Etaamb.openjustice.be
Decreet van 31 januari 2002
gepubliceerd op 21 maart 2002

Decreet tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2002029131
pub.
21/03/2002
prom.
31/01/2002
ELI
eli/decreet/2002/01/31/2002029131/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

31 JANUARI 2002. - Decreet tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra (1)


De Raad van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen wat volgt : HOOFDSTUK I. - Algemeen

Artikel 1.Dit statuut is van toepassing op : 1° de leden van het tijdelijk en definitief gesubsidieerd technisch personeel van de officiële psycho-medisch-sociale centra die worden gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, met uitzondering van deze personeelsleden die geen weddetoelage krijgen ten laste van de Franse Gemeenschap, behoudens de vermeldingen in artikel 23, § 2, eerste lid, en in artikelen 25, § 2, en 32, § 2;2° de inrichtende machten van deze centra. Voor de toepassing van dit decreet : 1° dient te worden verstaan onder "centrum" of "psycho-medisch-sociaal centrum", de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra van onderwijsinrichtingen voor voltijds kleuter-, lager en secundair onderwijs en buitengewoon onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra voor inrichtingen voor buitengewoon onderwijs;2° dient te worden verstaan onder "vacante betrekking", de betrekking die door de inrichtende macht is vrijgemaakt en die niet is toegekend aan een vast benoemd personeelslid in de zin van dit decreet en die in aanmerking komt voor het toelagestelsel van de Franse Gemeenschap en waarvoor een weddetoelage werd toegestaan;3° zijn de begrippen "hoofdambt" en "bijambt" gedefinieerd overeenkomstig het koninklijk besluit van 15 april 1958 tot vaststelling van het geldelijk statuut van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Onderwijs;4° dient te worden verstaan onder "bijkomende regels van de bevoegde paritaire commissie", de regels die bovenop dit decreet zijn vastgelegd door de in artikel 101, § 1, bedoelde paritaire commissies;5° worden de termijnen als volgt berekend : a) de datum van de akte, waarmee alles begint, wordt niet meegerekend;b) de vervaldatum zit vervat in de berekening;wanneer deze dag valt op een zaterdag, een zondag of een feestdag, de feestdagen van of in de Franse Gemeenschap inbegrepen, valt de vervaldag evenwel op de eerstvolgende werkdag; 6° het dienstjaar begint op 1 september van een jaar en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar. Het gebruik in dit decreet van mannelijke benamingen voor verschillende bekwaamheidsbewijzen en ambten is gemeenslachtelijk zodat de leesbaarheid van de tekst gegarandeerd is niettegenstaande de bepalingen van het decreet van 21 juni 1993 betreffende de vervrouwelijking van beroepsnamen.

Art. 2.De ambten van het technisch personeel zijn als volgt gerangschikt : 1° Wervingsambten : a) psychopedagogisch consulent;b) maatschappelijk werker;c) paramedisch werker;d) psychopedagogisch werker;2° Bevorderingsambten : a) directeur.

Art. 3.De inrichtende macht bepaalt de volgorde van de opvolging van de ambten in het (de) centrum (centra) die zij inricht, rekening houdend met de bepalingen van artikelen 3 en 4 van de wet van 1 april 1960 betreffende de psycho-medisch-sociale centra, na het advies te hebben ingewonnen van de lokale paritaire commissie.

Het in het eerste lid bedoelde advies wordt uitgebracht binnen de twintig dagen.

De opvolging van de ambten wordt vastgelegd voor een termijn van drie dienstjaren. Zij wordt verlengd voor dezelfde termijn, behalve wanneer een nieuwe opvolging van de ambten die is vastgelegd volgens dezelfde wijzen als deze bedoeld in het eerste lid ter kennis wordt gebracht van de Regering via een ter post aangetekend schrijven, vóór 1 september van het laatste dienstjaar van de lopende termijn.

De vaststelling van de opvolging van de ambten alsook iedere wijziging hieraan wordt ter kennis gebracht van de Regering die deze goedkeurt.

De betekening gaat vergezeld van het advies van de lokale paritaire commissie.

Art. 4.De leden van het technisch personeel worden tijdelijk aangesteld en vast benoemd door de inrichtende macht en door haar geaffecteerd naar een centrum. HOOFDSTUK II. - Plichten en onverenigbaarheden Afdeling 1. - Plichten

Art. 5.De leden van het technisch personeel vervullen hun opdrachten in het belang van de consultanten.

Onverminderd het eerste lid behartigen zij steeds de belangen van het centrum en van het officieel onderwijs.

Art. 6.Ze volbrengen persoonlijk en nauwgezet de verplichtingen die hen zijn opgelegd door de wetten, decreten, besluiten en verordeningen, door de bijkomende regels van de paritaire commissies en door het aanstellingscontract.

Zij volgen stipt de dienstorders op en vervullen hun taak met ijver en nauwgezetheid.

Art. 7.Ze dienen zich zo correct mogelijk te gedragen zowel in hun betrekkingen in dienstverband als in hun betrekkingen met het publiek, het personeel van de scholen, de leerlingen en de ouders van leerlingen.

Zij staan elkaar bij als het belang van het centrum dit vereist.

Zij moeten alles vermijden wat de eer of de waardigheid van hun ambt zou kunnen besmeuren.

Art. 8.De leden van het technisch personeel mogen bij de uitoefening van hun ambt de personen die op hen beroep doen, niet blootstellen aan daden van politieke, godsdienstige of filosofische propaganda of handelsreclame.

Art. 9.Zij zijn gehouden aan het beroepsgeheim.

Art. 10.Zij verlenen, binnen de perken opgelegd door de regelgeving, de bijkomende regels van de paritaire commissies en door het aanstellingscontract, de nodige prestaties voor de goede werking van de centra.

Zij kunnen de uitoefening van hun ambt niet staken zonder voorafgaande toelating.

Art. 11.Zij mogen, rechtstreeks of via een tussenpersoon, zelfs buiten hun functies maar hiermee in verband, geen giften, geschenken, premies of eender welke voordelen vragen, eisen of aanvaarden.

Art. 12.Zij mogen geen activiteit uitoefenen die strijdig is met de Grondwet en de wetten van het Belgische volk.

Art. 13.Zij mogen van hun opdrachten in het centrum geen gebruik maken voor private beroepspraktijken. Afdeling 2. - Onverenigbaarheden

Art. 14.Is onverenigbaar met de hoedanigheid van lid van het technisch personeel van een gesubsidieerd officieel psycho-medisch-sociaal centrum, iedere handelswijze die schade zou kunnen toebrengen aan de uitvoering van de plichten die voortvloeien uit het specifiek karakter van het opvoedingsproject van de inrichtende macht waarvan het afhangt of die in strijd zou zijn met de waardigheid van het ambt.

De onverenigbaarheden zoals bedoeld in het eerste lid worden vermeld in iedere aanstellings- of benoemingsakte.

Art. 15.De inrichtende macht stelt de in artikel 14 bedoelde onverenigbaarheden vast. Zij stelt het betrokken lid van het technisch personeel hiervan bij aangetekend schrijven in kennis binnen de twintig dagen na de dag dat zij de onverenigbaarheid vaststelt.

Art. 16.In geval van betwisting omtrent het bestaan van een in artikel 14 bedoelde onverenigbaarheid, kan de inrichtende macht of het lid van het technisch personeel het advies vragen van de lokale paritaire commissie en dit binnen de acht dagen na de betekening zoals bedoeld in artikel 15.

Zodra zij het advies van de lokale paritaire commissie heeft ontvangen, beschikken de inrichtende macht en het lid van het technisch personeel over acht dagen om een beroep in te stellen bij de Beroepskamer dewelke een advies uitbrengt binnen vijfenveertig dagen.

Wanneer geen enkele adviesaanvraag werd ingediend bij de lokale paritaire commissie binnen de in het eerste lid van dit artikel bedoelde termijn, kan het lid van het technisch personeel, binnen de achtentwintig dagen na de betekening bedoeld in artikel 15, een beroep instellen bij de Beroepskamer die een advies uitbrengt binnen de vijfenveertig dagen.

Het lid van het technisch personeel dat gebruik maakt van zijn recht op beroep stuurt hiervan onmiddellijk een afschrift naar zijn inrichtende macht.

De eindbeslissing van de inrichtende macht is steeds conform het advies van de beroepskamer. De inrichtende macht neemt deze eindbeslissing binnen de maand na de ontvangst van het advies. HOOFDSTUK III. - Werving Afdeling 1. - Algemeen

Art. 17.De wervingsambten mogen worden uitgeoefend door de leden van het technisch personeel die tijdelijk zijn aangesteld of vast benoemd.

Art. 18.Bij zijn eerste aanstelling legt het lid van het technisch personeel de eed af in handen van de inrichtende macht of diens afgevaardigde.

De in het eerste lid bedoelde eed wordt uitgesproken in de woorden zoals bepaald door artikel 2 van het decreet van 20 juli 1831.

Hiervan wordt akte gegeven aan het lid van het technisch personeel. Afdeling 2. - Tijdelijke aanstelling en tijdelijk technisch personeel

Art. 19.Voor de toepassing van deze afdeling, dient te worden verstaan onder "inrichtende macht" : 1° het college van burgemeester en schepenen voor de centra die zijn ingericht door de steden en gemeenten;2° de permanente deputatie van de Provincieraad voor de centra die zijn ingericht door de provincies;3° het College van de Franse Gemeenschapscommissie voor de centra die door deze instelling zijn ingericht. Iedere aanstelling door het College van burgemeester en schepenen is ondergeschikt aan de bekrachtiging door de gemeenteraad binnen een termijn van drie maanden.

Art. 20.Niemand kan tijdelijk door de inrichtende macht worden aangesteld indien hij, op het ogenblik van zijn aanstelling, niet aan volgende voorwaarden voldoet : 1° Belg zijn of ingezetene van een andere lidstaat van de Europese Unie, behoudens afwijking toegestaan door de Regering;2° van onberispelijk gedrag zijn;3° zijn politieke en burgerlijke rechten genieten;4° voldaan hebben aan de wetten op de dienstplicht;5° houder zijn van een bekwaamheidsbewijs in verband met het te verlenen ambt, zoals bedoeld in artikel 21;6° bij de indiensttreding, een medisch attest overhandigen dat nog geen zes maanden oud is en waarbij verklaard wordt dat zijn gezondheidstoestand zodanig is dat deze geen gevaar oplevert voor de gezondheid van diegene die op hem een beroep doen en de andere personeelsleden;7° in regel zijn met de wettelijke en verordenende bepalingen aangaande de taalregeling;8° niet geschorst zijn bij tuchtmaatregel, niet disciplinair geschorst zijn, niet ter beschikking gesteld zijn bij tuchtmaatregel of niet op disciplinaire non-activiteit geplaatst zijn door de inrichtende macht waarvan hij afhangt of door een andere inrichtende macht. De inrichtende macht kan slechts een tijdelijk lid van het technisch personeel aanstellen nadat is voldaan aan de in hoofdstuk 6 bedoelde bepalingen.

Art. 21.De vereiste bekwaamheidsbewijzen voor bovenvermelde wervingsambten zijn als volgt vastgelegd : 1° Psychopedagogisch consulent : het diploma van licentiaat psychologische wetenschappen;2° Sociaal werker : a) het diploma van maatschappelijk werker of van maatschappelijk assistent(e), uitgereikt overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 28 februari 1952 houdende organisatie van het onderwijs van de sociale dienst;b) het diploma van maatschappelijk werker of van maatschappelijk assistent(e), uitgereikt overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen.3° Paramedische werker : De diploma's van vroedvrouw, gegradueerd ziekenhuisverpleger, gegradueerd psychiatrisch verpleger, gegradueerd verpleger pediatrie en gegradueerd sociaal verpleger, uitgereikt overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 17 augustus 1957 tot vaststelling van de voorwaarden voor het behalen van het diploma van vroedvrouw, verpleger of verpleegster, gewijzigd door het koninklijk besluit van 11 juli 1960. Worden eveneens geacht in het bezit te zijn van het vereiste bekwaamheidsbewijs, de kandidaten die, overeenkomstig artikel 25 van voormeld koninklijk besluit van 17 augustus 1957, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 11 juli 1960, worden toegelaten de titel van gegradueerd ziekenhuisverpleger te dragen.

De diploma's van vroedvrouw en van gegradueerd verple(e)g(st)er, uitgereikt overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen en het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 21 april 1994 tot vaststelling van de voorwaarden voor het behalen van de diploma's van vroedvrouw en gegradueerd verple(e)g(st)er. 4° Psychopedagogische werker : a) het bekwaamheidsattest voor de ambten van consulent of assistent beroepsoriëntatie, uitgereikt overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 22 oktober 1936;b) het diploma van assistent psychologie, uitgereikt door een inrichting die is ingericht, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap.

Art. 22.Iedere aanstelling in een wervingsambt is het voorwerp van een geschrift waarin minstens wordt vermeld : 1° de identiteit van de inrichtende macht : 2° de identiteit van het lid van het technisch personeel;3° het uit te oefenen ambt alsook de kenmerken en omvang van de opdracht;4° het centrum waarnaar hij wordt geaffecteerd;5° indien de betrekking vacant is of niet en, in geval van dit laatste, de naam van de titularis van deze betrekking en, desgevallend, deze van zijn tijdelijke plaatsvervanger;6° desgevallend, de bijkomende verplichtingen zoals bedoeld in artikel 6 en de overenigbaarheden zoals bedoeld in artikel 14;7° de datum van indiensttreding;8° de datum waarop de aanstelling ten einde loopt.Deze datum komt uiterlijk overeen met het einde van het lopend dienstjaar.

Op het ogenblik van de aanstelling geeft de inrichtende macht aan het tijdelijk lid van het technisch personeel een geschreven akte waarin de in het eerste lid bedoelde vermeldingen staan opgenomen. Bij ontstentenis van geschrift wordt het tijdelijk lid van het technisch personeel geacht te zijn aangesteld in het ambt, de opdracht en de betrekking die het daadwerkelijk uitoefent.

Op het einde van iedere periode van dienstactiviteit overhandigt de inrichtende macht aan het tijdelijk lid van het technisch personeel een attest waarin melding wordt gemaakt van de gepresteerde diensten per uitgeoefend ambt, met de begin- en einddata, alsook de aard van het ambt en de bezettingsgraad van de betrekking. Zij geeft het technisch personeelslid eveneens alle sociale documenten.

Art. 23.§ 1. Voor iedere aanstelling in de hoedanigheid van tijdelijk lid van het technisch personeel in een ambt waarvoor hij het in artikel 21 bedoeld vereist bekwaamheidsbewijs bezit, krijgt het technisch personeelslid dat 360 dagen dienst daadwerkelijk gepresteerd heeft in een van de in artikel 2 bedoelde ambten als hoofdambt bij deze inrichtende macht, gespreid over minstens twee dienstjaren en verworven tijdens de jongste vijf boekjaren, voorrang bij de inrichtende macht en wordt deze opgenomen in het klassement van deze inrichtende macht.

De aanstellingen geschieden op grond van de rangschikking. Deze wordt opgesteld op basis van het aantal dagen dienstanciënniteit, berekend overeenkomstig artikel 36, § 1.

Bij gelijke dienstanciënniteit wordt voorrang verleend aan het technisch personeelslid met de hoogste ambtsanciënniteit, berekend overeenkomstig artikel 36, § 2.

Bij gelijke ambtsanciënniteit wordt voorrang verleend aan het oudste lid van het technisch personeel.

Bij gelijke leeftijd wordt voorrang verleend aan het lid van het technisch personeel wiens jaartal tijdens hetwelk het vereiste bekwaamheidsbewijs voor het gesolliciteerd ambt uitgereikt is, het oudst is.

Ieder vast benoemd personeelslid dat wenst over te gaan naar een ander wervingsambt waarvoor hij het vereist bekwaamheidsbewijs bezit en waarin hij minstens 180 dagen dienstanciënniteit telt, zal op eigen verzoek worden geklasseerd bij de prioritairen. § 2. Na uitputting van de lijst van prioritaire kandidaten bedoeld in § 1, en volgens de wijzen bepaald door de lokale paritaire commissie, moet de inrichtende macht de leden van het technisch personeel die zijn aangesteld in en niet gesubsidieerde betrekking iedere gesubsidieerde betrekking aanbieden, voorzover zij houder zijn van het vereiste bekwaamheidsbewijs bedoeld in artikel 21 en dat zij bij de uitoefening van een niet gesubsidieerde betrekking een anciënniteit hebben verworven die gelijkaardig is met de in § 1 bedoelde prioritaire leden van het technisch personeel.

Na de in het eerste lid bedoelde procedures kiest de inrichtende macht onder de kandidaten wanneer meerdere kandidaten in de niet-prioritaire groep zich aanbieden voor hetzelfde ambt. § 3. Na uitputting van de eventuele beroepsprocedures worden de diensten waaraan een einde wordt gesteld via een ontslag niet in aanmerking genomen voor de berekening van de 360 dagen dienst waarvan sprake in § 1 bij de inrichtende macht die een eind heeft gesteld aan de functies, behalve als deze het ontslagen technisch personeelslid opnieuw aanwerft. § 4. De in §§ 1 en 2, eerste lid, bedoelde voorrang geldt voor alle vacante betrekkingen alsook voor niet vacante betrekkingen en waarvan de houder of het technisch personeelslid dat deze tijdelijk vervangt, vervangen dient te worden voor een ononderbroken termijn van mintens acht weken. § 5. De in § 1, eerste lid, en § 2, eerste lid, bedoelde kandidaten die wensen gebruik te maken van hun voorrangsrecht moeten, op straffe van uitsluiting voor het desbetreffende boekjaar, hun kandidatuur indienen via aangetekend schrijven, voor 31 mei, bij de inrichtende macht waarbij zij voorrang hebben bekomen. In deze brief wordt het ambt vermeld waarop de kandidatuur betrekking heeft. § 6. De akte waarmee de kandidaat zijn voorrang laat gelden, is geldig voor het volgend dienstjaar. De kandidaat die de hem overeenkomstig de voorrangsregels aangeboden betrekking weigert, verliest zijn voorrang voor een betrekking in hetzelfde ambt tijdens het lopend dienstjaar, behalve indien hij motieven kan inroepen die door de lokale paritaire commissie worden toegestaan. § 7. De in § 1 bedoelde anciënniteit wordt berekend op de laatste dag van het dienstjaar volgens de wijzen zoals bedoeld in artikel 36. § 8. Het bevoegd bestuur van het Ministerie van de Franse Gemeenschap verschaft, op gewoon verzoek van de kandidaten en tegen betaling van de verzendingskosten, de lijst van de centra met vermelding van de inrichtende macht die deze inricht, per provincie.

