Etaamb.openjustice.be
Decreet van 19 maart 2009
gepubliceerd op 08 mei 2009

Decreet betreffende de instandhouding van het gewestelijke openbaar wegen- en waterwegendomein

bron
waalse overheidsdienst
numac
2009202017
pub.
08/05/2009
prom.
19/03/2009
ELI
eli/decreet/2009/03/19/2009202017/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 MAART 2009. - Decreet betreffende de instandhouding van het gewestelijke openbaar wegen- en waterwegendomein (1)


Het Waals Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen

Artikel 1.Dit decreet beoogt de bescherming van de integriteit, de netheid, de veiligheid en de beschikbaarheid van het gewestelijke openbaar wegen- en waterwegendomein.

Art. 2.In de zin van dit besluit wordt verstaan : 1° gewestelijk openbaar domein : het gewestelijke openbaar wegen- en waterwegendomein.Het bestaat uit : a) de autowegen, de gewestelijke wegen en de overige openbare wegen bestemd voor het wegverkeer die onder het rechtstreekse of gedelegeerde beheer van het Waalse Gewest vallen, alsook de desbetreffende aanhorigheden;b) de waterwegen en de grote hydraulische werken die onder het rechtstreekse of gedelegeerde beheer van het Waalse Gewest vallen, alsook de desbetreffende bijgebouwen;2° aanhorigheden : alle bouwwerken, voorzieningen, uitrustingen of dienstwegen gelegen naast, onder, op, boven de autowegen, wegen, openbare wegen, waterwegen of hydraulische werken bedoeld in 1°, of die er inherent aan zijn en speciaal gebouwd, geïnstalleerd, aangekocht, ingericht of ter beschikking gesteld worden in het raam van die infrastructuren;3° beherende overheid : de Regering of de door haar aangewezen overheid, mogelijk een belichaamd overheidsorgaan in de zin van artikel 9 van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980. De Regering is ertoe gemachtigd : 1° een lijst op te maken van de in het eerste lid, 1°, a), bedoelde autowegen, gewestelijke wegen en andere openbare wegen die voor het wegverkeer bestemd zijn;2° een lijst op te maken van de waterwegen en grote hydraulische werken bedoeld in het eerste lid, 1°, b);3° een voorbeeldlijst van de aanhorigheden op te maken;4° de gewestelijke openbare wegen en de waterwegen volgens de bestemming ervan in categorieën in te delen. HOOFDSTUK II. - Bezetting en gebruik van het openbaar domein voor de uitoefening van bepaalde activiteiten

Art. 3.§ 1. De voorafgaande schriftelijke toestemming van de beherende overheid wordt geëist voor : 1° de bezetting of het gebruik van het gewestelijk openbaar domein op een wijze die het gewone gebruiksrecht, dat iedereen toekomt, te buiten gaat;2° de uitvoering van werken op het gewestelijk openbaar domein;3° de organisatie van een recreatieve, sportieve of toeristische manifestatie op het gewestelijk openbaar domein wanneer die manifestatie van dien aard is dat ze het gewone gebruiksrecht, dat iedereen toekomt, belemmert. § 2. De beherende overheid kan haar toestemming verlenen via een eenzijdige akte of een overeenkomst.

Het is aan de beherende overheid om in het belang van het openbaar domein, van de gebruikers en van het leefmilieu en met inachtneming van de gelijkheidsbeginselen of van andere belangen van algemene aard, te oordelen of de gevraagde toestemming al dan niet, onder bepaalde voorwaarden, op grond van een eenzijdige akte of een overeenkomst, voor een bepaalde of een onbepaalde duur verleend moet worden. § 3. De toestemming bedoeld in § 1, 1°, wordt altijd ten precaire titel verleend.

