Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 04 juni 2023
gepubliceerd op 26 juni 2023

Koninklijk besluit betreffende de maritieme beveiliging

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2023041897
pub.
26/06/2023
prom.
04/06/2023
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

4 JUNI 2023. - Koninklijk besluit betreffende de maritieme beveiliging


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Belgisch Scheepvaartwetboek, artikelen 2.5.2.6, § 4, 2.5.2.7, 2.5.2.8, 2.5.2.10, 2.5.2.13, 2.5.2.15, § 2, 2.5.2.18, 2.5.2.20, 2.5.2.23, 2.5.2.36, 2.5.2.39, § 2, 2.5.2.40, 2.5.2.48 en 2.5.2.64, vervangen door de wet van 13 oktober 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/10/2022 pub. 26/10/2022 numac 2022041930 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet tot wijziging van het Belgisch Scheepvaartwetboek betreffende de maritieme beveiliging sluiten;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 april 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/04/2007 pub. 27/04/2007 numac 2007014127 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit betreffende de maritieme beveiliging sluiten betreffende de maritieme beveiliging;

Gelet op de betrokkenheid van de gewestregeringen;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 1 maart 2023;

Gelet op het advies van de Nationale Autoriteit voor Maritieme Beveiliging, gegeven op 16 maart 2023;

Gelet op het advies 73.215/4 van de Raad van State gegeven op 3 april 2023 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voordracht van de Minister van Financiën, de Minister van Justitie en Noordzee, de Minister van Defensie en de Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Dit besluit voorziet in de uitvoering van de ISPS-Verordening en in de gedeeltelijke omzetting van de havenbeveiligingsrichtlijn.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° voorzitter: de directeur-generaal van het DG Scheepvaart, aangesteld overeenkomstig artikel 2.5.2.7, § 1, van het Belgisch Scheepvaartwetboek; 2° minister: de minister bevoegd voor maritieme mobiliteit.

Art. 3.§ 1. De NAMB is samengesteld uit een vaste vertegenwoordiger van de volgende diensten : 1° het Directoraat-generaal Scheepvaart waarbij dit altijd de Directeur-generaal moet zijn;2° het NCCN;3° de Veiligheid van de Staat;4° de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen;5° het Ministerie van Defensie;6° de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid;7° het OCAD;8° de Scheepvaartpolitie. Voor elk lid worden een eerste en een tweede plaatsvervanger aangeduid die bij verhindering van de vaste vertegenwoordiger de plaats innemen van deze. § 2. De PSO's worden uitgenodigd op de vergaderingen van de NAMB. Zij kunnen vervangen worden door de adjunct PSO's. § 3. Volgende diensten kunnen worden uitgenodigd op de vergaderingen van de NAMB : 1° het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;2° het Vlaams Gewest;3° het Waals Gewest;4° de Vlaamse Waterweg. § 4. De in paragraaf 1 en 3 bedoelde diensten delen de gegevens van hun drie vertegenwoordigers mee aan de voorzitter, samen met het bewijs van de veiligheidsmachtiging bedoeld in artikel 2.5.2.14 van het Belgisch Scheepvaartwetboek.

De voorzitter legt de lijst van vertegenwoordigers voor aan de minister die de benoeming bekrachtigt voor een periode van 5 jaar.

Deze lijst wordt niet gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad maar ter beschikking gehouden in het ISPS-platform overeenkomstig de bepalingen van artikel 2.5.2.78, § 1, 16° en 17°, van het Belgisch Scheepvaartwetboek.

De aanstelling van de vertegenwoordigers neemt van rechtswege een einde op de dag dat deze niet meer in dienst zijn bij de betrokken dienst. § 4. De voorzitter kan andere personen uitnodigen voor één of meerdere agendapunten tijdens een vergadering van de NAMB.

