Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 11 februari 2013
gepubliceerd op 15 februari 2013

Koninklijk besluit tot toekenning van een toelage aan de personeelsleden van het federaal administratief openbaar ambt die bepaalde prestaties verrichten

bron
federale overheidsdienst personeel en organisatie
numac
2013000093
pub.
15/02/2013
prom.
11/02/2013
ELI
eli/besluit/2013/02/11/2013000093/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

11 FEBRUARI 2013. - Koninklijk besluit tot toekenning van een toelage aan de personeelsleden van het federaal administratief openbaar ambt die bepaalde prestaties verrichten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Dit besluit heeft tot doel een coherent en uniform systeem van toelagen in te voeren dat het de voorzitters van de directiecomités en de leidend ambtenaren van de openbare instellingen van sociale zekerheid en van de instellingen van openbaar nut bedoeld in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken mogelijk maakt hun personeelsleden te vergoeden wanneer zij van hen prestaties of diensten vereisen buiten hun normale arbeidsprestaties.

Het kadert uiteraard evenzeer binnen de naleving van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector.

Dit besluit sluit in het artikel 1, tweede lid, een hele reeks diensten uit, zoals bijvoorbeeld de diensten van de civiele bescherming of van de penitentiaire instellingen, want deze diensten beschikken over zeer specifieke arbeidsorganisatiestelsels.

De eerste situatie beoogd met dit besluit is de situatie van het personeelslid dat een wachtdienst verricht.

Men onderscheidt hier de passieve wachtdienst en de actieve wachtdienst. In beide gevallen moet het personeelslid bereikbaar en beschikbaar blijven buiten zijn diensturen. De actieve wachtdienst houdt daarenboven in dat het personeelslid zich moet kunnen verplaatsen. Het woord "actieve" houdt dus niet het feit in prestaties te verrichten.

De wachttoelage dekt louter deze wachtdienst. Zodra het personeelslid opgeroepen wordt en prestaties verricht, wordt zijn arbeidstijd geboekt en geeft deze recht op inhaalverlof. In voorkomend geval ontvangt hij ook een toelage voor onregelmatige prestaties.

Een gangbaar voorbeeld van deze wachtdienst is de weekendpermanentie van tal van ICT-diensten. Doorgaans betreft het een passieve wachtdienst.

Het is de voorzitter van het directiecomité, de leidend ambtenaar of zijn gemachtigde die beslist of er nood is aan een actieve of passieve wachtdienst en, als dat het geval is, op vrijwillige basis beslist wie deze verricht.

Het artikel 7 van dit besluit bepaalt dat de wachttoelage niet mag worden toegekend aan de personeelsleden van wie de functie vereist permanent bereikbaar te zijn. De opmerking van de Raad van State werd niet gevolgd, daar dit artikel slechts geval per geval zal kunnen worden toegepast.

De tweede situatie beoogd met dit besluit is de situatie van het personeelslid dat prestaties verricht buiten de normale diensturen.

Deze situatie is niet de situatie van de personeelsleden die in opeenvolgende ploegen werken of waarvan het normale uurrooster nacht- of weekendprestaties of prestaties op feestdagen omvat. Het betreft evenmin personeelsleden waarvan het normale uurrooster regelmatige weekendprestaties omvat, zoals bijvoorbeeld het geval is voor sommige musea.

Het is de voorzitter van het directiecomité, de leidend ambtenaar of zijn gemachtigde die beslist of er nood is aan werk buiten het normale uurrooster en, als dat het geval is, op vrijwillige basis beslist welke personeelsleden dit verrichten.

De telewerker mag, behoudens uitdrukkelijk andersluidende beslissing van de leidend ambtenaar of zijn afgevaardigde, deze toelage niet genieten, want hij verricht zijn prestaties tijdens de normale werkuren.

De prestaties buiten de normale diensturen zijn de prestaties die 's nachts, op zaterdag, zondag of een feestdag verricht worden. De nachtprestatie wordt bepaald als zijnde de prestatie verricht tussen twintig uur en zes uur, overeenkomstig artikel 10, tweede lid, van de voormelde wet van 14 december 2000.

In dit besluit wordt niet gepreciseerd of de verplaatsingstijd van het personeelslid naar zijn werkplaats als arbeidstijd wordt geboekt. De opmerking van de Raad van State werd niet gevolgd, want het is niet aan de Koning om deze precisering aan te brengen. Er dient verwezen te worden naar artikel 8, § 1 van de voormelde wet van 14 december 2000 en naar de overvloedige rechtspraak ter zake.

Er wordt ook bepaald dat in plaats van de toekenning van een toelage voor prestaties verricht buiten de normale diensturen het personeelslid kan kiezen voor inhaalrust.

De derde bijzondere situatie beoogd met dit besluit is de situatie van het personeelslid dat overdag en/of 's nachts of/en tijdens het weekend in ploegen werkt en dat derhalve genoopt is tot een glijdend uurrooster.

Ze beoogt enkel de diensten waar de werknemers na elkaar op dezelfde werkplek werken, volgens een bepaald rooster, ook bij toerbeurt en al dan niet continu, met als gevolg dat de werknemers over een bepaalde periode van dagen of weken op verschillende tijden moeten werken. De diensten die andere activiteitsperiodes dan de normale periodes van maandag tot vrijdag hebben, maar niet permanent actief zijn, worden niet beoogd.

Het is de voorzitter van het directiecomité of de leidend ambtenaar die beslist of er een beroep gedaan dient te worden op werk in opeenvolgende ploegen. Het gaat dus niet om de situatie waarin de personeelsleden 's nachts en tijdens het weekend werken zonder dat de leidend ambtenaar heeft beslist de techniek van het werken in opeenvolgende ploegen te gebruiken, zoals dat bijvoorbeeld het geval is voor de civiele bescherming of voor de gevangenissen.

Behalve indien dit voorzien werd vanaf de aanwerving of de indienstneming kan het werk in opeenvolgende ploegen enkel gebeuren op vrijwillige basis.

