gepubliceerd op 05 februari 2018
Wet houdende diverse bepalingen inzake werk
15 JANUARI 2018. - Wet houdende diverse bepalingen inzake werk
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling
Artikel 1.- Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités
Art. 2.- In artikel 2, § 3, van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, gewijzigd bij de wetten van 17 juni 1991, 19 juli 2001, 24 december 2002, 20 juli 2005, 3 juni 2007, 8 juni 2008 et 29 maart 2012 en het koninklijk besluit van 16 juni 1994, wordt de bepaling onder 1/1 ingevoegd, luidende : "1/1. degenen die in dienst zijn van buitenlandse openbare overheden, met uitzondering van de diplomatieke zendingen, de missies bij internationale organisaties die hun zetel hebben in België, de consulaire posten en de buitenlandse diplomatieke of consulaire ambtenaren, wat betreft hun personeel dat niet geniet van een geprivilegieerd statuut krachtens de Verdragen van Wenen van 18 april 1961 inzake diplomatiek verkeer en van 24 april 1963 inzake consulair verkeer of ieder ander toepasselijk internationaal instrument;".
Art. 3.- In artikel 3 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 30 december 2009, wordt het tweede lid vervangen als volgt : "Worden bovendien als representatieve werkgeversorganisaties aangemerkt de overeenkomstig de wet van 24 april 2014 betreffende de organisatie van de vertegenwoordiging van de zelfstandigen en de kmo's erkende interprofessionele organisaties en beroepsorganisaties die representatief zijn voor de zelfstandigen, de kleine en middelgrote ondernemingen, het ambachtswezen en de vrije en intellectuele beroepen.".
Art. 4.- Artikel 27 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt: "Wanneer werkgevers en werknemers van een paritair comité of subcomité overgaan naar een ander paritair comité of subcomité ingevolge een koninklijk besluit in de zin van de artikelen 35 en 37, blijven zij gebonden door de in het voorheen bevoegde paritair comité of subcomité gesloten overeenkomsten.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt bedoeld met : - "van een paritair comité of subcomité overgaan naar een ander paritair comité of subcomité ingevolge een koninklijk besluit in de zin van de artikelen 35 en 37" : de overgang naar een ander paritair comité of subcomité ingevolge de wijziging van de werkingssfeer van een paritair comité of subcomité of de oprichting of de opheffing van een paritair comité of subcomité; - "werknemers" : de werknemers die de werkgever reeds in dienst had voor de overgang en deze die na de overgang aangeworven zijn.
Deze overeenkomsten blijven bindend voor deze werkgevers en werknemers zoals deze op het ogenblik van de overgang golden totdat het nieuw bevoegde paritair comité of subcomité de toepassing van de in haar schoot gesloten overeenkomsten op die werkgevers en werknemers vóór 1 januari 2023 heeft geregeld in een bijzondere overeenkomst of overeenkomsten heeft gesloten met hetzelfde voorwerp.
Uiterlijk tegen 1 januari 2021 gebeurt een evaluatie van de toepassing van dit artikel.".
Art. 5.- In artikel 42, tweede lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 december 2003, worden de woorden "twee kandidaten" vervangen door de woorden "een kandidaat". HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers
Art. 6.- Tussen het eerste en het tweede lid van artikel 23 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, worden twee leden ingevoegd, luidende : "Op voorstel van het bevoegde paritair comité kan de Koning toelaten dat een bijdrage van de werknemer voor het verschaffen van de soorten voordelen zoals limitatief opgesomd bij artikel 6 wordt ingehouden op het loon. In dat geval en overeenkomstig het voorstel van het bevoegde paritair comité, bepaalt Hij de wijze waarop de waarde van het betrokken voordeel en van de bijdrage wordt geraamd.
Worden van de toepassing van het voorgaande lid uitgesloten, de seizoenarbeiders die onderdaan zijn van een derde land, in de zin van artikel 3, b), van de richtlijn 2014/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op tewerkstelling als seizoenarbeider, en die huur betalen voor huisvesting door of via de werkgever geregeld in de zin van artikel 20, lid 2, a), van diezelfde richtlijn.".
Art. 7.- In artikel 23, tweede lid, dat het vierde lid wordt, van dezelfde wet worden de woorden "bedoeld in de vorige leden" ingevoegd tussen de woorden "van de inhoudingen" en de woorden "mag niet meer bedragen". HOOFDSTUK 4. - Wijziging van de economische werkloosheid
Art. 8.- In de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten wordt een artikel 30quinquies ingevoegd, luidende :
Art. 30quinquies.- De uitvoering van de arbeidsovereenkomst wordt geschorst in geval van gebrek aan werk wegens economische oorzaken zoals bepaald in de artikelen 51 en 77/1 tot 77/8 van deze wet.
Het gebrek aan werk bedoeld in het eerste lid moet onafhankelijk zijn van de wil van de werkgever, wat niet het geval is wanneer hij het werk, dat normaal had moeten worden verricht door de werknemers tijdens de duur van de schorsing van de uitvoering van hun arbeidsovereenkomst, uitbesteedt aan derden.
In geval van niet naleving van het tweede lid is de werkgever er toe gehouden om het normale loon te betalen aan zijn werknemer voor de dagen tijdens welke hij aan derden het werk heeft uitbesteed dat normaal wordt uitgevoerd door deze werknemer.".
Art. 9.- In artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 december 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt het laatste lid aangevuld met een bepaling onder 3°, luidende : "3° De verbintenis van de werkgever om de bepalingen van artikel 30quinquies, tweede lid, na te leven."; 2° in paragraaf 2 wordt het derde lid aangevuld met een bepaling onder 4°, luidende : "4° De verbintenis van de werkgever om de bepalingen van artikel 30quinquies, tweede lid, na te leven."; 3° in paragraaf 2, vierde lid, worden de woorden "en 3°" vervangen door de woorden ", 3° en 4°".
