Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 21 april 2007
gepubliceerd op 27 april 2007

Koninklijk besluit betreffende de maritieme beveiliging

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2007014127
pub.
27/04/2007
prom.
21/04/2007
ELI
eli/besluit/2007/04/21/2007014127/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 APRIL 2007. - Koninklijk besluit betreffende de maritieme beveiliging


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 februari 2007 betreffende de maritieme beveiliging, inzonderheid op de artikelen 3, § 2, eerste lid, 7, §§ 1 en 2, 9, § 1, 11, eerste lid, 14, derde lid, 17, § 2, en 23, § 1;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 juni 2004 tot oprichting van een federaal comité en lokale comités voor de beveiliging van de havenfaciliteiten;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 1 maart 2007;

Gelet op de omstandigheid dat de gewesten bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op advies 41.995/4 van de Raad van State, gegeven op 15 januari 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Mobiliteit, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit besluit geeft uitvoering aan verordening (EG) nr. 725/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten en zet gedeeltelijk richtlijn 2005/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende het verhogen van de veiligheid van havens om in nationaal recht.

Art. 2.Dit besluit is van toepassing op elke haven ten behoeve van het commercieel vervoer over zee die gelegen is op het Belgische grondgebied waarin zich havenfaciliteiten bevinden die onder Verordening (EG) nr. 725/2004 vallen.

De grenzen van de in vorig lid bedoelde havens en van de havenbeveilingszones worden afgebakend na afloop van een specifiek onderzoek, op basis van de uitslag van de veiligheidsbeoordeling, en kunnen niet verder reiken dan de gebieden waarvoor de respectievelijke havenbeheerders bevoegd zijn. HOOFDSTUK II. - Autoriteiten voor maritieme beveiliging Afdeling I. - Nationale autoriteit voor maritieme beveiliging

Art. 3.De nationale autoriteit voor maritieme beveiliging is samengesteld uit volgende leden met stemrecht : 1° de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Maritiem vervoer of zijn vaste plaatsvervanger;2° de Directeur-generaal van de Algemene Directie Crisiscentrum of zijn vaste plaatsvervanger;3° de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat of zijn vaste plaatsvervanger;4° de Directeur-generaal van de administratie douane en accijnzen of zijn vaste plaatsvervanger;5° een vaste vertegenwoordiger van het Ministerie van Defensie of zijn vaste plaatsvervanger;6° de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Leefmilieu of zijn vaste plaatsvervanger;7° de Directeur-generaal van de dienst Bilaterale Zaken van de FOD Buitenlandse Zaken of zijn vaste plaatsvervanger;8° een vaste vertegenwoordiger van het OCAD of zijn vaste plaatsvervanger;9° een vaste vertegenwoordiger van de federale politie of zijn vaste plaatsvervanger; Volgende leden zonder stemrecht worden uitgenodigd op de vergaderingen van de nationale autoriteit : 10° de maritieme beveiligingsfunctionarissen van elke haven;11° een vaste vertegenwoordiger van het Waals Gewest;12° een vaste vertegenwoordiger van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;13° een vaste vertegenwoordiger van het Vlaams Gewest.

Art. 4.De voorzitter van de nationale autoriteit voor maritieme beveiliging en zijn vaste plaatsvervanger worden aangeduid op advies van het Ministerieel Comité voor inlichting en veiligheid.

De nationale autoriteit voor maritieme beveiliging vergadert op bijeenroeping door de voorzitter, op diens initiatief, op verzoek van één van de leden, of op verzoek van de Minister bevoegd voor maritiem vervoer.

De nationale autoriteit voor maritieme beveiliging stelt een intern reglement op dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Minister bevoegd voor maritiem vervoer.

Art. 5.Onverminderd de bevoegdheden die aan de leden van de nationale autoriteit voor maritieme beveiliging behorend tot de federale overheid zijn toegekend op basis van andere wetsbepalingen, is de nationale autoriteit voor maritieme beveiliging gemachtigd om door de havenbeheerders en door de beheerders van havenfaciliteiten geleverde inlichtingen te controleren op hun echtheid. Zij maakt hiervan een rapport op en bepaalt de termijnen en modaliteiten binnen dewelke de lokale comités aan de vastgestelde onvolkomenheden dienen te verhelpen.

