gepubliceerd op 06 september 2021
Wet tot wijziging van het Belgisch Scheepvaartwetboek
16 JUNI 2021. - Wet tot wijziging van het Belgisch Scheepvaartwetboek
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen aan boek 1 van het belgisch scheepvaartwetboek
Art. 2.In artikel 1.1.1.1 worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, 7° wordt het woord "7.1.4, § 3" vervangen door het woord "3.7.1.4, § 2"; 2° in paragraaf 1, eerste lid, 49° wordt het woord "7.1.4, § 3" vervangen door het woord "2.7.1.4, § 2". 3° paragraaf 1, eerste lid, wordt aangevuld met een bepaling 66°, luidende: " 66° "Dubbelwand-Verordening" : de Verordening (EU) nr.530/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2012 betreffende het versneld invoeren van de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp voor enkelwandige olietankschepen.".
Art. 3.Artikel 1.1.1.3, § 1, van hetzelfde wetboek, gewijzigd door de wet van 16 juni 2020, wordt aangevuld met de bepalingen onder 24° en 25°, luidende: " 24° "pleziervaartuig voor bedrijfs- of beroepsgebruik": elk pleziervaartuig dat wordt gebruikt bij de uitoefening van een economische activiteit, met of zonder winstoogmerk, door een onderneming of een natuurlijk persoon, ongeacht de plaats waar deze activiteit wordt uitgeoefend, evenals elk pleziervaartuig dat wordt geregistreerd door een verhuurbedrijf; 25° "verhuurbedrijf": een rechtspersoon die in zijn statuten het verhuur van pleziervaartuigen heeft opgenomen.".
Art. 4.Artikel 1.1.1.4 van hetzelfde wetboek wordt aangevuld met de bepaling onder 6°, luidende: " 6° EEZ: de Belgisch exclusieve economische zone zoals bepaald en afgebakend bij de wet van 22 april 1999 betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee.".
Art. 5.In artikel 1.2.1.2 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "worden, op de dag van hun aanbieding en" vervangen door het woord "worden"; 2° het derde lid wordt vervangen als volgt: "Indien op dezelfde dag verscheidene aan de regel van de openbaarheid onderworpen titels op het Belgisch Scheepsregister zijn aangeboden, wordt de voorrang bepaald naar het volgnummer waaronder het Belgisch Scheepsregister de overhandiging heeft vermeld in het register van neerlegging dat wordt toegekend op basis van het tijdstip van aanbieding, voor zover dit kan worden vastgesteld." 3° het laatste lid wordt opgeheven. HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen aan boek 2 van het belgisch scheepvaartwetboek
Art. 6.In artikel 2.2.1.6 van hetzelfde wetboek wordt paragraaf 5 opgeheven.
Art. 7.In de Nederlandse versie van artikel 2.2.1.9, § 1, tweede lid van de hetzelfde wetboek worden de woorden "register der zeeschepen" vervangen door het woord "zeeschepenregister".
Art. 8.In artikel 2.2.1.9, § 5, 1°, van hetzelfde wetboek wordt de bepaling onder c) aangevuld met de woorden ", dan nadat het Belgisch Scheepsregister en de hypothecaire schuldeisers daarin uitdrukkelijk en voorafgaand hebben toegestemd".
Art. 9.In hetzelfde wetboek wordt een artikel 2.2.1.10/1 ingevoegd, luidende: "Art. 2.2.1.10/1. Bijzondere registers voor bepaalde zeeschepen De Koning kan bepalen dat nader aangeduide zeeschepen moeten of mogen worden geregistreerd in een of meer bijzondere registers. Daarbij kan de Koning: 1° de voorwaarden bepalen waaraan het zeeschip, zijn eigenaar, zijn reder of zijn exploitant daartoe vooraf moeten voldoen; 2° de overmaking van gegevens en de vorm van de daartoe opgemaakte registers regelen, evenals de wijze waarop het register of de registers worden beheerd.".
Art. 10.In artikel 2.2.1.27, eerste lid, worden de woorden "het schip aanwijst waarop" vervangen door de woorden "de schuldenaar aanwijst ten laste van wie".
Art. 11.In de Franse versie van artikel 2.2.2.1, § 1, worden de woorden `"l"on entend par par" vervangen door de woorden "l"on entend par".
Art. 12.In de Franse versie van artikel 2.2.3.1, § 2,van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het woord "qui" wordt ingevoegd tussen de woorden "du livre 4" en de woorden "y ont trait";2° de woorden "est assimilé" worden vervangen door de woorden ", sont assimilés".
Art. 13.In artikel 2.2.3.3 van hetzelfde wetboek wordt het woord "titel" opgeheven.
Art. 14.In artikel 2.2.3.13, § 1, tweede lid van hetzelfde wetboek worden de woorden "in het buitenland" vervangen door de woorden "niet in België".
Art. 15.In artikel 2.2.4.5, § 1, 2° van hetzelfde wetboek wordt het woord "prijsmaking, " opgeheven.
Art. 16.In artikel 2.2.5.14, paragraaf 1, 3° van hetzelfde wetboek wordt de bepaling onder c) opgeheven.
Art. 17.In artikel 2.2.5.20, § 1, van hetzelfde wetboek wordt de bepaling onder 6° opgeheven.
Art. 18.In artikel 2.2.5.35 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het opschrift wordt vervangen door "Scheepsbestanddelen en scheepstoebehoren";2° in 2° worden de woorden ", het scheepstoebehoren en de vracht" vervangen door de woorden " en het scheepstoebehoren".
Art. 19.In artikel 2.2.5.47 van hetzelfde wetboek wordt de bepaling onder 2° opgeheven.
Art. 20.In artikel 2.2.5.50, tweede lid van hetzelfde wetboek worden de woorden `authentieke akte van opheffing", vervangen door de woorden "authentieke akte van opheffing waarin de instrumenterende ambtenaar eenzijdig bevestigt dat de schuldeiser zijn toestemming heeft verleend met deze doorhaling of vermindering".
Art. 21.In artikel 2.2.6.1 van hetzelfde wetboek wordt de bepaling onder 1° aangevuld als volgt: "r) administratieve geldboetes overeenkomstig dit wetboek of de wet van 25 december 2016 tot instelling van administratieve geldboetes in toepassing van inbreuken op de scheepvaartwetten;".
Art. 22.In paragraaf 4 van artikel 2.3.1.5 van hetzelfde wetboek worden de woorden "niet raadplegen" vervangen door de woorden "raadplegen, tenzij anders overeengekomen".
Art. 23.In artikel 2.3.1.8, paragraaf 6 van hetzelfde wetboek worden de woorden "en de contractuele beperkingen van de bevoegdheid" ingevoegd tussen de woorden "De benoeming" en "van een quiratair".
Art. 24.In artikel 2.3.1.9 van hetzelfde wetboek wordt paragraaf 4 vervangen als volgt: " § 4. Contractuele beperkingen van de bevoegdheid van de quirataire scheepsbeheerder zijn tegenstelbaar aan derden wanneer ze openbaar zijn gemaakt.".
Art. 25.In de Franse versie van artikel 2.3.1.19, tweede lid van hetzelfde wetboek wordt het woord "est" in het tweede lid opgeheven.
Art. 26.In artikel 2.3.1.22, paragraaf 1 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de inleidende zin worden de woorden "de verbintenissen" opgeheven;2° in paragraaf 1, 1° worden de woorden "die door de kapitein" vervangen door de woorden "de verbintenissen die door de kapitein";3° in paragraaf 1, 2°, inleidende zin,worden de woorden "die worden aangegaan" vervangen door de woorden "de cognossementen die worden uitgegeven";4° in paragraaf 1, 2°, onder b, worden de woorden " de betrokken verbintenis" vervangen door de woorden "het betrokken cognossement";5° in paragraaf 1, 2°, onder c, worden de woorden " de betrokken verbintenis" vervangen door de woorden "het betrokken cognossement".
Art. 27.In artikel 2.3.2.2, 1° van hetzelfde wetboek worden de woorden "exploiteren van het schip" vervangen door het woord "exploiteren van het zeeschip".
Art. 28.In artikel 2.3.2.4 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt het woord "schepen" telkens vervangen door het woord "zeeschepen";2° in paragraaf 2 wordt het woord "schepen" telkens vervangen door het woord "zeeschepen";3° in paragraaf 3 wordt het woord "schip" vervangen door het woord "zeeschip".
Art. 29.In artikel 2.3.2.5, paragraaf 1, eerste lid en tweede lid 1°, van hetzelfde wetboek wordt het woord "schip" telkenmale vervangen door het woord "zeeschip".
Art. 30.In artikel 2.3.2.8 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de hoofding wordt het woord "schepen" vervangen door het woord "zeeschepen";2° in paragraaf 1 wordt het woord "schip" vervangen door het woord "zeeschip";3° in paragraaf 2 wordt het woord "schip" vervangen door het woord "zeeschip";3° in paragraaf 3 wordt het woord "schip" vervangen door het woord "zeeschip";4° in paragraaf 6 wordt het woord "schip" vervangen door het woord "zeeschip";5° in paragraaf 7 wordt het woord "schip" vervangen door het woord "zeeschip";6° in paragraaf 8 wordt het woord "schip" vervangen door het woord "zeeschip".
Art. 31.In artikel 2.3.2.9 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de hoofding wordt het woord "schepen" vervangen door het woord "zeeschepen";2° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "elk schip" vervangen door het woord "elk zeeschip";3° in de Franse versie van paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "que le navire est" vervangen door de woorden "qu"il est";4° in paragraaf 3 wordt het woord "schip" vervangen door het woord "zeeschip".
Art. 32.In artikel 2.3.2.10 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de hoofding wordt het woord "schepen" vervangen door het woord "zeeschepen";2° in paragrafen 1, eerste lid, en 3 wordt het woord "schip" tweemaal vervangen door het woord "zeeschip".
Art. 33.In artikel 2.3.2.11 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de hoofding wordt het woord "schepen" vervangen door het woord "zeeschepen";2° in paragrafen 1, eerste lid, en 3 wordt het woord "schip" tweemaal vervangen door het woord "zeeschip".
Art. 34.In artikel 2.3.2.12 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de hoofding wordt het woord "schepen" vervangen door het woord "zeeschepen";2° in het eerste lid wordt het woord "schip" vervangen door het woord "zeeschip".
Art. 35.In artikel 2.3.2.13, van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, 1° wordt het woord "schip" vervangen door het woord "zeeschip";2° in paragraaf 1, 3° worden de woorden "wanneer het schip" vervangen door de woorden "wanneer het zeeschip".
Art. 36.In artikel 2.3.2.14 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de hoofding wordt het woord "schepen" vervangen door het woord "zeeschepen";2° in paragrafen 1, eerste en tweede lid, paragraaf 2, eerste en tweede lid, paragraaf 3, eerste en tweede lid, paragraaf 4, inleidende zin, en 1° en 2°, wordt het woord "schip" negenmaal vervangen door het woord "zeeschip".
Art. 37.In artikel 2.3.2.15, paragrafen 2, 3 en 4 van hetzelfde wetboek wordt het woord "schip" driemaal vervangen door het woord "zeeschip".
Art. 38.In artikel 2.3.2.16 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de hoofding wordt het woord "Schepen" vervangen door het woord "Zeeschepen";2° wordt het woord "schip" telkenmale vervangen door het woord "zeeschip".
Art. 39.Artikel 2.3.2.17 van hetzelfde wetboek wordt aangevuld met een lid, luidende: " De Koning kan de toepassing van het CLC-Verdrag 1992, het BUNKER-Verdrag en het WRC-Verdrag uitbreiden naar zeeschepen die niet onder deze verdragen vallen. Daarbij kunnen bepalingen worden vastgesteld die van bovenvermelde verdragen en van dit hoofdstuk afwijken.".
Art. 40.Artikel 2.3.2.19 van hetzelfde wetboek wordt aangevuld met een lid, luidende: " Voor de toepassing van deze onderafdeling of zijn uitvoeringsbesluiten wordt industrieel personeel dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 2.2.3.16, paragraaf 2 niet beschouwd als passagier.".
Art. 41.In artikel 2.3.2.21 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de hoofding wordt het woord "schepen" vervangen door het woord "zeeschepen";2° in paragraaf 1 worden de woorden "geregistreerd of teboekstaand schip" vervangen door het woord "geregistreerd zeeschip";3° in paragraaf 2, eerste lid, inleidende zin, worden de woorden "geregistreerd of teboekstaand schip" vervangen door het woord "geregistreerd zeeschip";4° in paragraaf 2, eerste lid, 2° wordt het woord "schip" vervangen door het woord "zeeschip";5° in paragraaf 4 wordt het woord "schip" vervangen door het woord "zeeschip Art.42. In artikel 2.3.2.22 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de hoofding wordt het woord "schepen" vervangen door het woord "zeeschepen";2° in paragraaf 1, eerste lid, wordt het woord "schip" tweemaal vervangen door het woord "zeeschip";3° in paragraaf 3 wordt het woord "schip" vervangen door het woord "zeeschip".
Art. 43.In artikel 2.3.2.23 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de hoofding wordt het woord "schepen" vervangen door het woord "zeeschepen";2° in het eerste lid wordt het woord "schip" vervangen door het woord "zeeschip".
Art. 44.In artikel 2.3.2.24 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, 1° wordt het woord "schip" vervangen door het woord "zeeschip";3° in paragraaf 1, 3° wordt het woord "schip" vervangen door het woord "zeeschip".
Art. 45.In artikel 2.3.2.25 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de hoofding wordt het woord "schepen" vervangen door het woord "zeeschepen";2° in paragraaf 1, eerste lid, wordt het woord "schip" vervangen door het woord "zeeschip";3° in paragraaf 1, tweede lid, wordt het woord "schip" vervangen door het woord "zeeschip";4° in paragraaf 2, eerste lid, inleidende zin, wordt het woord "schip" vervangen door het woord "zeeschip";5° in paragraaf 2, eerste lid, 2°, wordt het woord "schip" vervangen door het woord "zeeschip", 6° in paragraaf 3 wordt het woord "schip" telkenmale vervangen door het woord "zeeschip".
Art. 46.In artikel 2.3.2.26, paragraaf 2 van hetzelfde wetboek wordt het woord "schip" vervangen door het woord "zeeschip".
Art. 47.In artikel 2.3.2.27 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de hoofding wordt het woord "Schepen" vervangen door het woord "Zeeschepen";2° wordt het woord "schip" telkenmale vervangen door het woord "zeeschip".
Art. 48.Artikel 2.3.2.28 van hetzelfde wetboek wordt aangevuld met een lid, luidende: " De Koning kan de toepassing van het PAL-Verdrag uitbreiden naar zeeschepen die niet onder dit verdrag vallen. Daarbij kunnen bepalingen worden vastgesteld die van bovenvermeld verdrag en van dit hoofdstuk afwijken.".
Art. 49.In artikel 2.3.2.30 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, 3° worden de woorden "van het schip" telkenmale vervangen door de woorden "van het zeeschip";2° in paragraaf 1, 3° worden de woorden "op het schip" vervangen door de woorden "op het zeeschip".3° in paragraaf 1, 4° wordt het woord "schip" telkenmale vervangen door het woord "zeeschip".
Art. 50.In artikel 2.3.2.32, paragraaf 1, tweede lid, 1° en 2° van hetzelfde wetboek wordt het woord "schip" telkenmale vervangen door het woord "zeeschip".
Art. 51.In artikel 2.3.2.33 van hetzelfde wetboek wordt het woord "schepen" in de hoofding en in het eerste lid telkenmale vervangen door het woord "zeeschepen".
Art. 52.In artikel 2.3.2.36 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1, 1° wordt vervangen als volgt: " 1° vorderingen met betrekking tot dood of letsel of verlies van of beschadiging aan zaken (hieronder begrepen schade aan kunstwerken van havens, dokken en waterwegen en hulpmiddelen bij de navigatie), voorkomend aan boord van het zeeschip of in rechtstreeks verband met de exploitatie daarvan of met bergingswerkzaamheden, en andere daaruit voortvloeiende schade;"; 2° paragraaf 1, 3° wordt vervangen als volgt: " 3° vorderingen met betrekking tot andere schade die voortvloeit uit inbreuk op buitencontractuele rechten, en die in rechtstreeks verband voorkomen met de exploitatie van het zeeschip of met bergingswerkzaamheden;".
Art. 53.In artikel 2.3.2.37, 5° van hetzelfde wetboek worden de woorden "met het schip of de bergingswerkzaamheden" vervangen door de woorden "met het zeeschip of de bergingswerkzaamheden".
Art. 54.In artikel 2.3.2.40 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2 worden de woorden "van het schip" vervangen door de woorden "van het zeeschip";2° in paragraaf 4 wordt het woord "schip" telkenmale vervangen door het woord "zeeschip".
Art. 55.In artikel 2.3.2.41 van hetzelfde wetboek wordt het woord "schip" vervangen door het woord "zeeschip".
Art. 56.In artikel 2.3.2.43 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, 2°, worden de woorden "dat schip" vervangen door de woorden "dat zeeschip";2° in paragraaf 1, 2°, worden de woorden "genoemd schip" vervangen door de woorden "genoemd zeeschip";3° in paragraaf 1, 3°, wordt het woord "schip" telkenmale vervangen door het woord "zeeschip";4° in paragraaf 2 worden de woorden "bedoelde schip" vervangen door de woorden "bedoelde zeeschip".
Art. 57.In artikel 2.3.2.47, paragraaf 7 van hetzelfde wetboek wordt het woord "schip" vervangen door het woord "zeeschip".
Art. 58.In artikel 2.3.2.48, paragraaf 3, tweede lid, 1° van hetzelfde wetboek wordt het woord "schip" vervangen door het woord "zeeschip".
Art. 59.In artikel 2.3.2.54, paragraaf 2, eerste lid van hetzelfde wetboek wordt het woord "schip" vervangen door het woord "zeeschip".
Art. 60.In artikel 2.4.2.1 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2 wordt het woord "uitsluitend" ingevoegd tussen de woorden "en 2.4.2.12 zijn" en de woorden "van toepassing op". 2° in paragraaf 3, 2° worden de woorden "of teboekgesteld" opgeheven.3° in paragraaf 3, 3° worden de woorden "of teboekstelling" opgeheven.
Art. 61.In artikel 2.4.2.6 van hetzelfde wetboek wordt paragraaf 2 vervangen als volgt: " § 2. De kapitein is ertoe verplicht om aan de derden waarmee men handelt kennis te geven van zijn hoedanigheid als kapitein en van de naam van het zeeschip en de naam van de scheepseigenaar.".
Art. 62.In artikel 2.4.2.12 van hetzelfde wetboek wordt het tweede lid van paragraaf 4 opgeheven.
Art. 63.Artikel 2.4.5.2 van hetzelfde wetboek wordt aangevuld met een paragraaf 6, luidende: " § 6. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing indien: 1° het scheepvaartvergrijp nodig is om de veiligheid van het schip of levens op zee te waarborgen;2° het scheepvaartvergrijp voortvloeit uit schade aan een zeeschip of scheepsuitrusting indien alle voorzorgsmaatregelen werden genomen, tenzij de betrokkene handelde met het oogmerk om het scheepvaartvergrijp te plegen of roekeloos handelde en wetende dat het scheepvaartvergrijp waarschijnlijk zou plaatsvinden; 3° het scheepvaartvergrijp voorafgaandelijk werd toegestaan door de Scheepvaartcontrole met het oogmerk de veiligheid van het zeeschip, de opvarenden of de bescherming van het marien milieu, onverminderd de bevoegdheid van de jurisdictie van een andere staat waar het zeeschip zich bevindt.".
Art. 64.In artikel 2.5.1.2 van hetzelfde wetboek worden de woorden "territoriale zee" vervangen door de woorden "maritieme zones".
Art. 65.In artikel 2.5.2.2 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de bepaling onder 10° wordt vervangen als volgt: " 10° "NCCN": het Nationaal Crisiscentrum van de FOD Binnenlandse Zaken; 2° het artikel wordt aangevuld met de bepaling onder 13°, luidende: " 13° "waterwegbeheerder": elke instantie die, al dan niet in combinatie met andere activiteiten belast is met het beheer en de exploitatie van Belgische binnenwateren van maritieme aard.".
Art. 66.In artikel 2.5.2.3 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt: " § 1.Dit hoofdstuk is van toepassing op elke haven of waterweg waar zich havenfaciliteiten bevinden die onder de ISPS-Verordening vallen.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden faciliteiten langs waterwegen die buiten een haven liggen aanzien als havenfaciliteiten.
De waterwegbeheerder treedt hier op als havenbeheerder.". 2° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt: " § 2.De coördinaten van het gebied bedoeld in § 1 worden vastgesteld door de Koning, in voorkomend geval rekening houdend met de informatie uit de veiligheidsbeoordeling.
Voor zover de grenzen van een haven precies overeenstemmen met die van een havenfaciliteit in de zin van de ISPS-Verordening, hebben de bepalingen van deze laatste voorrang.
Op voorstel van de Nationale Autoriteit voor Maritieme Beveiliging kan de Koning vaste constructies in de Belgische maritieme zones aanduiden als een faciliteit waarop dit hoofdstuk geheel of gedeeltelijk van toepassing is.". 3° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende: " § 4.Voor de toepassing van dit hoofdstuk en zijn uitvoeringsbesluiten worden schepen die zowel over de nodige certificaten voor zeevaart als binnenvaart beschikken, altijd beschouwd als zeeschepen.".
Art. 67.In artikel 2.5.2.4, § 3, 4°, van hetzelfde wetboek worden de woorden "bevoegde overheden" vervangen door de woorden "de bevoegde overheden en de Belgische reders".
Art. 68.Artikel 2.5.2.4, § 3, van hetzelfde wetboek wordt aangevuld met een lid, luidende: " De Koning kan bijkomende taken toekennen aan de Nationale Autoriteit voor Maritieme Beveiliging.".
Art. 69.Artikel 2.5.2.8, § 3, van hetzelfde wetboek wordt aangevuld met een lid, luidende: " De Koning kan bijkomende taken toekennen aan het Lokaal Comité voor Maritieme Beveiliging.".
Art. 70.In artikel 2.5.2.13 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "De ADCC" telkenmale vervangen door de woorden "Het NCCN";2° in het derde lid worden de woorden "de ADCC" vervangen door de woorden "het NCCN";3° in het derde lid worden de woorden "de Nationale Autoriteit voor Maritieme Beveiliging en" ingevoegd tussen de woorden "kennis gebracht van" en "elke betrokken persoon".
Art. 71.In artikel 2.5.2.14, eerste lid van hetzelfde wetboek worden de woorden "het havenbestuur" vervangen door de woorden "de havenbeheerder".
Art. 72.In artikel 2.5.2.17, paragraaf 1 van hetzelfde wetboek worden de woorden "het havenbestuur" vervangen door de woorden "de havenbeheerder".
Art. 73.In artikel 2.5.2.19, paragraaf 1 en paragraaf 2, 1° en 2° van hetzelfde wetboek worden de woorden "het havenbestuur" telkenmale vervangen door de woorden "de havenbeheerder".
Art. 74.In artikel 2.5.2.24, van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: : 1° in paragraaf 2 wordt het woord "haven" telkenmale vervangen door de woorden "haven of havenfaciliteit"; 2° paragraaf 3 wordt aangevuld met de volgende zin: " Deze opleidingen kunnen ook gegeven worden door de Gemeenschappen erkende opleidingsinstanties die voldoen aan de door de Koning erkende nadere regels.".
Art. 75.Artikel 2.5.3.1 van hetzelfde wetboek wordt aangevuld met een lid, luidende: " Wat betreft de overige begripsomschrijvingen en behoudens uitdrukkelijke afwijking, in de uitvoeringsbesluiten, gelden voor de toepassing van dit hoofdstuk en de erop betrekking hebbende bepalingen van boek 4 de begripsomschrijvingen vervat in het MARPOL-Verdrag.".
Art. 76.Artikel 2.5.3.6 van hetzelfde wetboek wordt aangevuld met een paragraaf 6, luidende: " § 6. Met MARPOL-certificaat wordt elk certificaat of ander document voorgeschreven door het MARPOL-Verdrag bedoeld.".
Art. 77.In artikel 2.5.3.10, § 2 van hetzelfde wetboek worden de woorden "of niet beschikt over een scheepsnoodplan voor mariene verontreiniging door schadelijk vloeistoffen dat voldoet aan de voorschriften bepaald in artikel 2.5.3.12, " ingevoegd tussen de woorden "in artikel 2.5.3.9" en de woorden "en het MARPOL-Verdrag".
Art. 78.In hetzelfde wetboek wordt een artikel 2.5.3.12 ingevoegd, luidende: " Art. 2.5.3.12. Scheepsnoodplan voor mariene verontreiniging door schadelijk vloeistoffen § 1. Elk zeeschip met een brutotonnenmaat van 150 en meer dat gecertificeerd is om schadelijke vloeistoffen in bulk te vervoeren, moet een Scheepsnoodplan voor maritieme verontreiniging door schadelijke vloeistoffen aan boord hebben. Dit noodplan moet worden goedgekeurd door de Scheepvaartcontrole voor Belgische schepen of door de bevoegde autoriteit van de vlagstaat van het schip voor vreemde schepen die een Belgische haven aandoen. § 2. Zulk plan moet gebaseerd zijn op de richtsnoeren van de IMO en geschreven in de werktaal of talen die gesproken worden door de gezaghebber en de officieren. Het plan moet tenminste het volgende bevatten: 1° de procedure die moet worden gevolgd door de gezaghebber en andere personen die controle hebben over het zeeschip om een verontreinigingsincident met schadelijke vloeistoffen te rapporteren, zoals bedoeld in artikel 8 van Protocol I van het MARPOL-Verdrag, op basis van de richtsnoeren ontwikkeld door de IMO;2° de lijst van autoriteiten of te contacteren personen in het geval van een verontreinigingsincident met schadelijke vloeistoffen;3° een gedetailleerde beschrijving van de onmiddellijk door de personen aan boord te nemen actie om de lozing van schadelijke vloeistoffen te beperken of te controleren na het incident: en 4° de procedures en het contactpunt op het zeeschip voor coördinatie van acties aan boord met nationale en lokale autoriteiten om de verontreiniging te bestrijden. § 3. In het geval zeeschepen waarop artikel 2.5.3.9 ook van toepassing is, mag zulk plan gecombineerd worden met het Scheepsnoodplan voor olieverontreiniging zoals bedoeld in artikel 2.5.3.9. In dit geval, is de titel van het noodplan "Scheepsnoodplan voor mariene verontreiniging". § 4. Onder schadelijke vloeistof wordt verstaan elke stof die in de kolom Verontreinigingscategorie van hoofdstuk 17 of 18 van de International Bulk Chemical Code staat of voorlopig wordt beoordeeld onder de bepalingen van voorschrift 6.3 van Bijlage II van het MARPOL-Verdrag als vallend onder categorie X, Y of Z.".
Art. 79.De artikelen 2.6.1.26 en 2.6.1.106 van hetzelfde wetboek worden opgeheven.
Art. 80.In de Franstalige versie van artikel 2.6.2.1, 3° van hetzelfde wetboek worden de woorden "sur le pont" vervangen door de woorden "en pontée".
Art. 81.In artikel 2.6.2.2 van hetzelfde wetboek wordt paragraaf 2 opgeheven.
Art. 82.In Boek 2, Titel 6, Hoofdstuk 2 van hetzelfde wetboek wordt de hoofding "Afdeling 2. - Bijzondere bepalingen" dat de artikelen 2.6.2.11 tot en met 2.6.2.33 bevat, vervangen door de hoofding "Onderafdeling 2. - Bijzondere bepalingen".
Art. 83.In artikel 2.6.2.13 van hetzelfde wetboek, wordt het tweede lid opgeheven.
Art. 84.De artikelen 2.6.2.15 en 2.6.2.23 van hetzelfde wetboek worden opgeheven.
Art. 85.In artikel 2.6.2.25 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de woorden "kan het vervoersdocument dat de houder alle originelen moet aanbieden" vervangen door de woorden "hebben de overige originelen geen verdere geldigheid meer na de levering";2° in paragraaf 2 worden de woorden "of de afzender tijdig een andersluidende onderrichting verstrekt" opgeheven;3° in paragraaf 3 worden de woorden "vervoerovereenkomst, onverminderd het recht van de afzender om tijdig een andersluidende onderrichting te verstrekken" vervangen door het woord "cognossement".
Art. 86.Artikel 2.6.2.30 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1 wordt aangevuld met een zin, luidende: "Vertraging ontstaat wanneer de goederen niet afgeleverd worden op de plaats van bestemming aangeduid in het vervoersdocument binnen de afgesproken tijd.". 2° in paragraaf 3, tweede lid worden de woorden "artikel 2.6.2.6" vervangen door de woorden "artikel 2.6.2.6, § 5".
Art. 87.Artikel 2.6.2.31 van hetzelfde wetboek wordt aangevuld met een elfde paragraaf, luidende: " § 11. De termijnen in dit artikel kunnen verkort worden door de voorzitter van de ondernemingsrechtbank indien het bederfbare goederen betreft.".
Art. 88.In artikel 2.6.2.32, eerste, tweede en derde lid van hetzelfde wetboek worden de woorden "de bestemmeling" telkenmale vervangen door de woorden "de houder van het vervoersdocument bedoeld in artikel 2.6.2.25".
Art. 89.In artikel 2.6.2.33, paragraaf 2 van hetzelfde wetboek worden de woorden "twee jaar" ingevoegd tussen de woorden "ontstaan of" en de woorden "na de beëindiging".
Art. 90.In artikel 2.7.1.1, paragraaf 1 van hetzelfde wetboek wordt het woord "reder" vervangen door de woorden "reder of de scheepsgebruiker".
Art. 91.In artikel 2.7.1.2 van hetzelfde wetboek wordt het woord "alle" vervangen door het woord "de".
Art. 92.In artikel 2.7.1.5, paragraaf 1 en 2 van hetzelfde wetboek wordt het woord "reder" telkenmale vervangen door de woorden "reder of de scheepsgebruiker"
Art. 93.In artikel 2.7.1.7 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1 wordt aangevuld met de woorden ", uitgezonderd de scheepsbrandstoffen";2° in paragraaf 2 en 3 wordt het woord "reder" telkenmale vervangen door de woorden "reder of de scheepsgebruiker".
Art. 94.In artikel 2.7.1.8 van hetzelfde wetboek wordt het woord "reder" telkenmale vervangen door "reder of de scheepsgebruiker"
Art. 95.In artikel 2.7.2.1 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1, tweede lid, a) wordt aangevuld met het woord "of"; 2° paragraaf 1, tweede lid, b) wordt vervangen als volgt: "b) al de betrokken schepen Belgische schepen zijn.".
Art. 96.In artikel 2.7.2.8 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de hoofding worden de woorden "of gemeerde" ingevoegd tussen de woorden "Geankerde" en "schepen";2° het artikel wordt aangevuld met de woorden "of gemeerd zijn".
Art. 97.In artikel 2.7.3.17, eerste lid, 2° van hetzelfde wetboek wordt het woord "schip" vervangen door het woord "zeeschip".
Art. 98.In artikel 2.7.5.2 van hetzelfde wetboek worden de woorden "of teboekgesteld" opgeheven".
Art. 99.In artikel 2.7.6.3, paragraaf 1 van hetzelfde wetboek wordt het woord "schip" telkenmale vervangen door het woord "zeeschip".
Art. 100.In artikel 2.7.6.4, paragraaf 1, eerste lid, 1° en paragraaf 2, eerste lid van hetzelfde wetboek wordt het woord "schip" telkenmale vervangen door het woord "zeeschip".
Art. 101.In artikel 2.7.6.6, van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt de woorden "een schip" vervangen door de woorden "een zeeschip";2° in paragraaf 2 wordt het woord "schip" telkenmale vervangen door het woord "zeeschip".
Art. 102.In artikel 2.7.6.7, paragraaf 1, eerste en tweede lid, paragraaf 2, paragraaf 3, eerste lid en paragraaf 4, eerste lid van hetzelfde wetboek wordt het woord "schip" telkenmale vervangen door het woord "zeeschip".
Art. 103.In artikel 2.7.6.8, eerste lid van hetzelfde wetboek wordt het woord "schip" vervangen door het woord "zeeschip".
Art. 104.In artikel 2.7.6.10, paragraaf 2 van hetzelfde wetboek wordt het woord "schip" vervangen door het woord "zeeschip".
Art. 105.In artikel 2.7.6.12, paragraaf 1 van hetzelfde wetboek wordt het woord "schip" telkenmale vervangen door het woord "zeeschip".
Art. 106.In artikel 2.7.7.2 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in 3° wordt het woord "vervoert" vervangen door de woorden "kan vervoeren";2° in 11° wordt in de Nederlandse versie het woord "minstens" ingevoegd tussen de woorden "een werkonbekwaamheid van" en de woorden "tweeënzeventig uur";3° het artikel wordt aangevuld met de bepalingen 20° en 21°, luidende: " 20° "de Minister" : de minister bevoegd voor de Federale instantie voor onderzoek van Scheepvaartongevallen; 21° "exploitant": de natuurlijke of de rechtspersoon die, als eigenaar of voor rekening van de eigenaar dan wel als bevrachter, één of meer schepen exploiteert.".
Art. 107.In artikel 2.7.7.5 van hetzelfde wetboek wordt het eerste lid aangevuld met de woorden "bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer".
Art. 108.In de Nederlandse versie van artikel 2.7.7.9, § 4, van hetzelfde wetboek wordt het teken ", " ingevoegd tussen de woorden "maritieme zones of" en de woorden "indien het in volle zee". HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen aan boek 3 van het belgisch scheepvaartwetboek
Art. 109.In de Franstalige versie van hetzelfde wetboek worden de woorden "Art. 3.3.2.5. Verkrijging van Eigendom" in Boek 3, Titel 2, Hoofdstuk 2 vervangen door de woorden "Art. 3.2.2.5. Verkrijging van Eigendom".
Art. 110.In artikel 3.2.2.5, § 1, 2° van hetzelfde wetboek wordt het woord "prijsmaking, "opgeheven.
Art. 111.in artikel 3.2.2.6 van hetzelfde wetboek wordt het woord "zeeschip" vervangen door het woord "binnenschip.
Art. 112.In Boek 3, Titel 2, Hoofdstuk 3 - "Scheepszekerheidsrechten" wordt de hoofding "Hoofdstuk 3. Scheepsvoorrechten" dat de artikelen 3.2.3.13 tot en met 3.2.3.20 bevat, vervangen door de hoofding "Afdeling 3. - Scheepsvoorrechten".
Art. 113.In de Franse versie van artikel 3.3.1.2 van hetzelfde wetboek wordt het woord "est" in het laatste lid opgeheven. HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen aan boek 4 van het belgisch scheepvaartwetboek
Art. 114.In hetzelfde wetboek wordt een artikel 4.1.1.7 ingevoegd, luidende: "Art. 4.1.1.7 Burgerrechtelijke aansprakelijkheid De personen die op grond van artikel 1384 van het Burgerlijk Wetboek aansprakelijk zijn voor de schadevergoeding en de kosten, zijn burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de administratieve geldboeten waartoe hun aangestelden of lasthebbers zijn veroordeeld.".
Art. 115.In artikel 4.1.2.2 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, wordt het tweede lid vervangen als volgt: "In afwijking van artikel 4.1.1.1, kunnen de in dit artikel bedoelde inbreuken enkel worden bestraft met een administratieve geldboete."; 2° paragraaf 3 wordt opgeheven.
Art. 116.Artikel 4.1.2.5 van hetzelfde wetboek wordt aangevuld met een lid, luidende: " In afwijking van artikel 4.1.1.1, kunnen de in dit artikel bedoelde inbreuken enkel worden bestraft met een administratieve geldboete.".
Art. 117.In artikel 4.1.2.6. van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de hoofding wordt het woord "2.2.3.15" vervangen door het woord "2.2.3.16"; 2° in paragraaf 2, eerste lid, 1° wordt het woord "2.2.3.15" vervangen door het woord "2.2.3.16"; 3° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt: " § 4.In afwijking van artikel 4.1.1.1, kunnen de in dit artikel bedoelde inbreuken enkel worden bestraft met een administratieve geldboete.".
Art. 118.In artikel 4.1.2.8., van hetzelfde wetboek wordt paragraaf 3 vervangen als volgt: " § 3. In afwijking van artikel 4.1.1.1, kunnen de in dit artikel bedoelde inbreuken enkel worden bestraft met een administratieve geldboete.".
Art. 119.In hetzelfde wetboek worden de artikelen 4.1.2.8/1 en 4.1.2.8/2 ingevoegd, luidende: "Art. 4.1.2.8/1. Inbreuken op de Dubbelwand-Verordening Met een sanctie van niveau 7 wordt bestraft, de scheepseigenaar en/of de exploitant die de Dubbelwand-Verordening overtreedt.
Art. 4.1.2.8/2. Inbreuken op internationale verdragen Rekening houdend met de internationale voorschriften wordt bestraft met een sanctie van niveau 5 eenieder die, met inbegrip van de op deze verdragen betrekking hebben protocollen, wijzigingen en voorschriften met dwingend karakter, in de versie die van kracht is, het LL-Verdrag, SOLAS-Verdrag, MARPOL-Verdrag, BWM-verdrag STCW-verdrag, TMC-Verdrag, MLC-Verdrag en AFS-Verdrag overtreedt. Indien voor deze inbreuken een specifieke sanctie is opgenomen in dit wetboek of in een andere wet, heeft deze specifieke sanctie voorrang op dit artikel.
Het eerste lid is eveneens van toepassing op inbreuken die gebeuren op volle zee en het schip zich vrijwillig in een Belgische haven of offshore-terminal bevindt, rekening houden met de geldende internationale voorschriften.".
Art. 120.In artikel 4.1.2.10 van hetzelfde wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid en het tweede lid, 2° wordt het woord "schip" telkenmale vervangen door het woord "zeeschip";2° in het tweede lid, 1° en 2° wordt het woord "schepen" telkenmale vervangen door het woord "zeeschepen".
Art. 121.In artikel 4.1.2.11 van hetzelfde wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, 1° en 2° en het tweede lid, 2° wordt het woord "schip" telkenmale vervangen door het woord "zeeschip";2° in het tweede lid, 1° en 2° wordt het woord "schepen" telkenmale vervangen door het woord "zeeschepen".
Art. 122.Artikel 4.1.2.47 van hetzelfde wetboek wordt aangevuld met een lid, luidende: "In afwijking van artikel 4.1.1.1, kunnen de in dit artikel bedoelde inbreuken enkel worden bestraft met een administratieve geldboete.".
