Etaamb.openjustice.be
Decreet van 21 november 2003
gepubliceerd op 29 januari 2004

Decreet houdende wijziging van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening en van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004035117
pub.
29/01/2004
prom.
21/11/2003
ELI
eli/decreet/2003/11/21/2004035117/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 NOVEMBER 2003. - Decreet houdende wijziging van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening en van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996 (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet houdende wijziging van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening en van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996 HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid. HOOFDSTUK II. - Wijziging van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening

Art. 2.In artikel 7 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening wordt § 9 geschrapt.

Art. 3.In artikel 8 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan § 3, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt : « Leden van de provincieraad of de bestendige deputatie kunnen geen lid van de adviescommissie zijn.»; 2° in § 3, derde lid, wordt 2° vervangen door wat volgt : « 2° drie leden, gekozen uit een dubbeltal deskundigen inzake ruimtelijke ordening van het provinciebestuur, voorgedragen door de bestendige deputatie;»; 3° § 9 wordt geschrapt.

Art. 4.In artikel 9 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 26 april 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 3 worden het eerste en tweede lid vervangen door wat volgt : « De gemeenteraad benoemt de voorzitter, de leden, de plaatsvervangers en de vaste secretaris.De gemeenteraad kan onder de leden een ondervoorzitter aanwijzen. De benoeming wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de bestendige deputatie die haar beslissing binnen 30 dagen na de betekening opstuurt naar het college van burgemeester en schepenen en de Vlaamse regering. Als ze dat niet doet, dan wordt de beslissing van de gemeenteraad geacht te zijn goedgekeurd. »; 2° in § 4, eerste lid, worden de woorden "Vlaamse regering" vervangen door de woorden "bestendige deputatie";3° § 10 wordt geschrapt.

Art. 5.In artikel 10, § 2, van hetzelfde decreet worden de woorden "per kwartaal" vervangen door de woorden "per kalenderjaar".

Art. 6.In artikel 11, § 2, van hetzelfde decreet worden de woorden "per kwartaal" vervangen door de woorden "per kalenderjaar".

Art. 7.In artikel 12, § 2, van hetzelfde decreet worden de woorden "per kwartaal" vervangen door de woorden "per kalenderjaar".

Art. 8.In artikel 13 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen door wat volgt : « § 1.De provincieraad stelt het aantal provinciale stedenbouwkundige ambtenaren vast en wijst ze aan. Enkel vastbenoemde of op proef vastbenoemde ambtenaren kunnen aangewezen worden als provinciale stedenbouwkundige ambtenaar. »; 2° § 3 wordt vervangen door wat volgt : « § 3.De beroepsinstantie inzake tuchtmaatregelen ten aanzien van een provinciale stedenbouwkundige ambtenaar kan, onder voorbehoud van de toepassing van de wettelijke bepalingen terzake, het advies van de administratie inwinnen. Als er geen advies wordt uitgebracht binnen dertig dagen na verzending van de adviesaanvraag, mag hieraan worden voorbijgegaan. ».

Art. 9.In artikel 15 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 26 april 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen door wat volgt : « § 1.De gemeenteraad stelt het aantal gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaren vast en wijst ze aan. Enkel vastbenoemde of op proef vastbenoemde ambtenaren kunnen aangewezen worden als gemeentelijke stedenbouwkundig ambtenaar. »; 2° in § 2 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « Een gemeente van 10.000 inwoners of minder kan een ambtenaar die werkt in dienst van een gemeente uit de streek aanwijzen of een personeelslid aanwijzen van een dienstverlenende vereniging, waarbij de gemeente is aangesloten, voorzover deze dienstverlenende vereniging zelf geen projectontwikkelingsactiviteiten uitvoert. »; 3° § 4 wordt vervangen door wat volgt : « § 4.De beroepsinstantie inzake tuchtmaatregelen ten aanzien van een gemeentelijke stedenbouwkundig ambtenaar kan, onder voorbehoud van de toepassing van de wettelijke bepalingen terzake, het advies van de administratie inwinnen. Als er geen advies wordt uitgebracht binnen dertig dagen na verzending van de adviesaanvraag, mag hieraan worden voorbijgegaan. »

Art. 10.In artikel 19, § 3, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt 2° vervangen door wat volgt : « 2° een beschrijving van de gewenste ruimtelijke structuur uitgaande van de bestaande ruimtelijke structuur en van behoeften en gevolgen op economisch, sociaal, cultureel en agrarisch gebied, en op gebied van mobiliteit, natuur en milieu, met inbegrip van veiligheid, in het bijzonder zoals bedoeld in artikel 2 en 24 van het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaamse, het Waalse en het Brussels Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn.».

Art. 11.Aan artikel 38, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt een 6° toegevoegd, die luidt als volgt : « 6° in voorkomend geval, het ruimtelijk veiligheidsrapport, het planmilieueffectenrapport en/of de passende beoordeling. ».

Art. 12.Aan artikel 39 van hetzelfde decreet wordt een § 4 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 4. Binnen de perken van de begrotingskredieten kan de Vlaamse regering (ook financiële) ondersteuning verlenen aan de provincies en gemeenten voor het vervullen van hun taken met betrekking tot de ruimtelijke uitvoeringsplannen en bijzondere plannen van aanleg.

De Vlaamse regering bepaalt de voorwaarden en nadere regels hiertoe. ».

Art. 13.In artikel 41, § 1, van hetzelfde decreet wordt tussen het vierde en het vijfde lid een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « Als het voorontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan beantwoordt aan de criteria, bepaald in toepassing van artikel 4.4.1., § 2, van het decreet van 5 april 1995 houdende de algemene bepalingen van het milieubeleid, stellen de door de Vlaamse regering aangewezen diensten ten laatste tijdens de plenaire vergadering dat het voorontwerp het voorwerp vormt van een ruimtelijk veiligheidsrapport, tenzij het voorontwerp zo wordt gewijzigd dat het niet meer aan de bedoelde criteria beantwoordt. »

Art. 14.In artikel 42 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 26 april 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan § 1 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Als overeenkomstig artikel 41, § 1, vijfde lid, een ruimtelijk veiligheidsrapport wordt opgelegd, moet bij de voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan met de resultaten ervan rekening gehouden worden.»; 2° in § 2, eerste lid, 3°, worden de woorden "en televisie" geschrapt;3° aan § 3 wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt : « In voorkomend geval wordt ook het ruimtelijk veiligheidsrapport ter inzage gelegd.»; 4° een § 6bis wordt ingevoegd, die luidt als volgt : « § 6bis .Als overeenkomstig artikel 41, § 1, vijfde lid, een ruimtelijk veiligheidsrapport wordt opgelegd, moet bij de definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan met de resultaten ervan rekening gehouden worden. »; 5° aan § 7 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Als een advies van de Raad van State nodig is, wordt deze termijn geschorst gedurende de volledige duur van de behandeling van de adviesaanvraag door de afdeling Wetgeving van de Raad van State, met een maximum van 30 dagen.»