Wanneer ze op grond van een eenzijdige akte verleend wordt, kan ze ingetrokken, gewijzigd of opgeschort worden om redenen bedoeld in § 2, tweede lid, zonder vergoeding voor de houder. § 4. De Regering is ertoe gemachtigd : 1° procedureregels vast te leggen voor de verlening van de toestemmingen bedoeld in § 1;2° algemene voorwaarden te stellen voor de bezetting en het gebruik van het domein, voor de uitvoering van werken of de organisatie van de manifestaties bedoeld in 1, met inbegrip van heffingen waarvan ze het tarief en de inningsmodaliteiten vastlegt.Die algemene voorwaarden kunnen betrekking hebben op bepaalde soorten bezettingen, gebruiken, werken of manifestaties en vastgelegd worden op grond van de categorie van de openbare weg of waterweg.

Art. 4.De Regering heeft machtiging om het gebruik van de vuilnisbakken, containers of recipiënten die op het gewestelijk openbaar domein geplaatst worden te regelen. HOOFDSTUK III. - Overtredingen

Art. 5.§ 1. Er wordt een boete van minstens 50 tot hoogstens 10.000 euro opgelegd aan : 1° al wie, vrijwillig of door gebrek aan voorzorg of behoedzaamheid, het gewestelijk openbaar domein vernielt, beschadigt of bevuilt of de bruikbaarheid of de veiligheid ervan aantast;2° al wie, zonder de vereiste toestemming van de beherende overheid, op een wijze die er niet mee strookt of zonder inachtneming van de door de Regering vastgelegde algemene voorwaarden : a) het gewestelijk openbaar domein bezet of gebruikt op een wijze die het gewone gebruiksrecht, dat iedereen toekomt, te buiten gaat;b) werken op het gewestelijk openbaar domein uitvoert;3° al wie uitrustingsgoederen van het gewestelijk openbaar domein steelt, alsook beplantingen, of materieel of materialen die er opgeslagen worden met het oog op het onderhoud ervan of op de uitvoering van openbare werken. § 2. Er wordt een boete van minstens 50 tot hoogstens 1.000 euro opgelegd aan : 1° al wie, zonder de vereiste toestemming van de beherende overheid, op een wijze die er niet strookt of zonder inachtneming van de door de Regering vastgelegde algemene voorwaarden, een recreatieve, sportieve of toeristische manifestatie op het gewestelijk openbaar domein organiseren wanneer die manifestatie van dien aard is dat ze het gewone gebruiksrecht, dat iedereen toekomt, te buiten gaat;2° al wie van de op het gewestelijk openbaar domein geplaatste vuilnisbakken, containers of recipiënten een gebruik maakt dat niet strookt met het gebruik waarvoor ze normaal bestemd zijn of met het gebruik waarin de regelgeving voorziet;3° al wie op het gewestelijk openbaar domein opschriften, affiches, beeld- of fotoreproducties, vlugschriften of brochures aanplakt op andere plekken dan die welke daartoe voorzien worden door de beherende overheid;4° de eigenaars, huurders of gebruikers van terreinen gelegen in zones met een risico op overstroming door het buiten de oevers treden van waterlopen die daar producten of materieel opslaan die door de stroom meegesleept zouden kunnen worden en de vernieling, beschadiging of afsluiting van de waterwegen en van de aanhorigheden ervan zouden kunnen veroorzaken of schade aan de gebruikers ervan zouden kunnen toebrengen;5° al wie een risico vormt voor de integriteit of de bruikbaarheid van het gewestelijk openbaar domein door een drijvend schip of een bootje te loodsen zonder rekening te houden met de vorm van het domein, met de reglementaire aanmaningen van de agenten belast met de exploitatie van de waterweg of de bediening van de kunstwerken, of met de voorwaarden gesteld door de beherende overheid;6° al wie weigert gevolg te geven aan de regelmatige bevelen gegeven door de domaniale politie in het raam van de uitvoering van de informatiehandelingen bedoeld in artikel 6, § 4, 1°, 3° en 4°;7° al wie de uitvoering belemmert van de informatieakten bedoeld in artikel 6, § 4. HOOFDSTUK IV. - Domaniale politie

Art. 6.§ 1. Onverminderd de bevoegdheden van de ambtenaren van de federale en lokale politie, kunnen de opsporing en de vaststelling van de bij artikel 5 bepaalde overtredingen toevertrouwd worden aan gewestelijke agenten aangewezen overeenkomstig § 2.

Die agenten worden "domaniale politieagenten" genoemd.

