Etaamb.openjustice.be
Decreet van 26 april 2000
gepubliceerd op 29 april 2000

Decreet houdende wijziging van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening en van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2000035420
pub.
29/04/2000
prom.
26/04/2000
ELI
eli/decreet/2000/04/26/2000035420/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

26 APRIL 2000. - Decreet houdende wijziging van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening en van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996 (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid. HOOFDSTUK II. - Wijziging van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de Ruimtelijke Ordening

Art. 2.In artikel 9, § 3, vierde lid, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, gewijzigd bij de decreten van 28 september 1999 en 22 december 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de tweede zin wordt vervangen door wat volgt : « Minimum één vierde van de leden, waaronder de voorzitter, zijn deskundigen inzake ruimtelijke ordening.»; 2° het woord « stemgerechtigd » wordt geschrapt.

Art. 3.In artikel 18, vierde lid, van hetzelfde decreet worden de woorden « De Vlaamse regering stelt nadere regels vast » vervangen door de woorden « De Vlaamse regering kan nadere regels vaststellen ».

Art. 4.In artikel 19, § 7, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt de eerste zin vervangen door wat volgt : « De Vlaamse regering kan de voorwaarden bepalen waaraan één of meer fysieke personen of rechtspersonen, of een gewestelijk, provinciaal of gemeentelijk bestuur moeten voldoen om te kunnen worden aangewezen om een ontwerp van ruimtelijk structuurplan op te maken. ».

Art. 5.In artikel 20, § 4, van hetzelfde decreet wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 6.In artikel 27, § 2, van hetzelfde decreet wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 7.In artikel 40, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt de eerste zin vervangen door wat volgt : « De Vlaamse regering kan de voorwaarden bepalen waaraan één of meer fysieke personen of rechtspersonen, of een gewestelijk, provinciaal of gemeentelijk bestuur moeten voldoen om te kunnen worden aangewezen om een ontwerp van ruimtelijk uitvoeringsplan op te maken. ».

Art. 8.In artikel 42, § 6, van hetzelfde decreet wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « Bij de definitieve vaststelling van het plan kunnen ten opzichte van het voorlopig vastgestelde plan slechts wijzigingen worden aangebracht, die gebaseerd zijn op of voortvloeien uit de tijdens het openbaar onderzoek geformuleerde bezwaren en opmerkingen of de adviezen, uitgebracht door de aangeduide administraties en overheden, of het advies van de Vlaamse commissie voor ruimtelijke ordening. ».

Art. 9.In artikel 45, § 6, van hetzelfde decreet wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « Bij de definitieve vaststelling van het plan kunnen ten opzichte van het voorlopig vastgestelde plan slechts wijzigingen worden aangebracht, die gebaseerd zijn op of voortvloeien uit de tijdens het openbaar onderzoek geformuleerde bezwaren en opmerkingen of de adviezen, uitgebracht door de aangeduide administraties en overheden, of het advies van de provinciale commissie voor ruimtelijke ordening. ».

Art. 10.In artikel 49, § 6, van hetzelfde decreet wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « Bij de definitieve vaststelling van het plan kunnen ten opzichte van het voorlopig vastgestelde plan slechts wijzigingen worden aangebracht, die gebaseerd zijn op of voortvloeien uit de tijdens het openbaar onderzoek geformuleerde bezwaren en opmerkingen of de adviezen, uitgebracht door de aangeduide administraties en overheden, of het advies van de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening. ».

Art. 11.In artikel 67, § 2, van hetzelfde decreet worden de woorden « één maand » vervangen door de woorden « twee maanden ».

Art. 12.Aan artikel 70, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden « volgens de kadastrale gegevens » toegevoegd.

Art. 13.In artikel 74 van hetzelfde decreet wordt het vierde lid geschrapt.

Art. 14.Aan artikel 88, § 3, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt de volgende zinsnede toegevoegd : « , voor zover het gaat om een vergunning die kan worden verleend op basis van het in werking getreden ruimtelijk uitvoeringsplan, terwijl de aanvraag de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van dat plan niet voor vergunning in aanmerking kwam. ».

Art. 15.Artikel 92, eerste lid, 4°, van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « 4° de stedenbouwkundige verordeningen, verkavelingsverordeningen en bouwverordeningen; ».

Art. 16.In artikel 99, § 1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt 2° vervangen door wat volgt : « 2° ontbossen in de zin van het bosdecreet van 13 juni 1990 van alle met bomen begroeide oppervlakten bedoeld in artikel 3, § 1 en § 2, van dat decreet;» 2° in het eerste lid wordt 3° vervangen door wat volgt : « 3° hoogstammige bomen vellen, alleenstaand, in groeps- of lijnverband, voorzover ze geen deel uitmaken van met bomen begroeide oppervlakten in de zin van artikel 3, § 1 en § 2, van het bosdecreet van 13 juni 1990;» 3° aan het derde lid wordt de volgende zin toegevoegd : « Hieronder kunnen geen werken begrepen worden die betrekking hebben op de constructieve elementen van het gebouw, zoals : 1° vervangen van dakgebintes of dragende balken van het dak, met uitzondering van plaatselijke herstellingen;2° geheel of gedeeltelijk herbouwen of vervangen van buitenmuren, zelfs met recuperatie van de bestaande stenen.».

Art. 17.In artikel 100, § 2, tweede lid, van hetzelfde decreet worden tussen de woorden « Die vergunning voor » en de woorden « de gebouwen », de woorden « de wegen en infrastructuur voor de realisatie van het bedrijventerrein en » ingevoegd.

Art. 18.Artikel 103 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 103.§ 1. De Vlaamse regering bepaalt de lijst van de werken, handelingen en wijzigingen van algemeen belang.