Art. 10.- In artikel 77/4 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 12 april 2011 en gewijzigd bij de wetten van 22 juni 2012, 27 december 2012 en 26 december 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, derde lid, wordt aangevuld met een bepaling onder 4°, luidende : "4° De verbintenis van de werkgever om de bepalingen van artikel 30quinquies, tweede lid, na te leven."; 2° in § 1, vierde lid, worden de woorden "en 3°" vervangen door de woorden ", 3° en 4°". HOOFDSTUK 5. -Het gebruik van de elektronische handtekening voor het sluiten van arbeidsovereenkomsten en het elektronisch versturen en opslaan van bepaalde documenten in het kader van de individuele arbeidsrelatie Afdeling 1. - Het gebruik van de elektronische handtekening voor het
sluiten van arbeidsovereenkomsten
Art. 11.- Artikel 3bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, ingevoegd bij de wet van 3 juni 2007 en gewijzigd bij de wet van 21 juli 2016, wordt vervangen als volgt : "
Art. 3bis.- Een elektronisch ondertekende arbeidsovereenkomst wordt gelijkgesteld met een papieren arbeidsovereenkomst ondertekend door middel van een handgeschreven handtekening, op voorwaarde dat de elektronische ondertekening gebeurt : - door een gekwalificeerde elektronische handtekening of een gekwalificeerd elektronisch zegel, bedoeld in respectievelijk artikel 3.12 en 3.27 van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van richtlijn 1999/93/EG; - of door een andere elektronische handtekening die toelaat de identiteit van de partijen, hun instemming met de inhoud van de overeenkomst en het behoud van de integriteit van die overeenkomst te verzekeren. In geval van betwisting is het aan de werkgever om aan te tonen dat deze elektronische handtekening daadwerkelijk deze functies verzekert.
De werkgever kan er niet toe worden verplicht om de mogelijkheid van het elektronisch afsluiten van arbeidsovereenkomsten in te voeren.
De werknemer kan er niet toe worden verplicht om een arbeidsovereenkomst door middel van een elektronische handtekening aan te gaan.
Een exemplaar van de door middel van een elektronische handtekening aangegane arbeidsovereenkomst wordt opgeslagen bij een verlener van een elektronische archiveringsdienst of, bij ontstentenis hiervan, bij de werkgever die voor eigen rekening zulk een dienst uitbaat. Deze elektronische opslag is kosteloos in hoofde van de werknemer en dient ten minste gewaarborgd te worden totdat een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf het einde van de arbeidsovereenkomst is verstreken. De toegang van de werknemer tot het bewaarde exemplaar is te allen tijde gewaarborgd.
Na afloop van deze periode van vijf jaar maakt de verlener van de elektronische archiveringsdienst of, bij ontstentenis hiervan, de werkgever die een dergelijke dienst voor eigen rekening uitbaat, die door middel van een elektronische handtekening aangegane arbeidsovereenkomst, in een leesbare en gebruiksklare vorm over aan de vzw SIGeDIS, opgericht overeenkomstig artikel 12 van het koninklijk besluit van 12 juni 2006 tot uitvoering van Titel III, hoofdstuk II, van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, met het oog op een overname van de elektronische archiveringsdienst.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "elektronische archiveringsdienst" verstaan: een dienst zoals bepaald bij artikel I.18.17° en 18°, van het Wetboek van economisch recht.
De verlener van een elektronische archiveringsdienst of, bij ontstentenis hiervan, de werkgever die een dergelijke dienst voor eigen rekening uitbaat, dient te voldoen aan de voorwaarden inzake het verlenen van diensten van gekwalificeerde elektronische archivering die gesteld worden door boek XII, titel 2, van het Wetboek van economisch recht.".
Art. 12.- Artikel 3bis van de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, ingevoegd bij de wet van 3 juni 2007 en gewijzigd bij de wet van 21 juli 2016, wordt vervangen als volgt : "
Art. 3bis.- Een elektronisch ondertekende arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars wordt gelijkgesteld met een papieren arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars ondertekend door middel van een handgeschreven handtekening, op voorwaarde dat de elektronische ondertekening gebeurt : - door een gekwalificeerde elektronische handtekening of een gekwalificeerd elektronisch zegel, bedoeld in respectievelijk artikel 3.12 en 3.27 van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van richtlijn 1999/93/EG; - of door een andere elektronische handtekening die toelaat de identiteit van de partijen, hun instemming met de inhoud van de overeenkomst en het behoud van de integriteit van die overeenkomst te verzekeren. In geval van betwisting is het aan de werkgever om aan te tonen dat deze elektronische handtekening daadwerkelijk deze functies verzekert.
De werkgever kan er niet toe worden verplicht om de mogelijkheid van het elektronisch afsluiten van arbeidsovereenkomsten voor betaalde sportbeoefenaars in te voeren.
De betaalde sportbeoefenaar kan er niet toe worden verplicht om een arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars door middel van een elektronische handtekening aan te gaan.
Een exemplaar van de door middel van een elektronische handtekening aangegane arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars wordt opgeslagen bij een verlener van een elektronische archiveringsdienst of, bij ontstentenis hiervan, bij de werkgever die voor eigen rekening zulk een dienst uitbaat. Deze elektronische opslag is kosteloos in hoofde van de betaalde sportbeoefenaar en dient ten minste gewaarborgd te worden totdat een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf het einde van de arbeidsovereenkomst is verstreken. De toegang van de betaalde sportbeoefenaar tot het bewaarde exemplaar is te allen tijde gewaarborgd.
Na afloop van deze periode van vijf jaar maakt de verlener van de elektronische archiveringsdienst of, bij ontstentenis hiervan, de werkgever die een dergelijke dienst voor eigen rekening uitbaat, die door middel van een elektronische handtekening aangegane arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, in een leesbare en gebruiksklare vorm over aan de vzw SIGeDIS, opgericht overeenkomstig artikel 12 van het koninklijk besluit van 12 juni 2006 tot uitvoering van Titel III, hoofdstuk II, van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, met het oog op een overname van de elektronische archiveringsdienst.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "elektronische archiveringsdienst" verstaan: een dienst zoals bepaald bij artikel I.18.17° en 18°, van het Wetboek van economisch recht.
De verlener van een elektronische archiveringsdienst of, bij ontstentenis hiervan, de werkgever die een dergelijke dienst voor eigen rekening uitbaat, dient te voldoen aan de voorwaarden inzake het verlenen van diensten van gekwalificeerde elektronische archivering die gesteld worden door boek XII, titel 2, van het Wetboek van economisch recht.".
Art. 13.- In artikel 4 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, gewijzigd bij de wetten van 3 juni 2007 en 21 juli 2016, wordt paragraaf 2 vervangen als volgt : " § 2. - Een elektronisch ondertekende arbeidsovereenkomst voor uitvoering van tijdelijke arbeid wordt gelijkgesteld met een papieren arbeidsovereenkomst voor uitvoering van tijdelijke arbeid ondertekend door middel van een handgeschreven handtekening, op voorwaarde dat de elektronische ondertekening gebeurt : - door een gekwalificeerde elektronische handtekening of een gekwalificeerd elektronisch zegel, bedoeld in respectievelijk artikel 3.12 en 3.27 van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van richtlijn 1999/93/EG; - of door een andere elektronische handtekening die toelaat de identiteit van de partijen, hun instemming met de inhoud van de overeenkomst en het behoud van de integriteit van die overeenkomst te verzekeren. In geval van betwisting is het aan de werkgever om aan te tonen dat deze elektronische handtekening daadwerkelijk deze functies verzekert.