Art. 15.In artikel 44, § 1, van hetzelfde decreet wordt tussen het vijfde en het zesde lid een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « Als het voorontwerp van provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan beantwoordt aan de criteria, bepaald in toepassing van artikel 4.4.1., § 2, van het decreet van 5 april 1995 houdende de algemene bepalingen van het milieubeleid, stellen de door de Vlaamse regering aangewezen diensten ten laatste tijdens de plenaire vergadering dat het voorontwerp het voorwerp vormt van een ruimtelijk veiligheidsrapport, tenzij het voorontwerp zo wordt gewijzigd dat het niet meer aan de bedoelde criteria beantwoordt. »

Art. 16.In artikel 45 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 26 april 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan § 1 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Als overeenkomstig artikel 44, § 1, zesde lid, een ruimtelijk veiligheidsrapport wordt opgelegd, moet bij de voorlopige vaststelling van het ontwerp van provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan met de resultaten ervan rekening gehouden worden.»; 2° aan § 3 wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt : « In voorkomend geval wordt ook het ruimtelijk veiligheidsrapport ter inzage gelegd.»; 3° een § 6bis wordt ingevoegd, die luidt als volgt : « § 6bis .Als overeenkomstig artikel 44, § 1, zesde lid, een ruimtelijk veiligheidsrapport wordt opgelegd, moet bij de definitieve vaststelling van het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan met de resultaten ervan rekening gehouden worden. »

Art. 17.In artikel 48, § 1, van hetzelfde decreet wordt tussen het vijfde en het zesde lid een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « Als het voorontwerp van gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan beantwoordt aan de criteria, bepaald in toepassing van artikel 4.4.1., § 2, van het decreet van 5 april 1995 houdende de algemene bepalingen van het milieubeleid, stellen de door de Vlaamse regering aangewezen diensten ten laatste tijdens de plenaire vergadering dat het voorontwerp het voorwerp vormt van een ruimtelijk veiligheidsrapport, tenzij het voorontwerp zo wordt gewijzigd dat het niet meer aan de bedoelde criteria beantwoordt. ».

Art. 18.In artikel 49 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 26 april 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan § 1 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Als overeenkomstig artikel 48, § 1, zesde lid, een ruimtelijk veiligheidsrapport wordt opgelegd, moet bij de voorlopige vaststelling van het ontwerp van gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan met de resultaten ervan rekening gehouden worden.»; 2° aan § 3 wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt : « In voorkomend geval wordt ook het ruimtelijk veiligheidsrapport ter inzage gelegd.»; 3° een § 6bis wordt ingevoegd, die luidt als volgt : « § 6bis .Als overeenkomstig artikel 48, § 1, zesde lid, een ruimtelijk veiligheidsrapport wordt opgelegd, moet bij de definitieve vaststelling van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan met de resultaten ervan rekening gehouden worden. ».

Art. 19.In hetzelfde decreet wordt het opschrift van hoofdstuk III van titel II vervangen door wat volgt : "Stedenbouwkundige verordeningen".

Art. 20.In hetzelfde decreet wordt het opschrift van afdeling 1 en afdeling 2 van hoofdstuk III van titel II opgeheven.

Art. 21.In artikel 55, § 2, van hetzelfde decreet wordt tussen het eerste en het tweede lid een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen kunnen de aanvrager van een stedenbouwkundige vergunning of van een verkavelingsvergunning technische en financiële lasten opleggen. Alle lasten die in artikel 105, § 1, vermeld worden, kunnen door middel van een gemeentelijke stedenbouwkundige verordening op algemene wijze opgelegd worden. »

Art. 22.In hetzelfde decreet worden opgeheven : 1° de artikelen 57 en 58;2° artikel 59, gewijzigd bij het decreet van 26 april 2000;3° artikel 60.

Art. 23.In artikel 63 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "Het Vlaamse Gewest, de provincies en de gemeenten" vervangen door de woorden "Het Vlaamse Gewest, de provincies, de gemeenten, de intercommunales, de instellingen die ressorteren onder het Vlaamse Gewest, de provincies en de gemeenten, alsook de vennootschappen die een erkenning hebben van die instellingen of besturen";2° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt : « Elk definitief vastgesteld ruimtelijk uitvoeringsplan bepaalt voor elk van die zones welk bestuur, intercommunale, instelling of erkende vennootschap begunstigd is met het voorkooprecht.Indien meerdere instanties begunstigd worden, bepaalt het ruimtelijk uitvoeringsplan een rangorde. »; 3° in het derde lid worden de woorden "binnen 10 dagen na de inwerkingtreding" vervangen door de woorden "ten laatste op de dag van de inwerkingtreding";4° aan het derde lid wordt het volgende toegevoegd : « Dit gebeurt op basis van de kadastrale gegevens.De brief vermeldt de adressen van de instantie of instanties die moeten aangeschreven worden voor een eventueel aanbod van het voorkooprecht. »; 5° voor het laatste lid wordt een lid ingevoegd dat luidt als volgt : « Het voorkooprecht geldt slechts voor openbare verkopen waarvan de eerste of enige zitdag gehouden wordt twee maand of meer na de inwerkingtreding van het ruimtelijk uitvoeringsplan en verkopen uit de hand waarvan de akte wordt verleden vier maand of meer na de inwerkingtreding van het ruimtelijk uitvoeringsplan.»

