gepubliceerd op 30 juli 1999
Wet tot wijziging, wat het tuchtrecht voor de leden van de Rechterlijke Orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek
7 MEI 1999. - Wet tot wijziging, wat het tuchtrecht voor de leden van de Rechterlijke Orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet
Art. 2.Artikel 404 van het Gerechtelijk Wetboek wordt aangevuld met het volgende lid : « De in dit hoofdstuk vastgestelde tuchtstraffen kunnen tevens worden toegepast ten aanzien van diegenen die de taken van hun ambt verwaarlozen en zodoende afbreuk doen aan de goede werking van de justitie of aan het vertrouwen in die instelling. »
Art. 3.Artikel 405 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «
Art. 405.§ 1. De lichte tuchtstraffen zijn : de waarschuwing; de enkele berisping; de berisping met inhouding van de brutowedde van 2 tot 10 %; de berisping met inhouding van de brutowedde van 11 tot 30 %.
Inhoudingen van wedde worden gedurende maximaal twee maanden toegepast. § 2. De zware tuchtstraffen zijn : de schorsing van ten hoogste 15 dagen; de schorsing van 16 dagen tot 6 maanden; de intrekking van het mandaat van korpschef of van een adjunct-mandaat; het ontslag van ambtswege; ontzetting uit het ambt of afzetting.
De schorsing van 16 dagen tot 6 maanden kan op grond van een met redenen omklede beslissing leiden tot de intrekking van het mandaat.
De schorsing als tuchtstraf heeft zolang zij duurt een verlies van wedde tot gevolg van 50 % van de brutowedde.
Het ontslag van ambtswege heeft het verlies van de hoedanigheid van magistraat tot gevolg. Het recht op rustpensioen wordt evenwel gehandhaafd.
De afzetting van de magistraten van het openbaar ministerie en de ontzetting van de rechters uit hun ambt hebben de definitieve neerlegging van het ambt en het verlies van het rustpensioen tot gevolg. § 3. Behalve bij afzetting, ontzetting uit het ambt en ontslag van ambtswege kan aan betrokkene het equivalent van het bestaansminimum, zoals vastgesteld in de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum, niet onthouden worden. § 4. De intrekking van het mandaat van korpschef of van een adjunct-mandaat heeft tot gevolg dat de betrokkene zich gedurende drie jaar geen kandidaat kan stellen voor een mandaat van korpschef of voor een adjunct-mandaat. § 5. Iedere definitieve zware tuchtstraf uitgesproken lastens een magistraat, brengt het verbod met zich mee om zich kandidaat te stellen voor de Hoge Raad voor de Justitie. »
Art. 4.Een artikel 405bis, luidend als volgt, wordt in hetzelfde wetboek ingevoegd : «
Art. 405bis.Wanneer een magistraat verscheidene tuchtrechtelijke tekortkomingen worden toegerekend, kan tegen hem slechts een enkele tuchtprocedure worden gevoerd die slechts aanleiding kan geven tot een enkele tuchtstraf.
Wanneer de magistraat tijdens de tuchtprocedure een nieuwe tekortkoming wordt toegerekend, wordt een nieuwe tuchtprocedure ingeleid waardoor de reeds lopende procedure evenwel niet wordt gestuit. »
Art. 5.Een artikel 405ter, luidend als volgt, wordt in hetzelfde wetboek ingevoegd : «
Art. 405ter.De magistraat tegen wie een tuchtrechtelijke of een strafrechtelijke procedure loopt of die voorlopig geschorst is, kan het ontslag uit zijn ambt aanvragen.
De inwilliging van deze aanvraag maakt een einde aan de eventuele voorlopige schorsing en aan de tuchtrechtelijke procedure. »
Art. 6.Artikel 406 van hetzelfde wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 406.§ 1. Ingeval magistraten worden vervolgd wegens een misdaad of een wanbedrijf of ingeval zij tuchtrechtelijk worden vervolgd, kunnen zij wanneer het belang van de dienst zulks vereist, op grond van een ordemaatregel voor de duur van de vervolging en totdat de eindbeslissing is genomen, in hun ambt worden geschorst.
