Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 07 november 2002
gepubliceerd op 27 november 2002

Ordonnantie betreffende de centra en diensten voor bijstand aan personen

bron
gemeenschappelijke gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2002031583
pub.
27/11/2002
prom.
07/11/2002
ELI
eli/ordonnantie/2002/11/07/2002031583/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

7 NOVEMBER 2002. - Ordonnantie betreffende de centra en diensten voor bijstand aan personen (1)


De Verenigde Vergadering heeft aangenomen en Wij, Verenigd College, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 135 van de Grondwet.

Art. 2.Voor de toepassing van deze ordonnantie dient te worden verstaan onder : 1° persoon met een handicap : de persoon wiens handicap door een gewest- of gemeenschapsoverheid werd erkend en wiens sociale integratie, volgens deze overheid, noodzaakt tot bijstand van een centrum of dienst voor personen met een handicap;2° afdeling : de bevoegde afdeling van de Commissie voor Welzijnszorg van de Adviesraad voor Gezondheids- en Welzijnszorg van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;3° de organiserende instantie : de rechtspersoon bedoeld in artikel 4 die een centrum of dienst bedoeld in artikel 3 organiseert;4° directeur : de natuurlijke persoon die door de organiserende instantie belast is met de dagelijkse leiding van een centrum of een dienst zoals bedoeld in artikel 3.

Art. 3.De volgende centra en diensten, die gevestigd zijn in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad en die wegens hun organisatie niet beschouwd kunnen worden als uitsluitend te behoren tot de ene of de andere gemeenschap, worden in deze ordonnantie bedoeld : 1° Diensten voor thuiszorg : de diensten die, met het oog, op het behoud in of de terugkeer naar de eigen woonst van alleenstaanden, bejaarden, personen met een handicap of een ziekte of gezinnen die in moeilijkheden verkeren en ter waarborging van een grotere zelfredzaamheid, op hun aanvraag, instaan voor de nodige begeleiding en hulpverlening bij het uitvoeren van de activiteiten van het dagelijkse leven, door hen gezins-, bejaarden- of huishoudelijke hulpkrachten aan huis ter beschikking te stellen.2° Centra voor algemeen welzijnswerk :' Deze centra nemen de volgende opdrachten waar : a) de sociale opvang dat wil zeggen : zorgen voor de eerste opvang van elke persoon die erom vraagt, een analyse bieden van zijn situatie, instaan voor de doorverwijzing, de bijstand en de begeleiding om een versterking van de sociale banden en een betere toegang van de persoon tot de collectieve voorzieningen en tot zijn fundamentele rechten te bevorderen door een beroep te doen op zijn persoonlijke vaardigheden via collectieve, gemeenschappelijke of individuele acties en/of sociale bijstand en psychologische ondersteuning bieden, alleen of in samenwerking met andere instellingen, aan beklaagden, gevangenen en ex-gevangenen of voorwaardelijk in vrijheid gestelden, alsmede aan de naaste verwanten die het wensen;b) de planning dat wil zeggen : aan alle personen, koppels of gezinnen die het wensen, de nodige opvang, voorlichting, sociale, psychologische en medische begeleiding bieden op het vlak van hun gevoels- en seksuele leven.3° Centra en diensten voor volwassenen in moeilijkheden Deze centra en diensten nemen volgende opdrachten waar : a) dag en nacht instaan voor de dringende maatschappelijke hulpverlening aan elke persoon die zich in een psychosociale crisissituatie bevindt, door een doorverwijzing in samenwerking met de andere hulpverleningsdiensten en onthaalstructuren of door te zorgen voor een onmiddellijke, onvoorwaardelijke huisvesting op korte termijn;b) voor een onvoorwaardelijke, kosteloze en anonieme nachtopvang zorgen met een psychosociale basisbegeleiding, op aanvraag van de gebruikers;c) opvang, huisvesting, psychosociale begeleiding aanbieden aan volwassenen, ontvoogde minderjarigen, minderjarige moeders, zwangere minderjarigen, met of zonder kinderen ten laste, die hulp vragen en tijdelijk niet in staat zijn zelfstandig te wonen, teneinde hen te helpen weer over deze bekwaamheid te beschikken;d) instaan voor de psychosociale, budgettaire of administratieve begeleiding aan huis van alleenstaanden, koppels of gezinnen die het wensen en die behoefte hebben aan begeleiding om zelfstandig te kunnen wonen tot ze de nodige zelfredzaamheid weer kunren opbrengen;e) voorzien in de begeleiding van personen die gewoonlijk op straat leven, tijdens hun volledige traject in de marginaliteit, enkel op hun levensterreinen en met eerbiediging van hun vragen, met als doel de sociale banden te herstellen. 4° Centra en diensten voor personen met een handicap : Deze centra en diensten nemen de volgende opdrachten waar : a) 's nachts en tijdens de weekends kinderen of volwassenen met een verstandelijke, fysieke of zintuiglijke handicap opvangen om hun o.m. huisvesting, opvoeding, scholing, medische en psychosociale begeleiding alsmede sociale steun aan hun gezinsmilieu te bezorgen.

