gepubliceerd op 20 juni 2006
Decreet houdende diverse bepalingen inzake leefmilieu en energie
19 MEI 2006. - Decreet houdende diverse bepalingen inzake leefmilieu en energie (1)
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet houdende diverse bepalingen inzak leefmilieu en energie. HOOFDSTUK I. - Algemeen
Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid. HOOFDSTUK II. - Bepaling landinrichting
Art. 2.Artikel 12 van het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 12.Landinrichting is uitsluitend van toepassing op de landelijke gebieden en de recreatiegebieden, evenals op de woongebieden met een landelijk karakter en de ontginningsgebieden, en de met een van deze gebieden vergelijkbare bestemmingsgebieden, aangewezen op de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening.
De Vlaamse Regering kan bij wijze van uitzondering gronden in andere gebieden aan landinrichting onderwerpen voorzover het onmisbaar is voor de uitvoering van een landinrichtingsplan opgesteld krachtens artikel 13. » HOOFDSTUK III. - Energie
Art. 3.In artikel 7 van het decreet van 17 juli 2000 houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, tweede lid, wordt 2° opgeheven;2° § 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.De netbeheerder kan geen andere activiteiten ondernemen inzake de levering van elektriciteit, dan de levering van elektriciteit in het kader van een openbaredienstverplichting, opgelegd op grond van artikel 19, 1°.
De netbeheerder die overeenkomstig de federale elektriciteitswet ook als transmissienetbeheerder is aangeduid kan geen andere activiteiten ondernemen inzake de productie van elektriciteit, dan de productie van elektriciteit nodig om zijn taken als netbeheerder goed te kunnen uitoefenen. De overige netbeheerders kunnen geen andere activiteiten ondernemen inzake de productie van elektriciteit, dan de productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen en kwalitatieve warmtekrachtkoppeling in productie-installaties waarvan hij op 1 oktober 2006 eigenaar is, en die aangesloten zijn op het distributienet dat door hem beheerd wordt. De elektriciteit die wordt opgewekt in deze installaties wordt enkel aangewend voor de dekking van zijn eigen verbruik en/of zijn netverliezen. De verdere exploitatie van kwalitatieve warmtekrachtinstallaties waarvan hij op 1 oktober 2006 eigenaar is, vormt een openbaredienstverplichting voor de netbeheerder zolang de certificaten toegekend voor de primaire energiebesparing gerealiseerd door de installatie niet aanvaard worden voor de certificatenverplichting, bedoeld in artikel 25bis, § 2. De netbeheerder streeft hierbij naar een maximale primaire energiebesparing. »
Art. 4.In artikel 19, 1°, c), van hetzelfde decreet worden tussen de woorden "in geval van niet-betaling van de elektriciteitsfactuur" en de woorden "en de verzekerde bevoorrading" de woorden ", de levering van elektriciteit aan huishoudelijke eindafnemers die niet over een geldig leveringscontract beschikken" ingevoegd.
Art. 5.Aan artikel 23bis van hetzelfde decreet, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, wordt een § 2 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 2. De verkoop van elektriciteit aan eindafnemers in het Vlaamse Gewest als een hoeveelheid elektriciteit uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling of enige andere benaming die erop wijst dat de elektriciteit werd opgewekt door middel van kwalitatieve warmtekrachtkoppeling, is toegestaan voor zover de leverancier een overeenstemmend aantal warmtekrachtcertificaten toont aan de VREG voor elektriciteit opgewekt uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling.
Op de getoonde warmtekrachtcertificaten wordt aangegeven dat ze gebruikt werden in het kader van de verkoop van elektriciteit, zoals bedoeld in het eerste lid.
Een warmtekrachtcertificaat kan maar eenmaal worden gebruikt voor de verkoop van elektriciteit zoals bedoeld in het eerste lid.
De Vlaamse Regering stelt de criteria en procedure vast voor het tonen en aanmerken van warmtekrachtcertificaten zoals bedoeld in dit artikel. »
Art. 6.In hetzelfde decreet wordt een artikel 25quater toegevoegd, dat luidt als volgt : «
Artikel 25quater.§ 1. De netbeheerders kennen een minimumsteun toe voor de productie van elektriciteit die is opgewekt in kwalitatieve warmtekrachtinstallaties aangesloten op hun net, voorzover de producent zelf daarom verzoekt. Als bewijs van zijn productie van elektriciteit uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling, draagt de producent het overeenstemmende aantal warmtekrachtcertificaten over aan de betrokken netbeheerder.
Een warmtekrachtcertificaat kan maar eenmaal aan een netbeheerder worden overgedragen. Er kan geen steun worden verleend voor elektriciteit uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling die langer dan 48 maanden voor de overdracht van de overeenstemmende warmtekrachtcertificaten is geproduceerd of waarvoor het betreffende warmtekrachtcertificaat niet kan worden voorgelegd in het kader van artikel 25bis.
De minimumsteun bedraagt 27 euro per overgedragen warmtekrachtcertificaat.
De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt voor warmtekrachtinstallaties waarvoor de certificatenaanvraag wordt ingediend na inwerkingtreding van dit artikel en loopt over een periode van 10 jaar vanaf de indienstname van de warmtekrachtinstallatie. § 2. De netbeheerders brengen op regelmatige tijdstippen de warmtekrachtcertificaten die hen werden overgedragen op de markt om de kosten verbonden aan de verplichting, bedoeld in § 1, te recupereren.