Er mag worden afgeweken van de voorschriften van een plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan zodra de vergunningverlenende instantie kennis heeft van de resultaten van het openbaar onderzoek met betrekking tot het ontwerp van het nieuwe ruimtelijk uitvoeringsplan waarmee de werken, handelingen en wijzigingen van algemeen belang verenigbaar zijn, als aan de volgende voorwaarden voldaan is : 1° het nieuwe ruimtelijk uitvoeringsplan is van hetzelfde of van een hoger niveau als de bestaande ruimtelijke uitvoeringsplannen;2° de Vlaamse regering en/of de bestendige deputatie heeft geen strijdigheid vastgesteld van het ontwerp van ruimtelijk uitvoeringsplan met de hogere plannen met toepassing van artikel 45, § 4 en 49, § 4. Er mag bovendien worden afgeweken van de voorschriften van een ruimtelijk uitvoeringsplan voorzover het gaat om kleine werken, handelingen en wijzigingen van algemeen belang, die de algemene bestemming en het architectonische en landschappelijke karakter van het gebied in kwestie niet in het gedrang brengen.

De Vlaamse regering bepaalt welke werken, handelingen en wijzigingen van algemeen belang als klein kunnen worden beschouwd. § 2. De bepalingen van § 1, tweede en derde lid, zijn eveneens van toepassing op milieuvergunningsaanvragen en op verzoeken tot onteigeningsmachtiging met betrekking tot werken, handelingen en wijzigingen van algemeen belang. § 3. Voor werken, handelingen en wijzigingen in een gebied waarvoor blijkens een overeenkomstig artikel 136 afgeleverd planologisch attest de opmaak of een wijziging van een ruimtelijk uitvoeringsplan overwogen wordt, mag worden afgeweken van de voorschriften van een plan van aanleg of een ruimtelijk uitvoeringsplan zodra de vergunningverlenende instantie kennis heeft van de resultaten van het openbaar onderzoek met betrekking tot het ontwerp van het nieuwe ruimtelijk uitvoeringsplan waarmee de werken, handelingen en wijzigingen verenigbaar zijn. § 4. Bij het verlenen van een milieuvergunning kan eveneens worden afgeweken van de voorschriften van een plan van aanleg of een ruimtelijk uitvoeringsplan, met toepassing van de bepalingen van § 3. ».

Art. 19.In artikel 105, § 4, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid, 2° wordt vervangen door wat volgt : « 2° in de gevallen, bedoeld in artikel 99, § 1, 5°, 6° en 9°;»; 2° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt : « De Vlaamse regering kan bepalen in welke van deze gevallen de vergunning beperkt moet zijn in de tijd en kan de minimale en/of maximale geldigheidsduur vastleggen.».

Art. 20.In artikel 113, § 1, van hetzelfde decreet wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « Het college van burgemeester en schepenen zendt binnen 75 dagen na de datum van indiening van de aanvraag de beslissing naar de aanvrager bij aangetekende brief. Gelijktijdig zendt het college van burgemeester en schepenen een afschrift van de beslissing samen met het volledige dossier naar de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar en een afschrift van de beslissing naar de instanties die advies dienen uit te brengen overeenkomstig artikel 111, § 4 en § 5, en overeenkomstig andere wetgeving. ».

Art. 21.Artikel 114 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 114.§ 1. Van de vergunning mag gebruik worden gemaakt als de aanvrager niet binnen 25 dagen na de datum van verzending, bedoeld in artikel 113, § 1, op de hoogte werd gebracht van de instelling van een beroep. De vergunning moet dit artikel overnemen, alsook de strafbepalingen die de overtreding ervan bestraffen. § 2. De vergunning en het bijbehorende dossier, of een door de gemeente of de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar gewaarmerkt afschrift van deze stukken, moet voortdurend ter beschikking liggen van de in artikel 148 bedoelde ambtenaren, agenten en officieren van gerechtelijke politie, op de plaats waar het werk uitgevoerd en de handeling of handelingen, verricht worden. Deze verplichting geldt, wanneer het een werk betreft, voor de aanvang van het werk en tijdens de gehele duur ervan. In de overige gevallen geldt ze zodra de voorbereidingen voor de uitvoering van de handeling of handelingen worden getroffen en tijdens de gehele duur van de uitvoering ervan.

Deze verplichting geldt ook indien de vergunning in beroep verkregen wordt. ».

Art. 22.In artikel 123 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan § 1 wordt de volgende zin toegevoegd : « Een eensluidend afschrift van de rappelbrief wordt op dezelfde dag eveneens aangetekend verstuurd naar de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar.»; 2° aan § 2 wordt de volgende zin toegevoegd : « Van de vergunning mag gebruik worden gemaakt, als de aanvrager niet binnen 20 dagen na het verstrijken van de termijn, op de hoogte werd gebracht van een beslissing tot schorsing met toepassing van artikel 126, § 2.».

Art. 23.In artikel 124, § 1, van hetzelfde decreet wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « Op dezelfde dag zendt de provinciale stedenbouwkundige ambtenaar bij aangetekende brief een afschrift van de beslissing naar de gemeente, naar de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar en naar de instantie of persoon die beroep heeft ingesteld, als die niet de aanvrager is. ».

Art. 24.Artikel 125 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 125.Heeft de aanvrager binnen 35 dagen na verzending van de rappelbrief geen beslissing van de bestendige deputatie ontvangen, dan wordt dit gelijkgesteld met een positieve beslissing en mag hij zonder verdere formaliteiten overgaan tot het uitvoeren van de werken of het verrichten van de handelingen, als niet binnen 20 dagen na het verstrijken van de termijn er een beslissing tot schorsing ter kennis van de aanvrager werd gegeven, op voorwaarde dat hij zich gedraagt naar de aanwijzingen van het dossier dat hij heeft ingediend, naar de decreten en verordeningen, en ook in voorkomend geval, naar de bepalingen van de verkavelingsvergunning. ».

Art. 25.In artikel 127 van hetzelfde decreet wordt § 2 vervangen door wat volgt : « § 2. De Vlaamse regering kan bepalen welke van de aanvragen, genoemd in § 1, blijk moeten geven van voorafgaand overleg met de Vlaamse Bouwmeester.

De Vlaamse regering stelt de nadere regels voor het overleg met de Vlaamse Bouwmeester vast. ».