Art. 24.Aan artikel 64 van hetzelfde decreet wordt een 5° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 5° verkoop van loten in een verkaveling vergund na de inwerkingtreding van het ruimtelijk uitvoeringsplan, voorzover de verkavelingsvergunning werd aangevraagd door het Vlaamse Gewest, een provincie, een gemeente, een intercommunale, een instelling die ressorteert onder het Vlaamse Gewest, de provincie of de gemeente, of een vennootschap die een erkenning heeft van dergelijke instelling of bestuur. »

Art. 25.Art. 70, § 2, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt aangevuld als volgt : « Evenwel wordt een onteigeningsplan dat gekoppeld is aan een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan dat ter goedkeuring aan de bestendige deputatie wordt voorgelegd, niet aan die bestendige deputatie maar aan de Vlaamse regering ter goedkeuring voorgelegd. Dit kan pas na de goedkeuring van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan door de bestendige deputatie. De Vlaamse regering beslist over het onteigeningsplan en verleent een onteigeningsmachtiging conform de wetgeving inzake onteigeningen. »

Art. 26.In artikel 88 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 26 april 2000, 13 juli 2001 en 19 juli 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden "om te bouwen overeenkomstig artikel 99, § 1, 1°" vervangen door de woorden "om woningen, bedrijfsgebouwen of recreatieve inrichtingen te bouwen of een functiewijziging door te voeren overeenkomstig artikel 99, § 1, eerste lid, 1° of 6°";2° in § 2 worden 2° en 3° geschrapt;3° in § 4 worden de woorden "om te bouwen of de verkavelingsvergunning" vervangen door de woorden "om woningen, bedrijfsgebouwen of recreatieve inrichtingen te bouwen of een functiewijziging door te voeren of om te verkavelen".

Art. 27.In artikel 89, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 1 maart 2002, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « Het bedrag van de planbatenheffing wordt gehalveerd wanneer de bestemmingswijziging bedoeld in het eerste lid, 1° tot 5°, gebeurt naar een zone voor recreatief wonen. »

Art. 28.Art. 90, § 5, van hetzelfde decreet wordt aangevuld met de woorden : « of van het Rubiconfonds, bedoeld in het decreet van 27 juni 2003 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2003, naargelang de bestemmingswijziging gebeurt naar een zone bestemd voor wonen of recreatie enerzijds, of naar een zone bestemd voor bedrijven anderzijds. »

Art. 29.Art. 91 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 91.§ 1. Van de in het grondfonds gestorte bedragen wordt in het kalenderjaar volgend op de storting 10 % doorgestort aan de provincies en 80 % aan de gemeenten.

Het gedeelte dat bestemd is voor de provincies wordt in gelijke delen verdeeld over de provincies.

Van het gedeelte dat bestemd is voor de gemeenten ontvangt iedere gemeente een aandeel dat evenredig is met het aandeel bos- en groengebieden en agrarische gebieden van die gemeente.

De Vlaamse regering kan nadere regels bepalen voor de verdeling van de planbatenheffingen.

De inkomsten uit de planbatenheffingen worden aangewend voor het realiseren van een goede ruimtelijke ordening, zoals bepaald in het ruimtelijk structuurplan in kwestie. In de jaarverslagen, bedoeld in artikel 6, wordt hierover verslag uitgebracht. § 2. De in het Rubiconfonds gestorte bedragen worden aangewend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 27 juni 2003 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2003. »

Art. 30.In artikel 94, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "binnen 14 dagen" vervangen door de woorden "uiterlijk binnen 45 dagen".

Art. 31.In artikel 96, § 1, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt 2° opgeheven.

Art. 32.Aan artikel 100 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 26 april 2000 en 13 juli 2001, wordt een § 6 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 6. De Vlaamse regering kan de lijst vaststellen van de werken, handelingen en wijzigingen waarvoor, wegens hun aard, de medewerking van een architect niet verplicht is. »

Art. 33.In artikel 105 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 4 juni 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, vijfde lid, worden de woorden "in de eerste fase van de werken" vervangen door de woorden "onmiddellijk";2° aan § 1 wordt een zesde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Indien de verkaveling in fasen mag worden uitgevoerd, bepaalt de verkavelingsvergunning het tijdstip waarop de vervaltermijnen, bedoeld in artikel 129 en volgende, ingaan, voor elke fase buiten de eerste. »; 3° in § 3 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « De Vlaamse regering kan bepalen voor welke werken, handelingen of wijzigingen waarvoor de medewerking van een architect is vereist, een stedenbouwkundig attest van conformiteit moet worden opgemaakt, door welke instantie of instanties dit attest wordt opgemaakt alsmede wanneer het attest wordt opgemaakt.De Vlaamse regering kan bepalen dat de aanvrager voor deze werken, handelingen of wijzigingen, of voor een deel ervan, een financiële waarborg stort die pas vrijkomt nadat het stedenbouwkundig attest van conformiteit is opgemaakt. De Vlaamse regering stelt de nadere regels en de procedure voor dit stedenbouwkundig attest van conformiteit en de financiële waarborg vast. Zolang de Vlaamse regering geen regels en procedure heeft vastgesteld kan de gemeenteraad in een stedenbouwkundige verordening een eigen regeling terzake treffen. De gemeenteraad kan ook in een stedenbouwkundige verordening de Vlaamse regeling aanvullen. »; 4° aan § 4, vierde lid, worden de volgende woorden toegevoegd : « , tenzij voor het verstrijken van de termijn een nieuwe, al dan niet tijdelijke stedenbouwkundige vergunning wordt afgegeven.».

Art. 34.In artikel 111, § 5, van hetzelfde decreet wordt 1° vervangen door wat volgt : « 1° alle aanvragen op percelen die gelegen zijn langs gewestwegen, alsmede alle aanvragen op percelen die op minder dan 30 meter afstand liggen van het domein van autosnelwegen, hoofdwegen en primaire wegen I, worden voor advies voorgelegd aan de administratie die de weg beheert; ».