Art. 4.§ 1. De NAMB vergadert minstens vier maal per jaar en op verzoek van de voorzitter of op verzoek van de minister, een PSO of één van de diensten bedoeld in artikel 3, § 1 of § 3. § 2. De NAMB kan via een elektronisch procedure, vastgelegd in het huishoudelijk reglement van de NAMB, in het ISPS-platform beslissingen nemen over : 1° de goedkeuring van de havenbeveiligingsbeoordeling zoals bedoeld in artikel 2.5.2.16, § 1, van het Belgisch Scheepvaartwetboek; 2° de goedkeuring van het havenbeveiligingsplan zoals bedoeld in artikel 2.5.2.19, eerste lid, van het Belgisch Scheepvaartwetboek; 3° de goedkeuring van substantiële wijzigingen van het havenbeveiligingsplan zoals bedoel in artikel 2.5.2.20, eerste lid, van het Belgisch Scheepvaartwetboek; 4° de goedkeuring van integratie van nieuwe of gewijzigde beveiligingsplannen van een havenfaciliteit in het havenbeveiligingsplan zoals bedoeld in artikel 2.5.2.20, tweede lid, van het Belgisch Scheepvaartwetboek; 5° de indeling tot welke categorie een havenfaciliteit behoort zoals bedoeld in artikel 2.5.2.27, tweede lid, van het Belgisch Scheepvaartwetboek; 6° de toepassing van de artikelen 2.5.2.1 tot en met 2.5.2.96 van het Belgisch Scheepvaartwetboek op havenfaciliteiten die hoofdzakelijk worden gebruikt door schepen die geen internationale zeereis maar die incidenteel zeeschepen bedienen die aankomen van of vertrekken op een internationale reis zoals bedoeld in artikel 2.5.2.28 van het Belgisch Scheepvaartwetboek; 7° de goedkeuring van de beveiligingsbeoordeling van de havenfaciliteit zoals bedoeld in artikel 2.5.2.31 van het Belgisch Scheepvaartwetboek; 8° de goedkeuring van het beveiligingsplan van de havenfaciliteit zoals bedoeld in artikel 2.5.2.35, eerste lid, van het Belgisch Scheepvaartwetboek; 9° de goedkeuring van substantiële wijzigingen van het beveiligingsplan van de havenfaciliteit zoals bedoel in artikel 2.5.2.36, eerste lid, van het Belgisch Scheepvaartwetboek; 10° de tijdelijke aanpassingen van het beveiligingsplan van de havenfaciliteit bij evenementen of voorvallen zoals bedoeld in artikel 2.5.2.36, tweede lid, van het Belgisch Scheepvaartwetboek; 11° het toestaan van een gelijkwaardige regeling zoals bedoeld in artikel 2.5.2.43 van het Belgisch Scheepvaartwetboek; 12° de goedkeuring van de beveiligingsbeoordeling van het bouw- of kunstwerk, kabel of pijpleiding zoals bedoeld in artikel 2.5.2.63, § 2, eerste lid, van het Belgisch Scheepvaartwetboek; 13° de goedkeuring van het beveiligingsplan van het bouw- of kunstwerk, kabel of pijpleiding zoals bedoeld in artikel 2.5.2.64, derde lid, van het Belgisch Scheepvaartwetboek; 14° de beslissing over de erkenning van een beveiligingsonderneming zoals bedoeld in artikel 2.5.2.71 van het Belgisch Scheepvaartwetboek; 15° de goedkeuring van een erkende opleidingsinstantie zoals bedoeld in artikel 2.5.2.76 van het Belgisch Scheepvaartwetboek. § 3. Elke dienst bedoeld in artikel 3, § 1, beschikt over één stem en bij staking van de stemmen heeft de stem van de voorzitter doorslag.

Een stemming is pas rechtsgeldig indien minstens de helft van de stemgerechtigde leden een stem heeft uitgebracht. Een onthouding telt mee voor het quorum maar niet voor het bepalen van de meerderheid.

Een PSO of de adjunct PSO heeft stemrecht voor de goedkeuring, evaluatie en intrekking van beveiligingsbeoordelingen en beveiligingsplannen van de havenfaciliteiten gelegen in de haven waarvoor ze als PSO optreden.

In afwijking van het eerste lid hebben de vertegenwoordigers van de dienst bedoeld in artikel 3, § 1, 7° geen stemrecht in de procedures bedoeld in paragraaf 2. § 4. De NAMB stelt een huishoudelijk reglement op dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de minister.