Onder dezelfde voorwaarden verschaft zij tevens de lijst van de centra die zijn gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met vermelding van de inrichtende macht die deze inricht. § 9. De inrichtende macht bezorgt tijdens de eerste veertien dagen van de maand mei de lijst van de vacante betrekkingen aan de betrokken leden van het technisch personeel, volgens de wijzen bepaald door de lokale paritaire commissie.

Om de drie maanden wordt tevens een lijst bezorgt door de inrichtende macht aan de lokale paritaire commissie.

Art. 24.Op het einde van een actieve dienstperiode van minstens zes maanden van een tijdelijk lid van het technisch personeel stelt de inrichtende macht of diens afgevaardigde een omstandig verslag op over de wijze waarop het personeelslid zich heeft gekweten van zijn taak, waarvan het model wordt vastgelegd door de centrale paritaire commissie bedoeld in atikel 101, § 1, eerste lid, 1°.

Het verslag wordt voorgelegd aan het betrokken tijdelijk lid van het technisch personeel.

Als het personeelslid van oordeel is dat de inhoud van het verslag ongegrond is, vermeldt hij dit erbij wanneer hij het voor gezien tekent.

Art. 25.Niemand kan door de inrichtende macht worden aangesteld in de hoedanigheid van prioritaire tijdelijke indien hij niet aan volgende voorwaarden voldoet : 1° Belg zijn of ingezetene van een andere lidstaat van de Europese Unie, behoudens afwijking toegestaan door de Regering;2° van onberispelijk gedrag zijn;3° zijn politieke en burgerlijke rechten genieten;4° hebben voldaan aan de wetten op de dienstplicht;5° houder zijn van en bekwaamheidsbewijs in verband met het te verlenen ambt, zoals bedoeld in artikel 21;6° bij de indiensttreding, een medisch attest overhandigen dat nog geen zes maanden oud is en waarbij verklaard wordt dat de kandidaat zijn gezondheidstoestand zodanig is dat deze geen gevaar oplevert voor de gezondheid van de personen die hem raadplegen en de andere personeelsleden;7° in regel zijn met de wettelijke en verordenende bepalingen aangaande de taalregeling;8° niet geschorst zijn bij een tuchtmaatregel, niet disciplinair geschorst zijn, niet ter beschikking gesteld zijn bij tuchtmaatregel of niet op disciplinaire non-activiteit geplaatst zijn door de inrichtende macht waarvan hij afhangt of door een andere inrichtende macht;9° in het betrokken ambt geen ongunstig verslag hebben gekregen zoals bedoeld in artikel 24 en strekkende over een ononderbroken tijdelijke aanstellingsperiode van minstens drie maanden tijdens een dienstjaar;10° gerangschikt zijn als prioritaire volgens de wijzen bepaald in artikel 23, § 1.Het lid van het technisch personeel wordt geacht te voldoen aan de voorwaarde gesteld in het eerste lid, 9°, zolang er door de inrichtende macht of diens afgevaardigde geen ongunstige verslag is opgesteld tegen hem strekkende over een ononderbroken aanstellingsperiode van minstens drie maanden tijdens een dienstjaar.

Het verslag wordt ter ondertekening voorgelegd aan het betrokken lid van het tijdelijk technisch personeel. De procedure wordt voortgezet als het technisch personeelslid weigert het verslag te viseren.

Indien het lid van het technisch personeel van oordeel is dat de inhoud van het verslag ongegrond is, vermeldt hij dit erbij wanneer hij het viseert en heeft hij het recht om, binnen de tien werkdagen na de ontvangst van dit verslag, beroep in te stellen bij de Beroepskamer.

Het lid van het technisch personeel dat gebruik maakt van zijn recht op beroep stuurt hiervan onmiddellijk een afschrift naar zijn inrichtende macht.

De Beroepskamer verstrekt haar advies aan de inrichtende macht binnen een termijn van twee maanden vanaf de ontvangst van het beroep.

De inrichtende macht neemt haar beslissing binnen een maand vanaf de ontvangst van het advies van de Beroepskamer. § 2. In afwijking van artikel 1, eerste lid, is paragraaf 1 eveneens van toepassing op de leden van het technisch personeel die met ouderschapsverlof of ziekteverlof zijn.

Art. 26.Een niet-prioritair tijdelijk lid van het technisch personeel kan ontslaan worden door de inrichtende macht waarvan het afhangt, mits een opzegging van vijftien dagen, ingaand op de dag van de betekening. Dit ontslag wordt met redenen omkleed, op straffe van nietigheid.

Voorafgaand aan de kennisgeving van ieder ontslag moet het technisch personeelslid verzocht geweest zijn zich te laten horen door de inrichtende macht. De oproeping tot de hoorzitting alsook de motieven waarom de inrichtende macht overweegt het personeelslid te ontslaan moeten hen kenbaar worden gemaakt vijf werkdagen voor de hoorzitting, hetzij bij ter post aangetekende brief, hetzij door persoonlijke overhandiging met ontvangstbewijs. Tijdens de hoorzitting mag het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen onder de leden van het technisch personeel van de gesubsidieerde officiële centra, in actieve dienst of op rust, of door een vertegenwoordiger van een representatieve vakorganisatie. De procedure wordt geldig voortgezet wanneer het personeelslid, dat wettelijk is opgeroepen, niet verschijnt op de hoorzitting of er niet vertegenwoordigd is.

Indien het lid van het technisch personeel of diens vertegenwoordiger evenwel redenen van overmacht kunnen inroepen dewelke hun afwezigheid op de hoorzitting verantwoorden, wordt het lid van het technisch personeel andermaal opgeroepen op een hoorzitting, betekend overeenkomstig het tweede lid.

In dit geval, en zelfs wanneer het lid van het technisch personeel of zijn vertegenwoordiger niet zijn verschenen op de hoorzitting, wordt de procedure geldig voorgezet.

Het lid van het tijdelijk technisch personeel, wiens opzegtermijn loopt, kan binnen de tien dagen na de betekening van de opzeg, een beroep instellen bij de Beroepskamer tegen de beslissing tot ontslag.

Het lid van het technisch personeel dat gebruik maakt van zijn recht op beroep stuurt hiervan onmiddellijk een afschrift naar zijn inrichtende macht.

De Beroepskamer verstuurt een advies naar de inrichtende macht binnen een termijn van hoogstens vijfenveertig dagen ingaande op de dag van de ontvangst van het beroep.

De beslissing wordt genomen door de inrichtende macht binnen de dertig dagen vanaf de ontvangst van het advies van de Beroepskamer.

Het beroep werkt niet opschortend.

Het tijdelijk lid van het technisch personeel wordt gehoord door de Beroepskamer. Hij kan zich laten bijstaan door een advocaat, een verdediger gekozen onder de leden van het technisch personeel van de gesubsidieerde officiële centra, in actieve dienst of op rust, of door een vertegenwoordiger van een erkende vakorganisatie. § 2. Als het lid van het tijdelijk technisch personeel prioritair is in de zin van artikel 23, § 1, wordt dezelfde procedure als bedoeld in § 1 toegepast, maar in dit geval is het advies van de Beroepskamer bindend voor de inrichtende macht.

Art. 27.De beslissing tot ontslag wordt door de inrichtende macht meegedeeld aan het lid van het technisch personeel.

Ze wordt ter kennis gebracht via een schriftelijk document dat persoonlijk wordt overhandigd of verstuurd via een ter post aangetekende brief of bij deurwaardersexploot.

De handtekening van diegene aan wie het document persoonlijk werd overhandigd, bewijst enkel dat hij het document heeft ontvangen.

Als de betekening via een ter post aangetekend schrijven wordt verstuurd, gaat ze in op de derde werkdag na de verzending.

Het document vermeldt de aanvangsdatum van de opzegtermijn, dewelke niet vroeger kan ingaan dan de datum van overhandiging van het document, en de duur ervan.

Bij gebrek aan betekening wordt de beslissing tot ontslag als van gener waarde beschouwd.

In geval van ontslag verliest het tijdelijk aangesteld lid van het technisch personeel de voorrang die hij had verworven bij de betrokken inrichtende macht. Hij krijgt ze evenwel terug wanneer hij opnieuw aangesteld wordt door deze inrichtende macht.

Art. 28.De inrichtende macht kan ieder lid van het tijdelijk technisch personeel ontslaan zonder opzegtermijn wegens zware fout.

Wordt beschouwd als een zware fout, ieder gebrek dat iedere professionele samenwerking tussen het personeelslid en de inrichtende macht waartoe hij behoort onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt.

Zodra zij kennis neemt van elementen die kunnen wijzen op een zware fout, roept de inrichtende macht bij ter post aangetekend schrijven het lid van het technisch personeel op voor verhoor dat plaats moet hebben ten vroegste vijf werkdagen en ten laatste tien werkdagen na de verzending van de oproeping.

Als de inrichtende macht na de hoorzitting van oordeel is dat er voldoende elementen zijn die wijzen op een zware fout, mag ze binnen de drie dagen na de hoorzitting overgaan tot ontslag.

Het ontslag wordt vergezeld van het bewijs van de werkelijkheid van de ten laste gelegde feiten. Het wordt ter kennis gebracht van het lid van het technisch personeel, hetzij bij deurwaardersexploot, hetzij bij ter post aangetekende brief, dewelke ingaat op de derde werkdag na de dag van de verzending.

Tijdens de hoorzitting kan het lid van het technisch personeel zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen onder de leden van het technisch personeel van de gesubsidieerde officiële centra, in actieve dienst of op rust, of door een vertegenwoordiger van een erkende vakorganisatie.

Art. 29.Een lid van het technisch personeel dat tijdelijk is aangesteld, kan ontslag nemen.

Als dit ontslag niet aanvaard wordt door de inrichtende macht, wordt het gegeven mits een opzegtermijn van acht dagen.

De tijdelijke stelt zijn inrichtende macht in kennis van zijn beslissing om ontslag te nemen. Deze betekening geschiedt door de persoonlijke overhandiging van een schriftelijk document, of door de verzending van een ter post aangetekende brief of nog bij deurwaardersexploot. De handtekening hierop van diegene aan wie het document werd overhandigd, bewijst enkel dat hij dit document heeft ontvangen. Als de betekening geschiedt aan de hand van een ter post aangetekende brief, gaat deze in op de derde werkdag na de verzending.

Dit geschrift vermeldt de aanvangsdatum van de opzegtermijn, dewelke niet vroeger kan beginnen dat de datum waarop het document persoonlijk werd overhandigd, en de duur ervan. Als het ontslag aanvaard is, vermeldt dit document de datum waarop dit ingaat.

Bij gebrek aan betekening wordt de beslissing tot ontslag als van gener waarde beschouwd. Afdeling 3. - Vaste benoeming

Art. 30.De inrichtende macht gaat over tot de vaste benoeming in een vacante betrekking van een wervingsambt, behalve : 1° als zij, krachtens de bepalingen bedoeld in hoofdstuk 6, verplicht is een lid van het technisch personeel dat ter beschikking is gesteld bij ontstentenis van betrekking, in deze betrekking aan te stellen;2° als zij deze betrekking reed heeft toegewezen via een mutatie of een affectatiewijziging overeenkomstig de bepalingen bedoeld in artikel 31.

Art. 31.§ 1. De inrichtende macht die een vacante betrekking te verlenen heeft, kan de mutatie van een lid van het technisch personeel van een andere inrichtende macht aanvaarden, als geen van de leden van haar technisch personeel voorrang heeft. Het betrokken lid van het technisch personeel moet hiertoe een aanvraag indienen en het akkoord verkrijgen van zijn inrichtende macht.

Niemand kan worden gemuteerd in een betrekking van wervingsambt als hij niet vast benoemd is in het wervingsambt waarop de vacante betrekking betrekking heeft.

De inrichtende macht moet het lid van het technisch personeel vast benoemen op het ogenblik van de mutatie, ongeacht het tijdstip.

Het gemuteerd lid van het technisch personeel moet ontslag nemen uit de inrichtende macht die hij verlaat voor de opdracht die hij er uitvoert en waarvoor hij zijn mutatie heeft aangevraagd.

De overgang van een inrichtende macht naar een andere moet ononderbroken verlopen.

De wijzen voor mutaties worden bovendien vastgelegd door de lokale paritaire commissie die is ingesteld bij de inrichtende macht die de ambtenaar opvangt. § 2. De inrichtende macht kan eveneens instemmen met een affectatiewijziging voor een van de leden van haar technisch personeel.

Deze affectatiewijziging kan slechts gebeuren indien het lid van het technisch personeel vast is benoemd bij de inrichtende macht in het ambt waartoe de vacante betrekking behoort.

De overgang van een centrum naar een ander moet ononderbroken verlopen.

De wijzen voor affectatiewijzigingen worden bovendien vastgelegd door de lokale paritaire commissie.

Art. 32.§ 1. Niemand kan vast benoemd worden indien hij niet aan volgende voorwaarden voldoet : 1° Belg zijn of ingezetene van een andere lidstaat van de Europese Unie, behoudens afwijking toegestaan door de Regering;2° van onberispelijk gedrag zijn;3° zijn politieke en burgerlijke rechten genieten;4° voldaan hebben aan de wetten op de dienstplicht;5° houder zijn van en bekwaamheidsbewijs in verband met het te verlenen ambt, zoals bedoeld in artikel 21;6° de lichamelijke kwaliteiten bezitten die zijn bepaald door de Regering om te worden toegelaten tot de stage voor de leden van het technisch personeel van de centra die worden ingericht door de Franse Gemeenschap;7° voldoen aan de wettelijke en verordenende bepalingen inzake het taalstelsel;8° als prioritaire gerangschikt staan volgens de wijzen bepaald in artikel 23, § 1, op 1 september van het dienstjaar waarin het lid van het technisch personeel zich kandidaat stelt voor de vaste benoeming en tijdens het volgend dienstjaar;9° op 31 augustus van het dienstjaar tijdens hetwelk het lid van het technisch personeel zich kandidaat stelt voor de vaste benoeming, 600 dagen dienstanciënniteit tellen waarvan 240 dagen in desbetreffend ambt, met uitzondering van de leden van het technisch personeel bedoeld in artikel 35, tweede lid.De 600 dagen dienstanciënniteit verworven bij de inrichtende macht moeten gespreid zijn over minstens drie dienstjaren. 10° zijn kandidatuur hebben ingediend in de vorm en binnen de termijn bepaald in de oproep tot kandidaten;11° niet geschorst zijn bij tuchtmaatregel, niet disciplinair geschorst zijn, niet ter beschikking gesteld zijn bij tuchtmaatregel of niet op disciplinaire non-activiteit geplaatst zijn door de inrichtende macht waarvan hij afhangt of door een andere inrichtende macht;12° tijdens het dienstjaar dat voorafgaat aan datgene waarin de vaste benoeming gebeurt, geen ongunstig rapport gekregen hebben zoals bedoeld in artikel 24 en strekkende over een ononderbroken aanstellingsperiode van minstens zes maanden; De in het eerste lid, 1° tot 7° en 11°, bedoelde voorwaarden dienen te zijn vervuld op het ogenblik van de vaste benoeming.

De kandidaat voor een vaste benoeming wordt geacht te voldoen aan de voorwaarde in het eerste lid, 12°, zolang er door de inrichtende macht of diens afgevaardigde geen ongunstig rapport is opgesteld ten zijn aanzien.

Het verslag wordt ter ondertekening voorgelegd aan het betrokken lid van het tijdelijk technisch personeel. De procedure wordt voortgezet als het technisch personeelslid weigert het rapport te viseren.

Indien het lid van het technisch personeel van oordeel is dat de inhoud van het rapport ongegrond is, vermeldt hij dit erbij wanneer hij het viseert en heeft hij het recht om, binnen de tien werkdagen na de ontvangst van dit verslag, beroep in te stellen bij de Beroepskamer.

Het lid van het technisch personeel dat gebruik maakt van zijn recht op beroep stuurt hiervan onmiddellijk een afschrift naar zijn inrichtende macht.

De Beroepskamer verstrekt haar advies aan de inrichtende macht binnen een termijn van twee maanden vanaf de ontvangst van het beroep.

De inrichtende macht neemt haar beslissing binnen een maand vanaf de ontvangst van het advies van de Beroepskamer.

Het lid van het technisch personeel dat vast benoemd is in een betrekking moet deze als hoofdambt bekleden. § 2. In afwijking van artikel 1, eerste lid, is paragraaf 1 eveneens van toepassing op de leden van het technisch personeel met ouderschaps- of ziekteverlof.

Art. 33.Ieder jaar, tijdens de maand mei, doet de inrichtende macht een oproep tot kandidaten voor een vaste benoeming.

De betrekkingen die vacant zijn op 15 april voorafgaand aan de oproep tot kandidaten worden in vast verband verleend, als deze betrekkingen op 1 oktober daaropvolgend nog steeds vacant zijn.

Het bericht waarin de tijdelijken gerangschikt zijn en waarin melding wordt gemaakt van het te verlenen ambt, de voorwaarden waaraan de kandidaten moeten voldoen alsookde vorm en termijn binnen dewelke de kandidaturen moeten worden ingediend, wordt meegedeeld aan alle tijdelijke leden van het technisch personeel van de inrichtende macht die gerangschikt zijn bij de prioritairen in de zin van artikel 23, § 1.

