gepubliceerd op 14 maart 2018
Ordonnantie houdende de Middelenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor het begrotingsjaar 2018
15 DECEMBER 2017. - Ordonnantie houdende de Middelenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor het begrotingsjaar 2018 (1)
Het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement heeft aangenomen en Wij, Executieve, bekrachtigen, het geen volgt :
Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.
Art. 2.Voor het begrotingsjaar 2018 : § 1. Worden de algemene ontvangsten geraamd op : 5.135.561.000 euro, overeenkomstig Opdracht 01 van de bijgevoegde tabel. § 2. Worden de specifieke ontvangsten geraamd op : 372.252.000 euro, overeenkomstig Opdracht 02 van de bijgevoegde tabel.
Hetzij samen : 5.507.813.000 euro.
Art. 3.De op 31 december 2017 bestaande belastingen ten behoeve van het Gewest worden tijdens het jaar 2018 ingevorderd volgens de wetten, ordonnanties, besluiten en tarieven die er de zetting en invordering van regelen.
Art. 4.De Regering wordt gemachtigd om het overschot van de uitgaven op de ontvangsten van de begroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor de begrotingsjaren 1989 tot en met 2018 door leningen te dekken.
Art. 5.De Regering wordt gemachtigd om elke financiële beheersverrichting in het algemeen belang van de gewestelijke thesaurie en elke beheersverrichting met betrekking tot de gewestschuld uit te voeren.
Art. 6.De Regering wordt gemachtigd om de vervroegde terugbetaling van leningen, overeenkomstig de bepalingen van de leningovereenkomsten, de in het algemeen belang van de gewestelijke thesaurie gerealiseerde verrichtingen inzake financieel beheer en de uitgaven die voortvloeien uit verrichtingen inzake het beheer van de gewestschuld via leningen te dekken.
Art. 7.De Regering wordt gemachtigd om rentedragende financieringsmiddelen te creëren met inbegrip van de thesauriebewijzen zoals bedoeld door de wet van 22 juli 1991 betreffende de thesauriebewijzen en de depositobewijzen.
Art. 8.In afwijking van artikel 69, § 1, tweede lid, van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle, blijven alle op basis van de gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit van 17 juli 1991 aangestelde titelvoerende en/of plaatsvervangende rekenplichtigen van de ontvangsten (contractueel of statutair) in functie tot op het moment dat een nieuw besluit of nieuwe beslissing een einde maakt aan hun huidige aanstelling. Zij blijven hun functie eveneens uitoefenen in het geval van de creatie van nieuwe basisallocaties inzake ontvangsten die bestaande basisallocaties die zij beheren en die niet meer geschikt zijn (bijvoorbeeld ingevolge een foutieve economische code) vervangen of in het geval van de creatie van nieuwe basisallocaties inzake ontvangsten die toegevoegd worden aan de door de rekenplichtige beheerde bestaande basisallocaties indien deze binnen hetzelfde beheersdomein blijven. In voorkomend geval kan hiertoe een nieuw benoemingsbesluit genomen worden.
In afwijking van artikel 69, § 1, tweede lid, van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle, worden de titelvoerende en/of plaatsvervangende rekenplichtigen van de ontvangsten niet verplicht gekozen uit de ambtenaren onderworpen aan het statuut.
De plaatsvervangende centraliserende rekenplichtige van de ontvangsten, de rekenplichtige van de geschillen en de rekenplichtige van de liggende gelden worden niet verplicht gekozen uit de ambtenaren van niveau A onderworpen aan het statuut.
In afwijking van artikel 69, § 1, tweede lid, van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle, kan de Minister van Financiën, overeenkomstig artikel 16, tweede lid, van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 oktober 2006Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 19/10/2006 pub. 16/11/2006 numac 2006031569 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de financiële actoren sluiten betreffende de financiële actoren, op voordracht van de functioneel bevoegde Minister, een contractueel personeelslid van de MIVB, gedetacheerd bij de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel (GOB), aanstellen in de functie van titelvoerende en/of plaatsvervangende rekenplichtige van de ontvangsten belast met de uitoefening van de bevoegdheden inzake vervoer en openbare werken, waaronder de ontvangsten toe te wijzen aan het fonds voor uitrusting en verplaatsingen en het verkeersveiligheidsfonds, zoals bedoeld in hetzelfde artikel.
