gepubliceerd op 31 december 2004
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2005
24 DECEMBER 2004. - Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2005 (1)
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2005. HOOFDSTUK I. - Algemeen
Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid. HOOFDSTUK II. - Onderwijs Afdeling I. - Hogescholen
Art. 2.Aan artikel 196 van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap wordt een § 5 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 5. In afwijking van § 3 bedragen de investeringsmiddelen voor het begrotingsjaar 2005 : 1° voor de Vlaamse Autonome hogescholen : 7.561.000 euro; 2° voor de gesubsidieerde officiële hogescholen : 1.315.000 euro; 3° voor de gesubsidieerde vrije hogescholen : 12.222.000 euro. » Afdeling II. - Vastleggingsmachtigingen
Art. 3.In het decreet van 21 december 1994 betreffende het onderwijs VI wordt een titel XIIquater, bestaande uit de artikelen 169octies tot en met 169decies toegevoegd, die luidt als volgt : « TITEL XIIquater. - Middelen voor infrastructuurwerken vanaf 2005.
Artikel 169octies In de begroting van de Vlaamse Gemeenschap worden voor het jaar 2005 de volgende vastleggingsmachtigingen toegekend : 1° aan het Gemeenschapsonderwijs, een bedrag van 31.247.603 euro voor grote en kleine infrastructuurwerken voor het vervullen van de opdrachten, bedoeld in artikelen 23 en 26 van het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het Gemeenschapsonderwijs en artikel 13, § 2, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving; 2° aan de DIGO, een bedrag van 20.740.299 euro voor het gesubsidieerd officieel onderwijs met uitzondering van de gesubsidieerde officiële hogescholen en een bedrag van 87.092.343 euro voor het gesubsidieerd vrij onderwijs met uitzondering van de gesubsidieerde vrije hogescholen voor het vervullen van de opdrachten, bedoeld in artikelen 13, § 2, en 17, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving; 3° vanaf het begrotingsjaar 2006 worden deze bedragen aangepast met de voor het begrotingsdecreet gehanteerde aanpassingsfactor voor de investeringssubsidies. Artikel 169novies In de in artikel 169octies vermelde begroting worden jaarlijks de nodige ordonnanceringskredieten ingeschreven om de verbintenissen na te komen, die door het gemeenschapsonderwijs en de DIGO aangegaan werden op basis van de in dit artikel vermelde vastleggingsmachtigingen.
Dit ordonnanceringskrediet wordt, binnen de beschikbare middelen van de Vlaamse Gemeenschap, vastgesteld aan de hand van de door het Gemeenschapsonderwijs en de DIGO opgemaakte betalingskalender.
Artikel 169decies Deze titel treedt in werking op 1 januari 2005. » Afdeling III. - Centra voor Leerlingenbegeleiding
Art. 4.In artikel 53 van het decreet van 1 december 1998. betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen door wat volgt : « § 1.Het werkingsbudget van de gefinancierde en de gesubsidieerde centra wordt vastgesteld op 14.150.000 euro. Dit bedrag wordt als volgt verdeeld : 1° voor de permanente ondersteuning : 2.655 euro per omkaderingsgewicht per jaar; 2° voor de extra-omkaderingsgewichten : 2.655 euro per omkaderingsgewicht per jaar; 3° voor de boventallige klerken bedoeld in artikel 187 : 2.655 euro per omkaderingsgewicht per jaar; 4° voor de lineaire omkaderingsgewichten : het totaal bedrag verminderd met de som van de bedragen vermeld in de punten 1 tot en met 3, evenredig te verdelen per lineair omkaderingsgewicht.» 2° in § 2 worden de woorden « voor de tijdelijke stuurgroep, » geschrapt en worden de woorden « begrotingsjaar 1998 » telkens vervangen door de woorden « begrotingsjaar 2005 ». Afdeling IV. - Volwassenenonderwijs
Art. 5.Artikel 48 van het decreet van 2 maart 1999 tot regeling van een aantal aangelegenheden van het volwassenenonderwijs, vervangen bij het decreet van 7 mei 2004, wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 48.§ 1. De Vlaamse Regering bepaalt per Centrum voor Volwassenenonderwijs (CVO) en per studiegebied of per categorie een historisch referentiecijfer dat wordt vastgesteld op basis van het gewogen gemiddelde van het aantal gefinancierde of gesubsidieerde leraarsuren van de schooljaren 2002-2003, 2003-2004 en 2004-2005. Bij dit gewogen gemiddelde tellen de betrokken schooljaren als volgt mee : 1° het schooljaar 2002-2003 voor 0,3;2° het schooljaar 2003-2004 voor 0,7;3° het schooljaar 2004-2005 voor 2. Indien het aantal gefinancierde of gesubsidieerde leraarsuren tijdens het laatste refertejaar, zijnde het schooljaar 2004-2005, gelijk is aan 0, dan bedraagt ook het historische referentiecijfer 0.
Indien het totaal van het aantal leraarsuren van het CVO, berekend op basis van het eerste lid, groter is dan het totaal van het schooljaar 2004-2005, dan wordt dit totaal herleid tot het aantal leraarsuren van het schooljaar 2004-2005.
Indien het totaal van het aantal leraarsuren van het CVO, berekend op basis van het eerste lid kleiner is dan het totaal van het schooljaar 2004-2005, dan wordt het verlies aan toegekende leraarsuren beperkt tot een door de regering vast te stellen percentage. § 2. Het aantal gefinancierde of gesubsidieerde leraarsuren voor het schooljaar 2005-2006 wordt forfaitair vastgelegd en bedraagt het historisch referentiecijfer, bedoeld in § 1. § 3. Voor het schooljaar 2005-2006 wordt maximaal hetzelfde volume ambten van het bestuursen ondersteunend personeel en gefinancierd of gesubsidieerd als toegekend in de respectieve ambten tijdens het schooljaar 2004-2005.
Tijdens het schooljaar 2005-2006 wordt dezelfde puntenenveloppe toegekend als tijdens het schooljaar 2004-2005. »
Art. 6.In artikel 55, § 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 14 februari 2003, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « De ambten van het bestuurs- en ondersteunend personeel worden ten minste per tiende van een eenheid gefinancierd of gesubsidieerd. » Afdeling V. - Universiteiten
Onderafdeling I. - Financiering
Art. 7.Artikel 136, § 2, 2°, van het decreet van 12 juni 1991. betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, ingevoegd bij het decreet van 7 december 2001, vervangen bij decreet van 4 april 2003 en gewijzigd bij decreet van 19 december 2003, wordt vervangen door wat volgt : « 2° De Vlaamse universiteiten ontvangen voor de jaren 2002, 2003, 2004, 2005 en 2006 de volgende aanvullende wettelijke en conventionele werkgeversbijdragen, uitgedrukt in duizend euro : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Onderafdeling II. - Investeringen universiteiten
Art. 8.In artikel 140, § 1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 7 december 2001 en gewijzigd bij het decreet van 4 april 2003 en het decreet van 19 december 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 2° worden de woorden « , 2005 » geschrapt;2° er wordt een 4° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 4° Voor het begrotingsjaar 2005 bedraagt het basisbedrag van de investeringskredieten voor de Universiteiten, uitgedrukt in duizend euro : 1.Katholieke Universiteit Leuven : 8.510; 2. Vrije Universiteit Brussel : 2.798; 3. Universiteit Antwerpen : 2.513; 4. Limburgs Universitair Centrum : 547;5. Katholieke Universiteit Brussel : 130; 6. Universiteit Gent : 5.930.
Deze basisbedragen (prijsniveau 2001) worden geïndexeerd zoals vermeld in § 2. » Afdeling VI. - Secundair onderwijs - ondersteunend personeel
Art. 9.Aan artikel 96 van het decreet van 14 juli 1998. houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs, vervangen bij het decreet van 14 februari 2003, wordt een § 6 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 6. De Vlaamse Regering kan op basis van haar budgettaire mogelijkheden de coëfficiënten, bepaald in §§ 2 en 3, wijzigen. » HOOFDSTUK III. - Sociaal Impulsfonds
Art. 10.De niet-aangewende middelen uitbetaald in het kader van de afgesloten beleidsovereenkomsten met de gemeenten en de Vlaamse Gemeenschapscommissie op basis van het decreet van 14 mei 1996 tot vaststelling van de regelen inzake de werking en de verdeling van het Sociaal Impulsfonds, zoals gewijzigd, worden teruggevorderd in zoverre de resultaten niet werden behaald. HOOFDSTUK IV. - Toerisme
Art. 11.In artikel 24 van het decreet van 30 juni 2000 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2000 wordt het jaartal « 2004 » vervangen door het jaartal « 2009 ». HOOFDSTUK V. - Financiën Afdeling I. - Vervreemding
Art. 12.In artikel 90 van het Bosdecreet van 13 juni 1990, wordt het eerste lid opgeheven en worden in het tweede lid de woorden « alle andere » geschrapt. Afdeling II. - Successierechten
Art. 13.Artikel 4 van het wetboek der successierechten wordt aangevuld met een 3°, dat luidt als volgt : « 3° alle schenkingen onder de levenden van roerende goederen die de overledene heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker. »
Art. 14.In het wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten wordt aan artikel 131, § 2, de volgende alinea toegevoegd : « Dit tarief is evenwel niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld krachtens artikel 4, 3°, van het wetboek der successierechten. » Afdeling III. - Registratierechten op schenking van bouwgronden
Art. 15.In artikel 140nonies van het wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, worden in het punt b), de woorden « in tabel II van artikel 131 », vervangen door de woorden « in tabel II, tabel III. of tabel IV van artikel 131, § 1, naargelang van het geval. » Afdeling IV. - Registratierechten op de aankoop van onroerende
goederen Onderafdeling I. - Versoepeling abattement
Art. 16.In het derde lid, 2°, c), van artikel 46bis van hetzelfde wetboek wordt het woord « drie » vervangen door het woord « vijf ».
