1. Het beveiligingsplan van de havenfaciliteit wordt door het LCMB geëvalueerd: 1° in de periode tussen de zesentwintig en vierendertig maanden na de goedkeuring;2° indien de beveiliging van de havenfaciliteit door één of meer ongeoorloofde acties niet meer kan gegarandeerd worden of er een vermoeden is dat deze niet meer gegarandeerd kan worden. § 2. Het LCMB maakt de evaluatie over aan de NAMB die op basis van deze evaluatie: 1° termijnen kan vaststellen waarbinnen een aanpassing van het beveiligingsplan van de havenfaciliteit moet worden ingediend overeenkomstig artikel 2.5.2.35; 2° het beveiligingsplan van de havenfaciliteit geheel kan intrekken overeenkomstig artikel 2.5.2.37; 3° het LCMB een nieuwe beveiligingsbeoordeling kan laten uitvoeren. Art. 2.5.2.39. Vorming § 1. Elke PFSO moet kennis hebben van, expertise hebben in en geslaagd zijn in een examen over al de volgende onderdelen die relevant zijn voor de havenfaciliteit: 1° de beveiligingsadministratie;2° de van toepassing zijnde internationale verdragen, codes en aanbevelingen;3° de van toepassing zijnde Belgische en Europese wetgeving en voorschriften;4° de verantwoordelijkheden en functies van andere beveiligingsorganisaties;5° de methodiek voor de beoordeling van de beveiliging van de havenfaciliteit;6° de onderzoeks- en inspectiemethoden voor beveiliging van de scheepvaart en de beveiliging van de havenfaciliteit;7° de scheeps- en havenactiviteiten en voorwaarden;8° de beveiligingsmaatregelen voor het schip en de havenfaciliteit;9° de paraatheid en reacties in noodsituaties en voorzorgmaatregelen;10° de instructiemethoden voor beveiligingstraining en -scholing, waaronder beveiligingsmaatregelen en -procedures;11° de omgang met gevoelige informatie met betrekking tot de beveiliging en de communicatie met betrekking tot de beveiliging;12° de huidige bedreigingen met betrekking tot de beveiliging en de patronen hierin;13° de herkenning en opsporing van wapens, gevaarlijke stoffen en apparatuur;14° de herkenning van de kenmerken en gedragspatronen van personen die de beveiliging kunnen bedreigen, zonder daarbij te discrimineren;15° de technieken die worden gehanteerd om beveiligingsmaatregelen te ontduiken;16° de beveiligingsapparatuur en -systemen, en de beperking van hun functies;17° de methoden voor controle, inspectie, bewaking en toezicht;18° de methoden voor het doorzoeken van lading en scheepsvoorraden en voor niet storende inspectie;19° de beveiligingsoefeningen, waaronder oefeningen met schepen;20° de beoordeling van beveiligingsoefeningen. § 2. Na het volgen van de vorming moet een examen worden afgelegd bij de erkende beveiligingsorganisatie of de erkende opleidingsinstantie.
De Koning bepaalt de modaliteiten, inhoud en het slaagcijfer van het examen.
De erkende beveiligingsorganisatie of de erkende opleidingsinstantie bezorgen de lijst van de geslaagde personen aan de NAMB. Een geslaagde persoon verkrijgt een certificaat waarvan de vorm wordt vastgesteld door de Koning.
Een PFSO moet elke vijf jaar een heropfrissingscursus volgen waarvan de modaliteiten en de inhoud worden vastgesteld door de Koning. Het certificaat van de PFSO die deze cursus niet volgt vervalt van rechtswege 66 maanden na de uitreiking van het certificaat of het volgen van de opfriscursus. § 3. De PFSO zorgt ervoor dat het andere personeel van de havenfaciliteit met specifieke beveiligingstaken kennis heeft van de volgende onderdelen: 1° de huidige bedreigingen met betrekking tot de beveiliging en de patronen hierin;2° de herkenning en opsporing van wapens, gevaarlijke stoffen en apparatuur;3° de herkenning van de kenmerken en gedragspatronen van personen die de beveiliging kunnen bedreigen;4° de technieken die worden gehanteerd om beveiligingsmaatregelen te ontduiken;5° de technieken voor massamanagement en -beheersing;6° de communicatie met betrekking tot de beveiliging;7° de werking van beveiligingsapparatuur en -systemen;8° de het testen, ijken en onderhouden van beveiligingsapparatuur en -systemen;9° de technieken voor inspectie, bewaking en toezicht;10° de methoden voor het doorzoeken van lading en scheepsvoorraden. Deze opleiding kan zowel extern als intern door de onderneming die de havenfaciliteit exploiteert worden gegeven. § 4. De PFSO moet ervoor zorgen dat al het ander personeel van de havenfaciliteit, met inbegrip van havenarbeiders, kennis heeft van de van toepassing zijnde bepalingen van het beveiligingsplan van de havenfaciliteit op de volgende onderdelen: 1° de betekenis en de daaruit voortvloeiende vereisten voor de verschillende beveiligingsniveaus;2° de herkenning en opsporing van wapens, gevaarlijke stoffen en apparatuur;3° de herkenning van de kenmerken en gedragspatronen van personen die beveiliging kunnen bedreigen;4° de technieken die worden gehanteerd om beveiligingsmaatregelen te ontduiken;5° de methodes die gebruikt worden om ongeoorloofde acties uit te voeren;6° de algemene bewustwording van de beveiligingsproblematiek. De PFSO is verantwoordelijk dat deze kennis bij de personeelsleden aanwezig is.
Art. 2.5.2.40. Oefening § 1. Het beveiligingsplan van de havenfaciliteit wordt ten minste eenmaal per kalenderjaar getest door middel van een oefening waarvan de vereisten worden vastgelegd door de Koning.
De PFSO brengt uiterlijk één maand voor de oefening bedoeld in punt 18.6 van deel B van de ISPS-Code het betrokken LCMB op de hoogte. Het LCMB brengt de NAMB op de hoogte van de geplande oefeningen. Indien de omstandigheden een kortere termijn verantwoorden, beslist de NAMB of de gehouden oefening telt als de door punt 18.6 van deel B van de ISPS-Code vereiste oefening. § 2. De havenfaciliteit bezorgt uiterlijk één maand na de oefeningen bedoeld in het eerste lid of in punt 18.5 van deel B van de ISPS-Code een verslag aan het LCMB en de NAMB. Art. 2.5.2.41. Verklaring van Goedkeuring De NAMB reikt aan elke havenfaciliteit waarvan het beveiligingsplan werd goedgekeurd een Verklaring van Goedkeuring uit.
De Verklaring van Goedkeuring bevat de volgende gegevens: 1° de havenfaciliteit;2° het feit dat de havenfaciliteit voldoet aan de bepalingen van Hoofstuk XI-2 van het SOLAS-verdrag, deel A van de ISPS-Code, de ISPS-Verordening, dit hoofdstuk en zijn uitvoeringsbesluiten;3° de geldigheidstermijn van de Verklaring van Goedkeuring is maximaal vijf jaar en kan nooit langer zijn dan de geldigheidsduur van het beveiligingsplan;4° de inspecties die werden uitgevoerd. Onderafdeling 4. - Andere regelingen Art. 2.5.2.42. Alternatieve regelingen Alternatieve regelingen voor het intracommunautair verkeer op vaste routes zoals bedoeld in artikel 5 van de ISPS-Verordening en Voorschrift 11 van hoofdstuk XI-2 van het SOLAS-Verdrag worden niet toegestaan.
Art. 2.5.2.43. Gelijkwaardige regelingen De NAMB kan, na advies van het betrokken LCMB over de uitgevoerde beveiligingsbeoordeling van de havenfaciliteit, voor een beperkte duur die niet meer dan één jaar mag bedragen toestaan dat een havenfaciliteit wordt uitgebaat met maatregelen die gelijkwaardig zijn aan de beveiligingsmaatregelen vastgelegd in dit hoofdstuk en deel A van de ISPS-Code. De NAMB deelt de bijzonderheden van de toegestane gelijkwaardige regeling mee aan de IMO en de Europese Commissie.
Onderafdeling 5. - Beveiligingsstandaarden Art. 2.5.2.44. Onderrichtingen door de NAMB De NAMB kan onderrichtingen geven voor : 1° de te volgen procedures door havens en havenfaciliteiten in het kader van de beveiliging;2° de communicatie tussen de havens, de havenfaciliteiten, de PFSO's, het LCMB en de NAMB;3° standaarden voor toegangscontrole tot de havenfaciliteit;4° standaarden voor de fysieke bescherming van de havenfaciliteit;5° standaarden voor het houden van een permanent toezicht op de havenfaciliteit, met inbegrip van verlichting, beveiligingspersoneel en toegangsdetectieapparatuur en bewakingsapparatuur waaronder optische en thermische camera's;6° de ladingsbehandeling;7° de scheepsbevoorrading;8° de omgang met onbegeleide bagage;9° het aanduiden van gebieden binnen de havenfaciliteit waarvoor bijkomende beperkingen gelden;10° het voorkomen van ongeoorloofde acties;11° de verplichte vorming;12° de beeldvorming van de haven en havenfaciliteit voor de overheid door middel van twee- en driedimensionale plannen en beelden;13° incidentmeldingen.14° de verslagen van de oefeningen. Art. 2.5.2.45. Bekrachtiging De Koning kan de onderrichtingen bedoeld in artikel 2.5.2.44 bekrachtigen waardoor deze van dwingend recht worden.
Art. 2.5.2.46. Beveiligingsverklaring Een beveiligingsverklaring opgesteld overeenkomstig punt 5 van deel A van de ISPS-code wordt gedurende 3 jaar bewaard door de havenfaciliteit. Afdeling 5. - Beveiliging van vreemde schepen
Art. 2.5.2.47. Voorafgaande meldingen § 1. De verschaffing van de veiligheidsinlichtingen voorafgaande aan het aandoen van een Belgische haven of havenfaciliteit bedoeld in artikel 6 van de ISPS-Verordening gebeurt door de kapitein van het zeeschip of de aangestelde van de kapitein, binnen de termijnen bedoeld in artikel 6 van de ISPS-Verordening.
Deze melding gebeurt via het ISPS-platform. § 2. Het weigeren om de gegevens bedoeld in paragraaf 1 mee te delen heeft van rechtswege de weigering van het zeeschip in een Belgische haven of havenfaciliteit tot gevolg. Deze weigering wordt via het ISPS-Platform meegedeeld aan de verschillende betrokken Belgische overheden. Het MIK deelt deze weigering mee aan het zeeschip.
Art. 2.5.2.48. Vrijstellingen Geregelde diensten kunnen onder de voorwaarden van artikel 7 van de ISPS-Verordening een vrijstelling verkrijgen van de in artikel 2.5.2.47 bedoelde verschaffing van beveiligingsinlichtingen. De Koning bepaalt de dienst die de vrijstelling verleent en de wijze waarop de vrijstelling wordt verleend.
Art. 2.5.2.49. Maatregelen § 1. Indien het MIK, de Scheepvaartcontrole of de Cel Maritieme Beveiliging gegronde redenen hebben om aan te nemen dat het zeeschip dat voornemens is om een Belgische haven aan te doen, niet aan de eisen van de ISPS-Code of deel A van de ISPS-Code voldoet, proberen deze diensten contact op te nemen met het zeeschip.
Indien deze communicatie niet leidt tot rechtzetting of indien de Scheepvaartcontrole of de Cel Maritieme Beveiliging gegronde redenen blijven hebben om aan te nemen dat het zeeschip niet aan de eisen van de ISPS-Code of deel A van de ISPS-Code voldoet, kunnen zij volgende maatregelen nemen: 1° eisen dat de niet-naleving wordt rechtgezet;2° eisen dat het zeeschip zich begeeft naar een aangewezen plaats in de territoriale wateren of in een haven;3° overgaan tot een inspectie van het zeeschip indien het zeeschip zich in de Belgische territoriale wateren of een haven bevindt. Op advies van het MIK, de Scheepvaartcontrole of de Cel Maritieme Beveiliging kan de Voorzitter van de NAMB overgaan tot het ontzeggen van de toegang tot de Belgische havens.