Ze zijn bekleed met de hoedanigheid van agent van de gerechtelijke politie of van officier van de gerechtelijke politie.

Ze mogen hun opdracht pas vervullen na eedaflegging voor de rechtbank van eerste aanleg van hun administratieve woonplaats. In geval van gewone wijziging van hun administratieve woonplaats moeten ze geen nieuwe eed afleggen.

De hoofdgriffier van de rechtbank van eerste aanleg waar een agent de eed heeft afgelegd bezorgt de griffier van de rechtbanken van eerste aanleg van het ambtsgebied waarin de agent zijn functies moet uitoefenen een afschrift van de akte van aanwijzing en van de akte van de eedaflegging van de agent. § 2. De domaniale politieagenten worden door de Regering of volgens de door haar bepaalde modaliteiten aangewezen als agent van de gerechtelijke politie of als officier van de gerechtelijke politie.

Alleen de agenten van niveau 1 kunnen als officier van de gerechtelijke politie aangewezen worden.

De Regering kan bepalen welke kentekens de domaniale politieagenten moeten dragen bij de uitoefening van hun functies.

Ze bepaalt het model van de rechtvaardigingskaart die ze bij zich moeten hebben en aan de hand waarvan ze zich laten kennen wanneer ze de in § 4 bedoelde handelingen verrichten. § 3. De processen-verbaal die de domaniale politieagenten in het raam van hun functies opmaken hebben bewijskracht, tenzij het tegenbewijs van de vastgestelde feiten wordt geleverd. § 4. In het raam van de uitoefening van hun opdracht zijn de domaniale politieagenten bevoegd om : 1° elke persoon van wie ernstig vermoed wordt dat hij een in artikel 4 bedoelde overtreding heeft begaan te verzoeken om de overlegging van zijn identiteitskaart of van elk ander identificatiedocument;2° elke persoon te ondervragen over elk feit waarvan de kennisneming nuttig is voor de vervulling van hun opdracht;3° zich elk document, stuk of titel die nuttig is voor de vervulling van hun opdracht te laten overleggen en om er een fotokopie van te maken of tegen ontvangbewijs mee te nemen;4° de voertuigen, de drijvende schepen of de bootjes tegen te houden, de lading ervan te controleren;5° de hulp van de federale politie, lokale politie of andere gewestelijke diensten te vragen.

Art. 7.§ 1. De processen-verbaal opgemaakt door de domaniale politieagenten worden binnen vijftien dagen na het opmaken ervan in origineel overgemaakt aan de bevoegde procureur des Konings. Binnen dezelfde termijn wordt een afschrift van die processen-verbaal overgemaakt aan de vermoedelijke overtreder en aan de ambtenaar bedoeld in artikel 9, § 1, derde lid. § 2. De domaniale politieagenten kunnen een gewone waarschuwing richten aan de vermoedelijke overtreder en hem een termijn toestaan om orde op zaken te stellen en, desnoods, het openbaar domein te herstellen of te laten herstellen. HOOFDSTUK V. - Herstel van de plaats

Art. 8.In de overtredingsgevallen bedoeld in artikel 5, § 1, 1°, en § 2, 2° en 3°, kan de beherende overheid het openbaar domein ambtshalve herstellen of laten herstellen. De prijs van het herstel van het openbaar domein, desgevallend incluis de prijs van het afvalbeheer overeenkomstig de vigerende regelgeving, wordt ingevorderd ten laste van de overtreder.

In de overtredingsgevallen bedoeld in artikel 5, § 1, 2°, en § 2, 1°, maant de beherende overheid de vermoedelijke overtreder aan om een einde te maken aan de handelingen die ten grondslag van de overtreding liggen en, desnoods, om het openbaar domein te herstellen of te laten herstellen. Die aanmaning wordt bij ter post aangetekend gericht en vermeldt de termijn die aan de overtreder toegekend wordt om gevolg te geven. Indien de vermoedelijke overtreder het openbaar domein niet binnen de toegestane termijn herstelt of laat herstellen, kan de beherende overheid het zelf herstellen of laten herstellen. In dat geval worden de kosten van de herstelwerkzaamheden ten laste van de overtreder ingevorderd.