In afwijking van artikel 69, § 1, van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle, kan de door de Minister van Financiën en Begroting aangewezen rekenplichtige ontvangstverrichtingen voor rekening van derden uitvoeren in het kader van de door de Minister van Financiën en Begroting gespecifieerde activiteiten, op voorwaarde dat die financiële stromen geen budgettaire weerslag hebben en de door Brussel Financiën en Begroting vastgestelde procedures eerbiedigen. De gedelegeerde ordonnateur voor bovenvermelde verrichtingen is de door de Minister van Financiën en Begroting aangewezen gedelegeerde ordonnateur.
Art. 9.In afwijking van artikel 13, § 4, 3°, van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 18 oktober 2007 met betrekking tot de interne controle, en inzonderheid de vakgebonden interne controle, de boekhoudkundige controle en de controle van het goede financiële beheer, wordt het ontwerp van controleverslag enkel overgemaakt aan de gecontroleerde entiteit en mag de tegensprekelijke procedure niet langer duren dan vijftien werkdagen.
Art. 10.Het « Gewestelijk Begrotingsfonds voor Solidariteit », opgericht door artikel 16, § 1, van de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode, gewijzigd door artikel 11, § 1, van de ordonnantie van 11 juli 2013, is een organiek begrotingsfonds zoals bedoeld in artikel 8 van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle.
Art. 11.In afwijking van artikel 8 van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle, en van artikel 2, 5°, van hoofdstuk II van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende de oprichting van begrotingsfondsen, worden de ontvangsten uit de verkoop van boeken en uit de terugbetalingen van ten onrechte ontvangen subsidies in verband met stedenbouw en planning eveneens toegewezen aan het Fonds voor stedenbouw en grondbeheer.
Art. 12.In afwijking van artikel 8 van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle, en van artikel 2, 5°, van hoofdstuk II van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen, worden de ontvangsten uit terugbetalingen van kosten en de verkoopopbrengsten die resulteren uit ambtshalve uitvoeringsmaatregelen, genomen in uitvoering van artikel 305 van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening (BWRO), eveneens toegewezen aan het Fonds voor stedenbouw en grondbeheer.
Art. 13.In afwijking van artikel 8 van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle, en van artikel 2, 5°, van hoofdstuk II van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen, worden de terugbetalingen door de gemeenten en OCMW's van ten onrechte ontvangen subsidies voor stadsvernieuwing eveneens toegewezen aan het Fonds voor stedenbouw en grondbeheer.
Art. 14.In afwijking van artikel 8 van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle, en van artikel 2, 5°, van hoofdstuk II van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen, worden het bedrag van de administratieve dadingen en elk ander bedrag dat het Gewest int naar aanleiding van beslissingen van hoven en rechtbanken ten laste van overtreders van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening, evenals het bedrag van administratieve boetes opgelegd aan overtreders wegens misdrijven opgesomd in artikel 300 van voornoemd Wetboek, op grond van een beslissing genomen vóór 1 januari 2016, eveneens toegewezen aan het Fonds voor stedenbouw en grondbeheer.
Art. 15.In afwijking van artikel 8 van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle, en van artikel 2, 6°, 4de streepje, van hoofdstuk II van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende de oprichting van begrotingsfondsen, worden eveneens toegewezen aan het Fonds voor investeringen en aflossing van de schuldenlast in de sector van de sociale woningbouw : « Alle andere inkomsten inzake sociale huisvesting, met inbegrip van terugbetalingen en toevallige ontvangsten ».
Art. 16.In afwijking van artikel 8 van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle, en van artikel 2, 9°, van hoofdstuk II van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende de oprichting van begrotingsfondsen, wordt de forfaitaire bijdrage van « Fost Plus » tot de financiering van het beleid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest inzake de preventie en het beheer van verpakkingsafval, eveneens toegewezen aan het Fonds voor de bescherming van het milieu.
Art. 17.In afwijking van artikel 8 van de ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle, en van artikel 2, 12°, van hoofdstuk II van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen, worden de middelen afkomstig van de « fees » die door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gevraagd worden aan de instanties die financiële operaties wensen aan te gaan waarvoor ze de gewestwaarborg vragen, eveneens toegewezen aan het Fonds voor het beheer van de gewestschuld.
De waarborgfees worden binnen het Fonds voor het beheer van de gewestschuld opgenomen in een afzonderlijk compartiment.