De VREG zorgt voor de transparantie en de regulariteit van de verkoop van deze warmtekrachtcertificaten door de netbeheerders.
De lijsten van de overgedragen warmtekrachtcertificaten en van de warmtekrachtcertificaten die door de netbeheerders op de markt werden gebracht, worden maandelijks door de netbeheerders aan de VREG meegedeeld. § 3. In het geval dat de steun, bedoeld in § 1, door een beslissing van de Vlaamse overheid niet langer wordt toegekend, vergoedt de Vlaamse Regering voor bestaande installaties de geleden schade. ».
Art. 7.In hetzelfde decreet wordt het tweede lid van artikel 37, § 2ter, vervangen door wat volgt : « Ingeval de marktwaarde van de warmtekrachtcertificaten door een beslissing van de Vlaamse Regering daalt tot minder dan 27 euro, vergoedt de Vlaamse Regering de geleden schade voor kwalitatieve warmtekrachtinstallaties aangesloten op het transmissienet, die minder dan 10 jaar in dienst zijn. ».
Art. 8.In artikel 8 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de organisatie van de gasmarkt worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, tweede lid, wordt 2° opgeheven;2° een § 1bis wordt toegevoegd, die luidt als volgt : « § 1bis.De netbeheerder kan geen andere activiteiten ondernemen inzake de levering van aardgas, dan de levering van aardgas in het kader van een openbaredienstverplichting, opgelegd op grond van artikel 18, 1° ».
Art. 9.In artikel 18, 1°, c), van hetzelfde decreet worden tussen de woorden "in geval van niet-betaling van de aardgasfactuur" en de woorden "en de verzekerde bevoorrading" de woorden ", de levering van aardgas aan huishoudelijke eindafnemers die niet over een geldig leveringscontract beschikken" ingevoegd. HOOFDSTUK IV. - Private waterzuiveringsinstallaties
Art. 10.In artikel 35ter, § 7, van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, ingevoegd bij het decreet van 24 december 2004, worden in 5° de woorden "na verplicht advies van de afdeling Milieu-inspectie van Aminal," geschrapt.
Art. 11.In artikel 35ter, § 8, van dezelfde wet, toegevoegd als § 7 bij het decreet van 19 december 2003 en hernummerd als § 8 bij het decreet van 24 december 2004, worden de woorden "na verplicht advies van de afdeling Milieu-inspectie van Aminal," geschrapt. HOOFDSTUK V. - Milieuvergunning
Art. 12.Artikel 5 van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 5.§ 1. De bouwvergunning als bedoeld in artikel 43 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening gecoördineerd op 22 oktober 1996, of de stedenbouwkundige vergunning als bedoeld in artikel 99, § 1, 1°, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, voor een inrichting waarvoor een milieuvergunning nodig is of die onderworpen is aan de meldingsplicht, wordt geschorst zolang de milieuvergunning niet definitief is verleend of de melding niet is gebeurd. De milieuvergunning wordt beschouwd als definitief verleend wanneer geen administratief beroep meer mogelijk is bij een vergunningverlenende overheid en de termijn voor indiening van een beroepsprocedure met vordering tot schorsing en/of vernietiging bij de Raad van State is verstreken. Ingeval een beroepsprocedure tot schorsing bij de Raad van State is ingediend, wordt de milieuvergunning beschouwd als definitief verleend vanaf de afwijzing van de vordering tot schorsing.
Voor dergelijke inrichtingen waarvoor tevens een milieuvergunning of melding nodig is, gaat de termijn bepaald in artikel 52 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening gecoördineerd op 22 oktober 1996 of in artikel 113, § 2, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, pas in op de dag dat de milieuvergunning definitief wordt verleend.
Wordt de milieuvergunning evenwel geweigerd dan vervalt de bouwvergunning of stedenbouwkundige vergunning als bedoeld in artikel 99, § 1, 1°, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening van rechtswege op de dag van de weigering in laatste aanleg. Het verval van de bouwvergunning of stedenbouwkundige vergunning wordt onverwijld meegedeeld aan de aanvrager en de overheid die de bouwvergunning of stedenbouwkundige vergunning verleent. § 2. De milieuvergunning voor een inrichting waarvoor krachtens artikel 43 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening gecoördineerd op 22 oktober 1996 een bouwvergunning of krachtens artikel 99, § 1, 1°, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening een stedenbouwkundige vergunning nodig is, wordt geschorst zolang deze laatste niet definitief is verleend.
In dat geval gaat de termijn bepaald in artikel 17, tweede lid, van dit decreet, slechts in op de dag dat de bouwvergunning of stedenbouwkundige vergunning definitief is verleend.