Alvorens deze maatregelen genomen worden wordt de kapitein van het zeeschip hiervan ingelicht. Indien de kapitein beslist om geen Belgische haven aan te lopen, is dit artikel niet van toepassing. § 2. De voorzitter van de NAMB kan schepen onder vreemde vlag de toegang tot de Belgische havens weigeren indien er door de Verenigde Naties, de Europese Unie of de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, sancties zijn genomen tegen een derde land, ondernemingen of natuurlijke personen.
De voorzitter van de NAMB is belast met het ontzeggen van de toegang tot de Belgische havens voor de schepen bedoeld in het eerste lid, of ter uitvoering van sancties opgelegd door de Verenigde Naties of de Europese Unie.
De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit de modaliteiten voor de controle op het naleven van de sancties en het uitvoeren van de weigering van de toegang van deze schepen. Afdeling 6. - Beveiliging van Belgische Schepen
Onderafdeling 1. - Beveiligingsniveaus Art. 2.5.2.50. Zeewateren § 1. Al de wateren die toegankelijk zijn voor Belgische zeeschepen met uitsluiting van de havens gelegen in andere landen krijgen een beveiligingsniveau overeenkomstig artikel 2.5.2.24.
Elk Belgisch zeeschip moet de maatregelen nemen verbonden aan het beveiligingsniveau van het gebied waarin het zich bevindt. § 2. Het beveiligingsniveau wordt ingesteld op niveau 1. Indien er informatie beschikbaar is waaruit zou blijken dat er risico's bestaan op beveiligingsincidenten en/of ongeoorloofde acties met Belgische zeeschepen kan het beveiligingsniveau in deze gebieden verhoogd worden.
De directeur generaal Scheepvaart bepaalt in deze gevallen, na advies van het NCCN en de Cel Maritieme Beveiliging het beveiligingsniveau in deze gebieden.
Voor het binnenvaren van een zone met beveiligingsniveau 2 of 3 moet de kapitein het vermoedelijk uur van binnenvaren melden aan de Cel Maritieme Beveiliging. De bemanningslijst moet in deze gevallen op eenvoudig verzoek onmiddellijk worden overgemaakt aan de Cel Maritieme Beveiliging.
Bij het instellen van beveiligingsniveau 3 kan de Voorzitter van de NAMB dringende maatregelen nemen die moeten opgevolgd worden door alle Belgische zeeschepen die zich in dat gebied bevinden. § 3. De Cel Maritieme Beveiliging evalueert elke drie maanden of het verhoogde beveiligingsniveau moet worden aangehouden, verhoogd of verlaagd en maakt deze evaluatie over aan het NCCN voor advies. De evaluatie en het advies worden overgemaakt aan de Voorzitter van de NAMB die binnen de vijf dagen een beslissing neemt. § 4. Elke wijziging van het beveiligingsniveau wordt door de Cel Maritieme Beveiliging ter kennis gebracht van de minister, de minister van Buitenlandse Zaken, elke CSO, de leden van de NAMB en het MIK. Indien in de gebieden waar het beveiligingsniveau gewijzigd werd, een haven ligt, wordt het land waar die haven ligt geïnformeerd door de Belgische diplomatieke vertegenwoordiging in dat land over het ingestelde beveiligingsniveau.
Art. 2.5.2.51. Belgische zeeschepen § 1. Onverminderd artikel 2.5.2.50 heeft elk Belgisch zeeschip een beveiligingsniveau overeenkomstig artikel 2.5.2.24 en dient de maatregelen naleven die verbonden zijn aan dit beveiligingsniveau. § 2. Het beveiligingsniveau wordt ingesteld op niveau 1. Indien er beveiligingsinformatie beschikbaar is waaruit zou blijken dat er risico's bestaan op beveiligingsincidenten met een Belgische zeeschip kan het beveiligingsniveau voor het betrokken zeeschip verhoogd worden.
De directeur generaal Scheepvaart bepaalt in deze gevallen, na advies van het NCCN, de Cel Maritieme Beveiliging en de CSO van het betrokken zeeschip, het beveiligingsniveau van het zeeschip.
Bij het instellen van beveiligingsniveau 3 kan de Voorzitter van de NAMB dringende maatregelen nemen die moeten opgevolgd worden door het zeeschip. § 3. De Cel Maritieme Beveiliging evalueert elke maand of het verhoogde beveiligingsniveau moet worden aangehouden, verhoogd of verlaagd moet worden en maakt deze evaluatie over aan het NCCN voor advies. De evaluatie en het advies worden overgemaakt aan de Voorzitter van de NAMB die binnen de vijf dagen een beslissing neemt. § 4. Elke wijziging van het beveiligingsniveau wordt door de Cel Maritieme Beveiliging ter kennis gebracht van de minister, de CSO van het betrokken zeeschip, de leden van de NAMB en het MIK. De CSO bezorgt aan de Cel Maritieme Beveiliging de schriftelijke bevestiging dat de kapitein de wijziging van het beveiligingsniveau heeft ontvangen.
Onderafdeling 2. - Beveiligingspersoneel van de reder Art. 2.5.2.52. CSO Voor elk Belgisch zeeschip dat door de reder geëxploiteerd wordt, stelt de reder een CSO aan. Een CSO kan worden aangesteld voor één of meerdere schepen en een reder heeft het recht om meer dan één CSO aan te stellen indien de reder verscheidene schepen exploiteert.
De aanstelling van een CSO in het eerst lid of elke wijziging daaraan wordt door de reder onmiddellijk gemeld aan de Cel Maritieme Beveiliging.
Art. 2.5.2.53. SSO De reder zorgt ervoor dat op elk schip een SSO aanwezig is.
De reder houdt een lijst van de SSO's voor zijn schepen bij en bezorgt deze op eenvoudig verzoek aan de Cel Maritieme Beveiliging.
Onderafdeling 3 - Verplichtingen van de reder Art. 2.5.2.54. Verantwoordelijkheid De reder is verantwoordelijk om de nodige steun te geven aan de CSO, de SSO en de kapitein zodat deze de taken en verantwoordelijkheden bepaald in de ISPS-Code, de ISPS-Verordening, dit hoofdstuk en zijn uitvoeringsbesluiten naar behoren kunnen uitvoeren.
Art. 2.5.2.55. Beoordeling van de scheepsbeveiliging De reder zorgt ervoor dat de CSO een beoordeling van de scheepsbeveiliging uitvoert voor elke zeeschip dat wordt geëxploiteerd door de reder. De beoordeling wordt uitgevoerd overeenkomstig punt 8 van Deel A van de ISPS-Code en punt 8 van Deel B van de ISPS-Code dat van dwingend recht is voor de toepassing van dit hoofdstuk en zijn uitvoeringsbesluiten.
De NAMB, de Cel Maritieme Beveiliging en de Scheepvaartcontrole zijn bevoegd om kennis te nemen van de goedgekeurde beoordeling van de scheepsbeveiliging. De reder bezorgt deze goedgekeurde beoordeling op eenvoudig verzoek aan de NAMB, de Cel Maritieme Beveiliging en de Scheepvaartcontrole.
Art. 2.5.2.56. Scheepsbeveiligingsplan § 1. De reder is ervoor verantwoordelijk dat de CSO een scheepbeveiligingsplan uitwerkt en ter goedkeuring voorlegt aan de Scheepvaartcontrole.
De goedkeuring kan door de minister gedelegeerd worden aan een erkende beveiligingsorganisatie. De Koning bepaalt de modaliteiten waaronder deze delegatie mogelijk is.
Het scheepsbeveiligingsplan wordt opgesteld overeenkomstig punt 9 van Deel A van de ISPS-Code en punt 9 van Deel B van de ISPS-Code dat van dwingend recht is voor de toepassing van dit hoofdstuk en zijn uitvoeringsbesluiten. § 2. De Koning bepaalt wie de bepalingen van punt 19 van deel A van de ISPS-code betreffende de keuring en certificatie van Belgische zeeschepen uitvoert. § 3. Het scheepsbeveiligingsplan kan worden ingetrokken indien het schip niet meer voldoet aan de vereisten bedoeld in punt 9 van Deel A van de ISPS-Code en punt 9 van Deel B van de ISPS-Code.
Onderafdeling 4. - Vorming en oefeningen Art. 2.5.2.57. Vorming § 1. Elke CSO, SSO en het walpersoneel dat met beveiliging is belast moet kennis hebben van en getraind worden in al de volgende onderdelen die relevant zijn voor het zeeschip: 1° de beveiligingsadministratie;2° de van toepassing zijnde internationale verdragen, codes en aanbevelingen;3° de van toepassing zijnde Belgische en Europese wetgeving en voorschriften;4° de verantwoordelijkheden en functies van andere beveiligingsorganisaties;5° de methodiek voor de beoordeling van de scheepsbeveiliging;6° de onderzoeks- en inspectiemethoden voor scheepsbeveiliging;7° de scheeps- en havenactiviteiten en -voorwaarden;8° de beveiligingsmaatregelen voor schepen en havenfaciliteiten;9° de paraatheid en reacties in noodsituaties en voorzorgmaatregelen;10° de instructiemethoden voor beveiligingstraining en scholing, waaronder beveiligingsmaatregelen en - procedures;11° de omgang met gevoelige informatie met betrekking tot de beveiliging en de communicatie met betrekking tot de beveiliging;12° de huidige dreigingen met betrekking tot de beveiliging en patronen daarin;13° de herkenning en opsporing van wapens, gevaarlijke stoffen en apparatuur;14° de herkenning van de kernmerken en gedragspatronen van personen die de beveiliging kunnen bedreigen, zonder daarbij te discrimineren;15° de technieken die worden gehanteerd om beveiligingsmaatregelen te ontduiken;16° de beveiligingsapparatuur en - systemen, en de beperking van hun functies;17° de methoden voor controle, inspectie, bewaking en toezicht;18° de beveiligingsoefeningen;19° de beoordeling van beveiligingsoefeningen. § 2. De SSO dient bovendien voldoende kennis te hebben van en training te krijgen in de volgende onderdelen: 1° de indeling van het zeeschip;2° het scheepsbeveiligingsplan en de bijhorende procedures;3° de technieken voor massamanagement en - beheersing;4° de werking van beveiligingsapparatuur en -systemen;5° het testen, ijken en het onderhouden van beveiligingsapparatuur en -systemen. § 3. Bemanningsleden met specifieke beveiligingstaken dienen voldoende kennis en vaardigheid te bezitten om de hun toegewezen taken uit te kunnen voeren, waaronder: 1° de huidige dreigingen met betrekking tot de beveiliging en patronen daarin;2° de herkenning en opsporing van wapens, gevaarlijke stoffen en apparatuur;3° de herkenning van de kenmerken en gedragspatronen van personen die de beveiliging kunnen bedreigen;4° de technieken die worden gebruikt om beveiligingsmaatregelen te ontduiken;5° de technieken voor massamanagement en - beheersing;6° de communicatie met betrekking tot de beveiliging;7° de noodprocedures en voorzorgmaatregelen;8° de werking van beveiligingsapparatuur en -systemen;9° het testen, ijken en het op zee onderhouden van beveiligingsapparatuur en -systemen;10° de technieken voor inspectie, bewaking en toezicht;11° de technieken voor het doorzoeken van lading en scheepsvoorraden. § 4. Alle andere bemanningsleden dienen voldoende kennis te hebben van en gekend te zijn met de van toepassing zijnde bepalingen van het scheepsbeveiligingsplan, waaronder: 1° de betekenis van en de daaruit voortvloeiende vereisten voor de verschillende beveiligingsniveaus;2° de noodprocedures en voorzorgmaatregelen;3° de herkenning en opsporing van wapens, gevaarlijke stoffen en apparatuur;4° de herkenning van de kenmerken en gedragspatronen van personen die de beveiliging kunnen bedreigen;5° de technieken die worden gehanteerd om beveiligingsmaatregelen te ontduiken. § 5. De Koning kan de organisatie van de trainingen en de afgifte van een certificaat aan de deelnemers regelen.