De werkgever kan er niet toe worden verplicht om de mogelijkheid van het elektronisch afsluiten van arbeidsovereenkomsten voor uitvoering van tijdelijke arbeid in te voeren.
De werknemer kan er niet toe worden verplicht om een arbeidsovereenkomst voor uitvoering van tijdelijke arbeid door middel van een elektronische handtekening aan te gaan.
Een exemplaar van de door middel van een elektronische handtekening aangegane arbeidsovereenkomst voor uitvoering van tijdelijke arbeid wordt opgeslagen bij een verlener van een elektronische archiveringsdienst of, bij ontstentenis hiervan, bij de werkgever die voor eigen rekening zulk een dienst uitbaat. Deze elektronische opslag is kosteloos in hoofde van de werknemer en dient ten minste gewaarborgd te worden totdat een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf het einde van de arbeidsovereenkomst is verstreken. De toegang van de werknemer tot het bewaarde exemplaar is te allen tijde gewaarborgd.
Na afloop van deze periode van vijf jaar maakt de verlener van de elektronische archiveringsdienst of, bij ontstentenis hiervan, de werkgever die een dergelijke dienst voor eigen rekening uitbaat, die door middel van een elektronische handtekening aangegane arbeidsovereenkomst voor uitvoering van tijdelijke arbeid, in een leesbare en gebruiksklare vorm over aan de vzw SIGeDIS, opgericht overeenkomstig artikel 12 van het koninklijk besluit van 12 juni 2006 tot uitvoering van Titel III, hoofdstuk II, van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, met het oog op een overname van de elektronische archiveringsdienst.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder "elektronische archiveringsdienst" verstaan: een dienst zoals bepaald bij artikel I.18.17° en 18°, van het Wetboek van economisch recht.
De verlener van een elektronische archiveringsdienst of, bij ontstentenis hiervan, de werkgever die een dergelijke dienst voor eigen rekening uitbaat, dient te voldoen aan de voorwaarden inzake het verlenen van diensten van gekwalificeerde elektronische archivering die gesteld worden door boek XII, titel 2, van het Wetboek van economisch recht.".
Art. 14.- In artikel 8 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 3 juni 2007 en 30 augustus 2016, wordt paragraaf 4 vervangen als volgt : " § 4. - Een exemplaar van de door middel van een elektronische handtekening aangegane arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid wordt opgeslagen bij een verlener van een elektronische archiveringsdienst of, bij ontstentenis hiervan, bij het uitzendbureau dat voor eigen rekening zulk een dienst uitbaat. Deze elektronische opslag is kosteloos in hoofde van de uitzendkracht en dient ten minste gewaarborgd te worden totdat een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf het einde van de arbeidsovereenkomst is verstreken. De toegang van de uitzendkracht tot het bewaarde exemplaar is te allen tijde gewaarborgd.
Na afloop van deze periode van vijf jaar maakt de verlener van de elektronische archiveringsdienst of, bij ontstentenis hiervan, het uitzendbureau dat een dergelijke dienst voor eigen rekening uitbaat, die door middel van een elektronische handtekening aangegane arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid, in een leesbare en gebruiksklare vorm over aan de vzw SIGeDIS, opgericht overeenkomstig artikel 12 van het koninklijk besluit van 12 juni 2006 tot uitvoering van Titel III, hoofdstuk II, van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, met het oog op een overname van de elektronische archiveringsdienst.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder "elektronische archiveringsdienst" verstaan: een dienst zoals bepaald bij artikel I.18.17° en 18°, van het Wetboek van economisch recht.
De verlener van een elektronische archiveringsdienst of, bij ontstentenis hiervan, het uitzendbureau dat een dergelijke dienst voor eigen rekening uitbaat, dient te voldoen aan de voorwaarden inzake het verlenen van diensten van gekwalificeerde elektronische archivering die gesteld worden door boek XII, titel 2, van het Wetboek van economisch recht.".
Art. 15.- In artikel 4 van de wet van 7 april 1999 betreffende de PWA-arbeidsovereenkomst, gewijzigd bij de wetten van 3 juni 2007 en 21 juli 2016, wordt paragraaf 2 vervangen als volgt : " § 2. Een elektronisch ondertekende PWA-arbeidsovereenkomst wordt gelijkgesteld met een papieren arbeidsovereenkomst ondertekend door middel van een handgeschreven handtekening, op voorwaarde dat de elektronische ondertekening gebeurt : - door een gekwalificeerde elektronische handtekening of een gekwalificeerd elektronisch zegel, bedoeld in respectievelijk artikel 3.12 en 3.27 van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van richtlijn 1999/93/EG; - of door een andere elektronische handtekening die toelaat de identiteit van de partijen, hun instemming met de inhoud van de overeenkomst en het behoud van de integriteit van die overeenkomst te verzekeren. In geval van betwisting is het aan de werkgever om aan te tonen dat deze elektronische handtekening daadwerkelijk deze functies verzekert.
De werkgever kan er niet toe worden verplicht om de mogelijkheid van het elektronisch afsluiten van PWA-arbeidsovereenkomsten in te voeren.
De werknemer kan er niet toe worden verplicht om een PWA-arbeidsovereenkomst door middel van een elektronische handtekening aan te gaan.
Een exemplaar van de door middel van een elektronische handtekening aangegane PWA-arbeidsovereenkomst wordt opgeslagen bij een verlener van een elektronische archiveringsdienst of, bij ontstentenis hiervan, bij de werkgever die voor eigen rekening zulk een dienst uitbaat. Deze elektronische opslag is kosteloos in hoofde van de werknemer en dient ten minste gewaarborgd te worden totdat een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf het einde van de arbeidsovereenkomst is verstreken. De toegang van de werknemer tot het bewaarde exemplaar is te allen tijde gewaarborgd.