Wordt de bouwvergunning of stedenbouwkundige vergunning evenwel geweigerd dan vervalt de milieuvergunning van rechtswege op de dag van de weigering van de bouwvergunning of stedenbouwkundige vergunning in laatste aanleg. Het verval van de bouwvergunning of stedenbouwkundige vergunning wordt onverwijld meegedeeld aan de aanvrager en de overheid die de bouwvergunning verleent. »
Art. 13.In artikel 21, § 1, van hetzelfde decreet wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « Voor de toepassing van dit artikel wordt onder 'bevoegde overheid' verstaan "de overheid die in eerste aanleg bevoegd is. »
Art. 14.In artikel 24, § 3, van hetzelfde decreet wordt tussen het eerste en tweede lid een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « Wanneer het beroep wordt ingediend door de gouverneur, het college van burgemeester en schepenen of de adviesverlenende overheidsorganen, wordt de beslissing, vanaf de bekendmaking van de ontvankelijkheidverklaring van het beroep aan de exploitant, geschorst gedurende een termijn van maximaal 150 kalenderdagen. »
Art. 15.De door artikel 14 in het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning ingevoegde bepaling geldt eveneens voor de op datum van inwerkingtreding van dit decreet ingediende beroepsdossiers.
Art. 16.In artikel 36, § 1, van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder "bevoegde overheid" verstaan "de overheid die in eerste aanleg bevoegd is. ».
Art. 17.In hoofdstuk XI van hetzelfde decreet wordt een artikel 45bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Artikel 45bis.In afwijking van artikel 18, § 3, eerste en tweede lid, kunnen aanvragen voor een nieuwe vergunning, die tot 48 maanden vóór het verstrijken van de lopende vergunning worden ingediend, ontvankelijk worden verklaard, in zoverre het vergunningen betreft waarvan de eindtermijn afloopt ten laatste op 1 september 2011. » HOOFDSTUK VI. - Natuurbehoud
Art. 18.Artikel 17, § 3, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu wordt vervangen door wat volgt : « § 3. Elke GEN of GENO die de Vlaamse Regering in overdruk afbakent overeenkomstig de wetgeving betreffende de ruimtelijke ordening in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, wordt van rechtswege beschouwd als een GEN of GENO in de zin van dit decreet.
Een volgens artikel 21 vastgesteld afbakeningsplan wordt van rechtswege opgeheven voor het onderdeel waarvoor nadien een ruimtelijk uitvoeringsplan in werking treedt dat aan dit onderdeel een bestemming geeft waardoor dit laatste niet meer krachtens artikel 20 van dit decreet zou kunnen worden aangeduid als GEN of GENO. Het voorontwerp van ruimtelijk uitvoeringsplan bevat voorstellen voor schadebeperkende en compenserende maatregelen. In het geval dergelijke opheffing gebeurt door middel van een gemeentelijk of een provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan, dient, voor wat die opheffing aangaat, het betrokken ontwerp van ruimtelijk uitvoeringsplan voorafgegaan te worden door een advies vanwege de administratie bevoegd voor het natuurbehoud, en dit uiterlijk tijdens de plenaire vergadering, vermeld in artikel 48, § 1, respectievelijk 44, § 1, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening. Dit advies geeft de benodigde schadebeperking en compenserende maatregelen aan. Het advies is bindend. Het betrokken college van burgemeester en schepenen respectievelijk de betrokken bestendige deputatie kan, met het oog op herziening van dit advies, beroep aantekenen bij de Vlaamse Regering.
De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen inzake de te volgen procedure.
De in het vorige lid bedoelde opheffing kan niet gebeuren bij middel van gemeentelijke of provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen wanneer het betrokken gedeelte van GEN of GENO gelegen is binnen een gebied dat definitief is vastgesteld als speciale beschermingszone in de zin van artikel 36bis, §§ 12 of 13. De in het vorige lid bedoelde opheffing kan maar gebeuren bij middel van gemeentelijke of provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen voor zover het om grenscorrecties gaat en voor zover er door deze opheffing geen betekenisvolle schade aan de natuur of het natuurlijk milieu in het VEN kan veroorzaakt worden.
Het aldus opgeheven onderdeel van het afbakeningsplan herneemt zijn rechtskracht indien en in de mate het bedoelde ruimtelijk. uitvoeringsplan door de Raad van State wordt geschorst of vernietigd. »
Art. 19.In artikel 34, § 1, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt : « Voor elk natuurreservaat ingesteld krachtens dit decreet wordt een beheersplan opgesteld.Het beheersplan vermeldt de maatregelen en bepalingen inzake het beheer en de inrichting van het gebied, waarbij voor redenen van natuurbehoud, of voor redenen van recreatief of educatief medegebruik, en voorzover dit inpasbaar is in de doelstelling van het natuurreservaat, kan worden afgeweken van de voorschriften van dit decreet, inzonderheid van artikel 35, § 2 »; 2° het tweede lid wordt opgeheven.
Art. 20.In artikel 36bis, § 15, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt het nummer "3" vervangen door het nummer "2"
Art. 21.In artikel 36ter van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste zin, worden na de woorden "in de bijlagen II, III en IV van dit decreet" de woorden "evenals de niet in bijlage IV van dit decreet genoemde en op het grondgebied van het Vlaamse Gewest geregeld voorkomende soorten trekvogels" toegevoegd;2° in § 1 wordt de tweede zin vervangen door wat volgt : « De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de nodige instandhoudingmaatregelen en de ecologische vereisten, evenals een procedure voor vaststelling van de instandhoudingsdoelstellingen";3° in § 2 worden in de punten a) en b) telkens tussen de woorden "van dit decreet" en de woorden "in een speciale beschermingszone" de woorden "evenals de niet in bijlage IV van dit decreet genoemde en op het grondgebied van het Vlaamse Gewest geregeld voorkomende soorten trekvogels" ingevoegd.