Slotbepalingen : Dit ontwerp streeft er ook naar eindelijk het systeem van de toelagen en vergoedingen voor deze drie situaties uniform te maken. Het heft dus alle niet in overeenstemming zijnde reglementaire bepalingen op die specifiek zijn voor bepaalde diensten of bepaalde niveaus.

De opheffing van het besluit van de Regent van 30 maart 1950 de toekenning regelend van toelagen wegens buitengewone prestaties wordt echter uitgesteld tot 1 januari 2014 om de diensten een aanpassingperiode te laten. Hetzelfde geldt voor het ministerieel besluit van 12 oktober 2007 tot toekenning van een wachttoelage aan de personeelsleden van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen bij de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken die wachtdienst verzekeren.

De toepassing van de bepalingen van dit besluit valt onder de volle verantwoordelijkheid van de voorzitters van een directiecomité en de leidend ambtenaren. De algemene verplichting verslag uit te brengen aan hun minister en aan hun beheersorgaan, in voorkomend geval, is uiteraard van toepassing op de huidige uitgaven. De minister van Ambtenarenzaken zal elk jaar de gegevens betreffende de toepassing van dit besluit inzamelen teneinde de globale impact ervan te kunnen meten.

Voor het overige werden alle andere opmerkingen van de Raad van State gevolgd.

We hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, S. VANACKERE De Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken, H. BOGAERT

Raad van State afdeling wetgeving advies 52.616/2 van 14 januari 2013 over een ontwerp van koninklijk besluit tot toekenning van een toelage aan de personeelsleden van het federaal administratief openbaar ambt die bepaalde prestaties verrichten Op 19 december 2012 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten, toegevoegd aan de Minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit tot toekenning van een toelage aan de personeelsleden van het federaal administratief openbaar ambt die bepaalde prestaties verrichten'.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 14 januari 2013.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Algemene opmerkingen 1. In het verslag aan de Koning wordt het volgende aangegeven : « Dit besluit heeft tot doel een coherent en uniform systeem van toelagen in te voeren dat het de voorzitters van de directiecomités en de leidend ambtenaren van de openbare instellingen van sociale zekerheid en van de instellingen van openbaar nut bedoeld in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken (1) mogelijk maakt hun personeelsleden te vergoeden wanneer zij van hen prestaties of diensten vereisen buiten hun normale arbeidsprestaties.» Uit artikel 1, tweede lid, van het ontwerp blijkt evenwel dat dit ontworpen besluit niet van toepassing is « 1° op de houders van een managementfunctie of staffunctie uitgeoefend in het kader van een mandaat; 2° op de personeelsleden van de permanente eenheden van de Civiele Bescherming die een vierentwintiguursdienst moeten verrichten;3° op de personeelsleden van de gesloten centra onder het beheer van de Dienst Vreemdelingenzaken, voor wie nachtprestaties, feestdagen of weekenden tot hun normaal uurrooster behoren;4° op de personeelsleden die de permanentie verzekeren binnen de Algemene Directie van het Crisiscentrum van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken;5° op de personeelsleden van de noodoproepencentrales 100, 101 en 112;6° op de personeelsleden van de buitendiensten van het directoraat-generaal Penitentiaire Instellingen alsook de personeelsleden van de dienst Monitoring Elektronisch Toezicht van het Directoraat-Generaal Justitiehuizen;7° op de burgerlijke ambtenaren bekleed met een bijzondere graad van het stafdepartement inlichtingen en veiligheid van het Ministerie van Landsverdediging ». De personeelsleden op wie het ontwerp aldus niet toepasselijk wordt verklaard, vallen in principe binnen het toepassingsgebied van de voormelde wet van 22 juli 1993. Volgens het voorliggende ontwerp komen zij evenwel niet in aanmerking voor een toelage voor de arbeidsprestaties die daarin worden vermeld (wachtdienst, prestaties buiten de normale uurroosters, werk in opeenvolgende ploegen), wat de vraag doet rijzen of dat geen verschil in behandeling meebrengt dat verboden is krachtens de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. In het verslag aan de Koning dienen de objectieve redenen te worden opgegeven waarom die personeelsleden buiten het toepassingsgebied van het ontwerp gehouden worden en moet voorts melding worden gemaakt van de regelingen die in zo een toelage voorzien en die eventueel reeds op hen van toepassing zijn. 2.1. Zoals in het ontwerp van verslag aan de Koning wordt aangegeven, past het voorliggend ontwerp binnen de naleving van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector'. Het spreekt echter vanzelf dat eveneens rekening moet worden gehouden met andere regelingen, namelijk inzonderheid de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen' en de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel'.

De gelijktijdige toepassing van die wetteksten geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen. 2.2. In het ontwerp van verslag aan de Koning wordt een onderscheid gemaakt tussen prestaties buiten de normale diensturen, die geregeld worden bij hoofdstuk IV van het voorliggend ontwerp, werk in opeenvolgende ploegen en werk dat normaliter nacht- of weekendprestaties of prestaties op feestdagen omvat of werk dat regelmatige weekendprestaties omvat, « zoals bijvoorbeeld het geval is voor sommige musea ».

Artikel 1, eerste lid, 2°, strekt dus blijkbaar tot regeling van de toelage voor extra uren die in het weekend, 's nachts of op feestdagen gepresteerd worden.

Daarom dient erop te worden gewezen dat de enige extra prestaties, dat wil zeggen prestaties buiten het normale werkrooster, die 's zondags of 's nachts kunnen worden verricht die zijn welke vervat liggen in de opsomming die voorkomt in respectievelijk artikel 7, § 2, en artikel 11, eerste lid, van de voornoemde wet van 14 december 2000. Voorts kan in de gevallen opgesomd in artikel 5, § 2, van diezelfde wet van 14 december 2000 afgeweken worden van het vereiste dat tussen twee arbeidsprestaties elf uren rust moeten liggen. 2.3. Het begrip « wachtdienst » slaat op een arbeidsregeling die prestaties omvat die verricht worden om een permanentie te verzorgen.