De betrekkingen die op 15 april vacant zijn, worden samengebracht in ieder ambt voor alle centra van eenzelfde inrichtende macht gelegen op het grondgebied van dezelfde gemeente. De betrekkingen die op 1 oktober daaropvolgend vacant blijven in elkeen van deze ambten in alle centra van eenzelfde inrichtende macht op het grondgebied van dezelfde gemeente, worden in vast verband verleend naar rato van het maximum aantal betrekkingen waarvoor een oproep tot kandidaten is gedaan voor een vaste benoeming tijdens de maand mei die daaraan voorafging.

De vaste benoemingen gaan uiterlijk in op 1 april, enkel in de betrekkingen bedoeld in het tweede lid, die op 1 oktober van het lopende dienstjaar nog steeds vacant waren.

De verplichting tot benoeming door de inrichtende macht geldt slechts als het lid van het technisch personeel zich kandidaat heeft gesteld en voldoet aan de voorwaarden in dit decreet.

Een lid van het technisch personeel dat opnieuw geaffecteerd is naar een andere inrichtende macht dan diegene die hem ter beschikking heeft gesteld wegens gebrek aan betrekking en wiens reaffectatie verlengd wordt voor het derde opeenvolgend jaar, kan zich kandidaat stellen voor een vaste benoeming in een betrekking die hem werd toegekend in deze andere inrichtende macht, onder dezelfde voorwaarden dan het lid van het prioritair tijdelijk personeel binnen deze inrichtende macht.

De volgorde waarin de inrichtende macht overgaat tot de vaste benoemingen wordt bepaald aan de hand van de dienstanciënniteit van de kandidaten, berekend overeenkomstig artikel 36, § 1.

Bij gelijke dienstanciënniteit wordt voorrang verleend aan het technisch personeelslid met de hoogste ambtsanciënniteit, berekend overeenkomstig artikel 36, § 2.

Bij gelijke ambtsanciënniteit wordt voorrang verleend aan het oudste lid van het technisch personeel.

Bij gelijke leeftijd wordt voorrang verleend aan het lid van het technisch personeel wiens jaartal tijdens hetwelk het vereiste bekwaamheidsbewijs voor het gesolliciteerd ambt uitgereikt is, het oudst is.

De inrichtende macht bezorgt jaarlijks de lijst van de vacante betrekkingen aan de betrokken leden van het technisch personeel volgens de wijzen bepaald door de lokale paritaire commissie.

Art. 34.De vaste benoeming, de mutatie en de affectatiewijziging zijn niet toegelaten in een betrekking van een centrum dat, met toepassing van de rationalisatieregels, zal worden gesloten of in een betrekking die behoort tot een centrum wiens periode voor de toelating tot subsidies beperkt is bij beslissing van de Regering die voorafgaandelijk wordt ter kennis gebracht van de inrichtende macht.

Art. 35.De persoon die zich kandidaat stelt voor de vaste benoeming voor verschillende betrekkingen dient een afzonderlijke kandidaatstelling in voor iedere betrekking.

Het lid van het technisch personeel dat vast benoemd is in een ambt en dat een definitieve affectatie vraagt in dezelfde inrichtende macht in een betrekking die vacant is in een ander wervingsambt waarvoor het het vereist bekwaamheidsbewijs bezit, moet gehoor geven aan de oproep tot vaste benoeming in dit ambt.

Art. 36.§ 1. Voor de berekening van de in deze afdeling bedoelde dienstanciënniteit worden in aanmerking genomen alle diensten die worden gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap en tijdelijk of in vast verband gepresteerd in de centra die afhangen van de inrichtende macht, alsook de niet bezoldigde perioden die gelijkgesteld worden aan de dienstactiviteit, in alle betoelaagde ambten van de leden van het technisch personeel van de centra die worden ingericht door de inrichtende macht, in hoofdambt en voor zover de kandidaat houder is van het bekwaamheidsbewijs voor dit ambt, zoals bedoeld in artikel 21.

Het aantal dagen die men heeft in de hoedanigheid van tijdelijke in een ambt met volledige dagtaak is de som van alle dagen die men telt vanaf het begin tot het einde van de doorlopende activiteitenperiode, met inbegrip, als deze in deze periode vervat zitten, van de ontspanningsverloven, de wettelijke verlofdagen en de ouderschapsverloven, de verloven voor de opvang met het oog op adoptie en de officieuze voogdij en de uitzonderlijke verloven zoals bedoeld in de geldende regelgeving.

Bij ambtswijziging worden de dagen die men verworven heeft in de hoedanigheid van vastbenoemde in een ambt met volledige dagtaak berekend vanaf het begin tot het einde van een ononderbroken periode van dienstactiviteit, met inbegrip van de ontspanningsverloven, de wettelijke verlofdagen en de ouderschapsverloven, de verloven voor de opvang met het oog op adoptie en de officieuze voogdij en de uitzonderlijke verloven zoals bedoeld in het vorig lid.

De diensten gepresteerd in een ambt met onvolledige dagtaak en met minstens de helft van het aantal uren dat vereist is voor het ambt met volledige dagtaak worden evengoed in aanmerking genomen als de diensten volbracht in een ambt met volledige dagtaak.

Het aantal dagen verworven in een ambt met onvolledige dagtaak dat niet de helft van het aantal uren bevat dat vereist is voor het ambt met volledige dagtaak, wordt met de helft verminderd.

Het aantal dagen verworven in twee of meerdere ambten die tegelijkertijd worden uitgeoefend, mag nooit hoger liggen dan het aantal dagen verworven in een ambt met volledige dagtaak uitgeoefend tijdens dezelfde periode.

De duur van de diensten die het personeelslid telt, mag nooit meer bedragen dan 360 dagen per boekjaar, 360 dagen zijnde een anciënniteitsjaar. § 2. Voor de berekening van de in deze afdeling bedoelde ambtsanciënniteit worden in aanmerking genomen alle diensten die worden gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap en tijdelijk of in vast verband gepresteerd in de centra die afhangen van de inrichtende macht alsook de niet bezoldigde perioden die gelijkgesteld worden aan de dienstactiviteit, in een betoelaagd ambt van de leden van het technisch personeel van de centra die worden ingericht, in hoofdambt en voor zover de kandidaat houder is van het vereiste bekwaamheidsbewijs voor dit ambt, zoals bedoeld in artikel 21.

Het aantal dagen die men heeft in de hoedanigheid van tijdelijke in een ambt met volledige dagtaak is de som van alle dagen die men telt vanaf het begin tot het einde van de doorlopende activiteitenperiode, met inbegrip, als deze in deze periode vervat zitten, van de ontspanningsverloven, de wettelijke verlofdagen en de ouderschapsverloven, de verloven voor de opvang met het oog op adoptie en de officieuze voogdij en de uitzonderlijke verloven zoals bedoeld in de geldende regelgeving.

De diensten gepresteerd in een ambt met onvolledige dagtaak en met minstens de helft van het aantal uren dat vereist is voor het ambt met volledige dagtaak worden evengoed in aanmerking genomen als de diensten volbracht in een ambt met volledige dagtaak.

Het aantal dagen verworven in een ambt met onvolledige dagtaak dat niet de helft van het aantal uren bevat dat vereist is voor het ambt met volledige dagtaak, wordt met de helft verminderd.

De duur van de diensten die het personeelslid telt mag nooit meer bedragen dan 360 dagen per dienstjaar, 360 dagen zijnde een anciënniteitsjaar. HOOFDSTUK IV. - Bevordering

Art. 37.De vaste benoeming in een bevorderingsambt van directeur kan slechts gebeuren in geval er een vacante betrekking is voor het te begeven ambt.

Art. 38.De vaste benoeming in een ambt van directeur kan slechts gebeuren als deze betrekking als hoofdambt bekleed wordt.

Art. 39.Een inrichtende macht gaat over tot een vaste benoeming in een vacante betrekking van directeur behalve : 1° als zij, krachtens de bepalingen bedoeld in hoofdstuk 6, verplicht is een lid van het personeel dat ter beschikking is gesteld bij ontstentenis van betrekking, in deze betrekking aan te stellen;2° als zij deze betrekking reed heeft toegewezen via een mutatie overeenkomstig de bepalingen bedoeld in artikel 40.

Art. 40.De inrichtende macht die een vacante betrekking van directeur te begeven heeft, kan instemmen met een affectatiewijziging van een van de leden van haar technisch personeel dat titularis is van het ambt van directeur. De affectatiewijziging kan slechts geschieden onder de voorwaarden gesteld in artikel 31, § 2.

Art. 41.De benoemingen of affectatiewijzigingen zijn niet toegelaten in een betrekking van een centrum dat, met toepassing van de rationalisatieregels, zal worden gesloten of in een betrekking die behoort tot een centrum wiens periode voor de toelating tot subsidies beperkt is bij beslissing van de Regering die voorafgaandelijk wordt ter kennis gebracht van de inrichtende macht.

Art. 42.Niemand kan worden benoemd in het bevorderingsambt van directeur als deze, op het ogenblik van de aanstelling, niet aan volgende voorwaarden voldoet : 1° in vast verband een dienstanciënniteit hebben verworven van minstens zes jaar bij de inrichtende macht in het ambt van psychopedagogisch adviseur, berekend volgens de wijzen bepaald in artikel 36, § 1;2° een ambt met volledige dagtaak vervullen in een centrum dat afhangt van de inrichtende macht;3° antwoorden op een oproep waarvan de vorm zal worden bepaald door de lokale paritaire commissie;4° voorafgaandelijk een specifieke opleiding hebben gevolgd die is bekrachtigd met een aanwezigheidsattest.

Art. 43.§ 1. Het ambt van directeur kan tijdelijk worden toevertrouwd aan een personeelslid dat voldoet aan alle voorwaarden gesteld in artikel 42 : 1° als de titularis van het ambt tijdelijk afwezig is;2° in de veronderstelling zoals bedoeld in artikel 41; Tijdens deze periode blijft het lid van het technisch personeel titularis van de betrekking waarin hij is vast benoemd. § 2. In afwijking van § 1, eerste lid, is de in artikel 42, 3° en 4°, gestelde voorwaarde niet vereist voor iedere aanstelling waarvan de duur gelijk of kleiner is dan vijftien weken. De lokale paritaire commissie moet de aanstellingsprocedure bepalen.

Art. 44.Het ambt van directeur kan tijdelijk worden toevertrouwd aan een personeelslid dat voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 42, in afwachting van vaste benoeming.

Tijdens deze periode blijft het lid van het technisch personeel titularis van de betrekking waarin hij is vast benoemd.

Het in het eerste lid bedoeld lid van het technisch personeel wordt uiterlijk na een termijn van twee jaar vast benoemd in het bevorderingsambt van directeur als de inrichtende macht het lid daarvan niet ontheven heeft.

Art. 45.§ 1. Bij ontstentenis van een kandidaat die voldoet aan alle in artikel 42 gestelde voorwaarden voor de toegang tot het bevorderingsambt van directeur, kan de inrichtende macht het bevorderingsambt van directeur tijdelijk toevertrouwen aan een lid van het technisch personeel dat is vast benoemd en houder is van het vereiste bekwaamheidsbewijs om het wervingsambt van psychopedagogisch consulent te bekleden.

Tijdens de periode gedurende dewelke het tijdelijk het bevorderingsambt van directeur uitoefent, blijft het lid van het technisch personeel titularis van de betrekking waarin hij is vast benoemd.

De toepassing van het eerste lid ontslaat de inrichtende macht er niet van een oproep te doen tot kandidaten voor een vaste benoeming in het bevorderingsambt van directeur binnen de drie dienstjaren die volgen op datgene tijdens hetwelk het bevorderingsambt van directeur het voorwerp was van een tijdelijke aanstelling met toepassing van het eerste lid.

Als na verloop van de in het vorig lid bedoelde drie dienstjaren het personeelslid dat zich tijdelijk het bevorderingsambt van directeur zag toevertrouwd met toepassing van het eerste lid, echter nog steeds niet voldoet aan de in artikel 42, 4°, gestelde voorwaarde, moet de inrichtende macht ieder jaar een oproep doen tot kandidaten voor de vaste benoeming in het bevorderingsambt van directeur.

Het lid van het technisch personeel dat zich tijdelijk een bevorderingsambt van directeur zag toegewezen krachtens deze paragraaf kan door de inrichtende macht uit dit ambt worden ontheven.

De bepalingen in het derde en vierde lid zijn niet van toepassing in de veronderstellingen bedoeld in artikel 43, § 1, 1° en 2°. § 2. Iedere inrichtende macht die de onmogelijkheid aantoont om het bevorderingsambt van directeur tijdelijk toe te vrtrouwen aan een lid van het technisch personeel dat is vast benoemd overeenkomstig de voorgaande bepalingen, kan dit ambt tijdelijk toevertrouwen aan een lid van haar tijdelijk technisch personeel, houder van het vereiste bekwaanheidsbewijs om het wervingsambt van psychopedagogisch consulent uit te oefenen.

De toepassing van het eerste lid ontslaat de inrichtende macht er niet van een oproep te doen tot kandidaten voor een vaste benoeming in het bevorderingsambt van directeur.

Het in het eerste lid bedoelde lid van het technisch personeel wordt geacht aan de in artikel 42, 1°, bedoelde voorwaarde te voldoen na het verstrijken van een termijn van zes jaar als tijdelijke in het bevorderingsambt van directeur.

Het lid van het technisch personeel dat zich tijdelijk een bevorderingsambt van directeur zag toegewezen krachtens deze paragraaf kan door de inrichtende macht uit dit ambt worden ontheven. § 3. Iedere inrichtende macht die de onmogelijkheid aantoont om het bevorderingsambt van directeur tijdelijk toe te vertrouwen aan een lid van het technisch personeel dat is vast benoemd of tijdelijk aangesteld overeenkomstig de voorgaande bepalingen, kan beroep doen op een lid van het technisch personeel dat is vast benoemd en afhangt van een andere officiële gesubsidieerde inrichtende macht en houder is van het vereiste bekwaamheidsbewijs om het wervingsambt van psychopedagogisch consulent te vervullen.

Tijdens de periode gedurende dewelke het tijdelijk het bevorderingsambt van directeur uitoefent, blijft het lid van het technisch personeel titularis van de betrekking waarin hij is vast benoemd in zijn inrichtende macht van herkomst.

Het personeelslid dat tijdelijk aangesteld is in een bevorderingsambt van directeur krachtens deze paragraaf wordt vast benoemd in dit ambt na een termijn van zes jaar als het op dat ogenblik voldoet aan de voorwaarde gesteld in artikel 42, 3° en 4°, en als de inrichtende macht hij daaruit niet heeft ontheven.

De toepassing van het eerste lid ontslaat de inrichtende macht er niet van een oproep te doen tot kandidaten voor een vaste benoeming in het bevorderingsambt van directeur binnen de drie dienstjaren die volgen op datgene tijdens hetwelk het bevorderingsambt van directeur het voorwerp was van een tijdelijke aanstelling met toepassing van het eerste lid.

Het lid van het technisch personeel dat zich tijdelijk een bevorderingsambt van directeur zag toegewezen krachtens deze paragraaf, kan door de inrichtende macht uit dit ambt worden ontheven.

De bepalingen in het derde en vierde lid zijn niet van toepassing in de veronderstellingen bedoeld in artikel 43, § 1, 1° en 2°.

Art. 46.Iedere tijdelijke aanstelling in een betrekking van directeur is schriftelijk vastgelegd en worden de vermeldingen zoals bedoeld in artikel 22, eerste lid, met uitzondering van 8°, erin opgenomen.

Een tijdelijke aanstelling in een betrekking van directeur wordt beëindigd in gezamenlijk akkoord bij beslissing van de inrichtende macht of met toepassing van artikel 99. Het einde van de uitoefening is evenwel zonder gevolg voor de tijdelijke aanstelling in een betrekking van directeur.

De inrichtende macht mag niet overgaan tot een tijdelijke aanstelling in de betrekking van directeur als zij, krachtens de bepalingen in hoofdstuk 6, verplicht is deze betrekking toe te kennen aan een lid van het technisch personeel dat ter beschikking is gesteld bij ontstentenis van betrekking. HOOFDSTUK V. - Dienststanden Afdeling 1. - Algemeen

Art. 47.Het lid van het technisch personeel bevindt zich gedeeltelijk of geheel in een van de volgende dienststanden : 1° in actieve dienst;2° op non-activiteit;3° ter beschikking. Afdeling 2. - Actieve dienst

Art. 48.Het lid van het technisch personeel wordt steeds geacht in actieve dienst te zijn, behoudens formele bepaling waarbij het zich in een andere dienststand bevindt.

Art. 49.Het lid van het technisch personeel in actieve dienst heeft recht op een weddetoelage en op de vooruitbetaling van zijn loon, onder dezelfde voorwaarden als diegene die zijn voorzien voor het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra die zijn ingericht door de Franse Gemeenschap.

Het lid kan verlof krijgen van de inrichtende macht onder dezelfde voorwaarden als deze voorzien voor het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra die zijn ingericht door de Franse Gemeenschap.

Ieder verlof waarvoor een regeringsbeslissing vereist is om aanspraak te kunnen maken op de wedde in een centrum van de Franse Gemeenschap wordt door de inrichtende macht aan dezelfde overheid ter goedkeuring voorgelegd. Afdeling 3. - Non-activiteit

Art. 50.Het lid van het technisch personeel staat op non-actief onder dezelfde voorwaarden als deze voorzien voor het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra die zijn ingericht door de Franse Gemeenschap. Afdeling 4. - Terbeschikkingstelling

Art. 51.Met uitzondering van de terbeschikkingstelling bij ontstentenis van betrekking waarvan sprake in hoofdstuk 6 en de terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst waarvan sprake in artikel 64, kan het lid van het technisch personeel dat vast benoemd is door de inrichtende macht ter beschikking worden gesteld onder dezelfde voorwaarden als deze voorzien voor het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra die zijn ingericht door de Franse Gemeenschap.