Art. 22.In artikel 75 van hetzelfde decreet worden de woorden "36ter, §§ 3 tot 6" vervangen door de woorden "36ter, §§ 2 tot 6. ». HOOFDSTUK VII. - Bos
Art. 23.In artikel 3 van het Bosdecreet van 13 juni 1990 worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2 worden aan het einde van het vierde punt de volgende woorden toegevoegd : « , uitgezonderd de korte-omloop-houtteelt waarvan de aanplant plaatsgevonden heeft op gronden die op dat ogenblik gelegen zijn buiten de ruimtelijk kwetsbare gebieden zoals bedoeld in artikel 146 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening";2° in § 3 wordt het zesde punt vervangen door wat volgt : « 6.de aanplantingen met naaldbomen die uitsluitend bestemd zijn voor de verkoop als kerstboom. Een aanplanting wordt geacht niet langer aan deze voorwaarde te voldoen wanneer de gemiddelde hoogte van het bestand 4 meter heeft bereikt. »; 3° in § 3 wordt een achtste punt toegevoegd, dat luidt als volgt : « 8.de wissenteelt waarvan de bovengrondse massa periodiek tot maximaal drie jaar na de aanplanting of na de vorige oogst, in zijn totaliteit wordt geoogst. ».
Art. 24.In artikel 4 van hetzelfde decreet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° het derde punt wordt vervangen door wat volgt : « 3.bebossing : bezetting met bomen of houtachtige struikvegetaties, door menselijke ingreep of spontaan, van een oppervlakte die daardoor onder het toepassingsgebied van dit decreet komt te vallen; »; 2° het elfde punt wordt vervangen door wat volgt : « 11.herbebossing : bezetting met bomen of houtachtige struikvegetaties, door menselijke ingreep of spontaan, van een oppervlakte die reeds onder de toepassing van dit decreet viel; »; 3° een punt 14bis1 wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « 14bis1.Korte-omloop-houtteelt : teelt van snelgroeiende houtachtige gewassen waarbij de bovengrondse biomassa periodiek tot maximaal 8 jaar na de aanplanting of na de vorige oogst, in zijn totaliteit wordt geoogst; ».
Art. 25.In artikel 41quater, § 4, van hetzelfde decreet worden de woorden "overeenkomstig §§ 2 en 3" vervangen door de woorden "overeenkomstig §§ 1, 2 en 3".
Art. 26.Artikel 91 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 91.§ 1. Bij een overdracht of vestiging van een zakelijk recht op een onroerend goed waarop dit decreet van toepassing is, of bij een verdeling van dergelijk goed, gaan de rechten en de plichten die voortvloeien uit dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten over op de verwerver, in de mate dat hij daarbij geheel of gedeeltelijk het beheer van het bos verkrijgt.
In de mate dat het beheer van het bos geheel of gedeeltelijk overgedragen wordt op enige andere wijze dan bepaald in het vorige lid, en dit voor een duur van meer dan negen jaar, gaan de rechten en de plichten die krachtens dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten rusten op het onroerend goed over op de nieuwe bosbeheerder. § 2. Bij een overdracht of verdeling van onroerende goederen waarop dit decreet van toepassing is, brengt de overdrager of verdeler de verwerver vóór het sluiten van de overeenkomst op de hoogte van de verplichtingen die op dat goed rusten krachtens dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten.
Deze verplichting rust eveneens op degene die het eigendomsrecht van dergelijke onroerende goederen belast met zakelijke rechten in de mate dat daarbij het beheer van het bos wordt overgedragen, en op de persoon die op enige andere wijze het beheer van het bos geheel of gedeeltelijk overdraagt voor meer dan negen jaar. § 3. De instrumenterende ambtenaar die een akte verlijdt van overdrachten of verdelingen bedoeld in § 1 neemt in de akte in een aparte rubriek "Bosdecreet" de verklaring op van de overdrager of verdeler dat hij zijn informatieplicht, bedoeld in § 2, heeft nageleefd en, in voorkomend geval, de nodige stukken heeft overgedragen.
Het voorhanden zijn van een bosbeheerplan en de referentiegegevens ervan worden in de akte vermeld. § 4. Voormelde instrumenterende ambtenaar deelt binnen zestig dagen na de ondertekening van de akte de wijziging in het beheer van het bos mee aan het Bosbeheer met een attest waarin de identiteit van de oorspronkelijke en de nieuwe bosbeheerder en de omschrijving van het betreffende onroerend goed worden opgenomen. § 5. De partij die haar informatieplicht niet nakomt blijft gehouden tot haar verplichtingen die voortvloeien uit dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten. Deze niet-tegenstelbaarheid kan niet worden ingeroepen indien voor het verlijden van de akte van overdrachten of verdelingen, bedoeld in § 1, de verwerver op de hoogte is gebracht van de verplichtingen die op het goed rusten krachtens dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten. ». HOOFDSTUK VIII. - Afvalstoffen
Art. 27.Artikel 4, 4°, van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, toegevoegd bij het decreet van 4 april 2003, wordt vervangen door wat volgt : « 4° bodem, uitgegraven buiten ontginningsgebieden, die overeenkomstig de voorwaarden bepaald in of krachtens het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering wordt gebruikt. ».
