Etaamb.openjustice.be
Decreet van 28 september 2023
gepubliceerd op 21 februari 2024

Decreet tot vervanging van het Waalse Erfgoedwetboek en houdende diverse bepalingen

bron
waalse overheidsdienst
numac
2024001483
pub.
21/02/2024
prom.
28/09/2023
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

28 SEPTEMBER 2023. - Decreet tot vervanging van het Waalse Erfgoedwetboek en houdende diverse bepalingen (1)


Het Waals Parlement heeft aangenomen en Wij, Waalse Regering, bekrachtigen hetgeen volgt: HOOFDSTUK 1 - Wijzigingsbepalingen Afdeling 1 - Vervanging van het Waalse Erfgoedwetboek

Artikel 1.De volgende bepalingen vormen het decretale deel van het Waalse Erfgoedwetboek: "Waalse Erfgoedwetboek TITEL 1. - Algemene bepalingen HOOFDSTUK I - Toepassingsgebied Artikel D.1. Het Waalse Erfgoedwetboek, hierna "het Wetboek" genoemd, is van toepassing op erfgoed dat valt onder de bevoegdheid van het Waals Gewest en dat zich bevindt in het Franstalig gebied in de zin van de wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken Naar dit decreet wordt verwezen met de volgende benaming: "Waals(e) Erfgoedwetboek".

Art. D.2. Onder het erfgoed vallen de gezamenlijke goederen bedoeld in artikel D.1 die een weerspiegeling en uitdrukking zijn en vormen van de voortdurend evoluerende waarden, geloofsbelijdenis, kennis, vaardigheden en tradities, waarvan de bescherming verantwoord is wegens met name hun belang voor archeologie, geschiedenis, wetenschap, kunsten, maatschappij, techniek, herinnering, schoonheid, landschap of stedenbouw, en waarbij rekening gehouden wordt met criteria inzake zeldzaamheid, authenticiteit, integriteit of representativiteit.

Daartoe behoren ook alle aspecten van de omgeving die voortvloeien uit de interactie in de tijd tussen personen en plaatsen.

Het Waalse Gewest, de provincies, de gemeenten, de openbare en privé-actoren en de inwoners dragen voor de erfgoedbescherming bij tot de erkenning, de geïntegreerde instandhouding, de ontwikkeling en het beheer van het erfgoed dat ze zullen doorgeven aan de komende generaties.

Voorafgaand aan elke beslissing tot oprichting van een nieuw gebouw en om de geïntegreerde instandhouding van hun erfgoed te garanderen, moeten de Staat, de Gewesten, de Gemeenschappen, de Waalse Huisvestingsmaatschappij, de door deze laatste erkende publieke vastgoedmaatschappijen, de provincies, de gemeenten en de intercommunales, de kerkfabrieken en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn de studie overwegen om aan de activiteit waarvoor een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd, het goed of de goederen toe te wijzen die behoren tot het erfgoed waarvan zij de eigenaars zijn wanneer ze beschermd of gelijkgesteld zijn of opgenomen in de gewestelijke erfgoedinventaris.

