Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 29 september 2024
gepubliceerd op 23 oktober 2024

Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 1, 2, 4, 41, 44, 46, 48, 50 en 51 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de modernisering van de btw-ketting

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2024009309
pub.
23/10/2024
prom.
29/09/2024
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

29 SEPTEMBER 2024. - Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 1, 2, 4, 41, 44, 46, 48, 50 en 51 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de modernisering van de btw-ketting (1)


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Dit ontwerp van koninklijk besluit wijzigt: - het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna: "koninklijk besluit nr. 1"); - het koninklijk besluit nr. 2 van 19 december 2018 met betrekking tot de forfaitaire regeling inzake belasting over de toegevoegde waarde (hierna: "koninklijk besluit nr. 2"); - het koninklijk besluit nr. 4 van 29 december 1969 met betrekking tot de teruggaven inzake belasting over de toegevoegde waarde (hierna: "koninklijk besluit nr. 4"); - het koninklijk besluit nr. 41 van 30 januari 1987 tot vaststelling van het bedrag van de proportionele fiscale geldboeten op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna: "koninklijk besluit nr. 41"); - het koninklijk besluit nr. 44 van 9 juli 2012 tot vaststelling van het bedrag van de niet-proportionele fiscale geldboeten op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna: "koninklijk besluit nr. 44"); - het koninklijk besluit nr. 46 van 29 december 1992 tot regeling van de aangifte van de intracommunautaire verwerving van vervoermiddelen en van de betaling van de ter zake verschuldigde btw (hierna: "koninklijk besluit nr. 46"); - het koninklijk besluit nr. 48 van 29 december 1992 met betrekking tot de levering van vervoermiddelen in de zin van artikel 8bis, § 2, 1°, van het Btw-Wetboek, verricht binnen de voorwaarden van artikel 39bis van het Btw-Wetboek (hierna: "koninklijk besluit nr. 48"); - het koninklijk besluit nr. 50 van 11 december 2019 met betrekking tot de btw-opgave van de intracommunautaire handelingen (hierna: "koninklijk besluit nr. 50"); - het koninklijk besluit nr. 51 van 14 april 1993 met betrekking tot de vereenvoudigingsregeling voor intracommunautaire verwervingen van accijnsprodukten op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna: "koninklijk besluit nr. 51").

De wijzigingen die door dit ontwerp in de voormelde koninklijke besluiten worden aangebracht, zijn het gevolg van de wet van 12 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten0 tot modernisering van de btw-ketting en van de inning van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen binnen de FOD Financiën (hierna: "de wet van 12 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten0"), die de administratieve verwerking van periodieke btw-aangiften alsook de betaling van btw-schulden en de teruggaaf van btw-tegoeden die voortvloeien uit die periodieke aangiften diepgaand heeft hervormd.

Die diepgaande hervorming waartoe de wet van 12 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten0 de aanzet heeft gegeven, heeft tot doel de verwerking van de periodieke btw-aangiften te moderniseren en de negatieve gevolgen van de niet-indiening van die periodieke aangiften door bepaalde belastingplichtigen sneller aan te pakken. Zoals in de toelichting bij die wet wordt opgemerkt, ondergraven inbreuken op de verplichting tot indiening van die periodieke aangifte immers het evenwicht van het btw-stelsel, dat grotendeels is gebaseerd op het feit dat de belastingplichtige indiener de rol van belastingontvanger opneemt.

Degelijke inbreuken leiden aldus met name tot financieringsproblemen voor de Staat bij zijn taken van algemeen belang en tot een negatieve impact op de Belgische VAT gap (btw-kloof).

In die context brengt deze hervorming volgende belangrijke wijzigingen aan in de btw-ketting, die aanvangt met de inning van de belasting door de belastingplichtige bij zijn afnemers en eindigt met de aangifte van die belasting bij de administratie en de betaling ervan aan de administratie: - het verdwijnen van de btw-rekening-courant, die dateert van het begin van de btw (sinds het begin van de jaren 1970) in België, ten behoeve van een systeem waarin de belastingplichtige de actor is van zijn verplichtingen en rechten, in het bijzonder met betrekking tot het beheer van zijn btw-schulden en de btw-kredieten die hem kunnen worden teruggegeven; - nieuwe termijnen voor de indiening van periodieke btw-aangiften en de betaling van de daaruit voortvloeiende belasting in hoofde van de belastingplichtige kwartaalindieners; - de invoering van een geautomatiseerde beheersprocedure met betrekking tot niet-ingediende periodieke btw-aangiften die, in geval van aanhoudende niet-indiening, leidt tot de kennisgeving van een (voorstel van) vervangende aangifte. Die wordt in de plaats gesteld van de ontbrekende periodieke aangifte en omvat een verschuldigd btw-bedrag dat op een geautomatiseerde wijze werd vastgesteld (artikel 53, § 1ter, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna: "Wetboek")); - de invoering van specifieke termijnen voor het beantwoorden van verzoeken om informatie van de administratie aan belastingplichtigen; - een hervorming van de procedure voor de terugbetaling van btw-kredieten die voortvloeien uit de periodieke btw-aangifte, met inbegrip van de veralgemening van de maandelijkse terugbetaling van die btw-kredieten voor belastingplichtigen die maandaangiften indienen; - de invoering van een nieuw boekhoudkundig beheersinstrument voor btw-kredieten die niet onmiddellijk worden teruggegeven en voor door belastingplichtigen verrichte betalingen, namelijk de Provisierekening btw; - verschillende wijzigingen inzake de inning van de belasting en met name de invoering als betaalmiddel van de bankdomiciliëring in de zin van artikel I.9.13° van het Wetboek van economisch recht.

Deze hervorming van de btw-ketting houdt, naast de wijzigingen van het Wetboek, een reeks wijzigingen in van de voormelde koninklijke besluiten ter uitvoering van het Wetboek. Sommige elementen van deze hervorming kunnen alleen via deze wijzigingen van die koninklijke besluiten worden uitgevoerd. Dat is met name het geval voor de nieuwe termijn voor de indienings- en betalingsverplichtingen van de belastingplichtigen die kwartaalaangiften indienen, die alleen door een wijziging van koninklijk besluit nr. 1 kan worden uitgevoerd en ook voor de nieuwe procedure inzake de teruggaaf van btw-kredieten via de periodieke btw-aangifte (artikel 81 van het koninklijk besluit nr. 4).

Zoals aangegeven, brengt deze hervorming ook verschillende wijzigingen aan inzake de inning en de invordering van de belasting, met name de invoering van de Provisierekening btw in artikel 83bis van het Wetboek en de wijzigingen in het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen (hierna: "WMGI"). Voor dat deel van de hervorming zullen ook twee andere afzonderlijke koninklijke besluiten worden uitgevaardigd die de nodige uitvoeringsmaatregelen bevatten. Die koninklijke besluiten zullen respectievelijk (hoofdzakelijk) betrekking hebben op de volgende koninklijke besluiten: - het koninklijk besluit nr. 24 van 29 december 1992 met betrekking tot de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna: "koninklijk besluit nr. 24"), dat zal worden vervangen; - het koninklijk besluit van 20 december 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1969 pub. 02/05/2013 numac 2013000278 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde sluiten3 tot uitvoering van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen.

Dit ontwerp heeft het voorwerp uitgemaakt van het advies 76.842/1/V van de Raad van State van 25 juli 2024. Met de opmerkingen van de Raad van State is rekening gehouden, met uitzondering van punt 9 van dat advies.

Dit ontwerp heeft ook het voorwerp uitgemaakt van de beslissing van de Gegevensbeschermingsautoriteit (referentie: CO/A/2024/077 cm) van 22 maart 2024, waarin wordt verwezen naar het standaardadvies nr. 65/2023 van 24 maart 2023 betreffende de redactie van normatieve teksten. Er werd akte genomen van de afwezigheid van specifieke opmerkingen met betrekking tot het ontwerp alsook van de in het advies uiteengezette algemene richtlijnen, die geen aanleiding geven tot enige wijziging van het ontwerp.

Alle wijzigingen aan de voormelde koninklijke besluiten worden hierna toegelicht.

Toelichting bij de artikelen

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1 Dit koninklijk besluit voorziet door de regels die het invoert, in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (hierna: "de Richtlijn 2006/112/EG").

HOOFDSTUK 2. - Modernisering van de btw-ketting en van de verplichtingen met betrekking tot de aangifte en de betaling van de btw

Artikelen 2 tot en met 7 - Wijzigingen aangebracht aan het koninklijk besluit nr. 1 Hoofdstuk III van het koninklijk besluit nr. 1 heeft betrekking op twee fundamentele btw-verplichtingen van belastingplichtigen, met name de aangifte en de betaling van de belasting, met inbegrip van de problematiek van de schuldenaar van de belasting. Die twee fundamentele verplichtingen van de belastingplichtigen moeten afzonderlijk worden behandeld.

De huidige hervorming van de btw-ketting en de daaruit voortvloeiende wijzigingen met betrekking tot die twee verplichtingen biedt de mogelijkheid om dit hoofdstuk III te herstructureren in twee afzonderlijke coherente hoofdstukken (de nieuwe hoofdstukken III en IIIbis) die respectievelijk betrekking hebben op de aangifteverplichtingen (periodieke aangifte, vervangende aangifte en bijzondere aangifte) en op de schuldenaar van de belasting.

Artikel 2 van het ontwerp vervangt derhalve het opschrift van hoofdstuk III als volgt: "Hoofdstuk III. - Periodieke aangifte, vervangende aangifte en bijzondere aangifte". Dit hoofdstuk, dat momenteel slechts één bepaling over aangifteverplichtingen bevat (artikel 18), wordt volledig herschreven.

In artikel 3 van het ontwerp wordt de inhoud van het huidige artikel 18 van het koninklijk besluit nr. 1 overgenomen en aangepast aan de nieuwe btw-ketting. Die bepalingen maken voortaan het voorwerp uit van artikel 17 van dit koninklijk besluit, hersteld in een andere opmaak.

Artikel 17, § 1, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 1 herneemt derhalve het huidige artikel 18, § 1, van hetzelfde besluit maar alleen wat de indiening van de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek bedoelde maandaangifte betreft. Het legt als basisregel vast dat de periodieke btw-aangiften moeten worden ingediend uiterlijk op de twintigste dag volgend op de maand waarop zij betrekking hebben.

Zoals hierboven is aangegeven, wordt de indieningstermijn voor de indiening van de maandaangifte niet gewijzigd.

Anderzijds bepaalt artikel 17, § 2, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 1 dat de belastingplichtige onder bepaalde voorwaarden een kwartaalaangifte mag indienen, uiterlijk op de vijfentwintigste dag van de maand volgend op elk kalenderkwartaal (in plaats van op de twintigste dag van de maand volgend op dat tijdvak - huidig artikel 18, § 2, van hetzelfde besluit). De voorwaarden waaronder een kwartaalaangifte kan worden ingediend worden door de huidige hervorming niet gewijzigd.

Artikel 17, § 3, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 1 herneemt, zonder enige wijziging, het huidige artikel 18, § 3, van hetzelfde besluit dat de regels vaststelt voor de overgang van de ene naar de andere aangifteregeling.

Artikel 17, § 4, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 1 zet in meer detail uiteen welke regels van toepassing zijn wanneer een correctie moet worden aangebracht na indiening van een periodieke aangifte die een materiële fout bevat. Momenteel is het volgens de administratieve praktijk mogelijk om een vorige periodieke aangifte binnen twaalf maanden te annuleren en te vervangen door een nieuwe periodieke aangifte die in het systeem wordt ingevoerd. De werking van de btw-rekening-courant maakt een dergelijke verwerking mogelijk, waarbij een eventueel nieuw eindsaldo van de periodieke btw-aangifte (rooster [71] of [72] van de aangifte) het oude vervangt. Met de afschaffing van de btw-rekening-courant is een dergelijke flexibiliteit niet langer mogelijk, aangezien het saldo van de aangifte aan het einde van elke aangifteperiode afzonderlijk wordt verwerkt (zie toelichting hierna).

In dit verband gelden de volgende nieuwe regels: - elke correctie van de aangiftevakken kan worden aangebracht in een nieuwe periodieke btw-aangifte die de vorige aangifte annuleert en vervangt, op voorwaarde dat die aangifte wordt ingediend vóór de uiterste indieningsdatum van de aangifte voor dat aangiftetijdvak (eerste lid); - wanneer er geen aangifte wordt ingediend vóór het verstrijken van de indieningstermijn van de te corrigeren aangifte, corrigeert de belastingplichtige de fout in de aangiftevakken in de aangifte met betrekking tot het eerstvolgende tijdvak (tweede lid).

Het derde lid van deze nieuwe bepaling preciseert wat onder "materiële fout" moet worden verstaan: het gaat om elke vergissing of vergetelheid die geen aanleiding geeft tot de opmaak of de uitreiking van een verbeterend stuk. Bijgevolg gaat het om enigerlei materiële fout in verband met, bijvoorbeeld, het niet opnemen van een reeds uitgereikte factuur, een al dan niet onterecht uitgeoefende aftrek of een niet correct uitgevoerde herziening. De gevallen waarin een verbeterend stuk moet worden opgesteld of uitgereikt, zoals wanneer een reeds uitgereikte factuur achteraf wordt gecorrigeerd door middel van een credit- of debetnota, zijn hier dus niet bedoeld. In dergelijke gevallen wordt die fout gecorrigeerd in de periodieke btw-aangifte met betrekking tot het tijdvak waarin het verbeterende stuk werd uitgereikt.

Artikel 17, § 5, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 1 neemt, zonder enige inhoudelijke wijziging, het huidige artikel 18, § 8, van hetzelfde besluit over, dat de regel vastlegt dat de door faillissementscuratoren in die hoedanigheid ingediende btw-aangiften jaarlijks worden ingediend.