Als gewoonlijk zulke prestaties geleverd worden, dienen die prestaties krachtens artikel 6 van de voormelde wet van 8 april 1965 in het arbeidsreglement te worden vermeld. Daaruit volgt dat de leidend ambtenaar of zijn gemachtigde die een beslissing tot de organisatie van wachtdiensten zoals bepaald in artikel 5 van het ontwerp wil nemen, eerst de overlegprocedure dient te voeren waarin diezelfde wet alsook die van 19 december 1974 voorziet. 2.4. Overeenkomstig artikel 15 van de voormelde wet van 14 december 2000 « kunnen werknemers alleen vrijwillig in dienst worden genomen » in het kader van arbeidsregelingen die gewoonlijk nachtwerk inhouden indien de werkgever niet al zijn werknemers op basis van dergelijke arbeidsregelingen tewerkstelt, weliswaar « onverminderd het principe van de continuïteit van de openbare dienst ».

Artikel 5 van het ontwerp, waarin als algemene regel wordt gesteld dat de leidend ambtenaar of zijn gemachtigde de personeelsleden van de wachtdiensten aanstelt of laat aanstellen, beantwoordt niet aan de bepalingen van dat artikel 15 van de voormelde wet van 14 december 2000 wanneer nachtwerk wordt verricht.

Artikel 5 van het ontwerp dient aldus te worden herzien dat elke dubbelzinnigheid wordt vermeden aangaande het feit dat wanneer artikel 15 van de voormelde wet van 14 december 2000 van toepassing is, de keuze van het personeelslid om al dan niet 's nachts te werken gerespecteerd moet worden. Zulks geldt dus niet alleen voor het werk in opeenvolgende ploegen in tegenstelling tot de indruk die in het ontwerp van verslag aan de Koning wordt gewekt. 3. Voor zover het voorliggende ontwerp leidt tot een vermindering van de toelagen die thans gangbaar zijn voor prestaties die binnen het materiële toepassingsgebied ervan vallen, dient men voor de personeelsleden die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst genomen zijn, de twee partijen die door de arbeidsrelatie gebonden zijn een bijvoegsel bij de arbeidsovereenkomst te laten ondertekenen waarin het nieuwe bedrag van de toelage moet worden vermeld.Die toelage valt immers onder het begrip loon dat beschouwd wordt als een wezenlijk gegeven in de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst (artikelen 2 en 3 van de wet van 3 juli 1978 'betreffende de arbeidsovereenkomsten').

Bijzondere opmerkingen Aanhef 1. In de aanhef van het ontwerp worden de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet als rechtsgrond vermeld.Die artikelen hebben alleen betrekking op het centraal bestuur van de federale Staat en niet op de gedecentraliseerde federale besturen. Artikel 1 van het ontwerp, waarin naar de voormelde wet van 22 juli 1993 wordt verwezen om het toepassingsgebied ervan te bepalen, voorziet evenwel in een ruimer toepassingsgebied dan alleen het centraal bestuur.

De steller van het ontwerp dient dan ook op zoek te gaan naar de rechtsgronden van het ontwerp voor de publiekrechtelijke rechtspersonen vermeld in artikel 1, 3°, van de voormelde wet van 22 juli 1993.

Hij dient erop toe te zien dat voorafgaande vormvereisten die eventueel door die bepalingen voorgeschreven zouden zijn volledig vervuld worden en hij moet die in de aanhef van het ontwerp vermelden. 2. Naast de leden die ingevoegd dienen te worden om de rechtsgrond van het ontwerp op te geven voor het personeel van de publiekrechtelijke rechtspersonen vermeld in artikel 1, 3°, van de voormelde wet van 22 juli 1993, dient een lid te worden ingevoegd om melding te maken van de rechtsgrond van het ontwerp voor de contractuele personeelsleden, namelijk artikel 4, § 2, 1°, van de voormelde wet van 22 juli 1993.3. Er dient een nieuw lid te worden ingevoegd betreffende het advies van het College van de openbare instellingen van sociale zekerheid.4. Voorts dienen nieuwe leden te worden ingevoegd waarin melding wordt gemaakt van de teksten die bij het ontwerp gewijzigd of opgeheven worden.5. Daarentegen behoort niet in de vorm van een aanhefverwijzing melding te worden gemaakt van het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling van de vergoedingen en toelagen van alle aard toegekend aan het personeel van de federale overheidsdiensten' dat door het voorliggend ontwerp niet gewijzigd of opgeheven wordt en daarvoor geen rechtsgrond kan opleveren. Dispositief Artikel 2 In artikel 2, 2°, wordt een feestdag gedefinieerd als volgt : « alle feestdagen bedoeld in artikel 14, § 1 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen ».

Die paragraaf is geredigeerd als volgt : « § 1. De ambtenaar is met verlof op de feestdagen, die zijn opgesomd in artikel 1 van het koninklijk besluit van 18 april 1974 tot bepaling van de algemene wijze van uitvoering van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen alsook op (...), 2 november, 15 november en 26 december ».

Het woorddeel « feest- » in de ontworpen definitie doet verwarring ontstaan doordat het mogelijk maakt dat 2 november, 15 november en 26 december bij een letterlijke lezing niet in aanmerking worden genomen, terwijl dat woorddeel niet noodzakelijk is. Het moet uit de definitie worden weggelaten.

Artikel 6 Het symbool € wordt nooit gebruikt en de ISO-code « EUR » wordt enkel in tabellen gebruikt. Men gebruike dus het woord « euro » (2). Deze opmerking geldt ook voor artikel 19.

Artikel 7 Luidens artikel 7 van het ontwerp is het hoofdstuk betreffende de wachtdiensten en de daarin bepaalde toelage niet van toepassing op « de personeelsleden van wie de functie vereist dat ze permanent bereikbaar zijn ».

Deze bepaling is in zeer algemene bewoordingen gesteld en het ontwerp van verslag aan de Koning bevat geen enkele precisering betreffende de strekking ervan.