Art. 5.De volgende Lokale Comités voor Maritieme Beveiliging worden opgericht : 1° LCMB Haven van Antwerpen-Brugge, platform Antwerpen;2° LCMB Haven van Brussel;3° LCMB Haven van Gent;4° LCMB Haven van Luik;5° LCMB Haven van Oostende;6° LCMB Haven van Antwerpen-Bbrugge, platform Zeebrugge;7° LCMB Waterweg - provincie Antwerpen;8° LCMB Waterweg - provincie Limburg;9° LCMB Waterweg - provincie Vlaams Brabant.

Art. 6.§ 1. Een LCMB is samengesteld uit de PSO of één van de adjunct PSO's en uit vertegenwoordigers van de volgende diensten : 1° het Ministerie van Defensie;2° de lokale politie;3° de Scheepvaartpolitie;4° de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen;5° de Cel Maritieme Beveiliging;6° de Veiligheid van de Staat;7° de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid;8° de haven- of de waterwegbeheerder;9° het OCAD. Voor elk lid worden een eerste en een tweede plaatsvervanger aangeduid die bij verhindering van de vaste vertegenwoordiger de plaats innemen van deze.

De in het eerste lid bedoelde diensten delen de gegevens van hun vertegenwoordigers mee aan de PSO samen met het bewijs van de veiligheidsmachtiging bedoeld in artikel 2.5.2.14 van het Belgisch Scheepvaartwetboek. De PSO bezorgt deze gegevens aan de voorzitter.

De voorzitter legt de lijst van vertegenwoordigers voor aan de minister die de benoeming bekrachtigt voor een periode van 5 jaar.

Deze lijst wordt niet gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad maar ter beschikking gehouden in het ISPS-platform overeenkomstig de bepalingen van artikel 2.5.2.78, § 1, 16°, van het Belgisch Scheepvaartwetboek.

De aanstelling van de vertegenwoordigers neemt van rechtswege een einde op de dag dat deze niet meer in dienst zijn bij de betrokken dienst. § 2. Voor elk LCMB worden twee of drie personen aangeduid als secretariaat. De PSO deelt hun gegevens mee aan de voorzitter samen met het bewijs van de veiligheidsmachtiging bedoeld in artikel 2.5.2.14 van het Belgisch Scheepvaartwetboek. § 3. De PSO kan andere personen uitnodigen voor één of meerdere agendapunten tijdens een vergadering van het LCMB.

Art. 7.§ 1. Elk LCMB vergadert minstens vier maal per jaar en op verzoek van de PSO, op verzoek van één van de diensten of op verzoek van de NAMB. Het LCMB kan via elektronische procedure vastgesteld door de NAMB in het ISPS-platform : 1° de havenbeveiligingsbeoordeling overmaken aan de NAMB zoals bedoeld in artikel 2.5.2.16, § 1, van het Belgisch Scheepvaartwetboek; 2° advies geven over het havenbeveiligingsplan zoals bedoeld in artikel 2.5.2.19, eerste lid, van het Belgisch Scheepvaartwetboek; 3° advies geven over de substantiële wijzigingen aan het havenbeveiligingsplan zoals bedoeld in artikel 2.5.2.20, eerste lid, van het Belgisch Scheepvaartwetboek; 4° advies geven over de integratie van nieuwe of gewijzigde havenbeveiligingsplannen in het havenbeveiligingsplan zoals bedoeld in artikel 2.5.2.20, tweede lid, van het Belgisch Scheepvaartwetboek; 5° de beveiligingsbeoordeling van de havenfaciliteit overmaken aan de NAMB zoals bedoeld in artikel 2.5.2.31 van het Belgisch Scheepvaartwetboek; 6° een gemotiveerd advies geven over het beveiligingsplan van een havenfaciliteit zoals bedoeld in artikel 2.5.2.35, eerste lid, van het Belgisch Scheepvaartwetboek; 7° advies geven over de substantiële wijzigingen aan het beveiligingsplan van een havenfaciliteit zoals bedoeld in artikel 2.5.2.36, eerste lid, van het Belgisch Scheepvaartwetboek. § 2. De PSO en de diensten bedoeld in artikel 6, § 1, eerste lid, beschikken over één stem en bij staking van de stemmen heeft de stem van de PSO de doorslag.

In afwijking van het eerste lid hebben de vertegenwoordigers van de dienst bedoeld in artikel 6, § 1, 9° geen stemrecht in de procedures bedoeld in paragraaf 1, tweede lid. § 3. Elk LCMB stelt een huishoudelijk reglement op dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de NAMB. Het huishoudelijk reglement omvat de regeling van het secretariaat van het LCMB.

Art. 8.§ 1. Volgende personen kunnen toegang hebben tot de beveiligingsbeoordelingen en beveiligingsplannen van de haven en havenfaciliteiten : 1° de leden van de NAMB bedoeld in artikel 3, § 1;2° de PSO en adjunct PSO voor de haven en de havenfaciliteiten gelegen in de haven waarvoor ze als PSO optreden;3° de leden van het LCMB bedoeld in artikel 6 in de haven waarvoor het LCMB bevoegd is;4° de personeelsleden van de Cel Maritieme Beveiliging;5° de personeelsleden van de inspectiediensten na goedkeuring van hun vertegenwoordiger in de NAMB; 6° de minister en de beleidscel van de minister in het geval van een beroep bedoeld in de artikelen 2.5.2.21 en 2.5.2.37 van het Belgisch Scheepvaartwetboek; 7° de PFSO voor de eigen havenfaciliteit;8° personeelsleden van de haven of havenfaciliteit na goedkeuring door respectievelijk de PSO of PFSO;9° de erkende beveiligingsonderneming voor de haven of havenfaciliteit waarvoor opdrachten worden uitgevoerd. Andere personen kunnen toegang krijgen tot de beveiligingsbeoordelingen en beveiligingsplannen van de haven of havenfaciliteiten na een gemotiveerde aanvraag ingediend bij de Cel Maritieme Beveiliging. De voorzitter van de NAMB beslist over de toegang tot deze documenten binnen de 30 dagen. § 2. De personen die toegang hebben gegeven overeenkomstig paragraaf 1, 5° of 8°, vermelden dit in het ISPS-platform bij de het beveiligingsbeoordeling of het beveiligingsplan waarvoor toegang werd verleend. § 3. Deze bepalingen zijn eveneens van toepassing op de documenten die krachtens artikel 2.5.2.13, derde lid, door de NAMB werden aangemerkt met de vermelding "ISPS-restricted".

Art. 9.Het beveiligingsplan van de haven of de havenfaciliteit bepaalt de wijze waarop het document fysiek en digitaal wordt bewaard, waarbij altijd de laatste versie op het ISPS-platform wordt bewaard.

Een beveiligingsbeoordeling en het daarop goedgekeurde beveiligingsplan worden gedurende vijf jaar bewaard na de datum waarop het beveiligingsplan zijn geldigheid verliest.

De NAMB bepaalt in zijn beslissing de geldigheidsduur van de documenten die krachtens artikel 2.5.2.13, derde lid, door de NAMB werden aangemerkt met de vermelding "ISPS-restricted".

Art. 10.Een havenbeveiligingsbeoordeling heeft minstens betrekking op de volgende aspecten: 1° vaststellen van alle gebieden die relevant zijn voor de havenbeveiliging en daarmee de grenzen, met inbegrip van de havenfaciliteiten die onder de ISPS-Verordening vallen en waarvan de beveiligingsbeoordeling als basis zal dienen;2° vaststellen van de beveiligingskwesties uit het raakvlak tussen de havenfaciliteit en andere havenbeveiligingsmaatregelen;3° vaststellen welke leden van het havenpersoneel onderworpen moeten worden aan bijkomende verificaties en/of een veiligheidsonderzoek omdat zij contacten hebben met gebieden met een hoge risicograad;4° het mogelijk opsplitsen van de haven volgens de waarschijnlijkheid van beveiligingsincidenten;gebieden worden niet enkel beoordeeld op het directe profiel ervan als potentieel doelwit, maar ook op de potentiële rol ervan als doorgangsgebied wanneer naburige gebieden het doelwit vormen; 5° vaststellen van risicovariaties;6° vaststellen van de specifieke kenmerken van elk subgebied, zoals ligging, toegangen, stroomvoorziening, communicatiesysteem, netwerk- en informatiesystemen, eigendom en gebruikers en andere voor de beveiliging relevante geachte elementen;7° vaststellen van potentiële bedreigingsscenario's die verband houden met ongeoorloofde acties voor de haven;de volledige haven of specifieke onderdelen van haar infrastructuur, vracht, bagage, personen of vervoersuitrusting binnen de haven kunnen een direct doelwit zijn van een vastgestelde bedreiging, of kunnen onderdeel zijn van een in het bedreigingscenario ontwikkeld ruimer gebied; 8° vaststellen van de specifieke gevolgen van een bedreigingscenario; de gevolgen kunnen één of meer subgebieden treffen; er moeten zowel directe als indirecte gevolgen worden vastgesteld; speciale aandacht moet worden besteed aan het risico van menselijke slachtoffers; 9° vaststellen van de mogelijkheid van clustereffecten voor een beveiligingsincident;10° vaststellen van de kwetsbaarheden van elk subgebied;11° vaststellen van alle organisatorische aspecten die relevant zijn voor de totale havenbeveiliging, inclusief de bevoegdheidsverdeling ten aanzien van alle leden van de NAMB en LCMB, bestaande regels en procedures;12° vaststellen van de kwetsbaarheden van de overkoepelende havenbeveiliging met betrekking tot organisatorische, wettelijke en procedurele aspecten;13° vaststellen van maatregelen, procedures en acties die gericht zijn op het verminderen van kritieke kwetsbaarheden;er moet meer bepaald aandacht worden besteed aan de noodzaak van en de middelen voor toegangscontrole of -beperking voor wat betreft de hele haven of bepaalde delen van een haven, inclusief identificatie van passagiers, havenbedienden of andere werknemers, bezoekers en scheepsbemanningen, bewakingseisen voor een gebied of activiteit, vracht en bagagecontrole; maatregelen, procedures en acties moeten in overeenstemming zijn met het waargenomen risico, dat kan verschillen per havengebied; 14° vaststellen hoe maatregelen, procedures en acties moeten worden versterkt in geval van een verhoging van het beveiligingsniveau;15° vaststellen van specifieke eisen voor het omgaan met beveiligingsaandachtspunten zoals verdachte vracht, bagage, bunkeractiviteiten, voorzieningen of personen, onbekende pakjes, bekende gevaren;in verband met deze eisen moet worden nagegaan in hoeverre het wenselijk is het risico ter plekke in te perken of na vervoer naar een beveiligde zone; 16° vaststellen van maatregelen, procedures en acties voor het beperken en mitigeren van gevolgen van een bedreigingscenario;17° vaststellen van taakverdelingen die de passende en correcte implementatie van de vastgestelde maatregelen, procedures en acties mogelijk maken;18° in voorkomende gevallen, met name besteden van aandacht aan het verband met andere beveiligingsplannen zoals deze voor de havenfaciliteiten, en andere reeds bestaande beveiligingsmaatregelen; er moet ook aandacht worden besteed aan het verband met andere reactieplannen zoals bij olieverliezen, havennoodplan, medisch interventieplan, nucleair rampenplan,....; 19° vaststellen van communicatie-eisen betreffende de implementatie van de maatregelen en procedures;20° aandacht besteden aan maatregelen om beveiligingsgevoelige informatie te beschermen tegen openbaarmaking;21° vaststelling van de "wat geweten moet zijn"-criteria ten aanzien van al diegene die direct betrokken zijn alsook, in voorkomend geval, het grote publiek;22° vaststelling van de risico's van het gebruik van de netwerk- en informatiesystemen;23° vaststelling van de onderdelen die vatbaar zijn voor spionage, terrorisme en sabotage ten gevolge van buitenlandse invloeden door middel van publieke of private samenwerking.

Art. 11.In het havenbeveiligingsplan zijn de regelingen inzake de havenbeveiliging opgenomen. Het wordt gebaseerd op de bevindingen van de havenbeveiligingsbeoordeling. Er worden duidelijk gedetailleerde maatregelen in opgenomen. Het omvat een controlemechanisme dat in voorkomende gevallen de mogelijkheid biedt passende collectieve maatregelen te nemen.