Artikel 4 van het ontwerp voegt een nieuw artikel 17bis in het koninklijk besluit nr. 1 in dat voorziet in een specifieke administratieve bezwaarprocedure voor de belastingplichtige die hem toelaat om de definitieve vervangende aangifte die hem ter kennis werd gebracht overeenkomstig artikel 53, § 1ter, zesde lid, van het Wetboek te betwisten.

Dat bezwaarschrift moet overeenkomstig artikel 17bis, § 1, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 1, op straffe van onontvankelijkheid, worden ingediend binnen de zes maanden vanaf de datum waarop de kennisgeving van die aangifte uitwerking heeft, op het door of vanwege de minister van Financiën of zijn gemachtigde bepaalde elektronische adres. Het moet daarenboven minstens de volgende gegevens bevatten: - de naam of de maatschappelijke benaming, het adres van zijn administratieve of maatschappelijke zetel, het e-mailadres en het btw-identificatienummer van de belastingplichtige; - de betrokken aangifteperiode; - de bedragen die vermeld hadden moeten worden in de periodieke btw-aangifte die niet werd ingediend en die aanleiding heeft gegeven tot de definitieve vervangende aangifte; - de verantwoording van de waarachtigheid van de voormelde bedragen.

De nieuwe administratieve bezwaarprocedure heeft geen verplichtend karakter: de belastingplichtige kan te allen tijde een rechtsvordering instellen tegen de definitieve vervangende aangifte om zijn bezwaren door een rechter te laten beoordelen, ongeacht of hij al dan niet een administratief bezwaar heeft ingediend. Is er evenwel al een administratieve bezwaarprocedure opgestart wanneer de rechtsvordering wordt ingesteld, dan zal de administratieve bezwaarprocedure van rechtswege worden beëindigd. De administratieve bezwaarprocedure staat er zo ook niet aan in de weg dat de administratie overgaat tot gedwongen invordering van de belastingschuld die voortvloeit uit de definitieve vervangende aangifte (artikel 17bis, § 2, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 1).

Overeenkomstig artikel 19, § 2, eerste lid, van de WMGI kan "Inzake de belasting over de toegevoegde waarde, de diverse taksen, de rolrechten en de niet-fiscale schuldvorderingen, [...] de tenuitvoerlegging van het innings- en invorderingsregister slechts worden gestuit door een rechtsvordering". Bijgevolg kan de voorliggende bezwaarprocedure geen aanleiding geven tot opschorting van de uitvoeringsmaatregelen van de administratie. De administratie belast met de invordering van de btw zal echter over het algemeen in de praktijk, en behoudens wanneer de rechten van de Schatkist in gevaar zijn, deze invorderingsmaatregelen opschorten wanneer de schuldenaar van de belasting bezwaar indient.

Rekening houdend met zijn aard, is de definitieve vervangende aangifte in essentie een aangifte die, bij gebrek aan spontane indiening van de periodieke btw-aangifte door de belastingplichtige binnen een redelijke termijn (vijf maanden na het aangiftetijdvak), in de plaats wordt gesteld van de ontbrekende aangifte. De beslissing inzake een bezwaarschrift (waarbij bijvoorbeeld de bezwaren op specifieke gronden wordt ingewilligd en de bedragen in de aangifte dienovereenkomstig worden aangepast in het voordeel van de belastingplichtige) of het uitblijven van een dergelijke beslissing staan er dienovereenkomstig niet aan in de weg dat de administratie de juiste toepassing van de belasting die verschuldigd is ten aanzien van het aangiftetijdvak met betrekking tot de desbetreffende vervangende aangifte kan nagaan, alsmede om, in voorkomend geval, het bedrag ervan te corrigeren. In dat opzicht verschilt het controlerecht van de administratie niet tussen een spontaan ingediende aangifte en een definitieve vervangende aangifte.

Artikel 5 van het ontwerp voegt een nieuw artikel 17ter in het koninklijk besluit nr. 1 in dat bepaalt dat de in artikel 53ter, 1°, van het Wetboek bedoelde aangifte (de "bijzondere btw-aangifte") uiterlijk op de vijfentwintigste dag volgend op het tijdvak waarop zij betrekking heeft wordt ingediend (aanpassing van het huidige artikel 18, § 1, van hetzelfde besluit door de indieningsdatum in overeenstemming te brengen met die van de periodieke btw-aangifte van de belastingplichtigen die kwartaalaangiften indienen).

Artikel 6 van het ontwerp vervangt het huidige artikel 18 van het koninklijk besluit nr. 1 door de huidige bepalingen van de paragrafen 4 tot en met 7 van dat artikel te hernemen en de verwijzingen naar de regelgeving die erin voorkomen aan te passen. Het betreft de regels inzake de wijze van indiening van de verschillende btw-aangiften, die in dit kader niet worden gewijzigd, behoudens uitzonderingen blijft de indiening langs elektronische weg de regel.

Er wordt gebruik gemaakt van die herwerking om een technische wijziging aan te brengen in het huidige artikel 18, § 6, a), van het koninklijk besluit nr. 1.

Krachtens artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek is een belastingplichtige gehouden iedere maand een aangifte in te dienen waarin hij het bedrag vermeldt van de in het Wetboek bedoelde handelingen die hij heeft verricht of die aan hem werden verstrekt gedurende de vorige maand in het kader van zijn economische activiteit alsook het bedrag van de opeisbare belasting, van de te verrichten aftrek en van de te verrichten herzieningen.

Artikel 53duodecies van het Wetboek bepaalt dat de Koning met name de praktische toepassingsmodaliteiten van artikel 53 van het Wetboek regelt.

Op grond van het huidige artikel 18, § 4, van het koninklijk besluit nr. 1, moet de belastingplichtige gehouden tot het indienen van de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek bedoelde periodieke aangifte die aangifte langs elektronische weg indienen. Een belastingplichtige is evenwel op grond van paragraaf 5 van hetzelfde artikel vrijgesteld van de verplichting tot indiening langs elektronische weg zolang hij, en in voorkomend geval de persoon die gemachtigd is de aangifte namens hem in te dienen, niet over de nodige geïnformatiseerde middelen beschikt om aan die verplichting te voldoen.

Het huidige artikel 18, § 6, a), van het koninklijk besluit nr. 1 bepaalt dan ook dat de belastingplichtige in dat geval gebruikmaakt van (papieren) formulieren die hem door de administratie worden verstrekt en waarvan de modellen zijn gevoegd als bijlage bij het koninklijk besluit nr. 1.

Rekening houdend met de toenemende dematerialisatie van de relaties tussen de Federale Overheidsdienst Financiën en de burgers in het algemeen en inzonderheid met de belastingplichtigen, zal in de nabije toekomst de papieren versie van de aangiften evenwel niet meer worden bijgewerkt en herdrukt. Daardoor zal een stockprobleem ontstaan.

Aangezien de mogelijkheid om papieren periodieke btw-aangiften in te dienen behouden blijft, zal indiening op papier verder kunnen gebeuren op basis van kopieën die belastingplichtigen zelf van het papieren formulier zullen mogen maken.

Tevens zal de mogelijkheid worden geboden om gebruik te maken van een op de website van de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde geplaatst modelformulier van de aangifte. Dat formulier zal kunnen worden gedownload, afgedrukt en gebruikt als een periodieke aangifte op papier. Daarnaast zal een belastingplichtige zich kunnen wenden tot het bevoegde team beheer in het ambtsgebied waar hij zijn woonplaats of zijn (voornaamste) administratieve zetel heeft en die hem een aangifte op papier ter beschikking zal stellen.

Om die reden brengt artikel 13 van dit ontwerp in artikel 18, § 3, a), nieuw, van het koninklijk besluit nr. 1 een technische wijziging aan en worden de woorden "de formulieren die hen worden verstrekt door de administratie" vervangen door de woorden "de formulieren die hen door de administratie ter beschikking worden gesteld".

Artikel 7 van het ontwerp voegt het nieuwe hoofdstuk IIIbis in het koninklijk besluit nr. 1 in, met als opschrift "Hoofdstuk IIIbis. - Schuldenaar van de belasting". Dit hoofdstuk omvat de huidige artikelen 19, 20, 20bis, 20ter en 20quater, die met het oog op de samenhang licht worden gewijzigd (zie hierna).

Artikel 8

Artikel 8 van het ontwerp vervangt het huidige artikel 2, eerste lid, 2°, van het koninklijk besluit nr. 2 om de verwijzing op te nemen naar de dubbele termijn voor de indiening van de periodieke btw-aangifte, al naargelang de aangifteregeling van de betrokken belastingplichtige (maandelijks of per kwartaal). Met betrekking tot de periodieke aangifte die elk jaar in oktober moet worden ingediend, verwijst deze bepaling aldus uitdrukkelijk naar 20 of 25 oktober van elk jaar, al naargelang het een maand- of kwartaalaangifte betreft.

Artikelen 9 tot en met 12 - Wijzigingen aangebracht aan het koninklijk besluit nr. 4 Een belangrijk aspect van de hervorming van de btw-ketting betreft de procedure voor de teruggaaf van btw-kredieten die voortvloeien uit de periodieke btw-aangiften.

Het nieuwe artikel 76, § 1, van het Wetboek, vervangen bij de wet van 12 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten0, behoudt het principe van teruggaaf op uitdrukkelijk verzoek van de belastingplichtige of zijn vertegenwoordiger. Indien de belastingplichtige zijn btw-overschot (of -tegoed) wenst terug te krijgen, moet hij, zoals nu al het geval is, daar om verzoeken in de door hem ingediende periodieke aangifte. Volgens het huidige artikel 76 van het Wetboek leidt het verzoek om teruggaaf, wanneer de voorwaarden voor teruggaaf zijn vervuld, niet alleen tot teruggaaf van het in de aangifte vastgestelde overschot, maar tevens van al de tot op dat moment al gecumuleerde overschotten op de rekening-courant, alsook van de daarop ingeschreven betalingen (voor zover die al niet werden gecompenseerd met in de rekening-courant ingeschreven schulden).

In het kader van de nieuwe btw-ketting verdwijnt de rekening-courant om plaats te maken voor de Provisierekening btw. Via deze Provisierekening btw kan de belastingplichtige zijn btw-tegoeden zelf beheren. Vanaf de inwerkingtreding van het nieuwe artikel 76 van het Wetboek, geldt het verzoek om teruggaaf alleen nog voor het in de betrokken aangifte vastgestelde overschot.

Wanneer er niet om teruggaaf werd verzocht in de periodieke btw-aangifte of wanneer niet voldaan is aan de voorwaarden voor teruggaaf, zal dat overschot, na een controle door de administratie, worden ingeschreven op de in artikel 83bis van het Wetboek bedoelde Provisierekening btw. De belastingplichtige zal teruggaaf kunnen verkrijgen van de op de Provisierekening btw ingeschreven en gevalideerde tegoeden alsook van de daarop ingeschreven betalingen, op de wijze die zal worden vastgelegd in het toekomstige koninklijk besluit nr. 24. De belastingplichtige zal daardoor op een soepele manier en zonder bijzondere formaliteiten een volledige of gedeeltelijke teruggaaf van de op de voormelde Provisierekening ingeschreven tegoeden kunnen verkrijgen.

Dat wordt weergegeven in artikel 47, tweede lid, van het Wetboek dat eveneens werd gewijzigd bij de wet van 12 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten0. Dat artikel bepaalt dat wanneer het bedrag van de toegestane aftrek tijdens de aangifteperiode hoger is dan het bedrag van de over de belastingplichtige verrichte leveringen van goederen en diensten verschuldigde belasting, het overschot, waarvan niet overeenkomstig artikel 76, § 1, van hetzelfde Wetboek om teruggaaf wordt verzocht, op de in artikel 83bis van het Wetboek bedoelde Provisierekening btw wordt geboekt. Deze regel is een gevolg van de afschaffing van de btw-rekening-courant, in het kader waarvan btw-tegoeden van de ene periode naar de volgende konden worden overgedragen.

Die wijzigingen in de teruggaafprocedure van btw-kredieten hebben noodzakelijkerwijze een aanzienlijke weerslag op artikel 81 van het koninklijk besluit nr. 4, dat precies op die procedure betrekking heeft. Deze bepaling wordt bijgevolg vervangen bij artikel 9 van dit ontwerp.

De procedure voor het verzoek om teruggaaf van het uit de periodieke btw-aangifte voortvloeiende btw-overschot wordt op zich niet gewijzigd. In het geval van een in het rooster [72] van de periodieke aangifte vermeld krediet wordt dit verzoek gedaan door in een tabblad (of een aan te kruisen vakje in de papieren versie van de aangifte voor het beperkt aantal belastingplichtigen dat nog een papieren aangifte mag indienen) aan te geven dat men wenst dat het krediet wordt teruggegeven. Dit wordt meer in detail uiteengezet in artikel 81, § 1, derde lid, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 4. Zoals voorheen is een dergelijk verzoek facultatief en onderworpen aan bepaalde voorwaarden die hierna worden toegelicht. Indien geen verzoek wordt ingediend of indien het verzoek niet aan de vereiste voorwaarden voldoet, wordt het krediet in de Provisierekening btw ingeschreven.

Artikel 81, § 1, eerste lid, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 4 legt de ontvankelijkheidsvoorwaarden vast van een dergelijk verzoek om teruggaaf, los van de waarachtigheid van het btw-krediet waarvan om teruggaaf wordt verzocht. Met andere woorden, indien die voorwaarden niet zijn vervuld, wordt het onderzoek van dit verzoek onmiddellijk stopgezet. Die voorwaarden zijn de volgende: - het bedrag van het krediet moet in elk geval minstens 50 euro bedragen. Deze voorwaarde, die ongewijzigd blijft, is gerechtvaardigd in het licht van de administratieve kosten die aan die teruggaaf verbonden zijn. Anderzijds verdwijnen de vroegere gedifferentieerde drempelvoorwaarden omdat elke aangifteperiode op zichzelf wordt behandeld, zonder dat er nog een overdracht plaatsvindt van tegoeden van de ene naar de andere periode. Indien het voormelde bedrag niet wordt bereikt, wordt het krediet overgeschreven naar de Provisierekening btw; - de belastingplichtige moet de administratie door middel van de aangifte E604 A of B (aangifte van aanvang of wijziging van activiteit) een geldig bankrekeningnummer meedelen waarop de daadwerkelijke terugbetaling van het krediet kan worden verricht. Om het verzoek om teruggaaf met nuttig gevolg te kunnen behandelen, moet de administratie over dit rekeningnummer beschikken uiterlijk vóór het einde van de maand die voorafgaat aan de maand waarin de ordonnancering van die teruggaaf plaatsvindt; - alle aangiften met betrekking tot de handelingen van de zes maanden die, al naargelang van het geval, het kwartaal of de maand voorafgaan op het einde waarvan het btw-krediet blijkt, zijn ingediend binnen de vereiste termijn (de 20ste of de 25ste van de maand volgend op het tijdvak, afhankelijk van de aangifteregeling) Bovendien moet de aangifte waarin de belastingplichtige om teruggaaf van het btw-tegoed verzoekt, zelf worden ingediend binnen de vereiste termijn (de 20ste of 25ste van de maand volgend op het aangiftetijdvak, afhankelijk van de aangifteregeling). Een verzoek om teruggaaf in een laattijdig ingediende periodieke aangifte zal met andere woorden nooit aanleiding kunnen geven tot een daadwerkelijke teruggaaf van het btw-tegoed op grond van artikel 76, § 1, van het Wetboek. Het zal daarentegen leiden tot een inschrijving van het betrokken tegoed, onder de ter zake toepasselijke voorwaarden, op de Provisierekening btw.

De derde voorwaarde, die verband houdt met de correcte naleving van de aangifteverplichtingen ("compliance") door de belastingplichtige, wordt aangescherpt ten opzichte van de huidige voorwaarde die vereist dat alle aangiften met betrekking tot de handelingen van het kalenderjaar uiterlijk op 20 januari van het volgende jaar worden ingediend of, in het geval van teruggaaf in de loop van het jaar, dat alle aangiften betreffende de handelingen van het lopende jaar worden ingediend uiterlijk op de twintigste dag van de maand die volgt op, al naargelang het geval, het kwartaal of de maand bij het verstrijken waarvan het door de Staat verschuldigde bedrag wordt vastgesteld. Deze versterking van de voorwaarde inzake de naleving van de aangifteverplichtingen maakt deel uit van het nieuwe evenwichtige geheel van rechten en verplichtingen voor belastingplichtigen die periodieke aangiften indienen.

Voor het overige verdwijnen, in vergelijking met de huidige tekst, alle voorwaarden die verband houden met de regeling maandelijkse teruggaaf van btw-kredieten (die momenteel een afwijkende gunstregeling was die aan specifieke voorwaarden gebonden was), aangezien de mogelijkheid van maandelijkse teruggaaf wordt veralgemeend voor alle belastingplichtigen die maandaangiften indienen, zonder dat andere dan de voormelde voorwaarden vervuld moeten zijn. De afwijkende gunstregeling wordt aldus geïncorporeerd in de basisregeling, die op die manier in het algemeen wordt versoepeld.

Artikel 81, § 1, tweede lid, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 4 bepaalt dat de ordonnancering of de met een betaling gelijkgestelde verrichting van het in het eerste lid bedoelde bedrag uiterlijk plaatsheeft op het einde van de derde maand volgend op het tijdvak waarop de aangifte betrekking heeft. Voor indieners van maandaangiften vindt die ordonnancering evenwel uiterlijk plaats op het einde van de tweede maand die volgt op het tijdvak waarop de maandelijkse aangifte betrekking heeft. Zoals hoger aangegeven, houdt dat een daadwerkelijke verkorting van de ordonnanceringstermijn in voor belastingplichtigen die maandaangiften indienen, terwijl ze bovendien ook al in elk van hun maandaangiften om teruggaaf kunnen verzoeken (veralgemening maandelijkse teruggaaf).

Artikel 81, § 2, eerste lid, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 4 legt vast hoe wordt omgegaan met btw-kredieten die niet worden teruggegeven (ongeacht of de voorwaarden voor teruggaaf niet zijn vervuld dan wel of de belastingplichtige niet om teruggaaf heeft verzocht). Die kredieten worden dan ingeschreven op de Provisierekening btw, op voorwaarde dat het bedrag minstens 2,50 euro bedraagt, zoals ook vereist voor de teruggaaf van btw-tegoeden ingevolge een aanvraag tot teruggaaf door de belastingplichtige. Die inschrijving vindt plaats binnen dezelfde termijn als de ordonnanceringstermijn met betrekking tot die kredieten. Bovendien zullen zij door de administratie worden onderzocht vooraleer zij op de rekening worden ingeschreven, aangezien zij beschikbaar zullen zijn voor de belastingplichtige van zodra ze op de Provisierekening btw zijn ingeschreven. Hij zal ze dan kunnen gebruiken om toekomstige schulden te betalen of hij zal om teruggaaf ervan kunnen verzoeken overeenkomstig de modaliteiten die in het toekomstige nieuwe koninklijk besluit nr. 24 zullen worden vastgelegd.

In afwijking van wat voorafgaat, bepaalt artikel 81, § 2, tweede lid, nieuw, van koninklijk besluit nr. 4 dat, bij laattijdige indiening van de periodieke btw-aangifte, het btw-krediet uiterlijk op het einde van de tweede of derde maand (al naargelang het een maand- of kwartaalaangifte betreft) die volgt op de maand waarin de aangifte werd ingediend, op de Provisierekening btw wordt ingeschreven. Deze bijkomende termijn wordt verantwoord door de noodzaak voor de administratie om over voldoende tijd te beschikken om de nodige controles uit te voeren met betrekking tot de geldigheid van het btw-krediet vooraleer het op de Provisierekening btw wordt ingeschreven. Deze regel strekt ertoe de vertraging in de controleprocedure te neutraliseren die het gevolg zou zijn van laattijdige indiening van de periodieke btw-aangifte.

Artikel 81, § 3, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 4 herneemt grotendeels de inhoud van de huidige paragraaf 3 van die bepaling, die betrekking heeft op de gevallen waarin het btw-krediet het voorwerp kan zijn van een bijzondere maatregel van de administratie waardoor het (geheel of gedeeltelijk) niet daadwerkelijk aan de belastingplichtige wordt teruggegeven, ook al zijn de voorwaarden voor de teruggaaf vervuld.

Artikel 81, § 3, eerste lid, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 4 geeft als uitgangspunt aan dat ten aanzien van het btw-krediet dat voortvloeit uit een periodieke btw-aangifte de belastingplichtige in alle omstandigheden geacht wordt om teruggaaf te hebben verzocht tot het beloop van de belastingschuld die aan te zuiveren is, wanneer op het tijdstip van de ordonnancering of de verrichting gelijkgesteld met een betaling dan wel op het tijdstip van inschrijving van het btw-krediet op de Provisierekening btw in geval van laattijdige indiening van de periodieke btw-aangifte, de belastingplichtige uit hoofde van de belasting over de toegevoegde waarde, belasting, geldboeten, nalatigheidsinteresten of bijkomende kosten verschuldigd is die voortvloeien uit overtredingen begaan vóór het verstrijken van de periode waarop de die aangifte betrekking heeft. Op grond van dit wettelijk vermoeden wordt de schuldvordering van de belastingplichtige ingevolge de aanvraag om teruggaaf van het belastingkrediet dus in de voormelde omstandigheden steeds opeisbaar gemaakt, zelfs als hij niet daadwerkelijk om teruggaaf van dat krediet heeft verzocht.

Het eerste geval waarbij er aldus niet tot effectieve teruggaaf wordt overgegaan, doet zich voor wanneer de belastingplichtige op het tijdstip van de ordonnancering of de verrichting gelijkgesteld met een betaling, een bedrag aan btw, geldboeten, nalatigheidsinteresten of bijkomende kosten verschuldigd is die voortvloeien uit overtredingen begaan vóór het verstrijken van het tijdvak waarop de aangifte waarin de teruggaaf wordt gevraagd betrekking heeft.

De regels ter zake blijven ongewijzigd. In dit geval moet een onderscheid worden gemaakt al naargelang het al dan niet gaat om een schuld die in hoofde van de administratie een schuldvordering vormt die zeker, opeisbaar en vaststaand is (wat met name wordt bepaald in functie van het feit of die schuldvordering al dan niet wordt betwist). Wanneer de administratie over een zekere, opeisbare en vaststaande schuldvordering beschikt, zal het krediet worden aangewend tot aanzuivering van die schuld. In het tegenovergestelde geval zal de administratie overgaan tot de inhouding van dat btw-krediet. Die inhouding geldt als bewarend beslag onder derden tot het geschil definitief wordt beëindigd op administratieve wijze of bij wijze van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest. Dit is het eerste geval waarin tot inhouding kan worden overgegaan. In dat geval wordt het bedrag van het btw-krediet niet teruggegeven, noch ingeschreven op de Provisierekening btw.

Het tweede geval waarbij er niet tot effectieve teruggaaf wordt overgegaan is wanneer het btw-krediet het voorwerp uitmaakt van een inhouding omdat er ofwel ernstige vermoedens ofwel bewijzen (die in een proces-verbaal moeten worden opgenomen) bestaan dat de aangifte waarin de teruggaaf is gevraagd of de aangiften met betrekking tot daaraan voorafgaande tijdvakken gegevens bevatten die onjuist zijn en een belastingschuld in het vooruitzicht stellen zonder dat die schuld daadwerkelijk kan worden vastgesteld vóór het tijdstip van de ordonnancering of de verrichting gelijkgesteld met een betaling. In dit tweede geval van inhouding wordt het bedrag van het btw-krediet evenmin teruggegeven of op de Provisierekening btw ingeschreven, om de administratie toe te laten de waarachtigheid van die gegevens na te gaan.

Artikel 81, § 3, zesde lid, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 4 voorziet voortaan in een nieuw derde geval van inhouding van het btw-krediet, met name wanneer de belastingplichtige, niet binnen de in artikel 62, tweede lid, 2°, van het Wetboek bedoelde termijn (namelijk tien dagen), de door de administratie gevraagde inlichtingen betreffende dit btw-krediet heeft verstrekt op grond waarvan die belastingplichtige de waarachtigheid van dit bedrag kan verantwoorden.

Ook in dit derde geval van inhouding zal dit krediet in eerste instantie niet worden teruggegeven noch op de Provisierekening btw worden ingeschreven, zodat de administratie de waarachtigheid van dat bedrag kan verifiëren en in voorkomend geval ofwel een eventuele schuld kan aanzuiveren, ofwel dat bedrag of een gedeelte ervan kan teruggeven (als de belastingplichtige in eerste instantie om deze teruggave had verzocht en als aan de voorwaarden voor deze teruggave is voldaan), of op de Provisierekening btw kan inschrijven.

Voor het overige worden de andere regels betreffende deze inhoudingen grotendeels ongewijzigd in de nieuwe bepalingen overgenomen, namelijk: - de kennisgeving van de inhouding en de aanzegging ervan aan de belastingplichtige binnen de in artikel 1457 van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde termijn gebeurt bij een aangetekende zending bij de universele postdienstverlener en die afgifte geldt als kennisgeving vanaf de daaropvolgende dag; - de inhouding geeft aanleiding tot het opmaken en het verzenden door de met de invordering belaste ambtenaar van een bericht van beslag als bedoeld in artikel 1390 van het Gerechtelijk Wetboek; - de belastingplichtige kan enkel verzet doen tegen de inhouding door toepassing te maken van artikel 1420 van het Gerechtelijk Wetboek (verzet tegen het beslag voor de beslagrechter). Ter zake wordt de bestaande passage die aangaf dat "de beslagrechter [...] de opheffing van het beslag niet [kan] gelasten zolang het door de processen-verbaal geleverde bewijs niet is weerlegd, zolang de gegevens overeenkomstig de procedures van de door de Europese Gemeenschappen uitgevaardigde reglementering inzake het uitwisselen van inlichtingen tussen de lidstaten van de Gemeenschap niet werden bekomen of gedurende een opsporingsonderzoek van het Parket of een gerechtelijk onderzoek van de onderzoeksrechter" opgeheven. Op grond van een constante rechtspraak (zie ter zake bijvoorbeeld HJEU, 18 december 1997, gevoegde zaken C-286/94, C-340/95, C-401/95 en C-47/96, Garage Molenheide BVBA e.a., EU:C:1997:623; Cass., 3 januari 2003, Pas., 2003, nr. 4 en 6 november 2003, Pas., 2003, nr. 559; GH, 18 november 1998, nr. 119/98, 7 juli 1998, nr. 78/98 en 17 januari 2013, nr. 4/2013), bevestigen de rechterlijke instanties dat geen enkele reglementaire norm in de weg kan staan aan een effectieve rechterlijke controle met betrekking tot de inhouding van btw-tegoeden. Dat wordt bovendien bevestigd door artikel 81, § 3, zevende lid, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 4 dat preciseert dat de in het derde, vierde en zesde lid bedoelde inhouding die door de administratie werd uitgevoerd en die geldt als bewarend beslag onder derden totdat het bewijs vervat in het proces-verbaal op geldige wijze wordt weerlegd of tot het bewijs van de waarachtigheid van het krediet werd geleverd, geen afbreuk doet aan de mogelijkheid voor de beslagrechter om de opheffing van die inhouding te bevelen; - de inhouding neemt een einde ten gevolge van de opheffing ervan door de administratie of ten gevolge van een rechterlijke beslissing; - na het einde van de inhouding van het belastingkrediet wordt, in voorkomend geval, de belastingschuld die in hoofde van de administratie een schuldvordering vormt die zeker, opeisbaar en vaststaand is, aangezuiverd zonder dat enige formaliteit moet worden nageleefd (het eventuele saldo wordt teruggegeven aan de belastingplichtige die geopteerd heeft voor de teruggaaf bedoeld in artikel 81, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 4, voor zover aan de voorwaarden voor deze teruggaaf is voldaan, of, bij gebrek aan verzoek tot teruggave, blijft het eventuele saldo ingeschreven op de Provisierekening btw).

