gepubliceerd op 21 december 2012
Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (1)
17 DECEMBER 2012. - Wet tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde (I) (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.Deze wet voorziet in hoofdzaak in de omzetting van Richtlijn 2010/45/EU van de Raad van 13 juli 2010 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat de factureringsregels betreft.
Art. 3.In artikel 1 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 14 april 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in de inleidende zin van § 11 worden de woorden "15, § 2, tweede lid, 3° " vervangen door de woorden "14, § 4";b) het artikel wordt aangevuld met de §§ 12 en 13, luidende : « § 12.Voor de toepassing van dit Wetboek wordt verstaan onder : 1° "belastbare feit": het feit waardoor de wettelijke voorwaarden worden vervuld die vereist zijn voor het opeisbaar worden van de belasting;2° "opeisbaarheid van belasting": het recht dat de Schatkist heeft om krachtens de wet de belasting vanaf een bepaald tijdstip te vorderen van de persoon die de belasting moet voldoen, ook al kan de betaling daarvan worden uitgesteld. § 13. Voor de toepassing van dit Wetboek wordt verstaan onder : 1° "factuur": elk document of bericht op papier of in elektronisch formaat dat voldoet aan de voorwaarden vastgesteld in het Wetboek en zijn uitvoeringsbesluiten;2° "elektronische factuur": een factuur die de in het Wetboek en zijn uitvoeringsbesluiten voorgeschreven gegevens bevat en in om het even welke elektronische vorm wordt uitgereikt en ontvangen.».
Art. 4.In hoofdstuk III, afdeling 1, van hetzelfde Wetboek, wordt vóór artikel 9 een onderafdeling 1 ingevoegd, luidende : "Onderafdeling 1. Bedoelde goederen en handelingen".
Art. 5.Artikel 10 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 1995, wordt vervangen als volgt : «
Art. 10.§ 1. Als een levering van een goed wordt beschouwd de overdracht of de overgang van de macht om als een eigenaar over een lichamelijk goed te beschikken.
Hier wordt onder meer bedoeld de terbeschikkingstelling van een goed aan de verkrijger of de overnemer ingevolge een contract tot overdracht of aanwijzing. § 2. Wordt eveneens beschouwd als een levering van een goed : a) de eigendomsoverdracht van een goed tegen betaling van een vergoeding ingevolge een vordering door of namens de overheid en, meer algemeen, ingevolge een wet, een decreet, een ordonnantie, een besluit of een administratieve verordening;b) de materiële afgifte van een goed ingevolge een overeenkomst waarbij een goed gedurende een bepaalde periode in huur wordt gegeven of ingevolge een overeenkomst tot koop en verkoop op afbetaling, in beide gevallen onder het beding dat normaal het goed uiterlijk bij de betaling van de laatste termijn in eigendom wordt verkregen;c) de overdracht van een goed ingevolge een overeenkomst tot koop of verkoop in commissie. § 3. De afgifte van een goed als verbruiklening en de teruggaaf ingevolge een zodanige lening worden ook als een levering onder bezwarende titel in de zin van § 1 beschouwd. ».
Art. 6.Artikel 12bis van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 29 december 1992, wordt vervangen als volgt : «
Art. 12bis.De overbrenging door een belastingplichtige van een goed van zijn bedrijf naar een andere lidstaat wordt gelijkgesteld met een levering van goederen onder bezwarende titel.
Als overbrenging naar een andere lidstaat wordt beschouwd iedere verzending of ieder vervoer van een lichamelijk roerend goed voor bedrijfsdoeleinden, door of voor rekening van de belastingplichtige, buiten België, maar binnen de Gemeenschap, voor zover het daarbij niet om een van de volgende handelingen gaat : 1° de levering van dat goed door de belastingplichtige binnen de lidstaat waar de installatie of de montage onder de voorwaarden van artikel 14, § 3, plaatsvindt of binnen de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer onder de voorwaarden van artikel 15, §§ 1 en 2;2° de levering van dat goed door de belastingplichtige onder de voorwaarden van artikel 14, § 4;3° de levering van dat goed door de belastingplichtige in het binnenland onder de voorwaarden van de artikelen 39, § 1, 39bis en 42, §§ 1, 2 en 3;4° de verrichting van een dienst voor de belastingplichtige in verband met expertises of werkzaamheden betreffende dat goed, die materieel worden verricht op het grondgebied van de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van het goed, voor zover het goed na expertise of bewerking opnieuw wordt verzonden naar deze belastingplichtige in België vanwaar het oorspronkelijk was verzonden of vervoerd;5° het tijdelijk gebruik van dat goed op het grondgebied van de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van het goed, ten behoeve van diensten door de in België gevestigde belastingplichtige;6° het tijdelijke gebruik van dat goed voor een periode van ten hoogste 24 maanden op het grondgebied van een andere lidstaat waar de invoer van hetzelfde goed uit een derde land met het oog op tijdelijk gebruik in aanmerking zou komen voor de regeling voor tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van invoerrechten;7° de levering van gas via een op het grondgebied van de Gemeenschap gesitueerd aardgassysteem of eender welk op een dergelijk systeem aangesloten net, de levering van elektriciteit of de levering van warmte of koude via warmte- of koudenetten, onder de in artikel 14bis bepaalde voorwaarden. Wanneer één van de voorwaarden voor de toepassing van de bepalingen van het tweede lid hierboven niet meer wordt vervuld, wordt het goed evenwel beschouwd als overgebracht naar een andere lidstaat. In dat geval vindt de overbrenging plaats op het tijdstip waarop de voorwaarde niet meer wordt vervuld. ».
Art. 7.In hoofdstuk III, afdeling 1, van hetzelfde Wetboek, wordt vóór artikel 14 een onderafdeling 2 ingevoegd, luidende : « Onderafdeling 2. Plaats van de levering van de goederen ».
Art. 8.Artikel 14 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 27 december 1977, wordt hersteld als volgt : «
Art. 14.§ 1. Wanneer het goed niet wordt verzonden of vervoerd, wordt als plaats van levering aangemerkt de plaats waar het goed zich bevindt op het tijdstip van de levering. § 2. Wanneer het goed door de leverancier, door de afnemer of door een derde wordt verzonden of vervoerd, wordt als plaats van levering aangemerkt de plaats waar het goed zich bevindt op het tijdstip van vertrek van de verzending of het vervoer naar de afnemer.
