gepubliceerd op 20 juni 2003
Wet tot regeling van de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij en tot verbetering van het sociaal statuut van de zeevisser
3 MEI 2003. - Wet tot regeling van de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij en tot verbetering van het sociaal statuut van de zeevisser (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid zoals bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder : 1 ° « vissersschip » : elk schip dat doelmatig op zee wordt ingezet voor de commerciële zeevisserij, waarvoor door de bevoegde dienst voor de zeevisserij een visvergunning werd afgeleverd en dat als dusdanig voorkomt op de officiële lijst van Belgische vissersschepen, jaarlijks uitgegeven door de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, Bestuur van Maritiem Vervoer; 2° « reder » : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon, ongeacht de benaming of het nationaal recht volgens hetwelk zij is opgericht, die één of meerdere vissersschepen uitbaat onder Belgische vlag;3° « zeevisser » : elke persoon die als bemanningslid van een vissersschip wordt tewerkgesteld in uitvoering van een arbeidsovereenkomst met de reder gesloten. Gedurende de heen- en terugreis tussen de woonplaats en het vissersschip, wordt de persoon echter ook als zeevisser aanzien, ongeacht de wijze van vervoer.
Dit is eveneens het geval, in het buitenland, voor de reis van een vissersschip naar een ander vissersschip waarvoor de zeevisser een nieuwe arbeidsovereenkomst heeft gesloten; 4° « zeereis » : het tijdsverloop tussen het vertrek van het vissersschip uit een haven, enerzijds, en het aanlopen van een haven waar de vangst wordt gelost of het aanlopen van een haven in gevallen van overmacht, anderzijds. HOOFDSTUK II. - Aanwerving van zeevissers Afdeling 1. - Erkenning van de zeevisser
Art. 3.Alleen erkende zeevissers mogen als bemanningslid in het kader van een arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij op een vissersschip worden tewerkgesteld.
Op advies van het Paritair Comité voor de zeevisserij, bepaalt de Koning de voorwaarden en de nadere regelen met betrekking tot de erkenning, de schorsing en de intrekking van de erkenning van de zeevissers. Hij bepaalt daarin tevens de gevallen waarin een zeevisser tijdelijk en op uitzonderlijke wijze zonder erkenning op een vissersschip kan worden tewerkgesteld.
Bij de erkenning wordt aan de zeevisser een erkenningsnummer toegekend. Afdeling 2. - De arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst
voor de zeevisserij
Art. 4.Elke overeenkomst, krachtens welke een zeevisser zich tegenover de reder of zijn gemachtigde verbindt om aan boord van een vissersschip arbeid te verrichten tijdens de zeereis van dit vissersschip, is een arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij, welke door de bepalingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten wordt geregeld.
Art. 5.§ 1. De bepalingen van deze wet zijn niet van toepassing op de arbeidsovereenkomsten wegens scheepsdienst voor de zeevisserij, door een Belgische zeevisser gesloten, zelfs in België, voor de dienst aan boord van een vreemd vissersschip. § 2. De bepalingen van deze wet zijn van toepassing op de arbeidsovereenkomsten wegens scheepsdienst voor de zeevisserij aan boord van Belgische vissersschepen, ongeacht de plaats van het sluiten van de arbeidsovereenkomst en ongeacht de nationaliteit van de reder of de zeevisser. § 3. Door het sluiten van een arbeidsovereenkomst op basis van deze wet worden de bepalingen van deze wet alsook het Belgisch sociaal zekerheidsstelsel voor zeevissers van rechtswege van toepassing, ongeacht de nationaliteit van de reder of de zeevisser.
Art. 6.§ 1. Zeevissers die een arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij sluiten, dienen voldoende professionele taalkennis te bezitten om alle bevelen en onderrichtingen in verband met het uit te voeren werk te kunnen begrijpen.
De reder of zijn gemachtigde die de arbeidsovereenkomst ondertekent, is verplicht na te gaan of de zeevisser deze voorwaarde vervult. § 2. Een zeevisser kan slechts een arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij sluiten, indien hij vrij is van elke andere overeenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij.
Het bewijs daarvan dient te worden geleverd door de inschrijvingen in het zeemansboek van de zeevisser, meer specifiek door de datum van beëindiging van de laatste arbeidsovereenkomst. § 3. Vooraleer een eerste arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij te sluiten, dient de zeevisser een geneeskundig onderzoek te ondergaan bij een door de dienst van de scheepvaartcontrole erkende geneesheer, en moet bij dit geneeskundig onderzoek zijn vastgesteld dat de inscheping van de zeevisser geen gevaar oplevert voor zijn eigen gezondheid of die van de bemanning.
De geneesheer die het onderzoek heeft gedaan, levert een medisch getuigschrift af.
De kosten van het onderzoek zijn ten laste van de reder. Tijdens zijn verdere loopbaan dient de zeevisser zich periodiek aan een geneeskundig onderzoek te onderwerpen, zoals is bepaald in de desbetreffende reglementeringen. De kosten van die periodieke onderzoeken zijn eveneens ten laste van de reder. § 4. Bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst dient de reder of zijn gemachtigde na te gaan of de zeevisser in het bezit is van de nodige vaartbevoegdheidsbewijzen voor het uitoefenen van de overeengekomen functie aan boord van het schip. Ook dient hij na te gaan of de zeevisser voldoet aan alle andere vereisten zoals bepaald in de desbetreffende reglementering.