Art. 6.§ 1. Het permanent secretariaat is inzonderheid belast met : - het opmaken van de verslagen van de vergaderingen van de nationale autoriteit voor maritieme beveiliging en van de vergaderingen van de permanente commissie van experts; - het bieden van ondersteuning bij de dagdagelijkse werking en coördinatie van de taken die tot de bevoegdheid behoren van de nationale autoriteit voor maritieme beveiliging.

Het permanent secretariaat wordt waargenomen door het Directoraat-generaal Maritiem Vervoer van de FOD Mobiliteit en Vervoer. §.2. De permanente commissie van experts is inzonderheid belast met het omzetten van de beleidsadviezen van de nationale autoriteit voor maritieme beveiliging in praktisch uitvoerbare richtlijnen voor de lokale comités voor maritieme beveiliging.

In de permanente commissie van experts zetelen zowel nautische, maritieme als veiligheidsexperts die zowel tot de overheid als tot de private sector kunnen behoren. Afdeling II. - Lokale comites voor maritieme beveiliging

Art. 7.§ 1. Elk lokaal comité voor maritieme beveiliging is minstens samengesteld uit : 1° de maritieme beveiligingsfunctionaris van de betrokken haven.2° een vaste vertegenwoordiger van de lokale politie of zijn vaste plaatsvervanger;3° een vaste vertegenwoordiger van de federale politie of zijn vaste plaatsvervanger;4° een vaste vertegenwoordiger van de Douane of zijn vaste plaatsvervanger;5° een vaste vertegenwoordiger van de Veiligheid van de Staat of zijn vaste plaatsvervanger;6° de havenbeheerder van de betrokken haven. § 2. Het lokaal comité voor maritieme beveiliging van de haven van Zeebrugge is minstens samengesteld uit de in paragraaf 1 bedoelde leden en een vaste vertegenwoordiger van het Ministerie van Defensie of zijn vaste plaatsvervanger. § 3. Het lokaal comité voor maritieme beveiliging van de haven van Luik is minstens samengesteld uit de in paragraaf 1 bedoelde leden en een vaste vertegenwoordiger van de beheerder van de waterweginfrastructuur of zijn vaste plaatsvervanger.

Art. 8.Elk lokaal comité voor maritieme beveiliging wordt voorgezeten door de maritieme beveiligingsfunctionaris van de betrokken haven.

Elk lokaal comité voor maritieme beveiliging vergadert minstens 4 maal per jaar en dit op bijeenroeping door de voorzitter, op diens initiatief, op verzoek van één van de leden van het lokaal comité of op verzoek van de nationale autoriteit voor maritieme beveiliging.

Elk comité voor maritieme beveiliging brengt onverwijld verslag uit van haar vergaderingen bij de nationale autoriteit voor maritieme beveiliging.

Elk lokaal comité voor maritieme beveiliging stelt een intern reglement op dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de nationale autoriteit voor maritieme beveiliging. Afdeling III. - Maritieme beveiligingsfunctionarissen

Art. 9.Voor elke haven fungeert de havenkapitein zoals bedoeld in de wet van 5 mei 1936 tot vaststelling van het statuut van havenkapiteins als maritieme beveiligingsfunctionaris.

In havens waar er geen havenkapitein is, fungeert de bestuurlijke directeur-coördinator van de federale politie van het gerechtelijk arrondissement waarin de haven is gelegen als maritieme beveiligingsfunctionaris. HOOFDSTUK III. - Maritieme beveiligingsstructuur Afdeling I. - Veiligheidsbeoordeling

Art. 10.§.1. Elke veiligheidsbeoordeling van een haven omvat ten minste de volgende elementen : 1° een vaststelling en evaluatie van belangrijke bedrijfsmiddelen en infrastructuur die dienen te worden beschermd;2° een vaststelling van mogelijke bedreigingen voor de bedrijfsmiddelen en infrastructuur en de waarschijnlijkheid dat deze zich voordoen, met het oog op de vaststelling en prioritering van veiligheidsmaatregelen;3° een vaststelling, selectie en prioritering van tegenmaatregelen en procedurele wijzigingen en hun effectiviteitniveau wat vermindering van de kwetsbaarheid betreft, 4° een vaststelling van zwakke plekken, met inbegrip van menselijke factoren, in de infrastructuur, beleidsmaatregelen en procedures. § 2. Elke veiligheidsbeoordeling van een haven heeft minstens betrekking op de in bijlage 1, gevoegd bij dit besluit, opgenomen aspecten. Afdeling II. - Havenbeveiligingsplan