Zij bieden hen hetzij sociale aanpassingsen paramedische, hetzij sociale, creatieve of recreatieve activiteiten aan om de voor het dagelijks leven noodzakelijke vaardigheden te kunnen verwerven of te behouden en om hun zelfstandigheid en hun integratie in de maatschappij te bevorderen; b) personen met een verstandelijke, fysieke of zintuiglijke handicap overdag opvangen en tegelijkertijd instaan voor een medische, psychologische, paramedische, sociale en opvoedkundige begeleiding zodat ze een zo groot mogelijke zelfredzaamheid zouden kunnen opbrengen en behouden, alsmede een optimaal maatschappelijk en familiaal integratieniveau;deze centra zorgen voor de opvang van al dan niet geschoolde minderjarige of meerderjarige personen met een handicap die zich niet kunnen integreren in een opleidingscentrum of een al dan niet aangepaste werkplaats; c) instaan voor de begeleiding van personen met een handicap die alleen (willen) wonen, met het oog op het behoud of het bevorderen van een zo groot mogelijke zelfredzaamheid en met het oog op een optimaal familiaal en sociaal integratieniveau;d) thuishulp bieden aan volwassen personen met een ernstige lichamelijke handicap, op hun aanvraag, om de lichamelijke beperkingen bij het verrichten van de dagdagelijkse activiteiten te verhelpen, zonder dat die hulp een sociale, medische of therapeutische tussenkomst inhoudt.

Art. 4.De in deze ordonnantie bedoelde organiserende instanties van een in artikel 3 omschreven centrum of dienst, zijn de volgende : 1° een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad;2° een vereniging bestaande uit één of meerdere openbare centra voor maatschappelijk welzijn van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad en andere openbare instanties van dit Gewest;3° een gemeente van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad;4° een intercommunale bestaande uitsluitend uit gemeenten van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad;5° een ziekenfonds of een landsbond van ziekenfondsen;6° een rechtspersoon bedoeld bij de wet van 27 juni 1921 waarbij aan verenigingen zonder winstoogmerk en aan instellingen van openbaar nut de rechtspersoonlijkheid wordt verleend. HOOFDSTUK II. - Programmering

Art. 5.In overleg met de andere instellingen bedoeld in artikel 60 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 betreffende de Brusselse instellingen en na advies van de afdeling, kan het Verenigd College de programmering vaststellen van de in artikel 3 bedoelde centra en diensten.

Deze programmering wordt onder meer bepaald op basis van de werkzaamheden van de centra en diensten, hun specialisatie, hun capaciteit, hun uitrusting en de coördinatie van hun voorzieningen, rekening houdend met de algemene en speciale behoeften van de bevolking voor wie zij moet instaan en met de vereisten van een gezond beheer, alsmede met de vooruitzichten inzake hun ontwikkeling die van dien aard zijn dat ze deze programmering kunnen beïnvloeden.

De programmering is eveneens gericht op een billijke verdeling van de centra en diensten over de in artikel 4 bedoelde onderscheiden categorieën van organiserende instanties. Ze is van toepassing op het gehele grondgebied van het tweetalige gebied van Brussel-Hoofdstad.

Het besluit van het Verenigd College dat de programmering bevat wordt aan de Verenigde Vergadering medegedeeld. HOOFDSTUK III. - Erkenning en voorlopige werkingsvergunning

Art. 6.Niemand mag een van de in artikel 3 bedoelde opdrachten vervullen indien hij daartoe niet erkend is of daartoe niet voorlopig gemachtigd is door de bevoegde overheid.

Art. 7.De in artikel 3 bedoelde centra en diensten worden na advies van de afdeling, door het Verenigd College erkend, voor een periode van maximum vijf jaar, die hernieuwbaar is.