Voor het overige wordt, in overeenstemming met het Verdrag van Lissabon dat op 1 december 2009 in werking is getreden, overeenkomstig punt 5 van voornoemd advies 76.842/1/V van de Raad van State en hoewel in Richtlijn 2006/112/EG nog steeds meestal wordt gesproken van "(Europese) Gemeenschap(pen)", de verwijzing in deze bepaling naar de "Europese Gemeenschappen" vervangen door een verwijzing naar de "Europese Unie".

Ten slotte wordt, zoals reeds vermeld, de procedure van de vergunningen voor de maandelijkse teruggaaf van btw-tegoeden voor belastingplichtigen die maandaangiften indienen, opgeheven omdat de mogelijkheid van maandelijkse teruggaaf de regel wordt voor die belastingplichtigen.

Artikel 10 van het ontwerp heft artikel 82 van het koninklijk besluit nr. 4 op, dat betrekking heeft op de teruggaaf van btw-kredieten die voortvloeien uit bijzondere rekeningen. De afschaffing van de rekening-courant houdt in dat ook de bijzondere rekeningen verdwijnen die een opnulzetting van de btw-rekening-courant inhouden wanneer inbreuken worden vastgesteld op de verplichtingen inzake de indiening en de betaling van de belasting. In die context verliest artikel 82 van het koninklijk besluit nr. 4 zijn bestaansreden.

Artikel 11 van het ontwerp strekt ertoe de regels die van toepassing zijn op de teruggaaf van een btw-tegoed dat voortvloeit uit een in artikel 53ter, 1°, van het Wetboek bedoelde bijzondere btw-aangifte af te stemmen op de hiervoor uiteengezette regels die van toepassing zijn op de teruggaaf van een btw-tegoed dat voortvloeit uit een periodieke btw-aangifte. Er moet opgemerkt worden dat de Provisierekening btw geen betrekking heeft op deze btw-kredieten die voortvloeien uit de bijzondere btw-aangifte, net zoals dat tot heden het geval is voor de btw-rekening-courant.

Zoals hierboven vermeld, voorziet artikel 81, § 3, zesde lid, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 4 nu in een nieuw derde geval van inhouding van btw-tegoeden wanneer de belastingplichtige de door de administratie gevraagde inlichtingen, die de administratie toelaten de waarachtigheid van het btw-tegoed na te gaan, niet binnen de in artikel 62, tweede lid, 2°, van het Wetboek bedoelde termijn heeft verstrekt.

Artikel 76, § 2, derde lid, 3°, nieuw, van het Wetboek (ingevoegd bij de wet van 22 december 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten1 houdende diverse fiscale bepalingen) voorziet om dezelfde redenen in eenzelfde geval van inhouding met betrekking tot het btw-tegoed dat voortvloeit uit een bijzondere btw-aangifte.

Artikel 11 van het ontwerp brengt daarom de nodige wijzigingen aan in artikel 83 van het koninklijk besluit nr. 4 om dit nieuwe geval van inhouding van btw-tegoeden in deze bepaling te verankeren. De wijzigingen aan die bepaling betreffen een nieuw lid 8 (ingevoegd), een nieuw lid 9 (vervangen) en een nieuw lid 10 (gewijzigd).

Zoals in artikel 81 van het koninklijk besluit nr. 4, vervangen bij artikel 10 van dit ontwerp, wordt in artikel 83, negende lid, nieuw, van dit besluit voortaan eveneens verwezen naar de Europese Unie in plaats van naar de Europese Gemeenschappen.

Artikel 12 van het ontwerp brengt een wijziging aan in artikel 12, § 1, van hetzelfde besluit om het opschrift te corrigeren van het koninklijk besluit nr. 10 van 29 december 1992 met betrekking tot de uitoefeningsmodaliteiten van de keuzen, bedoeld in de artikelen 15, § 2, vierde lid, 21bis, § 2, 9°, vierde lid, 25ter, § 1, tweede lid, 2°, tweede lid en 44, § 3, 2°, d), van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, de aangiften van aanvang, wijziging, stopzetting van activiteit en de voorafgaande kennisgevingen inzake de belasting over de toegevoegde waarde, waarnaar in dat artikel wordt verwezen.

Artikelen 13 tot en met 16 - Wijzigingen aangebracht aan de koninklijke besluiten nrs. 41 et 44 De hervorming van de btw-ketting heeft ook rechtstreeks gevolgen voor de manier waarop moet worden omgegaan met proportionele en niet-proportionele geldboeten bij inbreuken op de verplichting tot indiening van de periodieke btw-aangifte en op de verplichting tot betaling van de belasting die uit die aangifte blijkt.

Historisch gezien werden deze verplichtingen geregeld via de btw-rekening-courant en door administratieve regularisatieprocedures in geval van inbreuken door de belastingplichtige die de goede werking van de rekening-courant in gevaar brachten. Sommige geldboeten werden overigens automatisch in de btw-rekening-courant ingeschreven.

Door het gelijktijdig verdwijnen van de btw-rekening-courant en van de bijzondere rekeningen is het noodzakelijk om de wijze waarop ten aanzien van deze twee verplichtingen administratieve sancties worden voorzien, volledig te herzien. De invoering van de geautomatiseerde procedure van (het voorstel van) vervangende aangifte bedoeld in artikel 53, § 1ter, van het Wetboek vereist ook dat met deze nieuwe realiteit rekening wordt gehouden bij het opleggen van die administratieve geldboeten.

Artikel 13 van het ontwerp vervangt punt I van afdeling 1 van tabel G van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 41, dat betrekking heeft op proportionele geldboeten wegens niet-betaling en laattijdige betaling van de belasting die blijkt uit de periodieke btw-aangifte.

Die herwerking van die geldboeten is ingegeven door enerzijds het verdwijnen van de btw-rekening-courant en de bijhorende bijzondere rekeningen en anderzijds door de invoering van de nieuwe procedure van (het voorstel van) vervangende aangifte. De achterliggende gedachte bestaat erin, zonder evenwel de boetepercentages te verhogen, de belastingplichtigen aan te moedigen de regels na te leven en steeds de periodieke btw-aangifte in te dienen (spontaan of ingevolge een positieve incentive vanwege de administratie). In dat kader zal de belastingplichtige die de verschuldigde btw niet binnen de voorgeschreven termijnen betaalt, gewaarschuwd worden dat hij een geldboete zal oplopen als hij die verschuldigde belasting niet onmiddellijk betaalt.

In die context wordt de geldboete die overeenkwam met een percentage gelijk aan dat van de nalatigheidsinterest bepaald in artikel 91, § 1, van het Wetboek (te berekenen over het verschuldigde of nog verschuldigde bedrag) definitief opgeheven. Die geldboete werd overigens in de praktijk hoe dan ook al niet meer toegepast.

Het nieuwe punt I voorziet in een onderscheid naargelang de belastingplichtige zijn periodieke btw-aangifte al dan niet heeft ingediend en wanneer dat het geval is, of die indiening al dan niet binnen de voorgeschreven termijnen is gebeurd.

Indien hij zijn periodieke aangifte tijdig heeft ingediend, zal hij in geval van niet-betaling of laattijdige betaling van de blijkens die aangifte verschuldigde btw, een geldboete oplopen van vijf pct. van de verschuldigde belasting. Er wordt ter zake aan herinnerd dat de betalingstermijn identiek is aan die voor de indiening van de periodieke btw-aangifte, m.a.w. de twintigste of de vijfentwintigste dag van de maand volgend op het aangiftetijdvak, al naargelang de toepasselijke aangifteregeling. Die geldboete is vastgelegd in punt I, 1., nieuw, van afdeling I van tabel G van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 41.

Indien de belastingplichtige zijn periodieke btw-aangifte laattijdig heeft ingediend, ofwel vooraleer de administratie kennis heeft gegeven van een voorstel tot vervangende aangifte (i.e. binnen drie maanden na het aangiftetijdvak), ofwel naar aanleiding van de kennisgeving door de administratie van een voorstel van vervangende aangifte (overeenkomstig artikel 53, § 1ter, vijfde lid, van het Wetboek), wordt een geldboete van tien pct. van de verschuldigde belasting opgelegd in geval van niet-betaling of laattijdige betaling (in dat geval moet de betaling onmiddellijk gebeuren en wordt de belastingplichtige geen bijkomende termijn toegestaan - artikel 53, § 1ter, negende lid, van het Wetboek) van de in die aangifte opgenomen btw.

Op dit punt wordt de aanbeveling van de Raad van State om in de Nederlandse versie van de tekst het woord "ingediende" in de inleidende zin van punt I van afdeling 1 van tabel G van de bijlage bij KB nr. 41 te schrappen, niet gevolgd. Het behoud van deze term is gerechtvaardigd (net zoals in de Franse versie van de tekst ("qui ont été déposées")), aangezien de in dit punt bedoelde boeten betrekking hebben op hetzij een definitieve vervangende aangifte, hetzij een periodieke btw-aangifte die te laat of helemaal niet wordt ingediend.

Indien de belastingplichtige, ondanks het voorstel tot vervangende aangifte dat hem door de administratie ter kennis werd gebracht, zijn periodieke btw-aangifte niet heeft ingediend overeenkomstig artikel 53, § 1ter, vijfde lid, van het Wetboek en de administratie hem bijgevolg een definitieve vervangende aangifte ter kennis brengt, wordt een geldboete opgelegd van vijftien pct. van de verschuldigde belasting die blijkt uit die definitieve vervangende aangifte. Die geldboete komt in feite overeen met de geldboete die thans verschuldigd is in geval van het opmaken van een bijzondere rekening wegens niet-betaling of laattijdige betaling van de belasting (huidig punt I, 2., van afdeling 1 van tabel G van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 41).

Artikel 14 van het ontwerp brengt twee belangrijke wijzigingen aan in rubriek I van afdeling 1 van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 44 betreffende niet-proportionele fiscale geldboeten voor inbreuken op de verplichting een periodieke btw-aangifte in te dienen. Ook hier is de invoering van de nieuwe procedure van (het voorstel van) vervangende aangifte de voornaamste reden voor de herwerking van die geldboeten, maar ook het streven naar progressiviteit bij het opleggen van die geldboeten om belastingplichtigen aan te moedigen deze aangifteverplichting correct na te komen werd mee in aanmerking genomen en speelt een rol.

Die rubriek I voorziet onder A in een progressieve niet-proportionele geldboete in geval van niet-indiening, die als volgt wordt vastgesteld: - 1ste overtreding: 500 EUR per aangifte; - 2de overtreding: 1.250 EUR per aangifte; - 3de inbreuk: 2.500 EUR per aangifte; - volgende inbreuken: 5.000 EUR per aangifte.

Momenteel is de administratieve geldboete voor niet-indiening vastgesteld op 1.000 euro per overtreding, ongeacht of er sprake is van recidive. Voortaan wordt de eerste overtreding minder zwaar bestraft (de belastingplichtige wordt het voordeel van de twijfel gegeven), maar in geval van recidive, a fortiori bij herhaalde recidive, worden de geldboeten hoger, wat het incitatieve karakter van die geldboeten versterkt.

Dezelfde rubriek I, onder B, voorziet in een progressieve niet-proportionele geldboete voor laattijdige indiening (waarbij rekening wordt gehouden met de verschillende uiterste data voor de indiening van periodieke btw-aangiften, afhankelijk van de aangifteregeling), die wordt vastgesteld als volgt: 100 euro per aangifte per maand vertraging, met een maximum van 500 euro. Zoals nu reeds het geval is, wordt ieder begonnen tijdvak van een maand voor een volledige maand gerekend.

Uit de combinatie van die twee onderverdelingen volgt dat vanaf een vertraging van meer dan vijf maanden (bestraft met een geldboete van 500 euro), in de regel elke indiening van de periodieke btw-aangifte als niet-indiening wordt beschouwd. Deze logica ligt in het verlengde van de procedure van (het voorstel van) vervangende aangifte, die voorziet dat een voorstel van vervangende aangifte aan de belastingplichtige wordt ter kennis gebracht na afloop van een periode van drie maanden na het aangiftetijdvak (met uitwerking op de derde werkdag na de afgifte van die zending aan de aanbieder van de universele postdienst). Vanaf de datum waarop die kennisgeving uitwerking heeft, beschikt de belastingplichtige vervolgens over een termijn van één maand om het voorstel van vervangende aangifte te betwisten, door middel van de indiening van zijn periodieke btw-aangifte.

Na die termijn van één maand (en dus in totaal in principe vijf maanden na het einde van het aangiftetijdvak voor de betrokken periodieke btw-aangifte) stelt de administratie de belastingplichtige in kennis van een definitieve vervangende aangifte, die de belastingplichtige alleen nog door middel van een administratief bezwaar of een vordering in rechte kan betwisten.

De periodieke btw-aangifte van die belastingplichtige wordt op dat moment als definitief niet ingediend beschouwd, wat de benadering die werd weerhouden in deze rubriek I, B, van afdeling 1 van de bijlage bij koninklijk besluit nr. 44 rechtvaardigt.

Tot slot wordt de wijziging van rubriek I aangegrepen om punt F van die rubriek op te heffen dat nog altijd voorziet in een geldboete van 50 euro wanneer de belastingplichtige gehouden tot de voldoening van de btw die voortvloeit uit de indiening van zijn periodieke btw-aangifte, geen gebruik maakt van het door de administratie verstrekte betalingsformulier of geen gebruik maakt van de door haar ter kennis gebrachte gestructureerde mededeling. Voor betalingen van belastingen en taksen die geïnd worden door de Algemene Administratie van de Inning en de Invordering, is de verplichting om de gestructureerde mededeling te gebruiken voortaan evenwel opgenomen in de artikelen 15, § 2, en 15/1, § 2, van het WMGI en niet langer in de btw-reglementering (voormalig koninklijk besluit nr. 24). Deze specifieke sanctie moet dus worden verwijderd uit het koninklijk besluit nr. 44 dat bepaalde inbreuken op het Wetboek en de uitvoeringsbesluiten ervan sanctioneert.

Artikel 15 van het ontwerp brengt vooreerst een technische wijziging aan (een wijziging van een verwijzing) in het opschrift van rubriek II van afdeling 1 van de bijlage bij hetzelfde besluit (verwijzing naar artikel 18, § 4, van het koninklijk besluit nr. 1, dat op zijn beurt verwijst naar de in de artikelen 58ter, § 6, 58quater, § 6 en 58quinquies, § 6, van het Wetboek bedoelde aangifte).

Er wordt ook van deze wijziging gebruik gemaakt om de geldboete van 50 euro op te heffen voor het niet gebruiken door de belastingplichtige van het door de administratie verstrekte betalingsformulier of de door haar ter kennis gebrachte gestructureerde mededeling in het kader van de voldoening van de btw die uit deze aangiften voortvloeit. Ter zake wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 14. Bijgevolg wordt punt E van rubriek II eveneens opgeheven.

Ten slotte brengt artikel 16 van het ontwerp eveneens twee technische wijzigingen aan in rubriek I van afdeling 5 van de bijlage bij hetzelfde besluit (de verwijzing naar artikel 81 van het koninklijk besluit nr. 4 wordt opgeheven, aangezien het hier in feite gaat om de sanctionering van inbreuken met betrekking tot het gebruik van vergunningen voor maandelijkse teruggaaf, die in het kader van de nieuwe btw-ketting niet meer zullen bestaan).

Artikel 17

Artikel 17 van het ontwerp vult artikel 8 van het koninklijk besluit nr. 46 aan met een derde lid om de datum van uitwerking te preciseren van de betaling van de verschuldigde belasting aan de ontvanger van het bevoegde douanekantoor in geval van een intracommunautaire verwerving van nieuwe vervoermiddelen door een persoon die bij datzelfde douanekantoor daarvan aangifte moet doen.

Die regels zijn vergelijkbaar met de betalingen van de belasting in andere omstandigheden (periodieke btw-aangifte of de in artikelen 58ter tot en met 58sexies van het Wetboek bedoelde aangiften). De regels met betrekking tot die betalingen zullen worden gewijzigd in het koninklijk besluit van 20 december 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1969 pub. 02/05/2013 numac 2013000278 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde sluiten3 tot uitvoering van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen. Aangezien het in dit geval evenwel gaat om een exclusieve bevoegdheid van de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen (inzake btw), worden die regels in deze bepaling opgenomen.

De data van uitwerking van die betalingen worden vastgesteld als volgt: - voor een betaling in speciën, op de datum van betaling; - voor een overschrijving, de laatste werkdag die voorafgaat aan de datum van creditering van de rekening van het kantoor volgens de documenten van de bank- of financiële instelling die verantwoordelijk is voor het beheer van de kasrekeningen van de Federale Overheidsdienst Financiën (als werkdagen worden aangemerkt, alle andere dagen dan de zaterdagen, de zondagen en de wettelijke feestdagen).

Artikel 18

Artikel 18 van het ontwerp wijzigt de inleidende zin van het huidige artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit nr. 48 om te verwijzen naar de dubbele termijn voor de indiening van de periodieke btw-aangifte naargelang de aangifteregeling van de bedoelde belastingplichtige (maandelijks of op kwartaalbasis). Dit artikel heeft betrekking op de mededeling van de lijst van intracommunautaire leveringen van nieuwe vervoermiddelen die krachtens artikel 39bis, 2°, van het Wetboek zijn vrijgesteld en die de belastingplichtigen in de loop van een kalenderkwartaal hebben verricht. De mededeling van die lijst is geïnspireerd op de regels van toepassing voor de indiening van de periodieke btw-aangifte. De inleidende zin van artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit nr. 48 verwijst derhalve uitdrukkelijk naar de twintigste of de vijfentwintigste dag van de maand die volgt op het kalenderkwartaal waarop de betrokken lijst betrekking heeft, al naargelang de belastingplichtige de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek bedoelde aangifte maandelijks of per kwartaal indient.

Artikelen 19 en 20

Artikel 19 van het ontwerp wijzigt op dezelfde manier artikel 5, § 1, van het koninklijk besluit nr. 50 met betrekking tot de indiening van deel 1 van de btw-opgave van de intracommunautaire handelingen door belastingplichtigen die inzake btw periodieke kwartaalaangiften indienen. In hun geval wordt de termijn voor de indiening van de opgave verlengd tot de vijfentwintigste dag van de maand die volgt op het kalenderkwartaal waarop de opgave betrekking heeft.

Artikel 20 van het ontwerp brengt dezelfde aanpassing aan in artikel 11, § 1, van hetzelfde besluit met betrekking tot de indiening van deel 2 van de btw-opgave van de intracommunautaire handelingen door belastingplichtigen die btw-kwartaalaangiften indienen.

Artikel 21

Artikel 21 van het ontwerp betreft een soortgelijke aanpassing als die in artikel 17 van dit ontwerp.

De wijziging in artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 51 betreft de modaliteiten en de datum van uitwerking van de betaling van de belasting verschuldigd op intracommunautaire verwervingen van accijnsproducten. De betalingen (in speciën, door overschrijving op de postrekening van de bevoegde ontvanger van accijnzen of op een andere wijze in de door de minister van Financiën of zijn gemachtigde bepaalde gevallen) hebben eveneens uitwerking op: - voor een betaling in speciën, de datum van de betaling; - voor een overschrijving, de laatste werkdag die voorafgaat aan de datum van creditering van de rekening van het kantoor volgens de documenten van de bank- of financiële instelling die verantwoordelijk is voor het beheer van de kasrekeningen van de Federale Overheidsdienst Financiën (als werkdagen worden aangemerkt, alle andere dagen dan de zaterdagen, de zondagen en de wettelijke feestdagen).

HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen

Artikel 22 Dit ontwerp moet in werking treden op dezelfde dag als de wet van 12 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten0 tot modernisering van de btw-ketting en van de inning van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen binnen de FOD Financiën. Die wet had in principe in werking moeten treden op 1 januari 2024.

Rekening houdend met de technische aanpassingen die deze hervorming met zich meebrengt, werd de inwerkingtreding van die wet, overeenkomstig artikel 22 van die wet, uitgesteld tot 1 januari 2025 bij het koninklijk besluit van 17 december 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1969 pub. 02/05/2013 numac 2013000278 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde sluiten6 tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 1, 2, 2bis, 3, 14, 19, 22, 31, 41 en 44 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde en tot uitstel van de datum van inwerkingtreding van de wet van 12 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten0 tot modernisering van de btw-ketting en van de inning van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen binnen de FOD Financiën.

Aangezien dit besluit het noodzakelijke corollarium vormt van de voormelde wet van 12 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten0, voorziet artikel 22, eerste lid, van het ontwerp bijgevolg dat dit eveneens op 1 januari 2025 in werking treedt.

In afwijking van het eerste lid bepaalt het tweede lid van dit artikel 22 dat de artikelen 9, 10 en 11 van het ontwerp in werking treden op 1 februari 2025. Het betreft de uitvoeringsbepalingen van de artikelen 76, § 1, en 83bis, nieuw, van het Wetboek die krachtens de voormelde wet van 12 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten0 in werking treden één maand na de andere bepalingen met betrekking tot de hervorming van de btw-ketting.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM


29 SEPTEMBER 2024. - Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 1, 2, 4, 41, 44, 46, 48, 50 en 51 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de modernisering van de btw-ketting FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, artikel 47, derde lid, ingevoegd bij de wet van 12 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten0, artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, vervangen bij de wet van 28 januari 2004Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/01/2004 pub. 10/02/2004 numac 2004003055 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde sluiten, artikel 53, § 1ter, zevende lid, ingevoegd bij de wet van 12 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten0, artikel 53sexies, § 2, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 juni 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/2021 pub. 09/07/2021 numac 2021042576 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Wet houdende de derde aanpassing van de Algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2021 type wet prom. 27/06/2021 pub. 22/07/2021 numac 2021042583 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Wet houdende de eerste aanpassing van de Middelenbegroting voor het begrotingsjaar 2021 type wet prom. 27/06/2021 pub. 06/07/2021 numac 2021021178 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende wijziging van artikel 30 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 27/06/2021 pub. 09/07/2021 numac 2021021228 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 13 oktober 2020 tot vaststelling voor het jaar 2020 van het bedrag van de repartitiebijdrage en tot vaststelling van het jaarlijks minimumbedrag voor de repartitiebijdrage voor de jaren 2020, 2021 en 2022, zoals bedoeld in artikel 14, § 8, zestiende lid, van de wet van 11 april 2003 betreffende de voorzieningen aangelegd voor de ontmanteling van de kerncentrales en voor het beheer van splijtstoffen bestraald in deze kerncentrales sluiten, artikel 53octies, § 1, eerste en tweede lid, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992 en vervangen bij de wet van 17 december 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten, artikel 53octies, § 1, vierde lid ingevoegd bij de wet van 28 december 1992, vervangen bij de wet van 17 december 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten en gewijzigd bij de wet van 2 april 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/04/2021 pub. 12/04/2021 numac 2021041114 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 12 maart 2021 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot vaccinaties tegen COVID-19 type wet prom. 02/04/2021 pub. 13/04/2021 numac 2021041189 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Wet houdende de tweede aanpassing van de Algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2021 sluiten, artikel 53octies, § 1bis, eerste lid, ingevoegd bij de wet van 21 januari 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/01/2022 pub. 28/01/2022 numac 2022040046 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse fiscale bepalingen sluiten, artikel 53nonies, § 1, eerste lid, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992, artikel 53undecies, ingevoegd bij de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens sluiten, artikel 53duodecies, ingevoegd bij de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens sluiten, artikel 56, § 5, eerste lid, vervangen bij de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens sluiten, artikel 58, § 1bis, tweede lid, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 29 december 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten4 bekrachtigd bij de wet van 22 juli 1993, artikel 58ter, § 9, ingevoegd bij de wet van 2 april 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/04/2021 pub. 12/04/2021 numac 2021041114 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 12 maart 2021 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot vaccinaties tegen COVID-19 type wet prom. 02/04/2021 pub. 13/04/2021 numac 2021041189 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Wet houdende de tweede aanpassing van de Algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2021 sluiten, artikel 58quater, § 9, ingevoegd bij de wet van 2 april 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/04/2021 pub. 12/04/2021 numac 2021041114 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 12 maart 2021 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot vaccinaties tegen COVID-19 type wet prom. 02/04/2021 pub. 13/04/2021 numac 2021041189 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Wet houdende de tweede aanpassing van de Algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2021 sluiten, artikel 58quinquies, § 9, ingevoegd bij de wet van 2 april 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/04/2021 pub. 12/04/2021 numac 2021041114 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 12 maart 2021 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot vaccinaties tegen COVID-19 type wet prom. 02/04/2021 pub. 13/04/2021 numac 2021041189 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Wet houdende de tweede aanpassing van de Algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2021 sluiten en vervangen bij de wet van 27 december 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/12/2021 pub. 31/12/2021 numac 2021043628 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven type wet prom. 27/12/2021 pub. 27/01/2023 numac 2023030036 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde. - Duitse vertaling sluiten, artikel 70, § 4, eerste lid, vervangen bij de programmawet van 22 juni 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten3, artikel 76, § 1, eerste en tweede lid, vervangen bij de wet van 12 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten0, artikel 76, § 1, achtste lid, vervangen bij de wet van 12 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten0, artikel 76, § 2, vijfde lid, vervangen bij de wet van 27 december 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/12/2021 pub. 31/12/2021 numac 2021043628 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven type wet prom. 27/12/2021 pub. 27/01/2023 numac 2023030036 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde. - Duitse vertaling sluiten, artikel 83bis, derde lid, ingevoegd bij de wet van 12 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten0 en artikel 84, derde lid, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1986;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 2 van 19 december 2018 met betrekking tot de forfaitaire regeling inzake belasting over de toegevoegde waarde;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 4 van 29 december 1969 met betrekking tot de teruggaven inzake belasting over de toegevoegde waarde;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 41 van 30 januari 1987 tot vaststelling van het bedrag van de proportionele fiscale geldboeten op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 44 van 9 juli 2012 tot vaststelling van het bedrag van de niet-proportionele fiscale geldboeten op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 46 van 29 december 1992 tot regeling van de aangifte van de intracommunautaire verwerving van vervoermiddelen en van de betaling van de ter zake verschuldigde btw;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 48 van 29 december 1992 met betrekking tot de levering van vervoermiddelen in de zin van artikel 8bis, § 2, 1°, van het Btw-Wetboek, verricht binnen de voorwaarden van artikel 39bis van het Btw-Wetboek;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 50 van 11 december 2019 met betrekking tot de btw-opgave van de intracommunautaire handelingen;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 51 van 14 april 1993 met betrekking tot de vereenvoudigingsregeling voor intracommunautaire verwervingen van accijnsprodukten op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 22 april 2024;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, d.d. 21 mei 2024;

Gelet op de beslissing van de Gegevensbeschermingsautoriteit (referentie: CO/A/2024/077 cm) van 22 maart 2024, waarin wordt verwezen naar het standaardadvies nr. 65/2023 van 24 maart 2023 betreffende de redactie van normatieve teksten;

Gelet op advies nr. 76.842/1/V van de Raad van State, gegeven op 25 juli 2024 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging type wet prom. 15/12/2013 pub. 24/12/2013 numac 2013024436 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende diverse bepalingen inzake landbouw sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Op voordracht van de minister van Financiën,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Dit koninklijk besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde.

HOOFDSTUK 2. - Modernisering van de btw-ketting en van de verplichtingen met betrekking tot de aangifte en de betaling van de btw

Art. 2.In het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 december 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1969 pub. 02/05/2013 numac 2013000278 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde sluiten6, wordt het opschrift van hoofdstuk III vervangen als volgt: "Hoofdstuk III. - Periodieke aangifte, vervangende aangifte en bijzondere aangifte".

Art. 3.Artikel 17 van hetzelfde besluit, opgeheven bij het koninklijk besluit van 19 december 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten7, wordt hersteld als volgt: "

Art. 17.§ 1. De belastingplichtige die gehouden is tot het indienen van de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek bedoelde aangifte dient die aangifte in bij de door de minister van Financiën aangewezen dienst, uiterlijk de twintigste dag volgend op de maand waarop zij betrekking heeft. § 2. In afwijking van paragraaf 1 mag de belastingplichtige een kwartaalaangifte indienen, uiterlijk de vijfentwintigste dag van de maand na ieder kalenderkwartaal, wanneer: 1° de jaaromzet, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, voor de volledige economische activiteit niet meer bedraagt dan 2.500.000 euro; 2° de jaaromzet, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, niet meer bedraagt dan 250.000 euro voor het geheel van de leveringen van de navolgende goederen: a) in artikel 415, § 1, van de programmawet van 27 december 2004Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten2 bedoelde energieproducten;b) toestellen voor mobiele telefonie en computers alsmede hun randapparatuur, toebehoren en onderdelen;c) landvoertuigen uitgerust met een motor onderworpen aan de reglementering betreffende de inschrijving. De belastingplichtige die krachtens artikel 53sexies, § 1, van het Wetboek gehouden is tot de maandelijkse indiening van de btw-opgave van de intracommunautaire handelingen, is uitgesloten van de regeling bedoeld in het eerste lid. § 3. De overgang van de regeling kwartaalaangiften naar maandaangiften vindt plaats bij het verstrijken van het kalenderkwartaal waarin voor de eerste maal niet meer aan de in paragraaf 2 vermelde voorwaarden is voldaan. De belastingplichtige is gehouden uiterlijk de tiende van de maand volgend op dat kalenderkwartaal kennis te geven van die overgang door middel van de aangifte bedoeld in artikel 2 of 7bis van het koninklijk besluit nr. 10 van 29 december 1992 met betrekking tot de uitoefeningsmodaliteiten van de keuzen, bedoeld in de artikelen 15, § 2, vierde lid, 21bis, § 2, 9°, vierde lid, 25ter, § 1, tweede lid, 2°, tweede lid en 44, § 3, 2°, d), van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, de aangiften van aanvang, wijziging, stopzetting van activiteit en de voorafgaande kennisgevingen inzake de belasting over de toegevoegde waarde.

Alle andere overgangen van een aangifteregeling naar een andere kunnen, op uitdrukkelijk verzoek van de belastingplichtige, door de administratie worden toegestaan en treden in werking de eerste dag van het aangiftetijdvak van de door de belastingplichtige gevraagde regeling volgend op de datum van aanvaarding van de aanvraag door de betrokken administratie. Het verzoek wordt gedaan door middel van de aangifte bedoeld in artikel 2 of 7bis van het koninklijk besluit nr. 10 van 29 december 1992 met betrekking tot de uitoefeningsmodaliteiten van de keuzen, bedoeld in de artikelen 15, § 2, vierde lid, 21bis, § 2, 9°, vierde lid, 25ter, § 1, tweede lid, 2°, tweede lid en 44, § 3, 2°, d), van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, de aangiften van aanvang, wijziging, stopzetting van activiteit en de voorafgaande kennisgevingen inzake de belasting over de toegevoegde waarde. § 4. Wanneer de belastingplichtige, na de indiening van de in paragraaf 1 of 2 bedoelde aangifte in die aangifte een materiële vergissing vaststelt, dient hij, vóór het verstrijken van de indieningstermijn voor die aangifte, een nieuwe aangifte in voor dezelfde periode, die de vorige aangifte annuleert en vervangt.

Wanneer er geen aangifte kan worden ingediend vóór het verstrijken van de indieningstermijn van de te corrigeren aangifte, neemt de belastingplichtige een correctie op in de eerstvolgende aangifte die moet worden ingediend.

Onder materiële vergissing in de zin van het eerste lid wordt verstaan elke vergissing of elke vergetelheid die geen aanleiding geeft tot het opmaken of uitreiken van een verbeterend stuk. § 5. In afwijking van de paragrafen 1 en 2 dient de curator van een gefailleerde belastingplichtige, uitgezonderd in de gevallen bedoeld in artikel XX.140 van het Wetboek van economisch recht, volgens de modaliteiten bepaald in artikel 18, § 1 en § 2, en ten laatste op 28 februari van het kalenderjaar volgend op dat waarop ze betrekking heeft, een jaaraangifte in voor de aan de belasting onderworpen handelingen die hij elk jaar verricht in naam van die belastingplichtige, met ingang van de dag van het vonnis van faillietverklaring.

De curator voldoet de verschuldigde belasting ten laatste op 30 april van het kalenderjaar volgend op dat waarop de in het eerste lid bedoelde aangifte betrekking heeft.

In afwijking van het eerste lid, dient de curator bij de sluiting van het faillissement de in het eerste lid bedoelde aangifte in ten laatste op de laatste dag van de tweede maand die volgt op de datum van het vonnis tot sluiting van het faillissement.

De curator voldoet de verschuldigde belasting ten laatste binnen de drie maanden volgend op het verstrijken van de termijn voor de indiening van de in het derde lid bedoelde aangifte.".

Art. 4.In hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 december 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1969 pub. 02/05/2013 numac 2013000278 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde sluiten6, wordt een artikel 17bis ingevoegd, luidende: "

Art. 17bis.§ 1. De belastingplichtige aan wie overeenkomstig artikel 53, § 1ter, zesde lid, van het Wetboek een definitieve vervangende aangifte ter kennis is gebracht, kan tegen die aangifte een bezwaarschrift indienen binnen zes maanden vanaf de datum waarop de kennisgeving van die aangifte uitwerking heeft.

Op straffe van onontvankelijkheid wordt het in het eerste lid bedoelde bezwaar ingediend op het door de minister van Financiën of zijn gemachtigde bepaalde elektronische adres en bevat het minstens de volgende gegevens: 1° de naam of de maatschappelijke benaming, het adres van zijn administratieve of maatschappelijke zetel, het e-mailadres en het btw-identificatienummer van de belastingplichtige;2° de betrokken aangifteperiode;3° de bedragen die vermeld hadden moeten worden in de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek bedoelde aangifte die niet werd ingediend en die aanleiding heeft gegeven tot de definitieve vervangende aangifte;4° de verantwoording van de waarachtigheid van de in 3° bedoelde bedragen. De administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde bevestigt de ontvangst van het in het eerste lid bedoelde bezwaar. § 2. De indiening van het in paragraaf 1 bedoelde bezwaar laat het recht van de administratie onverlet om over te gaan tot gedwongen invordering van de belastingschuld die voortvloeit uit de definitieve vervangende aangifte waarvan overeenkomstig artikel 53, § 1ter, zesde lid, van het Wetboek kennis is gegeven, in het bijzonder wanneer de rechten van de Schatkist in gevaar zijn.

Het al dan niet indienen van het in paragraaf 1 bedoelde bezwaar laat het recht van de belastingplichtige onverlet om in rechte op te komen tegen de definitieve vervangende aangifte waarvan overeenkomstig artikel 53, § 1ter, zesde lid, van het Wetboek kennis werd gegeven.

De overeenkomstig het tweede lid ingestelde rechtsvordering beëindigt van rechtswege de in dit artikel bedoelde bezwaarprocedure. § 3. De beslissing of de ontstentenis van een beslissing met betrekking tot het in paragraaf 1, eerste lid, bedoelde bezwaar laat het recht van de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde onverlet om de juiste toepassing van de belasting die verschuldigd is ten aanzien van het aangiftetijdvak met betrekking tot de desbetreffende vervangende aangifte na te gaan, alsmede om, in voorkomend geval, het bedrag ervan te corrigeren.".

Art. 5.In hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 december 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1969 pub. 02/05/2013 numac 2013000278 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde sluiten6, wordt een artikel 17ter ingevoegd, luidende: "

Art. 17ter.De persoon die gehouden is tot het indienen van de in artikel 53ter, 1°, van het Wetboek bedoelde aangifte dient deze aangifte in bij de door de minister van Financiën of zijn gemachtigde aangewezen dienst, uiterlijk de vijfentwintigste dag volgend op de periode waarop zij betrekking heeft.".

Art. 6.Artikel 18 van het hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 december 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1969 pub. 02/05/2013 numac 2013000278 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde sluiten6, wordt vervangen als volgt: "

Art. 18.§ 1. De belastingplichtigen gehouden tot het indienen van de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek bedoelde aangifte, dienen deze aangifte langs elektronische weg in. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde belastingplichtigen zijn ontheven van de verplichting tot indiening langs elektronische weg zolang zij niet over de nodige geïnformatiseerde middelen beschikken om aan deze verplichting te voldoen. De toepassingsmodaliteiten van deze ontheffing worden geregeld door de minister van Financiën of zijn gemachtigde. § 3. De belastingplichtigen gehouden tot het indienen van de in artikelen 17, paragrafen 1, 2, en 4 en 17ter bedoelde aangiften: a) die deze aangiften niet langs elektronische weg indienen, maken gebruik van de formulieren die hen door de administratie ter beschikking worden gesteld en waarvan het model voorkomt op de bijlage I bij dit besluit wat de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek bedoelde aangifte betreft en op de bijlage III wat de in artikel 53ter, 1°, van het Wetboek bedoelde aangifte betreft.De omschrijving van de roosters van de aangifte waarvan het model voorkomt in de genoemde bijlage I, maakt het voorwerp uit van de bijlage II bij dit besluit; b) die deze aangiften langs elektronische weg indienen overeenkomstig de door de minister van Financiën of zijn gemachtigde gestelde nadere regels, dragen dezelfde gegevens over als die opgenomen in de onder a) bedoelde aangifte. § 4. De belastingplichtigen gehouden tot de indiening van de in de artikelen 58ter, § 6, 58quater, § 6 en 58quinquies, § 6, van het Wetboek bedoelde aangifte, gebruiken de aangifteformulieren die bestaan uit een elektronisch bericht waarvan de inhoud is bepaald in de artikelen 58ter, § 6, tweede en derde lid, 58quater, § 6, tweede tot en met achtste lid en 58quinquies, § 6, tweede en derde lid, van het Wetboek. Zij sturen dat bericht naar het elektronisch adres dat te dien einde door de minister van Financiën of zijn gemachtigde werd gecreëerd.".

Art. 7.In hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 december 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1969 pub. 02/05/2013 numac 2013000278 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde sluiten6, wordt een hoofdstuk IIIbis ingevoegd dat de artikelen 19, 20, 20bis, 20ter en 20quater bevat, luidende: "Hoofdstuk IIIbis. - Schuldenaar van de belasting".

Art. 8.In artikel 2, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 2 van 19 december 2018 met betrekking tot de forfaitaire regeling inzake belasting over de toegevoegde waarde, wordt de bepaling onder 2° vervangen als volgt: "2° de regularisatie van de belasting die voortvloeit uit de wijzigingen die in de forfaitaire grondslagen van aanslag van het vorige jaar krachtens artikel 7, derde lid, zijn aangebracht, in voorkomend geval op te nemen in de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek bedoelde aangifte in te dienen uiterlijk op 20 of 25 oktober van ieder jaar, al naargelang het een maand- of kwartaalaangifte betreft, en een stuk op te maken ter verantwoording van het bedrag van die herziening.".

Art. 9.Artikel 81 van het koninklijk besluit nr. 4 van 29 december 1969 met betrekking tot de teruggaven inzake belasting over de toegevoegde waarde, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 april 1993Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten9 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2023 pub. 29/03/2023 numac 2023030776 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende hervorming van de fiscaliteit sluiten, wordt vervangen als volgt: "

Art. 81.§ 1. Wanneer volgens de gegevens van de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek bedoelde aangifte, het eindresultaat een door de Staat verschuldigd bedrag is, wordt dat bedrag op uitdrukkelijk verzoek van de belastingplichtige of van zijn in artikel 55, §§ 1 of 2, bedoelde aansprakelijke vertegenwoordiger teruggegeven, onder de volgende voorwaarden: 1° het door de Staat verschuldigd bedrag bereikt 50 euro;2° de belastingplichtige heeft, uiterlijk vóór het einde van de maand die voorafgaat aan de maand waarin de in artikel 76, § 1, zesde lid, 2°, van het Wetboek bedoelde ordonnancering of verrichting gelijkgesteld met een betaling plaatsheeft, door middel van de aangifte bedoeld in artikel 1 of 2 van het koninklijk besluit nr.10 van 29 december 1992 met betrekking tot de uitoefeningsmodaliteiten van de keuzen, bedoeld in de artikelen 15, § 2, vierde lid, 21bis, § 2, 9°, vierde lid, 25ter, § 1, tweede lid, 2°, tweede lid en 44, § 3, 2°, d), van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, de aangiften van aanvang, wijziging, stopzetting van activiteit en de voorafgaande kennisgevingen inzake de belasting over de toegevoegde waarde, aan de administratie een geldig bankrekeningnummer meegedeeld op de wijze bepaald door de minister van Financiën of zijn gemachtigde; 3° alle aangiften met betrekking tot de handelingen van de zes maanden die, al naargelang van het geval, het kalenderkwartaal of de maand voorafgaan op het einde waarvan het door de Staat verschuldigde bedrag blijkt, zijn ingediend binnen de in artikel 17, § 1 of § 2, bedoelde termijn en overeenkomstig de in artikel 18, § 1 of § 2, van het koninklijk besluit nr.1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde bedoelde modaliteiten; 4° de aangifte, waarvan het eindresultaat het door de Staat verschuldigd bedrag is waarvan de belastingplichtige om teruggave verzoekt, wordt ingediend binnen de in artikel 17, § 1 of § 2, bedoelde termijn en overeenkomstig de in artikel 18, § 1 of § 2, van het koninklijk besluit nr.1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde bedoelde modaliteiten.