Art. 28.Aan artikel 10.3.4, § 4, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid wordt de volgende zin toegevoegd : « De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en procedure voor de erkenning van deze laboratoria. »
Art. 29.Artikel 28 heeft uitwerking met ingang vanaf 1 april 2006. HOOFDSTUK IX. - Eigen Vermogen onder de benaming Ondersteunend Centrum van het Agentschap voor Natuur en Bos
Art. 30.Bij het Agentschap voor Natuur en Bos, hierna het agentschap te noemen, of zijn rechtsopvolger, wordt een Eigen Vermogen ingesteld onder de benaming Ondersteunend Centrum van het Agentschap voor Natuur en Bos, afgekort OC-ANB. Aan het OC-ANB wordt rechtspersoonlijkheid toegekend.
Art. 31.Het OC-ANB heeft tot doel bij te dragen tot de realisatie van het beleid inzake natuurbehoud en de vrijwaring van het natuurlijk milieu en het milieubeleid door middel van : 1° het sociaal-economisch valoriseren in het kader van een duurzaam beheer van de domeinen in beheer bij het agentschap, inclusief op natuurbeleving gericht recreatief en educatief medegebruik en van de goederen in eigendom van het OC-ANB;2° het uitvoeren van terreinrealisaties zowel op gronden van het Vlaamse Gewest, waaronder domeinbossen, Vlaamse natuurreservaten, parken en viswaters, als op terreinen van derden. Onder derden wordt in dit verband verstaan : a) overheden en openbare instellingen;b) de conform het bosdecreet van 13 juni 1990 erkende bosgroepen en leden van die bosgroepen;c) de conform het decreet natuurbehoud van 21 oktober 1997 erkende natuurverenigingen;d) rechtspersonen die zijn opgezet met het oog op het realiseren van projecten die van belang zijn voor het natuurlijk milieu, bos, groen en faunabeheer, alsmede private rechtspersonen op wiens gronden die projecten worden uitgevoerd;3° het verlenen van diensten en het uitwisselen van diensten in coöperatief verband;4° het participeren in publiek-private samenwerkingsverbanden mits het voorafgaandelijk akkoord van de Minister van Begroting;5° het ondersteunen van en het uitbaten van bezoekerscentra van het agentschap;6° het meedingen naar of uitvoeren van opdrachten en projecten waarmee de kennis en ervaring die aanwezig zijn binnen het agentschap en het OC-ANB kunnen worden ingezet ter ondersteuning van andere publiek- of privaatrechtelijke verenigingen, ondernemingen of instellingen.
Art. 32.Het OC-ANB kan voor de verwezenlijking van zijn doel vrij contracten sluiten in het raam van een aanneming, onderaanneming, tijdelijke vereniging, een consortium, en alle andere geschikt bevonden samenwerkingsverbanden, roerende en onroerende goederen verwerven en vervreemden en in het algemeen alle nuttige rechtshandelingen stellen.
Art. 33.Het OC-ANB kan mits een unanieme beslissing in de beheerscommissie medeoprichter, lid, bestuurder of vennoot zijn van publiek- of privaatrechtelijke verenigingen, ondernemingen of instellingen, op voorwaarde dat het doel van die rechtspersonen verband houdt met het doel van het OC-ANB.
Art. 34.In navolging van artikel 32 kan het OC-ANB op contractuele basis personeel aanwerven, tewerkstellen en ontslaan.
Het OC-ANB kan personeel ter beschikking stellen van het Vlaamse Gewest. De wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers is op die terbeschikkingstelling niet van toepassing.
Art. 35.§ 1. Het OC-ANB wordt bestuurd door een beheerscommissie.
De volgende personen zijn ambtshalve lid : 1° het hoofd van het agentschap, tevens voorzitter van de beheerscommissie en, in voorkomend geval, de algemeen directeur.Bij afwezigheid van het hoofd van het agentschap is de algemeen directeur de voorzitter; 2° de hoofden op afdelingsniveau van de centrale diensten van het agentschap;3° de afgevaardigde van de Vlaamse minister bevoegd voor de landinrichting en het natuurbehoud. De volgende personen worden benoemd door de Vlaamse Regering : 1° een vertegenwoordiger van de conform het Bosdecreet van 13 juni 1990 erkende bosgroepen;2° een vertegenwoordiger van de conform het decreet natuurbehoud van 21 oktober 1997 erkende natuurverenigingen;3° een vertegenwoordiger van de conform het jachtdecreet van 24 juli 1991 erkende wildbeheereenheden;4° een vertegenwoordiger van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten;5° een ambtenaar, deskundig in financiën en begroting, op voorstel van de Vlaamse minister bevoegd voor Financiën en Begroting. § 2. De beheerscommissie moet steeds voor minstens de helft zijn samengesteld uit ambtenaren van het agentschap. Ook een vertegenwoordiger van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Landinrichting en het Natuurbehoud, moet er deel van uitmaken. Met dit doel kan het hoofd van het agentschap desgevallend één of meer afdelingshoofden van de provinciale entiteiten van het agentschap als lid aanstellen.