Art. 2.5.2.58. Scheepsbeveiligingsalarm Bij het inschakelen van het scheepsbeveiligingsalarm bedoeld in Voorschrift 6 van hoofdstuk XI-2 van het SOLAS-Verdrag moet het alarm worden doorgezonden naar het MIK. Art. 2.5.2.59. Incidentmeldingen De CSO meldt onmiddellijk elk beveiligingsincident aan de Cel Maritieme Beveiliging. De Cel Maritieme Beveiliging zal de bevoegde overheden hiervan op de hoogte brengen.
Een beveiligingsverklaring opgesteld overeenkomstig punt 5 van deel A van de ISPS-code wordt gedurende 3 jaar bewaard aan boord van het schip, en worden op eenvoudig verzoek overhandigd aan het de Cel Maritieme Beveiliging en de Scheepvaartcontrole.
Art. 2.5.2.60. Oefeningen De CSO houdt een overzicht bij van de oefeningen die georganiseerd worden overeenkomstig punt 13.6 van deel B van de ISPS-Code en deelt deze mee aan de Cel Maritieme Beveiliging en de Scheepvaartcontrole op verzoek.
De CSO brengt uiterlijk 24 uur voor de geplande oefening bedoeld in punt 13.7 van deel B van de ISPS-Code de Cel Maritieme Beveiliging op de hoogte. Op verzoek van de CSO kan de directeur generaal Scheepvaart toestaan dat de oefening niet voorafgaandelijk wordt meegedeeld aan de Cel Maritieme Beveiliging.
Art. 2.5.2.61. Onderrichtingen De Cel Maritieme Beveiliging kan onderrichtingen geven voor: 1° de te volgen procedures door de reders in het kader van de beveiliging;2° de communicatie tussen de CS0, SS0, het MIK, de Cel Maritieme Beveiliging en de NAMB;3° de standaarden voor de fysieke bescherming van het zeeschip;4° de beeldvorming door middel van twee- en driedimensionale plannen;5° de verplichte vorming. Art. 2.5.2.62. Bekrachtiging De Koning kan de onderrichtingen bedoeld in artikel 2.5.2.61 bekrachtigen waardoor deze van dwingend recht worden. Afdeling 7 - Beveiliging van de Noordzee
Art. 2.5.2.63. Beveiligingsbeoordeling § 1. In overleg met de exploitant van het bouw- of kunstwerk of de kabel of pijpleiding voert het MIK een beveiligingsbeoordeling uit die minstens volgende elementen bevat: 1° de vaststelling en evaluatie van belangrijke bedrijfsmiddelen en infrastructuur die dienen te worden beschermd;2° de vaststelling van de risico's op ongeoorloofde acties;3° de vaststelling van mogelijke dreigingen voor de bedrijfsmiddelen en infrastructuur en de waarschijnlijkheid dat deze zich voordoen, met het oog op de vaststelling en prioritering van beveiligingsmaatregelen;4° de vaststelling, selectie en prioritering van tegenmaatregelen en procedurele wijzigingen en hun effectiviteitsniveau wat vermindering van de kwetsbaarheid betreft;5° de vaststelling van zwakke plekken, met inbegrip van menselijke factoren, in de infrastructuur, beleidsmaatregelen en procedures;6° de risicoanalyse van die onderdelen die vatbaar zijn voor spionage, terrorisme en sabotage ten gevolge van buitenlandse invloeden door middel van publieke of private samenwerking. § 2. De NAMB beslist binnen de dertig dagen nadat het MIK de beveiligingsbeoordeling heeft overgemaakt aan de NAMB over de goedkeuring van de beveiligingsbeoordeling.
Op basis van de beveiligingsbeoordeling kan de NAMB besluiten dat er geen beveiligingsplan moet worden opgesteld. § 3. De beveiligingsbeoordeling wordt om de 5 jaar geëvalueerd door het MIK, ook in de gevallen waar de NAMB heeft beslist dat er geen beveiligingsplan moet worden opgesteld.
Een beveiligingsbeoordeling kan na de goedkeuring gedurende zes maanden gebruikt worden voor het opstellen van een beveiligingsplan.
Indien het beveiligingsplan niet binnen deze termijn is opgesteld of het beveiligingsplan vernieuwd moet worden, is een nieuwe beveiligingsbeoordeling vereist.
Art. 2.5.2.64. Beveiligingsplan De exploitant van het bouw- of kunstwerk of de kabel of pijpleiding stelt binnen de zes maand na de goedkeuring van de beveiligingsbeoordeling een beveiligingsplan op en legt dit voor aan het MIK. Binnen de dertig dagen geeft het MIK een advies aan de NAMB, na raadpleging van de door de Koning aangeduide diensten.
Het beveiligingsplan bevat een bepaling over de wijze waarop en de termijn waarbinnen een oefening moet worden gehouden.
De NAMB beslist binnen de dertig dagen over goedkeuring van het beveiligingsplan.
De goedkeuring geldt voor vijf jaar.
Elke substantiële wijziging moet ook aan het betrokken LCMB en de NAMB worden voorgelegd ter goedkeuring. De Koning bepaalt op advies van de NAMB wat als substantiële wijziging moet worden beschouwd.
Art. 2.5.2.65. Tussentijdse evaluaties § 1. Het beveiligingsplan wordt door het MIK geëvalueerd: 1° in de periode tussen de zesentwintig en vierendertig maanden na de goedkeuring;2° indien de beveiliging van het bouw- of kunstwerk of kabel of pijpleiding door een of meer ongeoorloofde acties niet meer kan gegarandeerd worden of er een vermoeden is dat deze niet meer gegarandeerd kan worden. § 2. Op basis van deze evaluatie kan de NAMB termijnen vaststellen waarbinnen een aanpassing van het beveiligingsplan moet worden ingediend overeenkomstig artikel 2.5.2.64 of het MIK een nieuwe beveiligingsbeoordeling moet uitvoeren.
Art. 2.5.2.66. Onderrichtingen De NAMB kan onderrichtingen geven voor : 1° de te volgen procedures door de exploitanten in het kader van de beveiliging;2° de communicatie tussen de exploitanten, het MIK en de NAMB;3° de standaarden voor de fysieke bescherming van de bouw- of kunstwerken, kabels of pijpleidingen;4° de standaarden voor het houden van een permanent toezicht, met inbegrip van verlichting, beveiligingspersoneel en toegangsdetectieapparatuur en bewakingsapparatuur waaronder optische en thermische camera's;5° het aanduiden van gebieden waarvoor bijkomende beperkingen gelden;6° het voorkomen van ongeoorloofde acties;7° de beeldvorming voor de overheid door middel van twee- en drie dimensionele plannen en beelden. Art. 2.5.2.67. Bekrachtiging De Koning kan de onderrichtingen bedoeld in artikel 2.5.2.66 bekrachtigen waardoor deze van dwingend recht worden.
Art. 2.5.2.68. Oefening In overleg met het MIK wordt de beveiliging van het bouw- of kunstwerk, de kabel of de pijpleiding getest overeenkomstig hetgeen werd vastgelegd in het beveiligingsplan. Afdeling 8. - Erkende beveiligingsorganisaties en opleidingsinstanties
Onderafdeling 1. - Erkende beveiligingsorganisatie Art. 2.5.2.69. Aanvraag en voorwaarden § 1. Een onderneming die erkend wil worden als erkende beveiligingsorganisatie dient hiertoe een aanvraag in bij de Cel Maritieme Beveiliging.
Om als beveiligingsorganisatie erkend te worden moet de onderneming voldoen aan de bepalingen van betreffende ondernemingen voor veiligheidsadvies bedoeld in artikel 8 van de wet van 2 oktober 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/1999 pub. 10/07/1999 numac 1999015146 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee sluiten1 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid en een vestigingseenheid hebben in België.
De erkenning geldt enkel voor opdrachten ten behoeve van Belgische havens of havenfaciliteiten, of Belgische schepen. § 2. Ondernemingen die gemachtigd zijn als erkende organisatie in uitvoering van artikel 2.2.3.15, § 2, moeten voor het uitvoeren van de taken bedoeld in artikel 2.5.2.75 geen aparte aanvraag indienen indien de machtiging tevens de ISPS-Code omvat. De Scheepvaartcontrole bezorgt elke wijziging in de lijst van erkende ondernemingen aan de NAMB. Art. 2.5.2.70. Audit De Cel Maritieme Beveiliging en de Scheepvaartcontrole voeren een audit uit waarbij de onderneming moet aantonen dat ze: 1° beschikt over deskundigheid op het gebied van relevante aspecten van havenbeveiliging;2° de nodige kennis heeft van havenactiviteiten, waaronder kennis van het ontwerp en constructie van havens;3° de nodige kennis van andere voor de beveiliging relevante activiteiten heeft die van invloed kunnen zijn op de havenbeveiliging;4° in staat is om waarschijnlijke havenbeveiligingsrisico's te beoordelen;5° in staat is om de deskundigheid van het personeel op het gebied van havenbeveiliging te onderhouden en te verbeteren;6° in staat is om de blijvende betrouwbaarheid van het personeel te controleren;7° in staat is om de nodige maatregelen te onderhouden ter voorkoming van de bekendmaking van of toegang tot gevoelig materiaal door onbevoegden;8° kennis heeft van relevante internationale, Europese en Belgische regelgeving en beveiligingseisen;9° kennis heeft van huidige bedreigingen met betrekking tot de beveiliging en patronen daarin;10° kennis heeft van herkenning en opsporing van wapens, gevaarlijke stoffen en apparatuur;11° kennis heeft van de herkenning van de kenmerken en gedragspatronen van personen die de havenbeveiliging kunnen bedreigen, zonder daarbij te discrimineren;12° kennis heeft van de technieken die worden gehanteerd om beveiligingsmaatregelen te ontduiken;13° kennis heeft van beveiligings- en bewakingsapparatuur en -systemen en van de beperking van de functies ervan;14° kennis heeft van het voorkomen van ongeoorloofde acties en het opstellen van maatregelen ter voorkoming van ongeoorloofde acties. Art. 2.5.2.71. Erkenning De NAMB beslist over de erkenning op advies van de Cel Maritieme Beveiliging op grond van de audit. Een erkenning geldt voor een periode van 5 jaar.
Art. 2.5.2.72. Intrekking De NAMB kan de erkenning van de beveiligingsorganisatie intrekken indien vastgesteld wordt dat deze niet meer voldoet aan de voorwaarden of niet langer kan aantonen dat ze beschikt over de elementen uit artikel 2.5.2.70.
Art. 2.5.2.73. Tussentijdse evaluatie § 1. De Cel Maritieme Beveiliging voert een tussentijdse evaluatie uit bij de erkende beveiligingsorganisatie: 1° in de periode tussen de zesentwintig en vierendertig maanden na de erkenning;2° indien verscheidene beveiligingsincidenten of ongeoorloofde acties worden vastgesteld op havenfaciliteiten of aan boord van zeeschepen waarvoor de erkende beveiligingsorganisatie opdrachten uitvoert;3° indien het vermoeden bestaat dat de erkende beveiligingsorganisatie de taken uitvoert op een wijze die de beveiliging in het gedrang kan brengen. § 2. Op basis van deze evaluatie kan de NAMB: 1° overgaan tot de intrekking overeenkomstig artikel 2.5.2.72. 2° maatregelen vaststellen met het oog op het wegwerken van tekortkomingen en termijnen bepalen waarbinnen de erkende onderneming aan deze maatregelen moet voldoen. Art. 2.5.2.74. Onverenigbaarheden Een erkende beveiligingsorganisatie die meegewerkt heeft aan het opstellen of evalueren van een beveiligingsbeoordeling, mag niet betrokken zijn bij de opstelling, evaluatie of ander werk inzake het beveiligingsplan.
