Etaamb.openjustice.be
Decreet van 13 december 2007
gepubliceerd op 13 maart 2008

Decreet houdende verschillende maatregelen inzake onderwijs

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2008029117
pub.
13/03/2008
prom.
13/12/2007
ELI
eli/decreet/2007/12/13/2008029117/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

13 DECEMBER 2007. - Decreet houdende verschillende maatregelen inzake onderwijs (1)


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Geldelijk statuut

Artikel 1.In artikel 16, § 4, 1e lid, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, voor het laatst gewijzigd bij het decreet van 1 juli 2005, worden de woorden « en van de personeelsleden in het kader van een startbaanovereenkomst (ROSETTA). » vervangen door de woorden : « , van personeelsleden in het kader van een startbaanovereenkomst (ROSETTA) en van personeelsleden in het kader van een arbeidsovereenkomst. ».

Art. 2.In artikel 17, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit, worden de woorden « zeven jaar » vervangen door de woorden « acht jaar ». HOOFDSTUK II. - Verlof- en terbeschikkingstellingsregeling Afdeling I. - Verloven en terbeschikkingstelling wegens ziekte en

invaliditeit.

Art. 3.In artikel 9 van het decreet van 5 juli 2000 houdende de regeling inzake verlof en disponibiliteit wegens ziekte of invaliditeit van sommige personeelsleden uit het onderwijs worden een 3e en een 4e lid toegevoegd, luidend als volgt : « In het onderwijs voor sociale promotie en in het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan worden de in het 1e lid bedoelde afwezigheden van een personeelslid die voorkomen wanneer het lid prestaties 6 dagen per week in een instelling uitvoert, afgetrokken volgens een verminderingscoëfficiënt van 5/6e.

In de gevallen bedoeld in het vorige lid, wanneer het personeelslid verlofdagen genoten heeft wegens ziekte of invaliditeit bij toepassing van artikel 8, kan het maximaal aantal dagen dat bij dit artikel vastgesteld wordt, tijdens de loopbaan hersteld worden, tegen het saldo van het aantal verlofdagen wegens ziekte of invaliditeit bedoeld in artikel 7, naar de lagere eenheid afgerond, dat de betrokkene niet gebruikt heeft op het einde van elke schoolperiode. »

Art. 4.In het 2e lid van artikel 15 van het decreet van 5 juli 2000 houdende de regeling inzake verlof en disponibiliteit wegens ziekte of invaliditeit van sommige personeelsleden uit het onderwijs, zoals aangevuld bij het decreet van 17 december 2003, worden de woorden « gedurende het jaar dat volgt op » vervangen door de woorden « gedurende de drie jaren die volgen op ».

Art. 5.In artikel 21 van hetzelfde decreet worden een 3e en een 4e lid ingevoegd, luidend als volgt : « In het onderwijs voor sociale promotie en in het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan worden de in het 1e lid bedoelde afwezigheden van een personeelslid die voorkomen wanneer het lid prestaties 6 dagen per week uitvoert, afgetrokken volgens een verminderingscoëfficiënt van 5/6de.

In de gevallen bedoeld in het vorige lid, wanneer het personeelslid verlofdagen genoten heeft wegens ziekte of invaliditeit bij toepassing van artikel 20, kan het maximaal aantal dagen dat bij dit artikel vastgesteld wordt, tijdens de loopbaan hersteld worden, tegen het saldo van het aantal verlofdagen wegens ziekte of invaliditeit bedoeld in artikel 19, naar de lagere eenheid afgerond, dat de betrokkene niet gebruikt heeft op het einde van elke schoolperiode. » Afdeling II. - Verloven van de personeelsleden van de

psycho-medisch-sociale centra

Art. 6.In artikel 23, 2e lid van het koninklijk besluit van 19 mei 1981 betreffende de vakantie- en verlofregeling van het stagedoend en vastbenoemd technisch personeel van de rijks-psycho-medisch-sociale centra, de rijksvormingscentra en de inspectiediensten worden de woorden « de helft » vervangen door de woorden « minstens de helft ».

Art. 7.In artikel 32, 2e lid van hetzelfde besluit worden de woorden « de helft » vervangen door de woorden « minstens de helft ».

Art. 8.In het koninklijk besluit van 19 mei 1981 betreffende de vakantie- en verlofregeling van het stagedoend en vastbenoemd technisch personeel van de rijks-psycho-medisch-sociale centra, de rijksvormingscentra en de inspectiediensten wordt het volgende hoofdstuk opgericht : « HOOFDSTUK XVIbis. - Verloven om voorlopig een ander ambt uit te oefenen in het onderwijs en in de psycho-medisch-sociale centra.

Art. 61bis.§ 1. Een verlof kan door de Regering toegekend worden aan de personeelsleden bedoeld in artikel 1 om tijdelijk in het onderwijs, ander dan het universitair onderwijs, of in de psycho-medisch-sociale centra de volgende ambten uit te oefenen : 1° Een bevorderingsambt, wanneer het personeelslid vastbenoemd wordt binnen een wervingsambt dat toegang verleent tot dat bevorderingsambt;2° Een ambt dat recht geeft op een weddeschaal die gelijk is aan of hoger is dan de schaal die zij genieten;3° Een ambt dat recht geeft op een weddeschaal die lager ligt dan de schaal die zij genieten. Het verlof bedoeld in het 1e lid, 1° en 2°, van deze paragraaf wordt bezoldigd en gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Het in het 1e lid, 3°, van deze paragraaf bedoeld verlof wordt niet bezoldigd en wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Het verlof bedoeld in het 1e lid, 2° en 3°, van deze paragraaf kan toegekend worden voor elke prestatie die het personeelslid definitief uitoefent of voor een deel ervan. § 2. Een verlof kan door de Regering aan de in artikel 1 bedoelde personeelsleden toegekend worden om tijdelijk in het universitair onderwijs een van de ambten opgenomen in het koninklijk besluit van 31 oktober 1953 tot vaststelling van het statuut van de geaggregeerden, de repetitors en het wetenschappelijk personeel bij de Rijksuniversiteiten uit te oefenen, voor zover dat ambt bezoldigd wordt door de werkingstoelage van de universiteit.