Art. 26.Aan artikel 128 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt de derde zin geschrapt;2° aan het tweede lid wordt de volgende zin toegevoegd : « Indien de stedenbouwkundige vergunning betrekking heeft op twee of meer afzonderlijke gebouwen, dan vervalt de stedenbouwkundige vergunning enkel voor de gebouwen waarvoor niet is voldaan aan de voorwaarden van dit artikel.»; 3° een vierde lid wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « De stedenbouwkundige vergunning voor een inrichting, waarvoor een milieuvergunning nodig is of die enkel onderworpen is aan de meldingsplicht, wordt geschorst zolang de milieuvergunning niet is verleend, respectievelijk de melding niet is gebeurd.In dit geval gaat de termijn, zoals bepaald in het eerste lid, pas in op de dag dat de milieuvergunning wordt verleend, respectievelijk de melding is gebeurd. Wordt de milieuvergunning evenwel geweigerd, dan vervalt de stedenbouwkundige vergunning van rechtswege op de dag van de weigering in laatste aanleg. Het verval van de stedenbouwkundige vergunning wordt door de instantie die de milieuvergunning heeft geweigerd onverwijld meegedeeld aan de aanvrager en de overheid die de stedenbouwkundige vergunning heeft verleend. ».

Art. 27.In hetzelfde decreet wordt een artikel 130bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 130bis.De termijnen, vermeld in artikel 129 en 130, worden geschorst gedurende de periode waarbinnen een beroep tot vernietiging van de verkavelingsvergunning bij de Raad van State aanhangig is, behoudens in die gevallen waarin de vergunde verkaveling in strijd is met een voor de datum van de definitieve uitspraak van de Raad van State van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan, onverminderd het eventuele recht op planschade met toepassing van artikel 84. ».

Art. 28.In artikel 136 van hetzelfde decreet wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « Het planologisch attest is een informatief document dat aangeeft of voor het gebied waarop het betrekking heeft, de opmaak of een wijziging van een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan overwogen wordt. Bij afgifte van een positief attest wordt het voorontwerp van gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan binnen de termijn van zes maanden na afgifte van het attest verstuurd naar de betrokken instanties, overeenkomstig artikel 48, § 1, tweede lid. Het college van burgemeester en schepenen kan de termijn van zes maanden om gemotiveerde reden met maximaal 6 maanden verlengen. ».

Art. 29.In artikel 137 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan § 1 wordt een zesde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Indien de instrumenterende ambtenaar een onderhandse akte in een authentieke akte dient op te nemen, waarbij de eerste niet beantwoordt aan de voorschriften van artikel 141, dan wijst hij de partijen bij de opmaak van de akte op artikel 141, 146, eerste lid, 4° en 162 van dit decreet.»; 2° aan § 2, eerste zin, worden de volgende woorden toegevoegd : « indien de lening of het krediet enkel betrekking heeft op de financiering en uitvoering van vergunningsplichtige werken.».

Art. 30.In artikel 142, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt 5° vervangen door wat volgt : « 5° of voor het goed een verkavelingsvergunning van toepassing is. ».

Art. 31.Aan artikel 143 van hetzelfde decreet wordt een § 4 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 4. Onverminderd het bepaalde in de §§ 2 en 3, kunnen de gemeenten tariefdiversificaties en bijkomende ontheffingen van de in § 1 bedoelde belastingen vaststellen teneinde hun ruimtelijke doelstellingen te realiseren. ».

Art. 32.Artikel 145 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 145.§ 1. De vergunningverlenende overheid mag, bij het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning, afwijken van de voorschriften van een gewestplan indien de aanvraag betrekking heeft op het herbouwen of verbouwen op dezelfde plaats van een vergunde woning op voorwaarde dat de aanvrager het bewijs levert dat voldaan is aan volgende voorwaarden : 1° de woning is geheel of gedeeltelijk vernield of beschadigd door één van de oorzaken opgesomd in artikelen 61 en 62 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, buiten de wil van de aanvrager;2° de woning was voor de vernieling of beschadiging niet verkrot en werd volgens het bevolkingsregister gedurende ten minste 3 jaar en tot op de dag voorafgaand aan de vernieling of beschadiging bewoond door de aanvrager die tevens eigenaar is of erfgenaam in rechte lijn van de eigenaar;3° de aanvraag gebeurt binnen het jaar na de vernieling of beschadiging;4° het voorwerp van de aanvraag is niet gelegen in : - de groengebieden, natuurgebieden, natuurgebieden met wetenschappelijke waarde, natuurreservaten, natuurontwikkelingsgebieden, bosgebieden, valleigebieden, brongebieden, agrarische gebieden met ecologische waarde of belang of agrarische gebieden met bijzondere waarde; - de beschermde duingebieden en voor het duingebied belangrijke landbouwgebieden, aangeduid krachtens het decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen tot bescherming van de kustduinen; 5° zo het voor de vernieling of beschadiging bestaande bouwvolume meer bedraagt dan 1.000 m3 en het een herbouw betreft, dient de herbouwde woning beperkt te blijven tot 1.000 m3. In de andere gevallen dient de aanvraag beperkt te worden tot het vergunde bouwvolume.

Het aantal woongelegenheden moet beperkt blijven tot één. De architecturale eigenheid van het vergunde gebouw moet - ook bij herbouwen - behouden blijven.

De hierboven vermelde afwijking kan slechts worden verleend op voorwaarde dat de goede ruimtelijke ordening niet wordt geschaad. Dit betekent onder meer dat de ruimtelijke draagkracht van het gebied niet wordt overschreden en dat de voorziene verweving van functies de aanwezige of te realiseren bestemmingen in de onmiddellijke omgeving niet in het gedrang brengt of verstoort.

De aanvragen worden onderworpen aan een openbaar onderzoek, waarvan de kosten ten laste van de aanvrager komen. De Vlaamse regering bepaalt de wijze waarop het onderzoek plaatsheeft. § 2. De Vlaamse regering zal de schadevergoeding die uitbetaald wordt door de verzekeraar met toepassing van artikel 67, § 2, 2°, of 67, § 3, 1°, b), van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, aanvullen met maximum 20% van de verzekerde waarde op voorwaarde dat aan volgende vier voorwaarden gezamenlijk is voldaan : 1° de stedenbouwkundige vergunning voor het herbouwen of verbouwen wordt geweigerd;2° de gehele of gedeeltelijke vernieling gebeurde door een van de oorzaken opgesomd in artikelen 61 en 62 van bovenvermelde wet van 1992;3° het gaat om een zonevreemd gebouw, dat gesloopt wordt voor de uitbetaling van de aanvullende schadevergoeding;4° ingeval het gebouw een woning is, mag de eigenaar binnen het Vlaamse Gewest geen andere woning bezitten. De Vlaamse regering kan nadere regelen bepalen voor de voorwaarden voor de vergoeding, bedoeld in het eerste lid. ».