Art. 7.§ 1. De zeevisser wordt aangeworven door de reder zelf of door zijn gemachtigde. In het laatste geval moet de gemachtigde in de arbeidsovereenkomst duidelijk melding maken van deze hoedanigheid. Op advies van het Paritair Comité voor de zeevisserij, bepaalt de Koning de wijze waarop de gemachtigde zijn of haar hoedanigheid kan bewijzen. § 2. De arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij kan alleen door de zeevisser zelf worden gesloten. Zij is niet geldig wanneer zij door een tussenpersoon met de reder of zijn gemachtigde wordt aangegaan. De zeevisser dient zelf de arbeidsovereenkomst te ondertekenen.
Art. 8.De arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij wordt gesloten voor de duur van een zeereis en is hernieuwbaar.
Deze arbeidsovereenkomst omvat tevens de werkzaamheden die nodig zijn om het visserschip zeeklaar te maken, alsmede sommige werkzaamheden die nà het aanleggen van het vissersschip moeten worden verricht.
Laatstgenoemde werkzaamheden worden, op advies van het Paritair Comité voor de zeevisserij, door de Koning bepaald.
Onder zeeklaar maken als bedoeld in vorig lid dient te worden verstaan alle noodzakelijke werkzaamheden om zowel het vissersschip zelf als de uitrusting ervan in een dergelijke staat te brengen, dat bij het aankomen op de visgronden, de visserij onmiddellijk kan worden aangevat.
Art. 9.§ 1. De arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij moet voorafgaandelijk schriftelijk en in klare bewoordingen zijn opgesteld. § 2. De in voorgaande paragraaf bedoelde schriftelijke arbeidsovereenkomst dient tenminste te vermelden : 1° de datum en plaats van het sluiten van de overeenkomst;2° de naam, voornaam en woonplaats van de reder of zijn gemachtigde. Indien de reder een rechtspersoon is, dienen de officiële benaming ervan en het adres van de maatschappelijke zetel te worden vermeld; 3° de naam, voornamen en de woonplaats van de zeevisser, alsmede zijn erkenningsnummer;4° de naam, de thuishaven en het nummer van het vissersschip waarop de functie moet worden uitgeoefend;5° de plaats, datum en uur van de inscheping;6° de functie die de zeevisser zal moeten uitoefenen;7° het loon en de wijze van betaling van het loon. § 3. De arbeidsovereenkomst moet in overeenstemming zijn met de nadere regelen inzake de vorm en de inhoud ervan die, op advies van het Paritair Comité voor de zeevisserij en rekening houdend met de verschillende vormen van zeevisserij, door de Koning worden bepaald.
Art. 10.Alle met de bepalingen van deze wet en van haar uitvoeringsbesluiten strijdige bedingen zijn nietig voor zover zij ertoe strekken de rechten van de zeevisser in te korten of zijn verplichtingen te verzwaren.
Art. 11.Bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst wordt een exemplaar overhandigd aan de zeevisser en wordt een ander exemplaar overgezonden aan de erkende organisatie van werkgevers bedoeld bij artikel 26. Tevens dient zich een exemplaar van de arbeidsovereenkomst aan boord van het vissersschip te bevinden, waar de zeevisser het op elk ogenblik moet kunnen inkijken. Afdeling 3. - Algemeen stamboek der zeevissers
en zeemansboek
Art. 12.§ 1. Wanneer een persoon voor de eerste maal in het kader van een arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij wordt aangeworven, dient hij in het algemeen stamboek der zeevissers te worden ingeschreven. § 2. Indien de éérste arbeidsovereenkomst in een buitenlandse haven wordt gesloten, is de reder ertoe gehouden een afschrift van de arbeidsovereenkomst binnen tien werkdagen over te zenden aan de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaar. Op advies van het Paritair Comité voor de zeevisserij, kan de Koning de nadere regelen betreffende de wijze van overzending bepalen. § 3. De Koning bepaalt de wijze waarop het algemeen stamboek der zeevissers wordt bijgehouden.
Art. 13.Uiterlijk vijftien werkdagen na de inschrijving in het algemeen stamboek der zeevissers maakt de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaar te Oostende een zeemansboek op voor de betrokken zeevisser. Dit zeemansboek wordt aangetekend opgestuurd naar het adres van de zeevisser, zoals dit vermeld wordt in de arbeidsovereenkomst.
Binnen dezelfde periode kan de zeevisser zijn zeemansboek ook persoonlijk afhalen bij de betrokken dienst.