Art. 35.In hetzelfde decreet wordt een artikel 111bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 111bis . De vergunningverlenende overheid kan, op gemotiveerd verzoek van de aanvrager en na een openbaar onderzoek, beperkte afwijkingen toestaan van de voorschriften van een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, van een bijzonder plan van aanleg of van een vergunde verkaveling, enkel voor de perceelsafmetingen, de afmetingen en de plaatsing van de bouwwerken en de gebruikte materialen. Geen afwijkingen inzake bestemming mogen worden toegestaan. De afwijking mag evenmin leiden tot een toename van de maximaal mogelijke vloerterreinindex, en evenmin mag afgeweken worden van het aantal bouwlagen. De afwijking mag niet strijdig zijn met de goede ruimtelijke ordening. Deze afwijking kan ook in beroep worden toegestaan. »

Art. 36.Art. 130, § 1, van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « § 1. De verkavelingsvergunning die de aanleg en uitrusting van nieuwe verkeerswegen of wijziging van bestaande wegen inhoudt, vervalt van rechtswege indien de voorgeschreven wegenbouwwerken, en de andere lasten die onmiddellijk moeten worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 105, § 1, vijfde lid, niet opgeleverd zijn of de afdoende financiële waarborgen niet zijn verschaft binnen vijf jaar na afgifte van de vergunning. De termijn vangt aan op de dag waarop de verkavelingsvergunning definitief wordt verkregen. Het college van burgemeester en schepenen stelt het verval van de verkaveling vast door een proces-verbaal, dat bij aangetekende brief aan de houder van de verkavelingsvergunning wordt meegedeeld.

Tot op het ogenblik van de vaststelling dat de lasten die onmiddellijk moeten worden uitgevoerd, zoals bedoeld in artikel 105, § 1, vijfde lid, zijn uitgevoerd, mag geen enkel perceel vrijwillig worden verkocht of te koop aangeboden, voor meer dan negen jaar te huur gezet of verhuurd worden, en er mag ook geen erfpacht- of opstalrecht op worden gevestigd. Het college van burgemeester en schepenen stelt bij proces-verbaal vast dat de werken en lasten zijn uitgevoerd of de afdoende financiële waarborgen zijn verschaft. »

Art. 37.Art. 131 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 38.Aan artikel 132, § 4, tweede lid van hetzelfde decreet wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt : « Het college van burgemeester en schepenen dient de aanvraag in in toepassing van artikel 127 van dit decreet. »

Art. 39.Art. 134, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 26 april 2000, wordt opgeheven.

Art. 40.In artikel 135, § 2, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "6 maanden geldig" vervangen door de woorden "twee jaar geldig".

Art. 41.In artikel 139, § 2, van hetzelfde decreet wordt in de tweede zin het woord "verkaveling" vervangen door het woord "verkavelingswijziging".

Art. 42.In artikel 142 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 26 april 2000, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « De Vlaamse regering kan nadere regels vaststellen voor de vorm en de modaliteiten van de vermeldingen in de publiciteit en voor de vrijstelling van deze bepalingen voor bepaalde vormen van publiciteit. ».

Art. 43.Art. 144, § 2, 3°, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 22 december 1999, wordt aangevuld met de woorden ", onverminderd de bepaling van artikel 90, § 5."

Art. 44.In artikel 145, § 1, eerste lid van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 19 juli 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° na de woorden "hoofdzakelijk vergunde gebouwen" worden de woorden "of constructies" ingevoegd;2° in 1° worden na de woorden "het gebouw" de woorden "of de constructie" ingevoegd.

Art. 45.In artikel 145bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 13 juli 2001 en gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, worden na de woorden "bestaande gebouwen" de woorden "of bestaande constructies" ingevoegd;2° in § 1, eerste lid, 1° worden na de woorden "bestaand gebouw" de woorden "of een bestaande constructie" ingevoegd;3° in § 1, eerste lid, 2° worden na de woorden "bestaand gebouw" de woorden "of een bestaande constructie", en na de woorden "het gebouw" de woorden "of de constructie" ingevoegd;4° in § 1, eerste lid, wordt 3° vervangen door wat volgt : « 3° het herbouwen op een gewijzigde plaats van een bestaand gebouw binnen het bestaande bouwvolume op voorwaarde dat het te slopen gebouw getroffen is door een rooilijn, of zich in een achteruitbouwzone bevindt en/of die verplaatsing is ingegeven door redenen van goede plaatselijke ordening, voorzover de eindtoestand na herbouwen een betere plaatselijke aanleg oplevert en zich richt naar de omgevende bebouwing en/of plaatselijk courante inplantingswijzen;de redenen van goede plaatselijke ordening moeten minstens die betere integratie in de al dan niet bebouwde omgeving impliceren, alsmede een betere terreinbezetting en een kwalitatief concept; de naleving van deze voorwaarden moet uitdrukkelijk worden gemotiveerd, rekening houdend met de bijzondere kenmerken van de site; »; 5° in § 1, eerste lid, 6° worden de woorden "850 m3 nuttige ruimte" vervangen door de woorden "1.000 m3"; 6° in § 1, derde lid, wordt a), b) en c) vervangen door wat volgt : « a) de woning, het gebouw of de constructie is niet verkrot; woningen, gebouwen of constructies worden beschouwd als verkrot als ze niet voldoen aan de elementaire eisen van stabiliteit op het moment van de eerste vergunningsaanvraag tot ver- of herbouwen; b) de woning, het gebouw of de constructie is hoofdzakelijk vergund of wordt geacht vergund te zijn, ook wat de functie betreft; c) het volume van de herbouwde woning blijft beperkt tot 1.000 m3, indien het bestaande bouwvolume meer dan 1.000 m3 bedraagt, en het aantal woongelegenheden blijft, zowel bij verbouwen, herbouwen als uitbreiden, beperkt tot het bestaande aantal; »; 7° in § 2 wordt het derde lid vervangen door wat volgt : « De in het eerste lid, eerste gedachtestreep, beschreven wijzigingen van gebruik kunnen eventueel gecombineerd worden met de onder § 1, eerste lid, 1° tot en met 6° beschreven mogelijkheden.De in het eerste lid, tweede gedachtestreep, beschreven wijzigingen van gebruik kunnen enkel worden toegestaan als het gebouw bouwfysisch geschikt is voor de nieuwe functie. De Vlaamse regering kan hieromtrent nadere regels vastleggen, zoals het opleggen van verbintenissen, die door de aanvrager worden aangegaan of het tijdelijk of permanent uitsluiten van sommige van de mogelijkheden, beschreven in § 1, eerste lid, 1° tot en met 6°. »

Art. 46.In artikel 146 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 1 maart 2002 en 4 juni 2003 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan het eerste lid, 2°, worden de volgende woorden toegevoegd : "tenzij de uitgevoerde werken, handelingen of wijzigingen vergund zijn;"; 2° aan het eerste lid, 6°, worden de volgende woorden toegevoegd : "tenzij de uitgevoerde werken, handelingen of wijzigingen vergund zijn;"; 3° in het vierde lid worden de woorden "aangewezen op plannen van aanleg" vervangen door de woorden "aangewezen in ruimtelijke uitvoeringsplannen of plannen van aanleg".