In afwijking van het eerste lid, wanneer de plaats van vertrek van de verzending of het vervoer van de goederen in een derdelandsgebied of een derde land ligt, wordt de plaats van de levering, door de persoon op wiens naam de wegens de invoer verschuldigde belasting regelmatig is voldaan, evenals de plaats van eventuele daaropvolgende leveringen, geacht in de lidstaat van invoer van de goederen te liggen. § 3. Ingeval het door de leverancier, door de afnemer of door een derde verzonden of vervoerde goed door of voor rekening van de leverancier wordt geïnstalleerd of gemonteerd, wordt als plaats van de levering aangemerkt de plaats waar de installatie of de montage wordt verricht. § 4. Ingeval de levering van goederen wordt verricht aan boord van een schip, vliegtuig of trein en tijdens het in de Gemeenschap verrichte gedeelte van een passagiersvervoer, wordt als plaats van deze levering aangemerkt de plaats van vertrek van het passagiersvervoer. ».
Art. 9.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 14bis ingevoegd, luidende : «
Art. 14bis.Ingeval van levering van gas via een aardgassysteem of een op een dergelijk systeem aangesloten net op het grondgebied van de Gemeenschap, van levering van elektriciteit of van levering van warmte of koude via warmte- of koudenetten wordt als plaats van de levering aangemerkt : a) de plaats waar de afnemer de zetel van zijn economische activiteit of een vaste inrichting heeft gevestigd waarvoor de goederen worden geleverd.Bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting wordt zijn woonplaats of zijn gebruikelijke verblijfplaats als plaats van de levering aangemerkt, wanneer deze afnemer een belastingplichtige is wiens hoofdactiviteit op het gebied van de aankoop van gas, elektriciteit, warmte of koude bestaat in het opnieuw verkopen van die goederen en wiens eigen verbruik van die goederen verwaarloosbaar is; b) de plaats waar de afnemer het effectieve gebruik en verbruik van deze goederen heeft wanneer het gaat om leveringen niet bedoeld in a). Indien alle goederen of een deel ervan in werkelijkheid niet door deze afnemer worden gebruikt, worden deze niet-verbruikte goederen geacht te zijn gebruikt en verbruikt op de plaats waar hij de zetel van zijn economische activiteit of een vaste inrichting heeft gevestigd waarvoor de goederen worden geleverd. Bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting wordt hij geacht de goederen te hebben gebruikt en verbruikt in zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats. ».
Art. 10.Artikel 15 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 29 december 2010, wordt vervangen als volgt : «
Art. 15.§ 1. In afwijking van artikel 14, § 2 en met uitsluiting van de levering van goederen onderworpen aan de bijzondere regeling van belastingheffing bedoeld in de artikelen 312 tot 341 van Richtlijn 2006/112/EG, wordt de plaats van de levering van goederen geacht zich in België te bevinden wanneer ze door of voor rekening van de leverancier naar België worden verzonden of vervoerd vanuit een andere lidstaat, voor zover de levering van de goederen wordt verricht voor een belastingplichtige of voor een niet-belastingplichtige rechtspersoon op wie de afwijking van artikel 25ter, § 1, tweede lid, toepasselijk is, of voor enige andere niet-belastingplichtige en voor zover de goederen geen nieuwe vervoermiddelen zijn in de zin van artikel 8bis, § 2, noch gemonteerd of geïnstalleerd zijn door of voor rekening van de leverancier.
Ingeval echter de geleverde goederen andere zijn dan accijnsproducten, is het eerste lid niet van toepassing op de leveringen van goederen: 1° verricht binnen de grenzen of ten belope van een totaal bedrag, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, dat in een kalenderjaar niet hoger mag zijn dan 35.000 euro, en 2° mits het totale bedrag, exclusief belasting over de toegevoegde waarde van de in het voorafgaande kalenderjaar verrichte leveringen van andere goederen dan accijnsproducten 35.000 euro niet heeft overschreden.
De bepalingen bedoeld in het tweede lid zijn niet van toepassing wanneer de leverancier in de lidstaat waarvan hij deel uitmaakt er voor gekozen heeft dat de plaats van deze leveringen België is. § 2. In afwijking van artikel 14, § 2 en met uitsluiting van de leveringen van goederen onderworpen aan de bijzondere regeling van belastingheffing over de winstmarge ingesteld bij artikel 58, § 4, wordt als plaats van een levering van goederen, die door of voor rekening van de leverancier worden verzonden of vervoerd vanuit België naar een andere lidstaat, aangemerkt: de plaats waar de goederen zich bevinden op het tijdstip van de aankomst van de verzending of het vervoer naar de afnemer, wanneer de voorwaarden onder 1° en 2° vervuld zijn: 1° de levering moet : a) ofwel betrekking hebben op andere goederen dan de in artikel 8bis, § 2, bedoelde nieuwe vervoermiddelen, dan accijnsproducten en dan goederen geïnstalleerd of gemonteerd door of voor rekening van de leverancier en moet worden verricht voor een niet-belastingplichtige rechtspersoon of voor een belastingplichtige die, in deze lidstaat, de bijzondere regeling voor landbouwondernemers geniet of die enkel handelingen stelt waarvoor hij geen enkel recht op aftrek heeft, op voorwaarde dat op het tijdstip van de levering deze personen niet gekozen hebben om hun intracommunautaire verwervingen aan de belasting te onderwerpen of, op dat tijdstip, het bedrag van hun verwervingen in het lopende kalenderjaar de drempel niet overschrijdt waaronder deze verwervingen niet aan de belasting onderworpen worden in de lidstaat waarvan deze personen deel uitmaken, of dat bedrag in het vorige kalenderjaar deze drempel niet heeft overschreden;b) ofwel, betrekking hebben op andere goederen dan de nieuwe vervoermiddelen bedoeld in artikel 8bis, § 2, en dan goederen geïnstalleerd of gemonteerd door of voor rekening van de leverancier en verricht voor iedere andere niet-belastingplichtige;2° het bedrag van de leveringen verricht door de leverancier naar deze lidstaat heeft in het vorige kalenderjaar de drempel overschreden of overschrijdt in het lopende kalenderjaar, op het tijdstip van de levering de drempel zoals deze werd bepaald door deze lidstaat bij toepassing van artikel 34 van de richtlijn 2006/112/EG. Deze voorwaarde inzake de drempel is niet van toepassing : a) in de situatie bedoeld in het eerste lid, 1°, b), voor de accijnsproducten;b) wanneer de leverancier ervoor gekozen heeft dat de plaats van de door hem verrichte leveringen zich bevindt in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen. Deze keuze geldt voor een periode van ten minste twee kalenderjaren.