Indien de PFSO een professionele band heeft met een erkende beveiligingsorganisatie, mag deze erkende beveiligingsorganisatie geen taken als bewakingsonderneming bedoeld in artikel 4 van de wet van 2 oktober 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/1999 pub. 10/07/1999 numac 1999015146 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee sluiten1 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid uitvoeren op de havenfaciliteit waarvoor de PFSO verantwoordelijk is.
Art. 2.5.2.75. Bevoegdheden Een erkende beveiligingsorganisatie kan: 1° meewerken aan het opstellen van een beveiligingsbeoordeling;2° beveiligingsplannen voor havens en havenfaciliteiten opstellen, analyseren en hierover aanbevelingen formuleren;3° opleidingen geven en examens voor PFSO's afnemen;4° een PFSO ter beschikking stellen van één of meerdere havenfaciliteiten; 5° fungeren als verwerkingsverantwoordelijke zoals bedoeld in artikel 2.5.2.91; 6° het scheepsbeveiligingsplan goedkeuren. Onderafdeling 2. - Goedgekeurde opleidingsinstantie Art. 2.5.2.76. Goedkeuring Een door een Gemeenschap erkende opleidingsinstantie kan na goedkeuring door de NAMB de opleidingen bedoeld in dit hoofdstuk geven. Afdeling 9. - ISPS-platform
Art. 2.5.2.77. Toepassingsgebied Deze afdeling regelt de elektronische informatie-uitwisseling tussen alle actoren betrokken bij de maritieme beveiliging voor de uitvoering van dit hoofdstuk en zijn uitvoeringsbesluiten en de opslag van de informatie.
Art. 2.5.2.78. Oprichting van het ISPS-platform § 1. Er wordt een ISPS-platform opgericht.
De doelstellingen van het ISPS-platform zijn: 1° de opslag, opvolging en goedkeuring van alle in dit hoofdstuk vermelde beveiligingsbeoordelingen;2° de opslag, opvolging en goedkeuring van alle in dit hoofdstuk vermelde beveiligingsplannen;3° het melden, opslaan en opvolgen van beveiligingsincidenten;4° het melden, opslaan en opvolgen van oefeningen;5° het uitwisselen van informatie tussen de betrokken actoren;6° het ingeven, opslaan en opvolgen van inspectierapporten door de verschillende diensten;7° het elektronisch uitreiken en bijhouden van de verschillende certificaten;8° het generen van de rapporten aan de IMO en de Europese Commissie;9° het afbakenen van de havens en de havenfaciliteiten door middel van een GIS-component;10° het uitvoeren van risicoanalyses op alle aanwezige data;11° het visualiseren van de havens, havenfaciliteiten en schepen door middel van 2D, 3D en GIS-data;12° het automatiseren van de verschaffing van de beveiligingsinformatie door vreemde schepen;13° de opslag van de gegevens van de toegangscontrole; 14° het opslaan van de gegevens om het naleven te controleren van het verbod bedoeld in artikel 4, § 3bis, van de wet van 24 februari 1921Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/02/1921 pub. 17/12/2004 numac 2004000617 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen, verdovende middelen, ontsmettingsstoffen of antiseptica. - Duitse vertaling sluiten betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen en artikel 4.1.2.48 van het Belgisch Scheepvaartwetboek; 15° het opslaan van de gegevens om het naleven te controleren van het verbod dat personen die krachtens hoofdstuk X van de wet van 20 juli 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1990 pub. 02/12/2010 numac 2010000669 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de voorlopige hechtenis Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de voorlopige hechtenis de voorwaarde om zich niet in een haven of havenfaciliteit te begeven opgelegd hebben gekregen;16° het bijhouden van de veiligheidsverificaties en aanvragen vereist door dit hoofdstuk;17° het bijhouden van de lijst van leden van de NAMB, LCMB en Cel Maritieme beveiliging, en de PFSO's en CSO's. § 2. De toegang tot de gegevens onder 1° tot en met 7°, 9° tot en met 11° en 13° tot en met 16° is beperkt tot de leden van de NAMB, de Cel Maritieme Beveiliging en de inspectiediensten bedoeld in artikel 4.2.4..4, en tot de leden van de LCMB's voor de haven en havenfaciliteiten die onder hun bevoegdheid vallen, en tot de PFSO voor de eigen havenfaciliteit.
De toegang tot de gegevens onder 8° is beperkt tot de leden van de NAMB en de Cel Maritieme Beveiliging.
De toegang tot de gegevens onder 12° is beperkt tot de leden van de NAMB en de Cel Maritieme Beveiliging en de inspectiediensten bedoeld in artikel 4.2.4.4.
Art. 2.5.2.79. Financiering De kredieten die vereist zijn voor de oprichting en de werking van het ISPS-Platform worden ingeschreven op de begroting van het Directoraat-generaal Scheepvaart van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.
Om gebruik te kunnen maken van het ISPS-platform voor de doelstellingen bedoeld in artikel 2.5.2.78, 13°, 14°, 15° en 16° kan de Koning een retributie bepalen en de modaliteiten hiervoor vaststellen.
Art. 2.5.2.80. Beheer § 1. De NAMB fungeert als beheerscomité voor het ISPS-platform.
De minister is belast met de goede werking van het ISPS-platform. § 2. De NAMB beschikt over de volgende bevoegdheden met betrekking tot het ISPS-platform: 1° het ISPS-platform beheren;2° elk initiatief nemen dat kan bijdragen tot de doeltreffendheid van de veilige werking van het ISPS-platform;3° elk initiatief nemen tot aanpassing van het ISPS-platform aan de wijzigingen op wetgevend, regelgevend en technologisch vlak;4° de bevoegde minister in kennis stellen van de middelen die vereist zijn voor de goede werking van het ISPS-platform;5° jaarlijks aan de bevoegde minister de budgettaire ramingen meedelen met betrekking tot de kostprijs voor de werking en het onderhoud van het ISPS-platform, daarin inbegrepen de kostprijs van de in het systeem opgeslagen systemen;6° akkoorden sluiten met betrekking tot de diensten die vereist zijn voor het beheer van het ISPS-platform;7° advies verlenen op eigen initiatief of op verzoek van de bevoegde ministers met betrekking tot wetgevende en andere initiatieven die van invloed zijn op de werking van het ISPS-platform. Art. 2.5.2.81 Controle op het havenverbod Om toegang te krijgen tot een havenfaciliteit moet aan de ingang gecontroleerd worden of de persoon die toegang wenst te krijgen is opgenomen in het ISPS-platform als een persoon voor wie een verbod overeenkomstig artikel 4, § 3bis, van de wet van 24 februari 1921Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/02/1921 pub. 17/12/2004 numac 2004000617 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen, verdovende middelen, ontsmettingsstoffen of antiseptica. - Duitse vertaling sluiten betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen of artikel 4.1.2.48 van het Belgisch Scheepvaartwetboek werd opgelegd of aan wie krachtens hoofdstuk X van de wet van 20 juli 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1990 pub. 02/12/2010 numac 2010000669 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de voorlopige hechtenis Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de voorlopige hechtenis de voorwaarde om zich niet in een haven of havenfaciliteit te begeven werd opgelegd.
De Koning bepaalt de modaliteiten van en de werking van het ISPS-platform voor de controle bedoeld in het eerste lid. Afdeling 10. - Gegevensbescherming
Onderafdeling 1. - Camerabeelden Art. 2.5.2.82. Bewakingscamera's Bewakingscamera's die geïnstalleerd worden door de exploitanten van havens of havenfaciliteiten moeten voldoen aan de bepalingen van de wet van 21 maart 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/03/2007 pub. 31/05/2007 numac 2007000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's type wet prom. 21/03/2007 pub. 20/11/2007 numac 2007000952 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's. - Duitse vertaling sluiten tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's.
Art. 2.5.2.83. Intelligente camera's § 1. Het plaatsen van intelligente camera's met het oog op de automatische nummerplaatherkenning door de exploitanten van havens en havenfaciliteiten is toegelaten waarbij het gebruik van deze camera's en de toegang tot de gegevens geregeld wordt overeenkomstig de wet van 21 maart 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/03/2007 pub. 31/05/2007 numac 2007000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's type wet prom. 21/03/2007 pub. 20/11/2007 numac 2007000952 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's. - Duitse vertaling sluiten tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's .
In afwijking van artikel 8/1 van de wet van 21 maart 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/03/2007 pub. 31/05/2007 numac 2007000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's type wet prom. 21/03/2007 pub. 20/11/2007 numac 2007000952 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's. - Duitse vertaling sluiten tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's is het gebruik van intelligente bewakingscamera's toegelaten met het oog op de automatische herkenning van vaartuigen. § 2. Het gebruik van intelligente camera's overeenkomstig paragraaf 1 is toegelaten, op voorwaarde dat het plaatsing en het gebruik zijn opgenomen in het beveiligingsplan, om de naleving van de ISPS-verordening, de ISPS-Code en dit hoofdstuk en zijn uitvoeringsbesluiten te controleren, evenals het voorkomen van ongeoorloofde acties en het garanderen van de maritieme beveiliging.
Onderafdeling 2. - Biometrische gegevens Art. 2.5.2.84. Gebruik § 1. Met het oog op de toegangscontrole tot havenfaciliteiten en identiteitscontrole voor het behandelen van lading kunnen de beveiligingsplannen, op basis van concrete elementen in de beveiligingsbeoordelingen die de noodzaak daarvoor aantonen, voorzien dat de toegang tot de havenfaciliteit afhankelijk wordt gemaakt van de verificatie van biometrische gegevens voor alle of bepaalde categorieën van bezoekers.
De beveiligingsplannen, op basis van concrete elementen in de beveiligingsbeoordeling die de noodzaak daarvoor aantonen, van een haven of een havenfaciliteit kunnen bepalingen opnemen om de digitale toegang tot de netwerk en informatiesystemen te beschermen door middel van biometrische gegevens. § 2. Het doel van de toegangscontrole is verhinderen dat onbevoegden toegang tot de havenfaciliteit of de netwerk- en informatiesystemen kunnen verkrijgen. De verwerking van de biometrische gegevens is een uitzondering zoals bedoeld in artikel 9.2, g) van de AVG. Het doel van de identiteitscontrole voor het behandelen van lading is het voorkomen dat deze machines worden gebruikt bij het plegen van een ongeoorloofde actie. De verwerking van de biometrische gegevens is een uitzondering zoals bedoeld in artikel 9.2, a) en g) van de AVG. § 3. Voor de toepassing van deze onderafdeling wordt onder bezoeker verstaan iedereen, met inbegrip van bestuurders en personeelsleden, die toegang wensen tot de havenfaciliteit of gedeelten van de havenfaciliteit met uitzondering van de passagiers van zeeschepen die inschepen of ontschepen op een havenfaciliteit voor het vervoer van passagiers, en voor bemanningsleden van zeeschepen.
Art. 2.5.2.85. Erkenning verwerker § 1. Biometrische gegevens kunnen enkel worden verwerkt door een onderneming die hiertoe erkend wordt door de minister op basis van de audit bedoeld in paragraaf 2 en een advies van de NAMB. Om als verwerker van deze biometrische gegevens erkend te worden moet de onderneming gevestigd zijn in de Europese Economische Ruimte en een vestigingseenheid hebben in België. De erkenning geldt enkel voor de verwerking van biometrische gegevens toegestaan overeenkomstig dit hoofdstuk. § 2. De Cel Maritieme Beveiliging en de Scheepvaartcontrole, in samenwerking met het Centrum voor Cyberveiligheid, voeren een audit uit waarbij de onderneming moet aantonen dat: 1° de onderneming gecertificeerd is overeenkomstig norm ISO 27001, ISO 27701 of een gelijkwaardige norm vastgesteld overeenkomstig artikel 22, § 1, van de wet van 7 april 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/1999 pub. 10/07/1999 numac 1999015146 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee sluiten2 tot vaststelling van een kader voor de beveiliging van netwerk- en informatiesystemen van algemeen belang voor de openbare veiligheid;2° de nodige interne systemen en procedures hebben om te vermijden dat onbevoegde toegang hebben tot de biometrische gegevens;3° het systeem van verwerking voldoet aan de in paragraaf 3 gestelde vereisten. § 3. Biometrische gegevens kunnen enkel verwerkt worden via systemen die voldoen aan de volgende voorwaarden: 1° bij de eerste inzamelingsfase van de biometrische gegevens worden de unieke en individuele kenmerken van het individu gecodeerd en als template opgeslagen, waarna de ruwe gegevens onmiddellijk verwijderd worden;2° bij het verifiëren van de identiteit van het individu wordt enkel nagegaan of de informatie die ingezameld wordt op het ogenblik dat het individu zich wenst te authentiseren overeenkomt met de template die werd opgeslagen bij de eerste inzamelingsfase;3° de template wordt uitsluitend bewaard op een duurzaam opslagmedium in het bezit van het individu waarbij geen opslag in databases van de verwerker is toegestaan;4° de biometrische gegevens die tijdens de tweede inzamelingsfase voor het verifiëren van de identiteit worden ingezameld mogen niet langer bewaard worden dan nodig is om deze ingezamelde gegevens te vergelijken met de template. § 4. De erkenning geldt voor onbepaalde duur.