Iedere terbeschikkingstelling waarvoor een regeringsbeslissing vereist is om aanspraak te kunnen maken op het wachtloon in een centrum ingericht door de Franse Gemeenschap wordt door de inrichtende macht aan dezelfde overheid ter goedkeuring voorgelegd.

Art. 52.§ 1. Het lid van het technisch personeel dat vast benoemd is, kan in het belang van de dienst door zijn inrichtende macht ter beschikking worden gesteld wegens ambtsontheffing. De duur van de terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst mag, in een of meerdere tijdsbestekken, niet langer duren dan zes maanden voor de hele loopbaan van het lid van het technisch personeel.

Er kan evenwel worden afgeweken van de in het eerste lid bedoelde beperking teneinde de terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst waartoe is beslist tijdens een dienstjaar ten aanzien van een lid van het technisch personeel te verlengen tot op het einde van het lopend dienstjaar. Het verzoek tot afwijking wordt door de inrichtende macht voor akkoord voorgelegd aan de Regering.

Tijdens de terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst krijgt het lid van het technisch personeel een wachtloon gelijk aan 75 % van zijn laatste loon in actieve dienst.

Een inrichtende macht kan een lid van haar technisch personeel niet ter beschikking stellen wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst als de feiten waarom zij deze maatregel overweegt het voorwerp kunnen zijn van een tuchtmaatregel of van een procedure waarbij een onverenigbaarheid wordt vastgesteld of als het lid van het technisch personeel, voor deze feiten, gerechtelijk wordt vervolgd. § 2. Voorafgaand aan ieder voorstel tot terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst moet het lid van het technisch personeel zijn uitgenodigd zich te laten horen door de inrichtende macht. De oproeping tot de hoorzitting alsook de motieven waarom de inrichtende macht overweegt het personeelslid ter beschikking te stellen wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst, moeten hem kenbaar worden gemaakt vijf werkdagen voor de hoorzitting, hetzij bij ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs, hetzij door persoonlijke overhandiging met ontvangstbewijs. Tijdens de hoorzitting mag het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen onder de leden van het technisch personeel van de gesubsidieerde officiële centra, in actieve dienst of op rust, of door een vertegenwoordiger van een erkende vakorganisatie. De procedure wordt geldig voortgezet wanneer het personeelslid, dat volgens de regels is opgeroepen, niet verschijnt op de hoorzitting of er niet vertegenwoordigd is.

Indien het lid van het technisch personeel of diens vertegenwoordiger evenwel redenen van overmacht kunnen inroepen dewelke hun afwezigheid op de hoorzitting verantwoorden, wordt het lid van het technisch personeel opgeroepen voor een nieuwe hoorzitting die wordt betekend overeenkomstig het eerste lid.

Ditmaal, en zelfs wanneer het lid van het technsich personeel of zijn vertegenwoordiger niet zijn verschenen op de hoorzitting, wordt de procedure geldig voorgezet. § 3. Het voorstel tot terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst wordt ter kennis gebracht van het lid van het technisch personeel dat, binnen de tien dagen na de betekening, een beroep kan instellen bij de Beroepskamer.

Het lid van het technisch personeel dat gebruik maakt van zijn recht op beroep stuurt hiervan onmiddellijk een afschrift naar zijn inrichtende macht.

De Beroepskamer verstuurt haar gemotiveerd advies naar de inrichtende macht binnen een termijn van hoogstens drie maanden ingaande op de dag van de ontvangst van het beroep.

Binnen een termijn van acht dagen na de ontvangst van het advies van de Beroepskamer brengt de inrichtende macht haar beslissing ter kennis van de verzoeker en gaat de terbeschikkingstelling in op de derde werkdag volgend op de betekening. § 4. Als het lid van het technisch personeel geen beroep heeft ingesteld bij de Beroepskamer binnen de in § 3 voorgeschreven termijn, wordt het voorstel tot terbeschikkingstelling dat ter kennis is gebracht van het lid van het technisch personeel krachtens dezelfde § 3 definitief en gaat het in op de derde werkdag volgend op de vervaldag van voormelde termijn.

In de in § 3 bedoelde betekening wordt de datum vermeld waarop de terbeschikkingstelling ingaat ingeval het eerste lid van deze paragraaf van toepassing is. § 5. De beslissing van de inrichtende macht moet eerst worden goedgekeurd door de Regering alvorens het wachtloon kan worden uitgekeerd. De inrichtende macht legt haar beslissing voor aan de Regering die uitspraak doet binnen een termijn van een maand.

De Regering brengt haar beslissing ter kennis van de inrichtende macht en van het betrokken lid van het technisch personeel. HOOFDSTUK VI. - Terbeschikkingstelling bij ontstentenis van betrekking, reaffectatie en tijdekijke terugroeping in actieve dienst Afdeling 1. - Algemeen

Art. 53.Voor de toepassing van dit hoofdstuk dient te worden verstaan onder : 1° terbeschikkingstelling : maatregel ten gevolge van de volledige afschaffing van een betrekking.Het ambt waarin de betrekking wordt afgeschaft wordt bepaald op basis van de omgekeerde volgorde van de opvolging van de ambten zoals vastgesteld door de inrichtende macht overeenkomstig artikel 3; 2° maatregelen voorafgaand aan de terbeschikkingstelling : de maatregelen getroffen door de inrichtende macht zoals verduidelijkt in artikel 58 en die ertoe strekken te vermijden dat een vast benoemd lid van het technisch personeel wordt ter beschikking gesteld;3° reaffectatie : terugroepen in actieve dienst van een lid van het technisch personeel dat ter beschikking is gesteld in een definitief vancante of niet-vacante betrekking van het ambt waarin hij is vast benoemd. De reaffectatie gebeurt intern wanneer zij tot doel heeft een lid van het technisch personeel in zijn eigen inrichtende macht terug in dienst te roepen. Zij gebeurt extern wanneer zij tot doel heeft het lid van het technisch personeel in een andere inrichtende macht dan diegene die hem ter beschikking heeft gesteld, terug in actieve dienst te roepen. Deze kan plaatsvinden tussen inrichtende machten of via de reaffectatiecommissie.

Binnen de inrichtende macht van herkomst is zij definitief wanneer het de bedoeling is om voor het lid van het technisch personeel een definitief vacante betrekking te vinden in het ambt waarvoor het een vaste benoeming geniet.

In een andere inrichtende macht is een reaffectatie steeds tijdelijk zolang er geen nieuwe vaste benoeming is; 4° tijdelijk terugroepen in actieve dienst : het terug in dienst roepen van een lid van het technisch personeel dat ter beschikking is gesteld bij ontstentenis van betrekking onder andere voorwaarden dan deze die gelden voor de reaffectatie;5° vacante betrekking toegankelijk voor de reaffectatie binnen een andere inrichtende macht : iedere betrekking die niet wordt bekleed door een lid van het technisch personeel dat vast benoemd is;6° vacante betrekking toegankelijk voor de reaffectatie in een andere inrichtende macht : iedere betrekking die niet wordt bekleed door een lid van het technisch personeel dat vast benoemd is of door een lid van het tijdelijk prioritair technisch personeel dat zijn betrekking vrijwaart overeenkomstig artikel 66;7° ambt : het ambt zoals bedoeld in artikel 2.

Art. 54.De dienst- en ambtsanciënniteit bedoeld in dit hoofdstuk worden berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 36.

Art. 55.Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden de centra van de Franse Gemeenschapscommissie gelijkgesteld aan centra die door de provincies zijn ingericht. Afdeling 2. - Bekendmaking van de terbeschikkingstellingen en van de

vacante betrekkingen

Art. 56.§ 1. Iedere inrichtende macht is verplicht, voor de officiële goedkeuring, de bevoegde dienst van het Ministerie van de Franse Gemeenschap iedere beslissing te bekenenen, die zij met redenen omkleed, waarbij zij een lid van het technisch personeel ter beschikking stelt, voor elk ambt zoals verduidelijkt in artikel 2.

De betekening moet per aangetekend schrijven worden verstuurd naar de bevoegde dienst binnen de dertig dagen na de datum waarop het baanverlies zich voordoet.

Deze betekening moet, ter informatie, voor gezien getekend worden door het belangstellend lid van het technisch personeel dat hieraan desgevallend opmerkingen aan toevoegt of voorbehoud maakt.

Ze gaat vergezeld van een verzoek van het lid van het technisch personeel om een wachtweddetoelage. § 2. De Regering keurt de terbeschikkingstellingen goed die geschieden volgens de regels bepaald in dit hoofdstuk.

Geen enkele beslissing wordt goedgekeurd als zij door de inrichtende macht wordt meegedeeld na de in § 1 gestelde termijn.

De Regering kan evenwel, in uitzonderlijke omstandigheden en op behoorlijk met redenen omkleed verzoek, van deze termijn afwijken.

De terbeschikkingstellingen voor prestaties bovenop een ambt met volledige dagtaak worden niet goedgekeurd. § 3. Het lid van het technisch personeel wordt ter beschikking gesteld bij ontstentenis van betrekking op de eerste dag van het dienstjaar dat volgt op het lopend boekjaar tijdens hetwelk het baanverlies is vastgesteld of op de dag dat hij zijn functies terug zou hebben hernomen indien hij niet was vervangen geweest in zijn betrekking krachtens de geldende regelgeving inzake de terbeschikkingstelling. § 4. Kunnen worden goedgekeurd, de terbeschikkingstellingen tengevolge van een afname van de schoolbevolking van de onderwijsinrichtingen die worden aangedaan door het centrum of tengevolge van een beslissing van de inrichtende macht omtrent de organisatie van het centrum of de centra die zij inricht, met inbegrip van de afschaffing van een centrum, voor zover deze afschaffing verantwoord is door de toepassing van een rationalisatiemaatregel of toegestaan door de Regering.

Art. 57.Iedere inrichtende macht is verplicht de Reaffectatiecommissie, volgens de wijzen bepaald door de Regering, in kennis ter stellen van : 1° de lijst van de leden van het technisch personeel die ter beschikking zijn gesteld bij ontstentenis van betrekking;2° de lijst van de betrekkingen die zijn ingenomen door de leden van het tijdelijk technisch personeel die niet onttrokken zijn aan de reaffectatie in de zin van artikel 66. Afdeling 3. - Maatregelen voorafgaand aan de terbeschikkingstelling

bij ontstentenis van betrekking

Art. 58.Een inrichtende macht stelt een lid van haar technisch personeel slechts ter beschikking bij ontstentenis van betrekking na, desgevallend, onder het voltallig personeel van de centra die zij inricht op het grondgebied van dezelfde gemeente, en in de aangeduide volgorde : 1° een einde te hebben gemaakt aan de prestaties van de leden van haar technisch personeel die hetzelfde ambt bijkomstig uitoefenen;2° een einde te hebben gemaakt aan de prestaties van de leden van haar technisch personeel die hetzelfde ambt uitoefenen en de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt;3° een einde te hebben gemaakt aan de prestaties van de leden van haar technisch personeel die hetzelfde ambt uitoefenen in de hoedanigheid van niet-prioritaire tijdelijken;4° een einde te hebben gemaakt aan de prestaties van de leden van het technisch personeel die ter beschikking zijn gesteld door een andere inrichtende macht en die zij tijdelijk terug in actieve dienst heeft geroepen;5° een einde te hebben gemaakt aan de prestaties van de leden van haar technisch personeel die zij ter beschikking heeft gesteld en die zij tijdelijk terug in actieve dienst heeft geroepen;6° een einde te hebben gemaakt aan de prestaties van de leden van haar technisch personeel die hetzelfde ambt uitoefenen in de hoedanigheid van prioritaire tijdelijken, in de omgekeerde volgorde van hun rangschikking;7° een einde te hebben gemaakt aan de prestaties van de leden van haar technisch personeel die door een andere inrichtende macht ter beschikking zijn gesteld en die zij op eigen initiatief of door aanstelling ex officio van de Reaffectatiecommissie heeft gereaffecteerd. Afdeling 4. - Terbeschikkingstelling bij ontstentenis van betrekking

Art. 59.§ 1. Onder de leden van het technisch personeel die vast benoemd zijn en die het betrokken ambt uitoefenen, worden ter beschikking gesteld bij ontstentenis van betrekking, onder de leden van het technisch personeel die dit ambt uitoefenen in alle centra die de inrichtende macht inricht op het grondgebied van dezelfde gemeente, diegene met de laagste dienstanciënniteit.

In alle gevallen met gelijke dienstanciënniteit wordt de ambtsanciënniteit in aanmerking genomen. Bij gelijke dienstanciënniteit en gelijke ambtsanciënniteit wordt het jongste lid van het technisch personeel ter beschikking gesteld. § 2. Voor de toepassing van dit artikel worden de perioden van terbeschikkingstelling gedekt door een wachtweddetoelage alsook de gepresteerde diensten ingevolge een reaffectatie of voorlopige terugroeping in actieve dienst in een centrum ingericht door een andere inrichtende macht gelijkgesteld aan door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde diensten die zijn gepresteerd in de inrichtende macht van herkomst. Afdeling 5. - Reaffectatie

Art. 60.§ 1. De definitieve reaffectatie heeft voorrang op de tijdelijke reaffectatie binnen de inrichtende macht van herkomst. § 2. De tijdelijke reaffectatie geschiedt in onderstaande volgorde : 1° binnen een inrichtende macht, in elke niet-vacante betrekking van het ambt waarvoor het lid van het technisch personeel vast benoemd is;2° binnen een andere inrichtende macht dan dewelke hem ter beschikking heeft gesteld, in elke vacante betrekking en vervolgens niet-vacante betrekking van het ambt waarvoor het lid van het technisch personeel vast benoemd is. § 3. De in § 1 bedoelde definitieve reaffectatie dient eerst te gebeuren in elk centrum dat de inrichtende macht inricht in een straal van maximum 25 km rond het centrum waar het lid van het technisch personeel ter beschikking werd gesteld, vervolgens in ieder ander centrum buiten deze straal van 25 km. § 4. Wanneer zij meerdere personen in hetzelfde ambt ter beschikking heeft gesteld bij ontstentenis van betrekking, moet de inrichtende macht, voor de toepassing van de in deze afdeling verduidelijkte bepalingen en in naleving van de vastgelegde prioriteitenvolgordes, naargelang het geval, de persoon met de hoogste dienstanciënniteit en, in geval van gelijke dienstanciënniteit, de persoon met de hoogste ambtsanciënniteit definitief of tijdelijk reaffecteren.

Bij gelijke dienstanciënniteit en ambtsanciënniteit wordt voorrang verleend aan het oudste lid van het technisch personeel.

Deze verplichting geldt evenwel enkel voor de wervingsambten. § 5. Als de inrichtende machten over meerdere betrekkingen beschikken in eenzelfde ambt, moeten zij de vacante betrekkingen bij voorrang toekennen, en indien deze mogelijkheid zich niet voordoet, de niet-vacante betrekkingen van de langste duur. § 6. De reaffectatie dient bij voorrang te gebeuren bij het tijdelijk terugroepen in actieve dienst. Afdeling 6. - Verlenging van de reaffectaties

Art. 61.§ 1. De externe reaffectaties die tijdens een dienstjaar doorgevoerd worden door de inrichtende machten of door de Reaffectatiecommissies worden het volgend dienstjaar verlengd. § 2. De verlengde opdracht van het gereaffecteerde lid van het technisch personeel zal ambtshalve uitgebreid worden door de inrichtende macht in alle gevallen waar de verhoging van de prestaties mogelijk is en tot aan het volume van de opdracht die het voorwerp uitmaakt van een terbeschikkingstelling. § 3. Elke reaffectatie wordt ieder jaar verlengd zolang het lid van het technisch personeel geen 600 dagen dienstanciënniteit telt bij de inrichtende macht waarnaar hij werd gereaffecteerd.

Deze 600 dagen moeten minstens over drie dienstjaren zijn gespreid. § 4. De reaffectatie wordt beëindigd : 1° bij de terugkeer van de titularis van de betrekking indien de reaffectatie tijdelijk is;2° als de inrichtende macht verplicht is om ondertussen een lid van haar technisch personeel te reaffecteren;3° als de inrichtende macht die ter beschikking heeft gesteld een vacante betrekking heeft in hetzelfde ambt en een einde moet maken aan deze terbeschikkingstelling;4° als het personeelslid nalaat zich kandidaat te stellen voor de vaste benoeming zodra hij de in artikel 34 bedoelde voorwaarden vervult. De anciënniteit waarop het lid van het technisch personeel zich bij deze gelegenheid kan beroepen is de anciënniteit verworven in dienst van de inrichtende macht waarnaar hij werd gereaffecteerd; 5° als het lid van het technisch personeel de in artikel 6 gestelde verplichtingen niet onderschrijft noch naleeft. Er kan eveneens een einde worden gemaakt aan deze reaffectatie bij beslissing van de centrale Reaffectatiecommissie waar de inrichtende macht of het lid van het technisch personeel zich tot gewend hebben. Afdeling 7. - Tijdelijk terugroepen in actieve dienst

Art. 62.§ 1. Iedere inrichtende macht die, na de hierboven gestelde handelingen, de ter beschikking gestelde leden van haar technisch personeel niet heeft kunnen reaffecteren, moet : 1° als het gaat om een wervingsambt, hen een betrekking toevertrouwen in een ambt van dezelfde aard, voor zover zij het vereiste bekwaamheidsbewijs bezitten om dit ambt uit te oefenen, zelfs als de bezoldiging lager ligt;2° als het gaat om een bevorderingsambt van directeur, hen een betrekking toevertrouwen in een wervingsambt, voor zover zij het vereiste bekwaamheidsbewijs bezitten om dit ambt uit te oefenen. § 2. Wanneer ze meerdere personen in eenzelfde ambt ter beschikking heeft gesteld, moet de inrichtende macht, voor de toepassing van de hierboven in § 1, 1° en 2°, vermelde verplichtingen en in naleving van de vastgestelde prioriteitenvolgorde, de persoon met de oudste dienstanciënniteit terug in actieve dienst roepen en, in geval van gelijke dienstanciënniteit, de persoon met de grootste ambtsanciënniteit.