De Koning bepaalt de regelen voor het uitoefenen van die keuze. § 3. Wanneer, in de situaties bedoeld in de §§ 1 en 2, de aldus geleverde goederen uit een derdelandsgebied of een derde land worden verzonden of vervoerd en door de leverancier worden ingevoerd in een andere lidstaat dan die van aankomst van de verzending of het vervoer naar de afnemer, worden zij geacht te zijn verzonden of vervoerd vanuit de lidstaat van invoer. ».
Art. 11.In hoofdstuk III, afdeling 1, van hetzelfde Wetboek, wordt vóór artikel 16 een onderafdeling 3 ingevoegd, luidende : « Onderafdeling 3. Belastbare feit en opeisbaarheid van de belasting ».
Art. 12.Artikel 16 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij de programmawet van 23 december 2009, wordt vervangen als volgt : «
Art. 16.§ 1. Voor leveringen van goederen vindt het belastbare feit plaats en wordt de belasting opeisbaar op het tijdstip waarop de levering van het goed wordt verricht. De levering wordt verricht op het tijdstip waarop het goed ter beschikking van de verkrijger of de overnemer wordt gesteld.
Wanneer het goed ter beschikking van de verkrijger of de overnemer is vóór het sluiten van het contract of wanneer de verkoper of overdrager het bezit van het goed behoudt na het sluiten van het contract, wordt de levering geacht te zijn verricht op het tijdstip waarop het contract uitwerking heeft.
Indien de levering de verzending of het vervoer omvat van het goed door of voor rekening van de leverancier, wordt de levering verricht op het tijdstip van de aankomst van de verzending of van het vervoer naar de afnemer of de overnemer, tenzij het goed door of voor rekening van de leverancier wordt geïnstalleerd of gemonteerd, in welk geval de levering wordt verricht op het tijdstip waarop de installatie of de montage wordt beëindigd. § 2. In afwijking van § 1, eerste lid, worden leveringen van goederen die aanleiding geven tot opeenvolgende afrekeningen of betalingen, met uitsluiting van de leveringen voorzien in artikel 10, § 2, b), geacht te zijn verricht bij het verstrijken van elke periode waarop een afrekening of betaling betrekking heeft.
Doorlopende leveringen van goederen gedurende een periode langer dan een kalendermaand, waarbij de goederen worden verzonden of vervoerd vanuit België naar een andere lidstaat en met vrijstelling van belasting worden geleverd of met vrijstelling van belasting door een belastingplichtige voor bedrijfsdoeleinden naar een andere lidstaat worden overgebracht, onder de in artikel 39bis vastgestelde voorwaarden, worden geacht te zijn verricht bij het verstrijken van elke kalendermaand totdat de levering van goederen wordt beëindigd.
Wat de vervreemding van goederen betreft bedoeld in artikel 1, § 9, alsook de vestiging, overdracht of wederoverdracht van de zakelijke rechten in de zin van artikel 9, tweede lid, 2°, op zulke goederen, wordt de levering geacht te zijn verricht uiterlijk bij het verstrijken van de in artikel 44, § 3, 1°, bepaalde termijn. ».
Art. 13.Artikel 17 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij de wet van 28 januari 2004, wordt vervangen als volgt : «
Art. 17.§ 1. Wordt de prijs of een deel ervan ontvangen vóór het tijdstip waarop de levering wordt verricht, dan wordt de belasting opeisbaar op het tijdstip van de ontvangst ten belope van het ontvangen bedrag. § 2. In afwijking van § 1 en artikel 16, § 2, eerste lid, wordt, voor leveringen van goederen die onder de voorwaarden van artikel 39bis zijn verricht, de belasting opeisbaar op het tijdstip waarop de factuur wordt uitgereikt.
De belasting wordt opeisbaar op de vijftiende dag van de maand volgend op die waarin het belastbare feit heeft plaatsgevonden, indien geen factuur werd uitgereikt voor deze datum. § 3. Ten aanzien van de leveringen van roerende goederen verricht door een belastingplichtige die gewoonlijk goederen levert aan particulieren en waarvoor hij niet verplicht is een factuur uit te reiken, wordt de belasting opeisbaar in verhouding tot de ontvangst van de prijs of van de subsidies als bedoeld in artikel 26, eerste lid. ».
Art. 14.In hoofdstuk III, afdeling 2, van hetzelfde Wetboek, wordt vóór artikel 18 een onderafdeling 1 ingevoegd, luidende : « Onderafdeling 1. Bedoelde diensten ».
Art. 15.In hoofdstuk III, afdeling 2, van hetzelfde Wetboek, wordt vóór artikel 21 een onderafdeling 2 ingevoegd, luidende: « Onderafdeling 2. Plaats van de dienst ».
Art. 16.In hoofdstuk III, afdeling 2, van hetzelfde Wetboek, wordt vóór artikel 22 een onderafdeling 3 ingevoegd, luidende : « Onderafdeling 3. Belastbare feit en opeisbaarheid van de belasting ».
Art. 17.Artikel 22 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 mei 1997 en de wetten van 28 januari 2004 en 26 november 2009, wordt vervangen als volgt : «
Art. 22.§ 1. Voor diensten vindt het belastbare feit plaats en wordt de belasting opeisbaar op het tijdstip waarop de dienst is verricht. § 2. In afwijking van § 1, worden diensten die aanleiding geven tot opeenvolgende afrekeningen of betalingen, geacht te zijn verricht bij het verstrijken van elke periode waarop een afrekening of betaling betrekking heeft.