In de overtredingsgevallen bedoeld in het vorige lid, kan de beherende overheid het openbaar domein ambtshalve herstellen of laten herstellen zonder de vermoedelijke overtreder daartoe vooraf aan te manen, indien één van de volgende voorwaarden vervuld is : 1° indien de dringende noodzakelijkheid of de behoeften van de openbare dienst zulks rechtvaardigen;2° indien het om technische, milieu- of veiligheidsredenen niet aanbevelingswaardig is om de overtreder toe te laten het openbaar domein zelf te herstellen of te laten herstellen;3° indien de vermoedelijke overtreder niet geïdentificeerd is en niet gemakkelijk geïdentificeerd kan worden. De Regering kan de modaliteiten vastleggen voor de berekening van de kost van het herstel van de plaats wanneer de werken door het personeel van haar eigen diensten uitgevoerd worden.

De kost van het herstel van de plaats die ten laste van de overtreder ingevorderd moet worden, wordt verhoogd met een forfaitaire som voor toezichtskosten en administratief beheerskosten gelijk aan 20 % van de kost van de werkzaamheden, minimum van 50 euro, ongeacht of de werkzaamheden door het personeel van de Regering of door een extern bedrijf uitgevoerd worden.

Indien de overtreder de kosten van de herstelwerkzaamheden of de toezichtskosten en de kosten inzake adminsitratief beheer die van hem gevorderd worden verzuimt te betalen, kunnen die kosten volgens door de Regering te bepalen modaliteiten door dwangbevel ingevorderd worden, ondanks het bestaan van een strafvordering waarover nog geen definitieve uitspraak gedaan zou zijn naar aanleiding van de feiten die het herstel van de plaats gerechtvaardigd hebben. HOOFDSTUK VI. - Administratieve boetes

Art. 9.§ 1. Voor zover de feiten krachtens artikel 5 strafbaar zijn met een strafrechtelijke sanctie, kan onder de in dit artikel gestelde voorwaarden een administratieve boete aan de overtreder opgelegd worden in plaats van een strafrechtelijke sanctie.

De administratieve boete bedraagt minstens 50 tot hoogstens 10.000 euro voor de overtredingen bedoeld in artikel 5, § 1, en 50 tot hoogstens 1.000 euro voor de overtredingen bedoeld in artikel 5, § 2.

De Regering wijst één of meer ambtenaren aan die bevoegd zijn om de administratieve boetes op te leggen. Alleen de ambtenaren met een niveau waarvoor een universitair diploma van de tweede cyclus of een gelijkwaardig diploma geëist wordt, kunnen daartoe aangewezen worden § 2. De Procureur des Konings beschikt over een termijn van negentig dagen, te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal tot vaststelling van de overtreding, om de ambtenaar bedoeld in § 1 kennis te geven van zijn bedoeling om al dan niet strafrechtelijke vervolgingen op te starten of al dan niet gebruik te maken van de bevoegdheden die hem bij de artikelen 216bis en 216ter van het Strafrechtelijk wetboek toegewezen worden.

De kennisgeving door de Procureur des Konings van zijn bedoeling om strafrechtelijke vervolgingen op te starten of gebruik te maken van de bevoegdheden die hem bij de artikelen 216bis en 216ter van het Strafrechtelijk wetboek toegewezen worden sluit de mogelijkheid uit om een administratieve boete op te leggen.

Indien de Procureur des Konings kennis geeft van zijn bedoeling om geen strafvervolgingen in te stellen of geen gebruik te maken van de bevoegdheden die hem bij de artikelen 216bis en 216ter van het Strafrechtelijk wetboek toegewezen worden of indien hij zijn beslissing niet heeft meegedeeld na afloop van de termijn bedoeld in het eerste lid, mag de in § 1 bedoelde ambtenaar de procedure opstarten waarbij een administratieve boete opgelegd wordt. § 3. Wanneer de procedure tot oplegging van een administratieve boete opgestart mag worden, bezorgt de in § 1 bedoelde ambtenaar de vermoedelijke overtreder, indien hij de toepassing van een dergelijke boete nodig acht, een bericht bij ter post aangetekend schrijven en een nieuw afschrift van het proces-verbaal, met de volgende stukken en gegevens : 1° de feiten waarvoor hij overweegt een administratieve boete op te leggen;2° een uittreksel van de overtreden bepalingen;3° het bedrag van de administratieve boete die hij overweegt op te leggen;4° de vermoedelijke overtreder heeft het recht om zijn verweermiddelen bij ter post aangetekend schrijven te laten gelden binnen een termijn van vijftien dagen, te rekenen van de datum van mededeling van het bericht;5° hij kan binnen dezelfde termijn bij ter post aangetekend schrijven vragen om zijn verweermiddelen mondeling voor te dragen, behalve wanneer het bedrag van de overwogen administratieve boete niet hoger is dan 62,50 euro;6° hij heeft het recht om zich door een raadsman te laten vertegenwoordigen of bijstaan en om zijn dossier in te kijken. De mededeling van het bericht bedoeld in het vorige lid heeft de uitdoving van de strafvordering tot gevolg. Er wordt een afschrift daaarvan aan de Procureur des Konings gericht.

Indien de vermoedelijke overtreder vraagt om zijn verweermiddelen mondeling voor te dragen, geeft de in § 1 bedoelde ambtenaar hem bij ter post aangetekend schrijven kennis van de plaats, de dag en het uur waarop hij gehoord zal worden. Dat verhoor vindt plaats ten vroegste binnen vijftien dagen na verzending van het aangetekend schrijven.

Er wordt proces-verbaal van het verhoor van de overtreder opgemaakt.

Het wordt getekend door de ambtenaar bedoeld in § 1 en door de overtreder. Indien de overtreder het niet eens is met de inhoud van het proces-verbaal, wordt hij erom verzocht zijn opmerkingen daarin te laten gelden. § 4. Wanneer de administratieve procedure opgestart wordt tegen een persoon onder achtien jaar, wordt het in § 3, eerste lid, bedoelde aangetekend schrijven gericht aan de minderjarige, alsook aan zijn vader en moeder, voogden of personen die het toezicht op hem uitoefenen. Die partijen beschikken over dezelfde rechten als de overtreders.

De ambtenaar stelt de stafhouder van de orde van advokaten daarvan in kennis zodat de minderjarige door een advokaat bijgestaan kan worden.

Die kennisgeving wordt samen met het in het eerste lid bedoelde aangetekend schrijven verstuurd.

Uiterlijk binnen twee werkdagen, te rekenen van de datum van die kennisgeving, wordt een advokaat aangewezen door de stafhouder of het bureau voor juridische bijstand.

Een afschrift van het bericht waarmee de stafhouder in kennis van de aanhangigmaking gesteld wordt, wordt bij het proceduredossier gevoegd.

In het geval van een belangenconflict zorgt de stafhouder of het bureau voor juridische bijstand ervoor dat de belanghebbende bijgestaan wordt door een andere advokaat dan degene op wie zijn vader en moeder, zijn voogden of de personen die toezicht op hem uitoefenen een beroep doen. § 5. Na afloop van de termijn van vijftien dagen bedoeld in § 3, eerste lid, 4°, en, in voorkomend geval, na de datum vastgelegd voor het verhoor van de vermoedelijke overtreder of diens raadsman, beslist de in § 1 bedoelde ambtenaar, rekening houdend met de schriftelijk of mondeling voorgedragen verweermiddelen, indien er verweermiddelen waren, om de aanvankelijk overwogen administratieve boete of een lagere boete op te leggen, of om geen administratieve boete op te leggen.

Hij kan de overtreder maatregelen tot uitstel van de uitvoering toestaan. In geval van verzachtende omstandigheden kan hij de administratieve boete verlagen tot onder het wettelijke minimum.

Zijn gemotiveerde beslissing en het proces-verbaal van verhoor worden bij ter post aangetekend schrijven aan de overtreder meegedeeld. In het geval van een minderjarige overtreder worden de gemotiveerde beslissing en het proces-verbaal van verhoor meegedeeld aan de minderjarige, aan diens vader, moeder, voogden of aan de personen die toezicht op hem uitoefenen, alsook aan zijn raadsman.