De Regering bezorgt het Parlement om de drie jaar een verslag over de stand van zaken en de vooruitzichten inzake bescherming van het erfgoed. HOOFDSTUK 2 - Begripsomschrijving Art. D.3. Voor de toepassing van het Wetboek wordt verstaan onder : 1° dringende bewarende handelingen en werken : omkeerbare handelingen en werken die worden uitgevoerd of gepland met het oog op de onmiddellijke bescherming van het geheel of een deel van een beschermd of daarmee gelijkgesteld goed dat bedreigd wordt door ongewone weersomstandigheden, een natuurramp of een toevallige gebeurtenis;2° de erfgoedadministratie : het "Agence wallonne du Patrimoine" in de zin van het decreet van 12 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0 tot oprichting van het "Agence wallonne du Patrimoine" als administratieve dienst met een autonome boekhouding en houdende ontbinding van het "Institut du Patrimoine wallon";3° erfgoedvergunning: de administratieve handeling die voorafgaat aan de uitvoering van handelingen en werken of het uitvoeren van evenementen of activiteiten met betrekking tot een beschermd of daarmee gelijkgesteld goed en die een kader schept en de geplande ingrepen vastlegt om de criteria en belangen die de beschermingsmaatregel van het goed rechtvaardigden, te vrijwaren;4° archeologisch goed: alle materiële overblijfselen, van paleontologische aard of het spoor ervan inbegrepen, gelegen onder of boven de grond, onder het water, beschouwd als bewijs van de bedrijvigheid van de mens of van zijn leefmilieu, van verlopen tijdperken of beschavingen, ongeacht de kunstwaarde ervan;5° gelijkgesteld goed: goederen die op de beschermingslijst staan of die voorlopig aan de gevolgen van de bescherming zijn onderworpen; 6° beschermd goed: elk goed dat het voorwerp uitmaakt van een beschermingsmaatregel als monument, site, architectonisch geheel of archeologische site wegens zijn erfgoedwaarde met betrekking tot de criteria en belangen bedoeld in artikel D.2 om de bescherming ervan te verzekeren; 7° de archeologische kaart: het cartografisch instrument dat de omtrekken bepaalt die ieder geheel van al dan niet bebouwde onroerende goederen omvatten, die geheel of gedeeltelijk het voorwerp hebben uitgemaakt van een ontdekking van een of meerdere archeologische goederen of waarvan is vastgesteld dat zij archeologische goederen hebben verborgen, verbergen of vermoedelijk verbergen.8° het stedenbouwkundig attest nr.2 : het attest bedoeld in artikel D.IV.I, § 3, 2°, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling; 9° "CoDT" : het Wetboek van Ruimtelijke ontwikkeling; 10° de Commissie : de Koninklijke Commissie van monumenten, landschappen en opgravingen, afgekort : "C.R.M.S.F."; 11° de gemeentelijke Commissie: de gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening en mobiliteit, afgekort "C.C.A.T.M.", bedoeld in artikel D.I.7 van het "CoDT"; 12° geïntegreerde instandhouding : met inachtneming van de kenmerken die de bescherming van een goed hebben gerechtvaardigd, het geheel van de maatregelen met als doel: a) te zorgen voor de duurzaamheid van het goed b) te zorgen voor de handhaving van het goed in het kader van een geschikte, bebouwde of onbebouwde omgeving;c) een gepaste bestemming van het goed te bepalen om het op duurzame wijze aan te passen aan de behoeften van de gemeenschap op sociaal, economisch, demografisch vlak, op vlak van energie, erfgoed, leefmilieu of toegankelijkheid;13° toevallige ontdekking : elke onvoorziene of louter toevallige blootlegging van één of meerdere archeologische goederen; 14° het architectonisch geheel: een groep gebouwen die een samenhangend geheel vormt, met inbegrip van de elementen die ze met elkaar verbinden, door hun integratie in het landschap en in de bestaande bebouwde en onbebouwde context, en die erfgoedwaarde heeft op het vlak van de criteria en belangen bedoeld in artikel D.2; 15° het onderhoud: alle preventieve of curatieve handelingen en werken, tijdelijk of permanent, die het uiterlijke of interne uitzicht, de materialen, de draagstructuren, het bebouwde volume of de kenmerken die de bescherming van een beschermd of daarmee gelijkgestelde eigendom rechtvaardigden, niet wijzigen;16° voorstudie: alle wetenschappelijke, technische, historische en documentaire studies die nodig zijn om een onderhouds- of restauratieproject op te stellen en die kunnen worden toegevoegd aan een documentatiefonds dat wordt beheerd door de dienst die door de Regering is aangeduid;17° de erfgoedfiche: het erfgoedbeoordelingsinstrument voor een erfgoedgoed, dat open is en wordt opgesteld door de dienst die door de Regering is aangeduid, en dat dient als hulpmiddel bij de besluitvorming in het kader van een inschrijving op de beschermingslijst, een aanvraag tot opname op de beschermingslijst, declassering of herkwalificatie, een aanvraag tot erfgoedvergunning of de opmaak van een operationeel erfgoedplan; 18° gemachtigd ambtenaar van de Stedenbouw : de ambtenaar bedoeld in artikel D.I.3 van het "CoDT"; 19° archeologische opgravingen: archeologische verrichtingen waarbij een eigendom of perceel wordt gewijzigd door het uitgraven, strippen of verwijderen van een of meer archeologische goederen, met als doel de kennis te verbeteren door het vastleggen en exploiteren van de verzamelde gegevens, met inbegrip van de volgende opgravingen: a) reddingsopgravingen :opgravingen met betrekking tot een archeologisch eigendom, terrein of plaats die geheel of gedeeltelijk vernield worden;b) preventieve opgravingen : de opgravingen betreffende archeologische sites die op korte termijn onomkeerbaar bedreigd zijn met gehele of gedeeltelijke vernieling, in het bijzonder als onderdeel van een ontwikkelings- of stedenbouwkundig project;c) geprogrammeerde opgravingen: de op lange termijn geplande opgravingen die nodig zijn voor de studie van een bepaald wetenschappelijk thema of van een archeologische vindplaats in haar geheel; 20° de gewestelijke inventaris van het erfgoed : het instrument voor de identificatie van het gebouwde en niet-gebouwde erfgoed dat onder de bevoegdheid van het Waalse Gewest valt en dat geheel of gedeeltelijk van erfgoedwaarde is met betrekking tot de in artikel D.2 bedoelde belangen en criteria; 21° beschermingslijst : de lijst van goederen die tijdelijk beschermd zijn omwille van een tijdelijke of definitieve dreiging van vernietiging, afbraak of wijziging en die in aanmerking komen om beschermd te worden;22° de minister : de minister bevoegd voor monumenten en sites in de zin van artikel 6, § 1, I, 7°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming van de instellingen; 23° monument: een geïsoleerde architecturale, sculpturale of plantaardige creatie, met inbegrip van de elementen die door inlijving of bestemming geïmmobiliseerd zijn en de roerende goederen die er integraal deel van uitmaken, in het bijzonder de aanvullende uitrusting en decoratieve elementen, en die erfgoedwaarde heeft in de zin van de criteria en belangen bedoeld in artikel D.2; 24° archeologische verrichtingen: alle werkzaamheden met betrekking tot prospectie, proefboringen, opgravingen en archeologische opvolgingen, met inbegrip van de opmaking van de desbetreffende verslagen en hun bekendmaking;25° uitzonderlijk erfgoed: alle beschermde goederen van groot regionaal erfgoedbelang, waarvan de lijst bij regeringsbesluit wordt vastgesteld;26° werelderfgoed: elk goed of groep van goederen waarvan de uitzonderlijke universele waarde erkend is door de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur, afgekort UNESCO, in toepassing van de Overeenkomst inzake de bescherming van het cultureel en natuurlijk werelderfgoed;27° de milieuvergunning: de vergunning bedoeld in artikel 1, eerste lid, 1°, van het decreet van 11 maart 1999Relevante gevonden documenten type decreet prom. 11/03/1999 pub. 08/06/1999 numac 1999027439 bron ministerie van het waalse gewest Decreet betreffende de milieuvergunning sluiten betreffende de milieuvergunning;28° de vergunning voor een handelsvestiging : de vergunning bedoeld in artikel 1, 4°, van het decreet van 5 februari 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 05/02/2015 pub. 18/02/2015 numac 2015200758 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de handelsvestigingen sluiten betreffende de handelsvestigingen ; 29° de bebouwingsvergunning: de vergunning bedoeld in artikel D.IV.2, § 1, van het "CoDT"; 30° de stedenbouwkundige vergunning: de vergunning bedoeld in artikel D.IV.4 van het "CoDT"; 31° de geïntegreerde vergunning : de vergunning bedoeld in artikel 1, 6°, van het decreet van 5 februari 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 05/02/2015 pub. 18/02/2015 numac 2015200758 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de handelsvestigingen sluiten betreffende de handelsvestigingen;32° de globale vergunning: de vergunning bedoeld in artikel 1, 12°, van het decreet van 11 maart 1999Relevante gevonden documenten type decreet prom. 11/03/1999 pub. 08/06/1999 numac 1999027439 bron ministerie van het waalse gewest Decreet betreffende de milieuvergunning sluiten betreffende de milieuvergunning;33° klein Waals volkserfgoed: alle kleine erfgoedelementen, al dan niet beschermd, die onder categorieën vallen die erkend zijn door de Regering en die van erfgoed- en cultureel belang zijn, die zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte of toegankelijk zijn voor het publiek, die als referentie dienen voor een plaatselijke bevolking of die tot het samenhorigheidsgevoel bijdragen;34° het operationeel plan erfgoed: de administratieve handeling die voorafgaat aan