Art. 11.Elk havenbeveiligingsplan omvat ten minste de eisen die zijn opgesomd in artikel 17, § 3 van de wet en heeft minstens betrekking op de in bijlage 2 opgenomen eisen. HOOFDSTUK IV. - Erkende beveiligingsorganisaties

Art. 12.§ 1. Voor het verkrijgen en behouden van het certificaat van « Erkende beveiligingsorganisatie » moet een beveiligingsorganisatie volgende aspecten kunnen aantonen : 1° deskundigheid op het gebied van relevante aspecten van havenveiligheid;2° de nodige kennis van havenactiviteiten, waaronder begrepen kennis van het ontwerp en de constructie van havens;3° de nodige kennis van andere voor de veiligheid relevante activiteiten die van invloed kunnen zijn op de havenveiligheid;4° het vermogen om waarschijnlijke havenveiligheidsrisico's te beoordelen;5° het vermogen om de deskundigheid van het personeel op het gebied van havenveiligheid te onderhouden en verbeteren;6° het vermogen om de blijvende betrouwbaarheid van het personeel te controleren;7° het vermogen om de nodige maatregelen te onderhouden ter voorkoming van de bekendmaking van of toegang tot gevoelig materiaal door onbevoegden;8° kennis van relevante nationale en internationale wetgeving en veiligheidseisen;9° kennis van huidige bedreigingen met betrekking tot de veiligheid en patronen daarin;10° kennis van de herkenning en opsporing van wapens, gevaarlijke stoffen en apparatuur;11° kennis van de herkenning van de kenmerken en gedragspatronen van personen die de havenveiligheid kunnen bedreigen, zonder daarbij te discrimineren;12° kennis van de technieken die worden gehanteerd om veiligheidsmaatregelen te ontduiken;13° kennis van beveiligings- en bewakingsapparatuur en -systemen en van de beperkingen van de functies ervan. § 2. Voor het verkrijgen van het certificaat van « Erkende beveiligingsorganisatie » moet een beveiligingsorganisatie een aanvraag indienen bij de nationale autoriteit voor maritieme beveiliging.

De beveiligingsorganisatie voegt bij de aanvraag de bewijzen dat voldaan is aan de in paragraaf 1 opgesomde aspecten.

Na onderzoek van de aanvraag neemt de nationale autoriteit voor maritieme beveiliging een beslissing binnen de zestig dagen en deelt deze mee aan de beveiligingsorganisatie.

In het geval de verlening van het certificaat « Erkende beveiligingsorganisatie » geweigerd wordt, kan door de beveiligingsorganisatie beroep worden ingesteld bij de Minister van Mobiliteit. Het beroep wordt ingesteld binnen de dertig dagen te rekenen vanaf de ontvangst van de beslissing van weigering en moet met redenen omkleed zijn.

De Minister beslist binnen de dertig dagen na de ontvangst van het beroep.

De beslissing van de Minister wordt ter kennis gebracht van de beveiligingsorganisatie.

Art. 13.Het koninklijk besluit van 15 juni 2004 tot oprichting van een Federaal comité en lokale comités voor de beveiliging van de havenfaciliteiten, wordt opgeheven.

Art. 14.Onze Minister bevoegd voor Justitie, Onze Minister bevoegd voor Financiën, Onze Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en Onze Minister bevoegd voor Mobiliteit zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 21 april 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Binnenlandse zaken, P. DEWAEL De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT

BIJLAGE I. - VEILIGHEIDSBEOORDELINGEN Elke veiligheidsbeoordeling heeft minstens betrekking op volgende aspecten : 1° vaststellen van alle gebieden die relevant zijn voor de veiligheid van de haven;2° vaststellen van veiligheidskwesties die voortvloeien uit het raakvlak tussen de havenfaciliteit en andere havenveiligheidsmaatregelen;3° vaststellen welke leden van het havenpersoneel onderworpen moeten worden aan backgroundchecks en/of een veiligheidsonderzoek omdat zij contacten hebben met gebieden met een hoge risicograad;4° opsplitsen, indien nuttig, van de haven volgens de waarschijnlijkheid van veiligheidsincidenten.Gebieden worden niet enkel beoordeeld op het directe profiel ervan als potentieel doelwit, maar ook op de potentiële rol ervan als doorgangsgebied wanneer naburige gebieden het doelwit vormen; 5° vaststellen van risicovariaties, bv.die welke seizoensgebonden zijn; 6° vaststellen van de specifieke kenmerken van elke havenbeveiligingszone, zoals ligging, toegangen, stroomvoorziening, communicatiesysteem, eigendom en gebruikers en andere voor de veiligheid relevant geachte elementen;7° vaststellen van potentiële bedreigingsscenario's voor de haven.De volledige haven of specifieke onderdelen van haar infrastructuur, vracht, baggage, personen of vervoersuitrusting binnen de haven kunnen een direct doelwit zijn van een vastgestelde bedreiging, of kunnen onderdeel zijn van een in het bedreigingsscenario ontwikkeld ruimer gebied; 8° vaststellen van de specifieke gevolgen van een bedreigingsscenario. De gevolgen kunnen een of meer havenbeveiligingszones betreffen. Er moeten zowel directe als indirecte gevolgen worden vastgesteld.