Onderafdeling II. - Vereenvoudiging meeneembaarheid
Art. 17.In artikel 61/3 van het wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, worden in het eerste lid de woorden « van de datum van de authentieke akte van de zuivere wederverkoop van de woning die hem voorheen tot hoofdverblijfplaats heeft gediend » vervangen door de woorden « van de datum van de registratie van het document dat aanleiding heeft gegeven tot de heffing van het evenredige recht op hetzij de zuivere wederverkoop van de woning die hem voorheen tot hoofdverblijfplaats heeft gediend, hetzij de verdeling van die woning waarbij de natuurlijke persoon al zijn rechten erin heeft afgestaan ».
Art. 18.In hetzelfde artikel wordt het tweede lid aangevuld door wat volgt : « Aanvullende rechten die voor om het even welke reden op een aankoop werden geheven zijn eveneens van de verrekening uitgesloten. »
Art. 19.In artikel 61/4 van hetzelfde wetboek worden in het eerste lid, 2°, na de woorden « van de verkochte » de woorden « of verdeelde » ingevoegd.
Art. 20.In hetzelfde artikel 61/4 wordt in het eerste lid het 3°, a) vervangen door wat volgt : « a) dat hij op enig ogenblik in de periode van achttien maanden voorafgaand aan de verkoop of verdeling, zijn hoofdverblijfplaats heeft gehad in de verkochte of verdeelde woning ».
Art. 21.In hetzelfde artikel 61/4 worden in het eerste lid onder 3°, b), vierde streep, de woorden « indien het een bouwgrond betreft, binnen drie jaar na dezelfde datum » vervangen door de woorden « indien het een bouwgrond betreft, binnen vijf jaar na dezelfde datum ».
Art. 22.In artikel 212bis van hetzelfde wetboek wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « In geval van zuivere verkoop door een natuurlijke persoon van een woning waarin hij op enig ogenblik zijn hoofdverblijfplaats heeft gehad in de periode van achttien maanden voorafgaand aan de zuivere aankoop van het onroerend goed dat hij als zijn nieuwe hoofdverblijfplaats aanwendt of bestemt, en in geval van verdeling van een dergelijke woning waarbij de natuurlijke persoon al zijn rechten erin heeft afgestaan, wordt zijn wettelijk aandeel in de rechten die overeenkomstig de artikelen 44, 53, 2°, of 57, verschuldigd waren op de aankoop van de verkochte of verdeelde woning of van de bouwgrond waarop die woning is opgericht, teruggegeven mits de verkoop of de verdeling vaste datum heeft gekregen uiterlijk twee jaar, of vijf jaar in geval van aankoop van een bouwgrond, na de datum van de authentieke akte van de nieuwe aankoop. »
Art. 23.In hetzelfde artikel 212bis wordt het tweede lid aangevuld met wat volgt : « Aanvullende rechten die voor om het even welke reden op een aankoop werden geheven zijn eveneens van de teruggave uitgesloten. »
Art. 24.In hetzelfde artikel wordt onder 1° van het zesde lid na de woorden « het evenredige recht op de verkoop » de woorden « of de verdeling » ingevoegd.
Art. 25.In hetzelfde artikel wordt onder 2°, a), van het zesde lid, na de woorden « op de aankoop van de verkochte » de woorden « of verdeelde » ingevoegd.
Art. 26.In hetzelfde artikel wordt 3°, a), van het zesde lid vervangen door wat volgt : « a) dat hij op enig ogenblik in de periode van achttien maanden voorafgaand aan de aankoop van de woning die hij tot zijn nieuwe hoofdverblijfplaats aanwendt of bestemt, zijn hoofdverblijfplaats heeft gehad in de wederverkochte of verdeelde woning. »
Art. 27.In hetzelfde artikel wordt onder 3°, b), vierde streep, van het zesde lid, de woorden « indien het een bouwgrond betreft, binnen drie jaar na dezelfde datum » vervangen door de woorden « indien het een bouwgrond betreft, binnen vijf jaar na dezelfde datum ».
Art. 28.In het tweede lid van artikel 212ter van hetzelfde wetboek worden de woorden « van het evenredige recht op de aankoop of de verkoop » vervangen door de woorden « van het evenredige recht op de aankoop, de verkoop, of de verdeling ».
Art. 29.In het derde lid van artikel 212ter wordt na de woorden artikel 61/4, eerste lid, de woorden « 2° en 3°, » ingevoegd. Afdeling VI. - Onroerende voorheffing
Art. 30.In artikel 376, § 3, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 worden, voor wat het Vlaamse Gewest betreft, de woorden « en 257 » vervangen door de woorden « en artikel 257, § 1, 1° tot 3°, en § 2, 1°, 2° en 4° ». HOOFDSTUK VI. - Leegstand
Art. 31.In artikel 26 van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, laatstelijk gewijzigd door het decreet van 7 mei 2004 houdende wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996 en van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, worden het derde en vierde lid geschrapt.
Art. 32.In artikel 27, § 2, van hetzelfde decreet worden tussen de woorden « zakelijk recht » en « wordt op de hoogte gebracht » de woorden « zoals bekend bij de Administratie van de BTW, Registratie en Domeinen » toegevoegd.
Art. 33.In de laatste zin van artikel 27, § 3, van hetzelfde decreet worden de woorden « of een partij » toegevoegd tussen de woorden « de notaris » en het woord « uiterlijk ».
Art. 34.In artikel 28, § 1, van hetzelfde decreet wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « De ambtenaren van de administratie die door de Vlaamse Regering worden belast met het beheer van de inventaris, zijn bevoegd om de verwaarlozing, de leegstand van een gebouw en/of woning op te sporen en in een administratieve akte vast te stellen. »
Art. 35.In artikel 28, § 1, van hetzelfde decreet wordt tussen het tweede en derde lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « De woningen, zoals bepaald in artikel 31, §§ 1 en 2, worden ongeschikt en/of onbewoonbaar verklaard overeenkomstig artikel 15 van het decreet van 15 juli 1997 en artikel 34 van dit decreet. ».
Art. 36.In artikel 30, § 3, van hetzelfde decreet worden de woorden « in overeenstemming met de vergunde functie » geschrapt.
Art. 37.Artikel 32 van het hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 32.Elke gemeente deelt, volgens de bepalingen die door de Vlaamse Regering worden vastgesteld, aan de administratie mee welke gebouwen en/of woningen op haar grondgebied verwaarloosd zijn.
De administratie stelt de verwaarlozing vast in een gemotiveerde administratieve akte, zoals bedoeld in artikel 28, en geeft de houder van het zakelijk recht, bedoeld in artikel 27, bij aangetekend schrijven kennis van deze vaststelling alsook van de gevolgen van opname in de inventaris en de voorwaarden tot schrapping, schorsing en vrijstelling.
De houder van het zakelijk recht kan de vaststelling binnen vier maanden na de betekening van de administratieve akte betwisten via aangetekend schrijven aan de administratie en met alle bewijsmiddelen van gemeen recht, met uitzondering van de eed, het bewijs leveren dat het gebouw en/of de woning geen ernstige zichtbare en storende gebreken en tekenen van verval vertoont. In dit aangetekend schrijven geeft hij behalve de bewijzen ook aan of hij gehoord wil worden. De inventarisbeheerder heeft drie maanden de tijd om dit bezwaar te behandelen. Wanneer er geen uitspraak is binnen deze termijn, wordt het bezwaar geacht te zijn ingewilligd.
De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden waaronder de houder van het zakelijk recht in die periode moet gehoord worden.
Wanneer de vaststelling niet werd betwist of het bezwaar niet ingewilligd werd, neemt de administratie het gebouw en/of de woning op in de inventaris.
Het gebouw en/of de woning wordt ingeschreven, op datum van de eerste dag na het verlopen van de termijn van vier maanden na de administratieve akte, bedoeld in artikel 28, § 1, tweede lid. »
Art. 38.Artikel 33 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 33.Elke gemeente deelt, volgens bepalingen die door de Vlaamse Regering worden vastgesteld, aan de administratie mee welke gebouwen en/of woningen op haar grondgebied leeg staan.