Om erkend te worden dienen de centra en diensten aan de hiernavolgende normen en aan de door het Verenigd College vastgestelde normen te beantwoorden, na advies van de afdeling.

Deze nonnen hebben onder meer betrekking op de volgende elementen : 1° het verbod van elke discriminatie op grond van politieke, culturele, raciale, filosofische of godsdienstige overwegingen of op grond van de seksuele geaardheid;2° het respect van het privé-leven en de individuele rechten van de persoon;3° de verplichting hun opdrachten ten gunste van de gebruikers te vervullen, ongeacht zij Nederlandstalig of Franstalig zijn;4° de nadere regels voor de inspraak en van beroep van de gebruikers;5° de specifieke opdrachten van de centra en diensten;6° de nadere regels voor de opvang van en de bijstand aan personen;7° de kwaliteit van de dienst, namelijk het geheel van eigenschappen en kenmerken van de hulp of dienstverlening die van belang zijn voor het voldoen aan vastgelegde of vanzelfsprekende behoeften van de gebruiker;8° de omvang, de kwalificatie en de moraliteit van het personeel en de directie;9° de verplichting voor de personen die, onverschillig welke hoedanigheid, deelnemen aan de activiteiten van het centrum of de dienst om het beroepsgeheim te eerbiedigen;10° het huishoudelijk reglement;11° de specifieke architectonische en veiligheidsnormen;12° de boekhouding;13° de regels voor de financiële bijdrage van de begunstigden;14° het territorium waarop de centra en diensten werkzaam zijn;15° het activiteitenverslag;16° de gelijkvormigheid met de programmering bedoeld in artikel 5, desgevallend.

Art. 8.Het Verenigd College kent een voorlopige werkingsvergunning toe aan het centrum of de dienst die een aanvraag om erkenning indient, voor zover die aanvraag voldoet aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden die dit College, na advies van de afdeling heeft gesteld.

Die vergunning wordt verleend voor een periode van één jaar, die één n keer hernieuwd kan worden. Zij wordt aan de organiserende instantie betekend binnen zestig dagen na ontvangst van de aanvraag.

Art. 9.De erkenning of de voorlopige werkingsvergunning moet worden vermeld op alle akten, facturen, brieven, bestelbons en andere stukken die van het centrum of de dienst uitgaan.

De naam en het nummer van erkenning of voorlopige werkingsvergunning van het centrum of de dienst worden goed zichtbaar op de voorgevel van het centrum of de dienst aangebracht.

Het Verenigd College kan evenwel om veiligheidsredenen van dit artikel afwijken bij een met redenen omkleed besluit.

Art. 10.De erkenning en de voorlopige werkingsvergunning gelden slechts voor het centrum of de dienst gevestigd op het adres vermeld in de erkenningsaanvraag en voor de organiserende instantie vernield in de aanvraag. Zij vervallen van rechtswege in geval van verandering van adres of van organiserende instantie.

Art. 11.Tijdens de erkenningsperiode, of tijdens de periode van de voorlopige werkingsvergunning wordt elke wezenlijke wijziging van de kenmerken van het centrum of de dienst in verband met de toepassing van artikel 7 of 8 onverwijld medegedeeld aan het Verenigd College.

Art. 12.§ 1. Wanneer wordt vastgesteld dat de voorwaarden bepaald bij of krachtens artikel 7, niet meer worden nageleefd, wordt de erkenning ingetrokken, na advies van de afdeling. § 2. Wanneer vastgesteld wordt dat aan de bij of krachtens artikel 8 bepaalde voorwaarden niet meer wordt voldaan, wordt de voorlopige werkingsvergunning ingetrokken. § 3. Zodra de in §§ 1 en 2 bedoelde beslissingen zijn betekend, mag de organiserende instantie geen nieuwe gebruikers meer opnemen en moet hij binnen een termijn van drie maanden voor de opvang in een ander centrum of een andere dienst zorgen van de gebruikers die in het centrum of de dienst opgenomen zijn. § 4. Wanneer redenen van uiterst dringende noodzakelijkheid inzake volksgezondheid of veiligheid het rechtvaardigen, kan het Verenigd College bij een met redenen omklede beslissing en bij wijze van bewarende maatregel, de onmiddellijke sluiting van het centrum of de dienst bevelen.

Het Verenigd College zal de afdeling hieromtrent onmiddellijk op de hoogte brengen. Hij neemt een definitieve beslissing na advies van de afdeling uitgebracht binnen de dertig dagen na de aanhangigmaking.

Als de beslissing tot onmiddellijke sluiting bij wijze van bewarende maatregel betrekking heeft op een centrum of dienst die personen huisvest, moet de organiserende instantie toezien op hun onmiddellijke evacuatie. § 5. De beslissing houdende intrekking van de erkenning of van de voorlopige werkingsvergunning brengt de afschaffing van de in hoofdstuk IV bedoelde subsidies mee, op het einde van de in § 3, bedoelde periode van drie maanden.

De in § 4, eerste lid, bedoelde beslissing tot onmiddellijke sluiting brengt de afschaffing van dezelfde subsidies mee, te rekenen vanaf de sluiting bij wijze van bewarende maatregel.

Art. 13.Het Verenigd College stelt, na advies van de afdeling, de procedure en de wijze vast waarop de beslissingen betreffende de toekenning, de weigering of de intrekking van de voorlopige werkingsvergunning en van de erkenning, alsmede de sluiting worden betekend en uitgevoerd. HOOFDSTUK IV. - Subsidies met betrekking tot de werking van de centra en diensten of de uitvoering van innoverende projecten door deze centra en diensten

Art. 14.Binnen de grenzen van de begrotingskredieten kan het Verenigd College een subsidie toekennen aan de in artikel 3 bedoelde centra en diensten die erkend zijn of over een voorlopige werkingsvergunning beschikken.

Het Verenigd College bepaalt de wijze van hun subsidiëringen het bedrag van de financiële bijdrage van de begunstigden, na advies van de afdeling.

Art. 15.De in artikel 14, eerste lid, bedoelde subsidie betreft : 1° de werkelijke kosten van het door het Verenigd College voor de subsidiëring aanvaard personeel;2° de kosten voor de permanente vorming van het onder 1° bedoelde personeel;3° de werkings- en uitrustingskosten van het centrum of de dienst.

Art. 16.Onverminderd de bepalingen betreffende de administratieve en begrotingscontrole, betreffen de werkelijke personeelskosten voor elke voor subsidiëring door het Verenigd College aangenomen functie : 1° het bedrag van de door het Verenigd College vastgestelde subsidiëringsschaal, welk overeenstemt met de door het personeelslid verworven anciënniteit;2° de werkgeverskosten verbonden aan het onder 1° bedoelde bedrag;3° in voorkomend geval, de andere voordelen die door het Verenigd College worden aanvaard.

Art. 17.Het Verenigd College bepaalt het percentage van de in artikel 15 bedoelde kosten, bestemd om de permanente vorming van het personeel te dekken.

Art. 18.Het Verenigd College bepaalt, voor elk centrum of dienst, het maximumbedrag van de werkings- en de uitrustingskosten die vatbaar zijn voor subsidiëring. Deze kosten omvatten onder meer de kosten verbonden aan de boekhoudkundige en administratieve beheersopdrachten van het centrum of de dienst.

Art. 19.Het Verenigd College kan een toelage toekennen om, enerzijds, het bedrag te dekken van de vakbondspremie van de personeelsleden die in aanmerking komen voor de in artikel 15 bedoelde subsidiëring en, anderzijds, de kosten te dekken in verband met de compenserende aanwerving in het kader van de door het Verenigd College aanvaarde arbeidsduurvermindering.

Art. 20.Binnen de grenzen van de begrotingskredieten kan het Verenigd College, na advies van de afdeling, subsidies toekennen aan de in artikel 14 bedoelde centra en diensten om innoverende projecten uit te voeren.

Deze projecten worden minstens één keer per jaar door het Verenigd College geëvalueerd. HOOFDSTUK V. - Inspectie en strafbepalingen

Art. 21.Onverminderd de bevoegdheid van de officieren van de gerechtelijke politie, zien de ambtenaren van de Diensten van het Verenigd College, door hem aangewezen, toe op de toepassing van de bepalingen van deze ordonnantie en van de krachtens deze ordonnantie genomen besluiten.

Dit toezicht geeft onder meer recht, op elk ogenblik, de centra en diensten te bezoeken met inachtneming van de onschendbaarheid van de woning, de centra en de diensten en ter plaatse zelf kennis te nemen van alle stukken en documenten.

Art. 22.De in artikel 21 bedoelde ambtenaren stellen de overtredingen vast in processen-verbaal die bewijswaarde hebben tot bewijs van het tegendeel. Afschrift wordt aan de overtreder toegezonden binnen 15 dagen na de vaststelling van de overtreding.

Art. 23.§ 1. Wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met een geldboete van 15 tot 125 euro : 1° Al wie een centrum of dienst uitbaat hetzij zonder de in de artikelen 7 en 8 bedoelde erkenning of voorlopige werkingsvergunning te hebben verkregen hetzij in overtreding met een beslissing tot intrekking van erkenning of van de voorlopige werkingsvergunning of met een beslissing tot sluiting;2° al wie ten onrechte melding maakt van de erkenning of de voorlopige vergunning. § 2. Al wie in overtreding met de bepalingen van deze ordonnantie en van de krachtens deze ordonnantie uitgevaardigde besluiten, een centrum of dienst uitbaat, is burgerlijk aansprakelijk voor de betaling van de geldboeten en de gerechtskosten waartoe de directeur wordt veroordeeld. § 3. Bij wijze van veiligheidsmaatregel kunnen de hoven en rechtbanken bovendien verbieden dat de overtreders van de bepalingen van deze ordonnantie en van haar uitvoeringsbesluiten een in artikel 3 bedoeld centrum of bedoelde dienst zouden exploiteren of leiden, zowel persoonlijk als via een tussenpersoon, gedurende een door hen te bepalen periode.

Het verbod treedt in werking acht dagen na het betekenen van de veroordeling. De overtreding van dit verbod wordt gestraft met een gevangenisstraf van één maand tot zes maanden en met een geldboete van 24,79 tot 123,95 euro.

Art. 24.Onverminderd de bepalingen van het Strafwetboek of gerechtelijke vervolgingen met toepassing van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de af te leggen verklaringen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen, en onverminderd de bijzondere ontbindende voorwaarden waaronder de in hoofdstuk IV bedoelde subsidies kunnen vallen, dient de begunstigde deze terug te betalen alsook de bijkomende interesten berekend tegen de wettelijke rentevoet geldend op de datum van de beslissing tot terugvordering, wanneer hij de subsidie niet volgens de doelstellingen aanwendt waarvoor deze hem werd toegekend.

De toekenning van de subsidies wordt uitgesteld zolang de begunstigde, voor de voorheen ontvangen subsidies, de vereiste bewijsstukken niet voorlegt, het toezicht belemmert of de op ongeoorloofde wijze aangewende toelage niet geheel of gedeeltelijk terugbetaalt.

Indien de uitbetaling van de subsidie in schijven geschiedt, wordt elke schijf, voor de toepassing van het voorgaande lid, beschouwd als een onderscheiden subsidie. HOOFDSTUK VI. - Opheffings- en overgangsbepalingen

Art. 25.De volgende reglementeringen worden opgeheven op de door het Verenigd College vastgestelde datum : 1° het koninklijk besluit nr.81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medisch-pedagogische zorg voor personen met een handicap, gewijzigd bij de ordonnantie van 16 mei 1991; 2° het koninklijk besluit van 10 april 1952 tot vaststelling van de voorwaarden tot het erkennen van tehuizen voor de zedelijke heraanpassing van jonge vrouwen, en tot het verlenen van toelagen aan die inrichtingen, voor het laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 januari 1977;3° het koninklijk besluit van 4 juni 1969 betreffende de staatstussenkomst inzake toelagen aan de ondergeschikte besturen, aan instellingen van openbaar nut en aan verenigingen zonder winstoogmerk voor het houwen van tehuizen voor alleenstaande volwassen personen met een handicap, voor de aanpassing met dat doel van bestaande inrichtingen, alsmede voor hun uitrusting en eerste meubilering, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 april en 2 mei 1977;4° het koninklijk besluit van 3 juli 1970 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder maatschappelijke reclasseringsinstellingen voor volwassen delinquenten en sociaal gehandicapten en instellingen voor morele steunverlening aan de delinquenten en personen met een handicap voor Rijkstoelagen in aanmerking komen;5° het koninklijk besluit van 23 december 1970 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de inrichtingen, tehuizen en diensten voor plaatsing in gezinnen ten behoeve van personen liet een handicap;6° het koninklijk besluit van 23 december 1970 tot vaststelling van de nadere regels, toepasselijk op de opschorting en de intrekking van de erkenning van de inrichtingen, tehuizen en diensten voor plaatsing in gezinnen ten behoeve van personen met een handicap;7° het koninklijk besluit van 25 januari 1971 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de tehuizen van kort verblijf ten behoeve van personen met een handicap;8° het koninklijk besluit van 30 maart, 1973 tot bepaling van de te volgen gemeenschappelijke regels voor de vaststelling van de toelagen per dag toegekend voor onderhoud, opvoeding en behandeling van minderjarigen en van personen met een handicap geplaatst ten laste van de openbare besturen;9° het koninklijk besluit van 2 juli 1973 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van dagcentra voor meerderjarige niet werkende personen met een handicap;10° het koninklijk besluit van 27 september 1974 houdende de wijze van vereffening van de toelagen per dag toegekend voor het onderhoud en de behandeling van personen met een handicap geplaatst ten laste van de openbare besturen;11° het koninklijk besluit van 1 augustus 1975 tot regeling van de erkenning van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp en van de toekenning van subsidies aan deze diensten, voor het Brusselse Gewest, voor het laatst gewijzigd bij het besluit van het Verenigd College van 22 december 1994;12° het koninklijk besluit van 12 december 1975 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de centra voor observatie, oriëntering en medische, psychologische en pedagogische behandeling voor personen met een handicap evenals van de te volgen bijzondere regels voor de vaststelling van de toelagen per dag, toegekend voor het onderhoud, de opvoeding en de behandeling van de gehandicapten die er geplaatst zijn ten laste van de openbare besturen;13° het koninklijk besluit van 15 april 1977 houdende vaststelling van een programma van inrichtingen voor personen met een handicap;14° het koninklijk besluit van 13 januari 1978 betreffende de erkenning voor het Brussels Gewest, van de centra voor prematrimoniale, matrimoniale en gezinsconsultaties en de toekenning van subsidies aan die centra, voor het laatst gewijzigd bij het besluit van het Verenigd College op 21 december 1989;15° het koninklijk besluit van 14 maart 1978 tot bepaling voor het Brusselse Gewest van de regels voor de erkenningen van centra voor maatschappelijk werk en voor de betoelaging van die centra, voor het laatst gewijzigd bij het besluit van het Verenigd College van 17 december 1992;16° het koninklijk besluit van 7 februari 1979 tot regeling van de erkennings- en betoelagingsvoorwaarden van de onthaaltehuizen voor bepaalde thuislozen;17° de reglementaire beslissingen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid van 17 december 1965, 26 januari 1968, 12 april 1968, 29' januari 1971 en 28 juni 1974 houdende vaststelling van de modaliteiten en voorwaarden van voorlopige erkenning van de centra of diensten voor revalidatie;18° het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 21 oktober 1993 tot vaststelling van de de erkenningsnormen waaraan de diensten voor hulpverlening bij « Activiteiten in het dagelijks leven » moeten voldoen;19° het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 21 oktober 1993 tot vaststelling van de procedure betreffende de erkenning, de weigering en de intrekking van erkenning van de diensten voor hulpverlening bij « Activiteiten in het dagelijks leven »;20° het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 21 oktober 1993 tot vaststelling van de werking van de diensten voor hulpverlening bij « Activiteiten in het dagelijks leven »; 21' het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 21 oktober 1993 tot bepaling van de financiering van de diensten voor hulpverlening bij « Activiteiten in het dagelijks leven », gewijzigd bij het besluit van het Verenigd College van 26 mei 1994; 22° het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 21 oktober 1993 tot vaststelling van de programmatiecriteria voor de diensten voor hulpverlening bij « Activiteiten in het dagelijks leven »;23° het koninklijk besluit van 15 april 1977 betreffende de gemeenschappelijke dienstencentra.

Art. 26.Bij wijze van overgangsmaatregel behouden de voor de inwerkingtreding van deze ordonnantie definitief erkende centra en diensten hun erkenning voor een periode van tweejaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van de hen betreffende uitvoeringsbesluiten van deze ordonnantie.

Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 7 november 2002.

Het Lid van het Verenigd College bevoegd voor het Gezondheidsbeleid, J. CHABERT Het Lid van het Verenigd College bevoegd voor het Gezondheidsbeleid, D. GOSUIN Het Lid van het Verenigd College bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan personen, E. TOMAS Het Lid van het Verenigd College bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan personen, G. VANHENGEL _______ Nota Documenten van de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie : Gewone zitting 2000-2001.

B-31/1. Ontwerp van ordonnantie.

Gewone zitting 2001-2002.

B-31/2. Verslag.

Gewone zitting 2002-2003.

B-31/3. Amendementen na verslag.

Volledig verslag. Bespreking en aanneming : vergadering van vrijdag 25 oktober 2002.

^