De vader en moeder, de voogden of de personen die toezicht op de minderjarige uitoefenen zijn burgerlijk verantwoordelijk voor de betaling van de boete. § 6. Een beslissing waarbij een administratieve boete opgelegd wordt, mag niet meer genomen worden na afloop van de termijn van hondertachtig dagen na het proces-verbaal tot vaststelling van de overtreding. § 7. De overtreder die de beslissing van de ambtenaar die hem een administratieve boete oplegt wenst aan te vechten, kan een beroep indienen binnen een termijn van 30 dagen, op straffe van verval, te rekenen van de datum van zijn kennisgeving.

Het beroep wordt d.m.v. een verzoekschrift voor de correctionele rechtbank ingediend. Indien de beslissing evenwel betrekking heeft op minderjarigen die de volle leeftijd van zestien jaar bereikt hebben op het moment van de feiten, wordt het beroep d.m.v. een kosteloos verzoekschrift bij de jeugdrechtbank ingediend. In dat geval kan het beroep ook ingediend worden door de vader en moeder, de voogden of de personen die het toezicht op hem uitoefenen. De jeugdrechtbank blijft bevoegd indien de overtreder meerderjarig is wanneer zij zich uitspreekt.

Het verzoekschrift bevat de identiteit en het adres van de overtreder, de aangevochten beslissing en de motieven van de betwisting van die beslissing.

Het beroep schorst de uitvoering van de beslissing.

De bepalingen van de voorafgaande leden worden vermeld in de beslissing waarbij de boete opgelegd wordt.

De rechtbank kan de overtreder maatregelen tot uitstel van de uitvoering toestaan. In geval van verzachtende omstandigheden kan hij de administratieve boete verlagen tot onder het wettelijke minimum.

De jeugdrechtbank kan, wanneer een beroep tegen een administratieve boete bij haar aanhangig gemaakt wordt, in de plaats hiervan een bewakings-, beschermings- of opvoedingsmaatregel stellen zoals bepaald bij artikel 37 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming. In dat geval is artikel 60 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming van toepassing.

De beslissingen van de correctionele rechtbank of van de jeugdrechtbank zijn niet vatbaar voor beroep. Wanneer de jeugdrechtbank evenwel beslist tot de vervanging van de administratieve sanctie door een bewakings-, beschermings- of opvoedingsmaatregel bedoeld in artikel 37 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, is haar beslissing voor beroep vatbaar. In dat geval zijn de procedures waarin de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming voorziet voor de feiten die als overtredingen beschouwd worden van toepassing. § 8. De beslissing waarbij een administratieve boete opgelegd wordt heeft uitvoerende kracht na afloop van een termijn van dertig dagen, die ingaat op de datum van kennisgeving, behalve in geval van beroep.

De overtreder of de burgerlijk verantwoordelijken bedoeld in § 5, vierde lid, beschikken over een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na die waarop de beslissing uitvoerende kracht heeft verworven om de boete te betalen.

De Regering bepaalt de modaliteiten voor de inning van de administratieve boetes en de invordering van de onbetaalde boetes. § 9. Dit artikel is niet toepasselijk op minderjarigen onder zestien jaar op het moment van de feiten. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 10.De ambtenaren bedoeld in artikel 6, § 2, die de eed voor de inwerkingtreding van dit decreet afgelegd hebben overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 27 januari 1998 houdende instelling van een politie voor de bescherming van het gewestelijk openbaar wegendomein en houdende regeling van de voorwaarden voor de uitoefening van dat ambt of overeenkomstig die van het decreet van 27 januari 1998 houdende instelling van een politie voor de bescherming van het gewestelijk openbaar waterwegendomein en houdende regeling van de voorwaarden voor de uitoefening van dat ambt worden vrijgesteld van de eedaflegging bedoeld in artikel 6, § 1.

Art. 11.De Regering kan inzake de bescherming van het openbaar waterwegendomein alle maatregelen nemen die nodig zijn voor de omzetting van Europese richtlijnen of voor de uitvoering van verplichtingen voortkomend uit internationale verdragen waarmee het Waals Parlement heeft ingestemd. Die maatregelen kunnen de opheffing of de wijziging van bestaande wetsbepalingen inhouden. De Regering kan o.a. elk heffingstarief vastleggen waarin die richtlijnen of verdragen zouden voorzien.