De Vlaamse Regering wordt gemachtigd de samenstelling te wijzigen op basis van wijzigingen op het vlak van interne organisatie van het agentschap en van het gewicht dat aan een taak of doelgroep wordt gegeven. De voorwaarde, gesteld in het vorige lid, moet daarbij nageleefd worden. § 3. De voorzitter kan bevoegde personen uitnodigen om met raadgevende stem aan de bespreking van een punt van de agenda van een vergadering van de beheerscommissie deel te nemen. § 4. De beheerscommissie vergadert minstens tweemaal per jaar.
Art. 36.De inkomsten van het OC-ANB worden gevormd door : 1° de opbrengsten, gehaald uit de verkoop van hout en andere producten uit de domeinen in beheer van het agentschap;2° het valoriseren van de resultaten van de uitgevoerde activiteiten, vermeld in artikel 31;3° de giften, legaten, schenkingen, beurzen, prijzen of alle andere giften die zijn aanvaard krachtens de wet van 12 juli 1931 betreffende de uitbreiding tot alle rechtspersonen van het voordeel van de voorlopige aanvaarding van bij akte gedane schenkingen onder de levenden;4° heffingen, retributies, subsidies en dergelijke meer;5° de verkoop van rapporten, brochures, kaarten, plans of andere publicaties, met inbegrip van producten in elektronische vorm;6° het uitbaten van bezoekerscentra van het agentschap;7° het beheer en de vervreemding van goederen die behoren tot de rechtspersoon OC-ANB;8° andere inkomsten, na goedkeuring door de Vlaamse Regering.
Art. 37.De Vlaamse Regering kan beslissen onroerende en roerende goederen van het Vlaamse Gewest die niet langer dienstig zijn voor de strikte overheidstaak van het agentschap met het oog op valorisatie kosteloos in eigendom over te dragen aan het OC-ANB. In die gevallen neemt het OC-ANB de rechten en plichten over van het agentschap.
Betrokken onroerende en roerende goederen kunnen niet vervreemd worden dan ten behoeve van de schatkist.
Art. 38.Ieder jaar, voor 31 oktober, stelt de beheerscommissie de begroting vast van de uitgaven voor het volgende begrotingsjaar, alsmede de middelen van het OC-ANB om die uitgaven te dekken.
Ieder jaar, voor 31 maart, stelt de beheerscommissie de uitvoeringsrekening van het OC-ANB van het voorgaande begrotingsjaar op.
De begroting en de rekening, alsmede elke wijziging ervan, worden ter goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse Regering, samen met het advies van de Inspectie van Financiën.
Ten minste eenmaal per jaar wordt de boekhouding van het OC-ANB nagekeken door de Vlaamse Regering. De daartoe aangestelde ambtenaren beschikken over alle bevoegdheid van onderzoek, kunnen alle stavings- en bewijsstukken laten voorleggen en kunnen zich vergewissen van de toestand van de bewaarde goederen, maar mogen zich niet met het beheer bezighouden.
Art. 39.Met behoud van de toepassing van de voorgaande bepalingen worden de nadere regelen betreffende het toezicht, het beheer, de werking en de boekhouding van het OC-ANB vastgesteld bij besluit van de Vlaamse Regering.
Art. 40.Artikel 3, punt 4°, van het decreet tot oprichting van het Fonds voor Preventie en Sanering inzake Leefmilieu en Natuur als Gewestdienst met Afzonderlijk Beheer van 23 januari 1991 wordt opgeheven. HOOFDSTUK X. - Water
Art. 41.In artikel 40, § 1, en artikel 44, § 1, van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid wordt "22 december 2006" vervangen door "22 december 2007".
Art. 42.In artikel 32septies, § 4, van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, laatst gewijzigd bij decreet van 23 december 2005 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2006, wordt een lid toegevoegd, luidend als volgt : « Bedrijfsafvalwater dat op basis van de bepalingen van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, alle uitvoeringsbepalingen van dit decreet, evenals de bepalingen uit de betreffende milieuvergunning, door de exploitant van de hinderlijke inrichting zelf moet gezuiverd worden en/of in oppervlaktewater dient geloosd te worden, komt niet in aanmerking voor een contract zoals bedoeld in het eerste lid, behalve voor wat betreft een contract voor de aanleg en exploitatie van een afvoerleiding waarin de betrokken exploitant zijn aandeel ten laste neemt. ».
Art. 43.In artikel 35ter, § 2, van dezelfde wet, wordt het zesde lid, zoals toegevoegd door artikel 47, § 2, van het decreet van 23 december 2005 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2006, geschrapt.