Dat verlof wordt niet bezoldigd en wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Het kan toegekend worden voor alle prestaties die het personeelslid definitief uitgevoerd heeft of voor een deel ervan. § 3. De bepalingen van § 1 van dit artikel zullen in voorkomend geval de toepassing van artikel 35 van het programmadecreet van 25 juli 1996 houdende verschillende maatregelen inzake begrotingsfondsen, schoolgebouwen, onderwijs en audiovisuele sector tot gevolg hebben. »

Art. 9.In artikel 62 van hetzelfde koninklijk besluit, zoals ingevoegd bij het decreet van 8 mei 2003, worden de woorden « van hoofdstuk XII en hoofdstuk XIV » vervangen door de woorden « van hoofdstuk XII, hoofdstuk XIV en hoofdstuk XVI bis. »

Art. 10.In artikel 2, 3° van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 3 december 1991 betreffende het verlof voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid, toegekend aan de personeelsleden van de psycho-medisch-sociale centra van de Franse Gemeenschap die de leeftijd van 50 jaar bereikt hebben of ten minste twee kinderen ten laste hebben die niet ouder zijn dan 14 jaar en betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheid vóór het rustpensioen, worden de woorden « de helft » vervangen door de woorden « minstens de helft ». HOOFDSTUK III. - Tuchtmaatregelen

Art. 11.In artikel 74, § 1, van het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs, zoals gewijzigd bij de decreten van 8 februari 1999, 19 december 2002, 4 mei 2005, wordt het 5e lid vervangen door het volgende lid : « Voorafgaand wordt het personeelslid uitgenodigd gehoord te worden.

De oproeping voor de hoorzitting alsmede de motieven waarvoor de inrichtende macht een tuchtmaatregel wil uitspreken tegen het personeelslid moeten hem minstens vijf werkdagen voor de hoorzitting ofwel per aangetekende brief met ontvangstbewijs, ofwel door ontvangst van overhandigde brief met ontvangstbewijs worden meegedeeld. Bij de hoorzitting kan het personeelslid bijgestaan of vertegenwoordigd worden door een advocaat, door een verdediger gekozen onder de personeelsleden in dienstactiviteit of in ruste gesteld van het gesubsidieerd vrij onderwijs of door een vertegenwoordiger van een erkende vakvereniging. De procedure verloopt geldig wanneer het opgeroepen personeelslid niet op de hoorzitting verschijnt of er niet vertegenwoordigd is. De inrichtende macht deelt vervolgens een voorstel tot tuchtstraf aan het personeelslid mee. »

Art. 12.In artikel 65 van het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs, zoals gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2005, wordt een § 2bis opgericht, luidend als volgt : « § 2bis. Voorafgaand aan de kennisgeving van de beslissing om een tuchtstraf uit te spreken, moet het personeelslid uitgenodigd zijn gehoord te worden door de inrichtende macht. De oproeping voor de hoorzitting alsmede de motieven waarvoor de inrichtende macht een tuchtmaatregel wil uitspreken tegen het personeelslid moeten hem minstens vijf werkdagen voor de hoorzitting ofwel bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs, ofwel door overhandiging van een brief met ontvangstbewijs worden meegedeeld. Bij de hoorzitting kan het personeelslid bijgestaan of vertegenwoordigd worden door een advocaat, door een verdediger gekozen onder de personeelsleden in dienstactiviteit of in ruste gesteld van het gesubsidieerd officieel onderwijs of door een vertegenwoordiger van een erkende vakvereniging.

De procedure verloopt geldig wanneer het opgeroepen personeelslid niet op de hoorzitting verschijnt of er niet vertegenwoordigd is. »

Art. 13.In hetzelfde decreet wordt artikel 70 opgeheven.

Art. 14.In artikel 82 van het decreet van 31 januari 2002 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde vrije psycho-medisch-sociale centra, zoals aangevuld bij het decreet van 4 mei 2005, wordt paragraaf 2 vervangen door volgende paragraaf : « § 2. Voorafgaand moet het lid van het technisch personeel uitgenodigd zijn gehoord te worden door de inrichtende macht. De oproeping voor de hoorzitting alsmede de motieven waarvoor de inrichtende macht een tuchtmaatregel wil uitspreken tegen het personeelslid moeten hem minstens vijf werkdagen voor de hoorzitting ofwel bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs, ofwel door overhandiging van een brief met ontvangstbewijs worden meegedeeld. Bij de hoorzitting kan het personeelslid bijgestaan of vertegenwoordigd worden door een advocaat, door een verdediger gekozen onder de leden van het technisch personeel van de gesubsidieerde vrije centra in dienstactiviteit of in ruste gesteld of door een vertegenwoordiger van een erkende vakvereniging. De procedure verloopt geldig wanneer het opgeroepen personeelslid niet op de hoorzitting verschijnt of er niet vertegenwoordigd wordt. De inrichtende macht deelt vervolgens een voorstel tot tuchtstraf aan het personeelslid mee. »

Art. 15.In hetzelfde decreet wordt artikel 87 opgeheven.

Art. 16.In artikel 70 van het decreet van 31 januari 2002 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra, zoals aangevuld bij het decreet van 4 mei 2005, wordt volgende paragraaf opgericht : « § 2bis. Voorafgaand aan de kennisgeving van elke beslissing om een tuchtstraf uit te spreken, moet het lid van het technisch personeel uitgenodigd zijn gehoord te worden door de inrichtende macht. De oproeping voor de hoorzitting alsmede de motieven waarvoor de inrichtende macht een tuchtmaatregel wil uitspreken tegen het personeelslid moeten hem minstens vijf werkdagen voor de hoorzitting ofwel bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs ofwel door overhandiging van een brief met ontvangstbewijs worden meegedeeld. Bij de hoorzitting kan het personeelslid bijgestaan of vertegenwoordigd worden door een advocaat, door een verdediger gekozen onder de leden van de gesubsidieerde officiële centra in dienstactiviteit of in ruste gesteld of door een vertegenwoordiger van een erkende vakvereniging. De procedure verloopt geldig wanneer het opgeroepen lid van het technisch personeel niet op de hoorzitting verschijnt of er niet vertegenwoordigd wordt. »

Art. 17.In hetzelfde decreet wordt artikel 75 opgeheven.

Art. 18.In artikel 38 van het decreet van 10 maart 2006 betreffende de statuten van de leermeesters godsdienst en de leraars godsdienst, wordt de volgende paragraaf opgericht : « § 2bis. Voorafgaand aan de kennisgeving van elke beslissing om een tuchtstraf uit te spreken, moet het personeelslid uitgenodigd zijn gehoord te worden door de inrichtende macht. De oproeping voor de hoorzitting alsmede de motieven waarvoor de inrichtende macht een tuchtmaatregel wil uitspreken tegen het personeelslid moeten hem minstens vijf werkdagen voor de hoorzitting ofwel bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs, ofwel door overhandiging van een brief met ontvangstbewijs worden meegedeeld. Bij de hoorzitting kan het personeelslid bijgestaan of vertegenwoordigd worden door een advocaat, door een verdediger gekozen onder de personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs in dienstactiviteit of in ruste gesteld of door een vertegenwoordiger van een erkende vakvereniging. »

Art. 19.In hetzelfde decreet wordt artikel 43 opgeheven. HOOFDSTUK IV. - Betrekkingen gecreëerd door positieve discriminatie