Na de erkenning en nadien telkens in de periode tussen de vierentwintig en zesendertig maanden na een vorige audit wordt een opvolgingsaudit uitgevoerd. Op basis van deze audit kan de minister beslissen om: 1° termijnen op te leggen waarin de onderneming de door de minister opgelegde maatregelen moet naleven;2° de erkenning in te trekken. Onderafdeling 3. - Verwerking van persoonsgegevens Art. 2.5.2.86. Doeleinden De gegevens bedoeld in artikel 2.5.2.88 worden verwerkt met het oog op: 1° het garanderen van de maritieme beveiliging in havens en de havenfaciliteiten;2° het voorkomen van ongeoorloofde acties;3° het opsporen, vervolgen en bestraffen van ongeoorloofde acties;4° het garanderen van de beveiliging van de personen die werkzaam zijn in de havens en de havenfaciliteiten;5° het uitvoeren van de taken van de inlichtingendiensten; 6° het controleren van de naleving van het verbod opgelegd overeenkomstig artikel 4, § 3bis van de wet van 24 februari 1921Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/02/1921 pub. 17/12/2004 numac 2004000617 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen, verdovende middelen, ontsmettingsstoffen of antiseptica. - Duitse vertaling sluiten betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen of artikel 4.1.2.48 van het Belgisch Scheepvaartwetboek; 7° het controleren van de naleving van het verbod dat personen die krachtens hoofdstuk X van de wet van 20 juli 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1990 pub. 02/12/2010 numac 2010000669 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de voorlopige hechtenis Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de voorlopige hechtenis de voorwaarde om zich niet in een haven of havenfaciliteit te begeven opgelegd hebben gekregen; 8° het bijhouden van de gegevens voor de verplichte vorming en opleiding van de PFSO's zoals bedoeld in artikel 2.5.2.39, § 2.
De gegevens van de leden van de inspectiediensten worden verwerkt met het oog op het identificeren van de opsteller van een inspectierapport of proces-verbaal.
Art. 2.5.2.87. Betrokken natuurlijke personen De gegevens van de volgende personen mogen verwerkt worden: 1° bezoekers van havenfaciliteiten en de personeelsleden belast met de behandeling van de lading;2° PSO, PFSO, CSO en SSO; 3° leden van de inspectiediensten bedoeld in artikel 4.2.4.4; 4° personen die een verbod kregen overeenkomstig artikel 4, § 3bis van de wet van 24 februari 1921Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/02/1921 pub. 17/12/2004 numac 2004000617 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen, verdovende middelen, ontsmettingsstoffen of antiseptica. - Duitse vertaling sluiten betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen of artikel 4.1.2.48 van het Belgisch Scheepvaartwetboek; 5° personen die krachtens hoofdstuk X van de wet van 20 juli 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1990 pub. 02/12/2010 numac 2010000669 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de voorlopige hechtenis Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de voorlopige hechtenis de voorwaarde om zich niet in een haven of havenfaciliteit te begeven opgelegd hebben gekregen. Art. 2.5.2.88. Te verwerken gegevens § 1. Van de bezoekers van havenfaciliteiten mogen de volgende gegevens worden verwerkt: 1° naam en voornamen;2° rijksregisternummer voor Belgen;3° geboortedatum en adres voor niet-Belgen; 4° e-mailadres 5° biometrische gegevens, indien van toepassing, overeenkomstig artikel 2.5.2.84; 6° doel van het bezoek;7° aankomst- en vertrekuur en datum van het bezoek;8° nummerplaat van wagens die de havenfaciliteit binnen- en buitenrijden;9° foto. § 2. Van de PSO, PFSO, CSO en SSO mogen de volgende gegevens worden verwerkt: 1° naam en voornamen;2° rijksregisternummer voor Belgen;3° geboortedatum en adres voor niet-Belgen;4° e-mailadres;5° resultaat van het examen voor PFSO's;6° foto. § 3. Van de leden van inspectiediensten bedoeld in artikel 4.2.4.4 mogen de volgende gegevens worden verwerkt: 1° naam en voornamen;2° identificatienummer gegeven door de overheidsdienst waarvoor de inspecteur werkt;3° foto. § 4° Van de personen die een verbod kregen overeenkomstig artikel 4, § 3bis van de wet van 24 februari 1921Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/02/1921 pub. 17/12/2004 numac 2004000617 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen, verdovende middelen, ontsmettingsstoffen of antiseptica. - Duitse vertaling sluiten betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen of artikel 4.1.2.48 van het Belgisch Scheepvaartwetboek en van de personen die krachtens hoofdstuk X van de wet van 20 juli 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1990 pub. 02/12/2010 numac 2010000669 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de voorlopige hechtenis Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de voorlopige hechtenis de voorwaarde om zich niet in een haven of havenfaciliteit te begeven opgelegd hebben gekregen, mogen de volgende gegevens verwerkt worden: 1° naam en voornamen;2° rijksregisternummer voor Belgen;3° datum tot wanneer het verbod van kracht is;4° havens en havenfaciliteiten waar het verbod van kracht is. § 5. Voor de toepassing van dit artikel worden de verwerkers gemachtigd om het rijksregister te gebruiken overeenkomstig de bepalingen van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
Art. 2.5.2.89. Toegang De leden van de NAMB, het betrokken LCMB, de Cel Maritieme Beveiliging, het openbaar ministerie, de inlichtingendiensten en de inspectiediensten bedoeld in artikel 4.2.4.4 hebben toegang tot de gegevens bedoeld in artikel 2.5.2.88 en voor de doeleinden bedoeld in artikel 2.5.2.86.
In afwijking van het eerste lid, hebben enkel de verwerkingsverantwoordelijke en de verwerker toegang tot de biometrische gegevens.
Art. 2.5.2.90. Bewaringstermijn De gegevens bedoeld in artikel 2.5.2.88 worden bewaard gedurende de periode bepaald in het beveiligingsplan en kunnen nooit de periode van 10 jaar overschrijden.
In afwijking van het eerste lid, mogen de biometrische gegevens slechts bewaard blijven overeenkomstig de bepalingen van artikel 2.5.2.85.
In afwijking van het eerste lid worden de gegevens van de personen bedoeld in artikel 2.5.2.87, 4° en 5°, onmiddellijk verwijderd nadat het havenverbod is afgelopen of opgeheven.
Art. 2.5.2.91. Verwerkingsverantwoordelijke De exploitant van de havenfaciliteit is de verwerkingsverantwoordelijke voor de gegevens van de bezoekers van een havenfaciliteit bedoeld in artikel 2.5.2.88, § 1, die worden verwerkt voor de doeleinden bedoeld in artikel 2.5.2.86.
De NAMB is de verwerkingsverantwoordelijke voor de gegevens van de PSO, PFSO, CSO, SSO en de inspecteurs, bedoeld in artikel 2.5.2.88, § 2 en 3, die worden verwerkt voor de doeleinden bedoeld in artikel 2.5.2.86.
De NAMB is de verwerkingsverantwoordelijke voor de gegevens van de personen bedoeld in artikel 2.5.2.88, § 4, die worden verwerkt voor de doeleinden bedoeld in artikel 2.5.2.86.
Art. 2.5.2.92. Recht op informatie In afwijking van de artikelen 13 en 14 van verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG, kan het recht op informatie worden uitgesteld, beperkt of uitgesloten voor wat betreft de verwerkingen van de persoonsgegevens bedoeld in artikel 2.5.2.88 met het oog op het garanderen van de doelstellingen zoals bepaald in artikel 2.5.2.86.
De in het eerste lid bedoelde verwerkingen zijn deze die de voorbereiding, de organisatie, het beheer en de opvolging van de gevoerde onderzoeken, met inbegrip van gerechtelijke onderzoeken en de eventuele toepassing van een administratieve sanctie, tot doel hebben.
Art. 2.5.2.93. Recht op inzage In afwijking van artikel 15 van verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG, kan het recht op inzage geheel of gedeeltelijk worden uitgesteld en beperkt voor wat betreft de verwerkingen van de persoonsgegevens bedoeld in artikel 2.5.2.88 met het oog op het garanderen van de doelstellingen zoals bepaald in artikel 2.5.2.86.
De in het eerste lid bedoelde verwerkingen zijn deze die de voorbereiding, de organisatie, het beheer en de opvolging van de gevoerde onderzoeken, met inbegrip van gerechtelijke onderzoeken en de eventuele toepassing van een administratieve sanctie, tot doel hebben.
Art. 2.5.2.94. Recht op rectificatie In afwijking van artikel 16 van verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG, kan het recht op rectificatie geheel of gedeeltelijk worden uitgesteld en beperkt voor wat betreft de verwerkingen van de persoonsgegevens bedoeld in artikel 2.5.2.88 met het oog op het garanderen van de doelstellingen zoals bepaald in artikel 2.5.2.86.
De in het eerste lid bedoelde verwerkingen zijn deze die de voorbereiding, de organisatie, het beheer en de opvolging van de gevoerde onderzoeken, met inbegrip van gerechtelijke onderzoeken en de eventuele toepassing van een administratieve sanctie, tot doel hebben.
Art. 2.5.2.95. Recht op beperking van de verwerking In afwijking van artikel 18 van verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG, kan het recht op beperking van de verwerking, geheel of gedeeltelijk worden uitgesteld en beperkt voor wat betreft de verwerkingen van de persoonsgegevens bedoeld in artikel 2.5.2.88 met het oog op het garanderen van de doelstellingen zoals bepaald in artikel 2.5.2.86.
De in het eerste lid bedoelde verwerkingen zijn deze die de voorbereiding, de organisatie, het beheer en de opvolging van de gevoerde onderzoeken, met inbegrip van gerechtelijke onderzoeken en de eventuele toepassing van een administratieve sanctie, tot doel hebben.
Art. 2.5.2.96. Gemeenschappelijke bepalingen § 1. De beperking van de rechten bedoeld in de artikelen 2.5.2.92 tot en met 2.5.2.95 kan worden ingeroepen voor de gegevens waarvoor de NAMB of de exploitant van de havenfaciliteit de gegevensverwerker zijn.
Deze beperkingen gelden gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle of een onderzoek, met inbegrip van de voorbereidende handelingen, en gedurende de periode die nodig is voor de vervolging, voor zover de uitoefening van de rechten afbreuk zou doen aan de behoeften van de controle, het onderzoek of de voorbereidende handelingen. De duur van de voorbereidende handelingen mag niet meer bedragen dan één jaar vanaf de ontvangst van een verzoek overeenkomstig de artikelen 13, 14, 15, 16 of 18 van de AVG. § 2. Bij ontvangst van een verzoek overeenkomstig de artikelen 13, 14, 15, 16 of 18 van de AVG, bevestigt de verwerkingsverantwoordelijke de ontvangst hiervan.