Art. 14.§ 1. Het zeemansboek draagt het nummer van het algemeen stamboek der zeevissers. § 2. Het zeemansboek bevat tevens de volgende gegevens : 1° de persoonsbeschrijving van de titularis, zijn naam en zijn voornamen, de datum en de plaats van zijn geboorte, zijn woonplaats, de hoedanigheid waarin hij volgens de arbeidsovereenkomst is aangenomen, alsmede zijn erkenningsnummer;2° de datum van de éérste arbeidsovereenkomst, de naam en het nummer van het vissersschip, de brutotonnenmaat ervan, het motorvermogen en de naam van de schipper;3° de datum en plaats van het beëindigen van de éérste arbeidsovereenkomst;4° vervolgens de data en plaatsen van het sluiten van de volgende arbeidsovereenkomsten en de data en plaatsen van het beëindigen ervan, de naam en het nummer van het vissersschip, de bruto tonnenmaat ervan, het motorvermogen en de naam van de schipper. Het zeemansboek bevat bovendien de belangrijkste bepalingen van deze wet. § 3. Elke nieuwe inschrijving in het zeemansboek dient ondertekend te zijn door de zeevisser en de schipper. § 4. De Koning bepaalt voor het overige de vorm en de inhoud van het zeemansboek, de verschuldigde retributie en de wijze van betaling daarvan. HOOFDSTUK III. - Rechten en plichten van de zeevisser
Art. 15.§ 1. De zeevisser dient zich aan boord van het vissersschip te begeven op de plaats, datum en uur in de arbeidsovereenkomst bepaald. § 2. Elke niet-gerechtvaardigde vertraging van de zeevisser, waardoor deze zijn dienst aan boord niet begint op het overeengekomen tijdstip, kan door de reder of zijn gemachtigde beschouwd worden als een rechtmatige oorzaak van onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst zonder dat de vergoeding bedoeld bij artikel 55, § 1, verschuldigd is.
Wordt ingevolge de bij het eerste lid bedoelde niet-gerechtvaardigde vertraging van de zeevisser economisch verlies geleden door de reder, dan is de zeevisser gehouden dit verlies aan de reder te vergoeden. § 3. Tijdens de zeereis is elke afwezigheid van boord zonder toelating van de schipper een rechtmatige oorzaak van onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst zonder dat de vergoeding bedoeld bij artikel 55, § 1, verschuldigd is, zelfs in het buitenland, indien de zeevisser niet aan boord is op het ogenblik van de afvaart van het vissersschip.
Art. 16.§ 1. De zeevisser is gehouden zijn dienst te verrichten in de voorwaarden bepaald in de arbeidsovereenkomst, deze wet en de van kracht zijnde reglementen en gebruiken.
Hij is steeds gehouden tot gehoorzaamheid aan de bevelen van zijn hiërarchische meerderen. § 2. De zeevisser is gehouden mede te werken aan het bergen van het eigen vissersschip, hetzij van een ander schip, hetzij van de verongelukte overblijfsels, goederen en ladingen, alsmede tot het verlenen van bijstand aan elk in gevaar verkerend vaartuig. § 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 17, is de zeevisser niet gehouden een andere functie te verrichten dan die welke in de arbeidsovereenkomst overeengekomen is, buiten de gevallen van overmacht, waarover de schipper oordeelt.
Art. 17.§ 1. Indien tijdens de zeereis of in het buitenland wordt vastgesteld dat het de zeevisser ontbreekt aan de noodzakelijke theoretische kennis en praktijkervaring voor het uitvoeren van de functie welke in de arbeidsovereenkomst overeengekomen is, dan kan de zeevisser verplicht worden tot elk ander werk waarover de schipper zal oordelen en wordt het loon van de zeevisser, indien daartoe aanleiding bestaat, naar evenredigheid verminderd. § 2. Wanneer de zeevisser met toepassing van artikel 16, § 3, tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst andere werkzaamheden moet verrichten dan deze waarvoor hij is aangenomen, en indien aan die werkzaamheden een hoger loon verbonden is dan het zijne, dan heeft hij recht op dat loon voor de tijd dat hij die werkzaamheden heeft uitgeoefend.
Art. 18.§ 1. Het is de zeevisser verboden, tenzij schriftelijke toestemming van de reder of zijn gemachtigde, goederen voor eigen rekening aan boord van het vissersschip te vervoeren. § 2. Het is de zeevisser verboden om alcoholische, verdovende of hallucinatie verwekkende stoffen aan boord te hebben, al dan niet voor eigen gebruik. § 3. Het bepaalde in de vorige paragraaf heeft geen betrekking op licht alcoholische dranken, die als normaal kunnen worden beschouwd volgens de duur van de geplande zeereis en het aantal bemanningsleden. § 4. De zeevisser die de bepalingen van dit artikel overtreedt, is aansprakelijk voor alle schade, fiscale geldboeten of straffen door het vissersschip daardoor opgelopen, onverminderd het recht van de schipper om dergelijke stoffen in beslag te nemen of te vernietigen.
Art. 19.De zeevisser moet behoorlijk zorg dragen voor alle instrumenten, machines en voorwerpen die hem door de reder voor de uitoefening van zijn functie ter beschikking worden gesteld. In geval van duidelijke vrijwillige vernieling of beschadiging is hij tegenover de reder tot schadeloosstelling gehouden.