Art. 20.In het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie, zoals vervangen door het decreet van 27 maart 2002 en gewijzigd bij het decreet van 16 december 2005, zoals vervangen door het decreet van 27 maart 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : In artikel 8, § 3, 6e lid, wordt een 5° ingevoegd, luidend als volgt : « 5° De betrekkingen die zo gecreëerd zijn, kunnen tot een benoeming of een aanwerving in vast verband leiden. » In artikel 11, § 2, wordt een laatste lid opgericht, luidend als volgt : « De betrekkingen gecreëerd bij toepassing van deze paragraaf kunnen tot een benoeming of een aanwerving in vast verband leiden. » HOOFDSTUK V. - De valorisatie van de anciënniteit binnen de psycho-medisch-sociale centra Afdeling I. - Wijziging van het decreet van 31 januari 2002 van de

Franse Gemeenschap tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra

Art. 21.In artikel 1, 1e lid van het decreet van 31 januari 2002 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra, zoals gewijzigd bij het decreet van 14 november 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 1°, worden de woorden « in artikel 23, § 2, eerste lid, en » geschrapt;2° Er wordt een punt « 3° de niet-statutaire personeelsleden zoals bepaald in artikel 1, 2e lid, 8° voor wat de bepalingen van de artikelen 20, 23, 29bis en 36 betreft » toegevoegd.

Art. 22.In het 2e lid van hetzelfde artikel wordt een punt 8° toegevoegd, luidend als volgt : « 8° onder « niet-statutaire personeelsleden » wordt verstaan « de personen bepaald bij de overeenkomsten genomen ter uitvoering van artikel 18 van het decreet van het Waalse Gewest van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs en de commerciële sector en bij het besluit van de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest van 28 november 2002 betreffende het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen, alsmede de personen die een ambt uitoefenen ten laste van de inrichtende macht, op voorwaarde dat die personen een ambt uitvoeren dat gelijk is aan een ambt dat gesubsidieerd kan worden. »

Art. 23.In artikel 23 § 1 van hetzelfde decreet wordt tussen het 1e en het 2e lid, dat het 3e lid wordt, een 2e lid ingevoegd, luidend als volgt : « De diensten die verleend worden voor de inrichtende macht door de niet-statutaire personeelsleden worden gelijkgesteld met de diensten bedoeld in het 1e lid onder dezelfde voorwaarden, maar volgens een verminderingscoëfficiënt bepaald in artikel 36, § 3 wat betreft de eerste 1200 dagen. ».

Art. 24.In hoofdstuk III van hetzelfde decreet wordt een afdeling 2bis ingevoegd « De toekenning van de betrekkingen gesubsidieerd door het Waalse Gewest en het Brusselse hoofdstedelijk gewest », luidend als volgt : « Afdeling 2bis. Toekenning van betrekkingen gesubsidieerd door het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest

Art. 29bis.§ 1. Wanneer een inrichtende macht de toekenning van een ambt dat door het Waalse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijk gewest gesubsidieerd wordt, geniet, biedt zij het ambt overeenkomstig de prioritaire regels opgesomd in artikel 23 § 1 aan.

Na uitputting van de lijst van de prioritaire kandidaten bedoeld in het 1e lid, roept de inrichtende macht het personeelslid op dat aangeworven is in een betrekking van dezelfde aard en van hetzelfde ambt waarvoor het personeelslid houder is van het vereiste bekwaamheidsbewijs en dat meer dan 600 dagen anciënniteit telt over minstens 3 jaar.

Wanneer meerdere personeelsleden aan de in het vorige lid bedoelde voorwaarden voldoen, biedt de inrichtende macht de betrekking aan het personeelslid dat de grootste anciënniteit telt in het ambt. § 2. De in § 1 bedoelde kandidaten die hun voorrangsrecht wensen te gebruiken, moeten, op straffe van verval voor het betrokken schooljaar, hun kandidatuur per aangetekend schrijven voor 31 mei binnenbrengen bij de inrichtende macht waar zij een prioriteit gekregen hebben. Deze brief vermeldt het ambt waarop de kandidatuur betrekking heeft. § 3. De handeling waardoor de kandidaat zijn voorrang laat gelden, is geldig voor het volgende jaar. De kandidaat die de betrekking die hem overeenkomstig de voorrangsregels wordt aangeboden, niet aanvaardt, verliest zijn voorrang voor een betrekking van hetzelfde ambt gedurende dat jaar. ».

Art. 25.In artikel 36 van hetzelfde decreet wordt een § 3 ingevoegd, luidend als volgt : « § 3. De diensten verleend door een niet-statutair personeelslid worden gelijkgesteld met de diensten bedoeld in dit artikel, op voorwaarde dat dat personeelslid houder is van het vereiste bekwaamheidsbewijs.

Wat de eerste 1200 dagen betreft, wordt op ze een verminderingscoëfficiënt van 0,3 toegepast.

Het aantal dagen verworven als niet-statutair personeelslid binnen een ambt met volledige prestaties bestaat uit alle dagen geteld van het begin tot het einde van de ononderbroken activiteitsperiode. De verloven van toepassing op de niet-statutaire personeelsleden die hun gelijkstelling vinden in de verloven opgesomd in § 1, 2e lid en § 2, 2e lid, worden meegerekend in die activiteitsperiode.

De diensten gepresteerd binnen een ambt met onvolledige prestaties met minstens de helft van het aantal uren vereist voor het ambt met volledige prestaties worden op dezelfde wijze in aanmerking genomen als de diensten gepresteerd binnen een ambt met volledige prestaties.

Het aantal dagen verworven in een ambt met onvolledige prestaties dat niet de helft van het vereiste aantal uren voor het ambt met de volledige prestaties bedraagt, wordt met de helft verminderd. » Afdeling II. - Wijziging van het decreet van de Franse Gemeenschap van

31 januari 2002 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde vrije psycho-medisch-sociale centra

Art. 26.In artikel 1, 1e lid, van het decreet van 31 januari 2002 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde vrije psycho-medisch-sociale centra, zoals gewijzigd bij het decreet van 14 november 2002, wordt een 3° opgericht, luidend als volgt : « 3° de leden van het niet-statutair personeel, zoals bepaald in artikel 1, 2e lid, 10°, wat betreft de bepalingen van de artikelen 27, 29, 30, 31 en 33 »

Art. 27.Artikel 1, 2e lid van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een 10°, luidend als volgt : « 10° dient men onder « leden van het niet-statutair personeel » te verstaan de personen bedoeld bij de overeenkomsten genomen bij toepassing van artikel 18 van het decreet van het Waalse Gewest van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, en door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs en de commerciële sector en van het besluit van de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest van 28 november 2002 betreffende het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen, alsmede de personen die een ambt uitvoeren ten laste van de inrichtende macht, op voorwaarde dat die personen een gelijkaardig ambt uitvoeren als een ambt dat gesubsidieerd kan worden. ».