De ordonnancering of de verrichting gelijkgesteld met een betaling van het in het eerste lid bedoelde bedrag, heeft plaats uiterlijk op het einde van de derde maand volgend op het tijdvak waarop de aangifte betrekking heeft. Voor een maandaangifte heeft de ordonnancering of de verrichting gelijkgesteld met een betaling evenwel plaats uiterlijk op het einde van de tweede maand volgend op het tijdvak waarop de maandaangifte betrekking heeft.

De belastingplichtige vraagt de in het eerste lid bedoelde teruggaaf aan bij het verstrijken van elk tijdvak waarvoor een overschot kan worden teruggegeven door een uitdrukkelijke vermelding aan te brengen in de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek bedoelde aangifte met betrekking tot de handelingen van dat tijdvak. De door de belastingplichtige ingediende aangifte waarin die vermelding is aangebracht, geldt als aanvraag tot teruggaaf. § 2. Onder voorbehoud van de toepassing van paragraaf 3, wordt, wanneer de voorwaarden voor teruggaaf van het in paragraaf 1 bedoelde bedrag niet vervuld zijn of wanneer dat bedrag door de belastingplichtige niet werd teruggevraagd, dat bedrag ingeschreven op de in artikel 83bis van het Wetboek bedoelde Provisierekening btw binnen de in paragraaf 1, tweede lid, bedoelde termijn, indien het 2,50 euro bereikt.

Wanneer de aangifte met als eindresultaat het op de in artikel 83bis van het Wetboek bedoelde Provisierekening btw in te schrijven bedrag, wordt ingediend na de termijn bedoeld in artikel 17, § 1 of § 2, van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, wordt, in afwijking van het eerste lid, de inschrijving op de Provisierekening btw verricht uiterlijk op het einde van de tweede of de derde maand die volgt op de maand waarin die aangifte wordt ingediend, al naargelang het een maand- of kwartaalaangifte betreft. § 3. Zonder onderscheid naargelang de belastingplichtige al dan niet geopteerd heeft voor de in paragraaf 1, eerste lid, bedoelde teruggaaf, wordt die teruggaaf steeds geacht te zijn aangevraagd tot het beloop van de belastingschuld die aan te zuiveren is, wanneer op het tijdstip van de in paragraaf 1 bedoelde ordonnancering of de verrichting gelijkgesteld met een betaling of op het in paragraaf 2 bedoelde tijdstip van inschrijving in de Provisierekening btw, de belastingplichtige uit hoofde van de belasting over de toegevoegde waarde, belasting, geldboeten, nalatigheidsinteresten of bijkomende kosten verschuldigd is die voortvloeien uit overtredingen begaan vóór het verstrijken van de periode waarop de hierboven bedoelde aangifte betrekking heeft.

Indien de in het eerste lid bedoelde belastingschuld in hoofde van de administratie een schuldvordering vormt die zeker, opeisbaar en vaststaand is, wat onder meer het geval is wanneer ze niet wordt betwist of wanneer ze werd opgenomen in een in artikel 85 van het Wetboek bedoeld innings- en invorderingsregister, waarvan de tenuitvoerlegging niet werd gestuit door de in artikel 19, § 2, eerste lid, van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen bedoelde vordering in rechte, wordt het door de Staat verschuldigd bedrag tot het passende beloop aangewend ter aanzuivering van de belastingschuld.

Indien de in het eerste lid bedoelde belastingschuld in het voordeel van de administratie geen schuldvordering vormt die geheel of gedeeltelijk zeker, opeisbaar en vaststaand is, wat onder meer het geval is wanneer ze wordt betwist of wanneer ze werd opgenomen in een in artikel 85 van het Wetboek bedoeld innings- en invorderingsregister, waarvan de tenuitvoerlegging werd gestuit door de in artikel 19, § 2, eerste lid, van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen bedoelde vordering in rechte, wordt het door de Staat verschuldigd bedrag tot het beloop van de schuldvordering van de administratie ingehouden. Deze inhouding geldt als bewarend beslag onder derden tot het geschil definitief wordt beëindigd op administratieve wijze of bij wijze van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest. Voor de toepassing van deze inhouding wordt de voorwaarde vereist door artikel 1413 van het Gerechtelijk Wetboek geacht te zijn vervuld.

Indien ten aanzien van een voor teruggaaf vatbaar bedrag dat blijkt uit de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek bedoelde aangifte en waarvoor de belastingplichtige al dan niet voor de teruggaaf heeft geopteerd, hetzij ernstige vermoedens, hetzij bewijzen bestaan dat de voormelde aangifte of de aangiften voor daaraan voorafgaande perioden gegevens bevatten die onjuist zijn en een belastingschuld in het vooruitzicht stellen zonder dat een daadwerkelijke bepaling ervan vóór het tijdstip van de genoemde ordonnancering of de verrichting gelijkgesteld met een betaling kan geschieden, heeft de ordonnancering van dit bedrag of de inschrijving op de in artikel 83bis van het Wetboek bedoelde Provisierekening btw niet plaats en wordt het door de Staat verschuldigd bedrag ingehouden teneinde de administratie toe te laten de waarachtigheid van die gegevens na te gaan.

De ernstige vermoedens of bewijzen bedoeld in het vierde lid, die de belastingschuld aantonen of helpen aantonen, dienen te worden gerechtvaardigd in processen-verbaal conform artikel 59, § 1, van het Wetboek en worden per aangetekende brief vooraf ter kennis gebracht van de belastingplichtige.

Indien de belastingplichtige niet binnen de in artikel 62, tweede lid, 2°, van het Wetboek bedoelde termijn de door de ambtenaren van de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde gevraagde inlichtingen heeft verstrekt ten aanzien van een voor teruggaaf vatbaar bedrag dat blijkt uit de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek bedoelde aangifte en die toelaten om de waarachtigheid van dat bedrag te verantwoorden, wordt dat bedrag ingehouden teneinde de administratie toe te laten de waarachtigheid van dat bedrag na te gaan.

Onverminderd de mogelijkheid voor de beslagrechter om de opheffing ervan te bevelen, geldt de in het derde en het vierde lid bedoelde inhouding als bewarend beslag onder derden tot op het ogenblik dat het bewijs vervat in de in het vijfde lid bedoelde processen-verbaal is weerlegd, of tot op het ogenblik dat de waarachtigheid van de handelingen blijkt uit gegevens verkregen overeenkomstig de procedures van de door de Europese Unie uitgevaardigde reglementering inzake het uitwisselen van inlichtingen tussen de lidstaten van de Unie.

Onverminderd de mogelijkheid voor de beslagrechter om de opheffing ervan te bevelen, geldt de in het zesde lid bedoelde inhouding als bewarend beslag onder derden tot de administratie, op grond van door de belastingplichtige verstrekte gegevens of op grond van andere gegevens, de waarachtigheid van het bedrag heeft kunnen nagaan. Voor de toepassing van deze inhoudingen wordt de voorwaarde vereist door artikel 1413 van het Gerechtelijk Wetboek geacht te zijn vervuld.

De in het derde, vierde en zesde lid bedoelde kennisgeving van de inhouding en haar aanzegging aan de belastingplichtige binnen de in artikel 1457 van het Gerechtelijk Wetboek voorziene termijn gebeuren bij aangetekende zending. De afgifte van het stuk aan de universele postdienstverlener geldt als kennisgeving vanaf de daaropvolgende dag.

De in het derde, vierde en zesde lid bedoelde inhouding geeft aanleiding tot het opmaken en het verzenden, door de met de invordering belaste ambtenaar, van een in artikel 1390 van het Gerechtelijk Wetboek bedoeld bericht van beslag.

De belastingplichtige kan enkel verzet doen tegen de in het derde, vierde en zesde lid bedoelde inhouding door toepassing te maken van artikel 1420 van het Gerechtelijk Wetboek.

De inhouding neemt een einde ten gevolge van de opheffing ervan door de administratie of ten gevolge van een rechterlijke beslissing. In geval van opheffing door de administratie wordt de belastingplichtige in kennis gesteld per aangetekend schrijven met vermelding van de datum van opheffing.

Na het einde van de inhouding van het door de Staat verschuldigd bedrag wordt, in voorkomend geval, de belastingschuld die in hoofde van de administratie een schuldvordering uitmaakt die zeker, opeisbaar en vaststaand is, overeenkomstig het tweede lid aangezuiverd zonder dat enige formaliteit moet worden nageleefd. Het eventuele overschot wordt teruggegeven aan de belastingplichtige die geopteerd heeft voor de in paragraaf 1, eerste lid bedoelde teruggaaf, voor zover aan de voorwaarden voor deze teruggaaf is voldaan, of wordt, bij gebrek eraan, ingeschreven op de in artikel 83bis van het Wetboek bedoelde Provisierekening btw.".

Art. 10.Artikel 82 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 7 februari 1972, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 april 1993Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten9 en laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 maart 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1969 pub. 02/05/2013 numac 2013000278 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde sluiten4, wordt opgeheven.

Art. 11.In artikel 83 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 29 december 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten4, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 april 1993Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten9 en laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 december 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1969 pub. 02/05/2013 numac 2013000278 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde sluiten1, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° er wordt tussen het zevende en het achtste lid een lid ingevoegd, luidende: "Indien de belastingplichtige niet binnen de in artikel 62, tweede lid, 2°, van het Wetboek bedoelde termijn de door de ambtenaren van de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde gevraagde inlichtingen heeft verstrekt ten aanzien van een voor teruggaaf vatbaar bedrag dat blijkt uit de in artikel 53ter, 1°, van het Wetboek bedoelde aangifte en die toelaten om de waarachtigheid van dat bedrag te verantwoorden, wordt dat bedrag ingehouden teneinde de administratie toe te laten de waarachtigheid van dat bedrag na te gaan."; 2° het achtste lid, dat het negende lid wordt, wordt vervangen als volgt: "De in het vijfde en het zesde lid bedoelde inhouding geldt als bewarend beslag onder derden tot op het ogenblik dat het bewijs van de in het zevende lid bedoelde processen-verbaal is weerlegd of tot op het ogenblik dat de waarachtigheid van de handelingen blijkt uit gegevens verkregen overeenkomstig de procedures van de door de Europese Unie uitgevaardigde reglementering inzake het uitwisselen van inlichtingen tussen de lidstaten van de Unie.De in het achtste lid bedoelde inhouding geldt als bewarend beslag onder derden tot op het ogenblik dat de administratie, op grond van door de belastingplichtige verstrekte gegevens of op grond van andere gegevens, de waarachtigheid van het bedrag heeft kunnen nagaan. Voor de toepassing van deze inhoudingen wordt de voorwaarde vereist door artikel 1413 van het Gerechtelijk Wetboek geacht te zijn vervuld."; 3° in het negende lid, dat het tiende lid wordt, worden de woorden "het vijfde en het zesde lid" vervangen door de woorden "het vijfde tot en met het zevende lid".

Art. 12.In artikel 12, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 april 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten5 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 april 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten8, worden de woorden "de artikelen 15, § 2, derde lid, en 25ter, § 1, derde lid" vervangen door de woorden "de artikelen 15, § 2, vierde lid, 21bis, § 2, 9°, vierde lid, 25ter, § 1, tweede lid, 2°, tweede lid en 44, § 3, 2°, d)".

Art. 13.In afdeling 1 van tabel G van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 41 van 30 januari 1987 tot vaststelling van het bedrag van de proportionele fiscale geldboeten op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 december 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1969 pub. 02/05/2013 numac 2013000278 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde sluiten6, wordt de bepaling onder I vervangen als volgt: "I. Gehele of gedeeltelijke niet-betaling en niet-tijdige betaling van de belasting waarvan de opeisbaarheid blijkt uit de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek bedoelde periodieke aangifte die werd ingediend of uit een in artikel 53, § 1ter, van het Wetboek bedoelde definitieve vervangende aangifte die werd ter kennis gebracht.

1. De opeisbaarheid van de belasting blijkt uit een in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek periodieke aangifte, ingediend binnen de termijn voorzien door of krachtens de regelgeving

5 pct.van de verschuldigde belasting;

1. L'exigibilité de la taxe résulte d'une déclaration visée à l'article 53, § 1er, alinéa 1er, 2°, du Code qui a été déposée dans le délai prescrit par ou en vertu de la réglementation

5 p.c. de la taxe due ;

2. De opeisbaarheid van de belasting blijkt uit een in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek bedoelde aangifte die laattijdig of overeenkomstig artikel 53, § 1ter, vijfde lid, van het Wetboek werd ingediend

10 pct.van de verschuldigde belasting;

2. L'exigibilité de la taxe résulte d'une déclaration visée à l'article 53, § 1er, alinéa 1er, 2°, du Code qui a été déposée tardivement ou conformément à l'article 53, § 1erter, alinéa 5, du Code

10 p.c. de la taxe due ;

3. De opeisbaarheid van de belasting blijkt uit een in artikel 53, § 1ter, van het Wetboek bedoelde ter kennis gebrachte definitieve vervangende aangifte

15 pct.van de verschuldigde belasting.".

3. L'exigibilité de la taxe résulte d'une déclaration de substitution définitive visée à l'article 53, § 1erter, du Code, qui a été notifiée

15 p.c. de la taxe due.".


Art. 14.In rubriek I van afdeling 1 van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 44 van 9 juli 2012 tot vaststelling van het bedrag van de niet-proportionele fiscale geldboeten op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt A wordt vervangen als volgt:

"A.Niet-indienen

- 1ste overtreding: 500 EUR per aangifte - 2de overtreding: 1.250 EUR per aangifte - 3de overtreding: 2.500 EUR per aangifte - volgende overtredingen: 5.000 EUR per aangifte";

"A. Non-dépôt

- 1ère infraction : 500 EUR par déclaration - 2ème infraction : 1.250 EUR par déclaration - 3ème infraction : 2.500 EUR par déclaration - infractions suivantes : 5.000 EUR par déclaration" ;

2° punt B wordt vervangen als volgt:

2° le point B est remplacé par ce qui suit :

"B.Laattijdig indienen met niet meer dan vijf maanden (1) vertraging of die op een geldige manier een einde heeft gemaakt aan de procedure van de vervangende aangifte

100 EUR per aangifte en per maand (1) vertraging met een maximum van 500 EUR";

"B. Dépôt tardif n'excédant pas cinq mois (1) de retard ou ayant valablement mis fin à la procédure de déclaration de substitution

100 EUR par déclaration et par mois (1) de retard avec un maximum de 500 EUR" ;

3° punt F wordt opgeheven. 3° le point F est abrogé.


Art. 15.In rubriek II van afdeling 1 van de bijlage bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 juni 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1969 pub. 02/05/2013 numac 2013000278 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde sluiten5, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het opschrift van de rubriek worden de woorden "artikel 18, § 7, tweede lid" vervangen door de woorden "artikel 18, § 4";2° punt E wordt opgeheven.

Art. 16.In rubriek I van afdeling 5 van de bijlage bij hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het opschrift worden de woorden "Artikel 81 van het koninklijk besluit nr.4 van 29 december 1969" opgeheven; 2° punt B wordt opgeheven.

Art. 17.Artikel 8 van het koninklijk besluit nr. 46 van 29 december 1992 tot regeling van de aangifte van de intracommunautaire verwerving van vervoermiddelen en van de betaling van de ter zake verschuldigde btw, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 november 1994, wordt aangevuld met een lid, luidende: "De in het tweede lid bedoelde betalingen hebben uitwerking: 1° voor een betaling in speciën, op de datum van de betaling;2° voor een overschrijving, de laatste werkdag die voorafgaat aan de datum van creditering van de rekening van het kantoor volgens de documenten van de bank- of financiële instelling die verantwoordelijk is voor het beheer van de kasrekeningen van de Federale Overheidsdienst Financiën.Als werkdagen worden aangemerkt, alle andere dagen dan de zaterdagen, de zondagen en de wettelijke feestdagen.".

Art. 18.In artikel 3, § 1, inleidende zin, van het koninklijk besluit nr. 48 van 29 december 1992 met betrekking tot de levering van vervoermiddelen in de zin van artikel 8bis, § 2, 1°, van het Btw-Wetboek, verricht binnen de voorwaarden van artikel 39bis van het Btw-Wetboek, vervangen bij het koninklijk besluit van 21 februari 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten6 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 januari 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1969 pub. 02/05/2013 numac 2013000278 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde sluiten0, worden de woorden "de twintigste van de maand die volgt op het kalenderkwartaal waarop ze betrekking heeft" vervangen door de woorden "de twintigste of vijfentwintigste dag van de maand die volgt op het kalenderkwartaal waarop ze betrekking heeft, al naargelang de belastingplichtige maandelijks dan wel driemaandelijks de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek bedoelde aangifte indient,".

Art. 19.In artikel 5, § 1, van het koninklijk besluit nr. 50 van 11 december 2019 met betrekking tot de btw-opgave van de intracommunautaire handelingen, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de Franse tekst, wordt het woord "vingtième" telkens vervangen door het woord "vingt-cinquième";2° in de Nederlandse tekst van het eerste lid, wordt het woord "twintigste" vervangen door de woorden "vijfentwintigste dag";3° in de Nederlandse tekst van het derde lid, wordt het woord "twintigste" vervangen door het woord "vijfentwintigste".

Art. 20.In artikel 11, § 1, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de Franse tekst, wordt het woord "vingtième" telkens vervangen door het woord "vingt-cinquième";2° in de Nederlandse tekst van het eerste lid, wordt het woord "twintigste" vervangen door de woorden "vijfentwintigste dag";3° in de Nederlandse tekst van het derde lid, wordt het woord "twintigste" vervangen door het woord "vijfentwintigste".

Art. 21.In artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 51 van 14 april 1993 met betrekking tot de vereenvoudigingsregeling voor intracommunautaire verwervingen van accijnsprodukten op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 juni 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1969 pub. 02/05/2013 numac 2013000278 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde sluiten2, worden tussen het eerste en het tweede lid twee leden ingevoegd, luidende: "De betaling van de verschuldigde belasting ter uitvoering van het eerste lid, wordt verricht in speciën, door overschrijving op de postrekening van de bevoegde ontvanger der accijnzen of op een andere wijze en in de gevallen bepaald door de minister van Financiën of zijn gemachtigde.

De in het tweede lid bedoelde betalingen hebben uitwerking: 1° voor een betaling in speciën, op de datum van de betaling;2° voor een overschrijving, de laatste werkdag die voorafgaat aan de datum van creditering van de rekening van het kantoor volgens de documenten van de bank- of financiële instelling die verantwoordelijk is voor het beheer van de kasrekeningen van de Federale Overheidsdienst Financiën.Als werkdagen worden aangemerkt, alle andere dagen dan zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen.".

HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen

Art. 22.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2025.

In afwijking van het eerste lid, treden artikelen 9, 10 en 11 in werking op 1 februari 2025.

Art. 23.De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 29 september 2024.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM _______ Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad: Wet van 3 juli 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1969 pub. 02/05/2013 numac 2013000278 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde sluiten, Belgisch Staatsblad van 17 juli 1969; Wet van 4 augustus 1986, Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1986;

Wet van 28 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, ed. 1;

Wet van 22 juli 1993, Belgisch Staatsblad van 26 juli 1993;

Wet van 28 januari 2004Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/01/2004 pub. 10/02/2004 numac 2004003055 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde sluiten, Belgisch Staatsblad van 10 februari 2004, ed. 2;

Programmawet van 27 december 2004Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten2, Belgisch Staatsblad van 31 december 2004, ed. 2;

Programmawet van 22 juni 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten3, Belgisch Staatsblad van 28 juni 2012;

Wet van 17 december 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten, Belgisch Staatsblad van 21 december 2012, ed. 2;

Wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging type wet prom. 15/12/2013 pub. 24/12/2013 numac 2013024436 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende diverse bepalingen inzake landbouw sluiten, Belgisch Staatsblad van 31 december 2013, ed. 1;

Wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens sluiten, Belgisch Staatsblad van 10 augustus 2018;

Wet van 2 april 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/04/2021 pub. 12/04/2021 numac 2021041114 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 12 maart 2021 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot vaccinaties tegen COVID-19 type wet prom. 02/04/2021 pub. 13/04/2021 numac 2021041189 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Wet houdende de tweede aanpassing van de Algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2021 sluiten, Belgisch Staatsblad van 13 april 2021;

Wet van 2 april 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/04/2021 pub. 12/04/2021 numac 2021041114 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 12 maart 2021 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot vaccinaties tegen COVID-19 type wet prom. 02/04/2021 pub. 13/04/2021 numac 2021041189 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Wet houdende de tweede aanpassing van de Algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2021 sluiten, Belgisch Staatsblad van 13 april 2021 (artikel 53octies, § 1, vierde lid, Btw-Wetboek);

Wet van 27 juni 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/2021 pub. 09/07/2021 numac 2021042576 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Wet houdende de derde aanpassing van de Algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2021 type wet prom. 27/06/2021 pub. 22/07/2021 numac 2021042583 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Wet houdende de eerste aanpassing van de Middelenbegroting voor het begrotingsjaar 2021 type wet prom. 27/06/2021 pub. 06/07/2021 numac 2021021178 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende wijziging van artikel 30 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 27/06/2021 pub. 09/07/2021 numac 2021021228 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 13 oktober 2020 tot vaststelling voor het jaar 2020 van het bedrag van de repartitiebijdrage en tot vaststelling van het jaarlijks minimumbedrag voor de repartitiebijdrage voor de jaren 2020, 2021 en 2022, zoals bedoeld in artikel 14, § 8, zestiende lid, van de wet van 11 april 2003 betreffende de voorzieningen aangelegd voor de ontmanteling van de kerncentrales en voor het beheer van splijtstoffen bestraald in deze kerncentrales sluiten, Belgisch Staatsblad van 30 juni 2021, ed. 3;

Wet van 27 december 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/12/2021 pub. 31/12/2021 numac 2021043628 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven type wet prom. 27/12/2021 pub. 27/01/2023 numac 2023030036 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde. - Duitse vertaling sluiten, Belgisch Staatsblad van 31 december 2021, ed. 2;

Wet van 21 januari 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/01/2022 pub. 28/01/2022 numac 2022040046 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse fiscale bepalingen sluiten, Belgisch Staatsblad van 28 januari 2022, ed. 1;

Wet van 12 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten0, Belgisch Staatsblad van 23 maart 2023;

Wet van 19 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2023 pub. 29/03/2023 numac 2023030776 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende hervorming van de fiscaliteit sluiten, Belgisch Staatsblad van 29 maart 2023, ed. 1;

Koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, ed. 4;

Koninklijk besluit nr. 2 van 19 december 2018 met betrekking tot de forfaitaire regeling inzake belasting over de toegevoegde waarde, Belgisch Staatsblad van 31 december 2018, ed. 1;

Koninklijk besluit nr. 4 van 29 december 1969 met betrekking tot de teruggaven inzake belasting over de toegevoegde waarde, Belgisch Staatsblad van 31 december 1969;

Koninklijk besluit nr. 10 van 29 december 1992 met betrekking tot de uitoefeningsmodaliteiten van de keuzen, bedoeld in de artikelen 15, § 2, vierde lid, 21bis, § 2, 9°, vierde lid, 25ter, § 1, tweede lid, 2°, tweede lid en 44, § 3, 2°, d), van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, de aangiften van aanvang, wijziging, stopzetting van activiteit en de voorafgaande kennisgevingen inzake de belasting over de toegevoegde waarde, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, ed. 4;

Koninklijk besluit nr. 41 van 30 januari 1987 tot vaststelling van het bedrag van de proportionele fiscale geldboeten op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1987;

Koninklijk besluit nr. 44 van 9 juli 2012 tot vaststelling van het bedrag van de niet-proportionele fiscale geldboeten op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde, Belgisch Staatsblad van 17 juli 2012;

Koninklijk besluit nr. 46 van 29 december 1992 tot regeling van de aangifte van de intracommunautaire verwerving van vervoermiddelen en van de betaling van de ter zake verschuldigde btw, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, ed. 4;

Koninklijk besluit nr. 48 van 29 december 1992 met betrekking tot de levering van vervoermiddelen in de zin van artikel 8bis, § 2, 1°, van het Btw-Wetboek, verricht binnen de voorwaarden van artikel 39bis van het Btw-Wetboek, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, ed. 4;

Koninklijk besluit nr. 50 van 11 december 2019 met betrekking tot de btw-opgave van de intracommunautaire handelingen, Belgisch Staatsblad van 23 december 2019;

Koninklijk besluit nr. 51 van 14 april 1993 met betrekking tot de vereenvoudigingsregeling voor intracommunautaire verwervingen van accijnsprodukten op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde, Belgisch Staatsblad van 30 april 1993;

Koninklijk besluit van 7 februari 1972, Belgisch Staatsblad van 30 mei 1972;

Koninklijk besluit van 29 december 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten4, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, ed. 4 (Btw-Wetboek);

Koninklijk besluit van 29 december 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten4, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, ed. 4 (koninklijk besluit nr. 4);

Koninklijk besluit van 14 april 1993Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten9, Belgisch Staatsblad van 30 april 1993);

Koninklijk besluit van 22 november 1994, Belgisch Staatsblad van 1 december 1994;

Koninklijk besluit van 14 april 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten5, Belgisch Staatsblad van 17 april 2009, ed. 2 ;

Koninklijk besluit van 21 februari 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten6, Belgisch Staatsblad van 26 februari 2010, ed. 2;

Koninklijk besluit van 19 december 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten7, Belgisch Staatsblad van 31 december 2012, ed. 1 ;

Koninklijk besluit van 30 april 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012003385 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1) sluiten8, Belgisch Staatsblad van 8 mei 2013;

Koninklijk besluit van 24 januari 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1969 pub. 02/05/2013 numac 2013000278 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde sluiten0, Belgisch Staatsblad van 20 februari 2015, ed. 2;

Koninklijk besluit van 17 maart 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1969 pub. 02/05/2013 numac 2013000278 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde sluiten4, Belgisch Staatsblad van 8 april 2019;

Koninklijk besluit van 28 juni 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1969 pub. 02/05/2013 numac 2013000278 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde sluiten2, Belgisch Staatsblad van 12 juli 2019;

Koninklijk besluit van 9 december 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1969 pub. 02/05/2013 numac 2013000278 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde sluiten1, Belgisch Staatsblad van 16 december 2019;

Koninklijk besluit van 29 juni 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1969 pub. 02/05/2013 numac 2013000278 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde sluiten5, Belgisch Staatsblad van 1 juli 2021, ed. 1;

Koninklijk besluit van 17 december 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1969 pub. 02/05/2013 numac 2013000278 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde sluiten6, Belgisch Staatsblad van 22 december 2023;

Gecoördineerde wetten op de Raad van State, koninklijk besluit van 12 januari 1973, Belgisch Staatsblad van 21 maart 1973.


^