Art. 123.In artikel 4.1.2.49 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzingen aangebracht: 1° in de hoofding wordt het woord "2.5.3.11" vervangen door het woord "2.5.3.12"; 2° in paragraaf 1, eerste lid, 1° en 2°, en in paragraaf 2, 1° en 3°, worden de woorden "of de desbetreffende uitvoeringsbesluiten" telkenmale opgeheven; 3° paragraaf 1, eerste lid, wordt aangevuld met de bepaling onder 3°, luidende: " 3° de scheepseigenaar, de reder, de exploitant, de beheerder of de bevrachter van een schip die de uitvoeringsbesluiten van boek 2, titel 5, hoofdstuk 3 overtreedt."; 4° paragraaf 2 wordt aangevuld met de bepaling onder 4°, luidende: " 4° de gezagvoerder, officieren of andere bemanningsleden die de uitvoeringsbesluiten van boek 2, titel 5, hoofdstuk 3 overtreden."; 5° in paragraaf 6 wordt het woord "2.5.3.11" vervangen door het woord "2.5.3.12"; 6° in paragraaf 6 worden de woorden "of de desbetreffende uitvoeringsbesluiten." vervangen door de woorden "of de uitvoeringsbesluiten van boek 2, titel 5, hoofdstuk 3." 7° een paragraaf 9 wordt ingevoegd, luidend: " § 9.In afwijking van artikel 4.1.1.1. en paragrafen 1 en 2 worden lozingen van verboden schadelijke stoffen in de atmosfeer door schepen enkel bestraft met een administratieve geldboete.".
Art. 124.Artikel 4.1.2.50 van hetzelfde wetboek wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidende: " § 5. In afwijking van artikel 4.1.1.1, kunnen de in dit artikel bedoelde inbreuken enkel worden bestraft met een administratieve geldboete.".
Art. 125.Art. 4.1.2.56 van hetzelfde wetboek wordt aangevuld met een lid, luidende: " In afwijking van artikel 4.1.1.1, kunnen de in dit artikel bedoelde inbreuken enkel worden bestraft met een administratieve geldboete.".
Art. 126.In artikel 4.1.2.57 van hetzelfde wetboek wordt de zin "Er wordt echter geen opsluiting of gevangenisstraf opgelegd." vervangen door de zin "In afwijking van artikel 4.1.1.1, kunnen de in dit artikel bedoelde inbreuken enkel worden bestraft met een administratieve geldboete".
Art. 127.In Boek 4, Titel 1, Hoofdstuk 2 van hetzelfde wetboek wordt een afdeling 5 ingevoegd, luidende: "Afdeling 5. - Pleziervaart Art. 4.1.2.64 Inbreuken op Boek 5 § 1. De eigenaar van een pleziervaartuig dat in de Belgische wateren uitgezonderd de EEZ wordt gebruikt en dat niet ingeschreven is overeenkomstig artikel 5.2.1.1 en de persoon die er op dat ogenblik mee vaart, worden gestraft met een administratieve geldboete van niveau 2. § 2. Inbreuken op de andere bepalingen van afdeling 1 van hoofdstuk 1 van titel 2 van boek 5 en zijn uitvoeringsbesluiten worden gestraft met een administratieve geldboete van niveau 1. § 3. Inbreuken op de bepalingen van afdeling 1 van hoofdstuk 2 van titel 2 van boek 5 en zijn uitvoeringsbesluiten worden gestraft met een administratieve geldboete van niveau 3. § 4. Het varen met een pleziervaartuig zonder over het correcte vaarbevoegdheidsbewijs te beschikken wordt gestraft met een administratieve geldboete van niveau 2. § 5. Inbreuken op de andere bepalingen van afdeling 2 van hoofdstuk 2 van titel 2 van boek 5 en zijn uitvoeringsbesluiten worden gestraft met een administratieve geldboete van niveau 1. § 6. Inbreuken op artikel 5.5.2.1 worden gestraft met een administratieve geldboete van niveau 3. Inbreuken op de bepalingen vastgesteld in uitvoering van artikel 5.5.2.2, 2°, worden gestraft met een administratieve geldboete van niveau 2. § 7. Inbreuken op de uitvoeringsbesluiten vastgesteld in uitvoering van artikel 5.1.1.2, § 3, en artikel 5.3.1.2, worden gestraft met een administratieve geldboete van niveau 2. § 8. Indien de inbreuken gepleegd worden met een pleziervaartuig bestemd voor bedrijfs- of beroepsmatig gebruik worden de bedragen bedoeld in de paragrafen 1 tot 7 verdubbeld.".
Art. 128.Artikel 4.2.1.9, § 1, van hetzelfde wetboek wordt aangevuld met een lid, luidende: "In de uitoefening van hun ambt mogen de scheepvaartcontroleurs en de door hen desgevallend aangeduide deskundigen op elk ogenblik van de dag of de nacht, zonder voorafgaande verwittiging de Belgische jachthavens betreden.".
Art. 129.Artikel 4.2.1.23 van hetzelfde wetboek wordt aangevuld met een lid luidende: " Artikel 11 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken is van toepassing op een proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk waarvoor enkel een administratieve geldboete kan worden opgelegd.".
Art. 130.Artikel 4.2.1.25 van hetzelfde wetboek wordt aangevuld met een lid luidende: "Indien het een buitenlandse vermoedelijke dader betreft, gebeurt de betekening van het afschrift aan zijn wettelijke vertegenwoordiger in België. Als er geen wettelijke vertegenwoordiger is aangeduid maar de vermoedelijke dader met een scheepsagent werkt, wordt de scheepsagent vermoed de wettelijke vertegenwoordiger van de vermoedelijke dader te zijn. Wanneer de procedure verloopt via een wettelijke vertegenwoordiger wordt er geacht woonstkeuze te zijn gedaan bij de wettelijke vertegenwoordiger overeenkomstig artikel 39 van het Gerechtelijk wetboek.".
Art. 131.In artikel 4.2.1.26, paragraaf 1 van hetzelfde wetboek worden de woorden "die aanvangt de dag na de vaststelling van de inbreuk" vervangen door de woorden" na de afsluiting van het proces-verbaal".
Art. 132.In Boek 4, Titel 2, Hoofdstuk 1 van hetzelfde wetboek wordt een afdeling 2/1 ingevoegd, luidende: "Afdeling 2/1. - Het elektronisch proces verbaal Art. 4.2.1.26/1 Begrippen Voor de toepassing van deze afdeling en haar uitvoeringsbesluiten, wordt verstaan onder: 1° het Beheerscomité : het Beheerscomité van de databank e-PV, bedoeld in artikel 100/8 van het Sociaal Strafwetboek;2° de elektronische identiteitskaart: de elektronische identiteitskaart bedoeld in de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten;3° het e-PV: het proces-verbaal tot vaststelling van inbreuken dat wordt aangemaakt, opgeslagen en verzonden via de daartoe ontworpen informaticatoepassing bedoeld in artikel 100/2, eerste lid, van het Sociaal Strafwetboek;4° de databank e-PV: de databank bedoeld in artikel 100/6 van het Sociaal Strafwetboek. Art. 4.2.1.26/2. Facultatief gebruik Voor de aanmaak van processen-verbaal kan de Scheepvaartcontrole gebruik maken van de daartoe ontworpen informaticatoepassing bedoeld in artikel 100/2, eerste lid, van het Sociaal Strafwetboek.
Art. 4.2.1.26/3 Toegang tot gegevens § 1. De gegevens die opgenomen zijn in een proces-verbaal dat opgesteld wordt tijdens de uitvoering van de taken opgelegd door de gerechtelijke overheid, zijn enkel toegankelijk mits de uitdrukkelijke toestemming van deze laatste, behalve voor de opsteller of opstellers van het e-PV en met uitzondering van de volgende gegevens: 1° de datum van opstelling van het proces-verbaal;2° het nummer van het proces-verbaal;3° de aanduiding of het gaat om een proces-verbaal opgesteld op eigen initiatief van de verbalisant of in uitvoering van een taak opgelegd door een rechterlijke overheid;4° de dienst waartoe de verbaliserende ambtenaar behoort;5° de naam van de verbaliserende ambtenaar;6° de identiteit en het adres van de woonplaats of de maatschappelijke zetel van iedere persoon die ervan verdacht wordt (mede)dader te zijn van een inbreuk;7° de identiteit en het adres van de woonplaats of de maatschappelijke zetel van iedere persoon die burgerrechtelijk aansprakelijk geacht wordt voor een inbreuk;8° in voorkomend geval, de naam en het identificatienummer van de sociale zekerheid van iedere werknemer of persoon die betrokken is of geacht wordt betrokken te zijn bij een inbreuk;9° de kwalificatie van de vastgestelde inbreuk(en). § 2. Het openbaar ministerie bij de hoven en rechtbanken en de onderzoeksrechters hebben toegang tot de gegevens van de databank e-PV in het kader van de uitoefening van hun wettelijke opdracht. § 3. In afwijking van paragraaf 1, kan het openbaar ministerie ten aanzien van de in deze paragraaf bedoelde personen, met uitzondering van de opsteller of opstellers van het e-PV, de toegang uitstellen tot de gegevens opgenomen in een bepaald e-PV wanneer en zolang de bevoegde magistraat van oordeel is dat deze toegang de uitoefening van de strafvordering of de veiligheid van een persoon in gevaar kan brengen. § 4. De gegevens in e-PV worden gedurende 10 jaar na de datum de inbreuk bewaard. De verwerkingsverantwoordelijke is de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.
