Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 februari 1997
gepubliceerd op 14 maart 1998

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 juni 1995, gesloten in het Paritair Comité voor de openbare kredietinstellingen, betreffende de toepassing van het centraal akkoord van 7 december 1994 en de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1996012331
pub.
14/03/1998
prom.
17/02/1997
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

17 FEBRUARI 1997. Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 juni 1995, gesloten in het Paritair Comité voor de openbare kredietinstellingen, betreffende de toepassing van het centraal akkoord van 7 december 1994 en de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling, inzonderheid op artikel 16;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de openbare kredietinstellingen;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 22 juni 1995, gesloten in het Paritair Comité voor de openbare kredietinstellingen betreffende de toepassing van het centraal akkoord van 7 december 1994 en de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling.

Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 februari 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

Bijlage Paritair Comité voor de openbare kredietinstellingen Collectieve arbeidsovereenkomst van 22 juni 1995 Toepassing van het centraal akkoord van 7 december 1994 en van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling (Overeenkomst geregistreerd op 25 september 1995 onder het nummer 39124/CO/325) Inleiding en toepassingsgebied Binnen het kader van het centraal akkoord van 7 december 1994, van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling en van de wettelijke en reglementaire bepalingen die ze zullen aanvullen, is er het volgende overeengekomen in het Paritair Comité voor de openbare kredietinstellingen.

Onverminderd de regelingen die in de instellingen bestaan en gunstiger kunnen uitvallen, geldt de volgende collectieve arbeidsovereenkomst voor de instellingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de openbare kredietinstellingen en voor hun personeel.

Beschikkingen 1. Verlenging of aanpassing van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 april 1993 betreffende de toepassing van het interprofessioneel akkoord van 9 december 1992.

Artikel 1.De mogelijkheid voor de bejaarde werknemers om de toepassing aan te vragen van de regimes van werktijdverkorting of van vermindering van een halve dag en van een volle dag het laatste jaar op de maandelijkse effectieve arbeidstijd, zoals bedoeld in artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten voor de sector op 20 maart 1986 betreffende de bevordering van de tewerkstelling, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 6 juni 1986, die, vervolledigd bij artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van de sector van 26 juni 1991 betreffende de toepassing van het interprofessioneel akkoord van 27 november 1990 en van de artikelen 170 tot 174 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 22 oktober 1992, het laatst werd verlengd bij artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van de sector van 5 april 1993 betreffende de toepassing van het interprofessioneel akkoord van 9 december 1992, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 31 mei 1994, wordt opnieuw verlengd tot 31 december 1996.

De eventuele verlenging van deze mogelijkheid zal het voorwerp uitmaken van onderhandelingen in paritair comité voor de jaren 1997 en 1998 vanaf oktober 1996. Indien daarover geen akkoord wordt bereikt vóór einde 1996, blijft deze bepaling van toepassing tijdens de periode waarop de onderhandelingen verder lopen met als uiterste datum einde juni 1997.

Art. 2.Iedere instelling zal, met de bedoeling de uitvoering van artikel 3, met uitzondering van zijn laatste lid, van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 5 april 1993, verder mogelijk te maken voor de jaren 1995 en 1996, in paritair overleg en volgens de geëigende kanalen onderzoeken welke de toepassingsmodaliteiten zullen zijn. 2. Brugpensioen Art.3. Het toepassingsveld van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, gesloten in de Nationale Arbeidsraad en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975, wordt voor de sector, voor een nieuwe periode van drie jaar, uitgebreid tot de werknemers die de leeftijd van 58 jaar hebben bereikt.

Voor dezelfde periode en vanaf eenzelfde leeftijd wordt de mogelijkheid van een regime van halftijds brugpensioen opengesteld, zoals bedoeld in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 gesloten op 13 juli 1993 in de Nationale Arbeidsraad en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 17 november 1993.

Voor de jaren 1995 en 1996 wordt deze leeftijd voor beide regimes evenwel op 55 jaar gebracht, overeenkomstig de mogelijkheden geboden door punt 4 van het centraal akkoord van 7 december 1994, de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling en de wettelijke en reglementaire bepalingen die ze zullen aanvullen.

De werknemer wiens arbeidscontract een einde neemt in het kader van de maatregelen waarin wordt voorzien door de collectieve arbeidsovereenkomsten nrs. 17 en 55 en in het kader van dit artikel moet slechts vervangen worden indien de geldende wettelijke regeling op dat ogenblik een vervangingsplicht oplegt.