Art. 20.§ 1. Wanneer een zeevisser die ontscheept wordt aan boord persoonlijke goederen achterlaat, moet de schipper, bijgestaan door twee zeevissers, daarvan een inventaris opmaken en deze afgeven aan de Dienst van de scheepvaartcontrole. Indien de schipper zelf ontscheept wordt, dient de stuurman dit te doen. § 2. De reder dient er voor te zorgen dat de in voorgaande paragraaf bedoelde goederen aan de zeevisser of zijn rechthebbenden worden terugbezorgd binnen dertig dagen na de datum van ontscheping. HOOFDSTUK IV. - Rechten en plichten van de reder
Art. 21.De reder of zijn gemachtigde is verplicht te zorgen voor een voldoende aantal zeevissers, elk met de vereiste kwalificaties, om de normale exploitatie van het vissersschip te verzekeren, rekening houdend met de bestaande reglementering.
Art. 22.De reder moet de zeevisser aan boord van het vissersschip een goed ingericht logies bezorgen, dat ruimte biedt naar evenredigheid van het aantal er in onder te brengen zeelieden en dat uitsluitend tot hun gebruik is bestemd. Tevens dient hij te zorgen voor een behoorlijke sanitaire uitrusting.
Art. 23.Het verlies, de beschadiging of de vernietiging van persoonlijke goederen van de zeevisser ten gevolge van schipbreuk, brand aan boord of andere onvoorziene voorvallen of overmacht, komt ten laste van de reder. Op advies van het Paritair Comité voor de zeevisserij, bepaalt de Koning de nadere regelen hieromtrent.
Art. 24.§ 1. De reder dient er voor te zorgen dat de zeevissers kunnen beschikken over de gebruikelijke beschermingskledij en dat deze in voldoende aantal aan boord is. § 2. De reder dient er voor te zorgen dat de zeevissers beschikken over voldoende materiaal om hun taak uit te voeren en dat dit materiaal in goede staat is.
Art. 25.Het beding waarbij de reder zich het recht voorbehoudt om de voorwaarden van de arbeidsovereenkomst eenzijdig te wijzigen, is nietig.
Art. 26.Op advies van het Paritair Comité voor de zeevisserij kan de Koning de werkgevers die onder dit comité ressorteren, verplichten zich aan te sluiten bij een door Hem erkende organisatie van werkgevers. Deze organisatie vervult, in de hoedanigheid van lasthebber, alle verplichtingen die voor de betrokken werkgevers krachtens de individuele en collectieve arbeidswetgeving en de sociale zekerheidswetgeving, met inbegrip van de arbeidsongevallenwet, voortvloeien uit de tewerkstelling van de werknemers die onder dit paritair comité ressorteren.
Art. 27.De reder is verplicht het loon te betalen overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V. HOOFDSTUK V. - Loon van de zeevisser Afdeling 1. - Algemeenheden
Art. 28.De bepalingen van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers zijn voor de zeevisserij van toepassing voor die aangelegenheden inzake loonbescherming welke niet door deze wet en haar uitvoeringsbesluiten worden geregeld.
Art. 29.De zeevisser wordt vergoed op basis van een variabel loon gelijk aan een procentueel aandeel in de totale bruto-opbrengst van de tijdens de betrokken zeereis gerealiseerde vangst.
Op advies van het Paritair Comité voor de zeevisserij, bepaalt de Koning wat onder de bruto-opbrengst van de gerealiseerde vangst van de betrokken zeereis wordt begrepen en welke bedragen daarvan mogen worden afgetrokken om het variabel loon zoals bedoeld in vorig lid te berekenen. Daarbij mag een onderscheid worden gemaakt volgens de verschillende categorieën van vaartuigen of volgens de zeegebieden waarin deze hun activiteiten uitoefenen.
Art. 30.§ 1. In geen geval mag het loon waarop de zeevisser op grond van artikel 29 recht heeft lager zijn dan het bedrag dat bekomen wordt door het gewaarborgd minimumdagloon, dat bij een collectieve arbeidsovereenkomst, door de Koning algemeen verbindend verklaard, zal worden vastgesteld, te vermenigvuldigen met het aantal dagen van de zeereis.
Bij de vaststelling van het bij het vorig lid bedoelde gewaarborgd minimumdagloon kan een onderscheid worden gemaakt op basis van de volgende criteria : - de brutotonnenmaat van het vissersschip; - de functie aan boord; - de vaartijd van de zeevisser; - de zeegebieden waarin het vissersschip gewoonlijk zijn bedrijvigheid uitoefent.
Het gewaarborgd minimumdagloon mag in geen geval lager zijn dan het gewaarborgd minimum maandinkomen voorwerklieden, omgerekend naar een dagloon. § 2. Voor de toepassing van § 1 wordt onder dagen van de zeereis verstaan alle dagen die vallen binnen het tijdsverloop bedoeld in artikel 2, 4°, met inbegrip van de werkzaamheden die na het aanleggen van het vissersschip moeten worden verricht, als bedoeld bij artikel 8, lid 2.
De aanwezigheid op zee van ten minste vier uur in de loop van een dag, wordt als een dag van de zeereis beschouwd. Het uitvaren van een vissersschip voor een duur die 24 uur niet overschrijdt, wordt als één dag van de zeereis beschouwd. Het uitvaren van een vissersschip voor een duur die 24 uur of een veelvoud van 24 uur overschrijdt, levert telkens een nieuwe dag van de zeereis op. § 3. Indien het variabel loon waarop de zeevisser op grond van artikel 29 recht heeft lager is dan het gewaarborgd minimumloon dat op grond van de §§ 1 en 2 bekomen wordt, dient het verschil te worden bijbetaald door de reder.