De korpschef spreekt de ordemaatregel voor de duur van een maand uit.
De maatregel kan vervolgens van maand tot maand worden verlengd totdat de eindbeslissing wordt genomen. De maatregel kan een inhouding van 20 % van de brutowedde met zich meebrengen. § 2. Indien de voorlopige schorsing niet door een tuchtstraf wordt gevolgd, worden de ingehouden bedragen terugbetaald.
Art. 7.In hetzelfde wetboek, deel II, boek II, titel V, wordt een (nieuw) hoofdstuk IIbis ingevoegd, luidend als volgt : « HOOFDSTUK IIbis. - Tuchtorganen
Art. 408bis.De korpschef treedt op als tuchtoverheid.
Wat de rechters betreft, treden volgende personen op als tuchtoverheid : - de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie ten aanzien van de leden van het Hof van Cassatie, de eerste voorzitters van de hoven van beroep en de eerste voorzitters van de arbeidshoven; - de eerste voorzitter van het hof van beroep ten aanzien van de leden van het hof van beroep, de voorzitters van de rechtbanken van eerste aanleg en de voorzitters van de rechtbanken van koophandel van het betrokken rechtsgebied; - de eerste voorzitter van het arbeidshof ten aanzien van de leden van het arbeidshof, met inbegrip van de raadsheren in sociale zaken, en de voorzitters van de arbeidsrechtbanken van het betrokken rechtsgebied; - de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg ten aanzien van de leden van de rechtbank van eerste aanleg waarbij hij zijn ambt uitoefent, alsook ten aanzien van de vrederechters en de politierechters die in het betrokken arrondissement territoriaal bevoegd zijn; - de voorzitter van de rechtbank van koophandel ten aanzien van de leden van de betrokken rechtbank van koophandel, met inbegrip van de rechters in handelszaken; - de voorzitter van de arbeidsrechtbank ten aanzien van de leden van de betrokken arbeidsrechtbank, met inbegrip van de rechters in sociale zaken.
Wat de magistraten van het openbaar ministerie betreft, treden de volgende personen op als tuchtoverheid : - de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie ten aanzien van de advocaten-generaal bij dit Hof en de procureurs-generaal bij de hoven van beroep; - de procureur-generaal ten aanzien van de leden van het parket-generaal en van het auditoraat-generaal waarbij hij zijn ambt uitoefent, en ten aanzien van de procureurs des Konings en de arbeidsauditeurs van het betrokken rechtsgebied; - de procureur-generaal belast met het toezicht op en de leiding over de nationale magistraten overeenkomstig artikel 144bis, § 3; - de procureur des Konings ten aanzien van de leden van het parket waarbij hij zijn ambt uitoefent; - de arbeidsauditeur ten aanzien van de leden van het arbeidsauditoraat waarbij hij zijn ambt uitoefent.
Art. 408ter.Er wordt een Nationale Tuchtraad ingesteld.
De Nationale Tuchtraad bestaat uit een Nederlandstalige kamer en een Franstalige kamer.
De tuchtraadkamers zijn samengesteld uit 3 magistraten van de zetel, 2 magistraten van het openbaar ministerie en 2 leden die niet tot de rechterlijke orde behoren.
De magistraten die geroepen worden om zitting te hebben in de Nationale Tuchtraad en hun plaatsvervangers worden door hun algemene vergadering of hun korpsvergadering verkozen voor een periode van vier jaar.
Zij worden bij loting aangewezen om zitting te hebben in de Nationale Tuchtraad voor een periode van 4 jaar. De mandaten van de magistraten die lid zijn van de Nationale Tuchtraad, worden om de twee jaar voor de helft vernieuwd.