Het havenbeveiligingsplan wordt gebaseerd op de volgende algemene elementen : 1° bepalen van alle voor de havenbeveiliging relevante gebieden. Afhankelijk van de havenbeveiligingsbeoordeling kunnen maatregelen, procedures en acties verschillen per subgebied. Immers, sommige subgebieden kunnen strengere preventieve maatregelen vereisen dan andere. Met name moet aandacht worden besteed aan de raakvlakken tussen subgebieden, zoals aangewezen in de havenbeveiligingsbeoordeling 2° zorgen voor coördinatie tussen beveiligingsmaatregelen voor gebieden met verschillende beveiligingskenmerken met het oog op het voorkomen van ongeoorloofde acties;3° voor zover nodig voorzien in verschillende maatregelen met betrekking tot verschillende subgebieden, veranderende beveiligingsniveaus, en specifieke informatie;4° vaststellen van een organisatorische structuur ter ondersteuning van de verhoging van de havenbeveiliging;5° de integratie van de opgestelde beveiligingsplannen van havenfaciliteiten. Op basis van deze algemene elementen worden in het havenbeveiligingsplan taken toegewezen en werkschema's gespecificeerd op de volgende gebieden: 1° toegangseisen.Voor sommige gebieden worden de eisen pas van kracht wanneer de beveiligingsniveaus bepaalde minimumdrempelwaarden overschrijden. Alle eisen en drempelwaarden moeten in het havenbeveiligingsplan worden opgenomen; 2° identiteits-, bagage- en vrachtcontrole-eisen.De eisen kunnen al dan niet van toepassing zijn op subgebieden; de eisen kunnen al dan niet volledig van toepassing zijn op verschillende subgebieden.

Personen die een subgebied binnenkomen of zich in een subgebied bevinden kunnen onderworpen worden aan controle. Het havenbeveiligingsplan moet op passende wijze beantwoorden aan de bevindingen van de havenbeveiligingsbeoordeling, hetgeen het instrument is op basis waarvan de beveiligingseisen voor elk subgebied en elk beveiligingsniveau worden vastgesteld. Wanneer specifieke identificatiekaarten worden ontwikkeld voor havenbeveiligingsdoeleinden moeten duidelijke procedures worden ingesteld voor de afgifte, de gebruikscontrole, het terugzenden en vernietigen van dergelijke kaarten. Bij deze procedures moet rekening worden gehouden met de specificiteiten van bepaalde groepen havengebruikers en moeten specifieke maatregelen mogelijk zijn teneinde de negatieve impact van toegangscontrole-eisen te beperken.