Art. 31.§ 1. Indien de afvaart van het vissersschip door toedoen van de reder of zijn gemachtigde wordt uitgesteld, dan heeft de zeevisser recht op een vergoeding gelijk aan het gewaarborgd minimumdagloon bedoeld in artikel 30, § 1, vermenigvuldigd met het aantal dagen uitstel. § 2. Ontstaat de vertraging door toedoen van een derde, al dan niet bemanningslid, en ontvangt de reder daarvoor een vergoeding, dan heeft de zeevisser recht op de bij § 1 bedoelde vergoeding in verhouding tot de vergoeding die de reder zelf ontving.
Art. 32.§ 1. Indien het vissersschip wordt opgebracht, indien, het onzeewaardig wordt verklaard of in geval van beslag onder derden, heeft de zeevisser recht op loon zolang hij aan boord dient te blijven. § 2. Indien het oponthoud van het vissersschip langer duurt dan drie opeenvolgende kalenderdagen kunnen de reder, zijn gemachtigde, de schipper en de zeevisser de arbeidsovereenkomst onmiddellijk beëindigen zonder dat de vergoeding bedoeld bij artikel 55, § 1, verschuldigd is.
Art. 33.Indien de zeevisser tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst overlijdt, dan zijn het loon en de vergoedingen waarop de zeevisser tot op de dag van zijn overlijden recht had, verschuldigd aan zijn rechtverkrijgenden.
Art. 34.Indien het vissersschip tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst vergaat, dan hebben de zeevisser of zijn rechtverkrijgenden recht op een vergoeding overeenstemmend met het overeengekomen loon voor de gehele duur van de geplande zeereis.
Art. 35.§ 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 27 heeft de zeevisser recht op een bijkomende vergoeding voor hulp, bijstand en opsleping van een ander schip, voor zover deze daden een nuttig gevolg hebben gehad en het loon van de zeevisser hebben aangetast. § 2. Op advies van het Paritair Comité voor de zeevisserij, bepaalt de Koning de berekeningswijze van de bij de vorige paragraaf bedoelde bijkomende vergoeding. Afdeling 2. - Verlies van het recht op loon
en inhoudingen op het loon
Art. 36.De zeevisser die op het ogenblik dat hij zijn dienst moet beginnen ongerechtvaardigd afwezig is of die zich tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst zonder toelating van de schipper van boord verwijdert, verliest het recht op loon voor de duur van die afwezigheid, onverminderd de schadeloosstelling welke door de reder of de andere bemanningsleden zou kunnen worden gevorderd. Afdeling 3. - Vereffening en betaling van het loon
Art. 37.§ 1. Het loon van de zeevisser moet worden uitbetaald in munt die wettelijk gangbaar is in België, behoudens andersluidende overeenkomst tussen partijen. Geen enkel deel daarvan mag in natura worden betaald.
In de arbeidsovereenkomst mogen geen bepalingen voorkomen die de reder toelaten voorwaarden op te leggen, waardoor de zeevisser niet vrij over het loon zou kunnen beschikken. § 2. Indien de uitbetaling in speciën gebeurt, mag deze niet worden verricht : 1° in een kantine, in een lokaal waar dranken, eetwaren of andere goederen worden verkocht;2° in vermaakgelegenheden;3° in lokalen palend aan de onder 1° en 2° genoemde plaatsen of in aanhorigheden daarvan.
Art. 38.§ 1. Het loon van de zeevisser dient te worden uitbetaald hetzij op het tijdstip bepaald in de arbeidsovereenkomst, hetzij uiterlijk vijf werkdagen na het einde van de arbeidsovereenkomst, en op de wijze bepaald in de arbeidsovereenkomst. § 2. Indien de zeevisser naar de haven van inscheping wordt teruggezonden, geschiedt de uitbetaling slechts bij de terugkeer in België. Op het ogenblik van de ontscheping kan een voorschot op de afrekening worden toegestaan, onder de voorwaarden bepaald bij artikel 39. § 3. Een collectieve arbeidsovereenkomst, door de Koning algemeen verbindend verklaard, kan nadere regels betreffende de vereffening van het loon vaststellen. Afdeling 4. - Voorschotten op het loon en volmachten
Art. 39.§ 1. Op verzoek van de zeevisser kunnen hem, hetzij bij het begin van de arbeidsovereenkomst, hetzij tijdens de duur ervan, voorschotten op het loon worden toegekend.
Indien het voorschot bij het begin van de arbeidsovereenkomst wordt gevraagd, mag dit niet hoger zijn dan twee vijfden van het bedrag dat bekomen wordt door het gewaarborgd minimumdagloon bedoeld bij artikel 30, § 1, te vermenigvuldigen met het aantal dagen van de geplande zeereis.
Indien het voorschot tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst wordt gevraagd, mag dit niet hoger zijn dan één vijfde van het bij het vorig lid bedoelde bedrag.
Het uitbetalen van voorschotten dient op de arbeidsovereenkomst te worden vermeld en door de zeevisser te worden ondertekend. § 2. Een collectieve arbeidsovereenkomst, door de Koning algemeen verbindend verklaard, kan nadere regels betreffende het uitbetalen van voorschotten vaststellen.