Bij gelijke dienstanciënniteit en ambtsanciënniteit wordt voorrang verleend aan het oudste lid van het technisch personeel. § 3. Het tijdelijk terugroepen in actieve dienst in een vacante betrekking mag niet tot doel hebben de inrichtende macht te ontheffen van de verplichting om deze betrekking aan te kondigen als vaste benoeming en, desgevallend, uiterlijk op 1 april van het volgend dienstjaar, de kandidaat met de hoogste anciënniteit er vast te benoemen. § 4. Niettegenstaande het tijdelijk terugroepen in actieve dienst blijft het lid van het technisch personeel ter beschikking van de inrichtende macht om te worden gereaffecteerd in het ambt waarin hij vast benoemd.

Art. 63.Elk lid van het technisch personeel dat terug in actieve dienst is geroepen door een inrichtende macht na een terbeschikkingstelling bij ontstentenis van betrekking uitgesproken door een andere inrichtende macht, behoudt, tot zijn vaste benoeming door de inrichtende macht waarbij hij voorlopig terug in actieve dienst is geroepen, alle rechten die voortvloeien uit zijn vaste benoeming bij de inrichtende macht die hem ter beschikking heeft gesteld. Afdeling 8. - Rechten en plichten van de leden van het technisch

personeel die ter beschikking zijn gesteld bij ontstentenis van betrekking

Art. 64.§ 1. De leden van het technisch personeel die ter beschikking gesteld zijn bij ontstentenis van betrekking krijgen, op hun verzoek, een wachtweddetoelage onder dezelfde voorwaarden als de leden van het technisch personeel van de centra die zijn ingericht door de Franse Gemeenschap die ter beschikking zijn gesteld bij ontstentenis van betrekking. § 2. Ieder gereaffecteerd of tijdelijk terug in actieve dienst geroepen lid van het technisch personeel krijgt de weddetoelage in actieve dienst terug dewelke overeenstemt met de prestaties die hij verrichtte voor zijn terbeschikkingstelling bij ontstentenis van betrekking, zelfs in geval van gedeeltelijke reaffectatie of gedeeltelijk tijdelijk terugroepen in actieve dienst. § 3. Ieder lid van het technisch personeel dat tijdelijk terug in actieve dienst worden geroepen in een ambt dat hem een hoger loon oplevert dan datgene dat hij vroeger kreeg, krijgt bovenop de in § 2 bedoelde weddetoelage een toelage aan dezelfde voorwaarden als de leden van het technisch personeel van de door de Franse Gemeenschap ingerichte centra. § 4. De periode tijdens dewelke het lid van het technisch personeel gereaffecteerd of tijdelijk terug in actieve dienst geroepen wordt, werkt opschortend wat betreft de periode van de terbeschikkingstelling en dit voor de berekening van de in § 1 bedoelde wachtweddetoelage, zelfs bij gedeeltelijke reaffectatie of gedeeltelijk tijdelijk terugroepen in actieve dienst.

De zomervakantie wordt in aanmerking genomen voor de in het eerste lid bedoelde periode voor de leden van het technisch personeel die gereaffecteerd of tijdelijk terug in actieve dienst geroepen zijn in een gesubsidieerde betrekking van onbepaalde duur.

Art. 65.§ 1. Ieder lid van het technisch personeel dat ter beschikking is gesteld bij ontstentenis van betrekking moet een reaffectatie aanvaarden als de betrekking hem wordt aangeboden : 1° door de inrichtende macht die het lid van het technisch personeel ter beschikking heeft gesteld;2° door de inrichtende macht die het centrum heeft overgenomen waar dit lid van het technisch personeel ter beschikking is gesteld. Het lid van het technisch personeel kan evenwel een betrekking afwijzen die zich zou voordoen in een centrum dat gelegen is in een andere gemeente dan deze waar het ter beschikking is gesteld en die het zou worden aangeboden buiten een straal van 25 km rond de woning van de ambtenaar en waarvoor deze laatste met behulp van het openbaar vervoer meer dan vier uur onderweg zou zijn per dag. Hij zal later evenwel geen aanspraak meer kunnen maken op deze betrekking. § 2. Ieder ter beschikking gesteld lid van het technisch personeel dat reeds onder hogervemelde voorwaarden gereaffecteerd is of dit nog moet worden en dat ambten uitoefent in minstens drie centra en in totaal prestaties verricht gelijk aan 75% van het aantal uren dat vereist is voor een ambt met volledige dagtaak kan iedere bijkomende opdracht die hem bij de reaffectatie wordt aangeboden en die niet gelegen is op het grondgebied van dezelfde gemeente, afwijzen. § 3. Ieder lid van het technisch personeel dat ter beschikking is gesteld bij ontstentenis van betrekking moet zijn met redenen omkleed akkoord of weigering van een reaffectatie of een voorlopige terugroeping in actieve dienst bij aangetekend schrijven ter kennis brengen van de inrichtende macht en van de reaffectatiecommissie bedoeld in artikel 67 en dit binnen een termijn van tien kalenderdagen vanaf de betekening van zijn reaffectatie of tijdelijk terugroeping in actieve dienst.

De indiening van een beroep schort de verplichting van het technisch personeelslid om zijn functies op te nemen, niet op.

Wanneer het lid weigert zijn functies op te nemen, wordt hij uit zijn functie ontheven overeenkomstig artikel 100, 5°.

De beslissing van de Reaffectaticommissie wordt via aangetekend schrijven ter kennis gebracht van de betrokkene alsook van de betrokken inrichtende machten. § 4. Ieder lid van het technisch personeel dat ter beschikking is gesteld bij ontstentenis van betrekking, dat niet kon worden geraffecteerd of tijdelijk in actieve dienst teruggeroepen, moet zich ter beschikking houden van de inrichtende macht die hem ter beschikking heeft gesteld voor de uitvoering van de door de Regering bepaalde of goedgekeurde opdrachten.

De uitvoering van bovengenoemde opdrachten mag evenwel niet leiden tot het in stand houden van de betrekking van het afgeschafte ambt. § 5. Een lid van het technisch personeel dat ter beschikking is gesteld bij ontstentenis van betrekking kan, op eigen verzoek, zijn recht op een wachtweddetoelage tijdelijk schorsen.

Deze schorsing wordt schriftelijk ter kennis gebracht van de inrichtende macht en via haar verzonden naar het bevoegde bestuur bij de bekendmaking van de terbeschikkingstellingen.

Tijdens deze schorsing is het lid van het technisch personeel ontheven van de verplichtingen inzake reaffectatie of tijdelijk terugroepen in actieve dienst, behalve als de inrichtende macht die hem ter beschikking heeft gesteld of die het centrum overgenomen heeft waar dit lid van het technisch personeel ter beschikking werd gesteld, beschikt over een definitief vacante betrekking in hetzelfde ambt. In dit geval moet de inrichtende macht deze betrekking aanbieden aan het bovengenoemde lid van het technisch personeel.

Deze schorsing strekt zich uit over de duur van het dienstjaar of over de resterende periode van dit boekjaar wanneer de terbeschikkingstelling goedgekeurd wordt tijdens het dienstjaar.

Zij kan op dezelfde wijzen worden verlengd bij de aanvang van een nieuw dienstjaar, voor zover het lid van het technisch personeel hierom verzoekt vóór 1 september van dit dienstjaar. § 6. Ieder lid van het technisch personeel dat ter beschikking is gesteld bij volledige ontstentenis van betrekking wordt gereaffecteerd of terug in actieve dienst geroepen door zijn inrichtende macht, ongeacht de duur van deze terugroeping in actieve dienst.

Het lid van het technisch personeel bevindt zich van rechtswege in de administratieve stand van actieve dienst tijdens de periode gedurende dewelke hij gereaffecteerd of terug in actieve dienst is geroepen. § 7. Als er zich een tijdelijk vacante betrekking voordoet bij de inrichtende macht die het betrokken lid ter beschikking heeft gesteld, waarbij dit lid reeds een betrekking van onbepaalde duur of minstens tot op het einde van het dienstjaar uitoefent bij een andere inrichtende macht, mag dit lid hier blijven.

Als een definitief vacante betrekking zich voordoet bij de inrichtende macht die het betrokken lid ter beschikking heeft gesteld, waarbij dit lid reeds een betrekking van onbepaalde duur of minstens tot op het einde van het dienstjaar uitoefent bij een andere inrichtende macht, moet dit lid de aangeboden vacante betrekking aanvaarden.

Het lid zal evenwel zijn functies slechts kunnen opnemen op het einde van het dienstjaar, behoudens akkoord van beide inrichtende machten. Afdeling 9. - Betrekkingen onttrokken aan de reaffectatie

Art. 66.Moeten niet worden bekendgemaakt aan de Reaffectatiecommissie bedoeld in artikel 67, de betrekkingen die zijn ingenomen door leden van het technisch personeel die, op het einde van voorgaand dienstjaar, 600 dagen dienst tellen in het betrokken ambt. De 600 dagen anciënniteit verworven bij de inrichtende macht moeten minstens gespreid zijn over drie boekjaren. Afdeling 10. - Reaffectatiecommissie

Art. 67.§ 1. Er wordt bij het Ministerie van de Franse Gemeenschap een Reaffectatiecommissie opgericht voor de gesubsidieerde officiële centra.

Deze bestaat uit negen werkende leden ter vertegenwoordiging van de inrichtende machten van de gesubsidieerde officiële centra en uit negen werkende leden ter vertegenwoordiging van de representatieve vakorganisaties van de leden van het technisch personeel van de gesubsidieerde officiële centra.

Het voorzitterschap wordt waargenomen door een ambtenaar van het Ministerie die minstens rang 12 heeft, aangesteld door de Regering.

Het secretariaat wordt verzorgd door een ambtenaar van het Ministerie, aangesteld door de Regering.

De voorzitter en secretaris hebben adviesverlenende stem.

In afwijking van vorig lid beslist de voorzitter in geval van staking.

Voor ieder werkend lid wordt, volgens dezelfde wijzen, een plaatsvervanger aangeduid.

De Commissie stelt haar huishoudelijk reglement op en legt dit ter goedkeuring voor aan de Regering. § 2. De Reaffectatiecommissie : 1° gaat over tot de externe reaffectaties van de ter beschikking gestelde personeelsleden via ambtshalve aanstellingen in alle centra;2° roept een ter beschikking gesteld lid van het technisch personeel terug in actieve dienst volgens de in artikel 62 gestelde regels;3° beslist over de aanvragen voor de niet-verlenging van de in artikel 61, § 4, tweede lid, bedoelde reaffectaties;4° spreekt zich uit over de beroepen die zijn ingediend door de inrichtende machten of de leden van het technisch personeel, met name tegen de reaffectaties of tijdelijke terugroepingen in actieve dienst die voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 65, § 1, tweede lid, en § 2;5° spreekt zich uit over de bijzondere toestanden die voortvloeien uit de toepassing van dit hoofdstuk.Zij krijgt, op haar verzoek en vóór de vergaderingen, de administratieve documenten die haar toelaten met kennis van zaken te zetelen en onder meer toe te zien op het bestaan van vacante betrekkingen. Afdeling 11. - Sanctie bij niet-naleving van de bepalingen inzake de

terbeschikkingstelling bij ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en het tijdelijk terugroepen in actieve dienst

Art. 68.§ 1. De inrichtende macht verliest het voordeel van de weddetoelage voor ieder lid van het technisch personeel waarvan zij de terbeschikkingstelling bij ontstentenis van betrekking niet zou bekendmaken. § 2. De inrichtende macht die nalaat de betrekking te melden aan de in artikel 67 bedoelde Reaffectatiecommissie die is ingenomen door een lid van het tijdelijk technisch personeel en die kan worden opgesteld voor de reaffectatie of de tijdelijke terugroeping in actieve dienst verliest het voordeel van de weddetoelage die aan dit lid van het technisch personeel wordt toegekend. § 3. De inrichtende macht die, zonder geldig motief, geweigerd heeft gevolg te geven aan een reaffectatie of een tijdelijk terugroeping in actieve dienst waartoe beslist door de in artikel 67 bedoelde Reaffectatiecommissie of die haar verplichtingen niet nakomt inzake de verlenging van de reaffectaties en de tijdelijke terugroepingen in actieve dienst verliest het voordeel van de weddetoelage die is toegekend aan het lid van het tijdelijk technisch personeel dat de betrekking bezet die is toegekend voor deze reaffectatie of deze tijdelijk terugroeping in actieve dienst. § 4. De Regering verstuurt de inrichtende macht een ingebrekestelling waarbij zij deze verzoekt, binnen de dertig dagen na deze ingebrekestelling, het bewijs aan te voeren dat zij zich niet meer in een geval bevindt waar paragrafen 1 tot 3 van toepassing zijn. De Regering kan, bij besluit, deze bevoegdheid delegeren naar de functioneel bevoegde minister.

Als, na het verstrijken van deze termijn van dertig dagen, de inrichtende macht niet het bewijs heeft geleverd dat zij zich niet langer in een geval bevindt waarop paragrafen 1 tot 3 van toepassing zijn, verliest zij, zoals gesteld in deze paragrafen, het voordele van de weddetoelage voor een periode beginnend op het einde van voormelde termijn van dertig dagen tot de dag dat de inrichtende macht het bewijs levert dat zij zich niet langer in een geval bevindt waarop paragrafen 1 tot 3 van toepassing zijn.

Een kopie van deze in het eerste lid bedoelde ingebrekestelling wordt verstuurd naar het betrokken lid van het technisch personeel. § 5. Het lid van het technisch personeel dat zich niet heeft aangemeld bij de inrichtende macht waarnaar hij is gereaffecteerd of waar hij terug in actieve dienst is geroepen, verliest het recht op iedere weddetoelage of wachtweddetoelage vanaf de dag dat hij zich had moeten aanbieden bij deze inrichtende macht.

De uitbetaling van de wachtweddetoelage of van de wachtwedde wordt hervat vanaf de dag dat de Reaffectatiecommissie het lid van het technisch personeel dat bij haar een beroep heeft ingediend, in het gelijk stelt. § 6. De inrichtende macht die een lid van het tijdelijk technisch personeel aanwerft of behoudt in een betrekking die is toegekend voor reaffectatie of voor terugroeping in actieve dienst verliest het voordeel van de wachtwedde die aan deze tijdelijke ambtenaar wordt verleend. De wachtwedde zal niet meer worden toegekend tien dagen na de aanvaarding van deze betrekking die is aangeboden door de Reaffectatiecommissie. HOOFDSTUK VII. - Tuchtstelsel Afdeling 1. -Tuchtstraffen

Art. 69.De tuchtstraffen die kunnen worden opgelegd aan de vast benoemde leden van het technisch personeel die verzuimen aan hun plichten, zijn : 1° terechtwijzing;2° de blaam;3° de afhouding van wedde;4° de schorsing bij tuchtmaatregel;5° de terbeschikkingstelling bij tuchtmaatregel;6° het ontslag ex officio;7° de afzetting.

Art. 70.§ 1. De tuchtstraffen worden uitgesproken door de inrichtende macht van het centrum waar het lid van het technisch personeel vast benoemd is of door de inrichtende macht van het centrum waar het lid van het technisch personeel, dat vast benoemd is door een andere inrichtende macht, geheel of gedeeltelijk zijn functies waarneemt met toepassing van de bepalingen zoals bedoeld in hoofdstuk 6.

De procedure kan eveneens gezamenlijk worden opgestart door de inrichtende macht van het centrum waar het lid van het technisch personeel vast benoemd is en door de inrichtende macht(en) van het of de centra waar het lid van het technisch personeel geheel of gedeeltelijk zijn functies waarneemt met toepassing van de bepalingen bedoeld in hoofdstuk 6.

Om de in vorig lid bedoelde gezamenlijke uitvoering van de tuchtprocedure mogelijk te maken, verwittigt de inrichtende macht van het centrum waar het lid van het technisch personeel geheel of gedeeltelijk zijn functies waarneemt met toepassing van de hoofdstuk 6 bedoelde bepalingen, schriftelijk de inrichtende macht van het centrum waar het lid van het technisch personeel vast benoemd is van haar intentie een tuchtprocedure op te starten tegen het betrokken lid van het technisch personeel.

De tuchtstraf wordt slechts van kracht bij de inrichtende macht(en) die een sanctie hebben uitgesproken. § 2. Behoudens de in dit artikel aangebrachte verduidelijkingen, is de in paragraaf 1 bedoelde inrichtende macht de benoemingsoverheid.

In de centra die zijn ingericht door de steden of gemeenten heeft het college van burgemeester en schepenen de bevoegdheid om volgende straffen uit te spreken : de terechtwijzing, de blaam, de afhouding van wedde en de schorsing bij tuchtmaatregel voor een duur die niet langer mag zijn dan een maand.

In de centra ingericht door de provincies, heeft de permanente deputatie de bevoegdheid om de in vorig lid gestelde straffen uit te spreken. § 3. De beslissing om een tuchtstraf op te leggen, wordt ter kennis gebracht van het lid van het technisch personeel dat, binnen een termijn van twintig dagen vanaf de betekening, een beroep kan instellen bij de beroepskamer bedoeld in artikel 92, § 1.

Het lid van het technisch personeel dat gebruik maakt van zijn beroepsrecht stuurt hiervan onmiddellijk een kopie aan zijn inrichtende macht.

Het beroep schort de procedure op. Behoudens in geval van strafrechterlijke vervolgingen, verstrekt de beroepskamer een met redenen omkleed advies binnen de negentig dagen volgnd op de ontvangst van het beroep ingediend door het lid van het technisch personeel. § 4. De definitieve beslissing wordt binnen de maand na de ontvangst van het advies van de Beroepskamer genomen door de overheid die de straf kan uitspreken.

Zij herneemt het met redenen omkleed advies van de beroepskamer.

Deze overheid brengt haar beslissing ter kennis van de beroepskamer en van de verzoeker.

Als zij nalaat zich uit te spreken binnen de vereiste termijn, wordt haar beslissing geacht conform het advies te zijn. § 5. Als het lid van het technisch personeel geen beroep heeft ingediend bij de beroepskamer binnen de in paragraaf 3 voorgeschreven termijn, wordt het door diezelfde paragraaf 3 ter kennis van het lid van het technisch personeel gebrachte voorstel van tuchtstraf van kracht de derde werkdag volgend op de vervaldag van voormelde termijn.

De in paragraaf 3, eerste lid, bedoelde bekendmaking vermeldt de datum waarop de tuchtstraf ingaat ingeval het eerste lid van deze paragraaf wordt toegepast.

Art. 71.De afhouding van wedde wordt toegepast gedurende minstens een en hoogstens drie maanden.

Ze mag niet meer bedragen dan het vijfde van het laatste brutoloon in actieve dienst of van de wachtwedde.

Art. 72.De schorsing bij tuchtmaatregel wordt uitgesproken voor maximum een jaar.

De betrokkene wordt uit zijn functies verwijderd en krijgt de helft van zijn laatste brutowedde in actieve dienst of van zijn wachtwedde.

Art. 73.De terbeschikkingstelling bij tuchtmaatregel mag niet minder duren dan één jaar en niet meer dan vijf jaren.

Het lid van het technisch personeel wordt uit zijn functies verwijderd en krijgt tijdens de eerste twee jaren een wachtwedde gelijk aan minstens de helft van zijn dienstloon. De wachtwedde wordt vervolgens vastgesteld op het pensioengeld dat de betrokkene zou trekken indien hij vervroegd op rust zou kunnen gaan, zonder dat dit ooit hoger zou liggen dan het dienstloon.

Na de helft van zijn straf te hebben vervuld, kan het lid van het technisch personeel zijn heropname in het centrum vragen.

Art. 74.De afhouding van wedde of van wachtloon of de toekenning van een wachtwedde mag niet tot gevolg hebben dat de wedde of het wachtloon van een personeelslid teruggebracht wordt tot een bedrag lager dan het bedrag van de werkloosheidsuitkeringen waarop het personeelslid recht zou hebben indien hij zou genieten van het sociaal zekerheidsstelsel voor werknemers.

Art. 75.Geen enkele tuchtstraf mag worden uitgesproken zonder dat het lid van het technisch personeel voorafgaandelijk werd gehoord of minstens volgens de regels opgeroepen.

Tijdens de hoorzitting kan het lid van het technisch personeel zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen onder de leden van het technisch personeel van de gesubsidieerde officiële centra, in actieve dienst of op rust, of door een afgevaardigde van een erkende vakorganisatie.

Art. 76.Geen enkele straf mag ingaan voor de uitspraak.

Art. 77.Uitgezonderd het geval van de preventieve schorsing heeft de disciplinaire handeling ten aanzien van een lid van het technisch personeel de verwijdering van de betrokkene uit zijn functies enkel tot gevolg vanaf de bekendmaking van de definitieve disciplinaire beslissing bedoeld in artikel 70, § 4, of de in § 5 van hetzelfde paragraaf bedoelde derde werkdag.

Art. 78.De strafrechterlijke rechtsvordering betreffende de feiten die het voorwerp zijn van een tuchtprocedure werkt opschortend voor de procedure en de uitspraak van de tuchtstraf, behalve bij heterdaad of als de gestelde feiten, die te maken hebben met de beroepsactiviteit, door het lid van het technisch personeel worden toegegeven.

Ongeacht het resultaat van de strafrechterlijke rechtsvordering blijft de overheid oordelen over de toepassing van de tuchtstraffen.

De overheid is evenwel, bij haar oordeel, gebonden aan de echtheid van de feiten die door de strafrechtelijke uitspraak definitief zijn vastgelegd.

Art. 79.Elke tuchtstraf wordt opgetekend in het dossier van het lid van het technisch personeel. Afdeling 2. - Doorhaling van de tuchtstraf

Art. 80.De tuchtstraf wordt ambtshalve doorgehaald na een termijn van : 1° een jaar voor de terchtwijzing en de blaam;2° drie jaar voor de afhouding van wedde;3° vijf jaar voor de schorsing bij tuchtmaatregel;4° zeven jaar voor de terbeschikkingstelling bij tuchtmaatregel. De in het eerste lid bedoelde termijn gaat in vanaf de uitspraak van de tuchtstraf of bij het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 70, § 3.

Onverminderd de uitvoering van de tuchtstraf heeft de doorhaling tot gevolg dat de straf geen gevolgen meer kan hebben, met name op de rechten op toegang tot een bevorderingsambt. De tuchtstraf wordt doorgehaald in het dossier van het lid van het technisch personeel. HOOFDSTUK VIII. - Preventieve schorsing : administratieve maatregel Afdeling 1. - Algemeen

Art. 81.Voor de toepassing van dit hoofdstuk, dient te worden verstaan onder inrichtende macht : 1° het college van burgemeester en schepenen, voor het centrum ingericht door de steden en gemeenten;2° de Provincieraad of de permanente deputatie, voor de centra ingericht door de provincies;3° het College van de Franse Gemeenschapscommissie, voor de centra die door deze instelling zijn ingericht.

Art. 82.De in dit hoofdstuk geregelde preventieve schorsing is een louter administratieve maatregel en is niet van dezelfde aard als een sanctie.

Zij wordt door de inrichtende macht uitgesproken en is met redenen omkleed. Zij heeft tot doel het lid van het technisch personeel uit zijn functies te verwijderen.

Tijdens de preventieve schorsing blijft het lid van het technisch personeel in de dienststand van actieve dienst. Afdeling 2. - Preventieve schorsing van de vast benoemde leden van het

technisch personeel

Art. 83.§ 1. Een preventieve schorsingsprocedure kan, in het belang van de dienst, worden opgestart ten aanzien van een vast benoemd lid van het technisch personeel : 1° als deze blootgesteld is aan strafrechterlijke vervolgingen;2° zodra de inrichtende macht een tuchtprocedure opstart tegen het lid;3° zodra de inrichtende macht hem bij ter post aangetekend schrijven, in kennis stelt van de vaststelling van een onverenigbaarheid. § 2. Voor iedere preventieve schorsingsmaatregel moet het lid van het technisch personeel verzocht geweest zijn zich te laten horen door de inrichtende macht.

De oproeping naar de hoorzitting alsook de motieven die de preventieve schorsing verantwoorden, worden meegedeeld aan het lid van het technisch personeel minstens drie werkdagen voor de hoorzitting, hetzij via ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs dat drie werkdagen na de verzending ingaat, hetzij via persoonlijke overhandiging met ontvangstbewijs dat ingaat op de datum die vermeld staat op dit ontvangstbewijs.

Tijdens de hoorzitting kan het lid van het technisch personeel zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen onder de leden van het technisch personeel van de gesubsidieerde officiële centra, in actieve dienst of op rust, of door een afgevaardigde van een erkende vakorganisatie.

Binnen de drie werkdagen volgend op de voorziene datum van de hoorzitting deelt de inrichtende macht haar beslissing mee aan het lid van het technisch personeel via ter post aangetekend schrijven, en dit zelfs als het lid van het technisch personeel of diens vertegenwoordiger niet zijn verschenen op de hoorzitting zonder daarbij een geval van overmacht te kunnen inroepen die hun afwezigheid op de hoorzitting verantwoordt.

Indien het lid van het technisch personeel of diens vertegenwoordiger evenwel redenen van overmacht kunnen inroepen dewelke hun afwezigheid op de hoorzitting verantwoorden, wordt het lid van het technisch personeel andermaal opgeroepen tot een hoorzitting die wordt betekend overeenkomstig het tweede lid.

In dit geval, en zelfs wanneer het lid van het technsich personeel of zijn vertegenwoordiger niet zijn verschenen op de hoorzitting, deelt de inrichtende macht haar beslissing mee aan het lid van het technisch personeel via ter post aangetekend schrijven binnen de drie werkdagen volgend op de voorziene datum van de hoorzitting.

Als de beslissing leidt tot de preventieve schorsing van het lid van het technisch personeel wordt deze van kracht op de derde werkdag volgend op de verzendingsdatum. § 3. In afwijking van het eerste lid van § 2 kan het lid van het technisch personeel op staande voet worden verwijderd uit zijn functies in geval van zware fout waarop hij met heterdaad betrapt is of wanneer de grieven die hem ten laste worden gelegd dermate ernstig zijn dat het aangewezen is dat, in het belang van de dienst, het lid van het technisch personeel niet langer aanwezig is in dit centrum.

Binnen de tien werkdagen volgend op de dag waarop de maatregel tot onmiddellijke verwijdering werd genomen, moet de inrichtende macht de procedure tot preventieve schorsing opstarten overeenkomstig de bepalingen van dit artikel. Bij ontstentenis loopt de maatregel tot onmiddellijke verwijdering ten einde na voormelde termijn en kan het lid van het technisch personeel niet meer opnieuw worden verwijderd uit het centrum voor dezelfde zware fout of dezelfde grieven dan middels de naleving van de procedure tot preventieve schorsing zoals bedoeld met name in § 2 van dit artikel.

Het op staande voet verwijderd lid van het technisch personeel blijft in de administratieve stand van actieve dienst staan. § 4. De duur van de preventieve schorsing mag, in het raam van de vaststelling van een onverenigbaarheid of van een tuchtprocedure, niet meer bedragen dan een jaar en verstrijkt in het geval van een tuchtprocedure sowieso : 1° vijfenveertig kalenderdagen na de voorziene datum van de hoorzitting bedoeld in artikel 80 indien, binnen deze termijn, de in artikel 70, § 3, bedoelde beslissing door de inrichtende macht niet werd betekend aan het lid van het technisch personeel;2° de derde werkdag volgend op de betekening van de in artikel 70, § 3, bedoelde beslissing aan het lid van het technisch personeel als deze beslissing betekent de terchtwijzing, de blaam of de afhouding van wedde;3° de dag waarop de tuchtstraf van kracht wordt. In het raam van strafrechtelijke vervolgingen is de duur van de preventieve schorsing niet beperkt tot een jaar.

Wanneer de tuchtprocedure wordt opgestart of voortgezet na een definitieve strafrechtelijke veroordeling begint de in het eerste lid bedoelde termijn pas te lopen vanaf de uitspraak van deze definitieve veroordeling. § 5. In het raam van een tuchtprocedure moet de preventieve schoring om de drie maand vanaf de inwerkingtreding schriftelijk bevestigd worden.

Deze bevestiging wordt via ter post aangetekend schrijven betekend aan de betrokkene.

Bij ontstentenis van bevestiging van de preventieve schorsing binnen de opgelegde termijn kan het betrokken lid van het technisch personeel terugkeren in zijn functies na de inrichtende macht hier, bij aangetekende brief, minstens tien werkdagen voor de effectieve hervatting van het werk, op de hoogte te hebben gebracht.

Na ontvangst van deze betekening kan de inrichtende macht de preventieve schorsing behouden volgens de in het tweede lid bedoelde procedure.

Art. 84.Ieder preventief geschorst vast benoemd lid van het technisch personeel behoudt zijn recht op wedde.

In afwijking van het eerste lid wordt de wedde van ieder preventief geschorst vast benoemd lid van het technisch personeel, dat het voorwerp is : 1° van een beschuldiging of van een hechtenis in het raam van strafrechtelijke vervolgingen;2° van een niet-definitieve strafrechtelijke veroordeling tegen dewelke het lid van het technisch personeel zijn gewone rechtsmiddelen inroept;3° van een tuchtprocedure die is opgestart of voortgezet volgend op een definitieve strafrechtelijke veroordeling;4° van disciplinaire vervolgingen wegens zware fout die ofwel op heterdaad is vastgesteld of waarvoor bewijzen voorhanden zijn en waarover de inrichtende macht moet oordelen;5° van een beslissing tot tuchtstraf bedoeld in artikel 69, 4°, 5°, 6° en 7°, en waartegen het lid van het technisch personeel een beroep heeft ingesteld, overeenkomstig artikel 70, § 3, vastgesteld op de helft van zijn wedde in actieve dienst. Deze weddevermindering mag niet tot gevolg hebben dat de wedde lager ligt dan de werkloosheidsuitkering waarop het lid van het technisch personeel recht zou hebben mocht hij genieten van het sociaal zekerheidsstelsel voor werknemers.

Voor de toepassing van het tweede lid, 1° en 2°, gaat deze weddevermindering in op de eerste dag van de maand die volgt op de dag van de beschuldiging of van de hechtenis of van de uitspraak van de niet-definitieve veroordeling.

Voor de toepassing van het tweede lid, 3°, wordt de krachtens het tweede lid, 1° of 2°, reeds doorgevoerde weddevermindering behouden bovenop de definitieve veroordeling als de inrichtende macht het lid van het technisch personeel op de hoogte brengt van haar intentie de tuchtprocedure op te starten of voort te zetten.

Voor de toepassing van het tweede lid, 4°, gaat de weddevermindering in op de eerste dag van de maand die volgt op de betekening van de toepassing van dit tweede lid, 4°, door de inrichtende macht aan het lid van het technisch personeel.

Voor de toepassing van het tweede lid, 5°, gaat deze weddevermindering in op de dag dat het lid van het technisch personeel zijn beroep heeft ingediend.

Art. 85.§ 1. Op het einde van de tuchtprocedure of van de strafrechterlijke procedure wordt de maatregel tot loonsvermindering uitgesteld, behalve wanneer : 1° op het einde van de tuchthandeling, de inrichtende macht het lid van het technisch personeel een van de in artikel 69, 4°, 5°, 6° en 7°, bedoelde straffen oplegt;2° artikel 100, 2°, b), of 6°, toegepast wordt;3° het lid van het technisch personeel het voorwerp is van een definitieve strafrechterlijke veroordeling al dan niet gevolgd door een disciplinaire procedure. Wanneer de maatregel tot weddevermindering kachtens het eerste lid uitgesteld wordt, ontvangt het lid van het technisch personeel het resterend bedrag van zijn weddetoelage die hem aanvankelijk was afgehouden, vermeerderd met de verwijlinteresten berekend aan de wettelijke rentevoet en verschuldigd sedert de dag dat de vermindering werd doorgevoerd.

De tijdens de preventieve schorsing door het lid van het technisch personeel geïnde bedragen mogen behouden worden.

Als het loon van het lid van het technisch personeel verminderd werd met toepassing van artikel 84, tweede lid, 4° of 5°, en dat er op het einde van de tuchtprocedure een straf van schorsing bij tuchtmaatregel is uitgesproken voor een kortere duur dan de duur van de weddevermindering, wordt deze laatste uitgesteld voor de periode buiten de duur van de schorsing bij tuchtmaatregel en krijgt het lid van het technisch personeel in dit geval het resterend bedrag van zijn tijdens deze periode onwettig afgehouden wachtloon, vermeerderd met de verwijlinteresten berekend aan de wettelijke rentevoet en verschuldigd sedert de dag dat deze vermindering werd doorgevoerd.

Het vierde lid is niet van toepassing in het raam van een tuchtprocedure die is opgestart of voortgezet na een definitieve strafrechtelijke veroordeling. § 2. De inrichtende macht stort aan de Franse Gemeenschap het bedrag van het in paragraaf 1 bedoelde resterend bedrag.

In afwijking van het eerste lid is de inrichtende macht niet verplicht dit resterend bedrag terug te betalen aan de Franse Gemeenschap wanneer de uitgestelde weddevermindering aanvankelijk werd opgelegd aan een lid van het technisch personeel dat het voorwerp is : 1° van een beschulding of een hechtenis in het raam van strafrechtelijke vervolgingen;2° van een niet-definitieve strafrechterlijke veroordeling tegen dewelke het lid van het technisch personeel zijn gewone rechtsmiddelen inroept. Overigens, wanneer in het raam van een tuchtprocedure een maatregel tot preventieve schorsing werd genomen ten aanzien van een lid van het technisch personeel zonder dat deze laatste geleden heeft onder een halvering van zijn wedde, zal de inrichtende macht de helft van het loon dat integraal geïnd is door het lid van het technisch personeel gedurende de preventieve schorsing terugbetalen aan de Franse Gemeenschap, als : 1° op het einde van de tuchtprocedure, geen enkele tuchtstraf werd uitgesproken ten aanzien van het lid van het technisch personeel;2° op het einde van de tuchtprocedure de terechtwijzing, de blaam of de afhouding van wedde als sanctie wordt uitgesproken;3° de tuchtprocedure door de inrichtende macht niet wordt uitgeput.

Art. 86.De preventieve schorsing wordt meegedeeld aan de regering zodat de onmiddellijke tenuitvoerlegging van deze maatregel verzekerd is. Afdeling 3. - Preventieve schorsing van de tijdelijke leden van het

technisch personeel

Art. 87.§ 1. Wanneer het belang van de dienst dit vereist, kan een procedure tot preventieve schorsing worden opgestart ten aanzien van een lid van het technisch personeel dat aangesteld is als tijdelijke of als prioritaire tijdelijke : 1° als dit lid het voorwerp is van strafrechtelijke vervolgingen;2° zodra de inrichtende macht hem, bij ter post aangetekend schrijven, op de hoogte brengt van de vaststelling van een onverenigbaarheid. § 2. Voor iedere preventieve schorsingsmaatregel moet het lid van het technisch personeel verzocht geweest zijn zich te laten horen door de inrichtende macht.

De oproeping naar de hoorzitting alsook de motieven die de preventieve schorsing verantwoorden, worden meegedeeld aan het lid van het technisch personeel minstens drie werkdagen voor de hoorzitting, hetzij via ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs dat drie werkdagen na de verzending ingaat, hetzij via persoonlijke overhandiging met ontvangstbewijs dat ingaat op de datum die vermeld staat op dit ontvangstbewijs.

Tijdens de hoorzitting kan het lid van het technisch personeel zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen onder de leden van het technisch personeel van de gesubsidieerde officiële centra, in actieve dienst of op rust, of door een afgevaardigde van een erkende vakorganisatie.