Doorlopende diensten waarvoor de belasting wordt verschuldigd door de ontvanger van de dienst krachtens artikel 51, § 2, eerste lid, 1° en die gedurende een periode langer dan één jaar geen aanleiding geven tot afrekeningen of betalingen in die periode worden geacht te zijn verricht bij het verstrijken van elk kalenderjaar totdat de dienst wordt beëindigd. ».
Art. 18.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 22bis ingevoegd, luidende : «
Art. 22bis.Wordt de prijs of een deel ervan ontvangen vóór het tijdstip waarop de dienst is verricht, dan wordt de belasting opeisbaar op het tijdstip van de ontvangst ten belope van het ontvangen bedrag.
Ten aanzien van de diensten verricht door een belastingplichtige die gewoonlijk diensten verricht voor particulieren en waarvoor hij niet verplicht is een factuur uit te reiken, wordt de belasting opeisbaar in verhouding tot de ontvangst van de prijs of van de subsidies als bedoeld in artikel 26, eerste lid. ».
Art. 19.In artikel 25ter, § 1, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 29 december 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het eerste lid worden de woorden "artikel 15, § 2, tweede lid, 2°, of § 4" vervangen door de woorden "de artikelen 14, § 3, 14bis en 15, § 1";b) in het tweede lid wordt het 4° vervangen als volgt: "4° de intracommunautaire verwervingen van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen, antiquiteiten en tweedehandse vervoermiddelen, indien de verkoper een belastingplichtige wederverkoper is die als zodanig optreedt en het verworven goed in de lidstaat van vertrek van de verzending of het vervoer aan de belasting werd onderworpen overeenkomstig de bijzondere regelingen bedoeld in de artikelen 312 tot en met 332 van de Richtlijn 2006/112/EG of wanneer de verkoper een organisator is van openbare veilingen die als zodanig optreedt en het verworven goed, ander dan een tweedehands vervoermiddel, in de lidstaat van vertrek van de verzending of het vervoer aan de belasting werd onderworpen overeenkomstig de bijzondere regeling bedoeld in de artikelen 333 tot en met 341 van de Richtlijn 2006/112/EG.".
Art. 20.Artikel 25sexies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992, wordt vervangen als volgt : «
Art. 25sexies.§ 1. Het belastbare feit vindt plaats op het tijdstip waarop de intracommunautaire verwerving van goederen wordt verricht.
De intracommunautaire verwerving van goederen wordt geacht te zijn verricht op het tijdstip waarop de levering van soortgelijke goederen, overeenkomstig artikel 16, in het binnenland wordt geacht te zijn verricht. § 2. De belasting wordt opeisbaar op het tijdstip van het uitreiken van de factuur overeenkomstig artikel 17, § 2, eerste lid.
De belasting wordt opeisbaar op de vijftiende dag van de maand volgend op die waarin het belastbare feit heeft plaatsgevonden, indien geen factuur werd uitgereikt voor deze datum. ».
Art. 21.Artikel 25septies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992, wordt opgeheven.
Art. 22.Artikel 27 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij de wet van 30 oktober 1998, wordt vervangen als volgt : «
Art. 27.§ 1. Indien de elementen voor de bepaling van de maatstaf van heffing bij invoer zijn uitgedrukt in de munteenheid van een derde land of van een lidstaat die de euro niet heeft aangenomen, wordt de wisselkoers vastgesteld overeenkomstig de geldende communautaire bepalingen voor de berekening van de douanewaarde. § 2. Indien de elementen voor de bepaling van de maatstaf van heffing voor een andere handeling dan een invoer van goederen zijn uitgedrukt in de munteenheid van een derde land of van een lidstaat die de euro niet heeft aangenomen, is de toepasselijke wisselkoers voor de omrekening tussen deze munteenheid en de euro : 1° de laatste indicatiekoers van de euro die wordt gepubliceerd door de Europese Centrale Bank;2° voor de deviezen waarvoor de Europese Centrale Bank geen indicatiekoers publiceert, de laatste indicatiekoers van de euro die wordt gepubliceerd door de Nationale Bank van België. Wanneer een wisselkoers wordt overeengekomen tussen de partijen, of wanneer een wisselkoers vermeld staat in het contract, op de factuur of op het vervangend stuk, en de werkelijk betaalde prijs overeenkomstig die koers is betaald, wordt de overeengekomen koers in aanmerking genomen. § 3. Wanneer de elementen voor de bepaling van de maatstaf van heffing van een in artikel 58bis bedoelde dienstverrichting zijn uitgedrukt in de munteenheid van een derde land of van een lidstaat die de euro niet heeft aangenomen, is in afwijking van § 2 voor de omrekening tussen deze munteenheid en de euro de wisselkoers van toepassing die gold op de laatste dag van de aangifteperiode die de Europese Centrale Bank voor die dag bekend heeft gemaakt of, bij gebreke, de wisselkoers voor de eerstvolgende dag van bekendmaking. ».
Art. 23.In artikel 34 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 1995 en de wet van 30 oktober 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) § 4 wordt opgeheven;b) de vroegere § 5, die § 4 wordt, wordt vervangen als volgt: « § 4.De Koning omschrijft het begrip eerste plaats van bestemming bedoeld in paragraaf 2, eerste lid, 2°. ».
Art. 24.In artikel 38, § 1, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij de wet van 28 januari 2004, wordt het tweede lid vervangen als volgt : « In de gevallen bedoeld in de artikelen 17 en 22bis, is het toe te passen tarief evenwel het tarief dat van kracht is op het tijdstip waarop de belasting opeisbaar wordt. ».