Er dient minstens in de volgende categorieën te worden voorzien: zeevarenden, overheidsfunctionarissen, mensen die regelmatig in de haven werken of deze bezoeken, mensen die in de haven wonen en mensen die occasioneel werkzaam zijn in de haven of deze bezoeken; 3° verbinding met de autoriteiten voor vrachtcontrole, bagagecontrole en passagierscontrole.Voorzover nodig moet het plan voorzien in de koppeling van de informatie- en machtigingssystemen van deze autoriteiten, inclusief mogelijke machtigingssystemen vóór aankomst; 4° procedures en maatregelen betreffende het omgaan met verdachte vracht, bagage, bunkering, voorzieningen of personen, inclusief vaststelling van een beveiligd gebied alsook betreffende andere beveiligingsaspecten en inbreuken op de havenbeveiliging;5° controle-eisen voor subgebieden of activiteiten binnen subgebieden. Zowel voor de noodzaak daarvan als voor mogelijke technische oplossingen baseert men zich op de havenbeveiligingsbeoordeling; 6° markering.Gebieden ten aanzien waarvan toegangs- en/of controle-eisen worden gesteld, moeten behoorlijk worden gemarkeerd. In verband met controle- en toegangseisen wordt op passende wijze rekening gehouden met alle relevante bestaande wettelijke regelingen en praktijken. Het feit dat activiteiten worden gecontroleerd moet op passende wijze worden aangegeven indien de nationale wetgeving dit vereist; 7° communicatie- en veiligheidsmachtiging.Alle relevante veiligheidsinformatie moet naar behoren worden doorgegeven overeenkomstig in het plan opgenomen normen voor veiligheidsmachtiging. Met het oog op de gevoeligheid van bepaalde informatie heeft communicatie plaats op basis van het "geweten moet zijn"- beginsel, waarbij evenwel voor zover nodig wordt voorzien in procedures voor mededelingen aan het grote publiek. Normen voor veiligheidsmachtiging zijn een onderdeel van het plan en beogen het beschermen van veiligheidsgevoelige informatie tegen niet-geautoriseerde openbaarmaking; 8° melding van beveiligingsincidenten.Met het oog op de zorg voor een snelle reactie moeten in het havenbeveiligingsplan duidelijke eisen worden opgenomen inzake melding van alle beveiligingsincidenten aan de PSO, de NAMB en het LCMB; 9° integratie in andere preventieve plannen of activiteiten.Het plan moet meer bepaald betrekking hebben op integratie van andere preventieve en controleactiviteiten in de haven; 10° integratie in andere reactieplannen en/of opneming van specifieke reactiemaatregelen, -procedures en - acties.In het plan moeten de interactie en coördinatie met andere reactie- en noodplannen worden gedetailleerd. Voor zover nodig moeten conflicten en tekortkomingen worden opgelost; 11° opleidings- en oefeneisen;12° operationele havenbeveiligingsorganisatie en werkprocedures.In het havenbeveiligingsplan worden de havenveiligheidsorganisatie, de taakverdeling en de werkprocedures gedetailleerd. In voorkomende gevallen wordt ook de coördinatie met PFSO en SSO gedetailleerd; 13° procedures voor het aanpassen en actualiseren van het havenbeveiligingsplan.

Art. 12.Substantiële wijzigen zoals bedoeld in de artikelen 2.5.2.20, 2.5.2.36 en 2.5.2.64 van het Belgisch Scheepvaartboek zijn : 1° verandering van de coördinaten die de haven of de havenfaciliteit afbakenen; 2° wijziging van de indeling van het terrein zoals werfzones, wijziging kaainummers, extra toegangspoorten,...; 3° wijziging van de operaties en procedures, of lading die een impact hebben op de beveiligingsbeoordeling of het beveiligingsplan van de faciliteit;4° elk feitelijk voorval waarvan de NAMB gemotiveerd beslist dat het een substantiële wijziging is. Indien voor de gevallen in het eerste lid het opstellen van een nieuwe beveiligingsbeoordeling volgens de NAMB nodig is, wordt de wijziging niet als substantieel aanzien maar is een beslissing overeenkomstig artikel 2.5.2.19, 2.5.2.35 of 2.5.2.64, eerste lid, van het Belgisch Scheepvaartwetboek noodzakelijk.

Art. 13.Er dienen minstens eenmaal per kalenderjaar, met een periode van niet meer dan 18 maanden tussen de oefeningen, diverse soorten oefeningen te worden uitgevoerd door de haven. De deelname van PFSO's, CSO's of SSO's aan gezamenlijke oefeningen dient plaats te vinden met het oog op de beveiliging en implicaties voor de werkzaamheden van het schip. Bij deze oefeningen dienen onder meer de communicatie, coördinatie, beschikbaarheid van hulpmiddelen en de reacties te worden getest. Deze oefeningen kunnen : 1° op ware grootte of op het terrein worden uitgevoerd;2° uit simulatie of werkcolleges bestaan;of 3° worden gecombineerd met andere oefeningen, zoals oefeningen op het gebied van reacties op noodsituaties of andere oefeningen van overheidsinstanties. De resultaten van de oefening worden meegedeeld aan het betrokken LCMB en de NAMB. Met het oog op de oefeningen maakt de Cel Maritieme Beveiliging een overzicht van de beschikbare middelen die kunnen ingezet worden om een beveiligingsincident te beheersen.