Zij moeten gedurende ten minste 10 jaar het ambt van magistraat bij het openbaar ministerie of van rechter hebben uitgeoefend en mogen nooit een tuchtsanctie hebben opgelopen.
De leden van de Nationale Tuchtraad van wie het mandaat ten einde is, blijven zitting hebben in zaken die reeds zijn behandeld.
Indien een lid in de onmogelijkheid verkeert zijn mandaat tijdelijk uit te oefenen of als er een onverenigbaarheid is, wordt hij vervangen door zijn plaatsvervanger. Indien hij zijn mandaat niet kan beëindigen, wordt hij tijdens het resterende gedeelte ervan vervangen door het aangewezen plaatsvervangend lid.
Ten minste een vertegenwoordiger van de twee volgende categorieën maakt deel uit van iedere kamer : - een magistraat bij het Hof van Cassatie, een hof van beroep of een arbeidshof, van het openbaar ministerie bij die hoven of een nationaal magistraat; - een magistraat verkozen onder de leden van de rechtbanken van eerste aanleg, van de rechtbanken van koophandel, van de arbeidsrechtbanken of van het openbaar ministerie bij een van die rechtbanken, of een vrederechter of een politierechter.
Wanneer bij de Nationale Tuchtraad vervolging wordt ingesteld tegen een magistraat die overeenkomstig de wet van 15 juni 1935 betreffende het gebruik der talen in gerechtszaken blijk heeft gegeven van kennis van de Duitse taal en die vraagt dat de procedure in het Duits wordt gevoerd, wordt de magistraat met de minste anciënniteit vervangen door een magistraat die door loting wordt aangewezen onder de magistraten die overeenkomstig de wet van 15 juni 1935 betreffende het gebruik der talen in gerechtszaken blijk hebben gegeven van kennis van de Duitse taal.
De externe leden en hun plaatsvervangers worden voor een periode van vier jaar bij loting aangewezen onder de door hun orde verkozen advocaten die een beroepservaring aan de balie van tenminste 15 jaar bezitten en nooit een tuchtstraf hebben opgelopen, alsook onder de professoren die zijn aangewezen door de universiteiten van de Vlaamse en de Franse gemeenschap. De mandaten van de externe leden van de Nationale Tuchtraad worden om de twee jaar voor de helft hernieuwd.
De regels inzake de verkiezingen worden door de Koning bepaald.
Lidmaatschap van de Tuchtraad is onverenigbaar met een politiek mandaat.
De kamers van de Nationale Tuchtraad worden voorgezeten door een daartoe verkozen magistraat.
Behalve de onderzoeksmagistraat die voor iedere zaak wordt aangewezen, heeft ieder lid van de raad stemrecht.
De beslissingen van de kamers worden bij twee derde meerderheid genomen.
De minister van Justitie stelt aan de Nationale Tuchtraad het administratieve personeel ter beschikking dat nodig is voor de goede werking ervan.
De Nationale Tuchtraad houdt zijn zittingen bij het Hof van Cassatie.
Art. 408quater.Het Hof van Cassatie treedt op als tuchtorgaan.
Art. 408quinquies.De hoven van beroep en de arbeidshoven treden op als tuchtorgaan. »
Art. 8.In deel II, boek II, titel V, van hetzelfde wetboek wordt hoofdstuk III, dat de artikelen 409 tot 416 bevat, vervangen als volgt : « Afdeling 1. - Bepalingen betreffende de magistraten van de zetel behalve die van het Hof van Cassatie
Art. 409.De korpschef is bevoegd om kennis te nemen van de klachten van iedere belanghebbende over een tekortkoming vanwege een lid van zijn korps ten aanzien van de in artikel 404 voorgeschreven verplichtingen.
Het openbaar ministerie kan een tuchtprocedure bij de korpschef aanhangig maken. De korpschef stelt het openbaar ministerie in kennis van het gevolg dat daaraan is gegeven.