Art. 40.Bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst kan de zeevisser zijn loon geheel of gedeeltelijk bij volmacht overdragen. De naam, het adres en het rekeningnummer van de rechtverkrijgende worden op de arbeidsovereenkomst vermeld.
De bepalingen van afdeling 3 zijn van toepassing bij de vereffening van het loon op basis van een volmacht.
Art. 41.§ 1. De reeds betaalde voorschotten en de reeds gestorte bedragen op basis van een volmacht kunnen van de zeevisser niet worden teruggevorderd indien de arbeidsovereenkomst wordt verbroken door de reder of door overmacht. § 2. In geval de arbeidsovereenkomst verbroken wordt door de zeevisser, kunnen de reeds betaalde voorschotten en de reeds gestorte bedragen op basis van een volmacht, door de reder worden teruggevorderd voor zover zij het loon overtreffen dat op het ogenblik van de verbreking aan de zeevisser verschuldigd was. HOOFDSTUK VI. - Geneeskundige verzorging, verplaatsingskosten en loonwaarborg bij ziekte of ongeval
Art. 42.Dit hoofdstuk regelt het recht op geneeskundige verzorging, verplaatsingskosten en behoud van het loon van de zeevisser in geval van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder ziekte of ongeval verstaan ziekte of ongeval van gemeen recht, een arbeidsongeval, een ongeval op de weg naar of van het werk of een beroepsziekte.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt de zeereis geacht begonnen te zijn vanaf het ogenblik waarop de zeevisser de dorpel van zijn woonplaats verlaat om zich, langs het normale traject, naar het vissersschip te begeven en te zijn beëindigd op het ogenblik waarop de zeevisser, via het normale traject, deze dorpel opnieuw overschrijdt.
Art. 43.De bepalingen van dit hoofdstuk doen op geen enkele wijze afbreuk aan de rechten die voortspruiten uit de arbeidsongevallenwet, de beroepsziektenwet, de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, of enige andere wetgeving op grond waarvan aanspraak kan worden gemaakt op gehele of gedeeltelijke vergoeding wegens dezelfde schade.
De zeevisser zal dan ook zijn rechten op grond van deze wetgevingen dienen uit te putten alvorens de reder op grond van dit hoofdstuk te kunnen aanspreken.
De reder die op grond van de bepalingen van dit hoofdstuk gewaarborgd loon betaalt of bijdraagt in kosten van geneeskundige verzorging of verplaatsingskosten, treedt van rechtswege in de rechten van de zeevisser ten aanzien van de instellingen of personen, belast met de uitvoering van de bovengenoemde wetten, ongeacht de rechtsgrond waarop zij dezelfde schade geheel of gedeeltelijk moeten vergoeden.
Art. 44.De onmogelijkheid voor de zeevisser om zijn werk te verrichten ten gevolge van ziekte of ongeval, schorst de uitvoering van de arbeidsovereenkomst.
De zeevisser is verplicht de reder of zijn gemachtigde onverwijld op de hoogte te brengen van zijn arbeidsongeschiktheid en hem zo spoedig mogelijk een geneeskundig getuigschrift tot staving van die ongeschiktheid te bezorgen.
Art. 45.De zeevisser heeft ten laste van de reder recht op de betaling van de geneeskundige, heelkundige, farmaceutische en verplegingskosten die nodig zijn in geval van ziekte of ongeval overkomen tijdens de zeereis. Hij heeft ten laste van de reder ook recht op de vergoeding van de verplaatsingskosten die voortvloeien uit ziekte of ongeval overkomen tijdens de zeereis. De verplichtingen van de reder eindigen in elk geval bij het einde van de zeereis of op het ogenblik waarop de zeevisser, ten laste van de reder, vóór het einde van de zeereis naar zijn woonplaats of een verplegings- of verzorgingsinstelling aldaar werd teruggebracht.
Behoudens in geval van overlijden ten gevolge van een arbeidsongeval, draagt de reder tevens de kosten voor het overbrengen van de tijdens de zeereis overleden zeevisser naar de plaats waar de familie haar overledene wenst te laten begraven.
Art. 46.De zeevisser die tijdens de zeereis arbeidsongeschikt wordt wegens. ziekte of ongeval, behoudt ten laste van de reder zijn recht op loon voor de volledige duur van de zeereis. Hij heeft in dit geval evenwel slechts recht op loon voor de dagen van gewone activiteit waarvoor hij aanspraak had kunnen maken op loon, indien hij niet in de onmogelijkheid had verkeerd om te werken.
Indien de zeevisser evenwel vóór het einde van de zeereis naar zijn woonplaats wordt teruggebracht, behoudt hij zijn recht op loon slechts tot op dat ogenblik.
Art. 47.De reder die op grond van de bepalingen van dit hoofdstuk heeft bijgedragen in kosten, kan deze terugvorderen van de zeevisser of zijn rechthebbenden, wanneer hij aantoont dat de ziekte of het ongeval enkel te wijten is aan een zware fout van de zeevisser. HOOFDSTUK VII. - Terugzending naar de woonplaats
Art. 48.De in het buitenland ontscheepte zeevisser heeft het recht om op kosten van de reder van het vissersschip naar zijn woonplaats te worden teruggebracht.