Speciale aandacht moet worden besteed aan het risico van menselijke slachtoffers; 9° vaststellen van de mogelijkheid van clustereffecten voor een veiligheidsincident;10° vaststellen van de kwetsbaarheden van elke havenbeveiligingszone;11° vaststellen van alle organisatorische aspecten die relevant zijn voor de totale havenveiligheid, inclusief de bevoegdheidsverdeling ten aanzien van alle veiligheidsgerelateerde autoriteiten, bestaande regels en procedures;12° vaststellen van de kwetsbaarheden van de overkoepelende havenveiligheid met betrekking tot organisatorische, wettelijke en procedurele aspecten;13° vaststellen van maatregelen, procedures en acties die gericht zijn op het verminderen van kritieke kwetsbaarheden.Er moet meer bepaald aandacht worden besteed aan de noodzaak van en de middelen voor toegangscontrole of beperkingen voor wat betreft de hele haven of bepaalde delen van een haven, inclusief identificatie van passagiers, havenbedienden of andere werknemers, bezoekers en scheepsbemanningen, bewakingseisen voor een gebied of activiteit, vracht- en bagagecontrole. Maatregelen, procedures en acties moeten in overeenstemming zijn met het waargenomen risico, dat kan verschillen per havengebied; 14° vaststellen hoe maatregelen, procedures en acties moeten worden versterkt in geval van een verhoging van het veiligheidsniveau;15° vaststellen van specifieke eisen voor het omgaan met veiligheidsaandachtspunten zoals "verdachte" vracht, bagage, bunkeractiviteiten, voorzieningen of personen, onbekende pakjes, bekende gevaren (bv.bommen). In verband met deze eisen moet worden nagegaan in hoeverre het wenselijk is een veiligheidsmachtiging te geven ter plekke of na vervoer naar een beveiligde zone; 16° vaststellen van maatregelen, procedures en acties voor het beperken en mitigeren van gevolgen;17° vaststellen van taakverdelingen die de passende en correcte implementatie van de vastgestelde maatregelen, procedures en acties mogelijk maken;18° in voorkomende gevallen, met name besteden van aandacht aan het verband met andere veiligheidsplannen (bv.veiligheidsplannen voor havenfaciliteiten) en andere reeds bestaande veiligheidsmaatregelen.

Er moet ook aandacht worden besteed aan het verband met andere reactieplannen (bv. reactieplan bij olieverliezen, havennoodplan, medisch interventieplan, nucleair rampenplan, enz); 19° vaststellen van communicatie-eisen betreffende de implementatie van de maatregelen en procedures;20° met name aandacht besteden aan maatregelen om veiligheidsgevoelige informatie te beschermen tegen openbaarmaking;21° vaststelling van de "need-to-know"-eisen ten aanzien van al diegenen die direct betrokken zijn alsook, in voorkomende gevallen, het grote publiek. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 21 april 2007 betreffende de maritieme beveiliging.

De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Binnenlandse zaken, P. DEWAEL De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT

BIJLAGE II. - HAVENBEVEILIGINGSPLANNEN Elk havenbeveiligingsplan omvat ten minste de eisen die zijn opgesomd in artikel 17, § 3 van de wet en heeft minstens betrekking op : 1° toegangseisen.Voor sommige gebieden worden de eisen pas van kracht wanneer de beveiligingsniveaus bepaalde minimumdrempelwaarden overschrijden. Alle eisen en drempelwaarden moeten in het havenbeveiligingsplan worden opgenomen; 2° identiteits-, bagage- en vrachtcontrole-eisen.De eisen kunnen al dan niet van toepassing zijn op havenbeveiligingszones; de eisen kunnen al dan niet volledig van toepassing zijn op verschillende havenbeveiligingszones. Personen die een havenbeveiligingszone binnenkomen of zich in een havenbeveiligingszone bevinden kunnen onderworpen worden aan controle. Het havenbeveiligingsplan moet op passende wijze beantwoorden aan de bevindingen van de havenveiligheidsbeoordeling, hetgeen het instrument is op basis waarvan de veiligheidseisen voor elke havenbeveiligingszone en elk veiligheidsniveau worden vastgesteld. Wanneer specifieke identificatiekaarten worden ontwikkeld voor havenveiligheidsdoeleinden moeten duidelijke procedures worden ingesteld voor de afgifte, de gebruikscontrole en het terugzenden van dergelijke documenten. Bij dergelijke procedures moet rekening worden gehouden met de specificiteiten van bepaalde groepen havengebruikers en moeten specifieke maatregelen mogelijk zijn teneinde de negatieve impact van toegangscontrole-eisen te beperken. Er dient minstens in de volgende categorieën te worden voorzien : zeevarenden, overheidsfunctionarissen, mensen die regelmatig in de haven werken of deze bezoeken, mensen die in de haven wonen en mensen die occasioneel werkzaam zijn in de haven of deze bezoeken; 3° verbinding met de autoriteiten voor vrachtcontrole, bagagecontrole en passagierscontrole.Voorzover nodig moet het plan voorzien in de koppeling van de informatie- en machtigingssystemen van deze autoriteiten, inclusief mogelijke machtigingssystemen vóór aankomst; 4° procedures en maatregelen betreffende het omgaan met verdachte vracht, bagage, bunkering, voorzieningen of personen, inclusief vaststelling van een veilig gebied alsook betreffende andere veiligheidsaspecten en inbreuken op de havenveiligheid;5° controle-eisen voor havenbeveiligingszones of activiteiten binnen havenbeveiligingszones.Zowel voor de noodzaak daarvan als voor mogelijke technische oplossingen baseert men zich op de veiligheidsbeoordeling van de haven; 6° markering.Gebieden ten aanzien waarvan toegangs- en/of controle-eisen worden gesteld, moeten behoorlijk worden gemarkeerd. In verband met controle- en toegangseisen wordt op passende wijze rekening gehouden met alle relevante bestaande wettelijke regelingen en praktijken. Het feit dat activiteiten worden gecontroleerd moet op passende wijze worden aangegeven indien de nationale wetgeving dit vereist; 7° communicatie- en veiligheidsmachtiging.Alle relevante veiligheidsinformatie moet naar behoren worden doorgegeven overeenkomstig in het plan opgenomen normen voor veiligheidsmachtiging. Met het oog op de gevoeligheid van bepaalde informatie heeft communicatie plaats op basis van het "need-to-know"-beginsel, waarbij evenwel voorzover nodig wordt voorzien in procedures voor mededelingen aan het grote publiek. Normen voor veiligheidsmachtiging zijn een onderdeel van het plan en beogen het beschermen van veiligheidsgevoelige informatie tegen niet-geautoriseerde openbaarmaking; 8° melding van veiligheidsincidenten.Met het oog op de zorg voor een snelle reactie moeten in het havenbeveiligingsplan duidelijke eisen worden opgenomen inzake melding aan de maritieme beveiligingsfunctionaris en/of het lokaal comité voor maritieme beveiliging van alle veiligheidsincidenten; 9° integratie in andere preventieve plannen of activiteiten.Het plan moet meer bepaald betrekking hebben op integratie van andere preventieve en controleactiviteiten in de haven; 10° integratie in andere reactieplannen en/of opneming van specifieke reactiemaatregelen, -procedures en -acties.In het plan moeten de interactie en coördinatie met andere reactie- en noodplannen worden gedetailleerd. Voorzover nodig moeten conflicten en tekortkomingen worden opgelost; 11° opleidings- en oefeneisen;12° operationele havenveiligheidsorganisatie en werkprocedures.In het havenbeveiligingsplan worden de havenveiligheidsorganisatie, de taakverdeling en de werkprocedures gedetailleerd. In voorkomende gevallen wordt ook de coördinatie met havenfaciliteitsfunctionarissen en scheepsveiligheidsfunctionarissen gedetailleerd. In het havenbeveiligingsplan worden de taken omlijnd van het havenveiligheidscomité, indien dit bestaat; 13° procedures voor het aanpassen en actualiseren van het beveiligheidsplan. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 21 april 2007 betreffende de maritieme beveiliging.

De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Binnenlandse zaken, P. DEWAEL De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT

^