Na afloop van deze periode van vijf jaar maakt de verlener van de elektronische archiveringsdienst of, bij ontstentenis hiervan, de werkgever die een dergelijke dienst voor eigen rekening uitbaat, die door middel van een elektronische handtekening aangegane PWA-arbeidsovereenkomst, in een leesbare en gebruiksklare vorm over aan de vzw SIGeDIS, opgericht overeenkomstig artikel 12 van het koninklijk besluit van 12 juni 2006 tot uitvoering van Titel III, hoofdstuk II, van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, met het oog op een overname van de elektronische archiveringsdienst.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder "elektronische archiveringsdienst" verstaan: een dienst zoals bepaald bij artikel I.18.17° en 18°, van het Wetboek van economisch recht.
De verlener van een elektronische archiveringsdienst of, bij ontstentenis hiervan, de werkgever die een dergelijke dienst voor eigen rekening uitbaat, dient te voldoen aan de voorwaarden inzake het verlenen van diensten van gekwalificeerde elektronische archivering die gesteld worden door boek XII, titel 2, van het Wetboek van economisch recht.".
Art. 16.- In artikel 9 van de wet van 3 mei 2003 tot regeling van de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij en tot verbetering van het sociaal statuut van de zeevisser, gewijzigd bij de wetten van 3 juni 2007 en 21 juli 2016, wordt paragraaf 1 vervangen als volgt : " § 1. - De arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij moet voorafgaandelijk schriftelijk en in klare bewoordingen zijn opgesteld.
Een elektronisch ondertekende arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij wordt gelijkgesteld met een papieren arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij ondertekend door middel van een handgeschreven handtekening, op voorwaarde dat de elektronische ondertekening gebeurt : - door een gekwalificeerde elektronische handtekening of een gekwalificeerd elektronisch zegel, bedoeld in respectievelijk artikel 3.12 en 3.27 van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van richtlijn 1999/93/EG; - of door een andere elektronische handtekening die toelaat de identiteit van de partijen, hun instemming met de inhoud van de overeenkomst en het behoud van de integriteit van die overeenkomst te verzekeren. In geval van betwisting is het aan de reder of zijn gemachtigde om aan te tonen dat deze elektronische handtekening daadwerkelijk deze functies verzekert.
De reder of zijn gemachtigde kan er niet toe worden verplicht om het elektronisch afsluiten van arbeidsovereenkomsten wegens scheepsdienst voor de zeevisserij in te voeren.
De zeevisser kan er niet toe worden verplicht om een arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij door middel van een elektronische handtekening aan te gaan.
Een exemplaar van de door middel van een elektronische handtekening aangegane arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij wordt opgeslagen bij een verlener van een elektronische archiveringsdienst of, bij ontstentenis hiervan, bij de reder of zijn gemachtigde die voor eigen rekening zulk een dienst uitbaat. Deze elektronische opslag is kosteloos in hoofde van de zeevisser en dient ten minste gewaarborgd te worden totdat een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf het einde van de arbeidsovereenkomst is verstreken. De toegang van de zeevisser tot het bewaarde exemplaar is te allen tijde gewaarborgd.
Na afloop van deze periode van vijf jaar maakt de verlener van de elektronische archiveringsdienst of, bij ontstentenis hiervan, de reder of zijn gemachtigde die een dergelijke dienst voor eigen rekening uitbaat, die door middel van een elektronische handtekening aangegane arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij, in een leesbare en gebruiksklare vorm over aan de vzw SIGeDIS, opgericht overeenkomstig artikel 12 van het koninklijk besluit van 12 juni 2006 tot uitvoering van Titel III, hoofdstuk II, van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, met het oog op een overname van de elektronische archiveringsdienst.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder "elektronische archiveringsdienst" verstaan : een dienst zoals bepaald bij artikel I.18.17° en 18°, van het Wetboek van economisch recht.
De verlener van een elektronische archiveringsdienst of, bij ontstentenis hiervan, de reder of zijn gemachtigde die een dergelijke dienst voor eigen rekening uitbaat, dient te voldoen aan de voorwaarden inzake het verlenen van diensten van gekwalificeerde elektronische archivering die gesteld worden door boek XII, titel 2, van het Wetboek van economisch recht.".
Art. 17.- Artikel 35 van de wet van 3 juni 2007 houdende diverse arbeidsbepalingen, gewijzigd bij de wetten van 21 juli 2016 en 6 maart 2017, wordt vervangen als volgt : "
Art. 35.- Een elektronisch ondertekende arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst aan boord van zeeschepen wordt gelijkgesteld met een papieren arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst aan boord van zeeschepen ondertekend door middel van een handgeschreven handtekening, op voorwaarde dat de elektronische ondertekening gebeurt : - door een gekwalificeerde elektronische handtekening of een gekwalificeerd elektronisch zegel, bedoeld in respectievelijk artikel 3.12 en 3.27 van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van richtlijn 1999/93/EG; - of door een andere elektronische handtekening die toelaat de identiteit van de partijen, hun instemming met de inhoud van de overeenkomst en het behoud van de integriteit van die overeenkomst te verzekeren. In geval van betwisting is het aan de reder of diens gemachtigde om aan te tonen dat deze elektronische handtekening daadwerkelijk deze functies verzekert.
De reder of diens vertegenwoordiger kan er niet toe worden verplicht om het elektronisch afsluiten van arbeidsovereenkomsten wegens scheepsdienst aan boord van zeeschepen in te voeren.
De zeevarende kan er niet toe worden verplicht om een arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst aan boord van zeeschepen door middel van een elektronische handtekening aan te gaan.
Een exemplaar van de door middel van een elektronische handtekening aangegane arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst aan boord van zeeschepen wordt opgeslagen bij een verlener van een elektronische archiveringsdienst of, bij ontstentenis hiervan, bij de reder of diens vertegenwoordiger die voor eigen rekening zulk een dienst uitbaat.
Deze elektronische opslag is kosteloos in hoofde van de zeevarende en dient ten minste gewaarborgd te worden totdat een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf het einde van de arbeidsovereenkomst is verstreken. De toegang van de zeevarende tot het bewaarde exemplaar is te allen tijde gewaarborgd.
Na afloop van deze periode van vijf jaar maakt de verlener van de elektronische archiveringsdienst of, bij ontstentenis hiervan, de reder of zijn vertegenwoordiger die een dergelijke dienst voor eigen rekening uitbaat, die door middel van een elektronische handtekening aangegane arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst aan boord van zeeschepen, in een leesbare en gebruiksklare vorm over aan de vzw SIGeDIS, opgericht overeenkomstig artikel 12 van het koninklijk besluit van 12 juni 2006 tot uitvoering van Titel III, hoofdstuk II, van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, met het oog op een overname van de elektronische archiveringsdienst.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "elektronische archiveringsdienst" verstaan: een dienst zoals bepaald bij artikel I.18.17° en 18°, van het Wetboek van economisch recht.
De verlener van een elektronische archiveringsdienst of, bij ontstentenis hiervan, de reder of diens vertegenwoordiger die een dergelijke dienst voor eigen rekening uitbaat, dient te voldoen aan de voorwaarden inzake het verlenen van diensten van gekwalificeerde elektronische archivering die gesteld worden door boek XII, titel 2, van het Wetboek van economisch recht.". Afdeling 2. - Het elektronisch versturen en opslaan van bepaalde
documenten in het kader van de individuele arbeidsrelatie
Art. 18.- In artikel 3ter van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, ingevoegd bij de wet van 3 juni 2007 en gewijzigd bij de wet van 21 juli 2016, wordt paragraaf 3 vervangen als volgt : " § 3. - De in de eerste paragraaf bedoelde documenten die elektronisch worden verstuurd, worden opgeslagen bij een verlener van een elektronische archiveringsdienst of, bij ontstentenis hiervan, bij de werkgever die voor eigen rekening zulk een dienst uitbaat. Deze elektronische opslag is kosteloos in hoofde van de werknemer en dient ten minste gewaarborgd te worden totdat een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf het einde van de arbeidsovereenkomst is verstreken. De toegang van de werknemer tot het bewaarde exemplaar is te allen tijde gewaarborgd.
Na afloop van deze periode van vijf jaar maakt de verlener van de elektronische archiveringsdienst of, bij ontstentenis hiervan, de werkgever die een dergelijke dienst voor eigen rekening uitbaat, die documenten in een leesbare en gebruiksklare vorm over aan de vzw SIGeDIS, opgericht overeenkomstig artikel 12 van het koninklijk besluit van 12 juni 2006 tot uitvoering van Titel III, hoofdstuk II, van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, met het oog op een overname van de elektronische archiveringsdienst.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder "elektronische archiveringsdienst" verstaan: een dienst zoals bepaald bij artikel I.18.17° en 18°, van het Wetboek van economisch recht.
De verlener van een elektronische archiveringsdienst of, bij ontstentenis hiervan, de werkgever die een dergelijke dienst voor eigen rekening uitbaat, dient te voldoen aan de voorwaarden inzake het verlenen van diensten van gekwalificeerde elektronische archivering die gesteld worden door boek XII, titel 2, van het Wetboek van economisch recht.".
Art. 19.- In artikel 16 van de wet van 3 juni 2007 houdende diverse arbeidsbepalingen, gewijzigd bij de wet van 21 juli 2016, wordt paragraaf 3 vervangen als volgt : " § 3. - Documenten die in het kader van de individuele arbeidsrelatie tussen werkgever en werknemer elektronisch worden verstuurd, worden opgeslagen bij een verlener van een elektronische archiveringsdienst of, bij ontstentenis hiervan, bij de werkgever die voor eigen rekening zulk een dienst uitbaat. Deze elektronische opslag is kosteloos in hoofde van de werknemer en dient ten minste gewaarborgd te worden totdat een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf het einde van de arbeidsovereenkomst is verstreken. De toegang van de werknemer tot het bewaarde exemplaar is te allen tijde gewaarborgd.
Na afloop van deze periode van vijf jaar maakt de verlener van de elektronische archiveringsdienst of, bij ontstentenis hiervan, de werkgever die een dergelijke dienst voor eigen rekening uitbaat, die documenten in een leesbare en gebruiksklare vorm over aan de vzw SIGeDIS, opgericht overeenkomstig artikel 12 van het koninklijk besluit van 12 juni 2006 tot uitvoering van Titel III, hoofdstuk II, van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, met het oog op een overname van de elektronische archiveringsdienst.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder "elektronische archiveringsdienst" verstaan: een dienst zoals bepaald bij artikel I.18.17° en 18°, van het Wetboek van economisch recht.
De verlener van een elektronische archiveringsdienst of, bij ontstentenis hiervan, de werkgever die een dergelijke dienst voor eigen rekening uitbaat, dient te voldoen aan de voorwaarden inzake het verlenen van diensten van gekwalificeerde elektronische archivering die gesteld worden door boek XII, titel 2, van het Wetboek van economisch recht.". Afdeling 3. - Informatie aan de werknemers over de persoon die
verantwoordelijk is voor de elektronische archivering
Art. 20.- In artikel 6, § 1, van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 maart 2017, wordt de bepaling onder 17° vervangen als volgt : "17° de identiteit van de persoon die verantwoordelijk is, met toepassing van de wettelijke bepalingen betreffende het gebruik van de elektronische handtekening voor het sluiten van arbeidsovereenkomsten en het elektronisch versturen en opslaan van bepaalde documenten in het kader van de individuele arbeidsrelatie, voor de opslag van door middel van een elektronische handtekening aangegane arbeidsovereenkomsten en voor de opslag van de elektronisch verstuurde documenten in het kader van de individuele arbeidsrelatie tussen werkgever en werknemer, evenals voor het waarborgen van de toegang van de werknemer tot deze elektronisch opgeslagen documenten, ook na de beëindiging van de arbeidsrelatie.".
Art. 21.- In artikel 14 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 februari 2014, wordt de bepaling onder u) vervangen als volgt : "u) de identiteit van de persoon die verantwoordelijk is, met toepassing van de wettelijke bepalingen betreffende het gebruik van de elektronische handtekening voor het sluiten van arbeidsovereenkomsten en het elektronisch versturen en opslaan van bepaalde documenten in het kader van de individuele arbeidsrelatie, voor de opslag van door middel van een elektronische handtekening aangegane arbeidsovereenkomsten en voor de opslag van de elektronisch verstuurde documenten in het kader van de individuele arbeidsrelatie tussen werkgever en werknemer, evenals voor het waarborgen van de toegang van de werknemer tot deze elektronisch opgeslagen documenten, ook na de beëindiging van de arbeidsrelatie.". Afdeling 4. - Wijzigingen van het Sociaal Strafwetboek
Art. 22.- In artikel 28 van het Sociaal Strafwetboek, gewijzigd bij de wetten van 15 februari 2012 en 29 februari 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° een paragraaf 1/1 wordt ingevoegd, luidende : " § 1/1.Wanneer de in paragraaf 1 bedoelde informatiedragers zich niet op de arbeidsplaatsen of op andere plaatsen die aan hun toezicht zijn onderworpen, bevinden en deze informatiedragers vanuit deze plaatsen niet toegankelijk zijn via een informaticasysteem of via elk ander elektronisch apparaat, dient de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber de nodige maatregelen te treffen om aan de sociaal inspecteurs op hun vraag toegang te verschaffen tot deze informatiedragers."; 2° in paragraaf 2 worden de woorden "of tot de in paragraaf 1/1 bedoelde informatiedragers die vanuit deze plaatsen niet toegankelijk zijn via een informaticasysteem of via elk ander elektronisch apparaat" ingevoegd na de woorden "elektronisch apparaat".
Art. 23.- In artikel 201, § 2, van het Sociaal Strafwetboek wordt de bepaling onder 12° vervangen als volgt : "12° de identiteit van de persoon die verantwoordelijk is, met toepassing van de wettelijke bepalingen betreffende het gebruik van de elektronische handtekening voor het sluiten van arbeidsovereenkomsten en het elektronisch versturen en opslaan van bepaalde documenten in het kader van de individuele arbeidsrelatie, voor de opslag van door middel van een elektronische handtekening aangegane arbeidsovereenkomsten en voor de opslag van de elektronisch verstuurde documenten in het kader van de individuele arbeidsrelatie tussen werkgever en werknemer, evenals voor het waarborgen van de toegang van de werknemer tot deze elektronisch opgeslagen documenten, ook na de beëindiging van de arbeidsrelatie.". Afdeling 5. - Inwerkingtreding
Art. 24.- Dit hoofdstuk treedt in werking op dezelfde datum als die bepaald door de Koning voor de inwerkingtreding van artikel XII.25, § 5, derde lid, van het Wetboek van economisch recht. HOOFDSTUK 6. -Vervanging van een arbeidsongeschikte werknemer die geleidelijk het werk herneemt
Art. 25.- Artikel 11ter van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, ingevoegd bij de wet van 22 januari 1985 en gewijzigd bij de wet van 20 juli 1991, wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende : " § 3. De bepalingen van paragraaf 1 kunnen eveneens worden toegepast wanneer een werknemer wordt in dienst genomen om een arbeidsongeschikte werknemer, die met toepassing van artikel 31/1 van deze wet tijdelijk met akkoord van de werkgever een aangepast of ander werk uitvoert, te vervangen voor de arbeidsuren uit zijn normale arbeidsregeling waarop die arbeidsongeschikte werknemer geen arbeidsprestaties levert.". HOOFDSTUK 7. -Wijzigingen van de wet van 17 maart 1987 betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen
Art. 26.- Artikel 2, eerste lid, 3°, van de wet van 17 maart 1987 betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen, wordt vervangen als volgt : "3° de grenzen van de arbeidsduur voorgeschreven door de artikelen 19, eerste lid, 20, 20bis en 27, § § 1 tot 4, van dezelfde wet, op voorwaarde dat de dagelijkse arbeidstijd twaalf uren niet overschrijdt en dat de overschrijdingen van de grenzen vastgesteld bij voornoemde artikelen 19, eerste lid, 20, 20bis en 27, § § 1 tot 4, onderworpen worden aan de voorwaarden vastgesteld bij artikel 26bis, § § 1 en 1bis en artikel 27, § 5, van dezelfde wet;".
Art. 27.- In artikel 4, § 3, van dezelfde wet worden de woorden "tweede lid" vervangen door de woorden "derde lid". HOOFDSTUK 8. - Wijziging van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers
Art. 28.- Artikel 11 van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 11 februari 2013, wordt aangevuld met een derde lid, luidende : "De sociaal inspecteurs en de door de Koning aangewezen ambtenaren zijn eveneens bevoegd voor de vaststelling van de inbreuken op de decreten en ordonnanties genomen op basis van artikel 6, § 1, IX, 3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en op hun uitvoeringsbesluiten.".
Art. 29.- Dit hoofdstuk heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2014. HOOFDSTUK 9. - Bepalingen tot wijziging van het Sociaal Strafwetboek
Art. 30.- Artikel 16 van het Sociaal Strafwetboek, gewijzigd bij de wet van 29 maart 2012, wordt aangevuld met de bepalingen onder 20° en 21°, luidende : "20° "datamining" : het gericht zoeken naar verbanden in gegevensverzamelingen met als doel profielen op te stellen voor meer diepgaand onderzoek; 21° "datamatching" : het vergelijken van twee sets van verzamelde data met elkaar.".
Art. 31.- In boek 1, titel 2, hoofdstuk 2, van het Sociaal Strafwetboek wordt een afdeling 2/1 ingevoegd, luidende: "Bijzondere bevoegdheden van de sociaal inspecteurs op het vlak van de vaststellingen inzake discriminatie".
Art. 32.- In afdeling 2/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij artikel 31, wordt een artikel 42/1 ingevoegd, luidende : "
Art. 42/1.Bijzondere bevoegdheid inzake discriminatie § 1. Met het oog op het opsporen en vaststellen van inbreuken op de antidiscriminatiewetgeving en zijn uitvoeringsbesluiten, hebben de sociaal inspecteurs de bevoegdheid om, bij objectieve aanwijzingen van discriminatie, na een klacht of een melding, ondersteund door resultaten van datamining en datamatching, zich voor te doen als klanten, potentiële klanten, werknemers of potentiële werknemers om na te gaan of op grond van een wettelijk beschermd criterium gediscrimineerd werd of wordt. § 2. Onverminderd paragraaf 3 is het de sociaal inspecteurs, belast met de uitvoering van de bijzondere bevoegdheid inzake discriminatie zoals bedoeld in paragraaf 1, verboden in het kader van hun opdracht strafbare feiten te plegen. § 3. Blijven vrij van straf, de sociaal inspecteurs die, in het kader van hun opdracht en met het oog op het welslagen ervan of ter verzekering van hun eigen veiligheid, strikt noodzakelijke strafbare feiten plegen met het uitdrukkelijk en voorafgaand akkoord van de arbeidsauditeur of de procureur des Konings.
Die strafbare feiten mogen niet ernstiger zijn dan die waarvoor de opsporingsmethode wordt aangewend en moeten noodzakelijkerwijs evenredig zijn met het nagestreefde doel.
