Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 oktober 2006
gepubliceerd op 16 november 2006

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de financiële actoren

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2006031569
pub.
16/11/2006
prom.
19/10/2006
ELI
eli/besluit/2006/10/19/2006031569/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 OKTOBER 2006. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de financiële actoren


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, inzonderheid op de artikelen 8 en 40;

Gelet op de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle, inzonderheid op de artikelen 24, 25, 45, 47, 54, 55, 56, 57, 58, en 69;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 15 februari 2006;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 23 maart 2006;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 10 april 2006;

Gelet op het protocol nr. 2006/15 van 31 augustus 2006 van het Comité van sector XV;

Op voorstel van de Minister van Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen;

Na beraadslaging, Besluit : TITEL I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° ordonnantie : de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle;1° gewestelijke entiteit : de gewestelijke entiteit zoals bepaald in artikel 2, 2°, van de ordonnantie;1° boekhoudkundige entiteiten : de diensten van de Regering en elke autonome bestuursinstelling, zoals bepaald in respectievelijk de artikelen 2, 3° en 85 van de ordonnantie;4° toezichtsorgaan : * voor de diensten van de Regering : de directie Financiële Controle van het Bestuur Financiën en Begroting van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; * voor de autonome bestuursinstellingen, de door die instellingen opgerichte bevoegde organen; 1° kassier : de kredietinstelling die de dagstaat bijhoudt van de thesaurie van de diensten van de Regering;6° vastgesteld recht : het vastgesteld recht zoals bepaald in artikel 37 van de ordonnantie.

Art. 2.Dit besluit is van toepassing op de diensten van de Regering en op de autonome bestuursinstellingen van eerste categorie.

De autonome bestuursinstellingen van tweede categorie worden mutatis mutandis onderworpen aan artikel 13, 4e lid en artikel 22, § 1, 3e lid.

TITEL II. - De diensten van de Regering HOOFDSTUK I. - De ordonnateur

Art. 3.De functie van primaire ordonnateur wordt uitgeoefend door de Regering.

De functie van secundaire ordonnateur wordt uitgeoefend door de leden van de Regering volgens de bepalingen tot verdeling van de bevoegdheden vastgesteld door de Regering.

Art. 4.De functie van gedelegeerde ordonnateur wordt uitgeoefend door : 1° de staatssecretarissen, volgens de bepalingen van delegatie van bevoegdheden, vastgesteld door de functioneel bevoegde minister aan wie ze zijn toegevoegd;2° de ambtenaren van de diensten van de Regering die minstens de graad hebben van directeur-generaal, volgens de door de Regering vastgestelde bepalingen van het besluit dat is opgesteld overeenkomstig artikel 8 van dit besluit;3° de ambtenaren die door een regeringsbesluit met naam zijn aangesteld voor specifieke functionele bevoegdheden.

Art. 5.De gesubdelegeerde ordonnateur wordt aangesteld door de secundaire ordonnateur, overeenkomstig artikel 8 van dit besluit, op voorstel van de gedelegeerde ordonnateur.

Art. 6.De ministers en staatssecretarissen kunnen respectievelijk een gedelegeerde en een gesubdelegeerde ordonnateur aanstellen binnen de leden van hun kabinet.

Art. 7.De secundaire, gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateurs mogen enkel handelen binnen de grenzen vastgesteld door de delegatie- of subdelegatiebesluiten.

Art. 8.Onverminderd artikel 10 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 18 juli 2000 tot regeling van haar werkwijze en tot regeling van de ondertekening van de akten van de Regering, wordt het delegatie- of subdelegatiebesluit opgesteld door een ordonnateur die bevoegd is overeenkomstig de verschillende bepalingen tot verdeling van de bevoegdheden waarnaar het besluit in zijn aanhef expliciet verwijst.

Het besluit bepaalt voor elke delegatie minimaal : - haar toepassingsgebied, - haar aard, - haar grenzen.

Met toepassingsgebied worden de ambtenaren, functies, besturen, diensten en directies bedoeld die onderworpen zijn aan het delegatie- of subdelegatiebesluit.

Onder aard wordt verstaan het voorwerp van de in termen van volmachten en handtekening verleende delegatie.

Onder grenzen wordt verstaan de opsomming van de drempels die per uitgavencategorie dienen te worden gerespecteerd.

Art. 9.De gedelegeerde ordonnateur voert de organisatiestructuur alsook de systemen en de procedures van beheer en interne controle in die afgestemd zijn op de uitoefening van zijn taken.

Art. 10.Wanneer een gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateur van oordeel is dat een beslissing die hem wordt opgelegd ingaat tegen de wettelijke of reglementaire bepalingen, of als hijzelf noch de diensten die van hem afhangen over de nodige informatie beschikken, dan stuurt hij deze terug naar de delegerende autoriteit.