Art. 44.Artikel 35quinquies, § 1, van dezelfde wet, zoals ingevoerd door artikel 49 van het decreet van 23 december 2005 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2006, wordt met ingang van 1 januari 2006 vervangen door wat volgt : « § 1. Voor de heffingsplichtigen die niet onder artikel 35quater vallen wordt de vuilvracht als volgt berekend : N = N1 + N2 + N3 + Nk waarin : N = de vuilvracht uitgedrukt in vervuilingseenheden;
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarin : N1 : de vuilvracht veroorzaakt door de lozing van de zuurstofbindende stoffen en de zwevende stoffen uitgedrukt in vervuilingseenheden;
Qd : het volume, uitgedrukt in liter, van het afvalwater geloosd in een etmaal tijdens de maand van grootste bedrijvigheid van het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar; a : 1° deze term is gelijk aan nul : a) voor de heffingsplichtigen die op 1 januari van het jaar dat voorafgaat aan het beschouwde heffingsjaar zijn aangesloten op het openbaar hydrografisch net, zoals bedoeld in artikel 1, en op dezelfde datum bovendien beschikken over een milieu- respectievelijk lozingsvergunning voor lozing op het openbaar hydrografisch net; b) voor de heffingsplichtigen die op 1 januari van het jaar dat voorafgaat aan het beschouwde heffingsjaar beschikken over een milieu- respectievelijk lozingsvergunning met normen voor lozing in de gewone oppervlaktewateren en lozen in de openbare riolering gelegen in zuiveringszone C, zoals bedoeld in artikel 1.1.2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, in een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater of in een openbare of privaatrechtelijke effluentleiding die uitmondt in oppervlaktewater; 2° indien in de loop van het jaar dat voorafgaat aan het heffingsjaar de lozingssituatie en/of vergunningstoestand bedoeld onder 1° verandert in deze bedoeld onder 3° of omgekeerd, wordt de berekening van de N1-component evenredig opgesplitst voorzover de vuilvracht berekend zonder de a-factor niet gevoelig wijzigt. De wijziging van de a-factor gaat in, hetzij vanaf de maand volgend op deze waarin de vergunning wordt afgeleverd, hetzij vanaf de maand die volgt op die waarin de wijziging van de lozingssituatie effectief ingaat. De heffingsplïchtige dient minstens één maand voor de wijziging per aangetekend schrijven de leidend ambtenaar van de Maatschappij hiervan op de hoogte te brengen.
Bij gevoelige wijziging van de vuilvracht is overeenkomstig de bepalingen van §§ 8 tot en met 11 de situatie op het ogenblik van de monstername van toepassing; 3° deze term is in de overige gevallen gelijk aan 0,20. ZS : het gehalte aan stoffen in suspensie, uitgedrukt in mg/l, van het afvalwater waarop Qd betrekking heeft;
BZV : de biochemische zuurstofbehoefte gedurende 5 dagen, uitgedrukt in mg/l, van het afvalwater waarop Qd betrekking heeft;
CZV : de chemische zuurstofbehoefte, uitgedrukt in mg/l, van het afvalwater waarop Qd betrekking heeft; d : correctiefactor wanneer het gaat om seizoensgebonden of niet-continue activiteiten waarbij minder dan 225 kalenderdagen per jaar afvalwater wordt geloosd en hiervan het bewijs geleverd wordt; d is dan gelijk aan het quotiënt van het aantal dagen waarin afvalwater werd geloosd en 225.
Indien er in het jaar voorafgaand aan het beschouwde heffingsjaar gedurende verschillende etmalen metingen zijn gebeurd van het dagdebiet en de samenstelling van het geloosde afvalwater, dan wordt als N1 het rekenkundig gemiddelde van de op dagbasis berekende N1-componenten genomen.
Indien er in het jaar voorafgaand aan het beschouwde heffingsjaar in verschillende maanden metingen zijn gebeurd van het dagdebiet en de samenstelling van het geloosde afvalwater, dan wordt als maand van de grootste bedrijvigheid die maand in aanmerking genomen waarvan het rekenkundig gemiddelde van de op dagbasis berekende N1-component het grootst is.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarin : N2 = de vuilvracht veroorzaakt door de lozing van de beschouwde zware metalen uitgedrukt in vervuilingseenheden;
Qj = het volume afvalwater, uitgedrukt in kubieke meter, geloosd in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar;
Hg, Ag, Cd, Zn, Cu, Ni, Pb, As, Cr : de in het geloosde afvalwater gemeten gehaltes, van het afvalwater waarop Qd betrekking heeft, uitgedrukt in mg/l, van de respectievelijke stoffen : kwik, zilver, cadmium, zink, koper, nikkel, lood, arseen en chroom.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarin : N3 : de vuilvracht veroorzaakt door de lozing van de beschouwde nutriënten uitgedrukt in vervuilingseenheden;
Qj : het volume afvalwater, uitgedrukt in kubieke meter, geloosd in het jaar voorafgaand aan het beschouwde heffingsjaar;
N : het in het geloosde afvalwater gemeten gehalte aan totale stikstof uitgedrukt in mg N/l;
P : het in het geloosde afvalwater gemeten gehalte aan totale fosfor, uitgedrukt in mg P/l. *Nk = a (K x 0,0004) waarin : Nk : de vuilvracht veroorzaakt door het lozen van koelwater;
K : het thermisch belast koelwater, uitgedrukt in kubieke meter per jaar, dat in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar werd geloosd.
Met ingang van het heffingsjaar 1992 wordt de hoeveelheid geloosd koelwater geacht overeen te stemmen met : -hetzij, de in de lozings- of milieuvergunning toegelaten hoeveelheid; - hetzij, de hoeveelheid aangegeven in de vóór 1 september 1991 ingediende lozingsvergunningsaanvraag zolang over deze laatste nog geen uitspraak is gedaan; - tenzij de heffingsplichtige het bewijs levert dat de reëel geloosde hoeveelheid kleiner is. a : deze term is gelijk aan 0,825 voor de heffingsjaren 1992, 1993, 1994, 1995 en is gelijk aan 0,550 met ingang van het heffingsjaar 1996. ».