De administratie stelt de leegstand vast in een gemotiveerde administratieve akte, zoals bedoeld in artikel 28, en geeft de houder van het zakelijk recht, bedoeld in artikel 27, bij aangetekend schrijven kennis van deze vaststelling alsook van de gevolgen van opname in de inventaris en de voorwaarden tot schrapping, schorsing en vrijstelling.
De houder van het zakelijk recht kan de vaststelling binnen vier maanden na de betekening van de administratieve akte betwisten via aangetekend schrijven aan de administratie en met alle bewijsmiddelen van gemeen recht, met uitzondering van de eed, het bewijs leveren dat het gebouw en/of de woning effectief gebruikt wordt. In dit aangetekend schrijven geeft hij behalve de bewijzen ook aan of hij gehoord wil worden. De inventarisbeheerder heeft drie maanden de tijd om dit bezwaar te behandelen. Wanneer er geen uitspraak is binnen deze termijn, wordt het bezwaar geacht te zijn ingewilligd.
De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden waaronder de houder van het zakelijk recht in die periode moet gehoord worden.
Wanneer de vaststelling niet werd betwist of het bezwaar niet ingewilligd werd, neemt de administratie het gebouw en/of de woning op in de inventaris, bedoeld in artikel 28. Het gebouw en/of de woning wordt ingeschreven, op datum van de eerste dag na het verlopen van de termijn van vier maanden na de administratieve akte, bedoeld in artikel 28, § 1, tweede lid.
De bepalingen van dit artikel zijn eveneens van toepassing op gebouwen en/of woningen die op de datum van inwerkingtreding van dit hoofdstuk minstens twaalf opeenvolgende maanden leegstaan. »
Art. 39.In artikel 34, § 2, van hetzelfde decreet wordt de laatste zin vervangen door wat volgt : « Ze worden ingeschreven op de datum van het besluit van de burgemeester of, in voorkomend geval, op de datum van het besluit van de Vlaamse Regering waarbij de woning ongeschikt en/of onbewoonbaar wordt verklaard. »
Art. 40.Artikel 34bis van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 34bis § 1. Door een registratieattest wordt de opname in de inventaris door de administratie betekend aan de houders van het zakelijk recht, zoals bekend bij de Administratie van de BTW, Registratie en Domeinen van het geïnventariseerde goed. De Vlaamse Regering bepaalt hiervoor de voorwaarden. § 2. Voor leegstand en verwaarlozing kan de houder van het zakelijk recht binnen de 30 kalenderdagen na betekening van het registratieattest, zoals bedoeld in § 1, van het geregistreerde pand met een aangetekende brief beroep aantekenen bij de inventarisbeheerder tegen deze registratie.
De inventarisbeheerder doet uitspraak over het beroep en betekent haar gemotiveerde beslissing aan de indiener van het beroep met een aangetekende brief binnen 60 kalenderdagen na betekening van het beroep. Zo lang de inventarisbeheerder geen uitspraak gedaan heeft over dit beroep kan er geen aanslagbiljet worden verstuurd. Wanneer er geen uitspraak over het beroep is binnen de gestelde termijn, wordt het beroep geacht te zijn ingewilligd.
De uitspraak van het beroep vermeldt de wijze waarop tegen deze beslissing in rechte kan getreden worden. § 3. Voor de ongeschikt- en/of onbewoonbaarheden, zoals bedoeld in artikel 15 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en artikel 34 van dit decreet, wordt het registratieattest samen met het besluit tot ongeschikt- en/of onbewoonbaarverklaring van de burgemeester opgestuurd. Tegen dit besluit tot ongeschikt- en/ of onbewoonbaarverklaring van de burgemeester en het registratieattest samen, kan beroep worden ingediend bij de Vlaamse Regering, zoals bedoeld in artikel 15, § 3, van het decreet van 15 juli 1997. houdende de Vlaamse Wooncode. »
Art. 41.§ 1. In artikel 35, § 3, van hetzelfde decreet wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « Wanneer de in het eerste lid bedoelde kennisgeving niet is gebeurd binnen de voorziene termijn, wordt het verzoek tot schrapping geacht te zijn ingewilligd. » § 2. Aan artikel 35 van het decreet, zoals bedoeld in artikel 38, wordt een § 4 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 4. De administratie vermeldt als datum van schrapping het volgende : In de gevallen zoals bedoeld in § 1, de eerste dag van het effectief gebruik en/of van herstel en/of verwijdering van de zichtbare en storende gebreken en/of de tekenen van verval, bedoeld in artikel 29.
In de gevallen zoals bedoeld in § 2 de eerste dag van bewoning, de eerste dag waarop de woning weer voldoet aan de vereisten van kwaliteit en bewoonbaarheid, bedoeld in artikel 31 of van herstel en/of verwijdering van de zichtbare en storende gebreken en/of de tekenen van verval, bedoeld in artikel 29.
Wanneer de kennisgeving zoals bedoeld in § 3 niet is gebeurd binnen de voorziene termijn, wordt de datum van bewoning, effectief gebruik of herstel die de houder van het zakelijk recht in het verzoek tot schrapping aangeeft, als datum van schrapping vermeld. »
Art. 42.§ 1. Het artikel 36 van hetzelfde decreet wordt artikel 36, § 1. § 2. Aan artikel 36 van het decreet, zoals bedoeld in artikel 31, wordt een § 2 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 2. Wanneer een pand op meerdere lijsten van de inventaris voorkomt kan voor ieder heffingsjaar slechts één heffing worden opgelegd, evenwel betrekking hebbend op de opname of verjaardag van de opname op die lijst waardoor de hoogste heffing gevestigd wordt. »
Art. 43.Het tweede lid van artikel 38 van hetzelfde decreet wordt opgeheven. In het derde lid worden de woorden « en tweede lid », alsook « gemeenteontvanger en gewestelijke ontvangers, » geschrapt.
Art. 44.In § 2, tweede lid, van artikel 39 van hetzelfde decreet wordt in de zinsnede « binnen 3 maanden volgend op de ontvangst van het bezwaarschrift » het cijfer 3 vervangen door het cijfer 6.
Art. 45.Artikel 40, § 3, van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « § 3. Tot zekerheid van de voldoening van de heffing, intresten, administratieve geldboete en de kosten heeft het Vlaamse Gewest een algemeen voorrecht op alle roerende goederen van de belastingplichtige en kan het een wettelijke hypotheek vestigen op al diens goederen die daarvoor vatbaar zijn en in het Vlaamse Gewest gelegen of geregistreerd zijn.
Het voorrecht neemt rang in onmiddellijk na de voorrechten die vermeld zijn in de artikelen 19 en 20 van de Hypotheekwet.
De rang van de wettelijke hypotheek wordt bepaald door de dagtekening van de inschrijving die genomen wordt.
De hypotheek wordt ingeschreven op verzoek van de ambtenaren, bedoeld in artikel 40, § 2.
Artikel 19 van de Faillissementswet is niet van toepassing op de wettelijke hypotheek inzake de verschuldigde heffing waarvoor de inschrijving is genomen voor en waarvan betekening aan de heffingsschuldige is gedaan voor het vonnis van faillietverklaring. »
Art. 46.Artikel 40, § 6, van hetzelfde decreet wordt vervangen door hetgeen volgt : « § 6. De ambtenaren die belast zijn met de uitvoerbaarverklaring van de heffing verlenen ambtshalve ontheffing overeenkomstig de bepalingen van artikel 376, § 1, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, zoals deze van toepassing zijn in het Vlaamse Gewest. »
Art. 47.In het eerste lid van § 1 van artikel 42 van hetzelfde decreet worden de woorden « wordt vrijgesteld van de heffing » vervangen door « verkrijgt opschorting van heffing ».
In het tweede lid van § 1 van het zelfde artikel wordt het woord « vrijstelling » vervangen door het woord « schorsing ».
Art. 48.Artikel 42, § 2, 6°, van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « 6° De gebouwen en/of woningen, voorzover ze niet voorkomen op de lijst ongeschikt-onbewoonbaar of op de lijst verwaarloosd van de inventaris, die tegen aanvaardbare marktvoorwaarden te huur of te koop aangeboden worden, en die, wat de woningen betreft, voldoen aan een onderzoek waaruit blijkt dat ze conform zijn aan de normen van artikel 5 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, en waar desondanks de leegstand aanhoudt; ».
Artikel 42, § 2, 7°, van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « 7° de gebouwen en/of woningen waarvoor het sociaal beheersrecht overeenkomstig artikel 90, §§ 2 en 3, van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, ingesteld is; ».
Aan artikel 42, § 2, van hetzelfde decreet wordt een 8° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 8° de woningen waarvoor een renovatiecontract zoals bedoeld in artikel 18, § 2, van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, afgesloten is. »
Art. 49.Artikel 42bis van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 42bis § 1. De houder van een zakelijk recht, bedoeld in artikel 27, krijgt 80 % terugbetaald van het bedrag van het gewestelijk aandeel in de laatst geïnde gewestelijke heffing voor : 1° de gebouwen en/of woningen die, na de beëindiging van renovatiewerkzaamheden, binnen een periode van maximaal 1 jaar volgend op het tijdstip van opname of van een verjaardag van de opname in de inventaris geschrapt zijn uit de inventaris;2° de gebouwen en/of woningen waarvoor een renovatiecontract afgesloten is, zoals bepaald in artikel 18, § 2, van het decreet van 15 juli 1997.houdende de Vlaamse Wooncode.
Deze terugbetaling kan in geen geval aanleiding geven tot betaling van moratoriumintresten. § 2. Op straffe van verval dient de aanvraag tot terugbetaling te vermelden voor welk kohierartikel de terugbetaling gevraagd wordt, en per aangetekende brief gericht te worden tot de ambtenaar bedoeld in artikel 38 binnen het jaar vanaf de datum van de schrapping uit de inventaris of vanaf de datum waarop het renovatiecontract is afgesloten, en dient ze tevens een door de inventarisbeheerder afgeleverd attest te bevatten met de datum van de schrapping uit de inventaris of de datum waarop het renovatiecontract is afgesloten. »
Art. 50.In artikel 43 van hetzelfde decreet worden in het eerste lid de woorden « één maand » vervangen door « vier maanden ». In de zinsnede « op basis waarvan de eerste inventarisatie van het gebouw en/of de woning gebeurt, » wordt het woord « eerste, » geschrapt.
In de zinsnede « dan gaat de schorsing in op de datum van de administratieve akte » worden de woorden « datum van de administratieve akte » vervangen door « datum van de inventarisatie ».
Het tweede lid van artikel 43 van het decreet, zoals bedoeld in artikel 31, wordt vervangen door wat volgt : « Het gedetailleerde renovatieschema dient de volgende stukken te bevatten : - een tekening of schets van het gebouw en/of de woning met aanduiding van de geplande werken; - een volledige opsomming en korte beschrijving van alle geplande werken; - een raming van de kosten van de werken middels : hetzij een offerte voor de levering en plaatsing van materialen door een aannemer; hetzij een offerte voor de levering van materialen, indien de werken in eigen beheer worden uitgevoerd; hetzij een combinatie van beide offertes; - een fotoreportage van de gebouwdelen die gerenoveerd gaan worden. »
Art. 51.§ 1. In de laatste zin van het vijfde lid van artikel 43 van hetzelfde decreet worden de woorden « vermeerderd met de intresten toegekend tegen een rentevoet van 0,5 percent per kalendermaand vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van eerste opgeschorte heffing tot en met de laatste dag van de maand die voorafgaat aan de beëindiging van de schorsing » geschrapt. § 2. Aan hetzelfde decreet wordt een artikel 43bis toegevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 43bis Voor de toepassing van artikel 42, § 1, en artikel 43. dient, om geldig te zijn, het aanslagbiljet te worden verstuurd uiterlijk tegen de laatste dag van het kwartaal dat volgt op 31 december van het kalenderjaar na het jaar waarin de heffing gevestigd werd. Wanneer de einddatum van de periode van opschorting of vrijstelling valt na 31 december van het kalenderjaar na het jaar waarin de heffing gevestigd werd moet het aanslagbiljet verstuurd worden tegen het einde van het kwartaal dat volgt op de einddatum van de periode van opschorting of vrijstelling. Wanneer de einddatum van de periode van opschorting of vrijstelling valt voor 31 december van het kalenderjaar na het jaar waarin de heffing gevestigd werd moet het aanslagbiljet verstuurd worden tegen het einde van het kwartaal dat volgt op de einddatum van de periode van opschorting of vrijstelling.
Deze bepaling geldt voor die aanslagbiljetten die vanaf 5 augustus 2004 verstuurd worden. »
Art. 52.In het laatste lid van artikel 43 van hetzelfde decreet wordt het cijfer « 2 » vervangen door het cijfer « 4 », en wordt het cijfer « 3 » vervangen door het cijfer « 5 ».
Art. 53.De eerste twee leden van artikel 44bis van hetzelfde decreet worden samengevoegd in een § 1.
In artikel 44bis van hetzelfde decreet wordt in beide leden de woorden « 31 december 2003 » vervangen door de woorden « 4 augustus 2004 ».
Er wordt een § 2 toegevoegd aan artikel 44bis, die luidt als volgt : « § 2. De registratieattesten voor de besluiten van de burgemeester tot ongeschikt- en/of onbewoonbaarverklaring, genomen voor de inwerkingtreding van dit decreet, moeten naargelang van het geval verstuurd zijn als volgt : 1° in geval geen beroep bij de Vlaamse Regering is ingediend overeenkomstig artikel 15, § 3, van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wordt het registratieattest ten vroegste dertig dagen en ten laatste zestig dagen na de betekening van het besluit van de burgemeester, zoals bedoeld in artikel 15, § 1, van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode of artikel 34 van dit decreet, verstuurd;2° in geval beroep bij de Vlaamse Regering is ingediend overeenkomstig artikel 15, § 3, van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wordt het registratieattest ten laatste dertig dagen verstuurd na de betekening van de beslissing in beroep. Binnen de dertig dagen na betekening van het registratieattest, bedoeld in het eerste lid, kan de houder van het zakelijk recht een verzoekschrift tot beroep indienen bij de inventarisbeheerder.
De inventarisbeheerder behandelt het beroepsverzoekschrift binnen de zestig dagen, zoniet wordt het beroepsverzoekschrift geacht te zijn ingewilligd.
Het verzoekschrift tot beroep wordt beperkt tot de identificatiegegevens en de formele gronden van het registratieattest in het geval van het eerste lid, 2°. » Er wordt een § 3 toegevoegd aan artikel 44bis, die luidt als volgt : « § 3. In geval de ongeschikt of onbewoonbaar verklaarde woning is geïnventariseerd voor de inwerkingtreding van het decreet van 7 mei 2004. houdende het decreet houdende wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996 en van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat betreft de bestrijding van de leegstand en verkrotting en onbewoonbaarheid van gebouwen en/of woningen, wordt het beroep tegen de registratieattesten die verstuurd zijn na de inwerkingtreding van dit decreet, ingesteld bij de Vlaamse Regering binnen de dertig dagen na de betekening van het registratieattest.De behandeling van het beroepsverzoekschrift verloopt overeenkomstig de bepalingen van artikel 15, § 3, tweede lid, van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode.
In afwijking van het eerste lid wordt het beroep tegen het registratieattest dat verstuurd is voor de inwerkingtreding van dit decreet, behandeld door de inventarisbeheerder overeenkomstig de bepalingen van artikel 34 bis, § 2. » HOOFDSTUK VII. - Landbouw Afdeling I. - Landbouwinformatienetwerk
Art. 54.Er wordt een Fonds voor het Landbouwinformatienetwerk opgericht. Dit Fonds is een begrotingsfonds als bedoeld in artikel 45 van de gecoördineerde wetten op de rijkscomptabiliteit. Het wordt gestijfd uit de ontvangsten van het Informatienet landbouwboekhoudingen.
Het Fonds is gemachtigd alle soorten uitgaven, zowel voor personeel, als voor werking of uitrusting te financieren, voorzover deze uitgaven verband houden met de verzameling, analyse en rapportering van de gegevens verzameld in het kader van het Vlaamse Landbouwinformatienetwerk.
Op het Fonds wordt rechtstreeks beschikt door de rekenplichtige die de ontvangsten heeft gedaan. Afdeling II. - Vlaams Landbouwinvesteringsfonds
Art. 55.In artikel 12 van het decreet van 22 december 1993. houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994 wordt § 3 vervangen door wat volgt : « § 3. Het Fonds kan, teneinde verrichtingen te ondersteunen die de structuur van de land- en tuinbouwbedrijven verbeteren, hun rendabiliteit verzekeren en opvoeren, de kostprijzen verminderen of die de diversificatie van de landbouwactiviteiten en landbouwproducten bevorderen, of die de landbouw met verbrede doelstellingen bevorderen, of die de omschakeling naar duurzame landbouw bevorderen, of die de economische activiteiten van de dienstverlenende, de begeleidende, de toeleverende, de afzet en de primaire verwerkende sector van land- en tuinbouw helpen bevorderen, tegemoetkomingen verlenen aan : 1° land- en tuinbouwers alsmede aan hun verenigingen en hun vennootschappen;2° zelfstandigen, vennootschappen en verenigingen inzake de dienstverlening, begeleiding en de toelevering aan de land- en tuinbouwsector;3° zelfstandigen, vennootschappen en verenigingen inzake afzet en primaire verwerking van land- en tuinbouwproducten. De Vlaamse Regering kan nadere regels en voorwaarden bepalen waaraan de zelfstandigen, verenigingen en vennootschappen moeten voldoen.
De Vlaamse Regering kan de steunverlening aan zelfstandigen, vennootschappen en verenigingen uit de agrotoeleveringssector en de agrovoedingssector beperken tot een jaarlijks maximaal percentage van het totale voorziene budget van het Fonds.
Onder verrichting wordt verstaan : 1° investeringsverrichtingen : goederen van blijvende aard verwerven, uitbreiden of verbeteren zoals grond, gebouwen, constructies, bedrijfsuitrusting, installaties, machines, werktuigen en materieel;2° omschakeling of diversificatie van bedrijven (ingevolge gewijzigde economische omstandigheden) of omschakeling van de landbouwbedrijfsvoering;3° installatie van jonge land- en tuinbouwers;4° verwerking en commercialisering van land- en tuinbouwproducten;5° dienstverlening of begeleiding.» Afdeling III. - Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing
Art. 56.De besluiten van de Vlaamse Regering van 6 februari 2004 en 25 juni 2004 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 1997. betreffende de verplichte bijdragen bestemd voor de promotie en afzetbevordering van de Vlaamse producten van de sectoren landbouw, tuinbouw en visserij, worden bekrachtigd. HOOFDSTUK VIII. - Gemeentefonds en Stedenfonds
Art. 57.In artikel 3 van het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaamse Gemeentefonds wordt § 2. vervangen door wat volgt : « § 2. Vanaf het begrotingsjaar 2005 bedraagt het evolutiepercentage 3,5 %. »
Art. 58.In artikel 5 van het decreet van 13 december 2002 tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaamse Stedenfonds wordt § 3 vervangen door wat volgt : « § 3. Vanaf het begrotingsjaar 2005 bedraagt het evolutiepercentage 3,5 %. » HOOFDSTUK IX. - Vlaams Woningfonds
Art. 59.In artikel 2, 9°, van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode worden de woorden « meerdere kinderen deel uitmaken » vervangen door de woorden « ten minste een kind deel uitmaakt ». HOOFDSTUK X. - Leningsmachtigingen van VOI, EVA en IVA
Art. 60.Publiekrechtelijke rechtspersonen die opgericht zijn bij of krachtens een decreet en die vallen onder de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest alsook publiekrechtelijke Extern Verzelfstandigde Agentschappen (EVA's) en Intern Verzelfstandigde Agentschappen (IVA's) met rechtspersoonlijkheid kunnen, wanneer zij krachtens hun organiek decreet beschikken over een machtiging tot het aangaan van leningen, slechts leningen aangaan indien zij daartoe bijkomend gemachtigd worden door het decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap.
De leningen worden aan de functioneel bevoegde minister en aan de minister van Financiën en Begroting ter machtiging voorgelegd. HOOFDSTUK XI. - Elektriciteitsmarkt
Art. 61.Artikel 15 van het decreet van 17 juli 2000 houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt wordt opgeheven.
Art. 62.De in het opgeheven artikel van hetzelfde decreet voorziene gratis distributie kan, bij wijze van overgangsregeling, nog tot uiterlijk 31 december 2005. tussen netbeheerder en leveranciers worden verrekend voor groene stroom die vóór 1 januari 2005. werd geïnjecteerd op het distributienet maar nog niet werd verrekend tussen netbeheerder en leverancier.
Art. 63.In artikel 20, § 3, van hetzelfde decreet worden de woorden « de taken bedoeld in artikel 15 » geschrapt. HOOFDSTUK XII. - Waterzuivering
Art. 64.In artikel 43 van het decreet van 18 december 1992 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting van 1993, gewijzigd bij de decreten van 5 juli 2002, 20 december 2002 en 19 december 2003, wordt een nieuw lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De waterzuiveringsinfrastructuur, zoals onder meer rioleringen, collectoren, overstorten, pompstations en zuiveringsinstallaties, aangebracht door de vennootschap bedoeld in artikel 32septies van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van oppervlaktewateren is vrijgesteld van vaste en variabele retributie. »
Art. 65.In het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel 29, gewijzigd bij decreet van 21 december 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002, wordt de tweede zin vervangen door wat volgt : « In afwijking van het eerste lid van artikel 18 blijft het Antwerpse Havenbedrijf verantwoordelijk voor de instandhouding, het onderhoud en de exploitatie van de kanaaldokken en zwaaikommen, met uitzondering van het verwerken van de specie.»; 2° er wordt een nieuw artikel 29ter ingevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 29ter Artikel 29ter De Vlaamse Regering wordt ertoe gemachtigd binnen de perken van de begroting toelagen toe te kennen aan het Antwerpse Havenbedrijf voor de instandhouding, het onderhoud en de exploitatie van de kanaaldokken en zwaaikommen, met uitzondering van het verwerken van de specie.» HOOFDSTUK XIII. - Reorganisatie Watersector Afdeling I. - Wijzigingen aan de wet van 26 maart 1971,
op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging
Art. 66.§ 1. In artikel 32quater, § 1, van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, ingevoegd bij decreet van 12 december 1990 en gewijzigd bij decreet van 30 juni 2000, worden een 8° en 9° ingevoegd, die luiden als volgt : « 8° het ecologisch en economisch toezicht op de uitbouw en het beheer van de saneringsinfrastructuur; 9° toezicht op de exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk met betrekking tot de doorrekening van de kosten verbonden aan de saneringsverplichting;». § 2. Aan hetzelfde artikel wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3. Met betrekking tot de in § 1, 8°, bepaalde taak kan tegen de beslissingen van de ecologische en economische toezichthouder beroep worden ingesteld bij de Vlaamse minister bevoegd voor het leefmilieu.
De Vlaamse Regering bepaalt hiertoe de voorwaarden. »
Art. 67.In artikel 32septies van dezelfde wet, ingevoegd bij decreet van 12 december 1990 en gewijzigd bij de decreten van 22 december 1993 en 8 juli 1996, wordt § 3 vervangen door wat volgt : « § 3. Met ingang van 1 januari 2005 treedt de economische en ecologische toezichthouder, bedoeld in artikel 32quater, § 1, 8°, in de plaats van de bijzonder gevolmachtigde. Deze toezichthouder wordt overeenkomstig de in § 2 vastgestelde regels belast met de controle op de naleving door de in § 1 bedoelde vennootschap van de bepalingen van de beheersovereenkomst die op 10 november 1993 werd afgesloten tussen het Vlaamse Gewest en de in § 1 bedoelde vennootschap. § 4. De in § 1 bedoelde vennootschap kan, onder toezicht van de economische toezichthouder, contracten afsluiten met het oog op de sanering van het afvalwater dat niet afkomstig is van huishoudelijke activiteiten en dat bovendien wordt geloosd in een openbare riolering aangesloten op een operationele openbare rioolwaterzuiveringsinstallatie.
Het contract vermeldt minstens de berekeningswijze van de verschuldigde vergoeding voor de bovengemeentelijke sanering van het afvalwater.
De economische toezichthouder kan de vorm en de modaliteiten van dergelijke contracten bepalen.
De Vlaamse Regering zal daartoe de nadere regels bepalen, in het bijzonder wat betreft de verwerkbaarheid van het water dat geloosd wordt in een openbare riolering aangesloten op een openbare rioolwaterzuiverings installatie. »
Art. 68.In artikel 32octies, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij decreet van 12 december 1990, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 1° worden de woorden « bij wijze van overgangsmaatregel moet voor het kalenderjaar 1992 een investeringsprogramma voor één jaar voorgelegd;» geschrapt; 2° in 2° worden de woorden « voor het kalenderjaar 1991 en ook voor het kalenderjaar 1992 zal een investeringsprogramma voor telkens één jaar worden opgedragen;» geschrapt.
Art. 69.In artikel 32duodecies, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij decreet van 22 december 1995 en gewijzigd bij de decreten van 8 juli 1996 en 21 december 2001, wordt het woord « gemeenten » vervangen door de woorden « gemeenten, gemeentebedrijven, intercommunales of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden ».
Art. 70.Artikel 35ter, § 3, van dezelfde wet, ingevoegd bij decreet van 21 december 1990, vervangen bij decreet van 25 juni 1992, en gewijzigd bij de decreten van 22 december 1993, 20 december 1996, 21 december 2001, 27 juni 2003 en 19 december 2003, wordt vervangen door : « § 3. 1° Voor de heffingsplichtigen bedoeld in artikel 35quater, § 1, 1° en 3°, wordt geen heffing gevestigd op het in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar door de openbare drinkwatervoorzieningsmaatschappij gefactureerd waterverbruik voor zover op dit waterverbruik een bijdrage, zoals bedoeld in artikel 16bis, § 1, van het decreet van 24 mei 2002 betreffende water bestemd voor menselijke aanwending, aangerekend werd voor de bovengemeentelijke sanering.Deze bepaling gaat in vanaf heffingsjaar 2006. 2° Voor de heffingsplichtigen bedoeld in artikel 35quinquies en 35septies wordt het bedrag van de heffing verminderd met X. X = B + V. waarbij B = de bijdrage, zoals bedoeld in artikel 16bis, § 1, van het decreet van 24 mei 2002 betreffende water bestemd voor menselijke aanwending, aangerekend gedurende het heffingsjaar voor de bovengemeentelijke sanering. Indien bedoelde bijdrage niet in het heffingsjaar in mindering gebracht wordt, kan deze in mindering gebracht worden van de heffing van het volgende jaar. Elke aangerekende bijdrage kan evenwel slechts éénmaal in mindering gebracht worden;
V = de vergoeding, zoals bedoeld in artikel 32septies, § 4, aangerekend voor de bovengemeentelijke sanering van het afvalwater geloosd in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar.