Art. 33.Aan artikel 148 van hetzelfde decreet worden een derde en vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt : « Als deze verrichtingen de kenmerken van een huiszoeking dragen, mogen ze enkel worden uitgevoerd op voorwaarde dat de politierechter daartoe een machtiging heeft verstrekt.

Om de in deze titel omschreven misdrijven op te sporen en vast te stellen in een proces-verbaal krijgen de stedenbouwkundige inspecteurs de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie. ».

Art. 34.Aan artikel 154, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de volgende woorden toegevoegd : « of wanneer niet voldaan is aan de verplichting van artikel 114, § 2. ».

Art. 35.In artikel 158 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, worden de woorden « het college van burgemeester en schepenen » vervangen door de woorden « de vergunningverlenende overheid »;2° aan § 1 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Door het definitief geworden vergelijk vervallen de strafvordering en het recht van de overheid om herstel te vorderen.»; 3° in § 2, tweede lid, worden de woorden « het college van burgemeester en schepenen » vervangen door de woorden « de vergunningverlenende overheid ».

Art. 36.In artikel 160 van hetzelfde decreet wordt het vierde lid vervangen door wat volgt : « Iedere in de zaak gewezen eindbeslissing wordt op de kant van de overschrijving van de titel van verkrijging ingeschreven, op de wijze die bij artikel 84 van de hypotheekwet is voorgeschreven. ».

Art. 37.In artikel 162, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden « bedoeld in artikel 149 of 151, naar gelang van het geval, » geschrapt.

Art. 38.Artikel 171 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 171.Het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, gewijzigd bij de decreten van 19 december 1998 en 18 mei 1999, wordt opgeheven, met uitzondering van die artikelen die vereist zijn voor de toepassing van artikel 165, 166, 174 tot en met 180, 186, 187, 193 en 196 tot en met 199 van dit decreet, namelijk artikel 2, artikel 9 tot en met 36, artikel 41, 43, 44, 49, 51, 52, 53, 55, § 1, eerste lid, en artikel 63, § 1, 4°, 5° en 6°.

De artikelen, die van kracht blijven, genoemd in het eerste lid, worden opgeheven vijf jaar na de inwerkingtreding van dit decreet, met uitzondering van artikel 2, § 1, vierde lid, 33, 35, 36 en 43, § 6 tot en met § 12.

Onverminderd de toepassing van artikel 192 van dit decreet, worden de niet in de coördinatie opgenomen bepalingen : wijzigings-, overgangs-, en opheffingsbepalingen, alsmede reeds voorbijgestreefde bepalingen, gevoegd als bijlage 2 bij het besluit van de Vlaamse regering van 22 oktober 1996 tot coördinatie van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw opgeheven. ».

Art. 39.Artikel 172 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 172.De algemene plannen van aanleg en bijzondere plannen van aanleg die goedgekeurd werden vóór de inwerkingtreding van het besluit of de besluiten tot vaststelling van het gewestplan waarbinnen die gemeenten of delen ervan gelegen waren en die niet geheel of ten dele herzien werden na de inwerkingtreding van dat besluit, maar waarvan de Vlaamse regering overeenkomstig artikel 190, tweede lid, beslist dat ze niet behouden worden in het plannenregister, worden van rechtswege opgeheven op de datum van de publicatie bij uittreksel van deze beslissing in het Belgisch Staatsblad. Hetzelfde geldt voor de ter uitvoering van deze algemene en bijzondere plannen van aanleg opgemaakte onteigeningsplannen, ruilverkavelings- en herverkavelingsplannen.

Als de Vlaamse regering geen beslissing heeft genomen overeenkomstig artikel 190, tweede lid, binnen het jaar na de inwerkingtreding van dit decreet, wordt het gemotiveerd voorstel geacht goedgekeurd te zijn, indien het binnen 90 dagen na de inwerkingtreding van dit decreet naar de planologische ambtenaar werd gestuurd, of, in de andere gevallen, worden de bedoelde plannen van rechtswege opgeheven één jaar na de inwerkingtreding van dit decreet.

Als de Vlaamse regering overeenkomstig het vorige lid geen beslissing heeft genomen binnen het jaar na de inwerkingtreding van dit decreet, en het gemotiveerd voorstel binnen 90 dagen na de inwerkingtreding van dit decreet naar de planologisch ambtenaar werd gestuurd, wordt de gemeenteraadsbeslissing bij uittreksel gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

Het college van burgemeester en schepenen meldt de Vlaamse regering dat een uittreksel van de gemeenteraadsbeslissing voor bekendmaking in het Belgisch Staatsblad werd verzonden. Deze melding gebeurt tegelijkertijd met de verzending. ».

Art. 40.In artikel 174, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden « binnen 60 dagen na de inwerkingtreding van dit decreet, » vervangen door de woorden « voor 1 mei 2001 ».

Art. 41.In artikel 177, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden « binnen 60 dagen na de bedoelde inwerkingtreding » vervangen door de woorden « voor 1 mei 2001 ».

Art. 42.In artikel 178 van hetzelfde decreet wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « In de gemeenten waar op de datum van inwerkingtreding van dit decreet reeds een ontwerp van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan overeenkomstig artikel 21 van het decreet van 24 juli 1996 houdende de ruimtelijke planning aan de gemeentelijke commissie van advies of, bij ontstentenis, de regionale commissie van advies werd voorgelegd, en het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan nog niet definitief is vastgesteld en door de bestendige deputatie of de Vlaamse regering goedgekeurd, dient de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening, bedoeld in artikel 9 van dit decreet, haar werkzaamheden aan te vatten binnen 30 dagen na de goedkeuring door de bestendige deputatie of de Vlaamse regering van het door de gemeenteraad vastgestelde gemeentelijk ruimtelijk structuurplan of zo deze goedkeuring gebeurt voor 1 mei 2001, ten laatste op 1 mei 2001.

Op datzelfde ogenblik houdt de gemeentelijke commissie van advies, in voorkomend geval, op te bestaan. ».