Art. 25.In artikel 39 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 december 1992 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 1995 en de wet van 26 november 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in § 1 wordt het 4° vervangen als volgt : « 4° de leveringen van goederen aan een niet in de Gemeenschap gevestigde reiziger, die deze goederen in België in bezit neemt en ze in zijn persoonlijke bagage uitvoert naar een plaats buiten de Gemeenschap uiterlijk op het einde van de derde maand volgend op de maand waarin de levering plaatsvond.»; b) § 3 wordt vervangen als volgt: « § 3.De Koning bepaalt de voorwaarden die voor het verkrijgen van de in de §§ 1 en 2 bedoelde vrijstellingen moeten worden nageleefd en kan daarbij afwijken van de artikelen 16, § 1, 17, 22, § 1, en 22bis. Hij kan de vrijstelling bedoeld in § 1, 4°, beperken en bepaalt het totale bedrag per levering voor het verkrijgen van deze vrijstelling. Hij bepaalt eveneens de verplichtingen en de aansprakelijkheid tegenover de Staat van de tussenpersonen die bij het vervoer optreden voor rekening van de verkoper, de dienstverrichter of de niet in België gevestigde koper of ontvanger van de dienst. ».
Art. 26.In artikel 39quater, § 1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 10 november 1996, worden de woorden "de artikelen 17, 22, 24 en 25septies" vervangen door de woorden "de artikelen 16, § 1, 17, 22, § 1, 22bis, 24 en 25sexies".
Art. 27.In artikel 40, § 1, 3°, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 29 december 2010, worden de woorden "in artikel 15, § 2, tweede lid, 4° " vervangen door de woorden "in artikel 14bis".
Art. 28.In artikel 51 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 december 1992 en 22 december 1995 en de wetten van 7 maart 2002, 28 januari 2004, 5 december 2004 en 26 november 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in § 1 wordt in de Franse tekst van het 3°, de zin "Elle est redevable de la taxe au moment où elle délivre la facture ou le document." vervangen als volgt : "Elle est redevable de la taxe au moment où elle émet la facture ou établit le document. "; b) in § 2, eerste lid, 6°, worden de woorden "artikel 15, § 2, tweede lid, 4° " vervangen door de woorden "artikel 14bis".
Art. 29.In artikel 51bis, § 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in de Franse tekst van het 1°, worden de woorden "la délivrance est prescrite" vervangen door de woorden "l'émission ou l'établissement est prescrit";b) in de Franse tekst van de bepaling onder 2°, worden de woorden "délivrés ou" vervangen door de woorden "émis ou établi".
Art. 30.In artikel 53 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 januari 2004 en gewijzigd bij de programmawet van 27 april 2007, worden de §§ 2 en 3 vervangen als volgt : « § 2. De belastingplichtige die andere leveringen van goederen of diensten verricht dan die welke krachtens artikel 44 zijn vrijgesteld en andere dan die welke bedoeld zijn in artikel 135, lid 1, punten a) tot g) van richtlijn 2006/112/EG, dient een factuur uit te reiken aan zijn medecontractant en een kopie ervan op te stellen of ervoor te zorgen dat in zijn naam en voor zijn rekening, door zijn medecontractant of een derde een factuur wordt uitgereikt en een kopie daarvan wordt opgesteld : 1° wanneer hij een levering van goederen of een dienst heeft verricht voor een belastingplichtige of een niet-belastingplichtige rechtspersoon;2° wanneer hij een levering van goederen, zoals bedoeld in artikel 15, §§ 1 en 2, heeft verricht voor elke niet-belastingplichtige persoon;3° wanneer hij een levering van goederen, zoals bedoeld in artikel 39bis, eerste lid, 2°, heeft verricht voor elke niet-belastingplichtige persoon;4° wanneer de belasting opeisbaar wordt over de gehele of een deel van de prijs van de handeling, bij toepassing van de artikelen 17, § 1, en 22bis, eerste lid, vooraleer een levering van een goed of een dienst bedoeld in 1° en 2°, wordt verricht. De uitreiking van facturen door de medecontractant, in naam en voor rekening van de leverancier of de dienstverrichter, wordt toegestaan op voorwaarde dat er een voorafgaandelijk akkoord is tussen beide partijen en dat iedere factuur het voorwerp uitmaakt van een procedure van aanvaarding door de belastingplichtige die de levering van het goed of de dienst verricht.
Ieder document dat wijzigingen aanbrengt in en specifiek en ondubbelzinnig verwijst naar de oorspronkelijke factuur geldt als factuur.
Het gebruik van een elektronische factuur is toegestaan mits aanvaarding door de afnemer.
De Koning kan aan de belastingplichtigen de verplichting opleggen een factuur uit te reiken voor de leveringen van goederen of dienstverrichtingen, andere dan deze bedoeld in het eerste lid. § 3. In het kader van een btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, is het lid dat goederen of diensten verschaft aan een ander lid ertoe gehouden een bijzonder stuk uit te reiken aan dat lid en een kopie daarvan op te stellen of ervoor te zorgen dat in zijn naam en voor zijn rekening, door het lid in zijn hoedanigheid van medecontractant of door een derde dergelijke stukken worden uitgereikt of opgesteld, als de in § 2 bedoelde factuur niet werd uitgereikt.
De in § 2, tweede lid, bedoelde voorwaarden zijn van toepassing wanneer het in het eerste lid bedoelde stuk wordt uitgereikt door de medecontractant in naam en voor rekening van het lid dat de goederen of de diensten verschaft.
De Koning kan andere verplichtingen bepalen om de juiste heffing van de belasting te waarborgen en om de fraude te vermijden. ».
Art. 31.In artikel 53octies van hetzelfde Wetboek wordt § 1, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij de wetten van 28 januari 2004 en 26 november 2009, vervangen als volgt : « § 1. De Koning kan toelaten dat de door Hem aan te wijzen groepen van belastingplichtigen de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, bedoelde aangifte slechts driemaandelijks, zesmaandelijks of jaarlijks indienen.
Hij kan toelaten dat de door Hem aan te wijzen groepen van belastingplichtigen, onder de door Hem te stellen voorwaarden, de in artikel 53sexies bedoelde intracommunautaire opgave slechts voor elk kalenderkwartaal indienen binnen een termijn van ten hoogste één maand te rekenen vanaf het einde van dat kwartaal.
Hij kan eveneens toelaten dat de belasting wordt voldaan door middel van maandelijkse voorschotten in de door Hem te bepalen gevallen en onder de door Hem te stellen voorwaarden.