Art. 14.§ 1. Een kandidaat kan slechts deelnemen aan het examen bedoeld in artikel 2.5.2.39 van het Belgisch Scheepvaartwetboek indien men aanwezig was op de verplichte opleiding die minimaal 18u heeft geduurd. § 2. De NAMB wordt belast met het opstellen van de vragen voor het examen bedoeld in artikel 2.5.2.39 van het Belgisch Scheepvaartwetboek. § 3. Het examen zal bestaan uit 3 onderdelen, met name: 1° 20 meerkeuzevragen met 4 antwoordopties telkenmale op 1 punt en zonder giscorrectie;2° 4 korte open vragen, telkenmale op 10 punten;3° uitgebreide oefening op 40 punten. De maximale examenduur bedraagt 2 uur. § 4. Om te slagen moet de kandidaat de volgende minimale score halen: 1° 50% op de meerkeuzevragen;2° 50% op de korte open vragen;3° 50% op de uitgebreide oefening.

Art. 15.De NAMB bepaalt de vorm van het certificaat bedoeld in artikel 2.5.2.39, § 2, tweede lid, van het Belgisch Scheepvaartwetboek.

Art. 16.De heropfrissingscursus bedoeld in artikel 2.5.2.39, § 2, derde lid, van het Belgisch Scheepvaartwetboek kan gevolgd worden vanaf 4 jaar na het verkrijgen van het certificaat van PFSO of na het volgen van de vorige heropfrissingscursus.

De heropfrissingscursus bedraagt minimaal zes uren en omvat ministens de volgende onderdelen: 1° regelgevende wijzigingen in de laatste vijf jaar;2° onderrichtingen van de NAMB van de laatste vijf jaar;3° potentiële nieuwe dreigingen;4° nieuwe vormen van ongeoorloofde acties;5° technologische ontwikkelingen op het vlak van beveiligingsapparatuur. De opleidingsinstantie legt de inhoud van de heropfrissingscursus voor aan de Cel Maritieme Beveiliging voor goedkeuring.

Op het einde van de heropfrissingscursus wordt een korte schriftelijke oefening gemaakt van de gegeven leerstof, zonder dat deze geëvalueerd wordt.

Art. 17.Oefeningen op een havenfaciliteit worden uitgevoerd overeenkomstig de punten 18.4 tot en met 18.6 van deel B van de ISPS-Code.

Art. 18.De vrijstelling voor geregelde diensten van de in artikel 2.5.2.48 bedoelde verschaffing van beveiligingsinlichtingen wordt verleend door de voorzitter van de NAMB voor een periode van maximaal 1 jaar die hernieuwbaar is. De vrijstelling wordt aangevraagd bij de Cel Maritieme Beveiliging die de aanvraag onderzoekt en een advies geeft aan de voorzitter.

Beroep tegen de beslissing van de voorzitter kan worden ingesteld bij de Minister.

Art. 19.Bij het geven van het advies over een beveiligingsplan van een kunst- of bouwwerk, kabel of pijpleiding raadpleegt het MIK, de ADIV, het NCCN, het OCAD en de VSSE. Indien het kritieke infrastructuur overeenkomstig de wet van 1 juli 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/07/2011 pub. 15/07/2011 numac 2011000399 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de beveiliging en de bescherming van de kritieke infrastructuren sluiten betreffende de beveiliging en de bescherming van de kritieke infrastructuren in de sector Energie betreft, wordt ook de AD Energie van de FOD Economie geraadpleegd.

Indien het kritieke infrastructuur overeenkomstig de wet van 1 juli 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/07/2011 pub. 15/07/2011 numac 2011000399 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de beveiliging en de bescherming van de kritieke infrastructuren sluiten betreffende de beveiliging en de bescherming van de kritieke infrastructuren in de sector elektronische communicatie en digitale infrastructuren betreft, dan wordt ook het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie geraadpleegd.

Art. 20.Het koninklijk besluit van 21 april 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/04/2007 pub. 27/04/2007 numac 2007014127 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit betreffende de maritieme beveiliging sluiten betreffende de maritieme beveiliging wordt opgeheven.

Art. 21.De minister belast met de maritieme mobiliteit, de minister belast met de defensie, de minister belast met de politie, de minister belast met de douane en de minister belast met de inlichtingen- en veiligheidsdienst zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 4 juni 2023.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM De Minister van Justitie en Noordzee, V. VAN QUICKENBORNE De Minister van Defensie, L. DEDONDER De Minister van Binnenlandse Zaken, A. VERLINDEN

^