Art. 47.In artikel 148 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 26 april 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "proces-verbaal dat geldt tot bewijs van het tegendeel" vervangen door de woorden "proces-verbaal. De processen-verbaal waarin de in deze titel omschreven misdrijven worden vastgesteld gelden tot bewijs van het tegendeel."; 2° in het tweede lid worden de woorden "De genoemde ambtenaren" vervangen door de woorden "De in het eerste lid bedoelde agenten, officieren van de gerechtelijke politie en ambtenaren"; 3° aan het laatste lid worden de volgende woorden toegevoegd : ", hulpofficier van de procureur des Konings.".

Art. 48.In artikel 149, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 4 juni 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid wordt het woord "eensluidend" tweemaal geschrapt;2° het vijfde lid wordt vervangen door wat volgt : « De rechtbank bepaalt een termijn voor de uitvoering van de herstelmaatregelen en kan, op vordering van de stedenbouwkundig inspecteur of van het college van burgemeester en schepenen, eveneens een dwangsom bepalen per dag vertraging in de tenuitvoerlegging van de herstelmaatregelen.».

Art. 49.In artikel 154 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 26 april 2000, wordt het vijfde lid vervangen door wat volgt : « Op straffe van verval moet het bevel tot staking binnen 8 dagen na de kennisgeving van het proces-verbaal aan de bevoegde stedenbouwkundig inspecteur, door hem worden bekrachtigd. Die bekrachtiging wordt binnen twee werkdagen per aangetekende brief verzonden naar de personen, vermeld in het derde lid. »

Art. 50.Artikelen 163, 164 en 165 van hetzelfde decreet worden opgeheven.

Art. 51.In hetzelfde decreet wordt een artikel 189bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 189bis . Onverminderd de bepalingen van artikel 204 zijn de bepalingen van artikelen 87 tot 91 overeenkomstig van toepassing bij het in werking treden van bijzondere plannen van aanleg. »

Art. 52.In artikel 191 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 26 april 2000 en 8 december 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, derde lid, wordt 2° opgeheven;2° in § 1 wordt het vijfde lid vervangen door twee leden, die luiden als volgt : « Constructies waarvan door enig bewijsmiddel wordt aangetoond dat ze gebouwd zijn voor de inwerkingtreding van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw, krijgen in het ontwerp van vergunningenregister de vermelding dat er een vermoeden bestaat dat de constructie als vergund moet worden beschouwd. Constructies, waarvan door enig bewijsmateriaal wordt aangetoond dat ze gebouwd zijn na de inwerkingtreding van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw, maar die dateren van voor de allereerste, definitieve vaststelling van het gewestplan waarbinnen zij gelegen zijn, krijgen in het ontwerp van vergunningenregister de vermelding dat er een vermoeden bestaat dat de constructie als vergund moet worden beschouwd, indien de overheid niet kan aantonen door enig bewijsmateriaal, behoudens getuigenverklaringen, zoals door middel van een goedgekeurd bouwplan, een proces-verbaal of een bezwaarschrift dat de constructie in overtreding werd opgericht. »; 3° aan § 1 wordt een negende lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Het college van burgemeester en schepenen is verantwoordelijk voor de overeenstemming van het eerste vergunningenregister met de erin opgenomen stukken.»; 4° een § 1bis wordt ingevoegd, die luidt als volgt : « § 1bis .In afwijking van § 1 kan de gemeente een ontwerp van vergunningenregister opmaken en naar de gewestelijke stedenbouwkundig ambtenaar sturen, waarin de bouwvergunningen verleend voor 1 januari 1990 en de constructies die gebouwd zijn voor de inwerkingtreding van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en de stedenbouw, nog niet zijn opgenomen. De gemeente geeft dan aan binnen welke tijdsspanne deze gegevens zullen aangevuld worden. »

Art. 53.Art. 192 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 26 april 2000, wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 192.§ 1. Verkavelingsakkoorden van voor 22 april 1962 vervallen, behoudens overmacht, als op 1 oktober 1970 geen van de werken is aangevat die in het bedoelde akkoord zijn opgenomen in verband met de geplande en in het akkoord aanvaarde aanleg van nieuwe verkeerswegen, wijziging of opheffing van bestaande verkeerswegen.

Als de werken zijn aangevangen, dan vervalt het akkoord als deze werken niet voltooid zijn voor 31 december 1972.

Wanneer de verkavelingen langs een bestaande, voldoende uitgeruste weg moeten worden uitgevoerd, vervalt het akkoord eveneens als de verkoop van minstens één derde van de percelen niet vóór 1 oktober 1970 is geregistreerd.

Deze verkavelingsakkoorden vormen geen basis voor het verlenen van stedenbouwkundige vergunningen.

Het verbouwen, herbouwen of uitbreiden van een bestaande op basis van dit verkavelingsakkoord vergunde woning, die niet gelegen is in de geëigende bestemmingszone, kan echter worden toegestaan.