Art. 43.In artikel 179, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden « binnen 60 dagen na de bedoelde inwerkingtreding » vervangen door de woorden « voor 1 mei 2001 ».

Art. 44.Aan artikel 187, vierde lid, van hetzelfde decreet worden de volgende zinnen toegevoegd : « Hetzelfde geldt voor procedures tot opmaak of herziening van algemene plannen van aanleg en bijzondere plannen van aanleg en daarmee samenhangende onteigeningsplannen die lopen op het moment van de inwerkingtreding van dit decreet in gemeenten die op dat moment beschikken over een goedgekeurd gemeentelijk ruimtelijk structuurplan.

Er is een lopende procedure in de zin van deze bepaling indien het plan van aanleg of het plan tot herziening van een bestaand plan van aanleg voorlopig is aangenomen door de gemeenteraad. ».

Art. 45.In hetzelfde decreet wordt een artikel 188bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 188bis.In afwijking van de artikelen 41 en 44 en van de bepalingen van het richtinggevend en bindend gedeelte van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen die betrekking hebben op de taakverdeling tussen gewest, provincies en gemeenten, kan de Vlaamse regering, zolang er geen provinciaal ruimtelijk structuurplan is goedgekeurd voor de betrokken provincie, op gemotiveerd verzoek en op voorstel van de provincieraad een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan opmaken voor een aangelegenheid die in een provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan had moeten geregeld worden. De aanpak van de betrokken aangelegenheid moet een dringend karakter hebben. Het voorstel van de provincieraad moet volledig zijn uitgewerkt. Het moet kaderen in het provinciaal structuurplanningsproces en in voorkomend geval verantwoord worden op basis van de bepalingen van het voorontwerp of ontwerp van provinciaal ruimtelijk structuurplan. Het moet in overeenstemming zijn met de principes van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen.

Op het ogenblik van de goedkeuring van het eerste provinciaal ruimtelijk structuurplan voor de betrokken provincie verkrijgen de gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die zijn opgemaakt met toepassing van het eerste lid, het statuut van provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan. De betrokken ruimtelijke uitvoeringsplannen waarvoor deze bepaling geldt worden opgesomd in het besluit tot definitieve vaststelling van het provinciaal ruimtelijk structuurplan en het besluit tot goedkeuring daarvan. Binnen 14 dagen na de beslissing tot goedkeuring van het provinciaal ruimtelijk structuurplan stuurt de bestendige deputatie een afschrift van het goedkeuringsbesluit naar de gemeenten die overeenkomstig artikel 94 de bepalingen van het ruimtelijk uitvoeringsplan hebben opgenomen in hun plannenregister, met de vermelding dat de wijziging van het statuut van het plan in het register moet doorgevoerd worden. Het college van burgemeester en schepenen moet de aanpassing in het plannenregister binnen 14 dagen na ontvangst van het bericht doorvoeren. ».

Art. 46.Artikel 190 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 190.Het plannenregister moet door elke gemeente opgemaakt worden en door de gemeenteraad vastgesteld worden binnen een jaar na de inwerkingtreding van dit decreet. Een afschrift van dat plannenregister wordt gezonden naar de planologische ambtenaar. Binnen het daaropvolgend jaar brengt de planologische ambtenaar bij de Vlaamse regering verslag uit over het plannenregister. De Vlaamse regering neemt binnen 120 dagen na ontvangst van dit verslag een beslissing inzake de conformverklaring van het plannenregister en stuurt die beslissing naar het college van burgemeester en schepenen binnen tien dagen na de beslissing.

Binnen 90 dagen na de inwerkingtreding van dit decreet moet iedere gemeenteraad een gemotiveerd voorstel sturen naar de planologische ambtenaar waarin hij met betrekking tot de bijzondere en algemene plannen van aanleg, met inbegrip van de in uitvoering van deze plannen opgemaakte onteigeningsplannen, ruilverkavelings- en herverkavelingsplannen, die definitief goedgekeurd of geheel of gedeeltelijk gewijzigd werden vóór de inwerkingtreding van het besluit of de besluiten die het gewestplan hebben vastgesteld, aangeeft of de gemeente die al dan niet, geheel of gedeeltelijk, wenst te behouden in het plannenregister. Dit voorstel heeft echter slechts betrekking op die bijzondere en algemene plannen of delen ervan, die niet in strijd zijn met het later vastgestelde gewestplan. De planologische ambtenaar brengt over het voorstel een advies uit aan de Vlaamse regering binnen 150 dagen na de inwerkingtreding van dit decreet. De Vlaamse regering beslist binnen 30 dagen na ontvangst van dit advies, welke plannen of delen van plannen behouden worden in het plannenregister. Als de Vlaamse regering afwijkt van het voorstel van de gemeente, is haar beslissing gemotiveerd. De Vlaamse regering stuurt haar beslissing onverwijld naar het college van burgemeester en schepenen, dat zorgt voor de opname van de te behouden plannen of delen van plannen in het plannenregister.

De Vlaamse regering publiceert haar beslissing omtrent het behoud van plannen of delen van plannen in het plannenregister bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad. ».

Art. 47.Artikel 192 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 192.Tot het in artikel 191, § 1, derde lid, 4°, vermelde deel van het vergunningenregister volledig is opgemaakt door de gemeente en goedgekeurd door de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar, bestaat er een vermoeden dat een verkavelingsvergunning voor een niet bebouwd deel van een verkaveling die dateert van vóór 22 december 1970 vervallen is. De gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar neemt een beslissing omtrent dit deel van het vergunningenregister binnen 60 dagen nadat de gemeente hem daarom verzocht heeft.

In elke gemeente wordt een bericht aangeplakt dat de eigenaars van een niet bebouwde kavel of meerdere niet bebouwde kavels in vergunde niet vervallen verkavelingen die dateren van vóór 22 december 1970 oproept om zich te melden bij het college van burgemeester en schepenen. De Vlaamse regering neemt de nodige maatregelen om te zorgen voor de onmiddellijke aanplakking na de inwerkingtreding van dit decreet en voor een bericht in ten minste drie dagbladen die in het Vlaamse Gewest worden verspreid.

Indien de eigenaar zich niet gemeld heeft bij het college van burgemeester en schepenen binnen een termijn van 90 dagen na de inwerkingtreding van dit decreet, dan is de verkavelingsvergunning wat de kavel of kavels in kwestie betreft, definitief vervallen.

Indien de eigenaar zich bij het college van burgemeester en schepenen binnen een termijn van 90 dagen na de inwerkingtreding van dit decreet gemeld heeft, dan gaat het college van burgemeester en schepenen na of de verkavelingsvergunning niet reeds vervallen is met toepassing van de regeling, opgenomen in punt 12 van de bijlage 2, « Niet in de coördinatie opgenomen bepalingen : wijzigings-, overgangs- en opheffingsbepalingen, alsmede reeds voorbijgestreefde bepalingen », gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 22 oktober 1996 tot coördinatie van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw. Alleen als de verkavelingsvergunning nog niet vervallen is, wordt de kavel of worden de kavels opgenomen in het vergunningenregister. ».

Art. 48.In artikel 193 van hetzelfde decreet worden § 1 en § 2 vervangen door wat volgt : « § 1. Wanneer een gemeente beschikt over een goedgekeurd gemeentelijk ruimtelijk structuurplan, een gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar, een conform verklaard plannenregister, een vastgesteld vergunningenregister en een register van de onbebouwde percelen, wordt dit vastgesteld door de Vlaamse regering. Die vaststelling wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De aanvragen voor een stedenbouwkundige vergunning of een verkavelingsvergunning die vóór de eerste dag van de tweede maand na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad worden ingediend, worden verder behandeld overeenkomstig de in § 2 beschreven procedure.

Bij uitzondering kan de Vlaamse regering bij de vaststelling, genoemd in het eerste lid, beslissen dat een gemeente die beschikt over een goedgekeurd gemeentelijk ruimtelijk structuurplan en een gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar, en welke gemeente in ruime mate, maar niet volledig, voldoet aan de voorwaarden inzake een conform verklaard plannenregister, een vastgesteld vergunningenregister en een register van de onbebouwde percelen, geacht wordt te voldoen aan de voorwaarden vermeld in de eerste zin van het eerste lid. Die beslissing geldt als vaststelling in de zin van het eerste lid, en wordt eveneens bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De Vlaamse regering kan bij die beslissing een termijn opleggen waarbinnen de gemeente volledig dient te voldoen aan de voorwaarden. De Vlaamse regering stelt nadere regels vast voor de beoordeling van de voorwaarden die in aanmerking komen voor de toepassing van dit lid. § 2. Zolang een gemeente niet voldoet aan de voorwaarden voorgeschreven in § 1, worden de aanvragen voor een stedenbouwkundige of een verkavelingsvergunning behandeld overeenkomstig artikel 43, § 1 tot en met § 5, artikel 44, 49, 51, 52, 53 en 55, § 1, eerste lid, van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, in de plaats van overeenkomstig artikel 106 tot en met 126 van dit decreet. De gemeente moet ook in dit geval de adviezen, genoemd in artikel 111, § 4 en § 5, van dit decreet, inwinnen.

De bouwvergunningen, die zijn verleend in de loop van het jaar, dat aan de inwerkingtreding van dit decreet voorafgaat, vervallen als de vergunninghouder binnen twee jaar na afgifte van de vergunning niet met de werken is begonnen. ».

Art. 49.In hetzelfde decreet wordt een artikel 195bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 195bis.De vergunningverlenende overheid en/of, met toepassing van artikel 193, § 2, de gemachtigde ambtenaar bij het verlenen van een gunstig advies, kunnen afwijken van de voorschriften van een gewestplan indien de aanvraag betrekking heeft op : 1° het verbouwen, het herbouwen op dezelfde plaats binnen het bestaande bouwvolume, of het uitbreiden met maximaal 20 % van het bestaande bouwvolume van een bestaand vergund gebouw dat definitief beschermd is als monument in het kader van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten;2° de wijziging van de functie van een bestaand vergund gebouw dat definitief beschermd is als monument in het kader van het voornoemde decreet van 3 maart 1976, voorzover de voortzetting van de vroegere functie onmogelijk blijkt of een duurzame leefbaarheid van het gebouw niet garandeert en de nieuwe functie de erfgoedwaarde ongeschonden laat of verhoogt. Al de afwijkingen, vermeld in het eerste lid, kunnen slechts worden verleend op voorwaarde dat de goede ruimtelijke ordening niet wordt geschaad. Dit betekent onder meer dat de ruimtelijke draagkracht van het gebied niet wordt overschreden en dat de voorziene verweving van functies noch de aanwezige of te realiseren bestemmingen in de onmiddellijke omgeving, noch de gewenste ruimtelijke structuur in het gedrang brengt of verstoort. Het naleven van deze voorwaarden moet blijken uit de beslissing van de vergunningverlenende overheid of het advies van de gemachtigde ambtenaar.

De aanvragen worden onderworpen aan een openbaar onderzoek, waarvan de kosten ten laste van de aanvrager komen. De Vlaamse regering bepaalt de wijze waarop het onderzoek plaatsheeft.

Het advies van de gewestelijke administratie, bevoegd voor de monumenten en de landschappen en van de bevoegde administratie moet telkens ingewonnen worden. Ingeval het bestaande vergunde gebouw gelegen is in een van de bestemmingen, vermeld in artikel 20 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu moet eveneens het advies van de gewestelijke administratie, bevoegd voor het natuurbehoud, worden ingewonnen. De Vlaamse regering bepaalt wat verstaan wordt onder de bevoegde administratie. Al deze adviezen zijn bindend voorzover ze negatief zijn of voorwaarden opleggen. Worden deze adviezen niet verzonden binnen dertig dagen na ontvangst van de adviesaanvraag, dan worden ze geacht gunstig te zijn.

De weigering van het verlenen van een afwijking tot het herbouwen, verbouwen of uitbreiden van een bestaand vergund gebouw of tot het wijzigen van de functie, kan geen aanleiding geven tot het verschuldigd zijn van een vergoeding als bedoeld in artikel 35 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, gewijzigd bij het decreet van 19 december 1998. »

Art. 50.In hetzelfde decreet wordt een artikel 195ter ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 195ter.De bepalingen van artikel 103, § 1, eerste en tweede lid, van dit decreet zijn van toepassing bij de herziening van bijzondere plannen van aanleg, als bedoeld in artikel 41 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996. ».

Art. 51.Artikel 196 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 196.§ 1. Artikel 2, § 1, vierde lid, van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, is van toepassing zolang een gewestplan of een algemeen of bijzonder plan van aanleg van toepassing blijft, zoals zal blijken uit het plannenregister. § 2. Artikel 43, § 6 tot en met § 12, van hetzelfde decreet is van toepassing zolang een gewestplan van toepassing blijft, zoals zal blijken uit het plannenregister. § 3. Artikel 33 van hetzelfde decreet is van toepassing op onteigeningsplannen, opgemaakt ter uitvoering van de plannen van aanleg. § 4. Artikel 35 en 36 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 19 december 1998, zijn van toepassing op planschade, veroorzaakt door de plannen van aanleg. ».

Art. 52.In artikel 199 van hetzelfde decreet wordt § 2 vervangen door wat volgt : « § 2. De bepalingen met betrekking tot de informatieverplichtingen, zoals voorzien in de artikelen 137, 141 en 142, zijn slechts van toepassing ten vroegste 31 dagen nadat in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd is dat de gemeente, waar het onroerend goed gelegen is, beschikt over een goedgekeurd plannenregister en vergunningenregister.

Deze bepalingen zijn niet van toepassing op overeenkomsten die zijn gesloten en op openbare verkoopverrichtingen die zijn aangevat vóór het in het eerste lid bedoelde tijdstip. Het bewijs hiervan kan met alle middelen worden geleverd.

De lijst van de gemeenten, die beschikken over een goedgekeurd plannenregister en vergunningenregister, wordt driemaandelijks opgemaakt en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, vanaf de inwerkingtreding van dit decreet en tot alle gemeenten op deze lijst zijn opgenomen.

Zolang deze publicatie niet is gebeurd, zijn de benamingen die moeten worden gebruikt in de akten, overeenkomsten en publiciteit de benamingen zoals gebruikt in de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen. ».

Art. 53.Artikel 202 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 54.In artikel 15, § 2, 55, § 1, vierde lid, en, § 2, vijfde lid, 59, vierde lid, 117, § 1, eerste lid, 119, § 1, 120, 122, § 1, derde lid, 126, § 1, eerste en derde lid, en, § 2, eerste lid, 134, § 2, tweede lid, en, § 3, tweede lid, 191, § 1, eerste, zevende en achtste lid en 193, § 4 en § 6 van hetzelfde decreet worden de woorden « stedenbouwkundige inspecteur » vervangen door de woorden « gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar ». HOOFDSTUK III. - Wijziging van het decreet betreffende de Ruimtelijke Ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996

Art. 55.In het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, wordt een artikel 14bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 14bis.Het planologisch attest is een informatief document dat aangeeft of voor het gebied waarop het betrekking heeft, de opmaak of een wijziging van een bijzonder plan van aanleg overwogen wordt.

In het planologisch attest geeft het college van burgemeester en schepenen, na eensluidend advies van de planologische ambtenaar, zoals bedoeld in artikel 10 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, aan of voor het gebied waarop het attest betrekking heeft, de opmaak of een wijziging van een bijzonder plan van aanleg zal worden overwogen, dat overeenkomstig artikel 14, vijfde lid, kan afwijken van het gewestplan. Bij afgifte van een positief attest, wordt binnen de termijn van zes maanden na afgifte ervan, het ontwerp van bijzonder plan van aanleg overeenkomstig artikel 19, zesde lid, voorgelegd aan de bevoegde Commissie van advies en de adviserende instellingen en administraties.

Het college van burgemeester en schepenen kan die termijn van zes maanden om gemotiveerde reden met maximaal 6 maanden verlengen.

Het planologisch attest kan enkel worden aangevraagd door en voor een bedrijf dat onderworpen is aan de milieuvergunningsplicht in de zin van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning.

De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels voor de aanvraag en afgifte van het planologisch attest. ».

Art. 56.Artikel 41 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 41.De bepalingen betreffende het opmaken van de plannen van aanleg zijn van toepassing op de herziening ervan.

Verkavelingsvergunningen kunnen voor het deel dat niet vervallen is, herzien of vernietigd worden door de definitieve vaststelling van een gewestplan of aanneming van een gemeentelijk bijzonder plan van aanleg op voorwaarde dat dit bij de voorlopige en de definitieve vaststelling of aanneming van het plan uitdrukkelijk bepaald is. ».

Art. 57.In artikel 43 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 18 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen door wat volgt : « § 1.Zolang voor het gebied waar het goed gelegen is, geen door de Vlaamse regering goedgekeurd bijzonder plan van aanleg of gemeentelijk uitvoeringsplan bestaat, kan de vergunning enkel worden verleend op eensluidend advies van de door de Vlaamse regering gemachtigde ambtenaar of ambtenaren van de administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, hierna « de gemachtigde ambtenaar » te noemen.

De Vlaamse regering kan de lijst vaststellen van de werken en handelingen waarvoor het advies van de gemachtigde ambtenaar niet is vereist. In dat geval is artikel 44 toepasselijk. »; 2° een § 1bis wordt ingevoegd, die luidt als volgt : « § 1bis.Voor werken, handelingen en wijzigingen in een gebied waarvoor blijkens een overeenkomstig artikel 14bis afgeleverd planologisch attest de opmaak van een bijzonder plan van aanleg overwogen wordt, mag worden afgeweken van de voorschriften van een gewestplan zodra de vergunningverlenende instantie kennis heeft van de resultaten van het openbaar onderzoek met betrekking tot het ontwerp van het nieuwe bijzonder plan van aanleg waarmee de werken, handelingen en wijzigingen verenigbaar zijn. »; 3° in § 2, zesde lid, 2°, c), wordt de eerste zin vervangen door wat volgt : « de aanvraag gebeurt door en de werken worden uitgevoerd voor rekening van een in deze woning ten minste sinds 1 januari 1999 volgens het bevolkingsregister gedomicilieerde bewoner, of door een eigenaar die ten minste sinds 1 januari 1999 eigenaar is van deze woning, of een erfgenaam of een descendent in rechte lijn.»; 4° in § 2, zesde lid, wordt 7° opgeheven;5° in § 2 wordt het zevende lid vervangen door wat volgt : « De mogelijkheden, vermeld in 1° tot en met 6°, gelden enkel voor de gebouwen die gelegen zijn in een agrarisch gebied, een serregebied, een landschappelijk waardevol agrarisch gebied, een parkgebied, een industriegebied, een gebied voor vervuilende industrieën, een gebied voor milieubelastende industrieën, een gebied voor ambachtelijke bedrijven of kleine en middelgrote ondernemingen en/of een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen zoals bepaald in het gewestplan, en die palen aan een openbare weg, niet zijnde een aardeweg, en die voldoende uitgerust is, gelet op de bestaande toestand.»; 6° in § 2, twaalfde lid, wordt de tekst na het tweede streepje opgeheven.7° In § 4, tweede lid, wordt het woord « vijftien » vervangen door het woord « twintig ».