Er kan geen maatregel worden opgelegd aan gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateurs die als dusdanig optreden, zonder voorafgaand advies van de inspectie van financiën. Dat advies wordt gegeven binnen de acht dagen na de kennisgeving van het dossier aan de inspectie van financiën.

Art. 11.De gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateurs, ambtenaren van de diensten van de Regering of van de autonome bestuursinstellingen, kunnen in geval van fraude of herhaalde nalatigheid op ieder moment tijdelijk worden geschorst door een gemotiveerde beslissing van de Inspectie van Financiën, in college samengekomen.

De beslissing wordt betekend aan de belanghebbende, aan de delegerende autoriteit, aan de controleur van de vastleggingen en de vereffeningen, aan de gewestelijke boekhouder, aan het toezichtsorgaan en aan de bevoegde rekenplichtige(n).

De delegerende overheid spreekt zich binnen een termijn van 5 werkdagen uit over die schorsing.

Art. 12.Onverminderd de eventuele strafrechtelijke aansprakelijkheid van de ordonnateurs, stelt de gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateur zich aansprakelijk in het geval : a) hij een onwettige activiteit, fraude of daden van corruptie zou begaan;b) hij bevelen tot invordering of betaling zou opstellen die ongegrond zijn;c) hij zou nalaten invorderingsbevelen op te stellen voor ontvangsten die verschuldigd zijn. HOOFDSTUK II. - De gewestelijke boekhouder

Art. 13.De gewestelijke boekhouder is een ambtenaar met minstens de graad van directeur. Hij is onderworpen aan het statuut en maakt deel uit de dienst financieel beheer van het bestuur financiën en begroting van de diensten van de Regering.

Hij wordt aangesteld door de Regering, op voordracht van de Minister van Financiën.

De gewestelijke boekhouder beschikt voor de uitoefening van zijn opdrachten over ambtenaren die onder zijn hiërarchische verantwoordelijkheid staan.

Door zijn aanstelling, is de gewestelijke boekhouder verplicht geregeld, verslag uit te brengen bij de Minister van Financiën, volgens de modaliteiten die door deze laatste zijn bepaald, van de verrichtingen die hij uitvoert.

Art. 14.De gewestelijke boekhouder boekt de vastgestelde rechten opgesteld door de bevoegde ordonnateurs.

Art. 15.De gewestelijke boekhouder ontvangt van de ordonnateurs, die garant staan voor de betrouwbaarheid ervan, alle informatie die nodig is voor het opstellen van rekeningen die een getrouw beeld geven van het vermogen en van de uitvoering van de begroting van de boekhoudkundige entiteit. HOOFDSTUK III. - De rekenplichtigen Afdeling I. - Aanstelling

Art. 16.De centraliserende rekenplichtigen, de rekenplichtige van de geschillen en de rekenplichtige van de liggende gelden worden, in functie van hun ervaring en hun vakbekwaamheid, door de Minister van Financiën aangesteld binnen de ambtenaren van niveau A die onderworpen zijn aan het statuut. Deze rekenplichtigen maken deel uit van het personeel van de dienst Financieel Beheer van het Bestuur Financiën en Begroting van de diensten van de Regering.

De rekenplichtigen van de ontvangsten en de beheerders van de voorschotten worden op voordracht van de functioneel bevoegde minister door de Minister van Financiën aangesteld.

De beheerders van de voorschotten van de kabinetten worden door de functioneel bevoegde Minister of Staatssecretaris aangesteld. Het aanstellingsbesluit wordt medeondertekend door de Minister van Financiën.

Art. 17.§ 1. Voor elke titelvoerende rekenplichtige wordt er door de Minister van Financiën, op voordracht van de functioneel bevoegde minister, gelijktijdig een plaatsvervangende rekenplichtige aangesteld. Een tweede plaatsvervanger kan worden aangesteld voor de centraliserende rekenplichtige van de uitgaven.

Enkel de titelvoerende rekenplichtigen zijn verantwoording verschuldigd aan het Rekenhof, voor de thesaurieverrichtingen die ze uitvoeren, zoals bepaald in artikel 69, § 1, 3e lid, van de ordonnantie. § 2. Het aanstellingsbesluit van de rekenplichtigen wordt opgemaakt door het toezichtsorgaan. Dit besluit omschrijft de specifieke taken van de rekenplichtige en vermeldt de datum waarop deze het beheer op zich neemt.

Het Rekenhof, de bevoegde ordonnateur en de gewestelijke boekhouder ontvangen onverwijld een kopie van de aanstellingsbesluiten. Afdeling 2. - Vervanging van de rekenplichtige

Art. 18.Bij afwezigheid van korte duur van de titelvoerende rekenplichtige, worden zijn functies onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefend door de plaatsvervangende rekenplichtige, tot op het ogenblik dat de titelvoerende rekenplichtige zijn beheer weer opneemt.

De titelvoerende rekenplichtige stelt de instructies op voor de uitoefening van de vervanging.