Art. 28.In artikel 30, § 1 van hetzelfde decreet, wordt tussen het 1e lid en het 2e lid, dat het 3e lid wordt, een 2e lid ingevoegd, luidend als volgt : « De diensten gepresteerd voor de inrichtende macht door de leden van het niet-statutair personeel, worden gelijkgesteld met de diensten bedoeld in het 1e lid onder dezelfde voorwaarden, maar volgens een verminderingscoëfficiënt bepaald in artikel 48 § 3 wat de eerste 1200 dagen betreft. »

Art. 29.In hoofdstuk III van hetzelfde decreet wordt een afdeling 2bis ingevoegd « Toekenning van de betrekkingen gesubsidieerd door het Waalse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest », luidend als volgt : « Afdeling 2bis. Toekenning van de betrekkingen gesubsidieerd door het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest

Art. 38bis.§ 1. Wanneer een inrichtende macht de toekenning van een betrekking die door het Waalse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijk gewest gesubsidieerd wordt, geniet, biedt zij die overeenkomstig de voorrangsregels opgenomen in artikel 30 § 1 aan.

Bij ontstentenis daarvan, biedt de inrichtende macht de betrekking aan het personeelslid aan dat reeds aangeworven is in een betrekking van dezelfde aard en van hetzelfde ambt waarvoor het houder is van een bekwaamheidsbewijs dat zonder tijdsbeperking, recht geeft op de toekenning van een weddesubsidie voor de uitoefening van dat ambt en dat meer dan 600 anciënniteitsdagen over minstens 3 jaar telt.

Wanneer meerdere personeelsleden aan de in het vorige lid bedoelde voorwaarden voldoen, biedt de inrichtende macht de betrekking aan het personeelslid aan dat de grootste anciënniteit in het ambt telt. § 2. De in § 1 bedoelde kandidaten die hun voorrangsrecht wensen te gebruiken, moeten op straffe van verval voor het betrokken jaar, hun kandidatuur per aangetekend schrijven indienen vóór 31 mei van het jaar bij de inrichtende macht waarbij zij een voorrang hebben verworven. Deze brief vermeldt het ambt waarop de kandidatuur betrekking heeft. § 3. De handeling waardoor de kandidaat zijn prioriteit laat gelden, is geldig voor het volgende jaar. De kandidaat die de betrekking die hem overeenkomstig de voorrangsregels geboden wordt, niet aanvaardt, verliest zijn voorrang voor een betrekking van hetzelfde ambt gedurende het lopende jaar. »

Art. 30.In artikel 48 van hetzelfde decreet wordt een § 3 ingevoegd, luidend als volt : « § 3. De diensten gepresteerd door een niet-statutair personeelslid worden gelijkgesteld met de diensten bedoeld in dit artikel, op voorwaarde dat dit personeelslid houder is van het vereiste bekwaamheidsbewijs.

Wat de eerste 1200 dagen betreft, wordt een verminderingscoëfficiënt van 0,3 toegepast.

Het aantal dagen verworven als niet-statutair personeelslid binnen een ambt met volledige prestaties, bestaat uit alle dagen gaande van het begin tot het einde van de ononderbroken activiteitsperiode. De verloven die van toepassing zijn op de leden van het niet-statutair personeel en een gelijkstelling hebben in de verloven opgesomd in § 1, 2e lid en § 2, 2e lid, worden opgenomen in die activiteitsperiode.

De diensten gepresteerd binnen een ambt met onvolledige prestaties en minstens de helft van het aantal uren vereist voor het ambt met volledige prestaties opnemen, worden in aanmerking genomen zoals de diensten vervuld binnen een ambt met volledige prestaties.

Het aantal dagen verworven binnen een ambt met onvolledige prestaties dat niet de helft van het aantal vereiste uren voor het ambt met volledige prestaties telt, wordt met de helft verminderd. » Afdeling III. - Wijziging van het koninklijk besluit van 27 juli 1979

tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Franse Gemeenschap en van de leden van de inspectiedienst belast met toezicht op de psycho-medisch-sociale centra

Art. 31.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 27 juli 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Franse Gemeenschap en van de leden van de inspectiedienst belast met toezicht op de psycho-medisch-sociale centra, wordt een 2e lid toegevoegd, luidend als volgt : « Het is eveneens van toepassing op de leden van het niet-statutair personeel zoals bepaald in artikel 1, 2e lid, 5° voor wat de bepalingen van de artikelen 14 tot 21 en 25bis tot 32 betreft ».

Art. 32.In artikel 1, 2e lid van hetzelfde koninklijk besluit, wordt een 5° ingevoegd, luidend als volgt : « 5° Er wordt verstaan onder « lid van het niet-statutair personeel », de personen bedoeld bij de overeenkomsten genomen bij toepassing van artikel 18 van het decreet van het Waalse Gewest van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs en de commerciële sector en bij het besluit van de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest van 28 november 2002 betreffende het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen, op voorwaarde dat deze een gelijkaardig ambt uitvoeren als een ambt dat onder statuut bestaat. »

Art. 33.In artikel 20, § 4 van hetzelfde koninklijk besluit, wordt een punt 4 toegevoegd, luidend als volgt : « 4. De diensten gepresteerd door de leden van het niet-statutair personeel zoals bepaald in artikel 1, 2e lid, 5°, worden gelijkgesteld met de diensten bedoeld in letter 1., op voorwaarde dat het lid van het niet-statutair personeel houder is van het vereist bekwaamheidsbewijs. Wat de eerste 1200 dagen betreft, wordt op ze een verminderingscoëfficiënt van 0,3 toegepast.

Het aantal dagen verworven als lid van het niet-statutair personeel binnen een ambt met volledige prestaties bestaat uit alle dagen geteld van het begin tot het einde van de ononderbroken activiteitsperiode.

De verloven die van toepassing zijn op de leden van het niet-statutair personeel en die gelijkgesteld worden met de verloven opgesomd in punt 2., worden opgenomen in die activiteitsperiode.

De diensten gepresteerd binnen een ambt met onvolledige prestaties en met minstens de helft van het aantal uren vereist voor het ambt met volledige prestaties worden in aanmerking genomen zoals de diensten gepresteerd binnen een ambt met volledige prestaties.

Het aantal dagen verworven binnen een ambt met onvolledige prestaties dat niet de helft van het aantal uren vereist voor het ambt met volledige prestaties telt, wordt met de helft verminderd. »

Art. 34.In hoofdstuk III van hetzelfde koninklijk besluit wordt een Afdeling 2bis « Toekenning van de betrekkingen gesubsidieerd door het

Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest » ingevoegd, luidend als volgt : « Afdeling 2bis. Toekenning van de betrekkingen gesubsidieerd door het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest

Art. 25bis.Wanneer een instelling de toekenning van een door het Waalse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest gesubsidieerde betrekking geniet, biedt de regering de betrekking aan het personeelslid in de volgorde opgesteld overeenkomstig artikel 20.

Na uitputting van de lijst bedoeld in het 1e lid, biedt de regering de betrekking aan het personeelslid dat reeds verworven is in een betrekking van dezelfde aard binnen hetzelfde ambt waarvoor het lid over het vereiste bekwaamheidsbewijs beschikt en dat meer dan 600 anciënniteitsdagen telt binnen dat ambt.

Als meerdere personeelsleden aan de in het vorige lid bedoelde voorwaarden voldoen, biedt de minister de betrekking aan het personeelslid dat de grootste anciënniteit in het ambt telt. »

Art. 35.Artikel 115 van hetzelfde koninklijk besluit wordt een paragraaf 3 ingevoegd, luidend als volgt : « § 3. De diensten gepresteerd door het lid van het niet-statutair personeel zoals bepaald in artikel 1, 2e lid, 5° komen eveneens in aanmerking voor de berekening van de dienst- en ambtsanciënniteiten.

Deze diensten worden berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 20, § 4, 4° » HOOFDSTUK VI. - Sociale promotie

Art. 36.In artikel 111 bis van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie, zoals ingevoegd bij het decreet van 24 juli 1997, wordt het woord « 70 » vervangen door het woord « 75 ». HOOFDSTUK VII. - Haardtoelage en standplaatstoelage

Art. 37.In artikel 14 van het decreet van 4 mei 2005 houdende uitvoering van het Akkoordprotocol van 7 april 2004 tussen de Regering van de Franse Gemeenschap en de representatieve vakverenigingen binnen het Onderhandelingscomité van Sector IX en van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten - afdeling II, worden de woorden « 15.940,43 » vervangen door de woorden « 16.099,83 » en de woorden « 18.147,79 » vervangen door de woorden « 18.329,27 ». HOOFDSTUK VIII. - Middagtoezicht

Art. 38.In artikel 5 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 18 juli 1991 betreffende het middagtoezicht in het gewoon en gespecialiseerd lager en kleuteronderwijs, wordt een tweede lid toegevoegd, luidend als volgt : « Dat bedrag zal jaarlijks op 1 januari geïndexeerd worden op basis van het indexcijfer van de consumptieprijzen met als referentie-index die van januari 2006. » HOOFDSTUK IX. - Inspectie

Art. 39.In artikel 45 van het decreet van 8 maart 2007 betreffende de algemene inspectiedienst, de dienst voor pedagogische raadgeving en begeleiding van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, de cellen voor pedagogische raadgeving en begeleiding van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs en betreffende het statuut van de personeelsleden van de algemene inspectiedienst en van de pedagogische adviseurs, wordt een laatste lid toegevoegd, luidend als volgt : « Het personeelslid dat benoemd of aangeworven in vast verband is in een ambt van directeur binnen het onderwijs voor sociale promotie dat niet afkomstig is van een wervingsambt, een selectieambt of een bevorderingsambt binnen het onderwijs voor sociale promotie kan eveneens benoemd worden tot een bevorderingsambt van inspecteur bedoeld in artikel 28, 1°, 12., 15. en 16., voor zover het lid minstens 6 jaar anciënniteit verworven heeft binnen een of meerdere ambten opgenomen in de punten 12., 15. en 16. van de tabel opgenomen in de bijlage bij dit decreet, vermeld naast het toe te kennen ambt van inspecteur. »

Art. 40.In artikel 149, 2e lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden « van artikel 6 » vervangen door de woorden « van artikel 5 ».

Art. 41.In artikel 150 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Het 1e lid, 1° wordt aangevuld met de woorden « , waaronder 75 betrekkingen, proportioneel verdeeld onder de vertegenwoordigings- en coördinatieorganen van de inrichtende machten, worden besteed aan het gewoon en gespecialiseerd basisonderwijs »;2° In letter 2° van het 1e lid, worden de woorden « tegen 75 betrekkingen, proportioneel verdeeld over de vertegenwoordigings- en coördinatieorganen van de inrichtende machten van de Regering » vervangen door de woorden « tegen het maximaal aantal betrekkingen vastgesteld door de Regering »;3° Het 3e lid wordt geschrapt.

Art. 42.In artikel 154, § 1, 1e lid van hetzelfde decreet worden de woorden « en 2° » geschrapt.

Art. 43.In artikel 154, § 3, 1° van hetzelfde decreet worden de woorden « en ervoor geslaagd zijn » geschrapt.

Art. 44.Artikel 171 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een § 5, luidend als volgt : « § 5. De personeelsleden die een opdracht van pedagogische raadgeving en steun uitvoeren in het kader van een verlof voor een opdracht toegekend krachtens de bepalingen van de artikelen 5 of 6 van voornoemd decreet van 24 juni 1996 en dat verstrijkt na 1 september 2007, zetten hun opdracht verder tot het einde ervan.

De in het 1e lid bedoelde personeelsleden worden geacht aangesteld te worden als pedagogische adviseur overeenkomstig dit decreet. »

Art. 45.In artikel 196 van hetzelfde decreet wordt punt 2° vervangen door volgend punt 2° : « 2° in artikel 4, § 2, 2e lid, zoals gewijzigd bij het decreet van 20 december 2001, worden de woorden « 1° twee inspecteurs wetenschappelijke vakken, waarvan een voor het gespecialiseerd onderwijs » vervangen door de woorden « 1° twee pedagogische adviseurs van de dienst voor pedagogische raadgeving en begeleiding van het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap »;

Art. 46.In artikel 208 van hetzelfde decreet wordt punt 2° vervangen door volgend punt 2° : « 2° in artikel 26 worden de punten 7° en 8° vervangen door de volgende punten : « 7° te zorgen voor de opleiding tijdens de loopbaan van de personeelsleden van de Algemene Inspectiedienst, met uitzondering van de personeelsleden die een bevorderingsambt van Inspecteur-generaal of coördinerend Inspecteur-generaal uitoefenen; 8° te zorgen voor de opleidingen die toegang verlenen tot de aanstelling als pedagogische adviseur of coördinerend pedagogische adviseur bedoeld in artikel 153, 2e lid, 1° en 3e lid, 1° en in artikel 154, § 3, 1° en de aanwezigheidsgetuigschriften uit te reiken in verband met deze opleidingen;».

Art. 47.In de tweede kolom betreffende de rubrieken « 12. Inspecteur algemene vakken in het hoger secundair onderwijs en in het hoger onderwijs voor sociale promotie » en « 15. Inspecteur technische vakken en beroepspraktijk in het hoger secundair onderwijs en in het hoger onderwijs voor sociale promotie » van de tabel opgenomen in de bijlage van hetzelfde decreet, worden de woorden « binnen het onderwijs voor sociale promotie uitgeoefend » vervangen door de woorden « binnen het hoger secundair onderwijs of het hoger onderwijs voor sociale promotie uitgeoefend ». HOOFDSTUK X. - Kinderverzorgers

Art. 48.In artikel 28, § 2, 3e lid van het decreet van 12 mei 2004 tot vaststelling van de rechten en plichten van de kinderverzorgers en houdende diverse bepalingen betreffende de valorisatie van de dagen gepresteerd door het niet-statutair personeel van de Franse Gemeenschap worden de woorden « Deze anciënniteit moet in de loop van laatste 5 jaar verkregen zijn. » geschrapt.

Art. 49.In het laatste lid van § 2 van hetzelfde artikel worden de woorden « van het 3e tot het 5e lid » geschrapt.

Art. 50.In paragraaf 3, laatste lid van hetzelfde artikel, worden de woorden « van punt b) » geschrapt.

Art. 51.Het eerste lid van paragraaf 7 van hetzelfde artikel wordt vervangen door een eerste lid luidend als volgt : « In het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerd onderwijs deelt de Inrichtende macht voor 1 mei ten laatste aan de commissie alle anciënniteiten van hun kinderverzorgers, met inbegrip van de anciënniteiten van de kinderverzorgers die niet de vereiste anciënniteit bereikt hebben om in het klassement van de prioritaire leden te verschijnen op het niveau van de Inrichtende macht. »

Art. 52.In paragraaf 8 van hetzelfde artikel wordt een nieuwe eerste lid toegevoegd, luidend als volgt : « § 8 In het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap moet de kinderverzorger die zijn prioriteit wil laten gelden krachtens de anciënniteit bedoeld in artikel 28, § 2, 1e en 2e lid, voor wat het officieel gesubsidieerd onderwijs betreft en 28, § 3, a), voor wat het vrij gesubsidieerd onderwijs betreft, zijn kandidatuur per aangetekend schrijven stellen bij zijn Inrichtende macht voor 15 april ten laatste. »

Art. 53.In het 1e lid van dezelfde paragraaf, dat het 2e lid wordt, worden de woorden « bij zijn inrichtende macht en » geschrapt. HOOFDSTUK XI. - Externe evaluatie

Art. 54.In het 1e lid van artikel 13 van het decreet van 2 juni 2006 betreffende de externe evaluatie van de verworven kennis van leerlingen van het leerplichtonderwijs en het getuigschrift van basisonderwijs na het lager onderwijs, worden, na het woord « schoolinrichting. », de woorden « Hij wordt gehouden tot de vertrouwelijkheid wat betreft de inhoud van de proeven tot het moment van het afnemen. » ingevoegd.

Art. 55.In artikel 20, 2e lid van hetzelfde decreet worden de woorden « 1 september van het lopende schooljaar » vervangen door « 31 december van het jaar van de proef ».

Art. 56.In artikel 26, § 6 van hetzelfde decreet wordt het woord « werkgroep » vervangen door het woord « examencommissie ».

Art. 57.In artikel 28, § 3 van hetzelfde decreet worden de woorden « in het bovenvermelde artikel 1 » vervangen door de woorden « in bovenvermelde § 1 ».

Art. 58.In artikel 29, § 1 van hetzelfde decreet worden de woorden die ingeschreven is in het zesde jaar van het lager onderwijs » geschrapt.

Art. 59.In artikel 31, § 3, 2e lid van hetzelfde decreet worden de woorden « artikel 29 » vervangen door de woorden « artikel 30 ».

Art. 60.Artikel 32, § 1 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met de volgende bepaling : « Een kopie van het beroep wordt, dezelfde dag, door de eiser eveneens per aangetekende brief naar het betrokken instellingshoofd verstuurd. »

Art. 61.In artikel 32, § 2, 2e lid van hetzelfde decreet, worden de woorden « en de directeur van de schoolinrichting van de leerling » geschrapt.

Art. 62.In artikel 37, § 5 van hetzelfde decreet worden de woorden « tweede lid » vervangen door de woorden « vierde lid ». HOOFDSTUK XII. - Einde van de terbeschikkingstelling voor persoonlijke aangelegenheid vóór de rustpensioen en de pedagogische continuïteit

Art. 63.In paragraaf 1 van artikel 165 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, worden de woorden « met rustpensioen » vervangen door de woorden « met rustpensioen, behoudens disciplinaire vervolging of toepassing van artikel 10ter § 7 van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra. »

Art. 64.In artikel 10ter van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra wordt een paragraaf 7 ingevoegd, luidend als volgt : « § 7. In afwijking van § 1, 3e lid, § 2, 4e lid en § 3, 3e lid, kan de terbeschikkingstelling, op aanvraag van het personeelslid, door de regering verlengd worden tot het einde van het schooljaar waarin het personeelslid voor het rustpensioen in aanmerking komt. » HOOFDSTUK XIII. - Statuut van de Directeurs

Art. 65.In artikel 37 van het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de directeurs wordt § 1 als volgt vervangen : « § 1. Er wordt een Commissie voor de evaluatie van de directeurs opgesteld, hierna « de Commissie genoemd ».

De Commissie heeft de volgende samenstelling : 1° 4 ambtenaren-generaal of hun afgevaardigden;2° een inspecteur-generaal of zijn afgevaardigde;3° 3 vertegenwoordigers van de opdrachthouders belast met de zonecoördinatie of de zonevoorzitters, naargelang van het betrokken onderwijsniveau, hetzij : a) 3 opdrachthouders belast met de zonecoördinatie waarvan die van de betrokken zone, aangesteld door de Regering, wanneer de Commissie haar opdrachten uitoefent over een personeelslid van het basisonderwijs of het secundair onderwijs;b) 3 zonevoorzitters van het onderwijs voor sociale promotie waarvan die van de betrokken zone, aangesteld door de Regering wanneer de Commissie haar opdrachten uitvoert over een personeelslid van het onderwijs voor sociale promotie. Wanneer de Commissie haar opdrachten uitvoert over een opdrachthouder belast met de zonecoördinatie of een zonevoorzitter aangesteld krachtens punt 3° van het 2e lid, stelt de Regering in de plaats van deze laatste een andere opdrachthouder belast met de zonecoördinatie of een andere zonevoorzitter aan als lid van de Commissie.