Art. 12.§ 1. In afwijking van artikel 3, § 1, 1°, wordt de in deze bepaling bedoelde vergunning niet vereist in geval van verlening van : 1° de vergunning bedoeld in het enige artikel, vierde lid, van de wet van 17 januari 1938 inzake het gebruik van het openbaar domein voor het aanleggen en onderhouden van leidingen, inzonderheid van gas- en waterleidingen;2° de vervoersvergunning bedoeld in artikel 9 van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen;3° de wegvergunning bedoeld in artikel 19, § 2, van het decreet van 12 december 2002 betreffende de organisatie van de gewestelijke gasmarkt;4° de wegvergunning bedoeld in artikel 9 van de wet van 10 maart 1925 op de electriciteitsvoorziening;5° de wegvergunning bedoeld in artikel 19, § 2, van het decreet van 12 december 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt;6° de goedkeuring bedoeld in artikel 10, § 1, tweede lid, van de wet van 6 februari 1987 betreffende de radiodistributie en de teledistributienetten;7° de goedkeuring bedoeld in artikel 98, § 1, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven;8° de goedkeuring bedoeld in artikel 63, § 1, tweede lid, van het decreet van 27 juni 2005 van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap over de radio-omroep en de filmvoorstellingen;9° de vergunning bedoeld in artikel 1 van het decreet van 23 oktober 2008 betreffende de wegvergunningen van de gemarkeerde toeristische wandelroutes en tot wijziging van het decreet van 19 december 2002 houdende invoering van een financiële centralisatie van de thesaurieën van de Waalse instellingen van openbaar nut. § 2. In afwijking van artikel 3, § 1, 3°, wordt de in deze bepaling bedoelde vergunning niet vereist in geval van verlening van : 1° de vergunning bedoeld in hoofdstuk V van het koninklijk besluit van 21 augustus 1967 tot reglementering van de wielerwedstrijden en van de veldritten;2° de vergunning bedoeld in hoofdstuk III van het koninklijk besluit van 28 november 1997 houdende de reglementering van de organisatie van sportwedstrijden of sportcompetities voor auto's die geheel of gedeeltelijk op de openbare weg plaatshebben. § 3. De Regering kan de lijsten van de §§ 1 en 2 uitbreiden tot andere gevallen waarin de bezetting of het gebruik van het gewestelijk openbaar domein in de zin van artikel 3, § 1, 1°, of de organisatie van manifestaties op dat domein in de zin van artikel 3, § 1, 3°, krachtens bijzondere wetgevingen al aan de vergunning, de goedkeuring of het gunstig advies van de beherende overheid onderworpen is. Zij kan voorzien in een gelijkwaardige lijst voor de uitvoering van werken op het gewestelijk openbaar domein in de zin van artikel 3, § 1, 2°.