Hij kan ook bepalen dat de belasting verschuldigd voor de handelingen verricht tijdens het laatste aangiftetijdvak van het kalenderjaar moet worden voldaan voor het verstrijken van dat jaar. Hij regelt de toepassingsmodaliteiten van die bepaling.
Hij kan aan belastingplichtigen de verplichting opleggen om ieder jaar op de door Hem te bepalen wijze de administratie in kennis te stellen van het totale bedrag van de goederen die zij geleverd en de diensten die zij verstrekt hebben, in de loop van het vorige jaar, aan iedere afnemer gevestigd in een land waarmee België een verdrag tot wederzijdse bijstand inzake omzetbelasting heeft gesloten.
Hij kan andere verplichtingen bepalen om de juiste heffing van de belasting te waarborgen en om de fraude te vermijden. ».
Art. 32.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 53decies ingevoegd, luidende : «
Art. 53decies.§ 1. Voor de facturering gelden de regels die van toepassing zijn in de lidstaat waar de levering van het goed of de dienst geacht wordt te zijn verricht, overeenkomstig het bepaalde in titel V van Richtlijn 2006/112/EG. In afwijking van het eerste lid gelden voor de facturering de regels die van toepassing zijn in de lidstaat waar de leverancier of de dienstverrichter de zetel van zijn economische activiteit of een vaste inrichting heeft gevestigd van waaruit hij de levering van het goed of de dienst verricht, of, bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, de lidstaat waar de leverancier of dienstverrichter zijn woonplaats of zijn gebruikelijke verblijfplaats heeft, wanneer : 1° de leverancier of de dienstverrichter niet gevestigd is in de lidstaat waar de levering van het goed of de dienst overeenkomstig het bepaalde in titel V van Richtlijn 2006/112/EG geacht wordt te zijn verricht, of zijn vaste inrichting in die lidstaat niet betrokken is bij het verrichten van de levering van het goed of de dienst in de zin van artikel 192bis van deze richtlijn, en de tot voldoening van de belasting gehouden persoon degene is voor wie de levering van het goed of de dienst wordt verricht. Indien in dit geval de afnemer zelf de factuur uitreikt, is evenwel het eerste lid van toepassing; 2° de levering van het goed of de dienst niet geacht wordt in de Gemeenschap te zijn verricht. § 2. De Koning regelt de toepassingsmodaliteiten van de artikelen 53 tot 53octies en 53decies, § 1. Hij kan de regels in verband met de uitreiking van facturen bepalen en maatregelen nemen wat betreft de vereenvoudiging van facturen. ».
Art. 33.In artikel 54 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 december 1992, wordt het eerste lid vervangen als volgt : « Onverminderd de bevoegdheden die Hem bij de artikelen 51 tot 53decies worden verleend, bepaalt de Koning op welke wijze de maatstaf van heffing en het bedrag van de belasting worden afgerond, de wijze van voldoening van de belasting, de inhoud van de door de belastingplichtigen uit te reiken facturen, de door de belastingplichtigen en de niet-belastingplichtige rechtspersonen te houden en voor te leggen boeken en stukken, de verplichtingen van de medecontractanten van de schuldenaars van de belasting en alle andere voorzieningen, nodig om de voldoening van de belasting te verzekeren. ».
Art. 34.In artikel 54bis, § 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 1995, wordt het eerste lid, vervangen als volgt : « § 1. Iedere belastingplichtige moet een register houden van de goederen die hij heeft verzonden of vervoerd, of die voor zijn rekening werden verzonden of vervoerd, naar een andere lidstaat voor de handelingen bedoeld in artikel 12bis, tweede lid, 4° tot 6°. » .
Art. 35.In artikel 58 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 december 1992, de wet van 25 mei 1993, de koninklijke besluiten van 23 december 1994 en 8 oktober 1999 en de programmawet van 20 juli 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in § 1, tweede lid, worden de woorden "artikel 15, § 2, 2de lid, 3° " vervangen door de woorden "artikel 14, § 4";b) in § 4, 7°, vierde lid, worden de woorden "bedoeld in artikel 60, § 1" vervangen door de woorden "bedoeld in artikel 60, § 4";c) de Franse tekst van § 4, 8°, wordt vervangen als volgt : « 8° l'assujetti-revendeur ne peut pas faire apparaître séparément sur la facture qu'il émet, sur tout autre document en tenant lieu ou sur tout document rectificatif qu'il établit, la taxe afférente aux livraisons de biens qu'il soumet au régime particulier d'imposition de la marge bénéficiaire;».
Art. 36.Artikel 60 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 december 1994, de wet van 28 januari 2004 en de wet houdende diverse bepalingen van 27 december 2005, wordt vervangen als volgt : «
Art. 60.§ 1. Iedere belastingplichtige is ertoe gehouden de kopieën te bewaren van de facturen die door hemzelf, door zijn afnemer of zijn verkrijger of, in zijn naam en voor zijn rekening, door een derde worden uitgereikt.
Eenieder is gehouden zijn ontvangen facturen te bewaren. § 2. De belastingplichtige mag de plaats van bewaring van de in § 1 bedoelde facturen en kopieën van facturen vrij bepalen op voorwaarde dat hij deze op ieder verzoek en zonder onnodig uitstel ter beschikking stelt van de administratie die de belasting over de toegevoegde waarde onder haar bevoegdheid heeft.
In afwijking van het eerste lid dienen alle kopieën van facturen die door in België gevestigde belastingplichtigen werden uitgereikt hetzij door henzelf, hetzij in hun naam en voor hun rekening door hun medecontractant of door een derde, en alle door hen ontvangen facturen op het Belgische grondgebied te worden bewaard, voor zover deze bewaring niet gebeurt in een elektronisch formaat dat een volledige online toegang tot de betrokken gegevens in België waarborgt. § 3. De facturen en kopieën van facturen bedoeld in § 1 dienen te worden bewaard gedurende zeven jaar te rekenen vanaf 1 januari van het jaar volgend op de datum van uitreiking. § 4. De boeken en andere stukken, waarvan dit Wetboek of de ter uitvoering ervan gegeven regelen het houden, het opstellen of het uitreiken voorschrijven, dienen te worden bewaard door hen die ze hebben gehouden, opgesteld, uitgereikt of ontvangen gedurende zeven jaar te rekenen vanaf 1 januari van het jaar volgend op hun sluiting wat boeken betreft, op hun datum wat de andere stukken betreft of op het jaar waarin het recht op aftrek is ontstaan in de gevallen bedoeld in artikel 58, § 4, 7°, tweede lid, indien het gaat om stukken bedoeld in artikel 58, § 4, 7°, vierde lid.
