Etaamb.openjustice.be
Decreet van 24 mei 2018
gepubliceerd op 06 juni 2018

Decreet tot omzetting van Richtlijn 2014/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2004 tot wijziging van Richtlijn 2011/92/EU betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten en tot wijziging van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning wat betreft de dematerialisatie en de administratieve vereenvoudiging en diverse bepalingen

bron
waalse overheidsdienst
numac
2018202802
pub.
06/06/2018
prom.
24/05/2018
ELI
eli/decreet/2018/05/24/2018202802/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

24 MEI 2018. - Decreet tot omzetting van Richtlijn 2014/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2004 tot wijziging van Richtlijn 2011/92/EU betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten en tot wijziging van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning wat betreft de dematerialisatie en de administratieve vereenvoudiging en diverse bepalingen (1)


Het Waals Parlement heeft aangenomen en Wij, Waalse Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Bij dit decreet wordt Richtlijn 2014/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van Richtlijn 2011/92/EG betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten gedeeltelijk omgezet. HOOFDSTUK II. - Bepalingen houdende wijziging van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning

Art. 2.In artikel 10, § 1, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, wordt het vierde lid, ingevoegd bij het decreet van 22 juli 2010, vervangen door wat volgt : "In afwijking van het derde lid zijn de termijnen van de procedure van behandeling van de vergunning die welke van toepassing zijn op de inrichtingen van klasse 1, wanneer het gaat om een verbouwing of uitbreiding van een inrichting onderworpen aan het samenwerkingsakkoord van 16 februari 2016 tussen de Federale Overheid, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende het opvangen van de risico's inherent aan zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken."

Art. 3.In artikel 14 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 3 februari 2005 en 13 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt : " § 3.De aangifte is onvolledig als krachtens paragraaf 2 vereiste gegevens of stukken ontbreken.

De aangifte is niet-ontvankelijk : 1° als ze in strijd met paragraaf 1 is ingediend;2° als ze twee keer onvolledig wordt geacht; 3° als de aangever de ontbrekende gegevens en stukken niet verstrekt binnen de termijn bedoeld in paragraaf 4bis;"; 2° paragraaf 4 wordt vervangen door wat volgt : " § 4.De bevoegde overheid stuurt de aangever de beslissing over de volledigheid en ontvankelijkheid van de aangifte binnen vijftien dagen te rekenen van de dag waarop zij de aangifte heeft ontvangen.

Indien de aangifte onvolledig is, stuurt de bevoegde overheid de aangever een lijst van de ontbrekende stukken en gegevens en vermeldt ze dat de procedure weer opgestart wordt op de datum van ontvangst ervan door de bevoegde overheid."; 3° de paragrafen 4bis en 4ter worden ingevoegd, luidend als volgt : " § 4bis.De aangever stuurt de gevraagde bijkomende stukken aan de bevoegde overheid binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen van de datum van verzending van de aanvraag van bijkomende stukken. Als de aangever de gevraagde bijkomende stukken niet binnen de voorgeschreven termijn heeft ingediend, verklaart de bevoegde overheid de aanvraag onontvankelijk. Wanneer de aangifte op papier is verstuurd, worden de bijkomende stukken verstrekt in evenveel exemplaren als de aangifte er telde.

Binnen vijftien dagen na ontvangst van de bijkomende stukken door de bevoegde overheid, stuurt ze de aangever haar beslissing betreffende de volledigheid en de ontvankelijkheid van de aangifte.

Als de bevoegde overheid de beslissing bedoeld in paragraaf 4 of die bedoeld in het tweede lid, niet aan de aangever heeft gestuurd, wordt de aangifte als ontvankelijk en volledig beschouwd, na afloop van de termijnen waarin deze bepalingen voorzien. § 4ter. De beslissing waarbij de aangifte volledig en ontvankelijk wordt verklaard kan bepalen dat bijkomende voorwaarden zoals bedoeld in paragraaf 5 zouden kunnen worden opgelegd. De bevoegde overheid geeft de technisch ambtenaar en het gemeentecollege onmiddellijk kennis als ze niet de bevoegde overheid zijn."; 4° in paragraaf 5 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid worden de woorden "dertig dagen, te rekenen van de datum waarop de aangifte in ontvangst is genomen" vervangen door de woorden "dertig dagen, te rekenen van de datum waarop de bevoegde overheid de beslissing waarbij de aangifte volledig en ontvankelijk wordt verklaard, aan de aangever heeft verstuurd."; b) het derde lid opgeheven;c) in het vierde lid, dat het derde lid is geworden, wordt het woord "Ze" vervangen door de woorden "De bijkomende voorwaarden".

Art. 4.Artikel 15 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 13 maart 2014, wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 15.De aangever mag de inrichting beginnen te exploiteren : 1° in het geval bedoeld in artikel 14, § 4bis, derde lid;2° wanneer de beslissing waarbij de aangifte volledig en ontvankelijk wordt verklaard, niet bepaalt dat bijkomende voorwaarden zoals die bedoeld in artikel 14, § 5, zouden kunnen worden opgelegd; 3° dertig dagen te rekenen van de datum waarop de bevoegde overheid de beslissing ter bevestiging van de volledigheid en ontvankelijkheid van de aangifte aan de aangever heeft verstuurd indien de bevoegde overheid bijkomende voorwaarden overeenkomstig artikel 14, § 5 oplegt.".

Art. 5.In artikel 16 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 3 februari 2005 en 22 november 2007, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : "Op straffe van onontvankelijkheid wordt de milieuvergunningsaanvraag, samen met het stortingsbewijs van het dossierrecht bedoeld in artikel 177, hetzij langs de elektronische weg, hetzij op papier, volledig verstuurd aan het gemeentecollege van de gemeente op het grondgebied waarvan de inrichting gelegen is.".

Art. 6.Artikel 18 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 3 februari 2015 en 22 november 2007, wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 18.Het gemeentebestuur stuurt de aanvraag aan de technisch ambtenaar binnen drie werkdagen te rekenen van de dag van ontvangst ervan. Het verwittigt gelijktijdig de aanvrager bij gewone brief als de aanvraag op papier is verstuurd of langs elektronische weg als de aanvraag langs elektronische weg is verstuurd.

Als het gemeentebestuur de aanvraag niet binnen de in het eerste lid bedoelde termijn heeft gezonden, kan de aanvrager zich rechtstreeks tot de technisch ambtenaar wenden door hem een afschrift te sturen met de aanvraag die hij aanvankelijk aan het gemeentecollege heeft gericht. Als de aanvraag langs elektronische weg is verstuurd, deelt de aanvrager de technisch ambtenaar mee dat de aanvraag eerst langs elektronische weg aan het gemeentecollege is gericht.".

Art. 7.In artikel 19, tweede lid, 3°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 27 oktober 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 3° worden de woorden "niet indient" vervangen door de woorden "niet verstuurt";2° het tweede lid wordt aangevuld met een punt 4°, luidend als volgt : "4° als de ontvangen bijkomende stukken niet zijn verstuurd volgens de wijze van verzending die aanvankelijk door de aanvrager is gekozen".

Art. 8.In artikel 20 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 3 februari 2005 en gewijzigd bij het decreet van 27 oktober 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : "De aangever stuurt de gevraagde bijkomende stukken aan de gemeente binnen een termijn van honderd tachtig dagen, te rekenen van de datum van verzending van de aanvraag van de stukken.Als de aanvrager de gevraagde bijkomende stukken niet binnen de opgelegde termijn heeft verstuurd, licht het gemeentebestuur de technisch ambtenaar daarover in binnen een termijn van tien dagen te rekenen van de dag die aan de aanvrager was opgelegd om de bijkomende stukken te sturen. In dat geval verklaart de technisch ambtenaar de aanvraag onontvankelijk.

Wanneer de vergunningsaanvraag op papier is verstuurd, worden de bijkomende stukken verstrekt in evenveel exemplaren als de aanvankelijke vergunningsaanvraag er telt."; 2° in paragraaf 2, tweede lid, wordt de zin "Het gemeentebestuur bewaart een exemplaar van de bijkomende stukken." vervangen door de volgende zin : "Wanneer de vergunningsaanvraag op papier is verstuurd, bewaart het gemeentebestuur een exemplaar van de bijkomende stukken."; 3° in paragraaf 2 wordt het derde lid vervangen door wat volgt : "Het gemeentebestuur geeft de aanvrager kennis van de datum van ontvangst van de bijkomende stukken door de technisch ambtenaar."; 4° in paragraaf 2 wordt het vierde lid aangevuld met de volgende zin : "Als de bijkomende stukken langs elektronische weg zijn verstuurd, deelt de aanvrager de technisch ambtenaar mee dat bedoelde bijkomende stukken eerst langs elektronische weg aan het gemeentebestuur zijn gericht."; 5° in paragraaf 3 wordt het tweede lid vervangen als volgt : "Als de technisch ambtenaar de aanvraag een tweede keer onvolledig bevindt, verklaart hij ze onontvankelijk. De ambtenaar verklaart ook dat de aanvraag onontvankelijk is, als de ontvangen bijkomende stukken niet zijn verstuurd volgens de wijze van verzending die aanvankelijk door de aanvrager is gekozen.".

Art. 9.In artikel 23 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In punt 1° worden de woorden "volledig en" ingevoegd tussen het woord "aanvraag" en het woord "ontvankelijk";2° In punt 2° worden de woorden "volledig en" ingevoegd tussen het woord "aanvraag" en het woord "ontvankelijk".

Art. 10.In artikel 35, § 1, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 3 februari 2005 en gewijzigd bij de decreten van 22 november 2007 en 23 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste en in het tweede lid vervallen de woorden "alsook, bij gewone post, naar elke geraadpleegde overheid of administratie"; 2° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidend als volgt : "Volgens de wijze van verzending van de documenten die tijdens de procedure van behandeling door elke geraadpleegde overheid of administratie wordt gekozen, verstuurt de bevoegde overheid haar beslissing aan bedoelde instanties hetzij op papier, hetzij langs elektronische weg, binnen de termijn bedoeld in het eerste lid."; 3° tussen het derde en het vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidend als volgt : "Volgens de wijze van verzending van de documenten die tijdens de procedure van behandeling door elke geraadpleegde overheid of administratie wordt gekozen, verstuurt de bevoegde overheid haar beslissing aan bedoelde instanties hetzij op papier, hetzij langs elektronische weg, binnen de termijn bedoeld in het derde lid."; 4° in het vijfde lid worden de woorden "deelt de bevoegde autoriteit ook de beslissing bedoeld in het eerste en het tweede lid mee aan" vervangen door de woorden "verstuurt de bevoegde autoriteit ook de beslissing bedoeld in het eerste en het tweede lid aan".