Art. 410.De korpschef neemt kennis van de tuchtvervolging met betrekking tot de lichte straffen.
In dit geval wordt het onderzoek toevertrouwd aan de magistraat die hij aanwijst of aan de korpschef van het hogere niveau of aan de door deze laatste aangewezen magistraat.
De onderzoeksmagistraat beschikt over dezelfde bevoegdheden als die waarover de procureur des Konings beschikt in het kader van een strafonderzoek, met uitzondering van gevallen van ontdekking op heterdaad.
Na beëindiging van het onderzoek bezorgt de onderzoeksmagistraat zijn verslag en het dossier aan de korpschef.
Zodra het onderzoek is beëindigd, kan de korpschef de vervolging staken, een lichte straf opleggen of het dossier aan de Nationale Tuchtraad en aan de bevoegde tuchtrechtelijke overheid toezenden.
Art. 411.§ 1. De Nationale Tuchtraad waarbij de bevoegde korpschef of de korpschef van het hogere niveau een zaak aanhangig heeft gemaakt, neemt kennis van tuchtvervolgingen betreffende intrekking van het mandaat van korpschef of van een adjunct-mandaat en dient van advies inzake de andere zware straffen.
De voorzitter van de Nationale Tuchtraad wijst een onderzoeksmagistraat aan die met alle nuttige onderzoeksdaden wordt belast.
Na beëindiging van het onderzoek bezorgt de onderzoeksmagistraat zijn verslag en het dossier aan de voorzitter van de Nationale Tuchtraad.
De Nationale Tuchtraad kan de tuchtvervolgingen staken, aan betrokkene een lichte straf opleggen, het mandaat van korpschef of een adjunct-mandaat intrekken of het dossier samen met een met redenen omkleed advies betreffende een andere zware straf die moet worden toegepast, toezenden aan het Hof van Cassatie of aan een kamer van een ander hof van beroep of arbeidshof dat datgene waarbij de betrokkene zijn ambt uitoefent. § 2. De Nationale Tuchtraad neemt kennis van beroepen ingesteld tegen lichte straffen.
In dit geval kan de Nationale Tuchtraad ervan afzien een straf op te leggen of een lichte straf opleggen.
Art. 412.§ 1. Met betrekking tot zware straffen nemen de eerste kamers van de hoven van beroep waarbij de bevoegde korpschef of de korpschef van het hogere niveau een zaak aanhangig heeft gemaakt, kennis van tuchtvervolgingen tegen leden van de rechtbanken van eerste aanleg, van de rechtbanken van koophandel, met inbegrip van de rechters in handelszaken, alsook de vrede- en politierechters van het Rijk.
Met betrekking tot zware straffen nemen de eerste kamers van de arbeidshoven waarbij de bevoegde korpschef of de korpschef van het hogere niveau een zaak aanhangig heeft gemaakt, kennis van tuchtvervolgingen tegen leden van de arbeidsrechtbanken, met inbegrip van de rechters in sociale zaken.
De eerste kamer is samengesteld uit de eerste voorzitter of de door hem aangewezen magistraat en uit de vier magistraten met de grootste ranganciënniteit.
De voorzitter van de eerste kamer van het hof van beroep of van het arbeidshof wijst onder de leden ervan een onderzoeksmagistraat aan die met alle nuttige onderzoeksdaden wordt belast.
Na beëindiging van het onderzoek bezorgt de onderzoeksmagistraat zijn verslag en het dossier aan de voorzitter van de eerste kamer van het hof van beroep of van het arbeidshof.
De hoven van beroep en de arbeidshoven waarbij de Nationale Tuchtraad overeenkomstig artikel 411, § 1, een zaak aanhangig heeft gemaakt, kunnen de vervolging staken, alsook een lichte of een zware straf opleggen.
De hoven van beroep en de arbeidshoven kunnen betrokkene alleen met een twee derde meerderheid van stemmen straffen met ontslag van ambtswege of met ontzetting uit het ambt. § 2. De hoven van beroep en de arbeidshoven nemen kennis van beroepen ingesteld tegen de intrekking van het mandaat van korpschef of van een adjunct-mandaat.
In dit geval kunnen de hoven van beroep en de arbeidshoven ervan afzien een sanctie op te leggen, een lichte straf opleggen of het mandaat van korpschef of een adjunct-mandaat intrekken.
Art. 412bis.§ 1. Met betrekking tot zware straffen neemt de eerste kamer van het Hof van Cassatie waarbij de bevoegde korpschef of de korpschef van het hogere niveau een zaak aanhangig heeft gemaakt, kennis van tuchtrechtelijke vervolgingen tegen leden van de hoven van beroep en van de arbeidshoven.
De voorzitter van de eerste kamer van het Hof van Cassatie wijst onder de leden ervan een onderzoeksmagistraat aan die met alle nuttige onderzoeksdaden wordt belast.
Na beëindiging van het onderzoek bezorgt de onderzoeksmagistraat zijn verslag en het dossier aan de voorzitter van de eerste kamer van het Hof van Cassatie.
De eerste kamer van het Hof van Cassatie waarbij de Nationale Tuchtraad overeenkomstig artikel 411, § 1, een zaak aanhangig heeft gemaakt, kan de vervolging staken, alsook een lichte of een zware straf opleggen.
De eerste kamer van het Hof van Cassatie kan betrokkene alleen met een twee derde meerderheid van stemmen straffen met ontslag van ambtswege of met ontzetting uit het ambt. § 2. De eerste kamer van het Hof van Cassatie neemt kennis van beroepen ingesteld tegen de intrekking van het mandaat van korpschef of van een adjunct-mandaat.
In dit geval kan de eerste kamer van het Hof van Cassatie ervan afzien een sanctie op te leggen, een lichte straf opleggen of het mandaat van korpschef of een adjunct-mandaat intrekken.
Art. 412ter.De verenigde kamers van het Hof van Cassatie nemen kennis van beroepen ingesteld tegen straffen opgelegd door de hoven van beroep en de arbeidshoven van het Rijk waarbij de Nationale Tuchtraad overeenkomstig artikel 411, § 1, een zaak aanhangig heeft gemaakt.
De verenigde kamers van het anders samengestelde Hof van Cassatie nemen kennis van beroepen ingesteld tegen straffen opgelegd door de eerste kamer van hetzelfde Hof.
De verenigde kamers van het Hof van Cassatie kunnen ervan afzien een sanctie op te leggen, kunnen een lichte straf of een zware straf opleggen.
De verenigde kamers van het Hof van Cassatie kunnen betrokkene alleen met een twee derde meerderheid van stemmen straffen met ontslag van ambtswege of met ontzetting uit het ambt.
Art. 413.De plaatsvervangende magistraten vallen in die hoedanigheid onder de bevoegdheid van dezelfde tuchtrechtelijke overheden als de effectieve magistraten. Afdeling 2. - Bepalingen betreffende de magistraten van het openbaar
ministerie, met uitzondering van de magistraten van het openbaar ministerie bij het Hof van Cassatie
Art. 413bis.De korpschef is bevoegd om kennis te nemen van de klachten van iedere belanghebbende over een tekortkoming vanwege een lid van zijn korps ten aanzien van de in artikel 404 voorgeschreven verplichtingen.
Art. 413ter.De korpschef neemt kennis van tuchtvervolgingen met betrekking tot lichte straffen.
In dit geval wordt het onderzoek toevertrouwd aan de magistraat die hij aanwijst, of aan de korpschef van het hogere niveau of aan de magistraat die deze laatste aanwijst.
De onderzoeksmagistraat beschikt over dezelfde bevoegdheden als die waarover de procureur des Konings beschikt in het kader van een strafonderzoek, met uitzondering van gevallen van ontdekking op heterdaad.
Na de beëindiging van het onderzoek bezorgt de onderzoeksmagistraat zijn verslag en het dossier aan de korpschef.
Zodra het onderzoek is beëindigd, kan de korpschef de vervolging staken, een lichte straf opleggen of het dossier voor advies aan de Nationale Tuchtraad en met het oog op de oplegging van een zware straf aan de Minister van Justitie overzenden.
Art. 413quater.De Nationale Tuchtraad neemt kennis van beroepen ingesteld tegen lichte straffen opgelegd door de korpschefs.
De Nationale Tuchtraad kan de tuchtvervolging staken of een lichte straf opleggen.
Art. 413quinquies.De Minister van Justitie bij wie de korpschef ingevolge een tuchtonderzoek overeenkomstig artikel 413ter, vijfde lid, een zaak aanhangig heeft gemaakt, kan na advies van de Nationale Tuchtraad de vervolging staken, een licht straf opleggen of aan de Koning voorstellen een zware straf uit te spreken.
De Nationale Tuchtraad waarbij overeenkomstig artikel 413ter, vijfde lid, een zaak aanhangig is gemaakt, bezorgt aan de Minister van Justitie een met redenen omkleed advies betreffende de zware straf die eventueel moet worden opgelegd. Afdeling 2bis. - Bepalingen betreffende de raadsheren en de
magistraten van het openbaar ministerie bij het Hof van Cassatie
Art. 414.Met betrekking tot lichte straffen neemt de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie kennis van tuchtvervolgingen ten aanzien van de leden van dat Hof.
In dat geval wordt het onderzoek toevertrouwd aan de door hem aangewezen magistraat.
Met betrekking tot zware straffen, intrekking van het mandaat uitgezonderd, neemt de eerste kamer van het Hof van Cassatie waarbij de eerste voorzitter een zaak aanhangig heeft gemaakt, kennis van tuchtvervolgingen tegen leden van dat Hof.
De voorzitter van de eerste kamer van het Hof van Cassatie wijst onder de leden ervan een onderzoeksmagistraat aan die met alle nuttige onderzoeksdaden wordt belast.
Na beëindiging van het onderzoek bezorgt de onderzoeksmagistraat zijn verslag en het dossier aan de voorzitter van de eerste kamer van het Hof van Cassatie.
De eerste kamer van het Hof van Cassatie kan betrokkene alleen met een twee derde meerderheid van stemmen straffen met ontslag van ambtswege of met afzetting.
De algemene vergadering van het Hof van Cassatie neemt kennis van vorderingen tot intrekking van een mandaat uitgeoefend bij dat Hof.
De eerste kamer van het Hof van Cassatie neemt kennis van beroepen ingesteld tegen lichte straften opgelegd door de eerste voorzitter.
De eerste kamer van het Hof van Cassatie kan de tuchtvervolging staken of een lichte straf opleggen.
De verenigde kamers van het Hof van Cassatie nemen kennis van beroepen ingesteld tegen zware straffen opgelegd door de eerste kamer van het Hof van Cassatie.
Zij kunnen de tuchtvervolging staken of een lichte straf opleggen.
Zij kunnen betrokkene alleen met een twee derde meerderheid van stemmen straffen met ontslag van ambtswege of met afzetting.
De procureur-generaal bij het Hof van Cassatie kan de leden van het openbaar ministerie bij dat Hof als straf een waarschuwing, een enkele berisping, een berisping met inhouding van wedde, een schorsing of een intrekking van het adjunct-mandaat van eerste advocaat-generaal opleggen.
De procureur-generaal bij het Hof van Cassatie wijst een onderzoeksmagistraat aan die met alle nuttige onderzoeksdaden wordt belast.
Na beëindiging van het onderzoek bezorgt de onderzoeksmagistraat zijn verslag en het dossier aan de korpschef.
De eerste kamer van het Hof van Cassatie neemt kennis van beroepen ingesteld tegen die straffen.
De procureur-generaal bij het Hof van Cassatie kan ten aanzien van de leden van het openbaar ministerie bij dat Hof aan de Minister van Justitie ontslag van ambtswege of afzetting voorstellen. »
Art. 9.Artikel 418 van hetzelfde wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 418.Behalve in gevallen waarin strafvervolging is ingesteld, wordt de tuchtprocedure ingesteld binnen 6 maanden nadat van de feiten kennis is genomen door de tuchtoverheid.
In geval van strafvervolging wordt de tuchtvordering ingesteld binnen 6 maanden na de definitieve beslissing. »
Art. 10.Artikel 419 van hetzelfde wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 419.Een sanctie kan enkel worden opgelegd nadat betrokkene is gehoord of behoorlijk opgeroepen.
Betrokkene wordt opgeroepen bij aangetekende brief waarin de reden van de oproeping, de ten laste gelegde feiten, de plaats waar en de termijn waarbinnen het dossier kan worden geraadpleegd, alsook de plaats en datum van verschijning zijn vermeld. »
Art. 11.Artikel 420 van hetzelfde wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 420.Het tuchtdossier wordt ten minste 8 dagen voor de dag van verschijning ter beschikking gesteld van betrokkene en van de persoon die hem bijstand verleent. Een afschrift van het dossier kan kosteloos worden verkregen.
Art. 12.Artikel 421 van hetzelfde wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 421.Betrokkene moet in persoon verschijnen. Hij kan worden bijgestaan door een advocaat of in geval van gerechtvaardigde ziekte of verhindering zich door een advocaat laten vertegenwoordigen.
Behalve op uitdrukkelijk andersluidend verzoek van betrokkene vindt het verhoor in openbare zitting plaats. »
Art. 13.Artikel 422 van hetzelfde wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 422.Het bevoegde tuchtorgaan betekent de met redenen omklede beslissing binnen een maand te rekenen van de uitspraak van de beslissing bij ter post aangetekende brief aan betrokkene en zijn korpschef.
De kennisgeving wordt verricht hetzij door de korpschef die de straf heeft opgelegd, hetzij door de griffie van het hof van beroep of het arbeidshof dat een straf heeft opgelegd, hetzij door de griffie van het Hof van Cassatie indien de tuchtraad een straf heeft opgelegd. »
Art. 14.Artikel 423 van hetzelfde wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 423.De beroepen bedoeld in de artikelen 411, § 2, 412, § 2, 412bis, § 2, 412ter, 413quater en 414 worden ingesteld binnen een maand te rekenen van de betekening van de beslissing.
Betrokkene beschikt over een recht van beroep; zijn korpschef beschikt over een dergelijk recht met betrekking tor de beroepen bedoeld in de artikelen 412, § 2, 412bis, § 2, 412ter en 414, tiende lid. »
Art. 15.Artikel 424 van hetzelfde wetboek wordt opgeheven.
Art. 16.Artikel 426 van hetzelfde wetboek wordt opgeheven.
Art. 17.Artikel 427 van hetzelfde wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 427.Alle tuchtbeslissingen moeten door de tuchtoverheid die ze heeft genomen, worden overgezonden aan de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie, die daarvan verslag uitbrengt bij de Minister van Justitie.
De voorzitters van de kamers van de Nationale Tuchtraad leggen bij de secretaris-generaal van het ministerie van Justitie een gegevensbank aan betreffende de rechtspraak in tuchtzaken waarin met inachtneming van de anonimiteit, alle beslissingen genomen op grond van de artikelen 404 en 405 worden gecentraliseerd.
Alle magistraten en de leden van de Nationale Tuchtraad kunnen de gegevensbank op schriftelijk verzoek raadplegen.