Art. 58.In artikel 44 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen het tweede en derde lid wordt het volgende lid ingevoegd : « Voor werken, handelingen en wijzigingen in een gebied waarvoor blijkens een overeenkomstig artikel 14bis afgeleverd planologisch attest de wijziging van een bijzonder plan van aanleg overwogen wordt, mag worden afgeweken vande voorschriften van het bestaande bijzonder plan van aanleg zodra de vergunningverlenende instantie kennis heeft van de resultaten van het openbaar onderzoek met betrekking tot het ontwerp van het nieuwe bijzonder plan van aanleg waarmee de werken, handelingen en wijzigingen verenigbaar zijn.»; 2° in het derde lid wordt het woord « vijftien » vervangen door het woord « twintig »;3° tussen het vijfde en zesde lid wordt het volgende lid ingevoegd : « Als voor het gebied waarin het goed gelegen is, geen door de Vlaamse regering goedgekeurd bijzonder plan van aanleg en geen behoorlijk vergunde, niet vervallen verkaveling bestaat, kan de gemachtigde ambtenaar eveneens een vergunning schorsen als die strijdig is met de goede plaatselijke ordening.».

Art. 59.In artikel 52 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden het tweede en derde lid opgeheven;2° in § 2 wordt het woord « twintig » vervangen door het woord « vijfentwintig ».

Art. 60.In artikel 53 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, eerste lid, wordt vervangen door wat volgt : « De aanvrager kan binnen dertig dagen na de ontvangst van de beslissing van het schepencollege in beroep gaan bij de bestendige deputatie.Bij ontstentenis van een beslissing binnen de in artikel 52, § 1, bepaalde termijn kan hij eveneens in beroep gaan. De bestendige deputatie zendt een afschrift van het beroepschrift binnen vijf dagen na ontvangst aan de gemeente en aan de gemachtigde ambtenaar. »; 2° § 2, tweede lid, wordt vervangen door wat volgt : « De aanvrager kan bij de Vlaamse regering in beroep gaan bij gebreke van een beslissing van de bestendige deputatie, na afloop van de termijn waarbinnen deze plaats moest hebben.Dit beroep wordt bij een ter post aangetekende brief gezonden aan de Vlaamse regering, die een afschrift ervan aan het college en de bestendige deputatie stuurt binnen vijf dagen na ontvangst. ». HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 61.Artikel 57, 58, 59, en 60, 1° van dit decreet worden slechts toegepast voor die aanvragen, waarvan het ontvangstbewijs dateert van na 1 mei 2000. Artikel 53, § 2, tweede lid, van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, zoals gewijzigd bij artikel 60, 2°, van dit decreet wordt slechts toegepast voor die dossiers waarvoor op 1 mei 2000 nog geen beroep is ingesteld bij de bestendige deputatie.

Art. 62.De Vlaamse regering kan de bepalingen van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, coördineren met de bepalingen die daarin uitdrukkelijk of stilzwijgend wijzigingen hebben aangebracht tot aan het tijdstip van de coördinatie.

Te dien einde kan de Vlaamse regering : 1° de volgorde en de nummering van de te coördineren bepalingen veranderen en in het algemeen de teksten naar de vorm wijzigen;2° de verwijzingen die voorkomen in de te coördineren bepalingen, met de nieuwe nummering overeenbrengen;3° zonder afbreuk te doen aan de beginselen die in de te coördineren bepalingen vervat zijn, de redactie ervan wijzigen teneinde ze onderling te doen overeenstemmen en eenheid in de terminologie te brengen;4° het opschrift van de coördinatie bepalen. De Vlaamse regering kan de verwijzingen naar de in de coördinatie opgenomen bepalingen die in andere niet in de coördinatie opgenomen bepalingen voorkomen, naar de vorm aanpassen.

Art. 63.De Vlaamse regering kan de bepalingen van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening coördineren met de bepalingen die daarin uitdrukkelijk of stilzwijgend wijzigingen hebben aangebracht tot aan het tijdstip van de coördinatie.

Te dien einde kan de Vlaamse regering : 1° de volgorde en de nummering van de te coördineren bepalingen veranderen en in het algemeen de teksten naar de vorm wijzigen;2° de verwijzingen die voorkomen in de te coördineren bepalingen, met de nieuwe nummering overeenbrengen;3° zonder afbreuk te doen aan de beginselen die in de te coördineren bepalingen vervat zijn, de redactie ervan wijzigen teneinde ze onderling te doen overeenstemmen en eenheid in de terminologie te brengen;4° het opschrift van de coördinatie bepalen. De Vlaamse regering kan de verwijzingen naar de in de coördinatie opgenomen bepalingen die in andere niet in de coördinatie opgenomen bepalingen voorkomen, naar de vorm aanpassen.

Art. 64.Dit decreet treedt in werking op 1 mei 2000.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 26 april 2000.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. M. VOGELS De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, B. ANCIAUX De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme, R. LANDUYT De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport, J. SAUWENS De Vlaamse minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media, D. VAN MECHELEN _______ Nota (1) Zitting 1999-2000. Stukken. - Ontwerp van decreet, 252 - Nr. 1. - Amendementen, 252 - Nr. 2. - Verslag, 252 - Nr.3. - Amendementen, 252 - Nr. 4. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering, 252 - Nr. 5.

Handelingen. - Bespreking en aanneming : Vergaderingen van 25 en 26 april 2000.

^