De verwerkingsverantwoordelijke informeert de betrokkene schriftelijk en binnen een termijn van één maand na de ontvangst van het verzoek over iedere weigering of beperking, alsook over de redenen voor deze weigering of beperking. De informatie over de weigering of beperking kan achterwege worden gelaten wanneer de verstrekking daarvan één van de doelstellingen bedoeld in artikel 2.5.2.86 zou ondermijnen.
Afhankelijk van de complexiteit van de verzoeken en van het aantal verzoeken kan die termijn indien nog met nog eens twee maanden worden verlengd. De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen één maand na ontvangst van het verzoek in kennis van deze verlenging en van de redenen van het uitstel.
De verwerkingsverantwoordelijke licht de betrokkene in over de mogelijkheid om klacht in te dienen bij de Gegevensbeschermingsautoriteit en om een beroep in rechte in te stellen De verwerkingsverantwoordelijke vermeldt de feitelijke of juridische redenen waarop zijn beslissing steunt. Deze inlichtingen worden ter beschikking gesteld van de Gegevensbeschermingsautoriteit. § 3. Wanneer een dossier wordt overgemaakt aan de gerechtelijke overheid, worden de rechten van de betrokkene pas hersteld na machtiging door de gerechtelijke overheid of nadat de gerechtelijke fase is beëindigd en, in voorkomend geval, nadat de bevoegde dienst voor administratieve geldboeten een beslissing heeft genomen. Evenwel mogen inlichtingen die werden ingewonnen tijdens de uitoefening van plichten voorgeschreven door de rechterlijke overheid slechts worden meegedeeld mits uitdrukkelijke machtiging van deze laatste.".
Art. 10.In artikel 2.7.7.2 van hetzelfde wetboek worden in de bepaling onder 19° de woorden "schip/haven raakvlak" vervangen door de woorden "schip/land raakvlak".
Art. 11.In artikel 2.7.7.11, § 6, van hetzelfde wetboek worden de woorden "schip/haven raakvlak" vervangen door de woorden "schip/land raakvlak".
Art. 12.Artikel 4.1.2.48 van hetzelfde wetboek wordt vervangen als volgt: "Art. 4.1.2.48. Inbreuk op de ISPS-Verordeningen of de artikelen 2.5.2.1 tot 2.5.2.71 § 1. Met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft: 1° eenieder die de ISPS-Verordening overtreedt; 2° eenieder die de artikelen 2.5.2.1 tot 2.5.2.71 van dit wetboek of de desbetreffende uitvoeringsbesluiten overtreedt; 3° eenieder die de opdrachten van de NAMB, LCMB, scheepvaartcontrole, Cel Maritieme Beveiliging of de inspectiediensten, uitgevoerd krachtens de ISPS-Verordening of de artikelen 2.5.2.1 tot 2.5.2.71 van dit wetboek of de desbetreffende uitvoeringsbesluiten, verhindert of belemmert. § 2. Eenieder die een ongeoorloofde actie heeft gesteld wordt gestraft met de sanctie uit het Strafwetboek die hierop is gesteld of met een sanctie van niveau 5, welke van de 2 de zwaarste is. § 3. Met een sanctie van niveau 5 wordt gestraft, eenieder die medewerking heeft verleend door handelingen te stellen of door het nalaten te handelen ongeoorloofde acties heeft toegelaten of vergemakkelijkt. § 4. Bij veroordeling wegens een van de misdrijven bedoeld in paragraaf 2 en 3 kan de rechter het tijdelijk verbod uitspreken om zich binnen een of meer havens of havenfaciliteiten in de zin van artikel 2.5.2.3, 4° en 5° te begeven overeenkomstig de modaliteiten van artikel 4, § 3bis van de wet van 24 februari 1921Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/02/1921 pub. 17/12/2004 numac 2004000617 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen, verdovende middelen, ontsmettingsstoffen of antiseptica. - Duitse vertaling sluiten betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen. § 5. De overtredingen bedoeld in paragraaf 2 en 3 zijn niet strafbaar met een administratieve sanctie. § 6. De procureur des Konings, de arbeidsauditeur, de federale procureur of de procureur-generaal bij het hof van beroep, al naar het geval, kan, wanneer het noodzakelijk is voor de openbare veiligheid dat ondernemingen die een havenfaciliteit exploiteren administratieve maatregelen kunnen nemen tegen verdachten van een overtreding bedoeld in de paragrafen 1 of 2, aan deze ondernemingen meedelen dat er een opsporingsonderzoek of een gerechtelijk onderzoek loopt naar een overtreding bedoeld in de paragrafen 1 of 2. Indien het een gerechtelijk onderzoek betreft, kan deze mededeling slechts worden gedaan met akkoord van de onderzoeksrechter.".
Art. 13.In hetzelfde wetboek worden de artikelen 4.1.2.48/1 en 4.1.2.48/2 ingevoegd, luidende: "Art. 4.1.2.48/1. Beeldopnames van havens en havenfaciliteiten Eenieder die op welke wijze dan ook beeldopnames maakt van een haven of havenfaciliteit bedoeld in artikel 2.5.2.3, 4° en 5° zonder toelating van de havenbeheerder of de havenfaciliteit, en waarop de delen van de beveiligingsinfrastructuur duidelijk herkenbaar zijn wordt gestraft met een sanctie van niveau 2.
Indien deze beeldopnames worden gemaakt met het oogmerk om ongeoorloofde acties zoals bedoeld in artikel 2.5.2.2 van het Belgisch Scheepvaartwetboek te plegen of te vergemakkelijken wordt de betrokkene gestraft met de sanctie zoals bedoeld in artikel 4.1.2.48, § 3.". 4.1.2.48/2. Schending van de "ISPS-restricted" Eenieder die een document dat krachtens artikel 2.5.2.13 met "ISPS-restricted" werd aangemerkt, gebruikt buiten het kader van het doel waarvoor het is opgesteld, wordt gestraft met een gevangenisstraf van een jaar tot drie jaar en een geldboete van 100 euro tot 1.000 euro of met een van die straffen alleen.
Indien de schending bedoeld in het eerste lid heeft geleid tot een ongeoorloofde actie wordt de maximale straf verdubbeld.".
Art. 14.In artikel 4.1.2.49, § 5, van het Belgisch Scheepvaartwetboek worden de woorden "twintig procent" vervangen worden door de woorden "dertig procent".
Art. 15.In artikel 4.2.1.2, § 1, 2°, van hetzelfde wetboek wordt de bepaling onder e) vervangen als volgt: "e) het toezicht met het oog op de naleving van de artikelen 2.5.2.47 tot en met 2.5.2.62 voor wat betreft het toezicht aan boord van schepen; de daartoe aangeduide scheepvaartcontroleurs personeelsleden rapporteren aan de Voorzitter van de NAMB;".
Art. 16.In artikel 4.2.1.24 van hetzelfde wetboek wordt paragraaf 2 opgeheven.
Art. 17.Afdeling 3 van hoofdstuk 1 van titel 2 van boek 4 van hetzelfde wetboek word aangevuld met een onderafdeling 5 dat de artikelen 4.2.1.43 tot en met 4.2.1.45 omvat, luidende: "Onderafdeling 5. - Cel Maritieme Beveiliging Art. 4.2.1.43. Inrichting Binnen het DG Scheepvaart wordt een Cel Maritieme Beveiliging opgericht.
Art. 4.2.1.44. Taken De Cel Maritieme Beveiliging is belast met: 1° het ondersteunen van de NAMB;2° het inspecteren van de havens, de havenfaciliteiten, de schepen, de bouw- en kunstwerken, de kabels en de pijpleidingen; 3° het opsporen van inbreuken op de ISPS-Verordening en de artikelen 2.5.2.1 tot en met 2.5.2.71 en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten; 4° het vertegenwoordigen van DG Scheepvaart binnen het MIK;5° het organiseren van regelmatig overleg met de Belgische reders en andere relevante belanghebbende;6° het voeren van een operationele permanentie voor beveiligingsincidenten. Art. 4.2.1.45. Bevoegdheden en uitvoering De Cel Maritieme Beveiliging heeft de bevoegdheden van de Scheepvaartcontrole zoals bedoeld in artikel 4.2.1.2, § 2 en 4.2.1.3 tot en met 4.2.1.21.
Het opstellen van processen--verbaal gebeurt met naleving van de artikelen 4.2.1.22 tot en met 4.2.2.26, waarbij een afschrift van het proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk op de ISPS-Verordening, op de artikelen 2.5.2.1 tot en met 2.5.2.71 van dit wetboek of op de desbetreffende uitvoeringsbesluiten wordt opgeladen in het ISPS-platform.".
Art. 18.Artikel 4.2.4.4 van hetzelfde wetboek wordt vervangen als volgt: "Art. 4.2.4.4. Overheden bevoegd inzake maritieme beveiliging § 1. Onverminderd de bevoegdheden van de Scheepvaartcontrole en de Cel Maritieme Beveiliging zijn mede belast met het toezicht op de naleving van de ISPS-Verordening, de artikelen 2.5.2.1 tot en met 2.5.2.58 en 2.5.2.65 tot en met 2.5.2.71 en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten: 1° de leden van de NAMB en het LCMB, waarbij de bevoegdheid van de leden van een LCMB beperkt is tot de haven en havenfaciliteiten die onder hun bevoegdheid vallen;2° de personeelsleden van de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen;3° de personeelsleden van het Ministerie van Landsverdediging;4° de Directie Kritieke Infrastructuur en risicoanalyse van het NCCN;5° de door de NAMB aangewezen personeelsleden van de haven;6° de federale en lokale politie;7° de PSO voor de haven en havenfaciliteiten die onder hun bevoegdheid van vallen. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde personeelsleden stellen bij proces-verbaal dat geldt tot bewijs van tegendeel de inbreuken op de ISPS-Verordening, de artikelen 2.5.2.1 tot en met 2.5.2.58 en 2.5.2.65 tot en met 2.5.2.71 en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten vast.
Deze processen-verbaal worden aan de Procureur des Konings overgezonden, alsook aan de overtreder of zijn wettelijk vertegenwoordiger in België.
De in paragraaf 1 bedoelde personen laden het proces-verbaal op in het ISPS-platform. § 3. Indien de personeelsleden van de Cel Maritieme Beveiliging naar aanleiding van de uitoefening van hun bevoegdheden kennis krijgen van andere misdrijven lichten zij de bevoegde politiediensten hierover onmiddellijk in.".
Art. 19.In hetzelfde wetboek wordt een artikel 4.2.4.4/1 ingevoegd luidende: "Art. 4.2.4.4/1 Overheden bevoegd voor de beveiliging van de Noordzee § 1. Onverminderd de bevoegdheden van de Scheepvaartcontrole en de Cel Maritieme Beveiliging zijn mede belast met het toezicht op de naleving van de artikelen 2.5.2.63 tot en met 2.5.2.68 en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten: 1° de leden van de NAMB;2° de personeelsleden van de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen;3° de personeelsleden van het Ministerie van Landsverdediging;4° de federale politie;5° de personeelsleden van het Belgische Mathematisch Model voor de Noordzee. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde personeelsleden stellen bij proces-verbaal dat geldt tot bewijs van tegendeel de inbreuken van de artikelen 2.5.2.63 tot en met 2.5.2.68 en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten vast.
Deze processen-verbaal worden aan de procureur des Konings overgezonden, alsook aan de overtreder of zijn wettelijk vertegenwoordiger in België.
De in paragraaf 1 bedoelde personen maken melding van het proces-verbaal in het ISPS-platform.".
Art. 20.Artikel 4.2.4.7 van hetzelfde wetboek wordt aangevuld met de bepaling onder 10°, luidende: "10° het, in overeenstemming met het internationale recht, afleiden van schepen, die de openbare veiligheid bedreigen of waarvan gegronde vermoedens bestaan dat het schip betrokken is bij spionage of sabotage naar een Belgische haven.".