Blijft vrij van straf de magistraat die machtiging verleent aan een sociaal inspecteur tot het plegen van strafbare feiten in het kader van de uitoefening van de bijzondere bevoegdheid inzake discriminatie zoals bedoeld in paragraaf 1. § 4. De uitoefening van de bijzondere bevoegdheid inzake discriminatie zoals bedoeld in § 1 kan slechts gebeuren na een schriftelijk en voorafgaand akkoord van de arbeidsauditeur of de procureur des Konings. Dit akkoord heeft eveneens betrekking op de strikt noodzakelijke strafbare feiten en de machtiging daartoe, zoals bedoeld in § 3.
Alle acties ondernomen tijdens de opsporing en de resultaten ervan worden opgetekend in een verslag en worden meegedeeld aan de arbeidsauditeur of de procureur des Konings. § 5. De betrokken persoon of personen waarbij vaststellingen worden gedaan, mogen niet worden geprovoceerd in de zin van het artikel 30 van de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering.
De opsporingsmethode moet zich beperken tot het creëren van de gelegenheid om een discriminerende praktijk aan het licht te brengen.
Deze bevoegdheid kan enkel worden uitgeoefend indien het voor de uitoefening van het toezicht noodzakelijk is om de reële omstandigheden die gelden voor gewone klanten, potentiële klanten, werknemers of potentiele werknemers te kunnen vaststellen en indien deze vaststellingen niet op een andere manier kunnen gebeuren. Zij mag niet tot gevolg hebben dat een discriminerende praktijk gecreëerd wordt terwijl er geen ernstige aanwijzing was van praktijken die men kan bestempelen als directe of indirecte discriminatie.
Art. 33.- Artikel 20 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een lid, luidende : "Wanneer de sociaal inspecteurs optreden met het oog op het opsporen en vaststellen van inbreuken op de antidiscriminatiewetgeving en zijn uitvoeringsbesluiten, zoals bedoeld in artikel 42/1 van dit Wetboek, dient het legitimatiebewijs niet voorgelegd te worden, noch dienen ze hun hoedanigheid mede te delen.".
Art. 34.- Dit hoofdstuk treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad.
Art. 35.- Een jaar na de inwerkingtreding van dit hoofdstuk wordt er voorzien in een evaluatie die aan de Kamer van volksvertegenwoordigers wordt voorgelegd met het oog op een eventuele bijsturing van deze wet. HOOFDSTUK 1 0. - Wijzigingen van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk
Art. 36.- In de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk wordt een artikel 12bis/1 ingevoegd, luidende : "Art. 12bis/1. Een centrale gegevensbank die tot doel heeft de opvolging van het gezondheidstoezicht van uitzendkrachten toe te laten, nutteloze herhalingen van gezondheidsbeoordelingen te vermijden en de uitwisseling van gegevens te vergemakkelijken, wordt opgericht overeenkomstig de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
De in het eerste lid bedoelde gegevensbank bevat de identificatiegegevens van de uitzendkracht, het uitzendbureau en de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, de aard van de werkpost en van de eraan verbonden risico's en de beslissing van medische geschiktheid van de uitzendkracht in het kader van de blootstelling aan een of meerdere risico's. Deze gegevens worden bewaard gedurende een termijn van vijf jaar.
De gegevens over gezondheid die, in voorkomend geval, in de in het eerste lid bedoelde gegevensbank voorkomen, mogen enkel worden verwerkt onder de verantwoordelijkheid van een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg.
De Koning bepaalt de instantie die belast is met het beheer van de in het eerste lid bedoelde gegevensbank.".
Art. 37.- Artikel 47 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "
Art. 47.§ 1. De Koning bepaalt de voorwaarden en de nadere regels in verband met de oprichting, de samenstelling, de werking en de opdrachten van de Hoge Raad. § 2. Bij de uitoefening van de bevoegdheden bedoeld in paragraaf 1 kan de Koning binnen de Hoge Raad een vaste commissie oprichten die belast is met het verlenen van wetenschappelijke ondersteuning aan de Hoge Raad bij de voorbereiding van adviezen en voorstellen die behoren tot de bevoegdheid van de Hoge Raad.
Deze vaste commissie bestaat uit personen die beroepshalve of ingevolge hun activiteiten in academische inrichtingen bijzonder bevoegd zijn inzake een of meerdere domeinen die behoren tot het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. § 3. Bij de uitoefening van de bevoegdheden bedoeld in paragraaf 1 kan de Koning de volgende opdrachten inzake communicatie en onderzoek inzake welzijn op het werk, die behoren tot de bevoegdheid van de Hoge Raad, overdragen aan een vaste commissie opgericht binnen de Hoge Raad en waarvan Hij de samenstelling en de werkingsregels bepaalt : 1° het verstrekken van adviezen en het doen van voorstellen over, evenals het evalueren van de actieplannen die door de bevoegde administratie worden opgesteld inzake communicatie en onderzoek met betrekking tot het welzijn op het werk;2° het uitoefenen van de functie van vast bureau van het Belgisch steunpunt van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk;3° het uitbrengen van adviezen over de toelage voor sociaal onderzoek en voor vorming van de werknemersvertegenwoordigers in de onderneming. § 4. Bij de uitoefening van de bevoegdheden bedoeld in paragraaf 1 kan de Koning vaste commissies oprichten die bevoegd zijn voor een bepaalde bedrijfstak of een welbepaald onderwerp, waarvan Hij de opdrachten, de samenstelling en de werkingsregels bepaalt.".
Art. 38.- In artikel 47bis, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 27 december 2004, worden de woorden "vaste operationele" ingevoegd tussen het woord "een" en het woord "Commissie".
Art. 39.- In artikel 47bis, tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 27 december 2004, worden de bepalingen onder 4 en 6 opgeheven. HOOFDSTUK 1 1. - Wijzigingen van de wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde
Art. 40.- Artikel 4 van de wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde wordt opgeheven.
Art. 41.- Artikel 5, eerste lid, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "Alle klachten in verband met de organisatie van de controle, de bevoegdheid, een gebrek aan onafhankelijkheid van een controlearts of een arts-scheidsrechter of in verband met beroepsfouten die de controlearts of de arts-scheidsrechter ten laste wordt gelegd, behoren tot de bevoegdheid van de provinciale raden van de Orde der Artsen en kunnen hun worden meegedeeld.".
Art. 42.- In artikel 6 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden "het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid" vervangen door de woorden "de Orde der Artsen";2° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "na eensluidend advies van de opvolgingscommissie bedoeld in artikel 4," opgeheven.
Art. 43.- In artikel 7 van dezelfde wet wordt paragraaf 1 vervangen als volgt : " § 1. Wanneer een arts-scheidsrechter niet meer voldoet aan de verplichtingen opgenomen in artikel 6, kan hij door de Orde der Artsen van de lijst van de artsen-scheidsrechters geschrapt of geschorst worden.".