Deze bepaling gaat in vanaf heffingsjaar 2005. »
Art. 71.In artikel 35ter, § 4, van dezelfde wet, ingevoegd bij decreet van 22 december 1993 en vervangen bij decreet van 19 december 2003, worden de woorden « wordt het bedrag van de heffing gelijkgesteld aan het minimumbedrag zoals vermeld in § 3 van dit artikel » vervangen door de woorden « is vrijgesteld van heffing voorzover geen sanitair afvalwater geloosd wordt. Indien sanitair afvalwater geloosd wordt, wordt enkel op het sanitair waterverbruik een heffing gevestigd. »
Art. 72.In artikel 35ter, § 6, 1, van dezelfde wet, worden de woorden « een voor eensluidend verklaard afschrift van de door de Rijksdienst voor pensioenen gedane kennisgeving van de beslissing tot toekenning van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden of van de inkomensgarantie voor ouderen of » geschrapt.
In artikel 35ter, § 6, 3, van dezelfde wet, worden de woorden « een voor eensluidend verklaard afschrift van de door de Federale Overheidsdienst Sociale Zaken gedane kennisgeving van de beslissing tot toekenning van de inkomensvervangende tegemoetkoming voor personen met een handicap en/of de tegemoetkoming hulp aan bejaarden en/of de integratietegemoetkoming voor personen met een handicap of » geschrapt.
Art. 73.In artikel 35ter van dezelfde wet wordt vóór de §§ 7 en 8, die §§ 8 en 9 worden, een § 7 ingevoegd, die luidt als volgt : « § 7. 1° Er wordt een volledige vrijstelling verleend aan elke heffingsplichtige als bedoeld in artikel 35quater die in eigen beheer of in gemeenschappelijk beheer gedurende het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar het huishoudelijk afvalwater afkomstig van zijn woongelegenheid heeft gezuiverd of laten zuiveren in een private waterzuiveringsinstallatie die aan de voorwaarden vermeld onder 3° voldoet.
In afwijking van het eerste lid wordt tevens een vrijstelling verleend aan elke heffingsplichtige als bedoeld in artikel 35quater die in eigen beheer of in gemeenschappelijk beheer in de loop van het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar een private waterzuiveringsinstallatie, die aan de voorwaarden vermeld onder 3° voldoet, in gebruik heeft genomen voor de zuivering van het huishoudelijk afvalwater afkomstig van zijn woongelegenheid.
Deze vrijstelling wordt verleend voor het deel van de heffing dat betrekking heeft op het privaat gezuiverde waterverbruik; 2° Er wordt een vrijstelling verleend aan elke heffingsplichtige als bedoeld in artikel 35quinquies en artikel 35septies die in eigen beheer of in gemeenschappelijk beheer gedurende het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar het huishoudelijk afvalwater afkomstig van zijn woongelegenheid heeft gezuiverd of laten zuiveren in een private waterzuiveringsinstallatie die aan de voorwaarden vermeld onder 3° voldoet, voor het deel ressorterend onder sector 56 uit de bijlage bij deze wet. Deze vrijstelling kan maximaal 30 m3 per persoon, gedomicilieerd op 1 januari van het heffingsjaar, bedragen.
In afwijking van het eerste lid wordt tevens een vrijstelling verleend aan elke heffingsplichtige als bedoeld in artikel 35quinquies en artikel 35septies bedoeld in artikel 35quinquies en artikel 35septies die in eigen beheer of in gemeenschappelijk beheer in de loop van het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar een private waterzuiveringsinstallatie, die aan de voorwaarden vermeld onder 3° voldoet, in gebruik heeft genomen voor de zuivering van het huishoudelijk afvalwater afkomstig van zijn woongelegenheid, voor het deel ressorterend onder sector 56 uit de bijlage bij deze wet. Deze vrijstelling kan maximaal 30 m3 per persoon, gedomicilieerd op 1 januari van het heffingsjaar, per jaar bedragen.
Deze vrijstelling wordt pro rato temporis berekend en wordt enkel verleend voor het deel van de heffing dat betrekking heeft op het privaat gezuiverde waterverbruik; 3° De zuiveringsinstallatie moet voldoen aan de volgende voorwaarden : a) in zoverre het gaat om een overeenkomstig titel I van het Vlarem als hinderlijk ingedeelde inrichting, moet de exploitatie gemeld en/of vergund zijn overeenkomstig de voorschriften van titel I van het Vlarem;b) gebouwd zijn en geëxploiteerd worden volgens een code van goede praktijk;4° De vrijstelling geldt niet voor waterzuiveringsinstallaties die werden aangelegd nadat de woongelegenheid reeds aansluitbaar was op een RWZI;5° De heffingsplichtige die van bovenstaande vrijstelling wenst te genieten, dient, op straffe van verval van het recht van vrijstelling, uiterlijk binnen de drie maanden vanaf de verzending van het heffingsbiljet, of ingeval de heffingsplichtige een aangifte indient, samen met de aangifte een schriftelijke aanvraag in te dienen bij de Maatschappij met de volgende bijlagen : a) in zoverre het gaat om een overeenkomstig titel I van het Vlarem als hinderlijk ingedeelde inrichting, een voor eensluidend verklaard afschrift van de melding of lopende vergunning voor de exploitatie van de afvalwaterzuiveringsinstallatie;b) een attest afgeleverd door de burgemeester, na verplicht advies van de afdeling Milieu-inspectie van Aminal, waaruit blijkt dat de zuiveringsinstallatie is gebouwd en wordt geëxploiteerd volgens een code van goede praktijk, overeenkomstig de voorschriften van titel II van het Vlarem. Het bedoelde attest heeft een geldigheidsduur van 5 jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin de burgemeester het attest afleverde, tenzij de VMM beschikt over gegevens waaruit blijkt dat de zuiveringsinfrastructuur tijdens deze periode niet wordt uitgebaat volgens de code van goede praktijk of gewijzigd werd. Indien aan de VMM een attest werd bezorgd als bedoeld in het eerste lid, b, kan de VMM de heffingsplichtige ambtshalve vrijstellen van heffing zonder dat de heffingsplichtige een schriftelijke aanvraag indient. In voorkomend geval ontvangt de heffingsplichtige geen heffingsbiljet.
Voor heffingsplichtigen die gedurende de geldigheidstermijn van het attest een heffingsbiljet hebben gekregen, wordt de vrijstelling enkel op schriftelijke aanvraag verleend. Daarin mag worden verwezen naar het eerder ingediende attest; 6° In afwijking van 5° kan een vrijstelling van de heffing worden toegekend aan de heffingsplichtigen waarvan de woongelegenheid met een gecertificeerde zuiveringsinstallatie is uitgerust en onderhouden volgens de door de regering vastgestelde regels.»
Art. 74.Artikel 35quater, § 1, 4°, van dezelfde wet, ingevoegd bij decreet van 21 december 1990, en vervangen bij decreet van 22 december 2000, wordt opgeheven met ingang van 1 januari 2005.
Art. 75.In artikel 35octies, § 5, wordt het tweede lid geschrapt met ingang van 1 januari 2006.
Art. 76.In artikel 35terdecies van dezelfde wet, ingevoegd bij decreet van 21 december 1990 en gewijzigd bij de decreten van 25 juni 1992, 22 december 2000 en 19 december 2003, wordt in § 2 een derde lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « Eveneens in afwijking van het eerste lid kan een heffing of een aanvullende heffing worden gevestigd binnen de twaalf maanden na definitieve regeling van het geschil over de bijdrage van de abonnee, zoals bepaald in artikel 16bis van het decreet van 24 mei 2002 betreffende water bestemd voor menselijke aanwending. Deze heffing kan ook gevestigd worden binnen de twaalf maanden na de bevestiging door de exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk aan de abonnee dat hem of haar ten onrechte een bijdrage werd aangerekend, zoals bepaald in artikel 16bis van het decreet van 24 mei 2002 betreffende water bestemd voor menselijke aanwending. »
Art. 77.In artikel 35quaterdecies, § 4, van dezelfde wet, ingevoegd bij decreet van 21 december 1990 en gewijzigd bij decreet van 22 december 2000, worden de woorden « 2.000 tot 50.000 frank » vervangen door de woorden « 50 tot 1.250 euro ».