Art. 21.In hetzelfde wetboek wordt het artikel 4.3.1.4. ingevoegd, luidende: "Art. 4.3.1.4. Fonds betreffende de maritieme en mariene handhaving Dertig percent van het bedrag van alle strafrechtelijke en administratieve geldboetes, of een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering of een administratieve minnelijke schikking bedoeld in artikel 14/4 van de wet van 25 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/1999 pub. 10/07/1999 numac 1999015146 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee sluiten0 tot instelling van administratieve geldboetes van toepassing in geval van inbreuken op de scheepvaartwetten opgelegd voor inbreuken op dit wetboek of de scheepvaartwetten zoals bedoeld in artikel 2 van de wet van 25 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/1999 pub. 10/07/1999 numac 1999015146 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee sluiten0 tot instelling van administratieve geldboetes van toepassing in geval van inbreuken op de scheepvaartwetten wordt gestort in het Fonds betreffende de maritieme en mariene handhaving, opgericht door artikel 25 van de wet van 13 oktober 2022 tot wijziging van het Belgisch Scheepvaartwetboek betreffende de maritieme beveiliging.
In afwijking van het eerste lid wordt de dertig procent van de strafrechtelijke en administratieve geldboetes, of een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering of een administratieve minnelijke schikking bedoeld in artikel 14/4 van de wet van 25 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/1999 pub. 10/07/1999 numac 1999015146 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee sluiten0 tot instelling van administratieve geldboetes van toepassing in geval van inbreuken op de scheepvaartwetten, opgelegd voor overtredingen van de hoofdstuk 3 van titel 5 van boek 2 van het Belgisch Scheepvaartwetboek en zijn uitvoeringsbesluiten, voor overtredingen van de wet van 22 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/1999 pub. 10/07/1999 numac 1999015146 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee sluiten betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee en voor overtredingen van de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, gestort in het Fonds Leefmilieu.
Bij samenloop tussen inbreuken bedoeld in het eerste en tweede lid, en in afwijking van artikel 4.1.2.49, § 5, artikel 57 van de wet van 22 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/1999 pub. 10/07/1999 numac 1999015146 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee sluiten betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee, en artikel 57 van de wet 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, wordt de dertig procent gestort in het Fonds betreffende de maritieme en mariene handhaving.".
Art. 22.Boek 4 van hetzelfde wetboek wordt aangevuld met titel 6, dat de artikelen 4.6.1.1 tot en met 4.6.2.3 omvat, luidende: "Titel 6. - Bijzondere bepalingen voor de Noordzee Hoofdstuk 1. - Cameragebruik Art. 4.6.1.1. Wet van 21 maart 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/03/2007 pub. 31/05/2007 numac 2007000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's type wet prom. 21/03/2007 pub. 20/11/2007 numac 2007000952 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's. - Duitse vertaling sluiten De wet van 21 maart 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/03/2007 pub. 31/05/2007 numac 2007000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's type wet prom. 21/03/2007 pub. 20/11/2007 numac 2007000952 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's. - Duitse vertaling sluiten tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's is niet van toepassing in de Belgische maritieme zones.
Art. 4.6.1.2. Begrippen Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder: 1° camera: elke observatiesysteem dat beelden verwerkt;2° mobiele camera: camera die tijdens de observatie wordt verplaats om vanaf verschillende plaatsen of posities te filmen, met inbegrip van camera's geïnstalleerd aan boord van vaartuigen of vliegtuigen of gehangen aan drones;3° vaste camera: camera die tijdens de observatie op een vaste plaats blijft om vanaf deze locatie te filmen;4° intelligente camera: camera die ook onderdelen en software bevat die, al niet gekoppeld aan registers of bestanden, de verzamelde beelden al dan niet autonoom kan verwerken;5° verwerkingsverantwoordelijke: de persoon bedoeld in artikel 4, 7) van de AVG. Art. 4.6.1.3. Toepassingsgebied Dit hoofdstuk is van toepassing op de plaatsing en het gebruik van camera's in de Belgische territoriale zee en de Exclusief Economische Zone.
Art. 4.6.1.4. Doel Het doel van de camera's is: 1° misdrijven tegen personen of goederen te voorkomen, vast te stellen of op te sporen;2° het mariene milieu te beschermen;3° wetenschappelijk onderzoek;4° de scheepvaartveiligheid garanderen;5° de beveiliging van de bouw- en kunstwerken, kabels en pijpleidingen te garanderen;6° de beveiliging van de Belgische maritieme zones garanderen;7° het behoud van de levende rijkdommen. Art. 4.6.1.5. Andere wetgeving Dit hoofdstuk is niet van toepassing op camera's die toegelaten zijn door of krachtens een bijzondere wet of decreet.
Art. 4.6.1.6. Gebruik van vaste camera's in de territoriale zee § 1. Het initiatief tot het plaatsen van één of meer vaste camera's wordt genomen door de verwerkingsverantwoordelijke, die enkel een openbare overheid kan zijn. § 2. De verwerkingsverantwoordelijke richt de aanvraag tot het installeren van een vaste camera aan de Cel Maritieme Beveiliging en verduidelijkt in de aanvraag volgende punten: 1° locatie van het plaatsen van de camera;2° de perimeter;3° het doeleinde van het gebruik van de camera;4° de specificaties van de camera;5° de voorgestelde bewaringstermijn die de maximale van duur zoals bepaald in paragraaf 7 niet te boven mag gaan;6° de wijze waarop de verwerking van de gegevens gebeurt. De Koning bepaalt de vorm en de inhoud van het aanvraagformulier.
De Cel Maritieme Beveiliging vraagt een advies aan het MIK over de punten 1° tot en met 4°. Indien dit advies niet binnen de dertig dagen wordt gegeven, wordt het geacht positief te zijn.
De Cel Maritieme Beveiliging bezorgt het dossier samen met het advies van het MIK aan de minister die beslist over de plaatsing en de modaliteiten van de camera. De beslissing van de minister is geldig voor een termijn van 5 jaar waarna deze vernieuwd moet worden. § 3. De Cel Maritieme Beveiliging maakt de plaatsing van de camera bekend via een Bericht aan Zeevarenden en een publicatie op de website van de Cel Maritieme Beveiliging. § 4. De verwerkingsverantwoordelijke houdt een register bij met de beeldverwerkingsactiviteiten van de camera's uitgevoerd onder zijn verantwoordelijkheid. De Koning bepaalt de inhoud van dit register, de modaliteiten en de bewaartermijn ervan. § 5. Het bekijken van deze beelden in real time is enkel toegestaan door de diensten bedoeld in artikel 4.2.4.4/1, opdat de bevoegde diensten onmiddellijk kunnen ingrijpen bij misdrijf, schade, overlast of verstoring van de openbare orde en deze diensten in hun optreden optimaal kunnen worden gestuurd, of voor het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek. § 6. Het opnemen van de beelden die aanleiding geven tot een verwerking van persoonsgegevens is uitsluitend toegestaan voor de verwezenlijking van de doelstellingen bedoeld in artikel 4.6.1.4. § 7. De beelden die aanleiding geven tot een verwerking van persoonsgegevens worden niet langer bewaard dan strikt noodzakelijk voor de verwezenlijking van de doelstellingen zoals bedoeld in artikel 4.6.1.4, zonder dat de termijn 5 jaar mag overschrijden. § 8. In afwijking van paragraaf 1 kan de verwerkingsverantwoordelijke de exploitant van een bouw- of kunstwerk, kabel of pijpleiding zijn op voorwaarde dat de camera enkel de eigen installatie of veiligheidszone filmt en: 1° het gebruik van de camera's is opgenomen in het beveiligingsplan bedoeld in artikel 2.5.2.64; of 2° het gebruik van de camera tot doel heeft de naleving van de veiligheidszone vastgesteld overeenkomstig het koninklijk besluit van 4 februari 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/1999 pub. 10/07/1999 numac 1999015146 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee sluiten4 tot instelling van veiligheidszones in de zeegebieden onder Belgische rechtsbevoegdheid. De paragrafen 2 tot en met 4 en paragrafen 6 tot en met 7 zijn overeenkomstige toepassing. De beelden mogen in real time uitsluitend bekeken worden om de beveiliging te kunnen garanderen of onmiddellijk te kunnen ingrijpen als een vaartuig de veiligheidszone schendt.
De beelden bedoeld in deze paragraaf kunnen gedeeld worden met de diensten bedoeld in artikel 4.2.4.4/1 voor de doeleinden bedoeld in artikel 4.6.1.4.
Art. 4.6.1.7. Gebruik van mobiele camera's in de territoriale zee Een mobiele camera kan enkel geïnstalleerd worden door een overheid bedoeld in artikel 4.2.4.4/1 overeenkomstig de modaliteiten in artikel 4.6.1.6.
Art. 4.6.1.8. Gebruik van vaste of mobiele camera's in de Exclusief Economische Zone Het gebruik van vaste of mobiele camera's in de Exclusief Economische Zone is toegelaten overeenkomstig de modaliteiten bedoeld in artikel 4.6.1.6 en 4.6.1.7, met als bijkomende voorwaarde dat de aanvrager moet aantonen dat de camera gebruikt wordt voor één van de rechten bedoeld in artikel 56 of 60 van het VN-Zeerechtenverdrag.
Art. 4.6.1.9. Verboden gebruik van camera's Elke plaatsing of gebruik van camera's in de territoriale zee of de exclusief economische zone in strijd met de bepalingen overeenkomstig de artikelen 4.6.1.4, 4.6.1.6, 4.6.1.7 en 4.6.1.8 is verboden.
Art. 4.6.1.10. Intelligente camera's Het gebruik van intelligente camera's gekoppeld aan registers of bestanden van persoonsgegevens zijn enkel toegelaten met het oog op de automatische herkenning van het vaartuig.
Art. 4.6.1.11. Recht van toegang § 1. Iedere gefilmde persoon heeft een recht van toegang tot de beelden.
De gefilmde persoon richt hiervoor een verzoek aan de verwerkingsverantwoordelijke. Dit verzoek bevat voldoende gedetailleerde aanwijzingen om de betrokken beelden precies te kunnen lokaliseren.
Wanneer de gefilmde persoon aanspraak kan maken op het recht om een kopie te verkrijgen overeenkomstig artikel 15, 3, van de AVG kan de verwerkingsverantwoordelijke het verzoek tot toegang inwilligen, door aan de gefilmde persoon de beelden te laten bekijken, zonder een kopie van de beelden te verstrekken, teneinde te waarborgen dat: 1° de rechten en vrijheden van andere zoals voorzien door artikel 15, 4, van de AVG niet in het gedrang komen;2° de openbare veiligheid of de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten, met toepassing van artikel 23, 1, c) en d), van de AVG niet in gevaar wordt gebracht. Art. 4.6.1.12. Strafbepalingen Overtreding van de artikelen 4.6.1.6 tot 4.6.1.10 wordt gestraft met een geldboete van 100 euro tot 10.000 euro. Wordt gestraft met dezelfde geldboete, de persoon die de beschikking heeft over een afbeelding waarvan redelijkerwijs kan vermoed worden dat dit beeld verkregen met schending van deze artikelen.
Hoofdstuk 2. - Andere detectiemiddelen Art. 4.6.2.1. Overheden De diensten bedoeld in artikel 4.2.4.4/1 kunnen detectieapparatuur plaatsen in de Belgische maritieme zones, met inbegrip van onderwatersensoren.
Indien door middel van deze detectieapparatuur een persoon geïdentificeerd kan worden, is de procedure van artikel 4.6.1.6 of 4.6.1.8 van overeenkomstige toepassing.
Art. 4.6.2.2. Private personen Een natuurlijk of rechtspersoon kan detectieapparatuur plaatsen in de Belgische maritieme zones om de naleving van de veiligheidszone vastgesteld overeenkomstig het koninklijk besluit van 4 februari 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/1999 pub. 10/07/1999 numac 1999015146 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee sluiten4 tot instelling van veiligheidszones in de zeegebieden onder Belgische rechtsbevoegdheid te controleren.
Indien door middel van deze detectieapparatuur een persoon geïdentificeerd kan worden, is de procedure van artikel 4.6.1.6 of 4.6.1.8 van overeenkomstige toepassing.".