De afgevaardigden van de ambtenaren-generaal bedoeld in punt 1° van het 2e lid zijn ambtenaren van rang 12 ten minste. De afgevaardigde van de Inspecteur-generaal bedoeld in punt 2° is een inspecteur die een ambt van directeur heeft uitgeoefend, behalve bij verhindering.

Art. 66.In artikel 60 § 4 van voornoemd decreet van 2 februari 2007 worden de woorden « in artikel 37 van het decreet van 6 juni 1994 » vervangen door de woorden « in artikel 45 van het decreet van 6 juni 1994 ».

Art. 67.In artikel 83 § 3 van voornoemd decreet van 2 februari 2007 worden de woorden « aan een personeelslid dat in vast verband is aangeworven » vervangen door de woorden « aan een personeelslid dat in vast verband aangeworven is ».

Art. 68.In artikel 135 § 1 van het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de directeurs worden de woorden « , in het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan » ingevoegd tussen de woorden « in het onderwijs met volledig leerplan » en « en/of in het onderwijs voor sociale promotie ».

Art. 69.In artikel 136 § 1 van het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de directeurs worden de woorden « , in het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan » ingevoegd tussen de woorden « in het onderwijs met volledig leerplan » en « en/of in het onderwijs voor sociale promotie ».

Art. 70.In artikel 140, § 2, 1e lid en 2e lid van voornoemd decreet van 2 februari 2007 worden de woorden « vanaf hun tijdelijke aanstelling of aanwerving » vervangen door de woorden « vanaf de inwerkingtreding van dit decreet ».

Art. 71.In tabel 1 bedoeld in artikel 101 van voornoemd decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de directeurs, wordt de rubriek « Onderdirecteur van het lager secundair onderwijs » als volgt vervangen (zie Tabel 1 :Onderdirecteur van het lager secundair onderwijs - Statuut) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 72.In tabel II bedoeld in artikel 102 van het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de directeurs worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In de 3e kolom met betrekking tot de rubriek « Directeur basisschool », in punt a), worden de woorden « of GLSO » aangevuld na de woorden « leraar lager onderwijs »;2° In de 2e kolom met betrekking tot de rubriek « Werkplaatsleider », worden de woorden « 3) Werkmeester.» toegevoegd na de woorden « 2) Begeleider in het lager secundair onderwijs in een centrum voor alternerend onderwijs en vorming. Begeleider in het hoger secundair onderwijs in een centrum voor alternerend onderwijs en vorming. »;

Art. 73.Het tweede artikel 50 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, zoals ingevoegd bij het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de directeurs, wordt artikel 50 bis van voornoemd koninklijk besluit van 22 maart 1969.

Art. 74.Artikel 42, § 2, van het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs, zoals gewijzigd bij het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de directeurs, wordt aangevuld met de volgende woorden : « Daarenboven worden de overheden bedoeld in artikel 27bis van voornoemd decreet van 6 juni 1994 gemachtigd die aanstellingen uit te voeren voor een duur die gelijk is aan of langer is dan vijftien weken. »

Art. 75.In artikel 50 § 2 van het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs, zoals gewijzigd bij het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de directeurs worden de woorden « De inrichtende macht stelt na raadpleging van de plaatselijke paritaire commissie de procedure voor de aanstelling vast. » vervangen door de volgende woorden : « Daarenboven worden de in artikel 27bis van voornoemd decreet van 6 juni 1994 bedoelde overheden gemachtigd die aanstellingen te uit voeren voor een duur die gelijk is aan of langer is dan vijftien weken. »

Art. 76.Artikel 50bis, § 2, 2° van het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs, zoals gewijzigd bij het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de directeurs, wordt als volgt aangevuld : « op de voordracht van de centrale paritaire commissie. »

Art. 77.In artikel 61quater van het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs, zoals ingevoegd bij het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de directeurs, worden de woorden « selectieambt » vervangen door de woorden « bevorderingsambt ». HOOFDSTUK XIV. - Verschillende bepalingen

Art. 78.In artikel 10, § 2, 1e lid van het decreet van 12 mei 2004 betreffende diverse maatregelen inzake de strijd tegen het vroegtijdig verlaten van de school, de uitsluiting en het geweld op school en, onder meer, de oprichting van het herscholings- en herintegratiecentrum van de Franse Gemeenschap, worden vóór de woorden « op vraag van het hoofd van de onderwijsinstelling » de woorden « op vraag van de Regering of » toegevoegd.

Art. 79.In het 2e lid van dezelfde paragraaf worden tussen de woorden « op vraag van » en de woorden « het hoofd van de instelling » de woorden « van de regering of » ingevoegd.

Art. 80.In het decreet van 12 mei 2004 houdende de organisatie van de examencommissie van de Franse Gemeenschap voor het Secundair Onderwijs wordt een artikel 5bis opgericht, luidend als volgt : «

Artikel 5bis.De leden van de examencommissie worden geplaatst onder het administratieve gezag van de Diensten van de Regering. ».

Art. 81.In artikel 3, § 1 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 30 juni 1989 tot regeling van de inrichting en werking van de Commissie voor homologatie van de getuigschriften van het secundair onderwijs wordt een 5e lid ingevoegd, luidend als volgt : « De leden van de Commissie worden geplaatst onder het administratieve gezag van de Diensten van de Regering ».

Art. 82.In artikel 2 van het decreet van 3 februari 2006 betreffende de organisatie van de taalexamens wordt het eerste lid vervangen door het volgende lid : « De examens bedoeld in dit decreet, worden georganiseerd voor : 1° De houders van elk bekwaamheidsbewijs dat tot een ambt leidt van lid van het bestuurs-, onderwijzend en administratief personeel in de onderwijsinstellingen bedoeld in artikel 1 van de wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs, behalve voor wat betreft de leraren kunstonderwijs in kunstonderwijsinrichtingen.2° De personen die niet bedoeld zijn in 1°, maar die een ambt uitoefenen als lid van het bestuurs-, onderwijzend en administratief personeel in de onderwijsinstellingen bedoeld in artikel 1 van de wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs, behalve voor wat betreft de leraren kunstonderwijs in kunstonderwijsinrichtingen. In dat geval wordt het examen georganiseerd in functie van het onderwijsniveau waarin de personeelsleden hun ambt uitoefenen. »

Art. 83.In het 3e lid van artikel 29bis, § 4 van het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs, gewijzigd bij het decreet van 12 mei 2004, wordt de volgende wijziging aangebracht : Tussen de woorden « vanaf het begin tot het einde van de periode van ononderbroken activiteit » en « De vakantiedagen van toepassing op het niet-statutair personeel » worden de volgende woorden ingevoegd : « Dat aantal dagen wordt met 1,2 vermenigvuldigd boven de 1200 eerste dagen bedoeld in het tweede lid ».