Art. 45.Artikel 28decies, § 1, van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer wordt vervangen door : « § 1. De heffing, vastgesteld overeenkomstig artikel 28quater, wordt gevestigd uiterlijk op 31 december van het jaar dat volgt op het heffingsjaar. »
Art. 46.Aan artikel 79 van het decreet van 24 december 2004 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2005, laatst gewijzigd bij decreet van 23 december 2005 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2006, wordt een bijkomend lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Eveneens bij wijze van overgangsmaatregel wordt éénmalig het bedrag van de heffing voor de heffingsplichtigen bedoeld in artikelen 35quinquies en 35septies met uitzondering van de heffingsplichtigen in artikel 35ter, § 2, a), voor het heffingsjaar 2005 verminderd met : - Qdw x vrijgestelde vervuiling x T waarin : Qdw het door de openbare watervoorzieningmaatschappij in 2004 gefactureerd drinkwaterverbruik, uitgedrukt in m3; vrijgestelde vervuiling = de vuilvracht N - Nk, zoals bedoeld in respectievelijk artikel 35quinquies, § 1, en artikel 35septies, § 1, van de wet van 26 maart 1971 voor de heffing 2005 gedeeld door Qdw.
Deze vrijgestelde vervuiling kan maximaal 0,025 VE / m3 bedragen;
T = 26,42 euro/VE; - het voorschot op de vergoeding, zoals bedoeld in artikel 32septies, § 4, van de wet van 26 maart 1971, aangerekend voor de bovengemeentelijke sanering van het afvalwater geloosd in 2005, exclusief btw.
De heffing kan in geen geval negatief worden. ». HOOFDSTUK XI. - Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening
Art. 47.In artikel 3 van het decreet van 28 juni 1983 houdende oprichting van de instelling Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan § 1 worden de volgende woorden toegevoegd : "en de inzameling en zuivering van afvalwater." ; 2° in § 2 worden de woorden "verenigingen van gemeenten en particulieren" vervangen door de woorden "verenigingen van gemeenten, private rechtspersonen en particulieren".
Art. 48.In artikel 6 van hetzelfde decreet wordt het woord "watervoorzieningsdienst" telkens vervangen door het woord "waterdienst". In hetzelfde artikel wordt het woord "watervoorzieningsdiensten" telkens vervangen door het woord "waterdiensten".
Art. 49.Artikel 7 van hetzelfde decreet wordt vervangen door : «
Artikel 7.Voor elke onderscheiden waterdienst wordt een bijzondere resultatenrekening gehouden. Deze bijzondere resultatenrekening bevat naast de eigen kosten en opbrengsten van de betrokken waterdienst, als kosten tevens het aandeel van die dienst in de algemene kosten van de Maatschappij.
In de statuten wordt voorzien in : 1° het instellen van reserverekeningen, gemeenschappelijk aan al de waterdiensten van de Maatschappij;2° het oprichten voor elke waterdienst van eigen afzonderlijke reserverekeningen;3° een regeling met betrekking tot de dividendgerechtigdheid van de aandelen die zijn verbonden aan de verschillende waterdiensten.»
Art. 50.De eerste twee zinnen van artikel 8 van hetzelfde decreet worden vervangen door de volgende zin : « De statuten bepalen de wijze waarop tot de vaststelling en de bestemming van het resultaat van de Maatschappij wordt overgegaan. »
Art. 51.De eerste zin van artikel 9 van hetzelfde decreet wordt vervangen door : « De Maatschappij mag leningen aangaan of schuldbrieven uitgeven. »
Art. 52.Artikel 10 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.
Art. 53.In artikel 15 van hetzelfde decreet wordt het woord "watervoorzieningsdienst" vervangen door de woorden "door de Maatschappij ingerichte waterdienst".
Art. 54.Het maatschappelijk kapitaal van de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening, zoals opgericht bij het decreet van 28 juni 1983 houdende oprichting van de instelling Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening (de Maatschappij), wordt van rechtswege en zonder dat daartoe een beslissing van haar organen of een wijziging van haar statuten vereist is, verminderd met 85.000.000,00 euro, ten belope van welk bedrag in de rekeningen van de Maatschappij een kapitaalsubsidie van het Vlaamse Gewest wordt uitgedrukt.
De Maatschappij past vervolgens te gepasten tijde haar statuten aan om voornoemde wijziging in haar kapitaalstructuur erin tot uitdrukking te brengen en ze voor het overige in overeenstemming te brengen met de gevolgen van voornoemde wijziging in haar kapitaalstructuur.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 19 mei 2006.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, K. PEETERS _______ Nota's (1) Zitting 2005-2006. Stukken. - Ontwerp van decreet : 745, nr. 1. - Amendement : 745, nr. 2. - Verslag namens de Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie : 745, nr.3. - In eerste lezing door de Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie aangenomen artikelen van hoofdstuk III : Energie : 745, nr. 4. - Amendementen : 745, nrs. 5 en 6. - Aanvullend verslag namens de Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie : 745, nr.7. - Amendementen : 745, nr. 8. - Verslag namens de Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed : 745, nr. 9. - Tekst aangenomen door de commissies : 745, nr. 10. - Amendementen : 745, nr.11. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 745, nr. 12.
Handelingen. - Bespreking en aanneming : vergaderingen van 10 mei 2006.