Volgens de gemachtigde ambtenaar betreft het hier het geval van bijvoorbeeld de woordvoerder van Buitenlandse Zaken, wiens functie een permanente bereikbaarheid vereist.

De ontworpen bepaling moet worden herzien zodat de personele werkingssfeer ervan duidelijk wordt omschreven, indien mogelijk door middel van een opsomming van de betrokken personeelsleden. Voorts moet het verslag aan de Koning worden aangevuld zodat duidelijk wordt welke specifieke kenmerken van de aldus bedoelde functies rechtvaardigen dat de personen die de functie uitoefenen de nachttoelage niet kunnen genieten, inzonderheid gelet op het functieprofiel en de daarmee samenhangende vergoeding.

Artikel 8 1. Aangezien de voornoemde wet van 14 december 2000 het kader vormt waarin de ontworpen regeling moet worden ingepast, komt het de stellers van het ontwerp niet toe het begrip nachtprestaties te definiëren, zoals ze dat onrechtstreeks doen in artikel 8.Dat begrip hangt immers nauw samen met dat van nachtarbeid gedefinieerd in artikel 10, tweede lid, van de voornoemde wet van 14 december 2000 als zijnde de arbeid verricht tussen twintig uur en zes uur. Het is de bedoeling van de steller van het ontwerp de voorwaarden vast te stellen voor het toekennen van een compensatieverlof of een toelage voor prestaties verricht binnen een bepaald tijdblok. De woorden « tijdens de nacht, te weten » moeten worden weggelaten en de artikelen 10 en 11, tweede lid, moeten worden gewijzigd teneinde de woorden « de nacht » in de passus « de nacht die aan een zon- of feestdag voorafgaat » door de vermelding van een tijdblok te vervangen. 2. Artikel 4 van het ministerieel besluit van 18 oktober 2002 tot toekenning van een wachtvergoeding aan sommige personeelsleden in dienst in de gesloten centra van het Ministerie van Binnenlandse Zaken', dat opgeheven wordt bij artikel 15, 15°, van het ontwerp, voorziet in het volgende : « De tijd voor de verplaatsing van het personeelslid naar de plaats van zijn werk, wordt aangerekend als arbeidstijd.» Met het oog op de rechtszekerheid wordt derhalve in overweging gegeven het ontwerp aan te vullen teneinde uitdrukkelijk te bepalen dat de tijd voor de verplaatsing niet als werktijd wordt meegerekend, aangezien zulks volgens de gemachtigde ambtenaar de bedoeling is van de steller van het ontwerp. 3. Alhoewel de ontworpen tekst bepaalt dat « elk deel van een uur, gelijk aan of meer dan dertig minuten, waarin prestaties zijn verricht buiten de gewone werkuren, wordt beschouwd als een werkuur », wordt, in tegenstelling tot de opgeheven besluiten die in een soortgelijke regel voorzien, niets bepaald in verband met de kleinere uurdelen. Volgens de gemachtigde ambtenaar moeten de kleinere uurdelen niet in aanmerking worden genomen. Het ontwerp moet worden aangevuld teneinde zulks uitdrukkelijk te bepalen.

Artikel 9 Artikel 9, tweede lid, van het ontwerp luidt als volgt : « Telewerk geeft geen recht op de toelage voor prestaties buiten de normale uurroosters, behoudens uitdrukkelijk andersluidende beslissing van de leidend ambtenaar of zijn afgevaardigde ».

Artikel 6 van het koninklijk besluit van 22 november 2006 betreffende het telewerk in het federaal administratief openbaar ambt' luidt als volgt : « § 1. Gedurende het telewerk, behoudt de telewerker dezelfde rechten en plichten als gedurende de op de werkvloer van de werkgever verrichte uren. (...) § 3. De telewerker zorgt voor de organisatie van zijn werk rekening houdend met de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector en van het voorstel bedoeld in artikel 9 ».

Dit artikel 9 vereist immers een schriftelijk voorstel, in onderlinge overeenstemming door de werkgever en de telewerker opgemaakt, dat een bepaald aantal gegevens moet vermelden, onder andere « de ogenblikken waarop of de periodes tijdens welke de telewerker bereikbaar moet zijn » (artikel 9, § 2, 3°, en § 3 van het voornoemde koninklijk besluit van 22 november 2006), ongeacht of het telewerk al dan niet op regelmatige basis wordt verricht. Indien prestaties buiten de normale werkuren, met inachtneming van de voornoemde wet van 14 december 2000 (3), voor de telewerker noodzakelijk zijn, begrijpt de Raad van State niet waarom deze telewerker niet in aanmerking zou komen voor de toelage die de andere personeelsleden die dezelfde prestaties verrichten, ontvangen, terwijl het loutere verschil tussen deze twee categorieën werknemers betreffende de plaats van de arbeidsprestatie, in casu, naar het zich laat aanzien, niet doorslaggevend kan zijn. Dit geldt des te meer in het licht van artikel 6, § 1, van het voornoemde koninklijk besluit van 22 november 2006.

Indien het verschil in behandeling dat voortvloeit uit artikel 9, tweede lid, van het ontwerp, niet kan worden gerechtvaardigd, moet dat artikel worden herzien.