Art. 19.Bij afwezigheid van meer dan 60 kalenderdagen van de titelvoerende of plaatsvervangende rekenplichtige, wordt deze door de gewestelijke boekhouder tijdelijk of definitief ontheven van zijn beheer.

Een titelvoerende of plaatsvervangende rekenplichtige wordt door de gewestelijke boekhouder aangesteld ter vervanging van de afwezige rekenplichtige.

Deze aanstelling wordt binnen de maand bekrachtigd door de Minister van Financiën. Indien dit niet gebeurt, dan gaat laatstgenoemde over tot een nieuwe aanstelling.

De titelvoerende rekenplichtige blijft verantwoording verschuldigd tegenover het Rekenhof tot op de datum van de infunctietreding van zijn vervanger.

Art. 20.Wanneer de titelvoerende of plaatsvervangende rekenplichtige onverwacht in de onmogelijkheid verkeert om zijn functie uit te oefenen, dan stelt de gewestelijke boekhouder onmiddellijk een tijdelijke titelvoerende rekenplichtige aan.

De tijdelijke titelvoerende rekenplichtige is verantwoording verschuldigd aan het Rekenhof tot op de dag dat de titelvoerende rekenplichtige terugkomt of dat een nieuwe titularis, aangesteld door de Minister van Financiën, op voordracht van de functioneel bevoegde minister, in functie treedt.

Art. 21.In het geval van het in gebreke blijven van een rekenplichtige, behoorlijk vastgesteld door het toezichtsorgaan, zorgt de gewestelijke boekhouder, als voorzorgsmaatregel, voor zijn vervanging volgens de modaliteiten bepaald in het 3e en 4e lid van artikel 19 van dit besluit. Afdeling 3. - Respectievelijke rechten en plichten van de

rekenplichtige en van de bevoegde autoriteit

Art. 22.§ 1. De Minister van Financiën stelt de richtlijnen op die de rekenplichtige met betrekking tot het beheer en het bewaren van de gelden die hem zijn toevertrouwd dient na te leven.

De rekenplichtige meldt, middels een schriftelijk verslag gericht aan het toezichtsorgaan en aan de gewestelijke boekhouder, elk feit of elke situatie die het bewaren van de gelden die hem zijn toevertrouwd in gevaar zou kunnen brengen. Het toezichtsorgaan stuurt een ontvangstmelding van dat verslag op binnen de vijftien werkdagen en stelt een omstandig verslag op.

Door zijn aanstelling, is iedere rekenplichtige, met uitzondering van de beheerders van voorschotten van de kabinetten, verplicht geregeld, verslag uit te brengen bij de Minister van Financiën, volgens de modaliteiten die door deze laatste zijn bepaald, van de verrichtingen die hij uitvoert. § 2. De Minister van Financiën bepaalt de maatregelen die de rekenplichtige dient na te leven met het oog op de bescherming van de documenten en bestanden, eventueel geïnformatiseerd, die hij hanteert.

De rekenplichtige neemt alle voorzorgsmaatregelen die nodig zijn voor de uitoefening van zijn functie.

Art. 23.Bij zijn aanstelling wordt elke rekenplichtige door het toezichtsorgaan ingelicht over zijn opdracht, de taken en de verantwoordelijkheid die hij op zich neemt en over de rechten en plichten die eruit voortvloeien.

Daarnaast krijgt hij alle informatie die nuttig is bij de uitoefening van zijn functie, inzonderheid in verband met het beheer van de uittredende rekenplichtige.

Het toezichtsorgaan maakt een proces-verbaal op van de mededeling van die informatie.

Art. 24.De directeur-generaal van het bestuur Financiën en Begroting van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kent aan de centraliserende rekenplichtigen, de rekenplichtige van de geschillen, de rekenplichtige van de liggende gelden en aan de rekenplichtige van de ontvangsten belast met de invordering van de gewestbelastingen, het personeel en de middelen toe die nodig zijn voor de goede uitoefening van hun functie. Afdeling 4. - Opdrachten van de rekenplichtigen

Onderafdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 25.De rekenplichtige, zoals gedefinieerd in artikel 69 van de ordonnantie, is, naargelang het geval, belast met de betaling van de uitgaven, de terugvordering van onrechtmatig betaalde bedragen, de invordering, de inning en de restitutie van de vastgestelde rechten, de terugbetaling van onrechtmatig geïnde ontvangsten, de inning van contante rechten, de bewaring van gelden alsook met iedere verrichting met andere rekenplichtigen.

Art. 26.De rekenplichtige verricht zijn ontvangsten en uitgaven vanuit één of meerdere financiële rekeningen die op zijn naam zijn geopend bij de kassier, overeenkomstig de bepalingen die de opdracht van de kassier regelen.

Art. 27.De rekenplichtige registreert in het boekhoudsysteem, onder het gezag van de gewestelijke boekhouder, de thesaurieverrichtingen die hij uitvoert, zoals bepaald in artikel 69, § 1, 3e lid, van de ordonnantie.

Wanneer, gelet op de gangbare regels van de dubbele boekhouding, de gewestelijke boekhouder, om de rekeningen bij te stellen of te vervolledigen, inzonderheid bij de afsluitingsverrichtingen, boekingen moet registreren die verband houden met de in het bovenstaande lid of in artikel 33 bedoelde verrichtingen van een rekenplichtige, dan informeert hij hierover zonder verwijl de rekenplichtige die deze correctie evalueert.

Onderafdeling 2. - De centraliserende rekenplichtige van de uitgaven

Art. 28.Binnen de grenzen van de beschikbare liquiditeiten en overeenkomstig de door de bevoegde ordonnateurs gegeven bevelen, is de centraliserende rekenplichtige van de uitgaven belast met het geven aan de kassier van : a) ten laste van de centrale uitgavenrekening : - de betalingsbevelen hetzij rechtstreeks ten gunste van de schuldeisers en andere crediteuren, hetzij ten gunste van de andere rekenplichtigen van de diensten van de Regering; - de bevelen tot interne overschrijving van gelden die nodig zijn voor het beheer van de globale thesauriestaat bij de kassier; - de bevelen tot externe overschrijving die voortvloeien uit begrotingsverrichtingen waarvoor bedragen tijdelijk op bij de kassier geopende rekeningen werden geplaatst. b) ten laste van de rekeningen geopend voor de verrichtingen in verband met de begrotingsfondsen, de betalingsbevelen die rechtstreeks ten gunste zijn van de schuldeisers en andere crediteuren. Hij is ook belast met de termijnverrichtingen en beheert de rekeningen die nodig zijn voor de inschrijving van transacties in verband met de opbrengsten van leningen of van beleggingen van overschotten alsook de rekeningen geopend voor de boeking van de renten.

Onderafdeling 3 De centraliserende rekenplichtige van de ontvangsten

Art. 29.De centraliserende rekenplichtige van de ontvangsten is belast met de inning en de registratie van de aan de boekhoudkundige entiteit verschuldigde bedragen waarvoor er geen invorderingsbevel aan een rekenplichtige van de ontvangsten werd gericht en die, zonder het voorwerp te hebben uitgemaakt van een voorafgaand vastgesteld recht, gestort werden op de centrale ontvangstenrekening. Hij maakt die ontvangsten over aan de gewestelijke boekhouder voor de boeking van het contant recht.

Hij is ook belast met de inning en de registratie van de bedragen gestort op de rekeningen geopend voor verrichtingen in verband met de begrotingsfondsen. Indien er voor die ontvangsten geen recht werd vastgesteld, dan maakt hij die over aan de gewestelijke boekhouder voor de boeking van het contant recht.

Deze rekenplichtige kan de centraliserende rekenplichtige van de uitgaven zijn.

Onderafdeling 4. - De rekenplichtige van de geschillen

Art. 30.De rekenplichtige van de geschillen is belast met het beheer van de betalingsbevelen waarbij aan de voorwaarde inzake de identiteit van de schuldeiser voor de bepaling van het vastgestelde recht niet langer voldaan wordt bij de betaling of van de betwiste betalingsbevelen, met name in geval van arrest, beslag, verzet, endossement of afstand.

De met een geding bezwaarde betalingsbevelen worden hem door de centraliserende rekenplichtige van de uitgaven overgemaakt, die, via zijn rekening, de rekening van de rekenplichtige van de geschillen met het overeenkomstige bedrag crediteert. Deze laatste rekening wordt bijgevolg gedebiteerd op het ogenblik van de effectieve betaling aan de rechthebbenden.

Onderafdeling 5. - De rekenplichtige van de liggende gelden

Art. 31.De rekenplichtige van de liggende gelden is belast met het beheer van de betalingsbevelen die niet zijn uitgevoerd, inzonderheid omdat de crediteur of de begunstigde niet bekend is, bij overlijden of adreswijziging.

De bovenstaande betalingsbevelen worden hem door de centraliserende rekenplichtige van de uitgaven overgemaakt, die, via zijn rekening, de rekening van de rekenplichtige van de liggende gelden met het overeenkomstige bedrag crediteert. Deze laatste rekening wordt bijgevolg gedebiteerd op het ogenblik van de effectieve betaling aan de schuldeisers.

Deze rekenplichtige kan de rekenplichtige van de geschillen zijn.

Onderafdeling 6. - De rekenplichtige van de ontvangsten

Art. 32.De rekenplichtige van de ontvangsten is belast met de invordering van de vastgestelde rechten en met de inning van de ontvangsten die er betrekking op hebben.

Art. 33.In afwijking van artikel 14 van dit besluit, kan het besluit tot aanstelling van de rekenplichtige van de ontvangsten hem belasten met de registratie, onder het gezag van de gewestelijke boekhouder, van de vastgestelde rechten in het boekhoudsysteem.

Art. 34.De contante rechten zijn vastgestelde rechten die gelijktijdig met hun inning tot stand komen en geboekt worden.

Art. 35.De rekenplichtige van de ontvangsten beheert zonder verwijl de vastgestelde rechten die zijn opgenomen in de boekingen van het boekhoudsysteem. Hij neemt de nodige maatregelen voor de invordering en de inning van de vastgestelde rechten conform de invorderingsbevelen van de ordonnateur en, in geval van artikel 6 van dit besluit, conform de modaliteiten bepaald door de functioneel bevoegde minister. Hij kijkt bovendien ook toe op de bewaring van deze vastgestelde rechten.

Voor wat de uitgaven betreft, kan hij aan de kassier enkel geven : 1. periodieke bevelen tot overschrijving naar de centrale uitgavenrekening;2. bevelen tot overschrijving naar de rekening van een andere rekenplichtige van de ontvangsten;3. betalingsbevelen betreffende terugbetalingen van door hem ten onrechte geïnde ontvangsten.

Art. 36.De rekenplichtige van de ontvangsten stort de opbrengst van zijn ontvangsten, verminderd met de uitgaven bedoeld in de punten 2 en 3 van het vorige artikel, op de centrale uitgavenrekening.

Art. 37.De rekenplichtige van de ontvangsten deelt aan de ordonnateur geregeld de boekhoudkundige staten mee betreffende de invordering van de vastgestelde rechten die hij beheert, inzonderheid de vervaldagenbalansen van de rekeningen van de debiteuren van die vastgestelde rechten.

Art. 38.Behoudens afwijkende bepalingen, draagt de rekenplichtige van de ontvangsten,wanneer hij het vastgestelde recht niet heeft kunnen invorderen, het dossier daarvan over aan de juridische dienst, teneinde met alle rechtsmiddelen een invordering te realiseren.

Van bij de ontvangstmelding van het dossier door de juridische dienst, boekt de gewestelijke boekhouder het vastgestelde recht als dubieuze vordering. Hij boekt tegelijkertijd een waardevermindering ten laste van het resultaat van het boekjaar.

Art. 39.§ 1. Wanneer de procedure bedoeld in artikel 38, 1e lid, van dit besluit, niet tot de invordering heeft kunnen leiden, verzoekt de rekenplichtige van de ontvangsten op gemotiveerde wijze de bevoegde ordonnateur om de opschorting of de annulering van het invorderingsbevel. § 2. Het vastgesteld recht waarvoor het invorderingsbevel werd opgeschort, wordt overgedragen van de rekening « dubieuze vorderingen « naar de rekening » voor onbepaalde tijd uitgestelde vorderingen ».

Indien zich nadien een mogelijkheid tot invordering voordoet, dan start de rekenplichtige van de ontvangsten opnieuw alle reglementaire invorderingsprocedures en verzoekt hij de gewestelijke boekhouder om de terugneming van de waardevermindering voor het bedrag van het vastgestelde recht. § 3. Het vastgestelde recht waarvoor het invorderingsbevel werd geannuleerd, wordt door de gewestelijke boekhouder als niet-invorderbare vordering geboekt op grond van het dossier dat de rekenplichtige van de ontvangsten hem bezorgt. Vóór de afsluiting van het boekjaar, soldeert de gewestelijke boekhouder de niet-invorderbare vordering door gebruik te maken van de waardevermindering.

Onderafdeling 7. - De beheerder van voorschotten

Art. 40.§ 1. De beheerder van voorschotten van de diensten van de Regering voert, op basis van een voorschot dat hem werd toegekend door de centraliserende rekenplichtige van de uitgaven, de betaling uit, in speciën of met een betaalkaart, van kleine werkingsuitgaven voor een bedrag dat niet hoger ligt dan 500 EUR BTW inbegrepen, behoudens afwijking toegestaan door de Minister van Financiën.

De voorschotten die ze krijgen, mogen niet hoger zijn dan 5.000 EUR. De Minister van Financiën bepaalt de modaliteiten volgens dewelke de voorschotten die door de centraliserende rekenplichtige van de uitgaven aan een beheerder van voorschotten worden toegekend, budgettaire verrichtingen zijn in de zin van artikel 5 van de ordonnantie. De uitgaven van deze beheerder van voorschotten zijn geen vastgestelde rechten die geboekt worden conform artikel 14 van dit besluit.

In afwijking van artikel 27 van dit besluit, boekt de centraliserende rekenplichtige van de uitgaven in het boekhoudsysteem de door de kassier verstrekte rekeninguittreksels van de door die beheerder van voorschotten uitgevoerde thesaurieverrichtingen. § 2. De beheerders van voorschotten van de kabinetten geven aan de kassier betalingsbevelen betreffende werkingsuitgaven die het bedrag van de aan het visum van de controleur van de vastleggingen en de vereffeningen onderworpen uitgaven niet overschrijden, conform de door de Regering terzake bepaalde modaliteiten.