Art. 44.- De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van dit hoofdstuk. HOOFDSTUK 1 2. - Wijziging van artikel 40 van de programmawet van 27 april 2007
Art. 45.- Artikel 40 van de programmawet van 27 april 2007, gewijzigd bij de wet van 29 december 2010, wordt aangevuld met een derde lid, luidende : "Vanaf 2017 kunnen de in dit artikel vermelde ondernemingen actief in de primaire champignonproductie, met toepassing van Verordening (EU) 1408/2013 van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector en haar toekomstige wijzigingen, een bedrag van ten hoogste 15 000 euro ontvangen in functie van het tewerkgestelde personeelsvolume uit het voormelde Waarborg- en sociaal fonds voor het tuinbouwbedrijf. De storting van dat bedrag is afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat er een bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst in dit verband wordt afgesloten voor deze sector en dat deze overeenkomst het reeds bestaande systeem van tewerkstellingspremies versterkt.". HOOFDSTUK 1 3. - Wijziging van de bepalingen inzake loopbaanonderbreking
Art. 46.- In artikel 102 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, vervangen bij het koninklijk besluit van 1 augustus 1986 en gewijzigd bij de wetten van 26 maart 1999 en 30 december 2001, worden de woorden ",1/4, 1/3" opgeheven.
Art. 47.- De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de datum van inwerkingtreding van dit hoofdstuk.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nodige overgangsbepalingen. HOOFDSTUK 1 4. - Wijziging van de overurenregeling in de horecasector
Art. 48.- Artikel 3, 5°, van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken wordt vervangen als volgt : "5° overuur in de horecasector: ieder overuur bedoeld in artikel 25bis van de arbeidswet van 16 maart 1971 gepresteerd bij de werkgever of, in geval van uitzendarbeid, bij de gebruiker van wie de activiteit ressorteert onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf (PC 302), die in elke plaats van uitbating gebruik maakt van het geregistreerd kassasysteem als bedoeld in het koninklijk besluit van 30 december 2009 tot het bepalen van de definitie en de voorwaarden waaraan een geregistreerd kassasysteem in de horecasector moet voldoen, en die dit kassasysteem overeenkomstig dat besluit heeft aangegeven bij de belastingadministratie en ieder overuur bedoeld in artikel 26bis, § 2bis, van de arbeidswet van 16 maart 1971 gepresteerd bij een werkgever die ressorteert onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf of onder het Paritair Comité voor de uitzendarbeid indien de gebruiker ressorteert onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, voor een totaal van 360 uren die met toepassing van deze of een van deze artikelen worden gepresteerd en voor zover er sprake is van een voltijdse tewerkstelling.".
Art. 49.- In dezelfde wet wordt een artikel 31/1 ingevoegd, luidende : "
Art. 31/1.De 100 uren bedoeld in artikel 25bis, § 1, eerste lid, van de arbeidswet van 16 maart 1971 worden verhoogd tot 360 uren bij de werkgevers of, in geval van uitzendarbeid, bij de gebruikers van wie de activiteit ressorteert onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf (PC 302), die in elke plaats van uitbating gebruik maken van het geregistreerd kassasysteem als bedoeld in het koninklijk besluit van 30 december 2009 tot het bepalen van de definitie en de voorwaarden waaraan een geregistreerd kassasysteem in de horecasector moet voldoen, en die dit kassasysteem overeenkomstig dat besluit hebben aangegeven bij de belastingadministratie.".
Art. 50.- Artikel 35 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 3 augustus 2016, wordt vervangen als volgt : "
Art. 35.Het overloon bepaald bij artikel 29, § 1, van de arbeidswet van 16 maart 1971 is niet van toepassing op de overuren bedoeld in de artikelen 31 en 31/1 voor een totaal van 360 uren die in toepassing van deze of een van deze artikelen worden gepresteerd.".
Art. 51.- In dezelfde wet wordt een artikel 35/1 ingevoegd, luidende : "
Art. 35/1.De 360 uren bedoeld in artikel 31/1 worden niet in aanmerking genomen voor de naleving van de grens bedoeld in artikel 26bis, § 1bis, van de arbeidswet van 16 maart 1971.". HOOFDSTUK 1 5. - Wijziging algemene regeling van outplacement
Art. 52.- Artikel 11/5 van de wet van 5 september 2001 tot verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers, ingevoegd bij de wet van 26 december 2013, wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende : " § 4. In afwijking van paragraaf 1 heeft de werknemer die, aan de hand van geneeskundige getuigschriften van zijn behandelende arts, alsook, indien de werkgever daartoe het initiatief neemt, van een tweede arts die door de werkgever wordt aangesteld, binnen de zeven dagen vanaf de dag waarop hij kennis heeft genomen van zijn ontslag aantoont dat hij medisch ongeschikt is om een outplacementbegeleiding te volgen, geen recht op de in § 1, 1°, bedoelde outplacementbegeleiding. In dat geval mag de werkgever geen vier weken aanrekenen op de in § 1, 2°, bedoelde opzeggingsvergoeding.". HOOFDSTUK 1 6. - Sociale Inlichtingen- en opsporingsdienst
Art. 53.- In artikel 8 van het Sociaal Strafwetboek, gewijzigd bij de wetten van 1 juli 2016 en 25 december 2016, wordt het derde lid vervangen als volgt : "In afwachting van de aanstelling van de gevolmachtigde leidend ambtenaar, bedoeld in voorgaande leden, oefent de ambtenaar die op 1 juli 2017 de leiding over de algemene directie Toezicht op de sociale wetten van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg heeft, de functie van directeur van het Bureau verder uit tot 1 juli 2018. De opdracht van deze persoon loopt echter af als de gevolmachtigde leidend ambtenaar vóór 1 juli 2018 wordt aangesteld.".
Art. 54.- Dit hoofdstuk heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2017.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 15 januari 2018.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, K. PEETERS Met 's Lands zegel gezegeld, De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota (1) Nota : Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) : Stukken : Doc 54K2768 (2017/2018) 001 : Wetsontwerp. 002 : Amendementen. 003 : Verslag van de eerste lezing. 004 : Artikelen aangenomen in eerste lezing. 005 : Amendementen. 006 : Verslag van de tweede lezing. 007 : Tekst aangenomen in tweede lezing. 008 : Amendementen. 009 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.
Integraal verslag : 11 januari 2018