Art. 4.2.1.26/4. Ondertekening § 1. Het e-PV wordt door de opsteller of opstellers elektronisch ondertekend door middel van de gekwalificeerde elektronische handtekening in de zin van artikel 3.12. van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG. De Koning kan, op de wijze voorzien in artikel 100/3, § 1, tweede lid, van het Sociaal Strafwetboek, bepalen dat het e-PV door de opsteller of opstellers elektronisch ondertekend kan worden door middel van een ander systeem dat toelaat om de identiteit van de ondertekenaar en de integriteit van het ondertekende e-PV met afdoende waarborgen vast te stellen. § 2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt, onverminderd de artikelen 1322 en volgende van het Burgerlijk Wetboek, het e-PV dat door de opsteller of opstellers elektronisch werd ondertekend, overeenkomstig paragraaf 1, gelijkgesteld met een proces-verbaal op papieren drager ondertekend door middel van een handgeschreven handtekening.".
Art. 133.In paragraaf 1 van artikel 4.2.1.32 van hetzelfde wetboek wordt het woord "2.5.3.11" vervangen door het woord "2.5.3.12".
Art. 134.Artikel 4.2.1.38, eerste lid, 6° van hetzelfde wetboek wordt aangevuld met de woorden "en/of een Scheepsnoodplan voor maritieme verontreiniging door schadelijke vloeistoffen zoals bedoeld in het MARPOL-Verdrag en artikel 2.5.3.12".
Art. 135.In artikel 4.2.2.4, van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzingen aangebracht: 1° Artikel 4.2.2.4 wordt aangevuld met de leden, luidende: "Artikel 11 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken is van toepassing op een proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk waarvoor enkel een administratieve geldboete kan worden opgelegd Indien het een buitenlandse vermoedelijke dader betreft, gebeurt de betekening van het afschrift aan zijn wettelijke vertegenwoordiger in België. Als er geen wettelijke vertegenwoordiger is aangeduid maar de vermoedelijke dader met een scheepsagent werkt, wordt de scheepsagent vermoed de wettelijke vertegenwoordiger van de vermoedelijke dader te zijn. Wanneer de procedure verloopt via een wettelijke vertegenwoordiger wordt er geacht woonstkeuze te zijn gedaan bij de wettelijke vertegenwoordiger overeenkomstig artikel 39 van het Gerechtelijk wetboek.". 2° in het tweede lid worden de woorden "die aanvangt de dag na de vaststelling bij proces-verbaal van de overtreding" vervangen door de woorden" na de afsluiting van het proces-verbaal". HOOFDSTUK 6. - Invoeging van een boek 5 in het belgisch scheepvaartwetboek
Art. 136.In hetzelfde wetboek wordt een Boek 5 ingevoegd, luidende: "BOEK 5. PLEZIERVAART TITEL 1. - ALGEMENE BEPALINGEN Art. 5.1.1.1. Begrippen Voor de toepassing van dit boek en haar uitvoeringsbesluiten wordt verstaan onder: 1° "waterscooter": een pleziervaartuig met een romplengte van minder dan vier meter dat een voortstuwingsmotor met een waterstraalpomp als primaire voortstuwingsbron gebruikt en ontworpen is om door een op en niet in de romp zittende, staande of knielende persoon te worden bediend;2° "passagier": iedere persoon aan boord met uitzondering van: a) de gezagvoerder en de bemanningsleden of andere personen die in welke hoedanigheid dan ook in dienst of tewerkgesteld zijn aan boord van een schip ten behoeve van dat schip;b) een kind beneden de leeftijd van één jaar. Art. 5.1.1.2. Toepassingsgebied § 1. Dit boek is van toepassing op: 1° alle pleziervaartuigen, ongeacht het land van inschrijving, vanaf tweeënhalve meter die gebruikt worden op de Belgische wateren uitgezonderd de EEZ; 2° pleziervaartuigen die ingeschreven zijn overeenkomstig artikel 5.2.1.2; 3° waterscooters die gebruikt worden op de Belgische wateren uitgezonderd de EEZ. § 2. Dit boek is niet van toepassing, tenzij anders bepaald, op: 1° schepen die gebruikt worden of bestemd zijn voor het vervoer van meer dan twaalf passagiers;2° tuigen gebruikt voor brandingsporten, zoals kites, windsurftuigen en surfplanken, met uitzondering van waterscooters;3° tuigen voor strandvermaak zoals opblaasbare rubberbootjes die niet geschikt zijn voor een motor en luchtmatrassen;4° kano's en kajaks, gondels en waterfietsen;5° schepen in eigendom van een overheid. Indien voor bepaalde types van schepen onduidelijkheden zijn over het toepassingsgebied, kan de Koning, na advies van de sector, bepalen of dit boek van toepassing is op deze vaartuigen. De Koning bepaalt de wijze waarop het overleg met de sector wordt georganiseerd en de wijze waarop deze beslissingen worden bekendgemaakt. § 3. De Koning kan, in afwijking van de paragrafen 1 en 2, de pleziervaart met pleziervaartuigen kleiner dan tweeënhalve meter, de brandingsporten bedoeld in paragraaf 2, 2°, en de pleziervaart bedoeld in paragraaf 2, 4°, regelen.
TITEL 2. - PLEZIERVAARTUIGEN HOOFDSTUK 1. - Inschrijving en openbaarheid Afdeling 1. - Inschrijving van de pleziervaartuigen
Art. 5.2.1.1. Inschrijvingsplicht Elk pleziervaartuig dat kan gebruikt worden en zich in de Belgische wateren uitgezonderd de EEZ bevindt, moet ingeschreven zijn en beschikken over een van de volgende documenten: 1° een registratiebrief afgegeven overeenkomstig artikel 5.2.1.3; 2° een bewijs van inschrijving afgegeven door de overheid van een ander land. Art. 5.2.1.2. Inschrijvingsrecht § 1. De volgende pleziervaartuigen kunnen in België worden ingeschreven, met het oog op de identificatie van de eigenaars en de handhaving van de wetgeving: 1° pleziervaartuigen vanaf tweeënhalve meter waarvan de eigenaar of vruchtgebruiker een band met België heeft.Een band met België is er wanneer een pleziervaartuig: a) voor meer dan 50 % in eigendom is van of vruchtgebruik door Belgen of van in België wonende natuurlijke personen;of b) voor 50 % in eigendom is van of in vruchtgebruik door een rechtspersoon ingeschreven in de Kruispuntbank voor Ondernemingen;of c) beantwoordt aan een combinatie van de voorwaarden onder a en b, indien het vaartuig in mede-eigendom wordt gedeeld door een natuurlijk persoon en een rechtspersoon.2° pleziervaartuigen die in België in de handel worden gebracht overeenkomstig Richtlijn 2013/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 betreffende pleziervaartuigen en waterscooters en tot intrekking van Richtlijn 94/25/EG. § 2. De keuze van de naam en van de Belgische thuishaven van een pleziervaartuig in de inschrijvingsaanvraag moet worden goedgekeurd door de overheid bedoeld in artikel 5.2.1.4, 6°. De thuishaven moet de officiële naam van een Belgische stad of gemeente zijn. § 3. Bij de aanvraag tot inschrijving is een retributie verschuldigd door de aanvrager voor het onderzoek en de afgifte of weigering van de registratiebrief bedoeld in artikel 5.2.1.3. § 4. De inschrijving blijft geldig tot het ogenblik dat: 1° de eigendom van het pleziervaartuig volledig of gedeeltelijk wordt overgedragen om niet of onder bezwarende titel; 2° de overheid bedoeld in artikel 5.2.1.4, 6°, de inschrijving ambtshalve schrapt.
Art. 5.2.1.3. Registratiebrief § 1. Voor de pleziervaartuigen die ingeschreven worden overeenkomstig artikel 5.2.1.2 en voldoen aan de voorwaarden vastgesteld overeenkomstig artikel 5.2.1.4, 4°, wordt een registratiebrief afgegeven. § 2. De registratiebrief is vijf jaar geldig. De registratiebrief vervalt evenwel indien: 1° het pleziervaartuig niet meer voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 5.2.1.4, 4° ; 2° de eigendom van het pleziervaartuig volledig of gedeeltelijk werd overgedragen om niet of onder bezwarende titel;3° de naam of thuishaven van het pleziervaartuig wordt gewijzigd;4° het pleziervaartuig een ingrijpende verbouwing ondergaat;5° een nieuwe motor wordt geïnstalleerd. § 3. Er wordt kosteloos een nieuwe registratiebrief afgegeven na het verstrijken van de oude brief indien: 1° het pleziervaartuig nog voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 5.2.1.4, 4° ; en 2° de eigendom van het pleziervaartuig niet volledig of gedeeltelijk werd overgedragen om niet of onder bezwarende titel;en 3° de naam en thuishaven van het pleziervaartuig niet werd gewijzigd; en 4° het pleziervaartuig geen ingrijpende verbouwing heeft ondergaan;en 5° geen nieuwe motor werd geïnstalleerd. Indien de in het eerste lid bedoelde voorwaarden niet meer worden vervuld, is de eigenaar een retributie verschuldigd voor het onderzoek en de afgifte of weigering van de nieuwe registratiebrief.
Art. 5.2.1.4. Uitvoeringsbesluiten De Koning bepaalt: 1° de vorm van en de vermeldingen in de registratiebrief bedoeld in artikel 5.2.1.3, § 1; 2° het bedrag van de retributie bedoeld in artikel 5.2.1.2, § 3, en artikel 5.2.1.3, § 3, tweede lid, en de nadere regels voor de toepassing en de inning ervan; 3° de gegevens die op de aanvraag tot inschrijving moeten worden meegedeeld en de wijze waarop de inschrijving moet worden aangevraagd;4° de voorwaarden waaraan de pleziervaartuigen moeten voldoen om te worden ingeschreven;5° het administratief statuut van de ingeschreven pleziervaartuigen;6° de overheid welke bevoegd is voor het onderzoek, de weigering of de afgifte van een certificaat van registratie;7° de bijzondere bepalingen voor de inschrijving van pleziervaartuigen voor handelaars;8° de vermeldingen die op het pleziervaartuig moeten worden aangebracht;9° de voorwaarden waaronder de inschrijving ambtshalve kan worden geschrapt. Art. 5.2.1.5. Zakelijke rechten Onverminderd de bepalingen van artikel 1.2.1.1. kunnen pleziervaartuigen worden ingeschreven in het Belgisch Scheepsregister met het oog op vestiging van zakelijke rechten, waaronder hypotheken.
Het Belgisch Scheepsregister legt hiervoor een register aan van pleziervaartuigen waarop de bepalingen van boek 1 van toepassing zijn. Afdeling 2. - Openbaarheid van rechten
Art. 5.2.1. 6. Afwijkende bedingen Bedingen die afwijken van deze afdeling zijn nietig.
Art. 5.2.1.7. Toepassingsgebied De artikelen 2.2.1.12 tot en met 2.2.1.27 zijn van overeenkomstige toepassing op pleziervaartuigen. HOOFDSTUK 2. - Veiligheid Afdeling 1. - Technische vereisten
Art. 5.2.2.1. Veiligheidsvereisten § 1. Geen enkel pleziervaartuig mag worden gebruikt in de Belgische wateren zonder in staat van veiligheid te zijn, of wanneer de veiligheid van derden in gevaar kan worden gebracht.
Geen pleziervaartuig ingeschreven overeenkomstig artikel 5.2.1.2, § 1, mag in vreemde wateren worden gebruikt zonder in staat van veiligheid te zijn, of wanneer de veiligheid van derden in gevaar kan worden gebracht. § 2. Geen enkel pleziervaartuig voor bedrijfs- of beroepsmatig gebruik kan in Belgische wateren uitgezonderd de EEZ worden gebruikt zonder te beschikken over een certificaat van deugdelijkheid of een gelijkwaardig buitenlands certificaat. Het certificaat bevestigt, tot het tegenbewijs is geleverd, dat het pleziervaartuig in al zijn delen beantwoordt aan de voorschriften van dit boek en zijn uitvoeringsbesluiten.
Geen enkel pleziervaartuig voor bedrijfs- of beroepsmatig gebruik en ingeschreven overeenkomstig artikel 5.2.1.2, § 1, kan in vreemde wateren worden gebruikt zonder te beschikken over een certificaat van deugdelijkheid.
Het certificaat van deugdelijkheid wordt afgegeven door de scheepvaartcontrole. Bij de aanvraag tot het verkrijgen van een certificaat van deugdelijkheid is een retributie verschuldigd door de aanvrager voor het onderzoek en de afgifte of weigering van het certificaat van deugdelijkheid.
Het certificaat van deugdelijkheid is vijf jaar geldig. § 3. De scheepvaartcontrole kan bij de aanvraag tot het verkrijgen van een certificaat van deugdelijkheid op verzoek van de aanvrager een voorlopig certificaat van deugdelijkheid zonder verder onderzoek afgeven indien het pleziervaartuig zich in Belgische wateren uitgezonderd de EEZ bevindt. Een pleziervaartuig met een voorlopig certificaat van deugdelijkheid moet te allen tijde voldoen aan de voorwaarden en uitrusting opgelegd door dit wetboek en zijn uitvoeringsbesluiten.
Voor de aanvraag en afgifte van een voorlopig certificaat van deugdelijkheid is geen retributie verschuldigd.
Het voorlopig certificaat van deugdelijkheid kan enkel worden afgegeven voor een maximale periode van zes maanden, en is niet verlengbaar. § 4. De Koning kan een organisatie machtigen om de taken bedoeld in dit hoofdstuk uit te voeren en bepaalt onder welke voorwaarden dit zal geschieden. § 5. De scheepvaartcontrole is bevoegd om de gelijkwaardigheid van het buitenlands certificaat bedoeld in § 2, eerste lid, te beoordelen. § 6. Ingeval een Belgisch pleziervaartuig zware schade heeft opgelopen of zijn bouw aanzienlijke veranderingen heeft ondergaan, is het certificaat van deugdelijkheid van rechtswege geschorst en kan het niet opnieuw geldig gemaakt worden dan door de scheepvaartcontroleurs. § 7. Ingeval het pleziervaartuig zich in het buitenland bevindt, wijst de eigenaar een organisatie bedoeld in § 4 aan.
Art. 5.2.2.2 Verbod tot afvaart Een pleziervaartuig dat niet in staat van veiligheid is of zich in Belgische wateren uitgezonderd de EEZ bevindt zonder een document aan boord als bedoeld in artikel 5.2.1.1, kan door de scheepvaartcontrole een verbod tot afvaart opgelegd krijgen.
Beroep tegen het verbod tot afvaart kan worden ingediend bij verzoekschrift gericht aan de Rijkscommissaris bij de onderzoeksraad voor de scheepvaart waarin de middelen worden uiteengezet. Het beroep wordt behandeld overeenkomstig de bepalingen van de wet van 30 juli 1926 tot instelling van een onderzoeksraad voor de scheepvaart.
Het verbod tot afvaart wordt door de scheepvaartcontrole aan de scheepvaartpolitie bekendgemaakt.
Art. 5.2.2.3. Uitvoeringsbesluiten De Koning bepaalt: 1° de voorwaarden waaraan een pleziervaartuig moet voldoen om in staat van veiligheid te zijn;2° de bijkomende voorwaarden waaraan een pleziervaartuig voor bedrijfs- of beroepsmatig gebruik moet voldoen;3° de indeling in zones van de Belgische en vreemde wateren voor de toepassing van deze afdeling;4° de vereiste uitrusting aan boord van pleziervaartuigen per zone en per type van pleziervaartuig;5° de vereiste bijkomende uitrusting aan boord van pleziervaartuigen voor bedrijfs- of beroepsmatig gebruik per zone en per type van pleziervaartuig; 6° het bedrag van de retributie bedoeld in artikel 5.2.2.1, § 2, derde lid, en de nadere regels voor de toepassing en de inning ervan; 7° de voorwaarden voor het afgeven van het certificaat van deugdelijkheid en een voorlopig certificaat van deugdelijkheid;8° de vorm en inhoud van het certificaat van deugdelijkheid en van een voorlopig certificaat van deugdelijkheid. Afdeling 2. - Vaarbevoegdheidsbewijzen
Art. 5.2.2.4. Verplichtingen § 1. Ieder die op de Belgische wateren uitgezonderd de EEZ een pleziervaartuig bestuurt moet houder zijn van een geldig vaarbevoegdheidsbewijs voor de categorie van pleziervaartuig dat men bestuurt en voor de zone waarin men vaart.
De Koning kan ontheffing verlenen van de in het eerste lid voorgeschreven verplichting uit hoofde van het type van pleziervaartuig, de zone of de aard van de uitgevoerde activiteiten. § 2. Onverminderd paragraaf 1 kan geen pleziervaartuig voor bedrijfs- of beroepsmatig gebruik worden gebruikt zonder een vaarbevoegdheidsbewijs, of een privaat of buitenlands certificaat dat als gelijkwaardig wordt beschouwd, tenzij: 1° het pleziervaartuig wordt verhuurd voor private doeleinden en zonder bestuurder;2° het pleziervaartuig door de verhuurfirma wordt gebruikt voor private doeleinden. § 3. Voor het afleggen van een examen tot het verkrijgen van een vaarbevoegdheidsbewijs is door de geëxamineerde een retributie verschuldigd.
Voor het onderzoek en de afgifte of de weigering van een vaarbevoegdheidsbewijs is door de aanvrager een retributie verschuldigd.
Art. 5.2.2.5. Commissie voor de Pleziervaart Met het oog op de erkenning van gelijkwaardigheid, bedoeld in artikel 5.2.2.4, § 2, wordt een Commissie voor de Pleziervaart opgericht. De Koning bepaalt de samenstelling en de werking van de Commissie voor de Pleziervaart en kan haar bijkomende taken voor de toepassing van dit boek of zijn uitvoeringsbesluiten toekennen.
Art. 5.2.2.6. Uitvoeringsbesluiten De Koning bepaalt: 1° de indeling van de Belgische en de vreemde wateren in zones voor de toepassing van deze afdeling;2° de verschillende vaarbevoegdheidsbewijzen;3° de voorwaarden tot het verkrijgen van een vaarbevoegdheidsbewijs;4° de organisatie van de examens voor het verkrijgen van een vaarbevoegdheidsbewijs;5° de inhoud van de leerstof waarover het examen voor het verkrijgen van een vaarbevoegdheidsbewijs zal handelen;6° de praktische ervaring waarover men moet beschikken om een vaarbevoegdheidsbewijs te verkrijgen;7° de lichamelijke geschiktheid voor het verkrijgen van een vaarbevoegdheidsbewijs;8° de vorm en de inhoud van de vaarbevoegdheidsbewijzen;9° de wijze van aanvraag en afgifte van de vaarbevoegdheidsbewijzen;10° de overheid belast met de afgifte van de vaarbevoegdheidsbewijzen; 11° het bedrag van de retributies bedoeld in artikel 5.2.2.4, § 3, en de nadere regels voor de toepassing en de inning ervan. HOOFDSTUK 3. - Zaakstatuut Art. 5.2.3.1. Toepasselijk Recht De artikelen 2.2.4.1 tot en met 2.2.4.8 zijn op de pleziervaartuigen van overeenkomstige toepassing. HOOFDSTUK 4. - Scheepszekerheidsrechten Art. 5.2.4.1. Toepasselijk recht Onder voorbehoud van artikel 5.2.4.2 is afdeling 5 van hoofdstuk 5 van boek 2 van overeenkomstige toepassing op hypotheken op pleziervaartuigen voor bedrijfs- of beroepsmatig gebruik.
Art. 5.2.4.2. Bevoegde rechtbank In afwijking van de artikelen 2.2.5.43, § 2, en 2.2.5.52 is de ondernemingsrechtbank die rechtsmacht heeft over het arrondissement waar de hypotheekvestiger zijn woonplaats of zijn maatschappelijke zetel heeft bevoegd.
Bij ontstentenis aan een woonplaats of een maatschappelijke zetel in België, is de ondernemingsrechtbank van Brussel bevoegd. HOOFDSTUK 5. - Scheepsbeslag Art. 5.2.5.1. Toepasselijk recht Op pleziervaartuigen waarop overeenkomstig artikel 5.2.1.5 zakelijke rechten gevestigd zijn, zijn de artikelen 2.2.6.1 tot en met 2.2.6.22 en 2.2.6.25 tot en met 2.2.6.67 van overeenkomstige toepassing TITEL 3. - EIGENAARS HOOFDSTUK 1. - Algemene Bepalingen Afdeling 1. - Scheepsmede-eigendom
Art. 5.3.1.1. Toepasselijk recht Op de mede-eigendom van pleziervaartuigen voor bedrijfs- of beroepsmatig gebruik zijn de artikelen 2.3.1.1 tot en met 2.3.1.18 van overeenkomstige toepassing.
In afwijking van artikel 2.3.1.12, § 4, is de bevoegde rechtbank de ondernemingsrechtbank van Brussel. Afdeling 2. - Aansprakelijkheid van scheepseigenaars
Art. 5.3.1.2. Verzekering burgerlijke aansprakelijkheid De Koning kan een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid opleggen voor bepaalde categorieën van pleziervaartuigen of voor bepaalde activiteiten met pleziervaartuigen. HOOFDSTUK 2. - Zeevaart Art. 5.3.2.1. Verplichte verzekeringen De bepalingen van onderafdelingen 1 en 2 van afdeling 1 van hoofdstuk 2 van titel 3 van boek 2 zijn van toepassing op pleziervaartuigen voor bedrijfs- en beroepsmatig gebruik.
Art. 5.3.2.2. Beperking van aansprakelijkheid Voor ongevallen in de maritieme zones kunnen de eigenaars hun aansprakelijkheid beperken overeenkomstig afdeling 2 van hoofdstuk 2 van titel 3 van boek 2.
TITEL 4. - ZEE EN HAVENS Art. 5.4.1.1. Voorkoming van verontreiniging door schepen De bepalingen van hoofdstuk 3 van titel 5 van boek 2 zijn van toepassing op pleziervaartuigen.
TITEL 5. - SCHEEPVAARTVOORVALLEN HOOFDSTUK 1. - Wrakverwijdering Art. 5.5.1.1. - Toepasselijk recht De bepalingen van hoofdstuk 6 van titel 7 van boek 2 zijn van toepassing op pleziervaartuigen. HOOFDSTUK 2.- Activiteiten Art. 5.5.2.1 Toelatingen Wedstrijden of sport- en ontspanningsactiviteiten in groepsverband in de territoriale zee zijn verboden zonder toelating van de scheepvaartcontrole.
Art. 5.5.2.2 Uitvoeringsbesluiten De Koning bepaalt: 1° de wijze voor aanvraag en afgifte of weigering van een toelating als bedoeld in artikel 5.5.2.1; 2° de bijzondere weersomstandigheden waarin bepaalde activiteiten kunnen worden verboden. 3° de omstandigheden waarin een toelating, in afwijking van artikel 5.5.2.1, vervangen kan worden door een voorafgaande melding.". HOOFDSTUK 7. - Wijzigingen aan de wet van 25 december 2016 tot instelling van administratieve geldboetes van toepassing in geval van inbreuken op de scheepvaartwetten
Art. 137.In artikel 2, 1°, van de wet van 25 december 2016 tot instelling van administratieve geldboetes van toepassing in geval van inbreuken op de scheepvaartwetten, gewijzigd door de wetten van 8 mei 2019 en 12 juni 2020 worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° een nieuw eerste streepje wordt ingevoegd, luidende: " - Wet van 13 juni 1969 inzake de exploratie en de exploitatie van niet -levende rijkdommen van de territoriale zee en het continentaal plat;"; 2° wordt aangevuld met een streepje, luidende: "- de wet van 12 juni 2020 betreffende werk in de visserijsector".
Art. 138.Artikel 9 van dezelfde wet wordt aangevuld met volgende zin: "Een exemplaar van het proces-verbaal waarin de inbreuk is vastgesteld wordt aan de bevoegde autoriteit toegezonden.".
Art. 139.Artikel 17 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt: " Art. 17. Bij ernstige vermoedens van inbreuken als bedoeld onder meer in de artikelen 3 en 8 kunnen de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe zijn aangesteld de kapitein verbieden om met zijn schip de Belgische havens te verlaten, tenzij als waarborg een geldsom wordt geconsigneerd bij de Deposito-en Consignatiekas, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 11 juli 2018 op de Deposito-en Consignatiekas, waarbij alle gebeurlijke kosten ten laste blijven van de vermoedelijke dader.
De hoogte van deze geldsom wordt bepaald door de Minister en kan gelijk zijn aan het maximum voor de inbreuken, verhoogd met de opdeciemen.
Het ontvangstbewijs dat door de Deposito-en Consignatiekas wordt afgeleverd, geldt als rechtstitel tegenover de Deposito-en Consignatiekas en wordt onverwijld door de vermoedelijke dader als bewijs van betaling van de borgsom bezorgd aan de inspecteur die de overtreding vaststelde.
Het storten van de borgsom kan, zonder kosten voor de overheid, worden vervangen door een bankgarantie verleend door een in België gevestigde bank of een door de Scheepvaartcontrole ontvankelijk verklaarde garantie getekend door een "Protection and Indemnity Club".
De geldboete die is opgelegd door een uitvoerbare beslissing op basis van deze wet, een rechterlijke beslissing met kracht van gewijsde of door een minnelijke schikking wordt, naar gelang van het geval, op de borgsom verhaald.
Het overblijvende gedeelte wordt onmiddellijk terugbetaald.". HOOFDSTUK 8. - Wijzigingen aan het sociaal strafwetboek
Art. 140.In artikel 100/6 van het Sociaal Strafwetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid worden de woorden "vertegenwoordigd door de minister bevoegd voor werk, de minister bevoegd voor sociale zaken, de minister bevoegd voor economie en de minister bevoegd voor justitie," vervangen door de woorden "vertegenwoordigd door de minister bevoegd voor werk, de minister bevoegd voor sociale zaken, de minister bevoegd voor economie, de minister bevoegd voor mobiliteit, de minister bevoegd voor justitie en de minister bevoegd voor de maritieme mobiliteit,"; 2° het derde lid wordt aangevuld met een bepaling onder 5°, luidende: "5° het verzamelen van informatie die noodzakelijk is om de scheepvaartcontroleurs bedoeld in artikel 1.1.1.2, 5° van het Belgisch Scheepvaartwetboek in staat te stellen hun wettelijke opdrachten uit te oefenen."; 3° in het vierde lid worden de woorden "en in artikel 4.2.1.26/2, eerste lid, van het Belgisch Scheepvaartwetboek" ingevoegd tussen de woorden "tot wijziging van het Sociaal Strafwetboek" en de woorden "bedoelde model van e-PV"; 4° in het zesde lid worden de woorden "en in artikel 4.2.1.26/2 van het Belgisch Scheepvaartwetboek" ingevoegd na de woorden "tot wijziging van het Sociaal Strafwetboek".
Art. 141.Artikel 100/8, § 1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, wordt aangevuld met een bepaling onder 7°, luidende: "7° de leidend ambtenaren van de inspectiediensten van het Directoraat-generaal Scheepvaart van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.".
Art. 142.In artikel 100/9, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden "van de minister bevoegd voor werk, de minister bevoegd voor sociale zaken, de minister bevoegd voor economie of de minister bevoegd voor justitie of van de gerechtelijke overheden," vervangen door de woorden "van de minister bevoegd voor werk, de minister bevoegd voor sociale zaken, de minister bevoegd voor economie, de minister bevoegd voor mobiliteit, de minister bevoegd voor justitie of van de gerechtelijke overheden of de minister bevoegd voor de maritieme mobiliteit,";
Art. 143.In artikel 100/10, van hetzelfde Wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 5 worden de woorden ", de inspectiediensten van het Directoraat-generaal Scheepvaart van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer" ingevoegd tussen de woorden "Middenstand en Energie" en de woorden "en tot de Dienst Vreemdelingenzaken";2° een paragraaf 8 wordt toegevoegd, luidende: " § 8.De paragrafen 1 tot en met 6 van dit artikel zijn niet van toepassing op de processen-verbaal bedoeld in artikel 4.2.1.26/2 van het Belgisch Scheepvaartwetboek.
De toegang tot de databank e-PV voor wat betreft de processen-verbaal bedoeld in het eerste lid wordt uitsluitend geregeld door het artikel 4.2.1.26/3 van het Belgisch Scheepvaartwetboek.". HOOFDSTUK 9. - Wijzigingen aan de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning in de zeegebieden onder rechtsbevoegdheid van Belgiê
Art. 144.In de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België wordt een artikel 5ter ingevoegd, luidende: "
Art. 5ter.De Koning kan aan de aanvrager van een evaluatie van een risicoanalyse voor een activiteit die een impact kan hebben op de munitiestortplaatsen, waarvan de coördinaten bepaald kunnen worden in het marien ruimtelijk plan bedoeld in artikel 5bis, § 1, ongeacht of deze activiteiten binnen of buiten deze zone plaatsvindt, een vergoeding opleggen om de kosten van de evaluatie van de risicoanalyse en de administratieve kosten van de door de Koning aangewezen bevoegde diensten te dekken.". HOOFDSTUK 1 0. - Opheffingsbepalingen
Art. 145.De wet van 5 juli 2018 betreffende de pleziervaart wordt opgeheven.
Brussel, 16 juni 2021.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit G. GILKINET De Minister van Justitie en Noordzee, V. VAN QUICKENBORNE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, V. VAN QUICKENBORNE _______ Nota Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : 55-1925 Integraal verslag : 10 juni 2021