Art. 18.In afwijking van artikel 8 van de ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle, en van artikel 2, 13°, van hoofdstuk II van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen, worden de middelen afkomstig van subsidies die door Europese of internationale instellingen gestort worden aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in zijn hoedanigheid van projectleider of partner eveneens toegewezen aan het Fonds van het onroerend erfgoed.
Art. 19.In afwijking van artikel 8 van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle, en van artikel 2, 14°, 3de streepje, van hoofdstuk II van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende de oprichting van begrotingsfondsen, worden eveneens toegewezen aan het Fonds openbaar beheersrecht : « Alle andere inkomsten inzake openbaar beheersrecht, met inbegrip van terugbetalingen en toevallige ontvangsten ».
Art. 20.In afwijking van artikel 8 van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle, en van artikel 2, 16°, van hoofdstuk II van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende de oprichting van begrotingsfondsen, worden eveneens toegewezen aan het Fonds voor energiebeleid, de ontvangsten voortvloeiend uit de terugbetaling van leningen in het kader van het Fonds ter Reductie van de Globale Energiekost (FRGE) dat geregionaliseerd is sinds de 6de Staatshervorming (opdracht 02, programma 240).
Art. 21.In afwijking van artikel 8 van de ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle, en van artikel 2, 18°, van hoofdstuk II van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen, worden de ontvangsten afkomstig van de verkoop van groenestroomcertificaten ter dekking van de productie van zonnepanelen toebehorend aan Leefmilieu Brussel krachtens punt 9° van artikel 24bis van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, eveneens toegewezen aan het Klimaatfonds.
Art. 22.In afwijking van artikel 8 van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle, en van artikel 2, 21°, van hoofdstuk II van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen, worden de ontvangsten ingevolge de vereffening van de vzw « Fonds voor Inspectie van Automobielen » in het kader van de 6de Staatshervorming eveneens toegewezen aan het Verkeersveiligheidsfonds.
Art. 23.In toepassing van artikel 8 van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle, wordt het organiek begrotingsfonds « Fonds voor grondinvesteringen » opgericht.
Een ontwerp van ordonnantie tot wijziging van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen zal in 2018 bij het Parlement ingediend worden teneinde het voortbestaan van het Fonds na 2018 te verzekeren.
Aan het Fonds worden de ontvangsten toegewezen voortkomend uit de verkopen van de onroerende goederen van de Grondregie (basisallocaties 02.170.06.01.76.11, 02.170.06.02.76.12, 02.170.06.03.76.31, 02.170.06.04.76.32).
Art. 24.Onverminderd afwijkende wettelijke of regelgevende bepalingen kan elke vordering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of van een van de instellingen bedoeld in artikel 85 van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle, bij ontstentenis van betaling binnen de termijn die is opgelegd in het kader van de invorderingsprocedure, aanleiding geven tot een dwangbevel dat door de bevoegde ordonnateur wordt ondertekend en uitvoerbaar verklaard.
Onverminderd afwijkende wettelijke of regelgevende bepalingen kan tegen elk dwangbevel dat wordt uitgevaardigd krachtens het vorige lid schorsend beroep worden aangetekend bij de Brusselse Hoofdstedelijke Regering binnen de 60 dagen na de kennisgeving ervan.
De Regering spreekt zich uit binnen de 90 dagen na ontvangst van het beroep. Bij ontstentenis van een beslissing binnen die termijn mag het dwangbevel worden uitgevoerd. De Regering bepaalt de procedure voor het in het vorige lid bedoelde beroep.
Art. 25.Het Gewestelijk Agentschap voor Netheid stort aan het Gewest een bedrag gelijk aan de inkomsten, exclusief btw, die het heeft geïnd ingevolge de verkoop van de toegekende groenestroomcertificaten, in toepassing van artikel 28 van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, in ruil voor de productie van groene elektriciteit voortvloeiend uit de omzetting van thermische energie gegenereerd door zijn energievalorisatie-installatie.
Art. 26.Deze ordonnantie treedt in werking op 1 januari 2018.
Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 15 december 2017.
De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme, Openbaar Ambt, Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare Netheid, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Externe Betrekkingen en Ontwikkelingssamenwerking, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, D. GOSUIN De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit en Openbare Werken, P. SMET De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, C. FREMAULT _______ Nota (1) Gewone zitting 2017-2018. Documenten van het Parlement. - Ontwerp van ordonnantie, A-591/1. - Verslag (verwijzing), A-591/2.
Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van vrijdag 15 december 2017.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld