gepubliceerd op 28 augustus 2006
Wet betreffende de toegang van het publiek tot milieu-informatie
5 AUGUSTUS 2006. - Wet betreffende de toegang van het publiek tot milieu-informatie
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.Het doel van deze wet is het omzetten van de richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van richtlijn 90/313/EEG van de Raad. HOOFDSTUK II. - Definities en toepassingsgebied
Art. 3.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder : 1° milieu-instantie: a) een rechtspersoon of een orgaan opgericht bij of krachtens de Grondwet, een wet, een decreet of een regel bedoeld in artikel 134 van de Grondwet;b) een natuurlijke of rechtspersoon die openbare bestuursfuncties uitoefent, met inbegrip van specifieke taken, activiteiten of diensten met betrekking tot leefmilieu;c) een natuurlijke of rechtspersoon die onder toezicht van een orgaan of persoon als bedoeld onder a) of b) belast is met openbare verantwoordelijkheden of functies of openbare diensten met betrekking tot het milieu verleent. Organen en instellingen met een gerechtelijke bevoegdheid vallen niet onder deze definitie, tenzij ze optreden in een andere functie dan de rechterlijke. De wetgevende vergaderingen en de daaraan verbonden instellingen vallen buiten deze definitie, behalve wanneer zij optreden in een administratieve functie. 2° beschikken: door een milieu-instantie worden beheerd of voor een milieu-instantie worden beheerd;3° schriftelijk: per brief, per fax, per e-mail of per web formulier;4° milieu-informatie: elke informatie, ongeacht de drager en in welke materiele vorm ook, waarover een milieu-instantie beschikt, betreffende: a) de toestand van elementen van het milieu, zoals de atmosfeer, de lucht, de bodem, het land, het water, het landschap, de natuurgebieden, met inbegrip van vochtige biotopen, kust- en zeegebieden, de biologische diversiteit en haar componenten met inbegrip van de genetisch gemodificeerde organismen en de interactie tussen deze elementen;b) de toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens met inbegrip van de verontreiniging van de voedselketen, de levensomstandigheden van personen, voorzover zij worden of kunnen worden aangetast door de onder a) bedoelde elementen van het milieu of, via deze elementen, door een van de factoren zoals bedoeld onder d) of door de maatregelen en activiteiten zoals bedoeld onder e) ;c) de toestand van waardevolle cultuurgebieden en bouwwerken, voorzover zij worden of kunnen worden aangetast door de onder a) bedoelde elementen van het milieu of, via deze elementen, door een van de factoren zoals bedoeld onder d) of door de maatregelen en activiteiten zoals bedoeld onder e) ;d) factoren, zoals stoffen, energie, geluid, straling of afval, met inbegrip van radioactief afval, emissies, lozingen en ander vrijkomen in het milieu van stoffen die de toestand van elementen van het milieu zoals bedoeld onder a) of de toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals bedoeld onder b) aantasten of waarschijnlijk aantasten;e) maatregelen en activiteiten die uitwerking hebben of kunnen hebben op het onder a), b), c) of d) bedoelde elementen;f) maatregelen en activiteiten die tot doel hebben de toestand van elementen van het milieu zoals bedoeld onder a), de toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals bedoeld onder b) of de waardevolle cultuurgebieden en bouwwerken zoals bedoeld onder c) in stand te houden, te beschermen, te herstellen, te ontwikkelen, en druk erop te voorkomen, in te perken of te compenseren;g) kosten-baten - en andere economische analyses en veronderstellingen die worden gebruikt in het kader van de onder e) en f) bedoelde maatregelen en activiteiten;h) verslagen over de toepassing van de milieuwetgeving;5° de aanvraag : de aanvraag tot inzage, uitleg of het ontvangen van een kopie van een milieu-informatie.
Art. 4.§ 1. Deze wet is van toepassing op milieu-instanties bedoeld in artikel 3, 1°, a) en b), waarvan de organisatie en de werking worden geregeld door de federale overheid, evenals op milieu-instanties vermeld in artikel 3, 1°, c), die onder hun toezicht staan. § 2. Deze wet is eveneens van toepassing op de milieu-instanties andere dan deze vermeld in § 1, maar slechts in de mate dat deze wet op gronden die tot federale bevoegdheden behoren, de toegang tot milieu-informatie verbiedt of beperkt.
Art. 5.Deze wet doet geen afbreuk aan wettelijke bepalingen die in een ruimere openbaarheid van bestuur voorzien.
Deze wet blijft van toepassing op milieu-informatie waarvoor specifieke regels van toegang tot informatie bestaan.
Art. 6.Voor de toepassing van deze wet gaan de kennisgevings-, beslissings-, en uitvoeringstermijnen in op de dag na de datum van ontvangst van de aanvraag of van het beroep. HOOFDSTUK III. - Algemene verplichtingen
Art. 7.De briefwisseling uitgaande van een in artikel 4, § 1, bedoelde milieu-instantie vermeldt de naam, de hoedanigheid, het adres en het telefoonnummer van degene die meer inlichtingen kan verstrekken over het dossier.
Art. 8.Elk document waarmee een beslissing of een administratieve rechtshandeling met individuele strekking uitgaande van een milieu-instantie bedoeld in artikel 4, § 1, ter kennis wordt gebracht van een bestuurde, vermeldt de eventuele beroepsmogelijkheden, de bevoegde instanties waarbij het beroep moet worden ingesteld en de geldende vormen en termijnen. Bij ontstentenis neemt de verjaringstermijn voor het indienen van het beroep geen aanvang.
Art. 9.Wanneer een persoon aantoont dat milieu-informatie van een milieu-instantie bedoeld in artikel 4, § 1, onjuiste of onvolledige gegevens bevat die hem betreffen, is die instantie ertoe gehouden de nodige verbeteringen aan te brengen zonder dat het de betrokkene iets kost. De verbetering geschiedt op schriftelijke aanvraag van de betrokkene, onverminderd de toepassing van een door of krachtens de wet voorgeschreven procedure.
De milieu-instantie die niet onmiddellijk op een aanvraag om verbetering kan ingaan of ze afwijst, geeft binnen vijfenveertig dagen aan de verzoeker kennis van de redenen van het uitstel of de afwijzing. In geval van uitstel kan de termijn niet meer dan vijftien dagen worden verlengd. Bij ontstentenis van kennisgeving binnen de gestelde termijn, wordt de aanvraag geacht te zijn afgewezen.
Wanneer de aanvraag wordt gericht tot een milieu-instantie die niet bevoegd is om de verbeteringen aan te brengen, stelt deze de verzoeker daarvan onverwijld in kennis en deelt hem de benaming en het adres mee van de milieu-instantie die, naar haar informatie, daartoe bevoegd is. HOOFDSTUK IV. - Kwaliteit van milieu-informatie
Art. 10.De milieu-instanties bedoeld in artikel 4, § 1, zorgen ervoor dat de milieu-informatie die door hen of op hun vraag samengesteld is en waarover ze beschikken, in de mate van het mogelijke geordend, accuraat, vergelijkbaar en geactualiseerd is. HOOFDSTUK V. - Actieve openbaarheid van milieu-informatie
Art. 11.De bepalingen van Hoofdstuk V zijn van toepassing op de volgende milieu-instanties : - de Federale Overheidsdiensten; - de Programmatorische Federale Overheidsdiensten; - en de instellingen van openbaar nut die onderworpen zijn aan het gezag, de controle of het toezicht van de federale overheid.
Art. 12.Elke milieu-instantie bedoeld in artikel 11 publiceert een beschrijving van haar bevoegdheden en van haar interne organisatie.
Ze neemt de nodige maatregelen om de milieu-informatie, die relevant is voor haar taak en waarover ze beschikt, te ordenen met de bedoeling ze actief en systematisch onder het publiek ter beschikking te stellen, met name door de elektronische communicatie.
Art. 13.Milieu-informatie die in elektronische vorm beschikbaar is, en de milieu-informatie die vanaf 14 februari 2003 is verzameld, wordt op elektronische wijze onder het publiek verspreid.
Art. 14.§ 1. De milieu-instanties bedoeld in artikel 11 zorgen ervoor dat minstens de volgende milieu-informatie, voorzover die betrekking heeft op hun bevoegdheden, op elektronische wijze ter beschikking wordt gesteld : 1° teksten van internationale verdragen, conventies en overeenkomsten inzake of in verband met het milieu die van toepassing zijn op de federale overheid;2° teksten van federale wetgeving inzake of in verband met het milieu;3° de regeringsverklaringen en de regeerakkoorden van de federale regering en de beleidsdocumenten, waaronder de federale beleidsnota's;4° de federale plannen en programma's in verband met het milieu;5° de vooruitgangsverslagen inzake de uitvoering van de onder 1° tot 4° bedoelde aangelegenheden indien die door een milieu-instantie bedoeld in artikel 4, § 1, zijn opgesteld;6° verslagen over de toestand van het milieu die met regelmatige tussenpozen van ten hoogste vier jaar worden gepubliceerd;deze verslagen moeten informatie bevatten over de kwaliteit van en de druk op het milieu; 7° meetgegevens inzake milieu die door de milieu-instanties of namens hen zijn verzameld of die voor hen worden beheerd;8° toelatingen en vergunningen die belangrijke gevolgen hebben voor het milieu, alsmede milieuakkoorden voor zover die tot de federale bevoegdheid behoren; 9°milieueffectbeoordelingen, risico-beoordelingen en veiligheidsrapportages die betrekking hebben op de federale bevoegdheden inzake leefmilieu. § 2. De milieu-instanties bedoeld in artikel 11 kunnen voldoen aan de vereisten bepaald in § 1 door links te creëren naar internetsites waar deze milieu-informatie kan worden gevonden.
Art. 15.Onverminderd eventuele specifieke verplichtingen uit hoofde van de wetgeving, zorgen de milieu-instanties bedoeld in artikel 4, § 1, ervoor dat in geval van een bedreiging van de gezondheid van de mens of het milieu, hetzij veroorzaakt door menselijke activiteiten hetzij ten gevolge van natuurlijke oorzaken, alle informatie waarover zij beschikken en die de bevolking die waarschijnlijk zal worden getroffen in staat kan stellen maatregelen te nemen om de uit de bedreiging voortvloeiende schade te voorkomen of te beperken, onmiddellijk wordt verspreid. HOOFDSTUK VI. - Rapporteringsverplichtingen
Art. 16.De minister bevoegd voor Leefmilieu verzoekt de milieu-instanties bedoeld in artikel 11 ten laatste op 15 juni 2008 en vanaf die datum om de vier jaar, om te voldoen aan hun rapporteringverplichting met betrekking tot de uitvoering van deze wet, die geldt overeenkomstig artikel 9 van richtlijn 2003/4/EG inzake toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van richtlijn 90/313/EEG van de Raad.
De milieu-instanties bedoeld in artikel 11 informeren ten laatste op 1 oktober 2008 en vanaf die datum telkens om de vier jaar, het Directoraat Generaal Leefmilieu van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu over de wijze waarop zij de bepalingen met betrekking tot de toegang tot milieu-informatie krachtens deze wet hebben uitgevoerd, om aan de rapporteringsverplichtingen te kunnen voldoen.
Art. 17.§ 1. Onverminderd de wettelijke rapporteringsverplichtingen, dient de Minister bevoegd voor Leefmilieu om de vier jaar, en uiterlijk op 30 juni van het vierde referentiejaar op basis van de informatie verschaft door de betrokken milieu-instanties een gedetailleerd verslag in bij de federale wetgevende kamers, dat hij gecoördineerd heeft en dat de staat weergeeft van het federale leefmilieubeleid, evenals de staat van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België. Om de twee jaar, en uiterlijk op 30 juni van het tweede referentiejaar, dient de minister van Leefmilieu eveneens een door hem gecoördineerde samenvattende nota in bij de federale wetgevende kamers met betrekking tot de voornaamste milieu-indicatoren. § 2. De Koning stelt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de nadere regels vast volgens welke de in de § 1 bedoelde rapportering dient te gebeuren. HOOFDSTUK VII. - Passieve openbaarheid van milieu-informatie Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 18.§ 1. Eenieder die erom verzoekt, heeft het recht om volgens de voorwaarden bepaald in deze wet, alle milieu-informatie waarover een milieu-instantie beschikt ter plaatse in te zien, er uitleg over te krijgen en er een kopie van te ontvangen. § 2. De aanvrager moet geen belang aantonen.
Art. 19.§ 1. De inzage van een milieu-informatie en de uitleg hierover zijn kosteloos. § 2. Het ontvangen van een kopie van een milieu-informatie kan worden onderworpen aan het betalen van een vergoeding waarvan de Koning het bedrag vaststelt en die niet hoger mag zijn dan de kostprijs. § 3. De personeelsleden van milieu-instanties zijn verplicht om eenieder die toegang zoekt tot milieu-informatie, hierbij behulpzaam te zijn.
Art. 20.De milieu-instanties bedoeld in artikel 4, § 1, stellen een lijst op van milieu-informatie die onmiddellijk ter plaatse geraadpleegd moet kunnen worden en waarvan de aanvrager onmiddellijk een kopie kan ontvangen. Afdeling 2. - Indiening van de aanvraag
Art. 21.§ 1. De aanvraag wordt schriftelijk ingediend. Ze vermeldt duidelijk de aangelegenheid waarover het gaat, indien mogelijk de milieu-informatie in kwestie, de vorm of het elektronisch formaat waarin de informatie bij voorkeur ter beschikking wordt gesteld, alsook de naam en het correspondentieadres van de aanvrager. Ze kan ook een voorstel van termijn bevatten waarbinnen de aanvrager de milieu-informatie wenst te ontvangen. § 2. De aanvraag is gericht aan de milieu-instantie die over de milieu-informatie beschikt.
Als de aanvraag wordt gericht aan een milieu-instantie die niet over de milieu-informatie beschikt, dan stuurt deze de aanvraag zo spoedig mogelijk door naar de milieu-instantie die vermoedelijk over de milieu-informatie beschikt. De aanvrager wordt hiervan onmiddellijk op de hoogte gebracht. § 3. De milieu-instantie die een aanvraag ontvangt en over de milieu-informatie beschikt, noteert dit onmiddellijk in een register, met vermelding van de datum van ontvangst. De milieu-instantie stuurt de aanvrager tegelijkertijd een ontvangstmelding.
De aanvrager heeft een onmiddellijk recht van toegang tot de registratiegegevens van zijn aanvraag. Afdeling 3. - Behandeling van de aanvraag
Art. 22.§ 1. Rekening houdende met de bepalingen van hoofdstuk VII, behandelt de milieu-instantie de aanvraag ten gronde, en deelt haar positieve, gedeeltelijke positieve of negatieve beslissing zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen de dertig kalenderdagen mee aan de aanvrager.
De beslissing over de aanvraag wordt genomen, onverminderd delegatie, door een bevoegd leidinggevend personeelslid van een milieu-instantie die over de milieu-informatie beschikt. Beschikt de milieu-instantie niet over personeel, dan wordt de beslissing genomen door de bevoegde persoon overeenkomstig de toepasselijke regelgeving en statuten. § 2. Als de aanvraag kennelijk te vaag is geformuleerd, verzoekt de milieu-instantie zo spoedig mogelijk de aanvrager zijn aanvraag te verduidelijken of te vervolledigen.
De milieu-instantie deelt mee waarom de aanvraag kennelijk te vaag geformuleerd is. Voorzover dat mogelijk is, geeft ze tevens aan welke gegevens over de gevraagde informatie nodig zijn om de aanvraag verder te kunnen behandelen.
Een nieuwe termijn van dertig dagen begint te lopen voor de milieu-instantie vanaf het moment dat de aanvrager zijn aanvraag heeft verduidelijkt of vervolledigd. § 3. Als de milieu-instantie oordeelt dat de toetsing van de aanvraag tot openbaarmaking op basis van de uitzonderingsgronden, bedoeld in artikelen 27 tot 32, of op basis van de omvang van de aanvraag, moeilijk tijdig uit te voeren is, dan deelt ze binnen de termijn vermeld in § 1 aan de aanvrager mee dat de mededelingstermijn van de beslissing tot vijfenveertig kalenderdagen wordt verlengd. De verlengingsbeslissing vermeldt de reden of de redenen voor het uitstel. § 4. Indien de aanvraag wordt afgewezen op grond van artikel 32, § 1, dan deelt de milieu-instantie mee wie verantwoordelijk is voor de verdere afwerking van de gevraagde milieu-informatie en binnen welke termijn dit vermoedelijk zal gebeuren. § 5. De negatieve of gedeeltelijk positieve beslissing bevat de reden voor de weigering alsook de beroepsprocedures zoals bedoeld in de artikelen 35 en volgende. Deze motiveringsverplichting mag evenwel niet : 1° de uitwendige veiligheid van de Staat in het gedrang brengen;2° de openbare orde verstoren;3° afbreuk doen aan de eerbied voor het privé-leven;4° afbreuk doen aan de bepalingen inzake de zwijgplicht. § 6. In voorkomend geval, motiveert de milieu-instantie waarom zij de milieu-informatie niet ter beschikking kan stellen van de aanvrager binnen de door hem voorgestelde termijn.
Art. 23.De milieu-instantie voert de positieve of gedeeltelijk positieve beslissing bedoeld in artikel 22, §§ 1 en 2, zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen de dertig kalenderdagen uit. Bij een verlengingsbeslissing overeenkomstig artikel 22, § 3, wordt die termijn van uitvoering gebracht op uiterlijk vijfenveertig kalenderdagen.
Art. 24.De milieu-instanties geven, als de informatie voorhanden is en hierom wordt gevraagd, aan welke meetmethodes zijn gebruikt bij het samenstellen van de informatie met inbegrip van de methodes voor analysering, monstername en voorbehandeling van de monsters, of ze verwijzen naar een gebruikte standaardprocedure.
Art. 25.Als de milieu-informatie op de gevraagde drager, in de gevraagde vorm en in het gevraagde elektronisch formaat beschikbaar is of redelijkerwijze kan ter beschikking worden gesteld, bezorgt de milieu-instantie die over de informatie beschikt het desbetreffende bestuursdocument op de gevraagde drager, in de gevraagde vorm en in het gevraagde elektronisch formaat.
Als dit niet mogelijk is, dan deelt de milieu-instantie in haar beslissing aan de aanvrager mee op welke andere drager of in welke andere vorm of vormen of in welk ander formaat het bestuursdocument inzake leefmilieu beschikbaar is of redelijkerwijze kan ter beschikking worden gesteld.
Art. 26.Als de aanvrager gebruik wenst te maken van zijn recht op inzage, stelt de milieu-instantie die over de milieu-informatie beschikt in overleg met de aanvrager de plaats, de datum en het tijdstip van inzage vast. HOOFDSTUK VIII. - Uitzonderingen op de openbaarheid
Art. 27.§ 1. Voor elke milieu-informatie die het voorwerp uitmaakt van een vraag tot openbaarmaking, gaat de milieu-instantie die de aanvraag ontvangst na of er uitzonderingen van toepassing zijn. Ze wijst de aanvraag af als het publiek belang van de openbaarmaking niet opweegt tegen de bescherming van een van de volgende belangen : 1° de fundamentele rechten en vrijheden van de bestuurden en in het bijzonder de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, tenzij de betrokken persoon met de openbaarmaking instemt;2° de openbare orde, de openbare veiligheid, hierin inbegrepen de fysieke beveiliging van radioactieve stoffen, of de verdediging van het land;3° het vertrouwelijk karakter van de federale internationale betrekkingen van België en van de betrekkingen van België met de supranationale instellingen en van betrekkingen van de federale overheid met de gemeenschappen en gewesten;4° de opsporing of vervolging van sanctioneerbare feiten;5° de rechtspleging in een burgerlijk of administratief rechtsgeding en de mogelijkheid voor eenieder om een eerlijk proces te verkrijgen;6° het geheim van de beraadslagingen van de federale regering en van de verantwoordelijke overheden die ervan afhangen;7° het vertrouwelijk karakter van commerciële en industriële informatie, wanneer deze informatie wordt beschermd om een gelegitimeerd economisch belang te vrijwaren, tenzij degene van wie de informatie afkomstig is met de openbaarmaking instemt;8° wanneer de aanvraag betrekking heeft op een advies of een mening die een derde vrijwillig en vertrouwelijk aan een milieu-instantie heeft meegedeeld en waarvan hij uitdrukkelijk heeft gevraagd het als vertrouwelijk te behandelen tenzij hij met de openbaarmaking instemt;9° de bescherming van het milieu waarop de informatie betrekking heeft. § 2. Voorzover de verzochte informatie betrekking heeft op emissies in het milieu, zijn de in § 1, 1°, 6°, 7°, 8° en 9°, genoemde uitzonderingsgronden niet van toepassing.
Voor de in § 1, 2°, 3°, 4°, en 5° bedoelde uitzonderingsgronden wordt in aanmerking genomen dat de verzochte informatie betrekking heeft op emissies in het milieu.
Art. 28.Wat de milieu-informatie betreft die overeenkomstig artikel 14 moet of kan worden gepubliceerd, gaat de milieu-instantie na of de in artikel 27, § 1, bedoelde uitzonderingen van toepassing zijn. Ze publiceert de milieu-informatie niet indien het algemeen belang niet opweegt tegen de bescherming van een van de door de uitzonderingen bedoelde belangen.
Overeenkomstig artikel 27, § 2, houdt de milieu-instantie rekening met het feit dat deze milieu-informatie al dan niet betrekking heeft op emissies in het milieu.
Art. 29.De in deze wet bepaalde uitzonderingen gelden onverminderd de andere bij decreet of een regel bedoeld in artikel 134 van de Grondwet bepaalde uitzonderingen met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheden van de gemeenschappen of de gewesten.
Art. 30.Wanneer de aanvraag betrekking heeft op milieu-informatie waarin een auteursrechtelijk beschermd werk is opgenomen, is de toestemming van de auteur of van de persoon aan wie de rechten van deze zijn overgegaan niet vereist om ter plaatste inzage van het document te verlenen of uitleg erover te verstrekken.
Wanneer de aanvraag betrekking heeft op milieu-informatie waarin een auteursrechtelijk beschermd werk is opgenomen, is de toestemming van de auteur of van de persoon aan wie de rechten van deze zijn overgegaan vereist overeenkomstig de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten voor de mededeling ervan in de vorm van een kopie. In elk afzonderlijk geval dient het algemeen belang dat is gediend met de openbaarmaking te worden afgewogen tegen het specifieke belang dat is gediend met de weigering om openbaar te maken.
Art. 31.Een milieu-informatie wordt gedeeltelijk openbaar gemaakt als informatie waarop een uitzondering van toepassing is samen met andere informatie in een milieu-informatie vervat zit, en het mogelijk is om de genoemde informatie te scheiden van de andere informatie.
In het geval bedoeld in het eerste lid vermeldt de milieu-instantie uitdrukkelijk in haar beslissing dat de milieu-informatie slechts gedeeltelijk openbaar mag worden gemaakt. Ze geeft in de mate van het mogelijke aan op welke plaatsen informatie werd weggelaten en op grond van welke bepaling dit gebeurde.
Art. 32.§ 1. De milieu-instantie kan een aanvraag afwijzen wanneer de aanvraag betrekking heeft op milieu-informatie die onvoltooid is of die niet af is en waarvan de openbaarmaking aanleiding kan geven tot misvatting. In elk afzonderlijk geval dient het algemeen belang dat is gediend met openbaarmaking te worden afgewogen tegen het specifieke belang dat is gediend met de weigering om openbaar te maken. § 2. De milieu-instantie wijst een aanvraag af wanneer : 1° de aanvraag kennelijk onredelijk is;2° overeenkomstig artikel 22, § 2, de aanvraag kennelijk te algemeen geformuleerd blijft, na een verzoek van de milieu-instantie tot herformulering van de aanvraag. HOOFDSTUK IX. - Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie
Art. 33.§ 1. Er wordt een federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie opgericht.
De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de samenstelling en de werkwijze van deze Commissie. § 2. De leden van de federale Beroepscommissie voor toegang tot milieu-informatie worden door de Koning benoemd.
Art. 34.De federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie oefent zijn taak volledig onafhankelijk en neutraal uit. Bij de behandeling van de beroepen mag ze geen instructies ontvangen. Afdeling 1. - Beroepsprocedure in het kader van de passieve
openbaarheid van bestuur
Art. 35.De aanvrager kan beroep instellen bij de federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie tegen een beslissing van een milieu-instantie bedoeld in artikel 4, § 1, of na het verstrijken van de termijn waarbinnen de beslissing moest worden genomen, of in geval van weigering van uitvoering of een onwillige uitvoering van een beslissing of enige andere moeilijkheid die hij ondervindt bij de uitoefening van de rechten die deze wet toekent.
Art. 36.Het beroep moet schriftelijk worden ingediend binnen een termijn van zestig kalenderdagen die, naargelang het geval, ingaat: - de dag na het versturen van de beslissing bedoeld in artikel 22, §§ 1 of 3; - de dag na het verstrijken van de uitvoeringstermijn, bedoeld in artikel 23.
Bij ontstentenis van een beslissing, neemt de beroepstermijn bedoeld in het eerste lid geen aanvang.
Art. 37.§ 1. De federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie die een beroep ontvangt, noteert dit onmiddellijk in een register, met vermelding van de datum van ontvangst. § 2. De aanvrager die het beroep heeft ingesteld en de betrokken milieu-instantie hebben een onmiddellijk recht van toegang tot de registratiegegevens van het beroep. § 3. De federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie brengt de in artikel 4, § 1, bedoelde milieu-instantie onmiddellijk op de hoogte van het beroep en stuurt de indiener van het beroep tegelijkertijd een ontvangstmelding.
Art. 38.§ 1. De federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie spreekt zich zo spoedig mogelijk uit over het beroep en brengt haar beslissing uiterlijk binnen een termijn van dertig kalenderdagen schriftelijk ter kennis van de aanvrager en de milieu-instantie. § 2. Als de federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie oordeelt dat de gevraagde informatie moeilijk tijdig te verzamelen is, of als de toetsing van de aanvraag tot openbaarmaking aan de uitzonderingsgronden, bedoeld in artikelen 27 tot 32 moeilijk tijdig uit te voeren is, deelt ze binnen de termijn vermeld in § 1 aan de indiener van het beroep mee dat de mededelingstermijn van de beslissing tot vijfenveertig kalenderdagen wordt verlengd. De verlengingsbeslissing vermeldt de reden of de redenen van het uitstel.
Art. 39.§ 1. De milieu-instantie die de informatie in haar bezit heeft, voert de beslissing tot inwilliging van het beroep zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen veertig kalenderdagen uit. Bij de verlengingsbeslissing, bedoeld in artikel 38, § 2, wordt de termijn van uitvoering gebracht op maximum vijfenvijftig kalenderdagen. § 2. Als de milieu-instantie de beslissing niet heeft uitgevoerd binnen de termijn bedoeld in de § 1, dan voert de federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie als zij in het bezit is van de gevraagde milieu-informatie, de beslissing zo snel mogelijk uit.
Art. 40.De federale beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie kan, als er een beroep aanhangig wordt gemaakt, alle nuttige informatie ter plaatse inzien of ze opvragen bij de betrokken milieu-instantie.
Deze Commissie kan alle betrokken partijen en deskundigen horen en de personeelsleden van de betrokken milieu-instantie om aanvullende inlichtingen vragen. Afdeling 2. - Advies bevoegdheid
Art. 41.§ 1. De federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie brengt een advies uit, hetzij uit eigen beweging, hetzij op vraag van de regering, van de federale wetgevende kamers of van de milieu-instanties bedoeld in artikel 4, § 1, over elke aangelegenheid die betrekking heeft op de toepassing van de grondbeginselen van het recht van toegang tot milieu-informatie, in het kader van deze wet. § 2. Elke vraag om advies wordt bij de federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie schriftelijk ingediend.
Art. 42.De adviezen van de federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie zijn met redenen omkleed. HOOFDSTUK X. - Opheffings- en slotbepalingen
Art. 43.In de wet van 12 november 1997 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en gemeenten wordt een artikel 2bis ingevoegd, luidend als volg : «
Art. 2bis.Deze wet is niet van toepassing op bestuursdocumenten inzake milieu die betrekking hebben op de organisatie van en het beleid inzake de politie, met inbegrip van artikel 135, § 2, van de nieuwe Gemeentewet, en de brandweer. ».
Art. 44.In de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur worden opgeheven : 1° In artikel 1, tweede lid, de litteras 4° en 5°, ingevoegd bij de wet van 26 juni 2000;2° In artikel 6, de § 2bis, ingevoegd bij de wet van 26 juni 2000; 3°In artikel 6, § 5, derde lid, ingevoegd bij de wet van 26 juni 2000.
Art. 45.Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 5 augustus 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Leefmilieu, B. TOBBACK Met 's Land zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mme L. ONKELINX