Binnen de drie werkdagen volgend op de voorziene datum van de hoorzitting deelt de inrichtende macht haar beslissing mee aan het lid van het technisch personeel via ter post aangetekend schrijven, en dit zelfs als het lid van het technisch personeel of diens vertegenwoordiger niet zijn verschenen op de hoorzitting zonder daarbij een geval van overmacht te kunnen inroepen die hun afwezigheid op de hoorzitting verantwoordt.

Indien het lid van het technisch personeel of diens vertegenwoordiger evenwel redenen van overmacht kunnen inroepen dewelke hun afwezigheid op de hoorzitting verantwoorden, wordt het lid van het technisch personeel andermaal opgeroepen tot een hoorzitting die wordt betekend overeenkomstig het tweede lid.

In dit geval, en zelfs wanneer het lid van het technsich personeel of zijn vertegenwoordiger niet zijn verschenen op de hoorzitting, deelt de inrichtende macht haar beslissing mee aan het lid van het technisch personeel via ter post aangetekend schrijven binnen de drie werkdagen volgend op de voorziene datum van de hoorzitting.

Als de beslissing leidt tot de preventieve schorsing van het lid van het technisch personeel wordt deze van kracht op de derde werkdag volgend op de verzendingsdatum. § 3. In afwijking van het eerste lid van § 2 kan het lid van het technisch personeel op staande voet worden verwijderd uit zijn functies in geval van zware fout waarop hij met heterdaad betrapt is of wanneer de grieven die hem ten laste worden gelegd dermate ernstig zijn dat het aangewezen is dat, in het belang van de dienst, het lid van het technisch personeel niet langer aanwezig is in dit centrum.

Binnen de tien werkdagen volgend op de dag waarop de maatregel tot onmiddellijke verwijdering werd genomen, moet de inrichtende macht de procedure tot preventieve schorsing opstarten overeenkomstig de bepalingen van dit artikel. Bij ontstentenis loopt de maatregel tot onmiddellijke verwijdering ten einde na voormelde termijn en kan het lid van het technisch personeel niet meer opnieuw worden verwijderd uit het centrum voor dezelfde zware fout of dezelfde grieven dan middels de naleving van de procedure tot preventieve schorsing zoals bedoeld met name in § 2 van dit artikel.

Het op staande voet verwijderd lid van het technisch personeel blijft in de stand actieve dienst staan. § 4. Onverminderd de toepassing van de bepalingen van artikel 92, mag de duur van de preventieve schorsing niet meer bedragen dan zes maanden in het raam van de vaststelling van een onverenigbaarheid; in het raam van strafrechtelijke vervolgingen is de duur van de preventieve schorsing niet beperkt tot zes maaden.

Art. 88.Ieder preventief geschorst tijdelijk lid van het technisch personeel behoudt zijn recht op wedde.

In afwijking van het eerste lid wordt de wedde van ieder preventief geschorst tijdelijk lid van het technisch personeel, dat het voorwerp is : 1° van een beschuldiging of van een hechtenis in het raam van strafrechtelijke vervolgingen;2° van een niet-definitieve strafrechtelijke veroordeling tegen dewelke het lid van het technisch personeel zijn gewone rechtsmiddelen inroept; vastgesteld op de helft van zijn wedde in actieve dienst.

Deze weddevermindering mag niet tot gevolg hebben dat het loon lager ligt dan de werkloosheidsuitkering waarop het lid van het technisch personeel recht zou hebben mocht hij genieten van het sociaal zekerheidsstelsel voor werknemers.

Deze weddevermindering gaat in op de eerste dag van de maand die volgt op de dag van de beschuldiging of van de hechtenis of van de uitspraak van de niet-definitieve veroordeling.

Art. 89.§ 1. Op het einde van de strafrechterlijke procedure wordt de maatregel tot weddevermindering uitgesteld, behalve wanneer : 1° artikel 99, 2°, b), of 5°, toegepast wordt;2° het lid van het technisch personeel het voorwerp is van een definitieve strafrechterlijke veroordeling. Wanneer de maatregel tot weddevermindering kachtens het eerste lid uitgesteld wordt, ontvangt het lid van het technisch personeel het resterend bedrag van zijn weddetoelage die hem aanvankelijk was afgehouden, vermeerderd met de verwijlinteresten berekend aan de wettelijke rentevoet en verschuldigd sedert de dag dat de vermindering werd doorgevoerd.

De tijdens de preventieve schorsing door het lid van het technisch personeel geïnde bedragen mogen behouden worden. § 2. De inrichtende macht stort aan de Franse Gemeenschap het bedrag van het in paragraaf 1 bedoelde resterend bedrag.

In afwijking van het eerste lid is de inrichtende macht niet verplicht dit resterend bedrag terug te betalen aan de Franse Gemeenschap wanneer de uitgestelde weddevermindering aanvankelijk werd opgelegd aan een lid van het technisch personeel dat het voorwerp is : 1° van een beschulding of een hechtenis in het raam van strafrechtelijke vervolgingen;2° van een niet-definitieve strafrechtelijke veroordeling tegen dewelke het lid van het technisch personeel zijn gewone rechtsmiddelen inroept.

Art. 90.De preventieve schorsing wordt meegedeeld aan de regering zodat de onmiddellijke tenuitvoerlegging van deze maatregel verzekerd is.

Art. 91.De procedure tot preventieve schorsing alsmede de maatregelen die door de inrichtende macht genomen worden ten aanzien van een lid van het technisch personeel dat als tijdelijke aangesteld is met toepassing van de bepalingen van deze afdeling lopen van rechtswege ten einde op de dag waarop de tijdelijke aanstelling beëindigd wordt en, uiterlijk, op 31 augustus van het lopend dienstjaar.

Als het in deze afdeling bedoelde lid van het technisch personeel de hoedanigheid verwerft van vastbenoemde, zijn de bepalingen van afdeling 2 van dit hoofdstuk van toepassing. HOOFDSTUK IX. - Beroepskamer

Art. 92.§ 1. Na raadpleging van het of de vertegenwoordigings- en coördinatieorganen van de inrichtende machten van de gesubsidieerde officiële centra erkend door de Regering en van de groeperingen van het technisch personeel van de gesubsidieerde officiële centra in de zin van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van voormelde wet, stelt de Regering bij het Ministerie een beroepskamer in voor het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde officiële centra.

Het regeringsbesluit houdende de oprichting van deze beroepskamer bepaalt hierin de benaming, de bevoegdheid en de samenstelling.

De Beroepskamer stelt haar huishoudelijk reglement op dat door de regering moet worden goedgekeurd. § 2. Vanaf 1 januari 2003 zullen het of de in § 1 bedoelde vertegenwoordigings- en coördinatieorganen het bewijs moeten aanvoeren dat zij democratisch werken volgens de wijzen en criteria bepaald bij decreet.

Art. 93.De beroepskamer is samengesteld : 1° uit een gelijk aantal vertegenwoordigers van de inrichtende machten van de gesubsidieerde officiële centra en van de leden van het technisch personeel van de gesubsidieerde officiële centra;2° uit een voorzitter en plaatsvervangend voorzitter gekozen onder de dienstdoende of op rust gestelde magistraten of onder de ambtenaren-generaal van de Algemene Directie van het Personeel van het gesubsidieerd Onderwijs;3° uit een secretaris en twee adjunct-secretarissen. De Regering bepaalt het aantal leden van iedere Beroepskamer bedoeld in het eerste lid, 1°, alsook de duur van hun mandaat, waarbij de beroepskamer minstens vier werkende leden telt ter vertegenwoordiging van de inrichtende machten en vier werkende leden ter vertegenwoordiging van de leden van het technisch personeel.

De voorzitter en diens twee plaatsvervangers worden door de regering aangesteld voor vier jaar.

De werkende en plaatsvervangende leden worden door de Regering aangesteld op voordracht van het of de in artikel 92, § 1, bedoelde vertegenwoordigings- en coördinatieorganen. Bij ontstentenis van akkoord binnen deze organen, gaat de regering rechstreeks over tot de aanstellingen.

Voor ieder werkend lid worden twee plaatsvervangers aangeduid volgens deze wijzen als bedoeld in vorig lid.

Bij vervanging van een lid volbrengt de plaatsvervanger diens mandaat.

De secretaris en adjunct-secretarissen, door de regering aangeduid onder de ambtenaren van het Ministerie, verzorgen het secretariaat van de beroepskamer. Zij zijn niet stemgerechtigd.

Art. 94.Zodra een zaak wordt ingediend bezorgt de voorzitter de lijst van de werkende leden en van de plaatsvervangers aan het lid van het technisch personeel en aan de inrichtende macht.

Binnen de tien dagen na de ontvangst van deze lijst kunnen het lid van het technisch personeel en de inrichtende macht hoogstens drie leden wraken.

Ze kunnen evenwel geen werkend lid en diens twee plaatsvervangers terzelfdertijd wraken.

De voorzitter, de plaatsvervangende voorzitters, de werkende leden en de plaatsvervangende leden kunnen niet in een zaak zetelen die verband houdt met een ouder of verwante, tot de vierde graad inbegrepen.

Ieder lid dat wordt gewraakt, moet zich onthouden.

Een lid kan ook vragen om te worden ontheven als het meent een moreel belang te hebben bij de zaak of als het denkt dat zijn onpartijdigheid in twijfel kan worden getrokken. De voorzitter beslist over het gevolg dat hij aan dit verzoek zal geven. Hij kan ook een lid om dezelfde redenen ontheffen.

Art. 95.De partijen worden opgeroepen door de voorzitter binnen de twintig dagen die volgen op de ontvangst van het beroep en worden gehoord door de beroepskamer.

Het lid van het technisch personeel kan zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, een verdediger gekozen onder de leden van het technisch personeel van de gesubsidieerde officiële centra, in actieve dienst of op rust, of door een vertegenwoordiger van een erkende vakorganisatie.

De inrichtende macht kan zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een vertegenwoordiger van een representatieve organisatie van inrichtende machten, door een advocaat, een verdediger gekozen onder de leden van de inrichtende machten van een centrum van dezelfde aard of door een afgevaardigde van een vereniging die de belangen van deze inrichtende machten verdedigt.

Bij afwezigheid van een der behoorlijk opgeroepen partijen of diens verdediger beslecht de beroepskamer geldig in de tweede zitting.

Tussen beide zittingen mogen niet minder dan vijf dagen liggen.

Alvorens te besluiten kan de beroepskamer een bijkomend onderzoek bevelen en getuigen horen.

Art. 96.De beroepskamer kan zich pas uitspreken als minstens twee leden ter vertegenwoordiging van de inrichtende machten en twee leden ter vertegenwoordiging van de personeelsleden aanwezig zijn.

De leden ter vertegenwoordiging van de inrichtende machten en de leden ter vertegenwoordiging van de personeelsleden moeten gelijk in aantal zijn om te kunnen deelnemen aan de stemming. Desgevallend wordt gelijkheid verkregen door de verwijdering van een of meerdere leden door loting.

Als het in het eerste lid bedoelde quorum niet bereikt is, belegt de voorzitter een nieuwe vergadering binnen de veertien dagen. Op het einde van deze vergadering wordt een beslissing genomen, ongeacht het aantal aanwezige leden.

Het advies wordt verkregen bij gewone meerderheid der stemmen. De stemming is geheim. Bij staking van stemmen beslist de voorzitter.

Het met redenen omkleed advies van de beroepskamer wordt bij ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de partijen binnen de vijf dagen volgend op de vergadering tijdens dewelke het werd uitgebracht.

Art. 97.De beroepskamer kan niet vergaderen van 15 juli tot en met 15 augustus, behoudens hoogdringendheid waartoe unaniem door alle aanwezige leden en de voorzitter is beslist.

Art. 98.De werkingskosten van de beroepskamer zijn ten laste van de Franse Gemeenschap. De regering bepaalt de vergoedingen waarop de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitters recht hebben. Als de voorzitter of de plaatsvervangend voorzitter evenwel ambtenaar-generaal is, is er geen vergoeding verschuldigd. HOOFDSTUK X. - Stopzetting van de functies

Art. 99.Voor de leden van het technisch personeel die tijdelijk zijn aangesteld, wordt de aanstelling voor het geheel of een gedeelte van de opdracht ambtshalve stopgezet : 1° als hun tijdelijke aanstelling niet op een regelmatige manier is gebeurd;2° als zij niet langer voldoen aan de volgende voorwaarden : a) Belg zijn of Belg zijn of ingezetene van een andere lidstaat van de Europese Unie, behoudens afwijking toegestaan door de Regering;b) zijn burgerlijke en politieke rechten genieten;c) aan de dienstplichtwetten hebben voldaan;d) van onberispelijk gedrag zijn;3° als, na een toegelaten afwezigheid, zij nalaten zonder enige geldige reden, hun werk te hervatten en afwezig blijven gedurende een ononderbroken periode van meer dan tien dagen;4° als zij, zonder enige geldige reden, hun werk verlaten en gedurende meer dan tien dagen ononderbroken afwezig blijven;5° als zij zich in een geval bevinden waar de toepassing van de burgerlijke en strafwetten leiden tot de stopzetting van de functies;6° wanneer een onverenigbaarheid is vastgesteld en geen enkel beroep bedoeld in artikel 16 werd ingediend of het personeelslid weigert, na de uitputting van de procedure, een eind te maken aan een onverenigbare bezigheid;7° als wordt vastgesteld dat een permanente arbeidsongeschiktheid erkend overeenkomstig de wet of de verordening hen niet langer in staat stelt hun functies naar behoren te vervullen;8° bij een vaste benoeming in een ander ambt;9° op het ogenblik van de terugkeer van de titularis of van het lid van het technisch personeel die deze tijdelijk vervangt;10° op het ogenblik dat de betrekking die is ingenomen door het tijdelijk lid van het technisch personeel geheel of gedeeltelijk wordt verleend aan een ander personeelslid, namelijk : a) door de toepassing van de in hoofdstuk 6 bedoelde bepalingen;b) door de toepassing van artikel 31, § 1;c) door de toepassing van artikel 31, § 2;d) door de vaste benoeming;e) door de toekenning van de definitief vacant geworden betrekking aan een prioritair tijdelijk lid van het technisch personeel;11° op het moment van de ontvangst van de brief waarin de Franse Gemeenschap die de weddetoelage toekent, medeelt dat het uitgeoefend ambt niet langer geheel of gedeeltelijk kan worden betoelaagd;12° na de termijn vermeld in de aanstellingsakte en uiterlijk op het einde van het boekjaar tijdens hetwelk de aanstelling geschiedde;13° op het moment van de ontvangst van het advies van de medisch-sociale Dienst van de Staat waarbij het tijdelijk lid van het technisch personeel definitief ongeschikt wordt verklaard;14° mits een opzeg gegeven overeenkomstig de bepalingen van artikelen 26 en 29, hetzij in gezamenlijk akkoord, hetzij met toepassing van artikel 28.

Art. 100.De vast benoemde leden van het technisch personeel worden ambtshalve uit hun functie gezet : 1° als hun vaste benoeming niet op een regelmatige manier is gebeurd;2° als zij niet langer voldoen aan de volgende voorwaarden : a) Belg zijn of ingezetene van een andere lidstaat van de Europese Unie, behoudens afwijking toegestaan door de Regering;c) zijn burgerlijke en politieke rechten genieten;d) aan de dienstplichtwetten hebben voldaan;e) van onberispelijk gedrag zijn;3° als, na een toegelaten afwezigheid, zij nalaten zonder enige geldige reden, hun werk te hervatten en afwezig blijven gedurende een ononderbroken periode van meer dan tien dagen;4° als zij, zonder enige geldige reden, hun werk verlaten en gedurende meer dan tien dagen ononderbroken afwezig blijven;5° als zij, teruggeroepen in actieve dienst, zonder enige geldige reden weigeren de door de inrichtende macht verleende betrekking op te nemen binnen de tien dagen;6° als zij zich in een geval bevinden waar de toepassing van de burgerlijke en strafwetten leiden tot de stopzetting van de functies;7° wanneer een onverenigbaarheid is vastgesteld en geen enkel beroep bedoeld in artikel 16 werd ingediend of het personeelslid weigert, na de uitputting van de procedure, een eind te maken aan een onverenigbare bezigheid;8° als wordt vastgesteld dat een permanente arbeidsongeschiktheid erkend overeenkomstig de wet of de verordening hen niet langer in staat stelt hun functies naar behoren te vervullen;9° in geval van een vaste benoeming in een ander ambt;10° bij vrijwillig ontslag.In dit geval kan het lid van het technisch personeel slechts zijn dienst verlaten als hij hiervoor wettelijke toestemming heeft gekregen van zijn inrichtende macht of na een opzegtermijn van vijftien dagen; 12° bij opruststelling wegens lichamelijke ongeschiktheid;13° bij gewone opruststelling wegens het bereiken van de pensioensgerechtigde leeftijd;14° als zij het voorwerp zijn van een tuchtstraf als ambtshalve ontslag of afzetting. HOOFDSTUK XI. - Paritaire commissies Afdeling 1. - Algemeen

Art. 101.§ 1. Na raadpleging van het of de vertegenwoordigings- en coördinatieorganen van de inrichtende machten van de gesubsidieerde officiële centra erkend door de regering en van de groeperingen van het technisch personeel van de gesubsidieerde officiële centra in de zin van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van voormelde wet, stelt de Regering : 1° een centrale paritaire commissie in wiens bevoegdheid zich uitstrekt over alle gesubsidieerde officiële centra;2° lokale paritaire commissies in wier bevoegdheid zich uitstrekt over alle centra ingericht door eenzelfde inrichtende macht. Het regeringsbesluit houdende de oprichting van een paritaire commissie bepaalt hierin de benaming, de bevoegdheid en de samenstelling. § 2. Vanaf 1 januari 2003 zullen het of de in § 1 bedoelde vertegenwoordigings- en coördinatieorganen het bewijs moeten leveren dat zij democratisch werken volgens de wijzen en criteria bepaald bij decreet.

Art. 102.De beslissingen van de centrale paritaire commissie kunnen, op haar verzoek, verplicht worden gemaakt bij regeringsbesluit.