De procureur-generaal bij het Hof van Cassatie maakt in zijn jaarverslag een staat op van de tuchtzaken van het afgelopen jaar, waarbij de feiten en de uitgesproken sancties worden vermeld. »
Art. 18.In deel II, boek II, titel V, van hetzelfde wetboek wordt een (nieuw) hoofdstuk V ingevoegd, luidend als volgt : « HOOFDSTUK V. - Uitwissing, eerherstel en herziening
Art. 427bis.Lichte straffen worden na drie jaren automatisch uitgewist.
Art. 427ter.Iedere belanghebbende gestraft met een andere zware straf dan ontslag van ambtswege, of afzetting of ontzetting uit het ambt kan na een proeftijd van 6 jaar te rekenen van de datum van de beslissing of het arrest een met redenen omkleed verzoek tot herstel in eer en rechten richten aan het tuchtorgaan dat de straf heeft uitgesproken.
Betrokkene moet de evaluatieverslagen betreffende zijn gedrag tijdens de proeftermijn bijvoegen.
Het tuchtorgaan waarbij de zaak rechtsgeldig aanhangig is gemaakt, doet uitspraak na betrokkene gehoord of behoorlijk opgeroepen te hebben.
De met redenen omklede beslissing van het tuchtorgaan moet worden genomen binnen 6 maanden te rekenen van het verzoek.
Die beslissing is niet vatbaar voor beroep. Betrokkene kan om de zes jaar een nieuw verzoek indienen.
Art. 427quater.Iedere belanghebbende gestraft met een tuchtstraf kan een verzoek tot herziening richten aan het tuchtorgaan dat hem heeft gestraft indien hij aantoont over een nieuw element te beschikken.
Betrokkene voegt bij zijn verzoek een volledig verslag over de beweegredenen en de bewijzen waarover hij beschikt om de herziening van de uitgesproken beslissing of het uitgesproken arrest te verkrijgen.
Het tuchtorgaan kan beslissen dat het verzoek van betrokkene niet ontvankelijk is bij gebrek aan redenen of bewijzen zonder betrokkene vooraf te hebben gehoord.
Als het tuchtorgaan waarbij de zaak rechtsgeldig aanhangig is gemaakt, het verzoek van betrokkene gegrond acht, doet het uitspraak na betrokkene gehoord of behoorlijk opgeroepen te hebben.
De met redenen omklede beslissing van het tuchtorgaan moet worden genomen binnen 6 maanden te rekenen van het verzoek.
Die beslissing is niet vatbaar voor beroep. Betrokkene kan om de zes jaar een nieuw verzoek indienen. »
Art. 19.De Nationale Tuchtraad wordt na twee jaar door middel van loting een eerste maal opnieuw samengesteld.
Art. 20.Deze wet treedt in werking op de datum bepaald door de Koning, maar uiterlijk op de eerste dag van de achttiende maand volgend op die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 7 mei 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota (1) Gewone zitting 1998-1999. Kamer van Volksvertegenwoordigers.
Parlementaire bescheiden. - Wetsvoorstel van de heer Landuyt, 1666, nr. 1. - Amendementen, 1666, nrs. 2 tot 4. -Verslag van de heer Willems, 1666, nr. 5. - Tekst aangenomen door de commissie, 1666, nr. 6. - Tekst aangenomen in de plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, 1666, nr.7.
Parlementaire handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 31 maart en 1 april 1999.
Gewone zitting 1998-1999.
Senaat.
Parlementaire bescheiden. - Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, 1347, nr. 1. - Verslag van de heer Desmet, 1347, nr. 2. - Tekst verbeterd door de commissie, 1347, nr. 3. - Tekst aangenomen in de plenaire vergadering, 1347, nr. 4.
Parlementaire handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 27 en 30 april 1999.
Zie ook Kamer van Volksvertegenwoordigers.
Wetsvoorstel van de heer Giet, 1942, nr. 1. - Verslag van de heer Willems, 1942, nr.2.