Belastingplichtigen en niet-belastingplichtige rechtspersonen, gevestigd in België, zijn tot die verplichting ook gehouden ten aanzien van de facturen of de als zodanig geldende stukken in verband met de intracommunautaire verwervingen van goederen of met de in het buitenland verrichte aankopen, van de handelsboeken, de boekingsstukken, de contracten, de stukken met betrekking tot de bestelling van goederen en diensten, tot de verzending, tot de afgifte en tot de levering van goederen, van de rekeninguittreksels, van de betalingsstukken, alsmede van de andere boeken en stukken met betrekking tot de uitgeoefende werkzaamheid.
In afwijking van het tweede lid, begint de bewaringstermijn, ten aanzien van de gegevens met betrekking tot de analyses, de programma's en de uitbating van geïnformatiseerde systemen, te lopen vanaf 1 januari van het jaar volgend op het laatste jaar waarin het in deze gegevens omschreven systeem werd gebruikt.
De Koning kan de in het eerste lid en § 3 bedoelde bewaringstermijn verlengen, teneinde de controle van de ter uitvoering van artikel 49, 2° en 3°, verrichte herzieningen van de aftrek te verzekeren.Hij kan, in de gevallen en volgens de regels die Hij bepaalt, de bewaringstermijn beperken van stukken, andere dan facturen en boeken. § 5. De authenticiteit van de herkomst, de integriteit van de inhoud, en de leesbaarheid van de factuur, op papier of in elektronisch formaat, moeten worden gewaarborgd vanaf het tijdstip waarop de factuur wordt uitgereikt tot het einde van de bewaringstermijn.
Onder "authenticiteit van de herkomst" wordt verstaan het waarborgen van de identiteit van de leverancier of de uitreiker van de factuur.
Onder "integriteit van de inhoud" wordt verstaan het feit dat de inhoud die voorgeschreven is door de toepasselijke regels inzake de facturering geen wijzigingen heeft ondergaan.
De belastingplichtige bepaalt zelf hoe de authenticiteit van de herkomst, de integriteit van de inhoud en de leesbaarheid van de factuur worden gewaarborgd. Elke bedrijfscontrole die een betrouwbaar controlespoor tussen een factuur en een levering van een goed of een dienst aantoont, kan worden gebruikt om deze waarborg te leveren. § 6. Facturen moeten ofwel in een elektronisch formaat ofwel op papier worden bewaard.
Onder de bewaring van een factuur in een elektronisch formaat wordt verstaan de bewaring via elektronische apparatuur voor het bewaren van gegevens met inbegrip van digitale compressie.
De bewaring moet de authenticiteit van de herkomst en de integriteit van de inhoud van deze facturen waarborgen. ».
Art. 37.Artikel 61 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij de wetten van 7 maart 2002 en 28 januari 2004, de programmawet van 27 april 2007 en de wet van 26 november 2009, wordt vervangen als volgt : «
Art. 61.§ 1. Eenieder is gehouden de boeken, facturen, kopieën van facturen en andere stukken of hun kopieën, die hij overeenkomstig artikel 60 moet bewaren, op ieder verzoek van de administratie die de belasting over de toegevoegde waarde onder haar bevoegdheid heeft, zonder verplaatsing en zonder onnodig uitstel, voor te leggen teneinde de juiste heffing van de belasting in zijnen hoofde of in hoofde van derden te kunnen nagaan.
De voorlegging van de boeken, facturen en andere stukken overeenkomstig het eerste lid, gebeurt, wat de btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, betreft, door de vertegenwoordiger aangeduid door de andere leden om in hun naam en voor hun rekening de rechten en de verplichtingen van die btw-eenheid uit te oefenen. De administratie die de belasting over de toegevoegde waarde onder haar bevoegdheid heeft, kan echter eisen dat het lid van de btw-eenheid zelf de in het eerste lid bedoelde voorlegging van de boeken, facturen en andere stukken die hem aanbelangen verricht.
Wanneer een belastingplichtige de door hem verzonden of ontvangen facturen en kopieën van facturen in een elektronisch formaat bewaart, waarbij een onlinetoegang tot de zoals in artikel 60 bedoelde gegevens wordt gewaarborgd, heeft de administratie die de belasting over de toegevoegde waarde onder haar bevoegdheid heeft het recht deze facturen en kopieën van facturen ter controle in te zien, te downloaden en te gebruiken, indien deze belastingplichtige in België is gevestigd of indien de belasting in België is verschuldigd. De bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat beschikken over eenzelfde bevoegdheid indien de belasting verschuldigd is in hun lidstaat.
Wanneer de boeken, facturen en andere stukken in een elektronisch formaat worden bewaard, heeft deze administratie het recht zich de op informatiedragers geplaatste gegevens in een leesbare en verstaanbare vorm te doen voorleggen. Deze administratie kan eveneens de in het eerste lid bedoelde persoon verzoeken om in hun bijzijn en op zijn uitrusting kopieën te maken onder de door hen gewenste vorm van het geheel of een deel van de voormelde gegevens, evenals om de informaticabewerkingen te verrichten die nodig worden geacht om de juiste heffing van de belasting na te gaan.
Wanneer zulks voor de controle nodig is, kan de administratie die de belasting over de toegevoegde waarde onder haar bevoegdheid heeft voor de facturen opgesteld in een andere taal dan één van de nationale talen, voor bepaalde belastingplichtigen of in bepaalde gevallen, een vertaling eisen in één van deze nationale talen van de facturen betreffende de leveringen van goederen en diensten die overeenkomstig de artikelen 14, 14bis, 15, 21 en 21bis in België plaatsvinden, alsmede van de facturen die worden ontvangen door de in België gevestigde belastingplichtigen.
De belastingplichtige bedoeld in artikel 50, § 1, eerste lid, 3°, die geen aansprakelijke vertegenwoordiger heeft laten erkennen, evenals de niet in België gevestigde belastingplichtige bedoeld in artikel 50, § 3, moeten aan de administratie die de belasting over de toegevoegde waarde onder haar bevoegdheid heeft een adres in België kenbaar maken waar de boeken, facturen, kopieën van facturen en andere stukken bedoeld in het eerste lid zullen worden voorgelegd op ieder verzoek van de ambtenaren van die administratie.
Deze paragraaf is niet van toepassing op de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie en op het Economisch en Sociaal Instituut voor de Middenstand ten aanzien van de individuele inlichtingen die zij in hun bezit hebben. § 2. De administratie die de belasting over de toegevoegde waarde onder haar bevoegdheid heeft, heeft het recht om de boeken, facturen, kopieën van facturen en andere stukken of hun kopieën, die overeenkomstig artikel 60 moeten worden bewaard, tegen afgifte van een ontvangstbewijs te behouden, telkens wanneer zij meent dat de boeken, stukken of kopieën de verschuldigdheid van een belasting of een geldboete in hoofde van de betrokkene of van derden aantonen of ertoe bijdragen die aan te tonen.
Dat recht bestaat niet ten aanzien van de boeken die niet zijn afgesloten. Wanneer die boeken in een elektronisch formaat worden bewaard, heeft de voornoemde administratie het recht zich kopieën van die boeken te doen overhandigen onder de door haar gewenste vorm. ».
Art. 38.In artikel 62bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij de wet betreffende de beslechting van fiscale geschillen van 15 maart 1999 en de programmawet van 20 juli 2006, worden de woorden "in artikel 60, § 1, eerste lid" vervangen door de woorden "in artikel 60, § 4, eerste lid".
Art. 39.In artikel 64 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 22 december 1989, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de Franse tekst van § 3 worden de woorden "visées au § 1er ou au § 2" vervangen door de woorden "visées aux §§ 1er ou 2";2° in § 4 wordt het tweede lid vervangen als volgt : « De eigenaar van een gebouw waarvoor deze bepaling geldt, is verplicht de plans en bestekken van dat gebouw, en de facturen betreffende de bouw ervan, te bewaren gedurende vijf jaar vanaf de datum van de betekening van het kadastrale inkomen.Hij moet ze voorleggen op ieder verzoek van de ambtenaren die belast zijn met de controle op de heffing van de belasting over de toegevoegde waarde.
Wanneer die voorlegging niet plaatsvindt, wordt de belasting, behoudens tegenbewijs, geacht niet te zijn voldaan voor de dienstverrichtingen waarvoor geen facturen worden voorgelegd. »; 3° in § 4 wordt het derde lid vervangen als volgt : « Uiterlijk binnen drie maanden vanaf de datum van de betekening van het kadastrale inkomen moet de eigenaar bovendien een aangifte indienen, bij de ambtenaar aangewezen door de minister van Financiën, die een omstandige opgave bevat van de voor het bouwen ontvangen facturen waarop de belasting over de toegevoegde waarde in rekening werd gebracht.»; 4° het artikel wordt aangevuld met een § 5, luidende : « § 5.Behoudens tegenbewijs wordt de levering van een goed geacht te zijn verricht op het tijdstip waarop het goed niet meer aanwezig is in het magazijn, de werkplaats, het depot of enige andere inrichting waarover de leverancier in België beschikt. ».
Art. 40.In artikel 66 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 28 december 1992 en 28 januari 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de Franse tekst van het eerste lid worden de woorden "la délivrance" vervangen door de woorden "l'établissement";2° in de Franse tekst van het tweede lid wordt het woord "délivré" vervangen door het woord "émis".
Art. 41.In artikel 70, § 2, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 28 december 1992 en 22 juli 1993 en het koninklijk besluit van 20 juli 2000, wordt het eerste lid vervangen als volgt : « § 2. Wanneer de factuur of het als zodanig geldend stuk, waarvan de uitreiking is voorgeschreven door de artikelen 53, 53decies en 54, of door de ter uitvoering ervan genomen besluiten, niet is uitgereikt of onjuiste vermeldingen bevat ten aanzien van het identificatienummer, de naam of het adres van de bij de handeling betrokken partijen, de aard of de hoeveelheid van de geleverde goederen of verstrekte diensten, de prijs of het toebehoren ervan, wordt een geldboete opgelegd gelijk aan het dubbel van de op de handeling verschuldigde belasting, zonder dat ze minder mag bedragen dan 50 euro. ».
Art. 42.In artikel 73bis, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 februari 1981 en gewijzigd bij de wet houdende fiscale bepalingen van 4 augustus 1986, het koninklijk besluit van 20 juli 2000, de programmawet van 27 december 2006 en de wet van 20 september 2012, worden de woorden "in openbare geschriften, in handelsgeschriften of in private geschriften valsheid pleegt, of die van een zodanig vals geschrift gebruik maakt" vervangen door de woorden "valsheid pleegt in openbare geschriften, in handelsgeschriften of in private geschriften of in informatica, zoals bedoeld in artikel 210bis, § 1, van Boek II van het Strafwetboek of die van een zodanig vals geschrift gebruik maakt".
Art. 43.Deze wet treedt in werking op 1 januari 2013.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 17 december 2012.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, S. VANACKERE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 53-2450 - 2012/2013 : Nr. 1 : Wetsontwerp.
Nr. 2 : Amendementen.
Nr. 3 : Verslag.
Nr. 4 : Tekst aangenomen door de commissie.
Nr. 5 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Integraal Verslag : 28 en 29 november 2012.
Stukken van de Senaat : 5-1865 - 2012/2013 : Nr. 1 : Ontwerp geëvoceerd door de Senaat.
Nr. 2 : Amendementen.
Nr. 3 : Verslag.
Nr. 4 : Beslissing om niet te amenderen.
Handelingen van de Senaat : 6 december 2012.