Om een woning te bouwen op een onbebouwd perceel binnen de omschrijving van een verkavelingsakkoord, kan de vergunningverlenende overheid afwijken van de voorschriften van een gewestplan of een algemeen plan van aanleg als aan de volgende voorwaarden is voldaan : 1° het ontvangstbewijs van de aanvraag voor stedenbouwkundige vergunning wordt afgegeven vóór 30 april 2006;2° de aanvraag heeft betrekking op een perceel, gelegen binnen een verkaveling waarvoor het bestuur van de stedenbouw vooraf zijn akkoord heeft gegeven.Enkel een schriftelijk bewijs dat de aanvrager bij zijn aanvraag voegt, kan het bestaan van dit akkoord aantonen; 3° na de vaststelling van het gewestplan zijn binnen eenzelfde verkaveling op grond van het verkavelingsakkoord nog stedenbouwkundige vergunningen of gunstige stedenbouwkundige attesten verleend, afwijkend van het gewestplan;4° de eigenaar op 1 januari 1999 is niet dezelfde als de oorspronkelijke eigenaar op het ogenblik dat het verkavelingsakkoord werd verkregen;5° de grond waarop de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning betrekking heeft, ligt tussen bebouwde percelen of maakt deel uit van een huizengroep. § 2. Tot het in artikel 191, § 1, derde lid, 4°, vermelde deel van het vergunningenregister volledig is opgemaakt door de gemeente en goedgekeurd door de gewestelijke stedenbouwkundig ambtenaar, bestaat er een vermoeden dat een verkavelingsvergunning voor een niet-bebouwd deel van een verkaveling die dateert van voor 22 december 1970, vervallen is. De gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar neemt een beslissing over dit deel van het vergunningenregister binnen 60 dagen nadat de gemeente hem daarom verzocht heeft.

In elke gemeente wordt een bericht aangeplakt dat de eigenaars van een niet-bebouwde kavel of meerdere niet-bebouwde kavels in vergunde niet-vervallen verkavelingen die dateren van voor 22 december 1970, oproept om zich te melden bij het college van burgemeester en schepenen. De Vlaamse regering neemt de nodige maatregelen om te zorgen voor de onmiddellijke aanplakking na de inwerkingtreding van dit decreet en voor een bericht in ten minste drie dagbladen die in het Vlaamse Gewest worden verspreid.

Als geen enkele eigenaar van een onbebouwde kavel zich gemeld heeft bij het college van burgemeester en schepenen binnen een termijn van 90 dagen na 1 mei 2000, dan is de verkavelingsvergunning voor de onbebouwde kavel of kavels definitief vervallen.

Als een eigenaar zich bij het college van burgemeester en schepenen binnen een termijn van 90 dagen na 1 mei 2000 gemeld heeft, dan gaat het college van burgemeester en schepenen na of de verkavelingsvergunning niet reeds vervallen is met toepassing van de regeling, opgenomen in punt 12 van bijlage 2, "Niet in de coördinatie opgenomen bepalingen : wijzigings-, overgangs- en opheffingsbepalingen, alsmede reeds voorbijgestreefde bepalingen", gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 22 oktober 1996 tot coördinatie van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw. Alleen als de verkavelingsvergunning nog niet vervallen is, worden alle onbebouwde kavels opgenomen in het vergunningenregister. »

Art. 54.In hetzelfde decreet wordt een artikel 192bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 192bis . Tot de dag waarop de in artikel 99, § 1, 6°, bedoelde lijst van vergunningsplichtige functiewijzigingen in werking treedt en met terugwerkende kracht vanaf 9 september 1984, worden eveneens de hierna vermelde gebruikswijzigingen geacht vergunningsplichtig te zijn vanwege de belangrijke ruimtelijke weerslag op de onmiddellijke omgeving : 1° wanneer de hoofdfunctie van een vergund gebouw gewijzigd wordt, wanneer het gaat om een gebouw, gelegen in een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, een woongebied of een daarmee gelijkgesteld bestemmingsgebied, en het nieuwe gebruik bestaat uit een dancing, het opslaan van schroot, autowrakken of afvalproducten het te koop of in ruil aanbieden van diensten binnen een ruimte die groter is dan driehonderd vierkante meter;2° wanneer de hoofdfunctie van een vergund gebouw gewijzigd wordt, wanneer het gaat om een gebouw, gelegen in een industriegebied of een daarmee gelijkgesteld bestemmingsgebied, en het nieuwe gebruik bestaat uit het te koop of in ruil aanbieden van goederen of diensten;3° wanneer de hoofdfunctie van een vergund gebouw gewijzigd wordt, wanneer het gaat om een gebouw, gelegen in een agrarisch gebied of een daarmee gelijkgesteld bestemmingsgebied, en het nieuwe gebruik is niet agrarisch;4° wanneer de hoofdfunctie van een vergund gebouw gewijzigd wordt, wanneer het gaat om een gebouw, gelegen in een bufferzone, een groen-, park- of bosgebied of daarmee gelijkgesteld bestemmingsgebied, en het nieuwe gebruik bestaat uit om het even welk gebruik dat anders is dan het oorspronkelijke;5° wanneer de hoofdfunctie van een vergund gebouw gewijzigd wordt, wanneer het gaat om een gebouw, gelegen in een recreatiegebied of een daarmee gelijkgesteld bestemmingsgebied, en het nieuwe gebruik bestaat uit het permanent bewonen;6° wanneer de hoofdfunctie van een vergund gebouw gewijzigd wordt, wanneer het gaat om een gebouw, gelegen in een ontginningsgebied of een daarmee gelijkgesteld bestemmingsgebied, en het nieuwe gebruik bestaat uit het opslaan van schroot, autowrakken of afvalproducten.»