Als de regering van oordeel is dat zij dit verzoek niet kan inwilligen, deelt zij de redenen hiervoor mee aan de centrale paritaire commissie.

Art. 103.De bijkomende regels genomen door de centrale paritaire commissie mogen niet afwijken van de regels van dit decreet.

De bijkomende regels van de lokale paritaire commissies mogen niet afwijken van de regels van dit decreet noch van de bijkomende regels vastgelegd door de centrale paritaire commissie en verplicht gemaakt bij regeringsbesluit, en kunnen niet bindend worden gemaakt dan wanneer ze zijn goedgekeurd bij beslissing van de gemeenteraad of van de permanente deputatie, naargelang het geval. Afdeling 2. - Centrale paritaire commissie

Art. 104.De commissie stelt haar bijzonder huishoudelijk reglement op dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Regering.

Art. 105.De centrale paritaire commissie is samengesteld : 1° uit een voorzitter en een ondervoorzitter;2° uit een gelijk aantal vertegenwoordigers van de inrichtende machten van de gesubsidieerde officiële centra en van de leden van het technisch personeel van de gesubsidieerde officiële centra;3° uit een of meerdere referendarissen wier opdracht erin bestaat de commissie te adviseren;4° uit een secretaris en een adjunct-secretaris. Het aantal leden van de commissie, bedoeld in het eerste lid, 2°, alsook de duur van de mandaten van de commissieleden worden bepaald door de regering.

De voorzitter, de ondervoorzitter, de referendaris(sen), de secretaris en de adjunct-secretaris zijn niet stemgerechtigd.

De commissie telt minstens vier werkende leden ter vertegenwoordiging van de inrichtende machten en vier werkende leden ter vertegenwoordiging van het technisch personeel.

De vertegenwoordigers van de inrichtende machten en de vertegenwoordigers van de leden van het technisch personeel kunnen zich laten bijstaan door technische raadgevers wiens maximum aantal is vastgelegd in het huishoudelijk reglement bedoeld in artikel 105. Ze zijn niet stemgerechtigd.

Art. 106.De werkende leden van de paritaire commissie worden aangeduid door de Regering op voordracht van de in artikel 101, § 1, bedoelde orga(a)n(en) en groeperingen. Bij ontstentenis van akkoord gaat de Regering rechtstreeks over tot de aanstellingen.

Voor ieder werkend lid duidt de regering een plaatsvervanger aan volgens dezelfde wijzen.

De voorzitter en ondervoorzitter worden gekozen door de regering onder de personen die los staan van de belangen waarmee de commissie kan kampen.

De secretaris en de adjunct-secretaris, gekozen onder de ambtenaren van het Ministerie, alsook de referendaris(sen) worden aangesteld door de regering. De waarneming van het ambt van voorzitter en ondervoorzitter is onverenigbaar met dat van een parlementair mandaat.

Art. 107.De centrale paritaire commissie heeft als voornaamste opdracht : 1° zich te beraden over de algemene arbeidsomstandigheden;2° voor het technisch personeel bedoeld in dit decreet regels op te stellen als aanvulling op de statutaire bepalingen van dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten;3° adviezen uit te brengen over alle vragen betreffende de organisatie, de verdediging en de promotie van de gesubsidieerde officiële centra.

Art. 108.De beslissingen en adviezen van de centrale paritaire commissie worden bij unanimiteit genomen, met een meerderheid van de leden in iedere groep.

Wanneer evenwel geen eengezindheid wordt bereikt of wanneer er geen meerderheid is in elke groep, vergadert de paritaire commissie opnieuw binnen de vijftien dagen. In dit geval worden de beslissingen en adviezen geldig genomen, op voorwaarde dat twee derde van de uitgebrachte stemmen van de aanwezige leden in elke groep gehaald wordt.

Voor de toepassing van vorige leden wordt niet als een stem beschouwd : 1° de blanco stemmen;2° de onthoudingen. Afdeling 3. - Lokale paritaire commissies

Art. 109.Iedere commissie stelt haar huishoudelijk reglement op dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de regering.

Art. 110.De lokale paritaire commissies zijn samengesteld : 1° uit een voorzitter en een ondervoorzitter;2° uit een gelijk aantal vertegenwoordigers van de inrichtende macht en van de leden van het technisch personeel;3° uit een secretaris en een adjunct-secretaris. Voor de centra ingericht door de provincies, wordt het voorzitterschap van deze commissies waargenomen door de afgevaardigde van de permanente deputatie van de provincieraad.

Voor de centra ingericht door de gemeenten wordt het voorzitterschap van deze commissies waargenomen door de burgemeesters of diens afgevaardigde.

Voor de centra ingericht door de Franse Gemeenschapscommissie wordt het voorzitterschap van deze commissies waargenomen door de afgevaardigde van het college van deze instelling.

De ondervoorzitter wordt gekozen onder de vertegenwoordigers van de leden van het technisch personeel.

Art. 111.De lokale paritaire commissies hebben, ieder binnen hun eigen bevoegdheid, als hoofdopdracht : 1° te beraden over de algemene arbeidsomstandigheden;2° voor het technisch personeel regels op te stellen als aanvulling op de statutaire bepalingen van dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten en op de bijkomende regels van de centrale paritaire commissie die door de regering bindend zijn gemaakt;3° adviezen te verstrekken over alle vragen omtrent de organisatie, de verdediging en de promotie van de gesubsidieerde officiële centra;4° weet te hebben van de adviesaanvragen ingediend door het lid van het technisch personeel of door de inrichtende macht aangaande een onverenigbaarheid overeenkomstig artikel 16;5° voorafgaandelijk een advies uit te brengen over de afwijking bedoeld in artikelen 3, § 2, en 4, § 2, van de wet van 1 april 1960 betreffende de psycho-medisch-sociale centra.

Art. 112.De beslissingen en adviezen van de lokale paritaire commissie worden bij unanimiteit genomen, met een meerderheid van de leden in iedere groep.

Wanneer evenwel geen eengezindheid wordt bereikt of wanneer er geen meerderheid is in elke groep, vergadert de paritaire commissie opnieuw binnen de vijftien dagen.

Als tijdens de tweede vergadering nog steeds geen eengezindheid bereikt is of als er geen meerderheid is in iedere groep, beslist de Voorzitter.

Voor de toepassing van vorige leden wordt niet als een stem beschouwd : 1° de blanco stemmen;2° de onthoudingen. Binnen de maand na de stemming in de lokale paritaire commissie worden de in artikel 111, 2°, bedoelde bijkomende regels door haar meegedeeld aan de in artikel 101, § 1, eerste lid, 1°, bedoelde centrale paritaire commissie. Afdeling 4. - Controle en sanctie van de bindend gemaakte beslissingen

van de paritaire commissies

Art. 113.De uitvoering van de overeenkomstig artikel 102 bindend verklaarde beslissingen wordt opgevolgd, onverminderd de plichten van de officiers van de gerechtelijke politie, door de door de Regering aangeduide agenten.

In geval van overtreding stellen de in het eerste lid bedoelde agenten proces-verbaal op dat zij verzenden naar de bevoegde procureur des Konings en een afschrift wordt, bij ter post aangetekend schrijven, verstuurd naar de overtreder binnen de acht dagen, op straffe van nietigheid.

De in het eerste lid bedoelde agenten hebben vrije toegang tot de lokalen waar de leden van het technisch personeel hun taken vervullen.

De directeurs en de leden van het administratief personeel zijn verplicht hen de inlichtingen te verschaffen die zij nodig hebben om zich van hun opdracht te kwijten.

Iedere inbreuk op de overeenkomstig artikel 102 verplicht verklaarde beslissingen wordt bestraft met een boete van 2,50 euro tot 2.500 euro. De boete wordt evenveel keer opgelegd als er personen werken die deze beslissingen overtreden, zonder dat het totaal van de boetes meer bedraagt dan 5.000 euro.

De in het vorig lid bedoelde straffen zijn toepasbaar op elk lid van het technisch en administratief personeel dat dezelfde bepalingen overtreedt.

De inrichtende machten, de directies van de centra alsook ieder lid van het administratief en technisch personeel die de krachtens dit decreet geregelde opvolging hindert, worden bestraft met een boete van 1 euro tot 2,50 euro, onverminderd, desgevallend, de toepassing van de straffen opgelegd door artikelen 269 tot 274 van het Strafwetboek.

Wordt bestraft met een boete van 2,50 euro tot 2.500 euro eenieder die, met het oogmerk een fout te plegen, onjuiste verklaringen aflegt tijdens de enquêtes van de controledienst.

De inrichtende macht zijn burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de boete die hun centrumdirecteurs opgelegd krijgen. HOOFDSTUK XII. - Onmogelijkheid van gebruik als oppositie van de clausules die strijdig zijn met het statuut

Art. 114.Iedere bepaling in een aanstellingsakte of in een arbeidsreglement die strijdig is met de dwingende wettelijke bepalingen in dit decreet of met de aanvullende regels vastgesteld door de bevoegde paritaire commissies en verplicht verklaard, kan niet als verzet aangevoerd worden. HOOFDSTUK XIII. - Wijzigings-, opheffings-, overgangs- en slotbepalingen

Art. 115.In artikel 24, § 2bis, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen uit de onderwijswetgeving, zoals ingevoegd door het decreet van 8 februari 1999, wordt het laatste lid vervangen door de volgende bepaling : « Het eerste tot het derde lid van deze paragraaf zijn niet van toepassing in geval van toepassing van artikel 111bis van het decreet van 1 februari 1993 tot vaststelling van het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs, van artikel 101quater van het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs, van artikel 68 van het decreet van 31 januari 2001 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra en van artikel 80 van het decreet van 31 januari 2001 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde vrije psycho-medisch-sociale centra. »

Art. 116.De gesubsidieerde leden van het technisch personeel die, bij de inwerkingtreding van dit decreet, in vast verband een betrekking uitoefenen in het ambt van psychopedagogisch hulpambtenaar die in strijd is, naargelang het geval, met de bepalingen van artikel 3, § 2, of met artikel 4, § 2, van de wet van 1 april 1960 betreffende de psycho-medisch-sociale centra, blijven vast benoemd in dit ambt en blijven onderworpen aan dit decreet.

Wanneer een in het eerste lid bedoeld lid van het technisch personeel, afwezig wegens verlof of terbeschikkingstelling, tijdelijk vervangen wordt, geschiedt deze vervanging bij voorrang door een lid van het technisch personeel dat ter beschikking is gesteld bij ontstentenis van betrekking overeenkomstig hoofdstuk 6.

Bij gebrek wordt het in het eerste lid bedoeld personeelslid vervangen door de tijdelijke aanstelling van een personeelslid in het ambt van psychopedagogisch werker.

Art. 117.De gesubsidieerde leden van het technisch personeel die, bij de inwerkingtreding van dit decreet, daadwerkelijk tijdelijk een definitief vacante betrekking uitoefenen in het ambt van psychopedagogisch werker die in strijd is, naargelang het geval, met de bepalingen van artikel 3, § 2, of met artikel 4, § 2, van de wet van 1 april 1960 betreffende de psycho-medisch-sociale centra worden in dit ambt behouden in de hoedanigheid van tijdelijk lid van het technisch personeel en blijven onderworpen aan dit decreet.

Het in het eerste lid bedoeld personeelslid wordt vervangen door de tijdelijke aanstelling van een personeelslid in het ambt van psychopedagogisch werker.

De in het eerste lid bedoelde leden van het technisch personeel worden vast benoemd in het ambt van psychopedagogisch werker onder de voorwaarden voorgeschreven door dit decreet of, desgevallend, krachtens artikel 122, eerste lid.

De personeelsleden die krachtens het vorig lid vast benoemd zijn in het ambt van psychopedagogisch werker worden vervangen overeenkomstig artikel 116.

Art. 118.De gesubsidieerde leden van het technisch personeel die, bij de inwerkingtreding van dit decreet, daadwerkelijk tijdelijk een tijdelijk vacante betrekking uitoefenen in het ambt van psychopedagogisch werker die in strijd is, naargelang het geval, met de bepalingen van artikel 3, § 2, of met artikel 4, § 2, van de wet van 1 april 1960 betreffende de psycho-medisch-sociale centra worden in dit ambt behouden in de hoedanigheid van tijdelijk lid van het technisch personeel en blijven onderworpen aan dit decreet.

Het in het eerste lid bedoeld personeelslid wordt vervangen door de tijdelijke aanstelling van een personeelslid in het ambt van psychopedagogisch werker.

De in het eerste lid bedoelde leden van het technisch personeel worden vast benoemd in het ambt van psychopedagogisch werker onder de voorwaarden voorgeschreven door dit decreet of, desgevallend, krachtens artikel 122, eerste lid, voor zover hun achtereenvolgende aanstellingsperiodes ononderbroken waren tot op de dag dat de betrekking die ze uitoefenen, definitief vacant wordt verklaard.

De personeelsleden die krachtens het vorig lid vast benoemd zijn in het ambt van psychopedagogisch werker worden vervangen overeenkomstig artikel 116.

Art. 119.Voor de toepassing van artikel 21, 1°, worden eveneens gelijkgesteld met het vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt van psychopedagogisch consulent, de licentiaatsdiploma's : 1° psychologie;2° beroepsoriëntatie en -selectie;3° psychologische en pedagogische wetenschappen;4° psychologische wetenschappen;5° toegepaste psychologie;6° klinische psychologie;7° psychopedagogische wetenschappen.

Art. 120.Voor de toepassing van artikel 21, 1°, worden geacht houder te zijn van het vereiste bekwaamheidsbewijs voor het ambt van psychopedagogisch consulent, de leden van het technisch personeel die vast benoemd zijn in dit ambt vóór de inwerkingtreding van dit decreet en op grond van het licentiaatsdiploma van : 1° opvoedingswetenschappen;2° pedagogische wetenschappen. Worden eveneens geacht houder te zijn van het vereiste bekwaamheidsbewijs voor het ambt van psychopedagogisch consulent, de leden van het technisch personeel die, op grond van het in het eerste lid bedoelde licentiaatsdiploma en voor de inwerkingtreding van dit decreet, tijdelijk aangesteld werden in dit ambt en die 360 dagen dienst tellen in dit ambt binnen de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra.

Art. 121.De gesubsidieerde leden van het technisch personeel die, aan de vooravond van de inwerkingtreding van dit decreet vast benoemd zijn, worden geacht vast benoemd te zijn in de zin van dit decreet, binnen de opdrachten dat zij vervulden op de vooravond van de inwerkingtreding van dit decreet en toegewezen aan het centrum waar zij deze opdrachten vervullen.

Art. 122.De gesubsidieerde leden van het technisch personeel die, aan de vooravond van de inwerkingtreding van dit decreet tijdelijk een betrekking innemen in een wervingsambt, kunnen uiterlijk op de eerst dag van de derde maand volgend op de publicatiedatum van dit decreet in het Belgisch Staatsblad, vast benoemd worden, op voorwaarde dat zij op de dag dat zij in vast verband aangesteld worden, voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 32, § 1, eerste lid, met uitzondering van 8° en 12°, en dat zij daarenboven gedurende twee jaar een gesubsidieerde betrekking hebben ingenomen.

De in het eerste lid bedoelde vaste benoeming kan slechts in een vacante betrekking worden toegestaan die, op grond van de bepalingen van hoofdstuk 6, niet langer openstaat voor reaffectatie of tijdelijke terugroeping in actieve dienst van een personeelslid dat ter beschikking is gesteld bij ontstentenis van betrekking.

De in deze paragraaf bedoelde personeelsleden die niet gebruik konden maken van de bepaling in het eerste lid zien hun anciënniteit binnen deze inrichtende macht berekend volgens de berekeningsmethode bedoeld in artikel 36, voor zover zij prioritair zijn bij de inrichtende macht overeenkomstig artikel 23, § 1.

Art. 123.De gesubsidieerde personeelsleden die, aan de vooravond van de inwerkingtreding van dit decreet, tijdelijk een betrekking vervullen in een bevorderingsambt, kunnen in dit ambt vast benoemd worden zodra zij voldoen aan de voorwaarde gesteld in artikel 42, 1°, en de lichamelijke bekwaamheidsvoorwaarde bepaald in artikel 32, § 1, 6°, voldoen.

De in het eerste lid bedoelde vaste benoeming kan slechts worden toegestaan in de betrekking die, op grond van de bepalingen van hoofdstuk 6, niet langer openstaat voor reaffectatie of de tijdelijke terugroeping in actieve dienst van een personeelslid dat ter beschikking is gesteld bij ontstentenis van betrekking.

In afwijking van artikel 44 en in afwachting van de vaste benoeming kunnen de in het eerste lid bedoelde personeelsleden het ambt waarmee ze tijdelijk belast werden, verder blijven uitoefenen.

Art. 124.De leden van het technisch personeel die aan de vooravond van de inwerkingtreding van dit decreet ter beschikking zijn gesteld bij ontstentenis van betrekking, worden geacht te zijn geaffecteerd naar het centrum waar zij op 31 augustus voor hun terbeschikkingstelling houder waren van een betrekking.

Art. 125.Dit decreet treedt in werking op 1 maart 2002.

Verkondigen dit decreet, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad moet verschijnen.

Gedaan te Brussel, op 31 januari 2002.

De Minister-President, belast met Internationale Betrekkingen, H. HASQUIN De Minister van Cultuur, Begroting, Openbaar Ambt, Jeugdzaken en Sport, R. DEMOTTE De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de opdrachten toegewezen aan de O.N.E.', J.-M. NOLLET De Minister van Secundair en Buitengewoon Onderwijs, P. HAZETTE De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor sociale promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. F. DUPUIS De Minister van Kunsten en Letteren en van de Audiovisuele Sector, R. MILLER De Minister van Jeugdbijstand en Gezondheidszorg, Mevr. N. MARECHAL _______ Nota (1) Zitting 2001-2002. Documenten van de Raad. - Ontwerpdecreet, nr. 231-1. - Commissieamendementen, nr. 231-2. - Verslag, nr. 231-3. - Amendementen in de zitting, nr. 231-4.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Zitting van 22 januari 2002.

^