Art. 84.In artikel 42, § 2, 1e lid van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, zoals vervangen bij het decreet van 26 april 2007, wordt punt 2° aangevuld met de woorden « of zijn afgevaardigde ».

Art. 85.In artikel 42, § 2 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, zoals vervangen bij het decreet van 26 april 2007, wordt het 5e lid aangevuld met de woorden « die, volgens dezelfde modaliteiten, een adjunct-secretaris aanstelt ».

Art. 86.Artikel 3 van het decreet van 18 december 1984 houdende organisatie van het Afstandsonderwijs van de Franse Gemeenschap, wordt vervangen door een nieuw artikel 3, luidend als volgt : «

Artikel 3.Elke opleiding gegeven door het Afstandsonderwijs geeft recht op een forfaitair inschrijvingsrecht van 25 euro en een bijdrage van 12,50 euro voor de verlening van huiswerkpapier, omslagen en het gebruik van audiovisueel materiaal en andere.

De volgende personen worden evenwel ervan vrijgesteld het inschrijvingsgeld en de bijdrage te betalen : - De minderjarigen die leerplichtig zijn; - De studenten van Belgische nationaliteit die Frans spreken en in het buitenland verblijven; - De uitkeringsgerechtigde volledig werklozen, met uitsluiting van de werklozen in beroepsopleiding op de FORem, de tewerkgestelde werklozen en de personen met brugpensioen; - De niet-werkende werkzoekenden, verplicht ingeschreven krachtens de reglementeringen inzake arbeidsvoorziening en werkloosheid, minder-validen of maatschappelijk welzijn; - De begunstigden van het leefloon; - De opgesloten personen en de personen gehospitaliseerd voor een lange duur; - De personen onderworpen aan een verplichting opgelegd door een overheidsbestuur; - De personeelsleden van het onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap die zich inschrijven voor opleidingen waarvan de inhoud een bijscholing bevat met betrekking tot hun ambt in het onderwijs.

Het inschrijvingsgeld en de bijdrage bedoeld in het 1e lid worden in een keer uitbetaald.

De ontvangsten die voortvloeien uit de betaling van het inschrijvingsgeld en de bijdrage worden gestort op artikel 16.03 van de begroting van de ontvangsten van de Franse Gemeenschap. »

Art. 87.Het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 28 september 1992 tot vaststelling van de wijze van inschrijving voor de leergangen van het afstandonderwijs van de Franse Gemeenschap wordt opgeheven.

Art. 88.In artikel 8 van het decreet van 17 juli 2002 tot bepaling van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid voor het hoger onderwijs (CAPAES - « Certificat d'aptitude pédagogique approprié à l'enseignement supérieur ») in de hogescholen en in het hoger onderwijs voor sociale promotie en van de voorwaarden voor het verkrijgen ervan, wordt een paragraaf 3bis ingevoegd, luidend als volgt : « § 3bis. De Commissie van het GPBHO kan in twee gescheiden raden vergaderen, die bevoegd zijn ofwel voor het hoger onderwijs in Hogescholen, ofwel voor het hoger onderwijs voor sociale promotie, die elk de helft van haar leden telt, aangesteld door elke delegatie.

De Commissie komt minstens een keer per jaar voltallig bijeen. »

Art. 89.In het 1e lid van paragraaf 4 van hetzelfde artikel wordt het woord « beraadslaagt » vervangen door de woorden « en elke raad beraadslagen ».

Art. 90.In artikel 6 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 14 april 1994 betreffende het toezicht over de inschrijving in onderwijsinrichtingen, wordt het woord « oktober » vervangen door het woord « september ».

Art. 91.In paragraaf 2 van artikel 11 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 18 september 1991 tot bepaling van de wijze van organisatie en werking van de overlegcommissie voor het onderwijs voor sociale promotie, worden het vierde lid en volgende geschrapt.

Art. 92.In artikel 1 van het decreet van 24 juni 1996 houdende regeling van de opdrachten, verloven wegens opdracht en terbeschikkingstelling wegens opdracht in het door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs wordt een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt : « Voor de toepassing van dit decreet kunnen de leden van het stagedoend personeel niet gelijkgesteld worden met de leden van het personeel dat benoemd of aangeworven in vast verband is.

Art. 93.Artikel 6 van het decreet van 12 januari 2007 betreffende de versteviging van de opvoeding tot verantwoordelijk en actief burgerschap binnen de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde inrichtingen, wordt aangevuld met de volgende bepaling : « § 3. De commissie kan zich beroepen op leden van de Algemene inspectiedienst om in haar werk begeleid te worden. »

Art. 94.Artikel 20 van voornoemd koninklijk besluit van 15 april 1958 wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt : « In afwijking van het 1e lid, wat betreft de personeelsleden bedoeld bij de overeenkomsten genomen bij toepassing van artikel 18 van het decreet van het Waalse gewest van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs en de commerciële sector en van het besluit van de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest van 28 november 2002 betreffende het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen, zijn de diensten die geen volledige maand zouden dekken door het feit dat de eerste en/of de laatste dag van de maand geen werkdag zou zijn, worden geacht in aanmerking te komen en worden niet verwaarloosd. » HOOFDSTUK XV. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 95.Voor het begrotingsjaar 2007/2008 en in afwijking van artikel 33 van het koninklijk besluit van 19 mei 1981 betreffende de vakantie- en verlofregeling van het stagedoend en vastbenoemd technisch personeel van de rijks-psycho-medisch-sociale centra, de rijksvormingscentra en de inspectiediensten, zoals gewijzigd bij dit decreet, kan de toelating bedoeld in artikel 32 van datzelfde besluit verleend worden voor een periode van acht maanden vanaf 1 januari.

Art. 96.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2008, met uitzondering van de hoofdstukken VII en VIII, die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2007, van de hoofdstukken IX en XIII en de artikelen 92 en 94, die uitwerking hebben met ingang van 1 september 2007, van hoofdstuk XII, dat uitwerking heeft met ingang van 1 juni 2007, en van artikel 91, dat uitwerking heeft met ingang van 1 september 2008.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 13 december 2007.

De Minister-Presidente, belast met het Leerplichtonderwijs, Mevr. M. ARENA De Vice-Presidente, Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET De Vice-President, Minister van Begroting, Financiën, Ambtenarenzaken en Sport, M. DAERDEN De Minister van Cultuur en de Audiovisuele Sector, Mevr. F. LAANAN De Minister van Jeugd en Onderwijs voor sociale promotie, M. TARABELLA De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK _______ Nota (1) Zitting 2007-2008. Stukken van de Raad. - Ontwerp van decreet nr. 483-1. - Verslag nr. 483-2.

Integrale verslagen. - Bespreking. Vergadering van 10 december 2007. - Aanneming. Vergadering van 11 december 2007.

^