Dit recht omvat de kosten van vervoer, logies en voeding. Deze kosten kunnen op de zeevisser worden verhaald, indien de ontscheping om tuchtredenen diende te gebeuren of in het geval bedoeld in artikel 47.
Art. 49.Artikel 48 is niet van toepassing indien de zeevisser in de haven van ontscheping een andere arbeidsovereenkomst heeft gesloten. HOOFDSTUK VIII. - Waarborgen en voorrechten met betrekking tot het loon
Art. 50.De beperking van aansprakelijkheid van scheepseigenaars zoals bedoeld in de artikelen 46 en volgende van Boek II, Titel II van het Wetboek van koophandel, is niet van toepassing op de schuldvorderingen welke voor de zeevisser voortvloeien uit de bepalingen van deze wet.
Art. 51.De schuldvorderingen van de zeevisser welke voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst zijn op het vissersschip bevoorrecht onder de voorwaarden bedoeld in artikel 23 van Boek II, Titel I van het Wetboek van koophandel. HOOFDSTUK IX. - Einde en verbreking van de arbeidsovereenkomst
Art. 52.Behoudens de algemene wijzen waarop de verbintenissen te niet gaan, nemen de verbintenissen voortspruitende uit de door deze wet geregelde arbeidsovereenkomst een einde door : 1° door de voltooing van de zeereis waarvoor de overeenkomst werd gesloten, de werkzaamheden die nà het aanleggen van het vissersschip moeten worden verricht, bedoeld in artikel 8, lid 2, inbegrepen;2° de dood van de zeevisser;3° het vergaan van het vissersschip;4° het in hechtenis nemen van de zeevisser als dader of als medeplichtige van een misdrijf;5° het ontschepen van de zeevisser wegens ziekte of verwonding;6° de onmiddellijke ontscheping van de zeevisser om ernstige reden met toepassing van artikel 53;7° de wil van één van de partijen, in geval van een dringende reden, in de zin van artikel 35 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, of in geval van toepassing van de artikelen 15, §§ 2 en 3 en 32, § 2;8° overmacht.
Art. 53.De reder of zijn gemachtigde mag slechts eisen dat de zeevisser onmiddellijk wordt ontscheept indien dergelijke maatregel om ernstige reden, zoals de veiligheid van het schip of de gerustheid van de bemanning, noodzakelijk is.
In geval van afdanking wegens dringende reden of van onmiddellijke ontscheping om ernstige reden, dient de reden van de afdanking in het logboek te worden ingeschreven.
Art. 54.Wordt de arbeidsovereenkomst door de wil van één van de partijen. of in onderling akkoord beëindigd terwijl het vissersschip op zee is, dan neemt de arbeidsovereenkomst slechts een einde bij de aankomst van het vissersschip in de eerstvolgende haven.
Art. 55.§ 1. De partij die de arbeidsovereenkomst voortijdig beëindigt, is gehouden de andere partij een vergoeding te betalen die gelijk is aan het loon dat verschuldigd is tot het einde van de betrokken zeereis, de werkzaamheden die nà het aanleggen van het vissersschip moeten worden verricht, bedoeld bij artikel 8, lid 2, inbegrepen. § 2. Het bepaalde in de voorgaande paragraaf geldt niet in geval van : - de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met toepassing van de artikelen 15, §§ 2 en 3 en 32, § 2; - de beëindiging van de arbeidsovereenkomst om een dringende reden; - de onmiddellijke ontscheping van de zeevisser om ernstige reden met toepassing van artikel 53. HOOFDSTUK X. - Bijzondere bepalingen
Art. 56.Met uitzondering van de boetes wegens inbreuken op de verkeersreglementering zijn zowel de strafrechtelijke als administratieve boetes met betrekking tot het vissersschip, ten laste van de reder. Deze kan zich op de schipper verhalen indien hij bewijst dat de schipper het misdrijf opzettelijk heeft begaan of een zware fout heeft gemaakt.
Art. 57.Minderjarigen die 15 jaar of ouder zijn en die niet meer onderworpen zijn aan de voltijdse leerplicht mogen, mits toestemming van de daartoe aangewezen ambtenaar belast met de scheepvaartcontrole, tijdens de periodes van niet verplichte aanwezigheid op school inschepen aan boord van vissersschepen. Zij mogen echter niet als een vast lid van de bemanning worden aanzien.
Zij dienen een arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij te sluiten voor de duur van één zeereis, welke desgevallend kan worden hernieuwd. De duur van de arbeidsovereenkomst of de totale duur van de opeenvolgende arbeidsovereenkomsten mag in geen geval de duur van de schoolvakantie overschrijden. De bepalingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten zijn op hen van toepassing.
Vorige leden gelden onverminderd de toepassing van de bepalingen die de leerplicht regelen, van de bepalingen van de arbeidswet van 16 maart 1971 die van toepassing zijn op jeugdige werknemers en van de bepalingen van titel I, hoofdstuk V van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten die van toepassing zijn op minderjarige werknemers.