De voorschotten die ze krijgen, mogen niet hoger zijn dan 50.000 EUR. § 3. Het maximumbedrag van de voorschotten die de beheerder van voorschotten op een gegeven moment gelijktijdig mag aanhouden op de rekening of rekeningen die op zijn naam zijn geopend bij de kassier bedraagt, behoudens afwijking toegestaan door de Minister van Financiën : - voor de beheerders van voorschotten van de diensten van de Regering : 5.000 EUR; - voor de beheerders van voorschotten van de kabinetten : 50.000 EUR. § 4. Wanneer een beheerder van voorschotten van de diensten van de Regering betalingen uitvoert ten voordele van een gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateur van dewelke hij afhangt, dan dienen de verantwoordingsstukken, teneinde regelmatig te zijn, gecontrasigneerd te worden door de delegerende autoriteit. § 5. Het op het einde van het begrotingsjaar niet-gebruikte saldo van het voorschot wordt door de beheerder van voorschotten teruggestort op de centrale ontvangstenrekening. Afdeling 5. - Rekening en verantwoording

door de titelvoerende rekenplichtigen Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 41.De Minister van Financiën bepaalt de vorm, de inhoud en de periodiciteit van de rekeningen die de titelvoerende rekenplichtigen dienen neer te leggen.

Hij bepaalt de verantwoordingsstukken die ter staving moeten toegevoegd worden aan de bij het Rekenhof ingediende rekeningen en stelt de termijn vast waarbinnen de rekening van de titelvoerende rekenplichtige dient overgemaakt te worden aan het toezichtsorgaan, dat ermee belast is deze door te sturen aan het Rekenhof.

Onverminderd het vorige lid, voegt de titelvoerende rekenplichtige die zijn verrichtingen overeenkomstig artikel 27 van dit besluit in het boekhoudsysteem registreert, aan zijn rekeningen de volgende documenten betreffende de boekhoudperiode toe : 1° een balans van de rekeningen die de in de derdenrekeningen van het boekhoudsysteem vastgestelde rechten opneemt;2° de uit het boekhoudsysteem gehaalde financiële journalen die de uitgevoerde verrichtingen weergeven;3° de door de kassier verstrekte rekeninguittreksels;4° het proces-verbaal van de kastoestand. Deze documenten geven de toestand weer op het einde van het beheer waarover de titelvoerende rekenplichtige verantwoording aflegt.

Als een titelvoerende rekenplichtige zijn rekening niet binnen de termijn bedoeld in het tweede lid neerlegt, dan wordt de rekening, onverminderd mogelijke sancties, ambtshalve opgesteld door het toezichtsorgaan. Een kopie van die rekening wordt per aangetekend schrijven aan de rekenplichtige overgemaakt.

De functioneel bevoegde minister of staatssecretaris ontvangt een kopie van de rekeningen Onderafdeling 2. - De jaarrekening van het beheer

Art. 42.Overeenkomstig artikel 69 van de ordonnantie, legt de titelvoerende rekenplichtige jaarlijks de rekening van zijn beheer bij het Rekenhof neer.

In het geval van een wijziging van titelvoerende rekenplichtige in de loop van het jaar, laat de jaarrekening van het beheer op onderscheiden wijze de verrichtingen zien die door de verschillende rekenplichtigen tijdens de duur van hun beheer werden uitgevoerd.

De jaarrekening van het beheer wordt neergelegd door de titelvoerende rekenplichtige die op 31 december van het beschouwde jaar in functie is.

Onderafdeling 3. - De rekening einde beheer

Art. 43.In het geval van de tijdelijke of definitieve beëindiging van zijn functie, maakt de titelvoerende rekenplichtige een rekening einde beheer op.

De rekening einde beheer moet aan het Rekenhof worden overgemaakt vóór het einde van de derde maand die volgt op het beëindigen van de functie.

Indien het beheer wordt overgenomen door een andere rekenplichtige, overeenkomstig de artikelen 19, 20 en 21 van dit besluit, dan wordt een proces-verbaal van overgave-overname van het beheer opgesteld en toegevoegd aan de rekening einde beheer. Dit proces-verbaal wordt ondertekend door de uittredende rekenplichtige, door het toezichtsorgaan en door de vervangende of tijdelijke rekenplichtige.

Bij overlijden van de titelvoerende rekenplichtige wordt het proces-verbaal ondertekend door het toezichtsorgaan en door de tijdelijke rekenplichtige.

In het geval van het overlijden van een titelvoerende rekenplichtige, wordt door het toezichtsorgaan een rekening einde beheer opgesteld op datum van het overlijden van de titelvoerende rekenplichtige. Een kopie van die rekening wordt per aangetekend schrijven overgemaakt aan de erfgenamen.

Onderafdeling 4. - De tekortrekening

Art. 44.Wanneer er in de verrichtingen van een titelvoerende rekenplichtige een tekort voorkomt hetzij ingevolge een correctie van de boekingen ten bedrage van de in kas geïnde en niet-geboekte ontvangsten of van niet-ingevorderde vastgestelde rechten, hetzij ingevolge de verwerping van als onregelmatig beschouwde uitgaven, hetzij nog ingevolge diefstal of verlies van gelden, dan nodigt het toezichtsorgaan de rekenplichtige uit om het tekort aan te zuiveren.

Indien dat niet gebeurt, dan wordt laatstgenoemde in gebreke gesteld ten bedrage van het genoemde tekort.

De ingebrekestelling maakt het voorwerp uit van een door het toezichtsorgaan opgesteld proces-verbaal met de noodzakelijke vermelding van het bedrag en de datum van het ontstaan van het tekort en de omstandigheden waarin het tekort is ontstaan.

Op grond van dat proces-verbaal, dient de rekenplichtige onverwijld een beheersrekening op te stellen, genaamd « bijzondere tekortrekening ».

De tekortrekening dient vóór het einde van de derde maand die volgt op de vaststelling van het tekort aan het Rekenhof te worden overgemaakt.

Art. 45.De titelvoerende rekenplichtige wiens beheersrekening door het Rekenhof met een tekort werd afgesloten, wordt gehoord door een intern administratief adviesorgaan alvorens de Minister van Financiën beslist tot de dagvaarding voor het Rekenhof.

De Regering bepaalt de samenstelling en de functioneringsmodaliteiten van het interne administratieve adviesorgaan. Afdeling 6. - Het toezicht op de titelvoerende rekenplichtige

Art. 46.Op elke titelvoerende rekenplichtige wordt door het toezichtsorgaan een toezicht uitgeoefend, volgens de modaliteiten bepaald door de Minister van Financiën.

De ambtenaren die deel uitmaken van het toezichtsorgaan zijn onderworpen aan het statuut.

Onverminderd het eerste lid van dit besluit, heeft het toezicht betrekking op het beheer van de titelvoerende rekenplichtige, op de overeenstemming van de beheersrekening met de boekhoudkundige gegevens, met inbegrip van de vastgestelde rechten, en ook op de kastoestand van de genoemde rekenplichtige. Het toezicht is permanent.

Bij ieder verzoek van het toezichtsorgaan, verstrekt de rekenplichtige de verantwoording over de uitgevoerde verrichtingen. Het toezichtsorgaan heeft een onbeperkte consultatietoegang tot het boekhoudsysteem. De uitgevoerde controles geven aanleiding tot de opmaak van een proces-verbaal van toezicht.

Wanneer de rekenplichtige tijdelijk of definitief zijn functie neerlegt alsook in geval van een tekort, voert het toezichtsorgaan een grondige verificatie uit van het beheer van de rekenplichtige en stelt er een proces-verbaal over op.

De hiervoor bedoelde processen-verbaal worden toegevoegd aan de rekeningen die aan het Rekenhof worden overgemaakt. Afdeling 7. - Verantwoordelijkheden

Art. 47.Onverminderd eventuele disciplinaire maatregelen, kan de rekenplichtige op elk ogenblik tijdelijk of definitief worden ontheven van zijn functies door de autoriteit die hem heeft aangesteld.

In dat geval wordt de functioneel bevoegd Minister of Staatssecretaris hierover ingelicht.

Art. 48.Onverminderd de eventuele strafrechtelijke aansprakelijkheid van de rekenplichtigen,, stelt de rekenplichtige zich disciplinair en pecuniair aansprakelijk in het geval : a) hij een onwettige activiteit, fraude of daden van corruptie zou begaan;b) van het verlies of de aantasting van de gelden en documenten die hij onder zijn hoede heeft;c) hij invorderingen of betalingen zou uitvoeren die niet in overeenstemming zijn met de overeenkomstige invorderings- of betalingsbevelen;d) hij de betalingen die hij heeft uitgevoerd niet zou kunnen rechtvaardigen aan de hand van regelmatige stukken;e) hij aan andere personen dan aan de rechthebbenden betalingen zou hebben gedaan;f) hij zou nalaten verschuldigde ontvangsten te innen. HOOFDSTUK IV. - De mandatarissen