Art. 11.In artikel 37, vijfde lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 23 juni 2016, worden de woorden "maakt de bevoegde autoriteit ook het syntheserapport over aan" vervangen door de woorden "verstuurt de bevoegde autoriteit ook het syntheserapport aan".

Art. 12.Artikel 38 van hetzelfde decreet, hersteld bij het decreet van 24 oktober 2013, wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt : "De Regering kan vrijstellen van de bekendmaking van de plannen.".

Art. 13.In artikel 40 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 7, vijfde lid, worden de woorden "deelt de bevoegde autoriteit ook de beslissing bedoeld in het eerste en het tweede lid mee aan" vervangen door de woorden "verstuurt de bevoegde autoriteit ook de beslissing bedoeld in het eerste en het tweede lid aan";2° in paragraaf 8, tweede lid, worden de woorden "maakt de bevoegde autoriteit ook het syntheserapport over aan" vervangen door de woorden "verstuurt de bevoegde autoriteit ook het syntheserapport aan".

Art. 14.In artikel 45, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet, wordt de inleidende zin "De beslissing waarbij de vergunning wordt verleend, vermeldt op zijn minst : " vervangen door de zin : "Onverminderd artikel D.64 van Boek I van het Milieuwetboek, vermeldt de beslissing waarbij de vergunning wordt verleend, op zijn minst : "

Art. 15.In artikel 50, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 4 juli 2002 en 23 juni 2016, worden de woorden "een windturbine" vervangen door de woorden "een windmolenpark".

Art. 16.Artikel 53 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidend als volgt : " § 3. De vervaltermijn wordt van rechtswege opgeschort gedurende de hele procedure, namelijk vanaf de indiening van het verzoek tot aan de kennisgeving van de eindbeslissing, wanneer een beroep tot nietigverklaring bij de Raad van State ingediend is tegen de vergunning of wanneer een aanvraag tot onderbreking van de vergunde werken hangende is bij een rechtbank van de gerechtelijke orde. Als de begunstigde van de omstreden vergunning niet de hoedanigheid van partij in het geding heeft, geeft de overheid die de vergunning heeft toegekend, of de technisch ambtenaar, voor de door de Regering toegekende vergunningen, de begunstigde kennis van de aanvang en van het einde van de periode waarin de vervaltermijn opgeschort is."

Art. 17.In artikel 55, § 7, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 4 juli 2002, 19 september 2002 en 22 november 2007, wordt het volgende lid ingevoegd tussen het derde en het vierde lid : "Op straffe van onontvankelijkheid gaat het beroep vergezeld van het stortingsbewijs van het dossierrecht bedoeld in artikel 177 en wordt verstuurd aan de inzake beroepen bevoegde technisch ambtenaar.".

Art. 18.In artikel 58, § 3, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 23 juni 2016, worden de woorden "Ze leggen de lijst van de genoteerde producten, stoffen of afval en die van de genomen voorzorgsmaatregelen onmiddellijk over aan" vervangen door de woorden "Ze versturen de lijst van de genoteerde producten, stoffen of afval en die van de genomen voorzorgsmaatregelen onmiddellijk aan".

Art. 19.In artikel 60, § 1, van hetzelfde decreet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "de overheid die bevoegd is om de vergunning in eerste instantie af te geven" vervangen door de woorden "de technisch ambtenaar"; 2° het derde lid wordt vervangen door wat volgt : "De technisch ambtenaar verleent onmiddellijk akte van zijn verklaring aan de overnemer en stelt het (de) gemeentecollege(s) van de gemeente op het grondgebied waarvan de inrichting gevestigd is, in kennis daarvan."; 3° het wordt aangevuld met een nieuw lid, luidend als volgt : "De Regering bepaalt de vorm, de inhoud en de proceduremodaliteiten inzake de gezamenlijke mededeling."

Art. 20.Artikel 63 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 5 juni 2008, wordt opgeheven.

Art. 21.In artikel 65, § 1, van hetzelfde decreet, laatst gewijzigd bij het decreet van 24 oktober 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt : " § 1.De bevoegde overheid bedoeld in artikel 13 kan de specifieke exploitatienormen aanvullen of wijzigen : 1° als ze vaststelt dat ze niet meer geschikt zijn om de in artikel 2 bedoelde risico's, hinder of ongemakken te voorkomen, te beperken of te verhelpen;2° om, zo nodig, te zorgen voor de inachtneming van de door de Regering bepaalde immissienormen;3° om zo nodig te zorgen voor de inachtneming van de eisen inzake de bewaking en de rapportage van de emissies van de installaties, met name de gespecificeerde broeikasgasemissies van de installaties;4° wat betreft de inrichtingen die een installatie voor het beheer van afval van winningsindustrieën, zoals bepaald door de Regering, vormen, indien zulks nodig blijkt te zijn : a) ingevolge een ingrijpende wijziging in de exploitatie van de installatie.Onder ingrijpende wijziging wordt verstaan een wijziging in de structuur of de exploitatie van de installatie die, naar het oordeel van de technisch ambtenaar, belangrijke negatieve gevolgen kan hebben voor de menselijke gezondheid of voor het milieu; b) ingevolge een gebeurtenis die de stabiliteit van de installatie in het gedrang kan brengen of ingevolge een belangrijk nadelig milieueffect aan het licht gebracht via de controle- en toezichtsprocedures;c) via de uitwisseling van informatie over een belangrijke ontwikkeling van de beste beschikbare technieken, bedoeld in artikel 21, § 3, van Richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën en houdende wijziging van Richtlijn 2004/35/EG. De Regering bepaalt de vorm en het inhoud van het voorstel tot aanvulling of tot wijziging van de specifieke exploitatievoorwaarden en van de aanvraag tot aanvulling of tot wijziging van de specifieke exploitatievoorwaarden alsook het aantal in te dienen exemplaren. § 2. Op straffe van onontvankelijkheid wordt de aanvraag tot aanvulling of tot wijziging van de specifieke exploitatievoorwaarden bedoeld in artikel 67, vergezeld van het stortingsbewijs van het dossierrecht bedoeld in artikel 177, hetzij langs elektronische weg, hetzij op papier, volledig verstuurd aan de bevoegde overheid bedoeld in artikel 13.

Binnen een termijn van drie werkdagen te rekenen van de dag van ontvangst van de aanvraag verstuurt de bevoegde overheid bedoeld in artikel 13 bedoeld verzoek aan de technisch ambtenaar als hij de bevoegde overheid niet is. Ze verwittigt gelijktijdig de aanvrager op papier als de aanvraag op papier is verstuurd of langs elektronische weg als de aanvraag langs elektronische weg is verstuurd.

Als de bevoegde overheid bedoeld in artikel 13 de aanvraag tot aanvulling of tot wijziging van de bijzondere exploitatievoorwaarden niet binnen de termijn bedoeld in het tweede lid aan de technisch ambtenaar heeft verstuurd, kan de aanvrager de zaak rechtstreeks aanhangig maken bij de technisch ambtenaar door hem een afschrift toe te sturen van de aanvraag die hij aanvankelijk bij de bevoegde overheid heeft ingediend. Als de aanvraag langs elektronische weg is verstuurd, verwittigt de aanvrager de technisch ambtenaar dat de aanvraag eerst langs elektronische weg aan de bevoegde overheid bedoeld in artikel 13 is gericht. § 3. Op straffe van onontvankelijkheid verstuurt de bevoegde overheid bedoeld in artikel 13 haar voorstel tot aanvulling of tot wijziging van de specifieke exploitatievoorwaarden, vergezeld van het stortingsbewijs van het dossierrecht bedoeld in artikel 177, hetzij langs elektronische weg, hetzij op papier : 1° aan de technisch ambtenaar, wanneer hij niet de bevoegde overheid is;2° aan de exploitant;3° aan het gemeentecollege van de gemeente(n) op het grondgebied waarvan de inrichting gelegen is, wanneer bedoelde inrichting niet de bevoegde overheid is. § 4. Wanneer hij niet de bevoegde overheid is, verklaart de technisch ambtenaar het voorstel of de aanvraag onontvankelijk als ze in strijd met paragraaf 1, tweede lid zijn ingediend.

Wanneer hij niet de bevoegde overheid is, verstuurt de technisch ambtenaar de beslissing waarbij de ontvankelijkheid van de aanvraag wordt bevestigd, aan de aanvrager en aan de auteur van het voorstel binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen van de datum waarop hij de aanvraag in ontvangst neemt.

In deze beslissing wijst de technisch ambtenaar de te raadplegen instanties aan en brengt hij een advies uit over de noodzaak tot organisatie van een openbaar onderzoek. Als dat het geval is, vermeldt hij de gemeenten waarin het onderzoek zal moeten worden georganiseerd.

Bij gebrek aan advies binnen die termijn wordt een openbaar onderzoek georganiseerd.

Wanneer de technisch ambtenaar niet de bevoegde overheid is en de beslissing bedoeld in het tweede lid aan de aanvrager en aan de auteur van het voorstel niet heeft verstuurd, wordt de aanvraag als ontvankelijk beschouwd na afloop van de voorgeschreven termijn. De procedure wordt voortgezet. § 5. Als hij de bevoegde overheid is, zendt de technisch ambtenaar zijn beslissing om een openbaar onderzoek te organiseren, aan het gemeentecollege gelijktijdig met de verzending van zijn voorstel aan het gemeentecollege van de gemeente(n) op het grondgebied waarvan de inrichting gelegen is.

Het voorstel tot aanvulling of tot wijziging van de specifieke exploitatievoorwaarden of de aanvraag tot aanvulling of tot wijziging van de specifieke exploitatievoorwaarden wordt onderworpen aan een openbaar onderzoek volgens de modaliteiten van Boel I van het Milieuwetboek wanneer dit voorstel of deze aanvraag : 1° betrekking heeft op het geval waarin de door een inrichting veroorzaakte vervuiling zo omvangrijk is dat het aangewezen is de bestaande emissiegrenswaarden van een vergunning te herzien of in nieuwe emissiegrenswaarden te voorzien;2° van aard is dat het/ze de risico's, hinder en ongemakken bedoeld in artikel 2 doet toenemen;3° op een van de gevallen bedoeld in het eerste lid, 4° betrekking heeft;4° de toepassing van artikel 7bis, § 2, beoogt. De adviesorganen bedoeld in paragraaf 4, derde lid, sturen hun advies aan de technisch ambtenaar binnen een termijn van dertig dagen te rekenen van de datum van aanhangigmaking door de technisch ambtenaar.

Als het advies niet binnen de voorgeschreven termijn wordt verstuurd, wordt het advies geacht gunstig te zijn. § 6. Op basis van de ingewonnen adviezen brengt de technisch ambtenaar, wanneer hij niet de bevoegde overheid is, een advies uit aan de bevoegde overheid bedoeld in artikel 13 binnen een termijn van zeventig dagen te rekenen van de dag van verzending van de beslissing waarbij de ontvankelijkheid van de beslissing of van de aanvraag wordt bevestigd of, bij gebreke daarvan, te rekenen van de dag die volgt op de termijn die hem toegestaan werd om zijn beslissing over het ontvankelijke karakter van de aanvraag te versturen. Hij deelt de dag waarop hij zijn advies verstuurt, mee aan de aanvrager en de exploitant.

De bevoegde overheid bedoeld in artikel 13 stuurt haar beslissing aan de aanvrager, de exploitant, de technisch ambtenaar, als hij niet de bevoegde overheid is, binnen een termijn van veertig dagen die ingaat op de datum waarop zij het advies van de technisch ambtenaar ontvangt.

Volgens de wijze van verzending van de documenten die door elke geraadpleegde overheid of administratie tijdens de procedure van behandeling wordt gekozen, verstuurt de bevoegde overheid haar beslissing aan bedoelde overheid of administratie binnen de termijn bedoeld in het tweede lid, hetzij op papier, hetzij langs elektronische weg.

Bij gebrek aan beslissing van de bevoegde overheid binnen die termijn, geldt het advies van de technisch ambtenaar als beslissing. Bij gebrek van advies van de technisch ambtenaar, wordt het voorstel of de aanvraag geacht verworpen te zijn. § 7. De Regering bepaalt de beslissingsprocedure als de technisch ambtenaar de bevoegde overheid bedoeld in artikel 13 is en kan bijkomende onderzoeksmaatregelen vastleggen m.b.t. het voorstel tot aanvulling of tot wijziging van de specifieke exploitatievoorwaarden of van de aanvraag tot aanvulling of tot wijziging van de specifieke exploitatievoorwaarden."; 2° in paragraaf 2, dat paragraaf 8 is geworden, van hetzelfde decreet, worden de woorden "De in eerste instantie bevoegde overheid" vervangen door de woorden "De bevoegde overheid bedoeld in artikel 13".

Art. 22.Artikel 66 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 23.In artikel 70 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 22 juli 2010, wordt het woord "meegedeeld" vervangen door het woord "gezonden".

Art. 24.Artikel 71, § 4, van hetzelfde decreet, wordt vervangen door wat volgt : "De exploitant jegens wie een veiligheidsmaatregel is genomen, kan een beroep bij de Regering instellen tegen de in § 1 bedoelde beslissing, overeenkomstig artikel D.150 van Boek I van het Milieuwetboek."

Art. 25.In artikel 76quater, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 22 november 2007, vervalt de laatste zin.

Art. 26.In artikel 82 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 3 februari 2005, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : "Op straffe van onontvankelijkheid wordt de aanvraag voor een globale vergunning langs elektronische weg of op papier volledig gezonden aan het gemeentecollege van de gemeente op het grondgebied waarvan de inrichting gelegen is. De aanvraag gaat vergezeld van het stortingsbewijs van het dossierrecht bedoeld in artikel 177.".

Art. 27.Artikel 84 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 3 februari 2005 en 22 november 2007, wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 84.Het gemeentebestuur stuurt de aanvraag aan de technisch ambtenaar en aan de gemachtigd ambtenaar binnen drie werkdagen te rekenen van de dag van ontvangst ervan. Het verwittigt gelijktijdig de aanvrager bij gewone brief als de aanvraag op papier is verstuurd of langs elektronische weg als de aanvraag langs elektronische weg is verstuurd.

Als het gemeentebestuur de aanvraag niet binnen de in het eerste lid bedoelde termijn heeft gezonden, kan de aanvrager zich rechtstreeks tot de technisch ambtenaar wenden door hem een afschrift te sturen met de aanvraag die hij aanvankelijk aan het gemeentecollege heeft gericht. In dit geval verstuurt de technisch ambtenaar een afschrift van de aanvraag aan de gemachtigd ambtenaar binnen dezelfde termijn als die bedoeld in het eerste lid. Als de aanvraag langs elektronische weg is verstuurd, verwittigt de aanvrager de technisch ambtenaar dat de aanvraag eerst langs elektronische weg aan het gemeentecollege is gericht. De technisch ambtenaar brengt de gemachtigd ambtenaar op de hoogte daarvan binnen dezelfde termijn als die bedoeld in het eerste lid.".

Art. 28.In artikel 85, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 27 oktober 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 3°, worden de woorden "niet indient" vervangen door de woorden "niet verstuurt";2° het tweede lid wordt aangevuld met een vierde punt, luidend als volgt : "4° als de ontvangen ontbrekende gegevens niet zijn verstuurd volgens de wijze van verzending die aanvankelijk door de aanvrager is gekozen".

Art. 29.In artikel 86 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 3 februari 2005 en gewijzigd bij het decreet van 27 oktober 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt het woord "twintig" vervangen door het woord "dertig";2° in paragraaf 2, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : "De aangever stuurt de gevraagde bijkomende stukken aan de gemeente binnen een termijn van honderd tachtig dagen, te rekenen van de datum van verzending van de aanvraag van de stukken.Als de aanvrager de gevraagde bijkomende stukken niet binnen de opgelegde termijn heeft verstuurd, licht het gemeentebestuur de technisch ambtenaar en de gemachtigd ambtenaar daarover in binnen een termijn van tien dagen te rekenen van de dag die aan de aanvrager was opgelegd om de bijkomende stukken op te sturen. In dat geval verklaren de technisch ambtenaar en de gemachtigd ambtenaar de aanvraag onontvankelijk. Wanneer de vergunningsaanvraag op papier is verstuurd, worden de bijkomende stukken verstrekt in evenveel exemplaren als de aanvankelijke vergunningsaanvraag er telt."; 3° in paragraaf 2, tweede lid, wordt de zin "Het gemeentebestuur behoudt een exemplaar van die aanvullende gegevens." vervangen door de zin "Wanneer de vergunningsaanvraag op papier is verstuurd, behoudt het gemeentebestuur een exemplaar van die aanvullende gegevens."; 4° in paragraaf 2 wordt het derde lid vervangen door wat volgt : "Het gemeentebestuur stelt de aanvrager in kennis van de datum van ontvangst van de bijkomende stukken door de technisch ambtenaar."; 5° in paragraaf 2 wordt het vierde lid vervangen door wat volgt : "Indien het gemeentebestuur de aanvullende gegevens niet verstuurd heeft binnen de termijn bedoeld in het tweede lid, kan de aanvrager ze rechtstreeks als afschrift zenden aan de technisch ambtenaar.Als de bijkomende stukken langs elektronische weg zijn verstuurd, verwittigt de aanvrager de technisch ambtenaar dat de bedoelde stukken eerst langs elektronische weg aan het gemeentecollege zijn gericht. De technisch ambtenaar maakt onverwijld een afschrift van de bijkomende stukken die hij ontvangen heeft, over aan de gemachtigd ambtenaar. 6° in paragraaf 3, eerste lid, wordt het woord "twintig" vervangen door het woord "dertig"; 7° in paragraaf 3 wordt het tweede lid vervangen als volgt : "Indien de ambtenaren een tweede maal van mening zijn dat de aanvraag onvolledig is, verklaren zij die aanvraag onontvankelijk. De ambtenaren verklaren ook dat de aanvraag onontvankelijk is, als de ontvangen bijkomende stukken niet zijn verstuurd volgens de wijze van verzending die aanvankelijk door de aanvrager is gekozen.".

Art. 30.In artikel 92 van hetzelfde decreet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid van paragraaf 8 wordt paragraaf 8; 2° de nieuwe paragraaf 8 wordt aangevuld met de volgende zin : "Paragraaf 6 is niet van toepassing."; 3° bedoeld artikel wordt aangevuld met een paragraaf 9, luidend als volgt : " § 9.Vooraleer ze een beslissing neemt, kan de Regering, in het geval bedoeld in paragraaf 8, de aanvrager verzoeken om wijzigingsplannen en een uitvloeisel van de milieueffectenbeoordeling of van het effectenonderzoek in te dienen. De wijzigingsplannen en het uitvloeisel van de milieueffectenbeoordeling of van het effectenonderzoek worden verstuurd aan de technisch ambtenaar in evenveel exemplaren als de aanvankelijke aanvraag er telt, als die aanvraag op papier is verstuurd.

Vóór het verstrijken van de termijn van verzending van het samenvattend verslag aan de Regering en mits toestemming van de technisch ambtenaar en van de gemachtigd ambtenaar, kan de aanvrager wijzigingsplannen en een uitvloeisel van de milieueffectenbeoordeling of van het effectenonderzoek overleggen. In dit geval heeft de verzending van dat akkoord aan de aanvrager de onderbreking van de in paragraaf 3 bedoelde termijnen tot gevolg. De technisch ambtenaar en de gemachtigd ambtenaar brengen de Regering onmiddellijk op de hoogte daarvan. De wijzigingsplannen en het uitvloeisel van de milieueffectenbeoordeling of van het effectenonderzoek worden verstuurd aan de technisch ambtenaar, in evenveel exemplaren als de aanvankelijke aanvraag er telt, als die aanvraag op papier is verstuurd.

In de gevallen bedoeld in het eerste en in het tweede lid stuurt de technisch ambtenaar een afschrift van deze documenten aan de gemeente en aan de gemachtigd ambtenaar. De procedure begint opnieuw te lopen volgens de modaliteiten bedoeld in artikel 86, § 3, eerste lid, na ontvangst door de technisch ambtenaar van de wijzigingsplannen en van het uitvloeisel van de milieueffectenbeoordeling of van het effectenonderzoek, tot de verzending bedoeld in paragraaf 8 aan de Regering. In de beslissing die ze overeenkomstig artikel 87, § 2, geven, vermelden de technisch ambtenaar en de gemachtigd ambtenaar dat de aanvraag het voorwerp uitmaakt van de wijzigingsplannen. Hetzelfde geldt bij de aanhangigmaking van de in artikel 91 bedoelde instanties.

Het openbaar onderzoek dat overeenkomstig artikel 90 is uitgevoerd heeft betrekking op het dossier van de aanvankelijke vergunningsaanvraag, op haar eventuele complementen alsmede op de wijzigingsplannen en hun uitvloeisel van de milieueffectenbeoordeling of van het effectenonderzoek.".

Art. 31.In artikel 93, van hetzelfde decreet, laatst gewijzigd bij het decreet van 20 juli 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste en tweede lid, vervallen de woorden "evenals, bij gewoon schrijven, aan elke overheid of aan elk bestuur dat is geraadpleegd"; 2° er wordt, in § 1, tussen het eerste en het tweede lid, een lid ingevoegd, luidend als volgt : "Volgens de wijze van verzending van de documenten die door elke geraadpleegde overheid of administratie tijdens de procedure van behandeling wordt gekozen, verstuurt de bevoegde overheid haar beslissing aan bedoelde overheid of administratie binnen de termijn bedoeld in het eerste lid, hetzij op papier, hetzij langs elektronische weg."; 3° er wordt in § 1, tussen het derde en het vierde lid, een lid ingevoegd, luidend als volgt : "Volgens de wijze van verzending van de documenten die door elke geraadpleegde overheid of administratie tijdens de procedure van behandeling wordt gekozen, verstuurt de bevoegde overheid haar beslissing aan bedoelde overheid of administratie binnen de termijn bedoeld in het derde lid, hetzij op papier, hetzij langs elektronische weg."; 4° in paragraaf 3, tweede lid, wordt de zin "Deze documenten worden in evenveel exemplaren toegezonden als er exemplaren zijn van de aanvankelijke aanvraag." vervangen door de zin "Deze worden in evenveel exemplaren toegezonden als er exemplaren zijn van de aanvankelijke vergunningsaanvraag als ze op papier is toegezonden."; 5° in paragraaf 3, derde lid, wordt de zin "De bevoegde overheid behoudt een exemplaar van de wijzigingsplannen en van het uitvloeisel van de milieueffectenbeoordeling of van het effectenonderzoek." vervangen door de zin "Als ze op papier zijn verstuurd, behoudt de bevoegde overheid een exemplaar van de wijzigingsplannen en van het uitvloeisel van de milieueffectenbeoordeling of van het effectenonderzoek."; 6° in paragraaf 3, vierde lid, wordt het woord "schriftelijk" opgeheven;7° in paragraaf 3, wordt het vijfde lid vervangen door wat volgt : "Als de bevoegde overheid de wijzigingsplannen vergezeld van het uitvloeisel van de milieueffectenbeoordeling of van het effectenonderzoek binnen de in het derde lid bedoelde termijn niet heeft verstuurd, kan de aanvrager een afschrift ervan rechtstreeks sturen aan de technisch ambtenaar als ze niet langs elektronische weg zijn verstuurd.Als de bijkomende stukken langs elektronische weg zijn verstuurd, verwittigt de aanvrager de technisch ambtenaar dat bedoelde stukken eerst langs elektronische weg aan de bevoegde overheid zijn gericht. De technisch ambtenaar verstuurt onverwijld de bijkomende stukken die hij ontvangen heeft aan de gemachtigd ambtenaar."; 8° in paragraaf 3, zevende lid, wordt de zin "Deze documenten worden in evenveel exemplaren toegezonden als er exemplaren zijn van de aanvraag." vervangen door de zin "Bedoelde documenten worden in evenveel exemplaren toegezonden als er exemplaren zijn van de aanvankelijke vergunningsaanvraag als ze op papier is toegezonden.".

Art. 32.In artikel 94, vijfde lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 3 februari 2005 en gewijzigd bij het decreet van 23 juni 2016, word de woorden "maakt de bevoegde autoriteit ook het syntheserapport over aan" vervangen door de woorden "verstuurt de bevoegde autoriteit ook het syntheserapport aan".

Art. 33.Artikel 94bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 24 oktober 2013, wordt aangevuld met volgend lid : "De Regering kan vrijstellen van de bekendmaking van de plannen.".

Art. 34.In artikel 95 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 3 februari 2005 en gewijzigd bij het decreet van 23 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2, vierde lid, worden de woorden "maakt binnen vijf dagen een afschrift van het beroep over aan" vervangen door de woorden "verstuurt binnen vijf dagen een afschrift van het beroep aan";2° in paragraaf 7, vijfde lid, worden de woorden "deelt de Regering ook de beslissing mee aan" vervangen door de woorden "verstuurt de Regering ook de beslissing aan";3° in paragraaf 8, tweede lid, worden de woorden "maakt de bevoegde autoriteit ook het syntheserapport over aan" vervangen door de woorden "verstuurt de bevoegde autoriteit ook het syntheserapport aan".

Art. 35.In artikel 176 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 3 februari 2005, 13 maart 2014 en 23 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt punt 4° vervangen als volgt : "hetzij langs elektronische weg";2° tussen het eerste en het tweede lid wordt het volgende lid ingevoegd : "Wanneer de aanvrager, de aangever of de verzoeker kiest voor een verzending, hetzij langs elektronische weg, hetzij op papier, in geval van een vergunningsaanvraag, van een aangifte, van een voorstel tot aanvulling of tot wijziging van de specifieke exploitatievoorwaarden, van een aanvraag tot aanvulling of tot wijziging van de specifieke exploitatievoorwaarden of van een beroep bedoeld in de artikelen 40, 41, 55, § 7, 69 en 95, gebeurt elke verzending van documenten door de aanvrager, de verzoeker, de door de Regering aangewezen ambtenaar en de bevoegde overheid, behoudens bijzondere bepalingen, uitsluitend volgens de wijze van verzending die aanvankelijk is gekozen,. Op straffe van onontvankelijkheid, blijft de wijze van verzending die aanvankelijk door de aanvrager, de aangever of de personen bedoeld in artikel 67 is gekozen, bedoelde personen binden wanneer ze een beroep instellen."; 3° in het tweede lid, dat het derde lid wordt, worden de woorden "en de toezending via de elektronische weg te authentificeren" opgeheven;4° in het vijfde lid, dat het zesde lid wordt, wordt, in de Franse versie, het woord "la" ingevoegd tussen het woord "par" en het woord "voie";5° het zevende lid, dat het achtste lid wordt, wordt opgeheven.

Art. 36.In artikel 177, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 20 december 2001 en gewijzigd bij de decreten van 4 juli 2002 en 22 juli 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid, wordt het punt 2°, aangevuld met de woorden : "en voor elk voorstel tot aanvulling of tot wijziging van de specifieke exploitatievoorwaarden, van een aanvraag tot aanvulling of tot wijziging van de specifieke exploitatievoorwaarden;"; 2° in punt 3° van het tweede lid, wordt het woord "een" vervangen door het woord "het" en worden de woorden ", 55, § 7, 69" ingevoegd tussen het getal "41" en het woord "en";3° in het vijfde lid, worden de woorden "bepaalt hoe de dossierrechten worden geheven" vervangen door de woorden "bepaalt de innings- en vrijstellingsmodaliteiten". HOOFDSTUK III. - Bepalingen tot wijziging van Boek I van het Milieuwetboek

Art. 37.In artikel D.6 van Boek I van het Milieuwetboek, vervangen bij het decreet van 31 mei 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° 8° wordt vervangen als volgt : "8° effectonderzoek : het wetenschappelijk onderzoek betreffende de beoordeling van de effecten van een project op het leefmilieu, uitgevoerd door een erkende persoon gekozen door de aanvrager";2° punt 20°, vervangen bij het decreet van 31 mei 2007, wordt opgeheven; 3° 22° wordt vervangen als volgt : "22° Evaluatie van de effecten van projecten op het leefmilieu : proces dat bestaat uit het opmaken van een milieueffectonderzoek, het voeren van raadplegingen, het in aanmerking nemen van genoemd onderzoek, de resultaten van de raadplegingen en eventuele bijkomende informatie verstrekt door de aanvrager op verzoek van de bevoegde overheid bij de besluitvorming, de met redenen omklede conclusie van de bevoegde overheid op de aanzienlijke milieueffecten van het project.".

Art. 38.In D.29-1, § 4, b, 1°, van Boek I van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij het decreet van 31 mei 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "D.66, § 2, en D.68, § § 2 en 3" worden vervangen door de woorden "D.64, § 1, en D.65, § § 2 en 3"; 2° het woord "milieueffectonderzoek" wordt vervangen door het woord "milieueffectbeoordeling".

Art. 39.In artikel D.29-5, § 1, derde lid, 3°, van Boek I van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij het decreet van 31 mei 2007, worden de woorden "D.66, § 2, en D.68, § § 2 en 3" vervangen door de woorden "D.64, § 1, D.65, § § 2 en 3".

Art. 40.Artikel D.29-8, § 1, laatste lid, wordt aangevuld als volgt : "of via een ander elektronisch toegangspunt dat gemakkelijk toegankelijk is.".

Art. 41.In artikel D.29-11, van Boek I van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij het decreet van 31 mei 2007, en gewijzigd bij het decreet van 24 oktober 2013,worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord "significante" worden telkens vervangen door het woord "aanzienlijke";2° in § 1, eerste lid, worden de woorden "ter inzage" ingevoegd tussen het woord "overgemaakt" en de woorden "aan de bevoegde autoriteiten";3° in § 1, laatste lid, 2°, worden de woorden "een advies kunnen uitbrengen" ingevoegd tussen de woorden "die getroffen kunnen worden," en de woorden "aan de milieueffectbeoordelingsprocedure kunnen deelnemen";4° in § 1, laatste lid, 2°, wordt het woord "milieueffectbeoordelingsprocedure" vervangen door het woord "beoordeling";5° het wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidend als volgt : " § 3.De in § § 1 en 2 raadplegingmodaliteiten kunnen via een aangepast gemeen orgaan uitgevoerd worden.".

Art. 42.In D.29-22, § 2, vierde lid, van Boek I van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij het decreet van 31 mei 2007 en gewijzigd bij het decreet van 27 oktober 2011, worden de punten 1° en 2° vervangen als volgt : "1° het voorwerp en de strekking van de beslissing; 2° de plaats of de plaatsen waar de beslissing kan worden geraadpleegd;"

Art. 43.Artikel D.51 wordt opgeheven.

Art. 44.In het opschrift van hoofdstuk III van Deel V.- Evaluatie van de milieueffecten van Boek I van hetzelfde Wetboek worden de woorden "Systeem voor de evaluatie" vervangen door het woord "Evaluatie".

Art. 45.De artikelen D.62 tot D.69 van Boek I van het Milieuwetboek, gewijzigd bij het decreet van 10 november 2006, het decreet van 5 december 2008 en het programmadecreet van 22 juli 2010, worden vervangen als volgt : "Art. D.62. § 1. Elke vergunningsaanvraag omvat ofwel een milieueffectbeoordeling ofwel een milieueffectonderzoek. § 2. Bij de milieueffectbeoordeling of bij het milieueffectonderzoek worden de directe en indirecte aanzienlijke effecten van een project per geval op passende wijze geïdentificeerd, beschreven en beoordeeld op de volgende factoren : a) de bevolking en de menselijke gezondheid;b) de biodiversiteit, met bijzondere aandacht voor op grond van Richtlijn 92/43/EEG en Richtlijn 2009/147/EG beschermde soorten en habitats;c) land, bodem, ondergrond, water, lucht, geluid, trillingen, mobiliteit, energie en klimaat;d) materiële goederen, het cultureel erfgoed en het landschap;e) de samenhang tussen de onder a) tot en met d) genoemde factoren. § 3. De in § 2 bedoelde effecten op de factoren die erin zijn beschreven, omvatten de verwachte effecten die voortvloeien uit de kwetsbaarheid van het project voor risico's op zware ongevallen en/of rampen die relevant zijn voor het project in kwestie.

Art. D.63. De afgifte van elke vergunning voor projecten die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben, onder meer gezien hun aard, omvang of ligging, wordt ondergeschikt gemaakt aan de uitvoering van een beoordeling van hun effecten op het milieu, die bij dit hoofdstuk voorzien is.

Art. D.64. § 1. De in bijlage II bedoelde projecten worden van ambtswege onderworpen aan de milieueffectbeoordeling. § 2. De Regering bepaalt de lijst van de projecten die vanwege hun aard, omvang of ligging aan de milieueffectbeoordeling onderworpen worden, rekening houden met de in bijlage III bedoelde relevante selectiecriteria.

Art. D. 65. § 1. Als een vergunningsaanvraag betrekking heeft op een project dat niet bedoeld is in artikel D.64, § 1, onderzoekt de overheid die nagaat of het aanvraagdossier volledig of ontvankelijk is, op grond met name van de nota en rekening houdende met de relevante selectiecriteria bedoeld in bijlage III of het project aanzienlijke milieueffecten kan hebben.

Overeenkomstig artikel D.66, § 2, beslist de in het eerste lid bedoelde overheid om een milieueffectonderzoek al dan niet op te leggen op grond van de door de aanvrager verstrekte informatie en, in voorkomend geval, rekening houdende met de resultaten van voorafgaande controles of milieueffectbeoordelingen uitgevoerd op grond van andere bepalingen dan die van dit Wetboek. § 2. Naargelang het geval zal de overheid die nagaat of het aanvraagdossier volledig of ontvankelijk is : 1° de aanvraag onontvankelijk en onvolledig verklaren, overeenkomstig de voorwaarden en volgens de modaliteiten vastgelegd bij de wetten, decreten en reglementen bedoeld in artikel D.49, of wanneer de aanvraag de stukken niet bevat die de overheid toelaten na te gaan, op grond van die evaluatie en rekening houdende met de relevante selectiecriteria bedoeld in bijlage III of het project aanzienlijke milieueffecten kan hebben; 2° verklaren dat het project aanzienlijke milieueffecten kan hebben en de uitvoering van een effectonderzoek bevelen; 3° beslissen, overeenkomstig de voorwaarden en volgens de modaliteiten vastgelegd bij de wetten, decreten en reglementen bedoeld in artikel D.49, dat de aanvraag volledig en ontvankelijk is en dat het project geen aanzienlijke milieueffecten kan hebben.

De overheid die nagaat of het aanvraagdossier volledig of ontvankelijk is, stuurt haar beslissing binnen de door de wetten, decreten en reglementen bedoeld in artikel D.49 opgelegde termijn om na te gaan of het aanvraagdossier volledig of ontvankelijk is, of, bij gebrek, binnen een termijn van vijftien dagen, die ingaat op de datum waarop ze het dossier van de vergunningsaanvraag heeft ontvangen, naar de aanvrager van de vergunning en, desgevallend, samen met de eventuele bijkomende stukken die aan het dossier toegevoegd moeten worden, naar de gemeente waar het dossier van de vergunningsaanvraag werd ingediend en de bevoegde overheid in de zin van artikel D.6,2°.

In het geval bedoeld in 2°, van het eerste lid, van deze paragraaf, moet de aanvrager samen met het effectonderzoek een nieuwe vergunningsaanvraag indienen.

In het geval bedoeld in 3°, eerste lid, van deze paragraaf, wordt de procedure van onderzoek van het dossier voortgezet overeenkomstig de wetten, decreten en reglementen bedoeld in artikel D.49. § 3. Als de overheid die nagaat of het aanvraagdossier volledig of ontvankelijk is, het eerste lid van § 2 van dit artikel niet nageleefd heeft en als de wetten, decreten en reglementen bedoeld in artikel D.49, nochtans bepalen dat de procedure van onderzoek van het dossier voortgezet moet worden, beschikt de bevoegde overheid in de zin van artikel D.6, 2° over de termijn die haar toegestaan wordt bij de wetten, decreten en reglementen bedoeld in artikel D.49, of over maximum 90 dagen vanaf de dag na het verstrijken van de termijn die toegestaan werd aan de overheid om na te gaan of het aanvraagdossier volledig of ontvankelijk is, indien de voorgeschreven termijn langer is, om op straffe van nietigheid van de vergunning : 1° het project te weigeren : - wanneer de aanvraag de stukken niet bevat die de overheid toelaten na te gaan, op grond van die beoordeling en rekening houdende met de relevante selectiecriteria bedoeld in bijlage III, of het project aanzienlijke milieueffecten kan hebben; - wanneer een milieueffectonderzoek noodzakelijk is en niet verstrekt wordt; 2° te beslissen dat het project geen aanzienlijke milieueffecten kan hebben;3° wanneer ze van mening is dat buitengewone omstandigheden gebonden met name aan de aard, de complexiteit, de ligging of de omvang van het project, rechtvaardigen dat de in het eerste lid, 2° of 3° van § 2 van dit artikel niet binnen de voorgeschreven termijn is gezonden, deze rechtvaardiging schriftelijk mee te delen aan de aanvrager. In geval van toepassing van punt 3° van het vorige lid, doet de bevoegde overheid in de zin van artikel D.6, 2°, in haar beslissing, op straffe van nietigverklaring uitdrukkelijk uitspraak over de noodzaak om al dan niet een effectonderzoek uit te voeren. Zo ja weigert ze de aangevraagde vergunning toe te kennen. § 4. In het geval bedoeld in 2° van het eerste lid van § 2 van dit artikel kan de vergunningsaanvrager een aanvraag tot herbeschouwing richten aan de overheid die nagaat of het aanvraagdossier volledig of ontvankelijk is.

Op straffe van onontvankelijkheid wordt de aanvraag : 1° schriftelijk en gemotiveerd ingediend; 2° gelijktijdig verzonden naar de overheid die moet nagaan of het aanvraagdossier volledig of ontvankelijk is en, in voorkomend geval, naar de gemeente waar het dossier van de vergunningsaanvraag werd ingediend en naar de bevoegde overheid in de zin van artikel D.6, 2°, uiterlijk de tiende dag na ontvangst door de vergunningsaanvrager van de beslissing waarbij de uitvoering van een effectonderzoek wordt opgelegd.

Door haar eerste beslissing desgevallend geheel of gedeeltelijk te herzien, neemt de overheid die moet nagaan of het dossier volledig of ontvankelijk is, een beslissing overeenkomstig 2° of 3° van het eerste lid van § 2 van dit artikel.

Ze stuurt haar beslissing binnen een termijn dertig dagen, die ingaat op de datum waarop ze de aanvraag tot herbeschouwing heeft ontvangen, naar de aanvrager van de vergunning en, desgevallend, samen met de eventuele bijkomende stukken die aan het dossier toegevoegd moeten worden, naar de gemeente en de overheid bevoegd in de zin van artikel D.6, 2°.

In het geval bedoeld in 2°, van het eerste lid van § 2 van dit artikel, moet de aanvrager samen met het effectonderzoek een nieuwe vergunningsaanvraag indienen.

In het geval bedoeld in 3° van het eerste lid van § 2 van dit artikel kan de aanvrager zijn vergunningsaanvraag opnieuw indienen samen met de beslissing en wordt het bedrag dat hij als dossierskosten inde, hem terugbetaald.

Indien de beslissing niet binnen de termijn bedoeld in het vierde lid van deze paragraaf wordt gezonden, kan de aanvrager zijn vergunningsaanvraag samen met de beslissing opnieuw indienen en wordt het bedrag dat hij als dossierskosten inde, hem terugbetaald. § 5. De beslissing om een milieueffectonderzoek al dan niet op te leggen, wordt ter beschikking gesteld van het publiek overeenkomstig hoofdstuk III van Titel I van dit Wetboek of, in voorkomend geval, volgens de modaliteiten bedoeld in de wetten, decreten en reglementen waaronder de in artikel D.49. bedoelde vergunning valt.

Deze beslissing vermeldt : a) wanneer is beslist dat een milieueffectonderzoek nodig is, de voornaamste redenen van de beslissing om een dergelijk onderzoek ten opzichte van de in bijlage III bedoelde relevante criteria te eisen;b) wanneer ze bepaalt dat een milieueffectonderzoek niet nodig is, de voornaamste redenen om een dergelijk onderzoek ten opzichte van de in bijlage III bedoelde relevante criteria niet te eisen alsook, op voorstel van de aanvrager, alle eigenschappen van het project en/of de maatregelen die worden overwogen om te vermijden of te voorkomen wat, bij gebreke daarvan, aanzienlijke negatieve effecten op het milieu had kunnen vormen. § 6. Behoudens andersluidende bepaling wordt elke verzending bedoeld in dit artikel verricht : 1° hetzij bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst;2° hetzij via elke gelijksoortige formule die de verzend- en de ontvangstdatum van de akte waarborgen, ongeacht de dienst die de gebruikte post verdeelt;3° hetzij door de akte tegen ontvangstbewijs in te dienen. De Regering kan de lijst vastleggen van de werkwijzen waarvan ze acht dat ze de verzend- en de ontvangstdatum kunnen waarborgen.

De verzending moet uiterlijk op de vervaldatum plaatsvinden.

De datum van ontvangst van de akte, die de begindatum is, wordt niet meegerekend.

De vervaldatum wordt meegerekend. Als die dag een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is, wordt de vervaldatum evenwel naar de volgende werkdag verschoven.

Art. D.66. § 1. De milieueffectbeoordeling bevat op zijn minst de volgende gegevens : 1° een beschrijving van het project, met in het bijzonder : a) een beschrijving van de fysieke kenmerken van het gehele project en, voor zover relevant, van sloopwerken;b) een beschrijving van de ligging van het project, met bijzondere aandacht voor de kwetsbaarheid van het milieu in de gebieden waarop het project van invloed kan zijn;2° een beschrijving van de waarschijnlijk aanzienlijke milieueffecten van het project;3° een beschrijving ù voor zover er informatie over deze effecten beschikbaar is ù van waarschijnlijk aanzienlijke milieueffecten van het project ten gevolge van : a) de verwachte residuen en emissies en de productie van afvalstoffen, indien van toepassing;b) het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, met name bodem, land, water en biodiversiteit;4° voor zover relevant wordt rekening gehouden met de criteria van bijlage III bij het verzamelen van de informatie overeenkomstig de punten 1° tot en met 3°. § 2. De Regering kan de vormen bepalen en de minimuminhoud van de milieueffectbeoordeling aanvullen. Ze kan bepalen dat het dossier van de vergunningsaanvraag de milieueffectbeoordeling vormt. § 3. Wanneer het project betrekking heeft op een installatie of een activiteit vermeld op de lijst bedoeld in bijlage 3 bij het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer, bevat de omschrijving bedoeld in § 2, 1°, in elk geval : 1° algemene gegevens en o.a. de eventuele gegevens m.b.t. bedoeld terrein opgenomen in de databank betreffende de toestand van de bodem bedoeld in artikel 10 van het decreet betreffende het bodembeheer en de toepasbare waarden, incluis de bodemconcentraties in de zin van hetzelfde decreet; 2° een historisch overzicht van de locatie en, desgevallend, van de lopende exploitatie;3° geologische, hydrologische en hydrogeologische gegevens. § 4. Bij de uitwerking van de milieueffectbeoordeling houdt de aanvrager, in voorkomend geval, rekening met de resultaten van andere relevante beoordelingen uitgevoerd overeenkomstig andere bepalingen dan de bepalingen van dit hoofdstuk. § 5. De Regering bepaalt de modaliteiten volgens welke de overheid die moet nagaan of het dossier volledig of ontvankelijk is, wanneer ze daarom door de aanvrager wordt verzocht, een advies uitbrengt over de in de milieueffectbeoordeling te vermelden gegevens.

Art. D.67. § 1. De aanvrager dient een milieueffectonderzoek op te stellen en in te dienen. Bedoeld milieueffectonderzoek bevat ten minste : 1° een beschrijving van het project, en in voorkomend geval, van de sloopwerken met informatie over de locatie, het ontwerp, de omvang en andere relevante kenmerken van het project;2° een beschrijving van de waarschijnlijk aanzienlijke milieueffecten van het project;3° een beschrijving van de kenmerken van het project en/of de geplande maatregelen om de waarschijnlijk aanzienlijke nadelige milieueffecten te vermijden, te voorkomen of te beperken en, indien mogelijk, te compenseren;4° een beschrijving van de redelijke alternatieven die de aanvrager naar gelang van het project en de specifieke kenmerken ervan heeft onderzocht, met opgave van de belangrijkste motieven voor de gekozen optie, in het licht van de milieueffecten van het project;5° een niet-technische samenvatting van de hierboven vermelde punten 1° tot 4°;6° alle door de Regering bepaalde aanvullende informatie die van belang is voor de specifieke kenmerken van een bepaald project of projecttype en voor de milieuaspecten die hierdoor kunnen worden beïnvloed. Wanneer het project betrekking heeft op een installatie of een activiteit vermeld op de lijst in bijlage 3 bij het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer, bevat de in § 2, 1°, bedoelde omschrijving van het project in elk geval : 1° algemene gegevens en o.a. de eventuele gegevens m.b.t. bedoeld terrein opgenomen in de databank betreffende de toestand van de bodem bedoeld in artikel 10 van het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer en de toepasbare waarden, incluis de bodemconcentraties in de zin van hetzelfde decreet; 2° een historisch overzicht van de locatie en, desgevallend, van de lopende exploitatie;3° geologische, hydrologische en hydrogeologische gegevens. § 2. De Regering kan de vormen bepalen en de minimuminhoud van het milieueffectonderzoek aanvullen. § 3. Om overlappingen van beoordelingen te voorkomen, houdt de auteur van het milieueffectonderzoek, in voorkomend geval, bij het opstellen van het milieueffectbeoordelingsrapport rekening met de beschikbare resultaten van andere relevante beoordelingen, voor zover ze relevant of actueel zijn. Deze worden als dusdanig in het milieueffectonderzoek opgenomen. § 4. Wanneer er een advies wordt uitgebracht op grond van artikel D.69, is het milieueffectonderzoek op dat advies gebaseerd en bevat het de informatie die redelijkerwijs mag worden vereist om tot een gemotiveerde conclusie over de aanzienlijke milieueffecten van het project te komen, waarbij rekening wordt gehouden met de bestaande kennis en beoordelingsmethodes.

Art. D.68. Indien voor de uitvoering van het project verschillende vergunningen worden vereist, wordt de milieueffectbeoordeling één enkele keer uitgevoerd en ze heeft betrekking op het geheel van de milieueffecten die het project kan hebben.

De Regering bepaalt via algemene normen de toepassingsvoorwaarden van dit artikel.

Art. D.69. Wanneer ze daarom door de aanvrager wordt verzocht, brengt de overheid die moet nagaan of het dossier volledig of ontvankelijk is, een advies uit over de reikwijdte en het detailleringniveau van de in het milieueffectonderzoek op te nemen informatie die de aanvrager verstrekt, met name over de specifieke kenmerken van het project (inclusief de locatie en de technische capaciteit ervan) en over de te verwachten milieueffecten ervan.

De Regering bepaalt de modaliteiten volgens welke dit advies wordt uitgebracht".

Art. 46.In Boek I van hetzelfde Wetboek wordt artikel D.70 vervangen als volgt : "Art. D.70. § 1. De Regering erkent, volgens de door haar bepaalde criteria en procedure, de natuurlijke en rechtspersonen die belast kunnen worden met milieueffectonderzoeken; zij bepaalt de regels voor de toekenning en de intrekking van de erkenning. De erkenning kan namelijk tijdelijk of definitief worden ingetrokken als de Regering na een eerste behoorlijk betekende waarschuwing vaststelt dat een onderzoek kwalitatief duidelijk te wensen overlaat. § 2. De Regering stelt de projecten of categorieën projecten vast, waarvoor een erkenning wordt vereist. § 3. De aanvrager kiest één of meerdere personen die krachtens § 1 worden erkend, om het onderzoek uit te voeren en deelt zijn keuze aan de door de Regering aangewezen personen en instanties mede.

Deze aangewezen personen en instanties gaan na of de gekozen erkende persoon of personen over de naar gelang van de aard van het project vereiste erkenning beschikken. De Regering bepaalt de procedure en de modaliteiten betreffende de kennisgeving van de keuze van de persoon of van de personen die krachtens § 1 worden erkend.

In geval van tijdelijke vereniging van erkende personen, wordt de persoon die voor de coördinatie van het onderzoek instaat door de vereniging aangewezen.

De Regering bepaalt de gevallen waarin een erkende persoon voor de uitvoering van een onderzoek kan worden gewraakt. Zij bepaalt de procedure en modaliteiten van de wraking.".

Art. 47.In Boek I van hetzelfde Wetboek wordt artikel D.71, opgeheven bij het decreet van 31 mei 2007, opnieuw opgenomen als volgt : "Art. D.71. § 1. Voor de projecten die het voorwerp uitmaken van een milieueffectbeoordeling wijst de Regering op algemene wijze of naar gelang het geval de instanties aan die bij het project betrokken kunnen worden wegens hun specifieke verantwoordelijkheden inzake leefmilieu of wegens hun plaatselijke en gewestelijke bevoegdheden, en die de overheid die moet nagaan of het dossier volledig of ontvankelijk is, moet raadplegen. De in artikel D.72 van dit Boek bedoelde instanties kunnen hun nuttige opmerkingen of suggesties betreffende het effectonderzoek laten gelden, overeenkomstig de bepalingen van artikel D.72.

De modaliteiten betreffende de raadpleging en het uitbrengen van adviezen worden door de Regering vastgesteld. § 2. De bevoegde overheid zorgt ervoor om over een voldoende expertise te beschikken om het effectonderzoek te behandelen of om, indien nodig, toegang te hebben tot een dergelijke expertise. § 3. De overheid die bevoegd is om de vergunning af te geven, beoordeelt de effecten van het project waarbij ze behoorlijk rekening houdt met het milieueffectonderzoek, de adviezen ingewonnen o.a.over de grensoverschrijdende gevolgen van het project in het kader van de procedure tot machtiging en elke andere informatie die ze nodig acht.

Wanneer ze niet over de vereiste informatie beschikken, kunnen de door de Regering aangewezen bevoegde overheid of instanties die in de behandeling van de aanvraag tussenkomen, overeenkomstig artikel D.67, § 2, de aanvrager om bijkomende informatie verzoeken, die rechtstreeks ter zake doend is om te komen tot de gemotiveerde conclusie inzake de aanzienlijke milieueffecten van het project. § 4. Voor de projecten onderworpen aan een milieueffectbeoordeling beoordeelt de overheid die bevoegd is om de vergunning af te geven, de gevolgen van het project waarbij ze behoorlijk rekening houdt met de milieueffectbeoordeling, de adviezen ingewonnen in het kader van de procedure tot machtiging en elke andere informatie die ze nodig acht.

Wanneer ze niet over de vereiste informatie beschikken, kunnen de door de Regering aangewezen bevoegde overheid of instanties die in de behandeling van de aanvraag tussenkomen, de aanvrager om bijkomende informatie verzoeken.".

Art. 48.Artikel D.74 van Boek I van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het decreet van 31 mei 2007, wordt aangevuld met volgend lid : "Onverminderd de bepalingen vermeld in deel III, titel 1, van Boek I van het milieuwetboek en van de wet van 5 augustus 2006 betreffende de toegang van het publiek tot milieu-informatie doen de bepalingen van dit hoofdstuk niet af aan de verplichting van de bevoegde overheden tot inachtneming van de door de wettelijke, reglementaire en bestuursrechtelijke bepalingen inzake industrieel en het handelsgeheim, met inbegrip van de intellectuele eigendom, en van het openbaar belang.".

Art. 49.Artikel D.75 van Boek I van hetzelfde Wetboek wordt opnieuw opgenomen als volgt : "Art. D.75. § 1. De vergunning en de weigering van vergunning worden ten opzichte met name van de milieugevolgen en van de doelstelling van artikel D.50 met redenen omkleed.

Ze omvatten ook de motiveringen betreffende de beslissing om een milieueffectonderzoek zoals bedoeld in artikel D.65 al dan niet op te leggen. § 2. De beslissing tot weigering van de vergunning vermeldt de voornaamste redenen van de weigering. § 3. De beslissing tot toekenning van een vergunning voor projecten onderworpen aan een milieueffectbeoordeling vermeldt minstens de volgende gegevens : 1° de gemotiveerde conclusie van de in artikel D.71, § 3, bedoelde bevoegde overheid inzake de aanzienlijke effecten van het project op het milieu, waarbij rekening wordt gehouden met de resultaten van de informatie in de milieueffectbeoordeling of in het milieueffectonderzoek en van de adviezen ingewonnen in het kader van de milieueffectbeoordeling; 2° de eventuele milieu- en/of uitbatingsvoorwaarden;3° een beschrijving van alle kenmerken van het project en/of de geplande maatregelen om de waarschijnlijk aanzienlijke nadelige milieueffecten te vermijden, te voorkomen of te beperken en, indien mogelijk, te compenseren, evenals, in voorkomend geval, opvolgingsmaatregelen. § 4. Wanneer de beslissing tot toekenning of tot weigering van de vergunning is genomen, informeert de in artikel D.6, 2°, bedoelde bevoegde overheid het publiek volgens de modaliteiten bedoeld Titel III van Deel III van dit Wetboek of, in voorkomend geval, volgens de modaliteiten bedoeld in de wetten, decreten en reglementen waaronder de in artikel D.49. bedoelde vergunning valt, alsook de krachtens artikel D.71, § 1, geraadpleegde instanties.

Het advies vermeldt : 1° de inhoud van de beslissing;2° de eventuele voorwaarden van de beslissing, de voornaamste redenen en overwegingen waarop de beslissing is gebaseerd, met inbegrip van de informatie over de inspraakprocedure en, desgevallend, de omschrijving van de voornaamste maatregelen tot voorkoming, vermindering en, zo mogelijk, compensering van de aanzienlijke negatieve effecten; 3° voor projecten onderworpen aan een milieueffectonderzoek omvat de informatie bovendien de samenvatting van de resultaten van de raadplegingen overeenkomstig artikel D.71, § 1, en van de krachtens de artikelen D.71, § 3, en D.29-11, § 1, 7 ingewonnen informatie en de wijze waarop deze zijn meegenomen of op een of andere manier behandeld, met name de opmerkingen van het Gewest of van de in artikel D.29-11, § 1, bedoelde getroffen lidstaat van de Europese Unie.".

Art. 50.In Boek I van hetzelfde Wetboek wordt artikel D.76, opgeheven bij het decreet van 31 mei 2007, opnieuw opgenomen als volgt : "Art. D.76. De bevoegde overheid zorgt ervoor dat de kenmerken van het project en/of de geplande maatregelen om de waarschijnlijk aanzienlijke nadelige milieueffecten te vermijden, te voorkomen of te beperken en, indien mogelijk, te compenseren, uitgevoerd worden door de begunstigde van de vergunning.

De soorten parameters die het voorwerp moeten uitmaken van een opvolging en de duur van de opvolging zijn evenredig met de aard, de ligging en de omvang van het project en met het belang van zijn gevolgen op het milieu".

Art. 51.In Boek I van hetzelfde Wetboek wordt artikel D.77, opgeheven bij het decreet van 31 mei 2007, opnieuw opgenomen als volgt : "Art. D. 77. De overheid die inzake beroepen bevoegd is en de bestuursrechter kunnen elke vergunning die in tegenspraak met de bepalingen van hoofdstuk III is toegekend, nietig verklaren.

De nietigheid moet in ieder geval uitgesproken worden in de volgende gevallen : 1° bij gebrek aan milieueffectbeoordeling wanneer ze bij de bepalingen van dit hoofdstuk vereist is; 2° bij overtreding van één van de bepalingen van artikel D.74; 3° bij gebrek aan milieueffectonderzoek wanneer het bij de bepalingen van dit hoofdstuk vereist is;4° wanneer de met het onderzoek belaste persoon niet erkend is;5° bij gebrek aan een niet-technische samenvatting;6° bij gebrek aan raadpleging van het publiek zoals bedoeld in artikel D29-5, § 1. 7° in het geval bedoeld in artikel D.65, § 2, achtste lid, tweede zin; 8° in het geval bedoeld in artikel D16; 9° wanneer de persoon(onen) belast met het milieueffectonderzoek het voorwerp heeft (hebben) uitgemaakt van een definitieve wrakingsbeslissing overeenkomstig artikel D.70, § 2.".

Art. 52.In het decreetgevend gedeelte van Boek I van hetzelfde Wetboek wordt een artikel D.78 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. D78. Wanneer de bevoegde overheid ook de aanvrager is, is de overheid bevoegd om de opdrachten voortvloeiend uit dit hoofdstuk uit te oefenen, de overheid die moet nagaan of het aanvraagdossier volledig of ontvankelijk is volgens het type vergunning bedoeld in artikel D49. Wanneer de overheid die moet nagaan of het aanvraagdossier volledig of ontvankelijk is, ook de aanvrager is, worden de opdrachten voortvloeiend uit dit hoofdstuk uitgeoefend door de provinciegouverneur.".

Art. 53.In Boek I van hetzelfde Wetboek wordt een bijlage II en een bijlage III ingevoegd, die als bijlagen bij dit decreet worden gevoegd. HOOFDSTUK IV. - Bepaling tot wijziging van het decreet van 23 juni 2016 tot wijziging van het Milieuwetboek, het Waterwetboek en verschillende decreten inzake afval en milieuvergunning

Art. 54.In artikel 109, tweede lid, van het decreet van 23 juni 2016 tot wijziging van het Milieuwetboek, het Waterwetboek en verschillende decreten inzake afval en milieuvergunning wordt het woord "windturbine" vervangen door het woord "windmolenpark". HOOFDSTUK V. - Bepalingen tot wijziging van het Wetboek van Ruimtelijke ontwikkeling

Art. 55.In artikel D.VIII.1, 4°, van het Wetboek van Ruimtelijke ontwikkeling worden de woorden "D.66, § 2" vervangen door de woorden "D.64, § 2".

Art. 56.In artikel D.VIII.31, § 2, worden de woorden "66, § 2" vervangen door de woorden "64, § 2". HOOFDSTUK VI. - Bepaling houdende wijziging van het decreet van 1 maart 2018 betreffende bodembeheer en bodemsanering

Art. 57.In artikel 91 van het decreet van 1 maart 2018 betreffende bodembeheer en bodemsanering worden de woorden "D.67, § 3, van Boek I van het Milieuwetboek " vervangen door de woorden "D.66, § 3, van Boek I van het Milieuwetboek". HOOFDSTUK VII. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 58.De aanvragen voor milieuvergunningen of voor een globale vergunning, de aangiften, de voorstellen tot aanvulling of wijziging van de bijzondere uitbatingsvoorwaarden, de aanvragen tot aanvulling of wijziging van de bijzondere uitbatingsvoorwaarden of de andere administratieve stappen die vóór de datum van inwerkingtreding van dit decreet zijn ingediend, alsook de desbetreffende administratieve beroepen worden behandeld volgens de regels van kracht op de datum van indiening van bovenvermelde akten.

Art. 59.Artikel 36, 3°, treedt in werking op 1 augustus 2016.

Art. 60.De Regering bepaalt de datum van inwerkingtreding van de artikelen 3 tot 19, 21, 23 tot 36, behalve punt 3° van dat artikel 36 en 54 van dit decreet.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Namen, 24 mei 2018.

De Minister-President, W. BORSUS De Minister van Sociale Actie, Gezondheid, Gelijke Kansen, Ambtenarenzaken en Administratieve vereenvoudiging, A. GREOLI De Minister van Economie, Industrie, Onderzoek, Innovatie, Digitale Technologieën, Tewerkstelling en Vorming, P.-Y. JEHOLET De Minister van Leefmilieu, Ecologische Overgang, Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken, Mobiliteit, Vervoer, Dierenwelzijn en Industriezones, C. DI ANTONIO De Minister van Begroting, Financiën, Energie, Klimaat en Luchthavens, J.-L. CRUCKE De Minister van Landbouw, Natuur, Bossen, Landelijke Aangelegenheden, Toerisme, Erfgoed en afgevaardigd bij de Grote Regio, R. COLLIN De Minister van de Plaatselijke Besturen, Huisvesting en Sportinfrastucturen, V. DE BUE _______ Nota's (1) Zitting 2017-2018. Stukken van het Waals Parlement, 1067 (2017-2018) Nrs. 1 tot 4.

Volledig verslag, plenaire vergadering van 23 mei 2018 Bespreking Stemming.

Bijlage I. BIJLAGE II : Projecten onderworpen aan een milieueffectonderzoek overeenkomstig de artikelen D.64, § 1, en D.65, §§ 2 en 3 Raffinaderijen van ruwe aardolie (met uitzondering van de bedrijven die uitsluitend smeermiddelen uit ruwe olie vervaardigen), alsmede installaties voor de vergassing en vloeibaarmaking van ten minste 500 ton steenkool of bitumineuze schisten per dag. 2. a) Thermische centrales en andere verbrandingsinstallaties met een warmtevermogen van ten minste 300 MW;b) Kerncentrales en andere kernreactoren, met inbegrip van de ontmanteling of buitengebruikstelling van dergelijke centrales of reactoren (1) (met uitzondering van onderzoeksinstallaties voor de productie en verwerking van splijt- en kweekstoffen, met een constant vermogen van ten hoogste 1 thermische kW).3. a) Installaties voor de opwerking van bestraalde splijtstoffen;b) Installaties die ontworpen zijn : i) voor de productie of de verrijking van splijtstoffen; ii) voor de behandeling van bestraalde splijtstoffen of hoog radioactief afval; iii) voor de definitieve verwijdering van bestraalde splijtstoffen; iv) uitsluitend voor de definitieve verwijdering van radioactief afval; v) uitsluitend voor de (voor meer dan tien jaar geplande) opslag van bestraalde splijtstoffen of radioactief afval op een andere plaats dan het productieterrein.4. a) Geïntegreerde hoogovenbedrijven voor de productie van ruwijzer en staal;b) Installaties voor de winning van ruwe non-ferrometalen uit erts, concentraat of secundaire grondstoffen met metallurgische, chemische of elektrolytische procedés. 5. Installaties voor de winning van asbest, alsmede voor de behandeling en de verwerking van asbest en asbesthoudende producten : voor producten van asbestcement, met een jaarproductie van meer dan 20.000 ton eindproducten, voor remvoeringen, met een jaarproductie van meer dan 50 ton eindproducten; voor andere toepassingsmogelijkheden van asbest - met een gebruik van meer dan 200 ton per jaar. 6. Geïntegreerde chemische installaties, dat wil zeggen installaties voor de fabricage op industriële schaal van stoffen door chemische omzetting, waarin verscheidene eenheden naast elkaar bestaan en functioneel met elkaar verbonden zijn, bestemd voor de fabricage van : a) de organische basischemicaliën;b) anorganische basischemicaliën;c) fosfaat-, stikstof- of kaliumhoudende meststoffen (enkelvoudige of samengestelde meststoffen);d) basisproducten voor gewasbescherming en van biociden;e) farmaceutische basisproducten met een chemisch of biologisch procédé;f) explosieven.7. a) Aanleg van spoorlijnen voor spoorverkeer over lange afstand alsook van vliegvelden (2) met een start - en landingsbaan van ten minste 2100 meter.b) Aanleg van autosnelwegen en autowegen;c) Aanleg van nieuwe wegen met vier of meer rijstroken, of verlegging en/of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken, indien de nieuwe weg, of het verlegde en/of verbrede weggedeelte een ononderbroken lengte van 10 km of meer heeft. 8. a) Aanleg van waterwegen en havens voor de binnenscheepvaart voor schepen van meer dan 1.350 ton; b) Zeehandelshavens, met het land verbonden en buiten havens gelegen pieren voor lossen en laden (met uitzondering van pieren voor veerboten) die schepen van meer dan 1.350 ton kunnen ontvangen. 9. Verwijderingsinstallaties voor de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen, zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 2, van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen of chemische behandeling, zoals bedoeld in bijlage I, punt D 9, van bedoelde richtlijn of storten van afvalstoffen.10. Verwijderingsinstallaties voor de verbranding van ongevaarlijke afvalstoffen of chemische behandeling, zoals gedefinieerd in bijlage I, punt D 9, van richtlijn 2008/98/CE, met een capaciteit van meer dan 100 ton per dag.11. Werkzaamheden voor het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater wanneer het jaarlijkse volume onttrokken of aangevuld water 10 hm3 of meer bedraagt.12. a) Projecten voor de overbrenging van water tussen stroomgebieden wanneer deze overbrenging ten doel heeft eventuele waterschaarste te voorkomen en de hoeveelheid overgebracht water meer bedraagt dan 100 hm3 per jaar.b) In alle andere gevallen, projecten voor de overbrenging van water tussen stroomgebieden wanneer het meerjarig gemiddelde jaardebiet van het bekken waaraan het water wordt onttrokken meer bedraagt dan 2000 hm3 per jaar en de hoeveelheid overgebracht water 5 % van dit debiet overschrijdt. In beide gevallen is overbrenging van via leidingen aangevoerd drinkwater uitgesloten. 13. Rioolwaterzuiveringsinstallaties met een capaciteit van meer dan 150.000 inwonerequivalenten zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 6, van Richtlijn 91/271/EEG van de raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater. 14. Commerciële winning van aardolie en aardgas wanneer de gewonnen hoeveelheid meer dan 500 ton aardolie per dag of meer dan 500.000 m3 aardgas per dag bedraagt. 15. Stuwdammen en andere installaties bestemd om het water in zijn loop tegen te houden of permanent op te slaan als de waterhoeveelheid of een aanvullende hoeveelheid tegen te houden of op te slaan water groter is dan 10 hm3.16. Pijpleidingen met een diameter van meer dan 800 mm en een lengte van meer dan 40 km : a) voor het vervoer van gas, olie of chemicaliën;b) voor het vervoer van koolstofdioxidestromen (CO2) voor geologische opslag, inclusief de desbetreffende pompstations. 17. Installaties voor intensieve pluimvee- of varkenshouderij met meer dan : a) 85.000 plaatsen voor mesthoenders (ander gevogelte dan leg kippen); b) 3.000 plaatsen voor mestvarkens (van meer dan 30 kg); of; c) 900 plaatsen voor zeugen.18. Industriële installaties voor de fabricage van : a) van papierpulp uit hout of uit andere vezelstoffen;b) papier en karton met een productiecapaciteit van meer dan 200 ton per dag.19. Steengroeven en dagbouwmijnen met een terreinoppervlakte van meer dan 25 hectare, of turfwinning met een terreinoppervlakte van meer dan 150 hectare.20. Aanleg van bovengrondse hoogspanningsleidingen van 220 kV of meer en langer dan 15 km. 21. Installaties voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een capaciteit van 200.000 ton of meer. 22. Opslaglocaties overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide.23. Installaties voor het afvangen van koolstofdioxidestromen met het oog op de geologische opslag overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EG of die jaarlijks een totale hoeveelheid koolstofdioxide van 1,5 megaton of meer vangen.24. Elke wijziging of uitbreiding van de in deze bijlage opgenomen project die op zich voldoet aan de erin genoemde eventuele drempelwaarden. _______ Nota's (1) Kerncentrales en andere kernreactoren houden op zulke installaties te zijn wanneer alle splijtstoffen en andere radioactief besmette elementen permanent van de plaats van de installatie zijn verwijderd.(2) In de zin van Richtlijn 2011/98/EG, gewijzigd bij Richtlijn 2014/52/EG, wordt onder " vliegveld " verstaan : een vliegveld dat beantwoordt aan de definitie van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Chicago, 1944), tot oprichting van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (bijlage 14) (3) In de zin van Richtlijn 2011/928/EG, gewijzigd bij Richtlijn 2014/52/EG, wordt onder " autoweg" verstaan : een weg die beantwoordt aan de definitie van de Europese Overeenkomst inzake internationale hoofdverkeerswegen van 15 november 1975. Bijlage II Bijlage III bij Boek I van het Milieuwetboek Selectiecriteria waarmee kan worden bepaald of een milieueffectonderzoek nodig is 1. Kenmerken van de projecten De kenmerken van de projecten worden beoordeeld ten opzichte van : a) de omvang en het ontwerp van het project in zijn geheel;b) de cumulatie met andere bestaande of goedgekeurde projecten;c) het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, met name bodem, land, water en biodiversiteit;d) de afvalproductie;e) verontreiniging en hinder;f) de risico's op zware ongevallen of rampen die relevant zijn voor het project in kwestie, waaronder rampen die worden veroorzaakt door klimaatverandering, in overeenstemming met wetenschappelijke kennis;g) de risico's voor de menselijke gezondheid (bijvoorbeeld als gevolg van waterverontreiniging of luchtvervuiling).2. Ligging van de projecten Bij de mate van kwetsbaarheid van het milieu in de gebieden waarop de projecten van invloed kunnen zijn, moeten in het bijzonder de volgende aspecten in overweging worden genomen : a) het bestaande en goedgekeurde landgebruik;b) de relatieve rijkdom aan en de beschikbaarheid, de kwaliteit en het regeneratievermogen van natuurlijke hulpbronnen (met inbegrip van bodem, land, water en biodiversiteit) in het gebied en de ondergrond ervan;c) het opnamevermogen van het natuurlijke milieu, met in het bijzonder aandacht voor de volgende types van gebieden : 1) wetlands, oeverformaties, riviermondingen;2) kustgebieden en het mariene milieu;3) berg en bosgebieden;4) natuurreservaten en parken;5) gebieden die in de nationale zijn aangeduid of worden beschermd; Natura 2000-gebieden; 6) gebieden waarin de milieukwaliteitsnormen die relevant zijn voor het project, niet worden nagekomen of worden beschouwd als niet-nagekomen;7) gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid;8) landschappen en plaatsen van historisch, cultureel of archeologisch belang;3. Soorten en de kenmerken van het potentiële effect. De waarschijnlijk aanzienlijke milieueffecten van projecten moeten, in samenhang met de criteria, vermeld in punt 1° en 2° van deze bijlage, in aanmerking worden genomen, met aandacht voor het effect van het project op de disciplines, vermeld in artikel D.66, § 1, met inachtneming van : a) de orde van grootte en het ruimtelijk bereik van de effecten (bijvoorbeeld geografisch gebied en omvang van de bevolking die getroffen kan worden);b) de aard van het effect;c) het grensoverschrijdende karakter van het effect;d) de intensiteit en de complexiteit van het effect;e) de waarschijnlijkheid van het effect;f) de verwachte aanvang, de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect;g) de cumulatie van effecten met de effecten van andere bestaande of goedgekeurde projecten; h) de mogelijkheid om de effecten doeltreffend te verminderen.".

^