Art. 55.Art. 195 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 56.In artikel 195bis, eerste lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 26 april 2000 en 13 juli 2001, wordt 3° vervangen door wat volgt : « 3° het uitvoeren van instandhoudings- en onderhoudswerken die betrekking hebben op de stabiliteit van een bestaande vergunde woning, gebouw of constructie, met uitsluiting van verkrotte woningen, gebouwen of constructies. Onder instandhoudings- en onderhoudswerken die betrekking hebben op de stabiliteit, worden werken verstaan die het gebruik van een woning, gebouw of constructie voor de toekomst ongewijzigd veilig stellen door ingrepen, die betrekking hebben op de constructieve elementen. Daaronder wordt onder meer verstaan het vervangen van dakgebinten en het gedeeltelijk vervangen van de bestaande buitenmuren of de draagstructuur. »

Art. 57.Aan artikel 195quinquies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 8 maart 2002, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Het eerste lid is ook van toepassing wanneer de tussen 13 juli 2001 en 1 februari 2003 ingediende aanvraag geweigerd is en een aangepaste aanvraag wordt ingediend om te voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 145bis of 195bis . »

Art. 58.In hetzelfde decreet wordt een artikel 195sexies ingevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 195sexies . § 1. De voorwaarden vermeld in artikel 100, § 1, gelden niet voor verkavelingen die voor 1 mei 2000 zijn goedgekeurd, waarbij geen of beperktere lasten inzake weguitrusting zijn opgelegd. § 2. De Vlaamse regering kan bepalen in welke aanvullende gevallen, en onder welke voorwaarden, gelet op de plaatselijke toestand, van de minimale uitrusting kan worden afgeweken. »

Art. 59.In hetzelfde decreet wordt een artikel 196bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 196bis . De bepalingen van artikelen 69, 70, 71, 72, 73, 74 en 75 van dit decreet zijn eveneens van toepassing bij de verwerving van onroerende goederen, vereist voor de verwezenlijking van de plannen van aanleg, bedoeld in het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996.

Als het plannen van aanleg betreft die reeds zijn goedgekeurd voor het van kracht worden van deze bepaling, vangt de termijn van 5 jaar, bedoeld in artikel 70, § 2, tweede lid, evenwel aan op het ogenblik van het van kracht worden van deze bepaling.

Voor onteigeningsplannen, waarbij de termijn van 5 jaar, bedoeld in artikel 74, eerste lid, reeds is verstreken, maar de termijn van 10 jaar, genoemd in artikel 33, eerste lid, van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996 nog niet is verstreken, wordt deze termijn van 5 jaar geacht te verstrijken 1 jaar na het van kracht worden van deze bepaling. »

Art. 60.Aan artikel 199, § 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 26 april 2000, wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De bepalingen met betrekking tot de informatieverplichtingen, zoals vastgesteld in artikel 137, § 1, eerste lid, 1° en 3°, en § 1, derde en vierde lid, zijn echter van onmiddellijke toepassing, na het in werking treden van deze bepaling. »

Art. 61.Aan artikel 201 van hetzelfde decreet worden de volgende woorden toegevoegd : « , tenzij het ruimtelijk uitvoeringsplan het uitdrukkelijk anders bepaalt. »

Art. 62.In artikel 204 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 28 september 1999, worden na het woord "Staatsblad " de volgende woorden toegevoegd : "en met uitzondering van artikelen 87 tot 91, die in werking treden op 1 januari 2004". HOOFDSTUK III. - Wijziging van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996

Art. 63.In artikel 14 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996 en gewijzigd bij het decreet van 18 mei 1999, wordt het vijfde lid vervangen door wat volgt : « Een bijzonder plan van aanleg dat afwijkt van de voorschriften van het gewestplan kan ook worden goedgekeurd wanneer de gemeente beslist heeft tot het opmaken van een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan, zoals bedoeld in artikel 20, § 1, van het decreet van 24 juli 1996 houdende de ruimtelijke planning of artikel 32, § 1, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, op voorwaarde dat een ruimtelijke afweging gebeurt mede op basis van de principes van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen, en dat het bijzonder plan van aanleg voorlopig aangenomen werd vóór 1 mei 2005. »

Art. 64.Artikelen 23 tot 34 van hetzelfde decreet worden opgeheven.

Art. 65.Aan artikel 43 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999, 26 april 2000, en 19 juli 2002 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan § 1 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Wanneer de gemachtigde ambtenaar geen advies heeft uitgebracht binnen vijftig dagen na de ontvangst van de adviesaanvraag, dan mag aan de adviesvereiste, vermeld in het eerste lid, worden voorbijgegaan.De gemachtigde ambtenaar kan deze termijn gemotiveerd verlengen met een termijn die maximaal vijftig dagen bedraagt, mits hij de aanvrager en de gemeente hiervan schriftelijk op de hoogte brengt voor het verstrijken ervan. »; 2° § 3 wordt vervangen door wat volgt : « § 3.Deze procedure is eveneens van toepassing op de afgifte van de vergunning voor handelingen en werken binnen het gebied van de in artikel 15 bedoelde bijzondere plannen van aanleg, onverminderd de toepassing van § 1, tweede lid. »; 3° § 8, b) wordt vervangen door wat volgt : « b) de milieuvergunningsaanvraag bedoeld in het voornoemde decreet van 28 juni 1985, moet betrekking hebben op gebouwen, constructies of installaties die uit oogpunt van ruimtelijke ordening hoofdzakelijk vergund zijn of geacht worden vergund te zijn, ook wat de functie betreft.»

Art. 66.In artikel 52, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 26 april 2000 wordt tussen de eerste en de tweede zin een zin ingevoegd, die luidt als volgt : « Deze termijn wordt met 50 dagen verlengd indien de gemachtigde ambtenaar gebruik maakt van de mogelijkheid om zijn adviseringstermijn te verlengen, in toepassing van artikel 43, § 1, derde lid. »

Art. 67.In artikel 53 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 26 april 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, tweede lid worden tussen de woorden "door de bestendige deputatie" en het woord "gehoord", de woorden "of diens gemachtigde" ingevoegd;2° tussen het eerste en tweede lid van § 2 worden de volgende leden ingevoegd : « De kennisgeving aan de aanvrager bevat minstens : 1° op straffe van nietigheid een afschrift van het beroepschrift, waaruit blijkt op welke datum het beroep werd ingesteld en welke de redenen zijn waarop het beroep is gegrond, met eventuele bijlagen, opgesteld ter ondersteuning van dit beroep en die er een integrerend deel van uitmaken;2° een inventaris van de overige stukken die aan de Vlaamse regering en niet aan de aanvrager worden toegezonden;3° welke instantie het beroep bij de Vlaamse regering voorbereidend onderzoekt, dat hij op het adres van deze instantie kan vragen om gehoord te worden bij de Vlaamse regering of haar gemachtigde, om het dossier in te kijken en om er afschriften uit te bekomen.Indien de aanvrager, de Vlaamse regering of de instantie die het beroep bij de Vlaamse regering voorbereidend onderzoekt, vaststelt dat aan de verplichting van het eerste lid, 2° en 3°, niet is voldaan, kan hieraan alsnog worden verholpen.

Onverminderd de definitieve rechterlijke beslissingen waarin schending van vormvoorschriften werd vastgesteld, is het voorgaand lid eveneens van toepassing op beroepen, ingesteld voor het van kracht worden van deze bepaling, en tevens op de beroepen waarover opnieuw zal worden beslist na een vernietigingsarrest van de Raad van State. »; 3° het vroegere vijfde lid van § 2, dat het zevende lid is geworden, wordt geschrapt;4° een § 2bis wordt ingevoegd, die luidt als volgt : « § 2bis .Deze rappelbrief wordt aangetekend, met de tekst aan de binnenzijde, gevouwen en zonder omslag, langs de open zijden dichtgemaakt, naar de Vlaamse regering, op het adres van de bevoegde centrale administratie gezonden. De rappelbrief bevat alle gegevens die nodig zijn voor een ondubbelzinnige identificatie van het dossier.

Geen rappelbrief kan worden verstuurd binnen de dertig dagen nadat werd gevraagd om te worden gehoord.

De rappelbrief kan worden ingetrokken.

De aanvrager ontvangt een beslissing voor het verstrijken van een nieuwe termijn van dertig dagen met ingang van de dag waarop de rappelbrief ter post is afgegeven. De rechtsgevolgen, verbonden aan het onbeantwoord blijven of laattijdig beantwoorden van een na de inwerkingtreding van deze bepaling verzonden rappelbrief, verschillen al naargelang het geval : 1° werd door het college van burgemeester en schepenen of de gemachtigde ambtenaar beroep ingesteld tegen een uitdrukkelijke beslissing van de bestendige deputatie, dan mag de aanvrager overgaan tot het uitvoeren van het werk of het verrichten van de handelingen, mits hij zich gedraagt naar de beslissing van de bestendige deputatie;2° werd door de aanvrager beroep ingesteld bij gebreke van een beslissing van de bestendige deputatie, dan wordt de aanvraag van rechtswege geacht door de Vlaamse regering te zijn verworpen. De van rechtswege totstandgekomen verwerping van de aanvraag door de Vlaamse regering wordt definitief, tenzij door de aanvrager beroep tot nietigverklaring wordt ingesteld op grond van artikel 14, § 1, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. De verwerping van de aanvraag door de Vlaamse regering wordt geacht te zijn genomen op grond van de redengeving opgenomen in het besluit van het college van burgemeester en schepenen. De verwerping van de aanvraag kan worden ingetrokken onder dezelfde voorwaarden als een onrechtmatig schriftelijk en uitdrukkelijk verworpen aanvraag. Wordt deze beslissing ingetrokken, dan spreekt de Vlaamse regering zich opnieuw uit over de vergunningsaanvraag op grond van een eigen beoordeling.

Zo evenmin een beslissing werd genomen door het college van burgemeester en schepenen, dan wordt de van rechtswege totstandgekomen verwerping van de aanvraag door de Vlaamse regering definitief, tenzij door de aanvrager beroep tot nietigverklaring wordt ingesteld op grond van artikel 14, § 3, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. De verwerping van de aanvraag kan worden ingetrokken onder dezelfde voorwaarden als een onrechtmatig schriftelijk en uitdrukkelijk verworpen aanvraag. Wordt deze beslissing ingetrokken, dan spreekt de Vlaamse regering zich opnieuw uit over de vergunningsaanvraag op grond van een eigen beoordeling. 3° werd door de aanvrager beroep ingesteld tegen een uitdrukkelijke beslissing van de bestendige deputatie, in die dossiers waarvoor op 1 mei 2000 reeds een beroep was ingesteld bij de bestendige deputatie, dan wordt het besluit van de bestendige deputatie van rechtswege geacht door de Vlaamse regering te zijn genomen op grond van de redengeving opgenomen in de beslissing van de bestendige deputatie. De van rechtswege totstandgekomen verwerping of voorwaardelijke inwilliging van de aanvraag door de Vlaamse regering wordt definitief, tenzij door de aanvrager beroep tot nietigverklaring wordt ingesteld op grond van artikel 14, § 1, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. Ze kan worden ingetrokken onder dezelfde voorwaarden als een onrechtmatig verworpen aanvraag. Wordt deze beslissing ingetrokken, dan spreekt de Vlaamse regering zich opnieuw uit over de vergunningsaanvraag op grond van een eigen beoordeling. »

Art. 68.In artikel 55, § 1 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999 en 26 april 2000, wordt de tweede zin vervangen door wat volgt : « De in artikel 52, § 1 bedoelde termijn van 75 dagen wordt evenwel verdubbeld. »

Art. 69.In artikel 63, § 1, 5° van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999 en 26 april 2000, worden de woorden "één jaar" vervangen door de woorden "twee jaar". HOOFDSTUK IV. - Inwerkingtreding

Art. 70.Dit decreet treedt in werking tien dagen na de publicatie in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van artikel 4, dat in werking treedt op 1 mei 2004 en met dien verstande dat de artikelen 13, 15 en 17 ten vroegste in werking treden op de datum van inwerkingtreding van het besluit waarmee de Vlaamse regering uitvoering geeft aan titel IV, hoofdstuk IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, ingevoegd bij decreet van 18 december 2002.

Artikel 45 van dit decreet is enkel van toepassing op vergunningsdossiers waarvan het ontvangstbewijs werd afgeleverd na de datum van inwerkingtreding van dit decreet.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 21 november 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Ruimtelijke Ordening, Wetenschappen en Technologische Innovatie D. VAN MECHELEN De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, P. VAN GREMBERGEN _______ Nota (1) Zitting 2002-2003. Stuk. Ontwerp van decreet : 1800 - Nr. 1.

Zitting 2003-2004.

Stukken. Amendementen : 1800 - Nrs. 2 tot 4.

Verslag : 1800 - Nr. 5.

Amendementen : 1800 - Nr. 6.

Tekst aangenomen door de plenaire vergadering 1800 - Nr. 7.

Handelingen. Bespreking en aanneming : vergadering van 12 november 2003.

^