Art. 13.§ 1. In artikel 4 van de wet van 12 juli 1956 tot vaststelling van het statuut der autowegen, wordt § 2 vervangen als volgt : "§ 2. De Regering kan van dat verbod afwijken, hetzij ten gunste van een overheidsdienst, hetzij voor de plaatsing van installaties of gebouwen i.v.m. de dienst van de autoweg, hetzij voor de plaatsing van installaties of gebouwen inzake energie of telecommunicatie, voor zover verenigbaar met de functie van de autoweg." § 2. In artikel 2 van het decreet van 17 december 1992 houdende oprichting van begrotingsfondsen inzake openbare werken, vervangen bij het decreet van 19 december 2007, wordt het tweede lid aangevuld met een punt c), luidend als volgt : "c) de administratieve boetes geïnd krachtens artikel 9 van het decreet van 19 maart 2009 betreffende de instandhouding van het gewestelijk openbaar wegen- en waterwegendomein, wanneer de overtreding op het gewestelijk openbaar wegendomein begaan werd." In artikel 3 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 24 november 1994, 21 december 2006 en 19 december 2007, wordt het tweede lid aangevuld met een punt d), luidend als volgt : "d) de administratieve boetes geïnd krachtens artikel 9 van het decreet van 19 maart 2009 betreffende de instandhouding van het gewestelijk openbaar wegen- en waterwegendomein, wanneer de overtreding op het gewestelijk openbaar waterwegendomein begaan werd." § 3. Artikel D.141 van Boek I van het Milieuwetboek, toegevoegd bij het decreet van 5 juni 2008, wordt aangevuld met volgend lid : "Wanneer de agent in geval van flagrante overtreding van het verbod op het achterlaten van afval bedoeld in artikel 7, § 1, van het decreet van 27 juni 1996, begaan op de openbare weg vanuit een motorvoertuig, niet de auteur van de feiten maar wel de nummerplaat van het voertuig heeft kunnen identificeren, heeft het proces-verbaal tot vaststelling van de overtreding en bevattende de indentificering van de nummerplaat van het voertuig bewijskracht dat de overtreding werd begaan door de persoon op wiens naam het voertuig ingeschreven staat. Dat vermoeden kan door elk rechtsmiddel omgekeerd worden." Artikel D.409 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, vervangen bij het decreet van 5 juni 2008, wordt vervangen als volgt : "Art. D.409. Er wordt een overtreding van derde categorie in de zin van deel VIII van het decretale gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door al wie, zonder aangifte of milieuvergunning bedoeld in artikel D.51 van dit Wetboek, één van de in dit artikel bedoelde handelingen heeft uitgevoerd.

In artikel D.159, § 1, laatste lid, van Boek I van het Milieuwetboek, toegevoegd bij het decreet van 5 juni 2008, wordt het eindpunt door een komma vervangen en worden in fine de woorden "alsook de personeelsleden in de zin van artikel 3, 1°, van het Boswetboek, wat betreft de overtredingen bepaald bij artikel 102 van het Boswetboek.".

Artikel D.159, § 8, van Boek I van het Mileuwetboek, toegevoegd bij het decreet van 5 juni 2008, wordt aangevuld als volgt : "De geïnde som wordt aan het "Fonds pour la protection de l'environnement, section incivilités environnementales," (Fonds voor milieubescherming, afdeling milieuwangedrag) gestort wanneer de overtreding is vastgesteld door een ambtenaar, bewaker of agent bedoeld in artikel 24 van de wet van 28 februari 1882 op de jacht of door een personeelslid in de zin van artikel 3, 1, van het Boswetboek." In artikel 77, tweede lid, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, zoals gewijzigd bij het decreet van 5 juni 2008, worden de termen "of 59" vervangen door de termen ", 59 of 76ter. "

Art. 14.De volgende decreten worden opgeheven : 1° het decreet van 27 januari 1998 houdende instelling van een politie voor de bescherming van het gewestelijk openbaar wegendomein en houdende regeling van de voorwaarden voor de uitoefening van dat ambt;2° het decreet van 27 januari 1998 houdende instelling van een politie voor de bescherming van het gewestelijk openbaar waterwegendomein en houdende regeling van de voorwaarden voor de uitoefening van dat ambt, gewijzigd bij het decreet van 22 juni 2006;

Art. 15.Dit decreet treedt in werking op de door de Regering vastgelegde datum, met uitzondering van de §§ 1 en 3 van artikel 13, die tien dagen na de bekendmaking van dit decreet in het Belgisch Staatsblad in werking treden.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Namen, 19 maart 2009.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE De Minister van Begroting, Financiën en Uitrusting, M. DAERDEN De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ph. COURARD De Minister van Economie, Tewerkstelling, Buitenlandse handel en Patrimonium, J.-C. MARCOURT De Minister van Onderzoek, Nieuwe Technologieën en Internationale Betrekkingen, Mme M.-D. SIMONET De Minister van Vorming, M. TARABELLA De Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen, D. DONFUT De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN _______ Nota (1) Zitting 2008-2009. Stukken van het Waals Parlement 904 (2008-2009). Nrs. 1 tot 8.

Volledig verslag, openbare zitting van 18 maart 2009.

Bespreking - Stemmingen.

^