Indien door de niet-vervanging voor de betrokken werknemer, op gelijk welk ogenblik van zijn brugpensioen, het percentage dat in aanmerking wordt genomen voor de berekening van het bedrag van zijn werkloosheidsuitkering, lager komt te liggen dan het percentage toepasselijk bij vervanging, zal de instelling het bedrag van de patronale vergoeding dusdanig verhogen dat de gevolgen van de vermindering van bedoeld percentage volledig worden gecompenseerd.

Deze beschikking heeft uitwerking vanaf 1 juli 1995 en neemt van rechtswege een einde op 30 juni 1998. 3. Risicogroepen Art.4. In toepassing van hoofdstuk 11 van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling, verbinden de instellingen van de sector er zich toe samen gedurende het jaar 1995 0,15 pct. en gedurende het jaar 1996 0,20 pct. van de volledige jaarlijkse loonmassa van de sector, zoals bedoeld in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, aan te wenden voor de recrutering, het behoud en de vorming in de sector van risicogroepen, zoals ze worden omschreven in artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 april 1991 tot uitvoering van artikel 173 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen. De concrete invulling en controle ervan zullen gebeuren binnen het Paritair Comité voor de openbare kredietinstellingen. De inspanning zal in het bijzonder besteed worden aan de recrutering en het behoud van laaggeschoolde werklozen en langdurig werklozen.

De RVA-stagiairs die over een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs beschikken of over een gelijkwaardig of hoger diploma, worden in die inspanning niet meegeteld, tenzij het gaat om langdurig werklozen.

Dit artikel zal slechts uitwerking hebben voor zover de instellingen er niet worden toe verplicht de bedoelde inspanning van 0,15 pct. of 0,20 pct., naargelang het geval, te storten aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid, het Tewerkstellingsfonds of elders. 4. Tewerkstellingsmaatregelen Art.5. De maatregelen ten voordele van de tewerkstelling voor de jaren 1995 en 1996, opgenomen in de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst van 31 mei 1994 betreffende de toepassing van de artikelen 80 tot 83 van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen en van titel IV van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen en in de daarbij horende bedrijfsovereenkomsten, worden bevestigd. Indien nog bijkomende collectieve arbeidsovereenkomsten zouden worden gesloten op het niveau van de onderneming die zouden voorzien in een netto-aangroei van het aantal werknemers, zullen deze ter goedkeuring aan het Paritair Comité voor de openbare kredietinstellingen worden voorgelegd.

Indien uit de evaluatie van de maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling en de herverdeling van de arbeid op het vlak van de instelling blijkt dat bijkomende initiatieven noodzakelijk zijn, komen de partijen overeen deze maatregelen te onderzoeken.

De bepalingen betreffende de tewerkstellingspolitiek waarvan sprake in hoofdstuk I, punten 2 tot 4 van de voormelde sectorale collectieve arbeidsovereenkomst van 31 mei 1994, zullen het voorwerp uitmaken van onderhandelingen in Paritair Comité voor de openbare kredietinstellingen voor de jaren 1997 en 1998 vanaf oktober 1996.

Indien daarover geen akkoord wordt bereikt vóór einde 1996, blijven deze bepalingen van toepassing tijdens de periode waarop de onderhandelingen verder lopen met als uiterste datum einde juni 1997. 5. Kwalitatieve maatregelen Art.6. De personeelsleden hebben recht op drie opeenvolgende weken vakantie tijdens de hoofdvakantieperiode tenzij de aard van de functie en de dienst het niet toelaten. In geval van betwisting van een weigering, zal deze behandeld worden in de instelling volgens de geëigende kanalen.

Art. 7.Iedere instelling zal, paritair en volgens de geëigende kanalen, onderzoeken hoe een kwaliteitsverbetering van de arbeidsrelatie kan worden bereikt.

Geldigheidsduur

Art. 8.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 april 1995, met uitzondering van artikel 3 dat uitwerking zal hebben vanaf 1 juli 1995. Ze neemt een einde op 31 december 1996, uitgezonderd voor artikel 3 dat van rechtswege zal eindigen op 30 juni 1998, en voor artikel 1, tweede lid, en artikel 5, tweede lid, die een einde nemen op 30 juni 1997.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 17 februari 1997.

De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^