Art. 78.In hoofdstuk IIIbis van dezelfde wet wordt een artikel 35vicies semel ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Artikel 35viciessemel.De bepalingen van artikel 32quater, § 1, 8°en 9°, artikel 35ter, §§ 6 en 7, artikel 35terdecies, § 2, derde lid treden in werking op 1 januari 2005. »
Art. 79.Bij wijze van overgangsmaatregel worden de heffingsplichtigen bedoeld in artikel 35quater, § 1, van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging vrijgesteld van heffing voor het door de openbare drinkwatervoorzieningsmaatschappij gefactureerd waterverbruik dat in het jaar 2004 verbruikt werd.
Het water verbruikt in het jaar 2004 wordt pro rato temporis berekend. Afdeling II. - Wijzigingen aan het decreet van 24 januari 1984.
houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer
Art. 80.Artikel 28quater, § 1, van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer wordt vervangen door wat volgt : « § 1. Het bedrag van de heffing, bedoeld in artikel 28ter, wordt vastgesteld als volgt : H = Z * Q waarbij 1° voor de exploitatie van grondwaterwinningen bestemd voor de openbare drinkwatervoorziening : Z = 7,5 eurocent per m3 * index; Q = het volume grondwater (in m3) dat in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar werd opgepompt en die tot drinkbaar water voor de openbare drinkwatervoorziening verwerkt kan worden, ongeacht de wijze van winning of het gebruik; 2° voor de exploitatie van grondwaterwinningen niet bestemd voor de openbare drinkwatervoorziening : a) indien de exploitatie voor het geheel van de grondwaterwinningeenheid aanleiding geeft tot een gewonnen hoeveelheid grondwater in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar van 500 tot en met 30.000 m3 : Z = 5 eurocent per m3 * index;
Q = opgepompt grondwater (in m3); b) indien de exploitatie voor het geheel van de grondwaterwinningeenheid aanleiding geeft tot een gewonnen hoeveelheid grondwater in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar van meer dan 30.000 m3 : Z = een lineaire tarieffunctie (in eurocent per m3) die voor het geheel van de grondwaterwinningeenheid van toepassing is en als volgt bepaald wordt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De index is de verhouding van twee indexcijfers van de consumptieprijzen met in de teller het indexcijfer van de maand december van het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar en in de noemer het indexcijfer van de maand december 2001.
De indexering dient ieder jaar automatisch, dus zonder voorafgaande verwittiging te geschieden op 1 januari van elk jaar.
Het aangepast bedrag wordt afgerond tot de hogere eurocent. » Afdeling III. - Opheffing van het besluit van de Vlaamse Regering van
10 februari 1993
Art. 81.Het besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 1993 tot uitvoering van artikel 35octies, § 5, van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, wordt opgeheven met ingang van 1 januari 2006. Afdeling IV. - Wijzigingen aan het decreet van 5 april 1995 houdende
algemene bepalingen inzake milieubeleid
Art. 82.In artikel X.2.3 van het decreet van 5 april 1995. houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, ingevoegd bij decreet van 7 mei 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, tweede lid, 8°, worden de woorden « de ecologische regulering van » vervangen door de woorden « het ecologisch en economisch toezicht op »;2° in § 1, tweede lid, wordt een 18° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 18° toezicht op de waterdistributiemaatschappijen met betrekking tot de doorrekening van de kosten verbonden aan de saneringsverplichting »;3° in § 1 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Met betrekking tot de in § 1, tweede lid, 8°, bepaalde taak kan tegen de beslissingen van de ecologische en economische toezichthouder beroep worden ingesteld bij de Vlaamse minister bevoegd voor het leefmilieu.De Vlaamse Regering bepaalt hiertoe de voorwaarden. »
Art. 83.Aan artikel X.2.4 van het decreet van 5 april 1995. houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, ingevoegd bij decreet van 7 mei 2004, wordt een § 5 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 5. De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de in §§ 1 tot en met 3 van artikel X.2.3 vermelde taken. » Afdeling V. - Wijzigingen aan het decreet van 24 mei 2002 betreffende
water bestemd voor menselijke aanwending
Art. 84.In artikel 2 van het decreet van 24 mei 2002 betreffende water bestemd voor menselijke aanwending worden een 19°, 20°, 21°, 22° en een 23° ingevoegd, die luiden als volgt : « 19° sanering : het ondernemen van alle acties nodig voor de organisatie en de uitvoering van het opvangen, transporteren, collecteren en zuiveren van het afvalwater; 20° gemeentelijke saneringsverplichting : elke verplichting inzake sanering die op de gemeenten rust;21° bovengemeentelijke saneringsverplichting : elke verplichting inzake sanering die op het Vlaams Gewest rust;22° wet van 26 maart 1971 : de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging;23° economische toezichthouder : de instantie belast met het economische toezicht zoals bedoeld in artikel 32quater van de wet van 26.maart 1971 en in artikel X.2.3 van het decreet van 5 april 1995, houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, ingevoegd bij decreet van 7 mei 2004; ».
Art. 85.In artikel 3, § 3, van hetzelfde decreet worden de woorden « Van het toepassingsgebied van dit decreet wordt uitgesloten : » vervangen door de woorden « Van het toepassingsgebied van dit decreet wordt uitgesloten, met uitzondering van de bepalingen in artikel 6bis, artikel 16bis, artikel 16ter, artikel 16quater, artikel 24 en artikel 25. » Art.86. In hoofdstuk III van hetzelfde decreet wordt een artikel 6bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 6bis, § 1. Elke exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk wordt belast met de sanering van het door de exploitant aan haar abonnees geleverde water met het oog op het behoud van de kwaliteit van het geleverde water. § 2. Om aan zijn saneringsverplichting te voldoen, kan de exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk deze sanering hetzij zelf organiseren, hetzij hiervoor beroep doen op een derde.
De exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk mag geen bijdrage, zoals bedoeld in artikel 16bis, vragen aan de heffingsplichtigen, bedoeld in artikel 35quinquies en artikel 35septies van de wet van 26 maart 1971, die op basis van de bepalingen van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, alle uitvoeringsbepalingen van dit decreet, evenals de bepalingen uit de betreffende milieuvergunning verplicht zijn hun afvalwater zelf te zuiveren en in oppervlaktewater lozen. § 3. Aan de uitvoering van de gemeentelijke saneringsverplichting wordt in hoofde van de exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk voldaan door een overeenkomst af te sluiten met de gemeente, gemeentebedrijf, intercommunale of intergemeentelijk samenwerkingsverband of een door de gemeente na een publieke marktbevraging aangestelde entiteit. § 4. Aan de uitvoering van de bovengemeentelijke saneringsverplichting wordt in hoofde van de exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk voldaan door een overeenkomst af te sluiten met de in § 1 van artikel 32septies van de wet van 26 maart 1971 bedoelde vennootschap. § 5. Elke exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk besteedt bij het voldoen aan zijn saneringsverplichting maximaal aandacht aan het rationeel gebruik van drinkwater en aan de afkoppeling, het hergebruik en de infiltratie van regenwater.
De Vlaamse Regering kan terzake aan de exploitanten van een openbaar waterdistributie netwerk openbaredienstverplichtingen opleggen.
De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de saneringsverplichting en de openbaredienstverplichtingen. § 6. De Vlaamse Regering zal nadere regels vastleggen met betrekking tot de scheiding tussen de gemeentelijke en bovengemeentelijke saneringsverplichting. »
Art. 87.In hoofdstuk V van hetzelfde decreet wordt een afdeling 4, bestaande uit de artikelen 16bis, 16ter, 16quater, ingevoegd, die luidt als volgt : « Afdeling IV. - Berekening van de bijdrage
Artikel 16bis.§ 1. De exploitanten van een openbaar waterdistributienetwerk kunnen een bijdrage in de kostprijs van de opgelegde saneringsverplichting aanrekenen lastens hun abonnees. § 2. De bijdragen in de kostprijs van de opgelegde saneringsverplichting op gemeentelijk en bovengemeentelijk vlak worden als onderdeel van de integrale prijs voor het leveren van water via het openbaar waterdistributienetwerk opgenomen in de waterfactuur. § 3. De exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk bepaalt onder toezicht van de economische toezichthouder de bijdrage in functie van de kosten die hij moet dragen om zijn saneringsverplichting op gemeentelijk en bovengemeentelijk vlak na te komen. De bijdrage voor de sanering op gemeentelijke vlak mag maximaal 1,5 keer de bijdrage voor de sanering op bovengemeentelijke vlak bedragen. De bijdrage voor de sanering op gemeentelijk vlak is bestemd voor de financiering van de gemeentelijke saneringsverplichting.
Hierbij wordt minstens rekening gehouden met de volgende elementen : 1° de vervuiling die de abonnee veroorzaakt, conform het « de vervuiler betaalt »-beginsel;2° de vergoeding voor de saneringskost per m3 water;3° een aandeel van de niet-inbare bijdragen;4° een aandeel voor de door de gemeente respectievelijk het Vlaams Gewest opgelegde vrijstellingen of sociale correcties;5° de door de gemeente respectievelijk het Vlaams Gewest toegekende tussenkomst in de financiering. De economische toezichthouder kan om economische, ecologische en sociale redenen beperkingen opleggen inzake de bijdrage die aan de abonnees worden aangerekend.
De Vlaamse Regering kan daartoe de voorwaarden bepalen. § 4. De exploitanten van een openbaar waterdistributienetwerk stellen op eenvoudig verzoek van de economische toezichthouder kosteloos alle beschikbare gegevens en inlichtingen die de economische toezichthouder nodig heeft ter uitvoering van zijn taken te zijner beschikking.
De Vlaamse Regering kan de voorwaarden bepalen waaronder deze informatie ter beschikking wordt gesteld.
Artikel 16ter, § 1. De bijdrage met betrekking tot de bovengemeentelijke saneringsverplichting die lastens de abonnees wordt aangerekend, wordt als volgt berekend : B = P x N N = 0,025 x Q waarbij B = de bijdrage aangerekend lastens de abonnee;
P = de prijs per vervuilingseenheid;
N = de vervuiling;
Q = het te factureren waterverbruik inclusief het gratis geleverde water uitgedrukt in m3.
Indien het te factureren waterverbruik niet uitgedrukt wordt in m3, maar in tariefeenheden, wordt het te factureren waterverbruik gelijkgesteld aan het aantal tariefeenheden inclusief de gratis geleverde tariefeenheden, gedeeld door 2,37. § 2. In afwijking van § 1 kan een minimumbijdrage aangerekend worden.
Het bedrag van de minimumbijdrage en de modaliteiten van de aanrekening staan onder toezicht van de economische toezichthouder. § 3. Met betrekking tot de bijdrage voor de bovengemeentelijke saneringsverplichting kan de Vlaamse Regering een correctie bepalen, waarmee de exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk rekening moet houden.
Deze correctie kan gaan van een vermindering tot het vrijstellen van de bijdrage van de abonnee en dit om sociale, economische of ecologische redenen.
De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden waaraan voldaan moet worden om in aanmerking te komen voor deze correcties.
Artikel 16quater.De bepaling van de bijdrage voor de gemeentelijke saneringsverplichting maakt deel uit van de overeenkomsten bedoeld in artikel 6bis, § 3. »
Art. 88.In hoofdstuk IX van hetzelfde decreet wordt artikel 24 vervangen door de volgende artikelen : «
Artikel 24.Bij wijze van overgangsmaatregel rekenen de exploitanten van een openbaar waterdistributienetwerk voor de bovengemeentelijke sanering een bijdrage aan op de waterverbruiken gefactureerd vanaf 2005 met uitzondering van het in het jaar 2004 pro rato temporis berekend verbruikt water.
Artikel 25.Bij wijze van overgangsmaatregel en tot de Vlaamse Regering gebruik maakt van de in artikel 16ter, § 3, bepaalde bevoegdheid, worden ter bepaling van de correctie bedoeld in dit artikel, de correcties overgenomen zoals bepaald in artikel 35bis, § 4, § 5. en § 6, artikel 35ter, § 4, § 5, § 6, § 7, § 8 en § 9, artikel 35quinquies, § 6, § 7, § 8 en § 9, en artikel 35sexies van de wet van 26 maart 1971, met dien verstande dat de woorden « de heffing », « het heffingsbiljet », « het heffingsjaar » en « de heffingsplichtige » vervangen worden door respectievelijk « de bijdrage », « de waterfactuur », « het facturatiejaar », « de abonnee », en dat de abonnees die aan de vrijstellingsvoorwaarden voldoen, hun aanvraag binnen de gestelde termijnen moeten richten aan de exploitant van het openbaar waterdistributienetwerk.
Artikel 26.Dit decreet treedt in werking op de dag van de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad.
In afwijking hiervan treden de bepalingen van artikel 6bis, artikel 16bis, artikel 16ter, artikel 16quater, artikel 24 en artikel 25 in werking op 1 januari 2005. » HOOFDSTUK XIV. - Cultuur
Art. 89.Artikel 73 van het decreet van 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid, gewijzigd bij de decreten van 5 juli 2002, 20 december 2002 en 21 maart 2003, wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 73.In afwijking van artikel 38, § 1, 2°, van dit decreet, geldt voor de bedoelde gemeenten de volgende overgangsbepaling : De toekenning van het nieuwe subsidiebedrag wordt gespreid over een overgangsperiode van 5 jaar, met ingang van 2002, waarbij elk jaar, behalve in 2005, het verschil tussen de nieuwe berekeningsbasis en het toegekende subsidiebedrag van 2001 met 25 % wordt verminderd. »
Art. 90.Artikel 74 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 74.In afwijking van artikel 39 van dit decreet, is voor het werkjaar 2005 de volgende regeling van toepassing : De forfaitaire subsidie van 0,6 euro per inwoner wordt voor het werkjaar 2005 vervangen door een forfaitaire subsidie van 0,3 euro per inwoner.
Voor de berekening van deze subsidie wordt voor wat betreft de gemeenten gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk gebied, slechts 30 % van hun bevolking in aanmerking genomen. Deze subsidie ter ondersteuning van de participatie van de gemeenten aan het streekgerichte bibliotheekbeleid zal voor het werkjaar 2005 worden toegevoegd aan de in artikel 40 van dit decreet vermelde subsidie voor het VCOB voor de verdere uitbouw van een centrale catalogus.
De voorwaarden voor de toekenning van deze subsidie worden bepaald in de beheersovereenkomst. »
Art. 91.In afwijking van artikel 54 van hetzelfde decreet worden de subsidies vermeld in artikel 21, § 1, artikel 21, § 2, artikel 21, § 5, artikel 30, artikel 33, § 1, artikel 34, artikel 38, § 1, artikel 41 en artikel 51 voor het werkjaar 2005 niet geïndexeerd. HOOFDSTUK XV. - Sociaal-cultureel vormingswerk
Art. 92.In afwijking van artikel 3, § 2, tweede lid, van het decreet van 6 juli 2001 houdende ondersteuning van de federatie van erkende organisaties voor volksontwikkeling en houdende ondersteuning van de vereniging van Vlaamse Cultuurcentra, wordt in 2005 de tussenkomst van de Vlaamse Gemeenschap rechtstreeks uitgekeerd aan de FOV. HOOFDSTUK XVI. - Vlaamse sportfederaties
Art. 93.In artikel 4 van het decreet van 13 juli 2001 houdende de regeling van de erkenning en subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisaties en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding, wordt tussen het eerste en de tweede lid het volgende lid toegevoegd : « De subsidies worden verleend voorzover de beschikbare begrotingskredieten strekken. » HOOFDSTUK XVII. - Economie en Tewerkstelling
Art. 94.In artikel 38 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende het statuut, de werking, de taken en de bevoegdheden van de erkende regionale samenwerkingsverbanden, de sociaal-economische raden van de regio en de regionale sociaal-economische overlegcomités worden de woorden « 31 december 2004 » telkens vervangen door de woorden « 30 juni 2005 ». HOOFDSTUK XVIII. - Slotbepalingen
Art. 95.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2005, met uitzondering van : - artikel 15 dat uitwerking heeft met ingang vanaf januari 2004; - artikel 29 dat uitwerking heeft met ingang vanaf 1 januari 2003. - artikelen 31 tot en met 53, tweede lid, die uitwerking hebben met ingang van 5 augustus 2004.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 24 december 2004.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, Y. LETERME De Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, F. MOERMAN De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, I. VERVOTTE De Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, B. ANCIAUX De Vlaamse minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, K. PEETERS De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, M. KEULEN De Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, K. VAN BREMPT _______ Nota (1) Zitting 2004-2005. Stukken. - Ontwerp van decreet + Addendum : 124, nr. 1 - Verslag van het Rekenhof : 124, nr. 2. - Amendement : 124, nrs. 3 tot 6. - In eerste lezing door de Commissie aangenomen artikelen : 124, nr. 7. - Verslag namens de Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting : 124, nr. 8. - Verslag namens de Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Bestuurszaken, Institutionele en Bestuurlijke Hervorming en Decreetsevaluatie : 124, nr. 9. - Verslag namens de Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme : 124, nr. 10. - Verslag namens de Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media : 124, nr. 11. - Verslag namens de Commissie voor Economie, Werk en Sociale Economie : 124, nr. 12. - Verslag namens de Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke ordening en Onroerend Erfgoed : 124, nr. 13. - Verslag namens de Commissie voor onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie : 124, nr. 14. Verslag namens de Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie : 124, nr.15. - Verslag namens de Commissie voor Wonen, Stedelijk Beleid, Inburgering en Gelijke Kansen : 124, nr. 16. - Tekst aangenomen door de Commissies : 124, nr. 17 - Amendementen : 124, nrs. 18 tot 21. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 124, nr. 22.
Handelingen. - Bespreking en aanneming : middagvergadering van 21 december en vergaderingen van 22 december 2004.