Art. 58.De reder is geheel of gedeeltelijk ontslagen van de verplichtingen inzake de betaling van loon, van gewaarborgd loon, van een vergoeding, een bijkomende vergoeding of van kosten, zoals bepaald bij de artikelen 23, 30, § 3, 31, § 1, 34, 35, 45, 46 en 48, voor zover bij een collectieve arbeidsovereenkomst, door de Koning algemeen verbindend verklaard, het Fonds voor bestaanszekerheid van de sector met die verplichtingen wordt belast.
Art. 59.De rechtsvorderingen die uit de door deze wet geregelde arbeidsovereenkomst ontstaan, verjaren één jaar na het eindigen van deze overeenkomst of vijf jaar na het feit waaruit de vordering is ontstaan, zonder dat deze termijn één jaar na het eindigen van deze overeenkomst mag overschrijden.
Art. 60.Onverminderd de artikelen 269 tot 274 van het Strafwetboek worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot een maand en met een geldboete van 26 tot 500 euro of met een van die straffen alleen : 1° de reder, zijn aangestelden of lasthebbers die personen tewerkstellen in strijd met de bepaling van artikel 3, lid 1;2° de reder, zijn aangestelden of lasthebbers die zich schuldig hebben gemaakt aan overtreding van de bepaling van artikel 30, § 3;3° de reder, zijn aangestelden of lasthebbers die zich schuldig hebben gemaakt aan overtreding van de bepalingen van de artikelen 37, 38, §§ 1 en 2 en 40, tweede lid;4° de reder, zijn aangestelden of lasthebbers en de werknemers die het krachtens deze wet geregelde toezicht hebben verhinderd.
Art. 61.Voor de in artikel 60, 1° en 2°, bedoelde misdrijven, wordt de geldboete zoveel maal toegepast als er personen in strijd met de bepaling van artikel 3, eerste lid, worden tewerkgesteld; het bedrag van de geldboete mag evenwel niet hoger zijn dan 50.000 euro.
Art. 62.Bij herhaling binnen een jaar na een vorige veroordeling, kan de straf op het dubbel van het maximum worden gebracht.
Art. 63.De reder is burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de geldboeten waartoe zijn aangestelden of lasthebbers zijn veroordeeld.
Art. 64.§ 1. Alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met uitzondering van hoofdstuk V maar met inbegrip van hoofdstuk VII, zijn van toepassing op de bij deze wet bepaalde misdrijven. § 2. Artikel 85 van hetzelfde wetboek is van toepassing op de bij deze wet bepaalde misdrijven, zonder dat het bedrag van de geldboete lager mag zijn dan 40 % van het bij deze wet bepaalde minimumbedrag.
Art. 65.De strafvordering wegens overtreding van de bepalingen bedoeld bij artikel 60 verjaart door verloop van vijf jaar na het feit waaruit de vordering is ontstaan.
Art. 66.Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van de gerechtelijke politie, houden de door de Koning aangewezen ambtenaren toezicht op de naleving van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan.
Deze ambtenaren oefenen dit toezicht uit overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie.
Art. 67.Het Paritair Comité voor de zeevisserij dat met toepassing van deze wet werd geraadpleegd, deelt zijn advies mee binnen drie maanden nadat het verzoek is gedaan; zoniet mag, na het verstrijken van die termijn, eraan voorbijgegaan worden.
Art. 68.Jaarlijks wordt binnen het Paritair Comité voor de zeevisserij een evaluatiebespreking gewijd aan de uitvoering en de toepasbaarheid van deze wet. Het Paritair Comité brengt hierover desgevallend advies uit aan de bevoegde ministers.
Art. 69.In artikel 1 van de wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten, wordt een 38° ingevoegd, luidende : « 38° de werkgever die zich schuldig maakt aan de overtredingen bedoeld bij artikel 60 van de wet van 3 mei 2003 tot regeling van de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij en tot verbetering van het sociaal statuut van de zeevisser. »
Art. 70.De wet van 5 juni 1928 houdende regeling van de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst wordt opgeheven in zoverre zij betrekking heeft op de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij.
Art. 71.De bepalingen van deze wet zijn van toepassing op de arbeidsovereenkomsten wegens scheepsdienst voor de zeevisserij die gesloten worden na de datum van haar inwerkingtreding.
In afwijking van artikel 70, vallen de lopende overeenkomsten tot op het ogenblik waarop zij een einde nemen onder de bepalingen van de wet van 5 juni 1928 houdende regeling van de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst.
Art. 72.Deze wet treedt in werking op een door de Koning te bepalen datum, met uitzondering van artikel 3, tweede lid, dat in werking treedt de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 3 mei 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota (1) Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 50-1728 - 2001/2002 : Nr.1 : Wetsvoorstel van de heren Verlinde, Goutry, Willems en Tavernier. 50-1728 - 2002/2003 : Nr. 2 : Addendum.
Nr. 3 : Amendementen.
Nr. 4 : Verslag.
Nr. 5 : Tekst aangenomen door de commissie.
Nr. 6 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Integraal verslag : 1 april 2003.
Stukken van de Senaat : 2-1581 - 2002/2003 : Nr. 1 : Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat.
Nr. 2 : Verslag.
Nr. 3 : Beslissing om niet te amenderen.
Handelingen van de Senaat : 4 april 2003.