Artikelen 15 tot 20 1. Het voorliggende ontwerp heft tal van besluiten op waarbij vergoedingen voor onregelmatige prestaties worden toegekend en die aldus een doublure ervan zouden vormen.Binnen de tijd die toegemeten is voor het onderzoek van de adviesaanvraag heeft de Raad van State de thans geldende bepalingen niet exhaustief kunnen onderzoeken. Het schijnt hem evenwel toe dat andere teksten moeten worden opgeheven, zoals het koninklijk besluit van 13 augustus 1984 houdende toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties aan het personeel van het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers' of het ministerieel besluit van 16 januari 1998 houdende toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties aan het personeel van het Ministerie van Middenstand en Landbouw'. De steller van het ontwerp dient na te gaan of deze of andere besluiten niet moeten worden opgeheven. 2. Deze artikelen moeten worden aangevuld teneinde de ontstaansgeschiedenis van de gewijzigde of opgeheven besluiten die voordien zijn gewijzigd, te vermelden.3. In artikel 15, 21°, moeten in de Franse tekst de woorden « du Service public fédéral Santé et Environnement » worden vervangen door de woorden « de l'Institut scientifique de Santé publique » teneinde het juiste opschrift van het opgeheven besluit te vermelden. Artikel 22 1. Door de opheffing van bepaalde bijzondere stelsels van toelagen voor onregelmatige prestaties uit te stellen, roept de steller van het ontwerp een verschil in behandeling in het leven dat hij objectief moet kunnen rechtvaardigen in het licht van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.2. Zoals artikel 22 is gesteld, waarborgt het de betrokkenen niet dat ze altijd over een termijn van tien dagen beschikken om van de nieuwe bepalingen kennis te nemen en ze in acht te nemen.Er wordt in overweging gegeven te schrijven : « die volgt op het verstrijken van een termijn van tien dagen die ingaat de dag na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad » in plaats van « die volgt op de maand waarin het gepubliceerd wordt in het Belgisch Staatsblad » (4). 3. Aangezien het ontwerp dat aan de afdeling Wetgeving is voorgelegd geen artikel 21 bevat, moet de nummering van de artikelen 22 en 23 worden herzien. Artikel 23 Staatssecretarissen moeten niet worden vermeld (5).

De griffier, A.-C. VAN GEERSDAELE. De voorzitter, Y. KREINS. Het voorontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 14 januari 2013.

De kamer was samengesteld uit Yves Kreins, kamervoorzitter, Pierre Vandernoot en Martine Baguet, staatsraden, Sébastien Van Drooghenbroeck en Jacques Englebert, assessoren, en Anne-Catherine Van Geersdaele, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Yves Delval, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Martine Baguet. _______ Nota's (1) Volgens artikel 1 van die wet vallen de volgende diensten binnen het toepassingsgebied van die wet : « 1° de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten en de diensten die ervan afhangen;2° het burgerpersoneel van het Ministerie van Landsverdediging of van elke andere benaming die het zou opvolgen;3° de volgende rechtspersonen van publiek recht : - de Regie der gebouwen; - het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen; - het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau; - de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie van het Ministerie van Landsverdediging; - het Nationaal Geografisch Instituut; - het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers; - de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen; - de CONTROLEDIENST VOOR DE VERZEKERINGEN; - de Dienst voor de overzeese sociale zekerheid; - het Fonds voor arbeidsongevallen; - het Fonds voor beroepsziekten; - de Hulp- en voorzorgskas voor zeevarenden; - de Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering; - de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen; - de Rijksdienst voor de kinderbijslag voor werknemers; - de Rijksdienst voor sociale zekerheid; - de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten; - het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen; - het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering; - de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie; - de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening; - de Rijksdienst voor pensioenen; - de Kruispuntbank van de sociale zekerheid; - het Federaal Planbureau; - het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen; - de Pensioendienst voor de overheidssector; - het Agentschap voor de oproepen tot de hulpdiensten; - Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten; - het eHealth-platform; - het Fonds voor de medische ongevallen". (2) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab "Wetgevingstechniek", aanbeveling 6.4. (3) Zie algemene opmerking 2.2, supra. (4) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab "Wetgevingstechniek", aanbeveling 152.1. (5) Ibid., aanbeveling 167.

11 FEBRUARI 2013. - Koninklijk besluit tot toekenning van een toelage aan de personeelsleden van het federaal administratief openbaar ambt die bepaalde prestaties verrichten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid artikel 11, § 1, tweede lid, vervangen door de programmawet van 24 december 2002;

Gelet op de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, artikel 1, 3°, laatste gewijzigd bij de wet van 29 december 2010, en artikel 4, § 2, 1°, ingevoegd bij de wet van 20 mei 1997;

Gelet op het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling van de vergoedingen en toelagen van alle aard toegekend aan het personeel van de federale overheidsdiensten;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 6 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, inzonderheid artikel 21, § 1;

Gelet op het besluit van de Regent van 30 maart 1950 de toekenning regelend van toelagen wegens buitengewone prestaties;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 juli 1981 tot regeling van de toekenning van een toelage voor zondags- en nachtarbeid aan sommige leden van het personeel van het Nationaal geografisch instituut;

Gelet op het koninklijk besluit van 13 augustus 1984 houdende toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties aan het personeel van het National Instituut voor oorlogsinvaliden, oudstrijders en oorlogsslachtoffers;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 februari 2002 de toekenning regelend van een toelage wegens overwerk aan sommige personeelsleden van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 september 2002 tot regeling van bepaalde onregelmatige prestaties van zekere personeelsleden van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid, van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 januari 2005 tot toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties aan het personeel van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 juli 2008 houdende toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties aan het personeel van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken dat toeziet op de naleving van de wet van 10 april 1999 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid en haar uitvoeringsbesluiten, de wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privé-detective en haar uitvoeringsbesluiten en de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden;

Gelet op het koninklijk besluit van 18 september 2008 tot toekenning van een toelage aan de personeelsleden van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen die een wachtdienst ten huize verzekeren;

Gelet op het ministerieel besluit van 12 april 1965 betreffende de toekenning van sommige vergoedingen en toelagen aan verschillende personeelsleden van het Ministerie van Financiën, artikel 4;

Gelet op het ministerieel besluit van 19 oktober 1967 tot toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties aan het personeel van het departement van Landsverdediging;

Gelet op het ministerieel besluit van 31 juli 1969 houdende toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties aan het personeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken;

Gelet op het ministerieel besluit van 15 november 1989 houdende toekenning van een toelage voor bijzondere dienstverplichtingen aan sommige ambtenaren van het Ministerie van Financiën;

Gelet op het ministerieel besluit van 16 januari 1998 houdende toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties aan het personeel van het Ministerie van Middenstand en Landbouw;

Gelet op het ministerieel besluit van 24 september 1998 houdende toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties aan de personeelsleden van het Federale Overheidsdienst Justitie;

Gelet op het ministerieel besluit van 5 januari 1999 betreffende het verlenen van een toelage aan sommige leden van het burgerpersoneel die een wachtdienst ten huize verzekeren;

Gelet op het ministerieel besluit van 14 januari 2000 houdende toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties aan het personeel van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur;

Gelet op het ministerieel besluit van 5 februari 2001 houdende regeling van de toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties aan sommige personeelsleden van de federale wetenschappelijke instellingen die ressorteren onder de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort;

Gelet op het ministerieel besluit van 18 oktober 2002 tot toekenning van een wachtvergoeding aan sommige personeelsleden in dienst in de gesloten centra van het Ministerie van Binnenlandse Zaken;

Gelet op het ministerieel besluit van 12 juli 2004 tot toekenning van compensaties aan de personeelsleden van de Dienst Voogdij en de centrale autoriteit Rechtshulp in Burgerlijke Zaken bij de Federale Overheidsdienst Justitie die een wachtdienst ten huize verzekeren;

Gelet op het ministerieel besluit van 15 december 2005 tot regeling van de toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties voor de personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie;

Gelet op het ministerieel besluit van 12 oktober 2007 tot toekenning van een wachttoelage aan de personeelsleden van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen bij de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken die wachtdienst verzekeren;

Gelet op het ministerieel besluit van 3 juli 2008 houdende toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties aan het personeel van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken dat buiten de kantooruren de aangiften van verlies, diefstal of vernieling van elektronische identiteitskaarten ontvangt;

Gelet op het ministerieel besluit van 27 oktober 2009 tot toekenning van een toelage aan de personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, die ten gevolge van een crisissituatie een wachtdienst dienen te verzekeren en/of onregelmatige prestaties dienen te leveren;

Gelet op het ministerieel besluit van 28 oktober 2009 tot toekenning van een toelage aan de personeelsleden van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, die ten gevolge van een crisissituatie een wachtdienst dienen te verzekeren en/of onregelmatige prestaties dienen te leveren;

Gelet op het ministerieel besluit van 29 oktober 2009 tot toekenning van een toelage aan de personeelsleden van het Centrum voor Onderzoek in diergeneeskunde en agrochemie, die ten gevolge van een crisissituatie een wachtdienst dienen te verzekeren en/of onregelmatige prestaties dienen te leveren;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 20 juni 2012;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 5 juli 2012;

Gelet op het advies van het College van de Openbare Instellingen van Sociale Zekerheid, gegeven op 18 juni 2012;

Gelet op het protocol nr. 674 van 10 december 2012 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;

Gelet op het advies 52.616/2 van de Raad van State, gegeven op 14 januari 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Ambtenarenzaken en van de Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden van het federaal administratief openbaar ambt, zoals bepaald in de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, die, mits naleving van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector, 1° ofwel een wachtdienst verzorgen;2° ofwel op een andere wijze dan via opeenvolgende ploegen genoopt zijn prestaties te verrichten buiten de normale uurroosters;3° ofwel in opeenvolgende ploegen werken. Het is niet van toepassing : 1° op de houders van een managementfunctie of staffunctie uitgeoefend in het kader van een mandaat;2° op de personeelsleden van de permanente eenheden van de Civiele Bescherming die een vierentwintiguursdienst moeten verrichten;3° op de personeelsleden van de gesloten centra onder het beheer van de Dienst Vreemdelingenzaken, voor wie nachtprestaties, feestdagen of weekenden tot hun normaal uurrooster behoren;4° op de personeelsleden die de permanentie verzekeren binnen de Algemene Directie van het Crisiscentrum van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken;5° op de personeelsleden van de noodoproepencentrales 100, 101 en 112;6° op de personeelsleden van de buitendiensten van het directoraat-generaal Penitentiaire Instellingen alsook de personeelsleden van de dienst Monitoring Elektronisch Toezicht van het Directoraat-Generaal Justitiehuizen »;7° op de burgerlijke ambtenaren bekleed met een bijzondere graad van het stafdepartement inlichtingen en veiligheid van het Ministerie van Landsverdediging. HOOFDSTUK II. - Definitie

Art. 2.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° leidend ambtenaar : de voorzitter van het directiecomité van een federale overheidsdienst, de voorzitter van een programmatorische federale overheidsdienst, de voorzitter van de Directieraad van het Ministerie van Landsverdediging, de leidend ambtenaar of de ambtenaar belast met het dagelijks beheer van een openbare instelling van sociale zekerheid of van een instelling van openbaar nut.2° feestdag : alle dagen bedoeld in artikel 14, § 1 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen.3° nacht : de periode bedoeld in het artikel 10, tweede lid, van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector. HOOFDSTUK III. - Wachtdiensten

Art. 3.Er wordt een wachttoelage toegekend aan de personeelsleden die een actieve of passieve wachtdienst verzorgen.

Onder passieve wachtdienst verstaat men de verplichting voor een personeelslid om buiten zijn diensturen bereikbaar en beschikbaar te zijn zonder zich echter te moeten verplaatsen.

Onder actieve wachtdienst verstaat men de verplichting voor een personeelslid om buiten zijn diensturen niet alleen bereikbaar en beschikbaar te zijn, maar ook om zich te kunnen verplaatsen.

Art. 4.Onder de wachtperiode « tijdens de week » verstaat men de ononderbroken of onderbroken periode, met een minimumduur van 15 uur en met een maximumduur van 24 uur, van maandag tot en met vrijdag.

Onder de wachtperiode « tijdens het weekend » verstaat men de ononderbroken of onderbroken periode, met een minimumduur van 15 uur en met een maximumduur van 24 uur, die volledig of gedeeltelijk plaatsvindt op zaterdag, zondag of een feestdag.

Art. 5.De leidend ambtenaar of zijn gemachtigde beslist over de organisatie van wachtdiensten en stelt hiervoor op vrijwillige basis personeelsleden aan of laat hen aanstellen.

Art. 6.De volgende forfaitaire toelagen worden toegekend aan de personeelsleden : 1° een forfaitaire toelage van 20,00 euro voor een passieve wachtdienst geleverd gedurende een wachtperiode « tijdens de week »;2° een forfaitaire toelage van 30,00 euro voor een actieve wachtdienst geleverd gedurende een wachtperiode « tijdens de week »;3° een forfaitaire toelage van 35,00 euro voor een passieve wachtdienst geleverd gedurende een wachtperiode « tijdens het weekend »;4° een forfaitaire toelage van 50,00 euro voor een actieve wachtdienst geleverd gedurende een wachtperiode « tijdens het weekend ». Het mobiliteitsstelsel dat van toepassing is op de lonen van het personeel van de federale diensten is eveneens van toepassing op de toelagen voor wachtdienst. Ze zijn verbonden met de spilindex 138,01.

Art. 7.Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de personeelsleden van wie de functie vereist dat ze permanent bereikbaar zijn. HOOFDSTUK IV. - Prestaties buiten de normale uurroosters

Art. 8.Een toelage wordt toegekend aan de personeelsleden die genoopt zijn prestaties te verrichten buiten de normale uurroosters.

Als prestaties buiten de normale uurroosters worden beschouwd de prestaties verricht tijdens de nacht en de prestaties verricht op zaterdag, zondag of feestdagen.

Worden gelijkgesteld met prestaties verricht tijdens de nacht, de prestaties verricht tussen achttien uur en twintig uur voor zover deze eindigen te of na tweeëntwintig uur.

Elk deel van een uur, gelijk aan of meer dan dertig minuten, waarin prestaties zijn verricht buiten de gewone werkuren, wordt beschouwd als een werkuur. Het wordt weggelaten als het deze duur niet bereikt.

Voor de toepassing van dit artikel worden niet bedoeld : 1° de personeelsleden die in opeenvolgende ploegen werken in de zin van de artikelen 12 en 13;2° de personeelsleden van wie het normale uurrooster prestaties 's nachts, tijdens feestdagen of tijdens het weekend omvat.

Art. 9.De leidend ambtenaar of zijn gemachtigde beslist over de organisatie van prestaties buiten de normale uurroosters en stelt hiervoor op vrijwillige basis personeelsleden aan of laat hen aanstellen.

Telewerk geeft geen recht op de toelage voor prestaties buiten de normale uurroosters, behoudens uitdrukkelijk andersluidende beslissing van de leidend ambtenaar of zijn afgevaardigde.

Art. 10.De toelage voor prestaties buiten de normale uurroosters is, per uur prestatie, gelijk aan 1/1976ste van de brutojaarwedde, genomen als basis voor de berekening van de wedde van de maand waarin de prestaties verricht werden, indien deze geleverd werden op een zon- of feestdag of de nacht die aan een zon- of feestdag voorafgaat, aan 50 % van dit bedrag in de andere gevallen.

Art. 11.Het personeelslid dat genoopt is prestaties te verrichten buiten de normale uurroosters kan, in plaats van de toelage bedoeld in artikel 8, opteren voor een inhaalrust.

In dat geval stemt de inhaalrust overeen met een recuperatie aan 200 % van de gepresteerde tijd als het personeelslid prestaties heeft verricht op een zondag of een feestdag of de nacht die aan een zon- of feestdag voorafgaat en aan 150 % van de gepresteerde tijd in de andere gevallen.

De inhaalrust wordt genomen naar keuze van de ambtenaar mits toestemming van de hiërarchische meerdere. HOOFDSTUK V. - Werk in opeenvolgende ploegen

Art. 12.Een toelage voor werk in opeenvolgende ploegen wordt toegekend aan de personeelsleden die dergelijk werk verrichten.

De leidend ambtenaar beslist over de organisatie van het werk in opeenvolgende ploegen.

Als werk in opeenvolgende ploegen wordt beschouwd een regeling van de arbeid in ploegen, waarbij de werknemers na elkaar op dezelfde plek werken, volgens een bepaald rooster, ook bij toerbeurt en al dan niet continu, met als gevolg dat de werknemers over een bepaalde periode van dagen of weken op verschillende tijden moeten werken.

Het werk in opeenvolgende ploegen gebeurt op vrijwillige basis, behalve indien het personeelslid aangeworven werd voor een functie die het vereist, indien hij verzocht heeft ertoe aangewezen te worden of ernaar overgeplaatst te worden of indien zijn arbeidsovereenkomst erin voorziet.

De personeelsleden van wie het uurrooster gewone prestaties van meer dan 10 uur gedurende een periode van 24 uur omvat, worden niet beschouwd als werkend in opeenvolgende ploegen.

Art. 13.De toelage voor het werken in opeenvolgende ploegen is, per uur prestatie, gelijk aan een percentage van 1/1976ste van de brutojaarwedde genomen als basis voor de berekening van de wedde van de maand waarin het werken in opeenvolgende ploegen verricht werd.

Dit percentage bedraagt : 1° 10 % wanneer de personeelsleden enkel tijdens de week werken zonder werk te verrichten tussen tweeëntwintig uur en zes uur;2° 15 % wanneer de personeelsleden tijdens de week en het weekend werken zonder werk te verrichten tussen tweeëntwintig uur en zes uur;3° 20 % wanneer de personeelsleden tijdens de week, tijdens het weekend en tussen tweeëntwintig uur en zes uur werken;4° 25 % wanneer de personeelsleden uitsluitend tijdens het weekend en tussen tweeëntwintig uur en zes uur werken, of enkel een van beide. Prestaties verricht van twintig tot tweeëntwintig uur of van zes tot acht uur, om het even welke dag, mogen evenwel in aanmerking worden genomen indien ze niet meer dan 25 % van het totaal van de prestatie bedragen.

De toelage voor werk in opeenvolgende ploegen wordt maandelijks na vervallen termijn betaald. HOOFDSTUK VI. - Gemeenschappelijke bepalingen en slotbepalingen

Art. 14.Elke federale dienst verschaft de minister van Ambtenarenzaken een volledig jaarlijks rapport over de toepassing van dit besluit.

Art. 15.Worden opgeheven : 1° het besluit van de Regent van 30 maart 1950 de toekenning regelend van toelagen wegens buitengewone prestaties, laatste gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004;2° het koninklijk besluit van 20 juli 1981 tot regeling van de toekenning van een toelage voor zondags- en nachtarbeid aan sommige leden van het personeel van het Nationaal geografisch instituut, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 december 2001;3° het koninklijk besluit van 13 augustus 1984 houdende toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties aan het personeel van het National Instituut voor oorlogsinvaliden, oudstrijders en oorlogsslachtoffers, gewijzigd bij koninklijke besluiten van 11 maart 2003 en 2 mei 2005 4° het koninklijk besluit van 3 februari 2002 de toekenning regelend van een toelage wegens overwerk aan sommige personeelsleden van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur;5° het koninklijk besluit van 20 september 2002 tot regeling van bepaalde onregelmatige prestaties van zekere personeelsleden van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid, van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;6° het koninklijk besluit van 21 januari 2005 tot toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties aan het personeel van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;7° het koninklijk besluit van 2 juli 2008 houdende toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties aan het personeel van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken dat toeziet op de naleving van de wet van 10 april 1999 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid en haar uitvoeringsbesluiten, de wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privé-detective en haar uitvoeringsbesluiten en de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden;8° het koninklijk besluit van 18 september 2008 tot toekenning van een toelage aan de personeelsleden van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen die een wachtdienst ten huize verzekeren, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 oktober 2011;9° het artikel 4 van het ministerieel besluit van 12 april 1965 betreffende de toekenning van sommige vergoedingen en toelagen aan verschillende personeelsleden van het Ministerie van Financiën;10° het ministerieel besluit van 19 oktober 1967 tot toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties aan het personeel van het departement van Landsverdediging, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 4 december 2001;11° het ministerieel besluit van 31 juli 1969 houdende toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties aan het personeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 3 mei 2002;12° het ministerieel besluit van 15 november 1989 houdende toekenning van een toelage voor bijzondere dienstverplichtingen aan sommige ambtenaren van het ministerie van Financiën, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 15 juli 2002;13° het ministerieel besluit van 16 januari 1998 houdende toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties aan het personeel van het Ministerie van Middenstand en Landbouw;14° het ministerieel besluit van 5 januari 1999 betreffende het verlenen van een toelage aan sommige leden van het burgerpersoneel die een wachtdienst ten huize verzekeren, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 4 december 2001;15° het ministerieel besluit van 14 januari 2000 houdende toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties aan het personeel van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur;16° het ministerieel besluit van 5 februari 2001 houdende regeling van de toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties aan sommige personeelsleden van de federale wetenschappelijke instellingen die ressorteren onder de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort;17° het ministerieel besluit van 18 oktober 2002 tot toekenning van een wachtvergoeding aan sommige personeelsleden in dienst in de gesloten centra van het Ministerie van Binnenlandse Zaken;18° het ministerieel besluit van 12 juli 2004 tot toekenning van compensaties aan de personeelsleden van de Dienst Voogdij en de centrale autoriteit Rechtshulp in Burgerlijke Zaken bij de Federale Overheidsdienst Justitie die een wachtdienst ten huize verzekeren, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 5 oktober 2009;19° het ministerieel besluit van 15 december 2005 tot regeling van de toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties voor de personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie;20° het ministerieel besluit van 12 oktober 2007 tot toekenning van een wachttoelage aan de personeelsleden van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen bij de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken die wachtdienst verzekeren, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 5 maart 2012;21° het ministerieel besluit van 3 juli 2008 houdende toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties aan het personeel van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken dat buiten de kantooruren de aangiften van verlies, diefstal of vernieling van elektronische identiteitskaarten ontvangt;22° het ministerieel besluit van 27 oktober 2009 tot toekenning van een toelage aan de personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, die ten gevolge van een crisissituatie een wachtdienst dienen te verzekeren en/of onregelmatige prestaties dienen te leveren;23° het ministerieel besluit van 28 oktober 2009 tot toekenning van een toelage aan de personeelsleden van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, die ten gevolge van een crisissituatie een wachtdienst dienen te verzekeren en/of onregelmatige prestaties dienen te leveren;24° het ministerieel besluit van 29 oktober 2009 tot toekenning van een toelage aan de personeelsleden van het Centrum voor Onderzoek in diergeneeskunde en agrochemie, die ten gevolge van een crisissituatie een wachtdienst dienen te verzekeren en/of onregelmatige prestaties dienen te leveren.

Art. 16.In het opschrift van het ministerieel besluit van 24 september 1998 houdende toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties aan de personeelsleden van het Federale Overheidsdienst Justitie, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 augustus 2002, worden de woorden « aan de personeelsleden » vervangen door de woorden « aan sommige personeelsleden ».

Art. 17.In artikel 1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 5 augustus 2002, worden de woorden « het Federale Overheidsdienst Justitie » vervangen door de woorden « de buitendiensten van het Directoraat-Generaal Strafinrichtingen alsook de personeelsleden van de dienst Monitoring Elektronisch Toezicht van het Directoraat-Generaal Justitiehuizen ».

Art. 18.Artikel 4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de ministeriele besluiten van 5 augustus 2002 en 4 maart 2010, wordt vervangen als volgt : «

Art. 4.Nachtprestaties zijn die welke tussen 18 en 8 uur verricht worden. ».

Art. 19.In artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 4 maart 2010, wordt het b) vervangen als volgt : « b) voor de nachtprestaties, per uur prestatie : 2,5 euro ».

Art. 20.In het eerste lid van artikel 7bis, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 11 oktober 2010, worden de woorden « tweede lid » geschrapt.

Art. 21.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het gepubliceerd wordt in het Belgisch Staatsblad met uitzondering van artikel 15, 1° en artikel 15, 20° die in werking treden op 1 januari 2014.

Art. 22.De ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 11 februari 2013.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, S. VANACKERE De Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken, H. BOGAERT

^