Art. 4.6.2.3. Strafbepalingen Overtreding van de artikelen 4.6.2.1 of 4.6.2.2 wordt gestraft met een geldboete van 100 euro tot 10.000 euro.".
Art. 23.In het Gerechtelijk Wetboek wordt een artikel 73bis ingevoegd, luidende als volgt: "
Art. 73bis.In afwijking van artikel 73 en de gebiedsomschrijving in het bijvoegsel bij dit Wetboek, worden inbreuken op de Verordening (EG) Nr. 725/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten, de artikelen 2.5.2.1 tot en met 2.5.2.46 van het Belgisch Scheepvaartwetboek en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten en artikel 4.1.2.48/1 die gepleegd worden in het deel van het Linkerscheldeoevergebied, bedoeld in artikel 1 van de wet van 19 juni 1978 betreffende het beheer van het Linkerscheldeoevergebied ter hoogte van Antwerpen en houdende maatregelen voor het beheer en de exploitatie van de haven van Antwerpen, vervolgd door de bevoegde rechtbanken van het gerechtelijk arrondissement Antwerpen.".
Art. 24.§ 1. Met de toepassing van artikel 62 van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat sluiten houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat, wordt een begrotingsfonds betreffende de maritieme en mariene handhaving opgericht. § 2. In de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van de begrotingsfondsen wordt de rubriek 33 - Mobiliteit en Vervoer aangevuld als volgt: "13: Benaming van het organiek begrotingsfonds: Fonds betreffende de maritieme en mariene handhaving;
Aard van de toegewezen ontvangsten: 1° dertig percent van het bedrag van alle strafrechtelijke en administratieve geldboetes, minnelijke schikkingen bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering of administratieve minnelijke schikkingen bedoeld in artikel 14/4 van de wet van 25 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/1999 pub. 10/07/1999 numac 1999015146 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee sluiten0 tot instelling van administratieve geldboetes van toepassing in geval van inbreuken op de scheepvaartwetten, opgelegd voor inbreuken op het Belgisch Scheepvaartwetboek, met uitzondering van de strafrechtelijke en administratieve geldboetes bedoeld in artikel 4.3.1.4, tweede lid, van het Belgisch Scheepvaartwetboek; 2° dertig percent van het bedrag van alle strafrechtelijke en administratieve geldboetes, minnelijke schikkingen bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering of administratieve minnelijke schikkingen bedoeld in artikel 14/4 van de wet van 25 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/1999 pub. 10/07/1999 numac 1999015146 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee sluiten0 tot instelling van administratieve geldboetes van toepassing in geval van inbreuken op de scheepvaartwetten, opgelegd voor inbreuken op de scheepvaartwetten bedoeld in artikel 2 van wet van 25 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/1999 pub. 10/07/1999 numac 1999015146 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee sluiten0 tot instelling van administratieve geldboetes van toepassing in geval van inbreuken op de scheepvaartwetten, met uitzondering van de strafrechtelijke en administratieve geldboetes bedoeld in artikel 4.3.1.4, tweede lid, van het Belgisch Scheepvaartwetboek; 3° alle inkomsten uit gerechtelijke en buitengerechtelijke uitspraken en schikkingen naar aanleiding van incidenten en ongevallen in de Belgische maritieme zones. Aard van de toegestane uitgaven: 1° de aankoop van materiaal, met inbegrip van netwerk en informatiesystemen, voor het verhogen van de handhaving van het Belgisch Scheepvaartwetboek en de scheepvaartwetten bedoeld in artikel 2 de wet van 25 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/1999 pub. 10/07/1999 numac 1999015146 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee sluiten0 tot instelling van administratieve geldboetes van toepassing in geval van inbreuken op de scheepvaartwetten;2° de studies en sensibiliseringscampagnes met het oog op het verbeteren van de handhaving van het Belgisch Scheepvaartwetboek en de scheepvaartwetten overeenkomstig de wet van 25 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/1999 pub. 10/07/1999 numac 1999015146 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee sluiten0 tot instelling van administratieve geldboetes van toepassing in geval van inbreuken op de scheepvaartwetten; 3° het leveren van diensten met het oog op het verbeteren van de handhaving van het Belgisch Scheepvaartwetboek en de scheepvaartwetten bedoeld in artikel 2 van de wet van 25 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/1999 pub. 10/07/1999 numac 1999015146 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee sluiten0 tot instelling van administratieve geldboetes van toepassing in geval van inbreuken op de scheepvaartwetten.".
Art. 25.Artikel 4, § 3bis, eerste lid, van de wet van 24 februari 1921Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/02/1921 pub. 17/12/2004 numac 2004000617 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen, verdovende middelen, ontsmettingsstoffen of antiseptica. - Duitse vertaling sluiten betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, ingevoegd bij de wet van 28 november 2021, wordt vervangen als volgt: "Bij veroordeling wegens een van de misdrijven omschreven in de artikelen 2, 2°, 2bis, 2quater en 3, kan de rechter het tijdelijke verbod uitspreken zich binnen één of meerdere van de Belgische havens of havenfaciliteiten in de zin van artikel 2.5.2.3, 4° en 5° van het Belgisch Scheepvaartwetboek te begeven, en om beroepsactiviteiten uit te oefenen in deze Belgische havens of havenfaciliteiten alsook in de dienstverlenende sectoren ten behoeve van deze havens en havenfaciliteiten.".
Art. 26.In artikel 57 van de wet van 22 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/1999 pub. 10/07/1999 numac 1999015146 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee sluiten betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee worden de woorden "20 %" vervangen door de woorden "dertig procent".
Art. 27.Artikel 25/2, § 2, van de wet van 5 augustus 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten op het politieambt, ingevoegd bij de wet van 21 maart 2018, wordt aangevuld met de bepaling onder 3°, luidende: " 3° wat het gebruik van vaste camera's in de Belgische maritieme zones zoals bepaald in artikel 1.1.1.4 van het Belgisch Scheepvaartwetboek wordt het pictogram bedoeld in de bepaling onder 1° vervangen door de bekendmaking zoals bepaald in artikel 4.6.1.6, § 3, van het Belgisch Scheepvaartwetboek.".
Art. 28.In artikel 3, 3°, van de wet van 1 juli 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/07/2011 pub. 15/07/2011 numac 2011000399 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de beveiliging en de bescherming van de kritieke infrastructuren type wet prom. 01/07/2011 pub. 31/10/2011 numac 2011000679 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de beveiliging en de bescherming van kritieke infrastructuren. - Duitse vertaling sluiten betreffende de beveiliging en de bescherming van de kritieke infrastructuren, gewijzigd door de wet van 7 april 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/1999 pub. 10/07/1999 numac 1999015146 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee sluiten2, wordt de bepaling onder a) aangevuld met de woorden: " met uitzondering van de lange omvaart en short sea shipping en havens waarvoor de minister bevoegd voor maritieme mobiliteit de sectoriële overheid is".
Art. 29.In de wet van 25 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/1999 pub. 10/07/1999 numac 1999015146 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee sluiten0 tot instelling van administratieve geldboetes van toepassing in geval van inbreuken op de scheepvaartwetten wordt het artikel 14/4 ingevoegd, luidende: " Art. 14/4. § 1. De bevoegde autoriteit kan voor inbreuken op het Belgisch Scheepvaartwetboek en zijn uitvoeringsbesluiten en de scheepvaartwetten en hun uitvoeringsbesluiten die bestraft kunnen worden met een administratieve geldboete, indien het feit geen schade aan derden heeft veroorzaakt, en met instemming van de overtreder, een administratieve minnelijke schikking voorstellen, hetzij onmiddellijk of hetzij binnen een door de bevoegde autoriteit bepaalde termijn volgens de door de bevoegde autoriteit bepaalde modaliteiten.
Het bedrag van deze som mag niet hoger zijn dan het maximum van de geldboete die op die inbreuk staat, vermeerderd met de opdeciemen.
Naast deze som wordt er een administratieve toeslag van 8,84 euro geheven. De door de overtreder verrichte betalingen worden eerst op deze administratieve toeslag toegerekend.
Het bedrag van deze administratieve toeslag wordt vanaf 1 januari 2022 jaarlijks automatisch aangepast aan het indexcijfer van de gezondheidsindex op basis van de volgende formule: het bedrag van de toeslag zoals vastgesteld in het eerste lid vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer en gedeeld door het aanvangsindexcijfer.
Het nieuwe indexcijfer is het indexcijfer van de maand november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin het bedrag van de toeslag wordt aangepast en het aanvangsindexcijfer is het indexcijfer van de maand november 2021.
Het verkregen resultaat wordt afgerond naar boven op de euro als het decimale gedeelte gelijk aan of meer dan 50 cent is. Het wordt naar onder op de euro afgerond als het decimale gedeelte minder is dan 50 cent. § 2. De ambtenaren en overheidspersonen aangewezen door de Koning zijn belast met de toepassing van dit artikel en van de ter uitvoering ervan genomen maatregelen.
Door betaling vervalt de administratieve vordering, tenzij de bevoegde autoriteit binnen een maand, te rekenen van de dag van de betaling, de betrokkene kennis geeft van zijn voornemen de administratieve vordering in te stellen. § 3. Wanneer de administratieve minnelijk schikking niet binnen de bepaalde termijn wordt betaald kan de bevoegde autoriteit de administratieve vervolging instellen.".
Art. 30.De beveiligingsbeoordelingen en de beveiligingsplannen van de havens en de havenfaciliteiten die werden goedgekeurd door de minister voor de inwerkingtreding van deze wet blijven geldig tot 5 jaar na de goedkeuring.
Het beveiligingsplan van een haven of van een havenfaciliteit kan worden ingetrokken onder de voorwaarden van artikel 2.5.2.21 en 2.5.2.37.
Art. 31.Een scheepsbeveiligingsplan dat werd goedgekeurd door de Scheepvaartcontrole voor de inwerkingtreding van deze wet blijven geldig tot 5 jaar na de goedkeuring.
Het scheepsbeveiligingsplan kan worden ingetrokken onder de voorwaarden van artikel 2.5.2.56, paragraaf 3.
Art. 32.Een beveiligingsorganisatie die het Certificaat "Erkende beveiligingsorganisatie" uitgereikt door de NAMB heeft verkregen voor de inwerkingtreding van deze wet, moet de aanvraag om erkend te worden overeenkomstig deze wet indienen binnen het jaar na de inwerkingtreding van deze wet.
Art. 33.Personen die op de dag van de inwerkingtreding van deze wet de taak van PFSO uitvoeren, beschikken over een termijn van één jaar om het certificaat vereist in artikel 2.5.2.39, § 2, tweede lid, van het Belgisch Scheepvaartwetboek te behalen.
Art. 34.Voor de bouw- en kunstwerken, kabels en pijpleidingen die geëxploiteerd werden voor de inwerkingtreding van deze wet stelt het MIK binnen het jaar na de inwerkingtreding van deze wet een beveiligingsbeoordeling op.
Art. 35.In de periode tussen de inwerkingtreding van deze wet en het operationeel zijn van het ISPS-platform, bepaalt de NAMB hoe doelstellingen van het ISPS-platform worden ingevuld.
Art. 36.Deze wet treedt in werking op 1 januari 2023 met uitzondering: 1° van de artikelen 8 en 24 die in werking treden 10 dagen na de publicatie in het Belgisch Scheepvaartwetboek;2° van artikel 29 dat in werking treedt op een door de Koning te bepalen datum. Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 13 oktober 2022.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, G. GILKINET De Minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM De Minister van Justitie en Noordzee, V. VAN QUICKENBORNE De Minister van Defensie, L. DEDONDER De Minister van Binnenlandse Zaken, A. VERLINDEN De Minister van Buitenlandse Zaken, H. LAHBIB De Staatssecretaris voor Begroting, E. DE BLEEKER Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, V. VAN QUICKENBORNE _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : 55-2734 Integraal verslag : 14 juli 2022.