Art. 49.§ 1. De economische en handelsattaché en de handelssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden door de Minister van Financiën aangesteld als mandatarissen voor de financiële rekeningen geopend op naam van de diensten van de Regering met het oog op het uitvoeren van alle lopende verrichtingen tot dekking van de werkingsuitgaven van de post van de economische en handelsvertegenwoordiging van het Gewest. § 2. De rekening die de mandataris voor de financiële rekeningen beheert, wordt qua ontvangsten gestijfd door de centraliserende rekenplichtige van de uitgaven in opdracht van de Minister belast met Buitenlandse Handel. Die ontvangsten bestaan uit voorschotten berekend in functie van een budgetraming die door de directie Buitenlandse Handel van de diensten van de Regering voor de werking van de post werd goedgekeurd. § 3. De mandataris kan kleine toevallige of door wettelijke of reglementaire bepalingen toegestane ontvangsten innen. § 4. De begroting van de post wordt opgesteld overeenkomstig de omzendbrieven van de Minister van Financiën. Deze begroting wordt elk jaar uiterlijk op 31 juli meegedeeld aan de directie Buitenlandse Handel. § 5. Het eerste geldvoorschot bestaat uit een bedrag van 30% van de goedgekeurde begroting; de daaropvolgende voorschotten zijn onderworpen aan de overmaking aan de directie Buitenlandse Handel van de verantwoordingsstukken in verband met het eerste voorschot en van de driemaandelijkse staat van de boekhouding. § 6. De driemaandelijkse staat van de boekhouding wordt uiterlijk de 15e van elke maand die volgt op een verstreken trimester overgemaakt volgens de richtlijnen van de Minister van Financiën. Het eerste trimester begint op 1 januari van elk jaar.

Een planning van de uitgaven tot 31 januari van het volgende jaar wordt gevoegd bij de boekhouding die elk jaar op 15 oktober wordt overgemaakt.

Indien de mandataris de bovenstaande vervaldata niet naleeft, dan schort de directie Buitenlandse Handel tijdelijk de storting van de voorschotten op.

De Minister van Financiën bepaalt de verantwoordingsstukken die ter staving gevoegd dienen te worden bij de aan het Rekenhof overgemaakte rekeningen en bepaalt de termijn waarbinnen de rekening van de mandataris moet overgemaakt worden aan het toezichtsorgaan, dat ermee belast is deze door te sturen aan het Rekenhof.

Art. 50.De mandataris voor de financiële rekeningen is tegelijk ordonnateur en rekenplichtige voor de uitgaven die hij uitvoert in het kader van zijn functies.

Hij is verantwoording verschuldigd aan het Rekenhof voor de thesaurieverrichtingen die hij uitvoert, zoals bepaald in artikel 69, § 1, 3e lid, van de ordonnantie.

Art. 51.Onverminderd zijn eventuele strafrechtelijke aansprakelijkheid, stelt de mandataris voor de financiële rekeningen zich disciplinair en pecuniair aansprakelijk in het geval : a) hij een onwettige activiteit, fraude of daden van corruptie zou begaan;b) van het verlies of de aantasting van de gelden en documenten die hij onder zijn hoede heeft;c) hij aan andere personen dan aan de rechthebbenden betalingen zou hebben gedaan;d) hij zou nalaten verschuldigde ontvangsten te innen. TITEL III. - De autonome bestuursinstellingen van eerste categorie

Art. 52.De functie van primaire ordonnateur wordt uitgeoefend door de Regering.

De functie van secundaire ordonnateur wordt uitgeoefend door de leden van de Regering volgens de bepalingen tot verdeling van de bevoegdheden vastgesteld door de Regering.

Art. 53.In toepassing van artikel 89 van de ordonnantie, wordt de functie van gedelegeerd ordonnateur uitgeoefend door de ambtenaar met de hoogste rang en, in voorkomend geval, door zijn adjunct.

Art. 54.Met uitzondering van artikel 6 van dit besluit, is het eerste hoofdstuk van Titel II van dit besluit mutatis mutandis van toepassing voor de instellingen bedoeld in deze Titel III.

Art. 55.Middels de vervanging van de woorden « gewestelijke boekhouder « door « boekhouder », zijn de artikelen 13, 4e lid, 14 en 15 van Hoofdstuk II van Titel II van dit besluit van toepassing op de instellingen bedoeld in deze Titel III.

Art. 56.De Minister van Financiën stelt de rekenplichtigen aan, op voordracht van de functioneel bevoegde minister.

Art. 57.§ 1. Middels de vervanging van de woorden « gewestelijke boekhouder » door « boekhouder », zijn de artikelen 17 tot 23 en 25 tot 27 van dit besluit van toepassing op de instellingen bedoeld in deze Titel III. § 2. Artikelen 41 tot 45 en artikelen 47 en 48 van dit besluit zijn van toepassing op de instellingen bedoeld in deze Titel III. TITEL IV. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 58.Per categorie van rekenplichtige wordt een vergoeding toegekend, waarvan het bedrag en de modaliteiten van toekenning door de Regering worden bepaald, op voorstel van de Ministers van Financiën en van Ambtenarenzaken.

Als overgangsmaatregel, blijven de bepalingen van toepassing van de artikelen 353, 353bis en 451 van het besluit van 6 mei 1999 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en van artikel 361bis van het besluit van 26 september 2002 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art. 59.De besluiten bedoeld in artikel 4, 3°, van dit besluit blijven van toepassing tot de inwerkingtreding van de besluiten bedoeld in artikel 8 van dit besluit.

Art. 60.Dit besluit wordt van kracht op 1 januari 2006 voor de diensten van de Regering en op 1 januari 2008 voor de autonome bestuursinstellingen.

Brussel, 19 oktober 2006.

Voor de Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL

^