de uitvoering van handelingen en werken waarvoor geen vergunning nodig is, die een terugkerend karakter hebben of die een fasering vereisen, evenals de organisatie van evenementen of activiteiten met een terugkerend karakter;35° de Beleidsgroep " Ruimtelijke Ordening": de beleidsgroep bedoeld in artikel 1 van het decreet van 6 november 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 06/11/2008 pub. 18/12/2008 numac 2008204571 bron waalse overheidsdienst Decreet houdende rationalisatie van de adviesverlenende functie type decreet prom. 06/11/2008 pub. 19/12/2008 numac 2008204572 bron waalse overheidsdienst Kaderdecreet houdende rationalisatie van de adviesverlenende functie voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet sluiten houdende rationalisatie van de adviesverlenende functie;36° de eigenaar : elke publiekrechtelijke of privaatrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon die houder is van een zakelijk recht op een goed, mede-eigendom, vruchtgebruik, erfdienstbaarheid, erfpacht of recht van opstal op een goed;37° de prospectie : de handeling waarbij archeologische goederen of locaties gelokaliseerd worden zonder ze te wijzigen.38° herbestemming: de gedeeltelijke of volledige wijziging van de functie van een beschermd of gelijkgesteld goed, om te voorkomen dat het in verval raakt of wordt opgegeven of om het aan te passen aan de behoeften en vereisten van de nieuwe functie die eraan wordt toegekend, met behoud van de erfgoedkenmerken die de bescherming van het goed rechtvaardigden;39° restauratie: alle handelingen en werken, andere dan deze die betrekking hebben op het onderhoud bedoeld in 15°, uitgevoerd op een beschermd of gelijkgesteld goed met het oog op het behoud en de onthulling van de kenmerken die de bescherming ervan rechtvaardigden, het opfrissen ervan, het bewaren van de authenticiteit en de mogelijkheid tot toe-eigening door de gemeenschap, alsook de opwaardering en het eventuele hergebruik ervan; 40° de site: het natuurwerk of het gecombineerde werk van mens en natuur dat een gebied van erfgoedwaarde vormt met betrekking tot de criteria en belangen bedoeld in artikel D.2, dat voldoende karakteristiek en coherent is om het voorwerp uit te maken van een topografische afbakening; 41° de archeologische site: het terrein, de geologische of pedologische formatie, het gebouw, het geheel van gebouwen of site die daadwerkelijk of vermoedelijk archeologische goederen bevat;42° archeologische onderzoekingen : archeologische handelingen waarbij de staat van de ondergrond of de bebouwde omgeving wordt gewijzigd om de aanwezigheid van archeologische voorwerpen of het bestaan, de aard en de omvang van een archeologische vindplaats vast te stellen, met uitzondering van het gebruik van apparatuur voor het opsporen of zoeken naar metalen of ferromagnetische voorwerpen met het oog op het onttrekken ervan aan de bodem of het water overeenkomstig hoofdstuk 8 van titel 4;43° archeologische opvolging : de archeologische verrichting die bestaat in het toezicht, door de dienst aangeduid door de Regering, op de handelingen en werken uitgevoerd in het kader van de uitvoering van een bebouwingsvergunning, een stedenbouwkundige vergunning, een milieuvergunning, een globale vergunning, een handelsvestigingsvergunning of een geïntegreerde vergunning en in de mogelijkheid voor de dienst aangeduid door de Regering om voormelde handelingen en werken tijdelijk, plaatselijk of volledig, te onderbreken voor het uitvoeren van grafische en beschrijvende opnamen en desgevallend voor het uitvoeren van archeologische opgravingen; 44° de valorisatie: elke actie of maatregel die bestaat uit het bekendmaken en vergroten van de erkende kwaliteiten van een of meer erfgoedelementen die onder de bevoegdheid van het Gewest vallen, door de uitvoering van handelingen en werken, de implementatie van de elementen bedoeld in artikel D.131 of door de uitvoering van verschillende verspreidings- of promotieacties; 45° het beschermingsgebied : het gebied gelegen rondom een beschermd goed, en waarvan de omtrek is afgebakend al naar gelang de eisen voor de geïntegreerde instandhouding van dat goed;46° bufferzone: het gebied rondom een op de Werelderfgoedlijst opgenomen landgoed of groep objecten, waarvan het gebruik en de ontwikkeling onderworpen zijn aan speciale beperkingen om te zorgen voor extra bescherming van het landgoed of de groep objecten en om de uitzonderlijke universele waarde ervan te behouden. HOOFDSTUK 3. - Communicatiemethoden en berekening van termijnen Art. D.4. De Regering bepaalt voor welke in het Wetboek bedoelde mededelingen, verzendingen of ontvangsten een datum moet worden vastgesteld, ongeacht het gebruikte procédé.

De Regering kan de lijst vaststellen van de procédés die zij aanvaardt om de mededeling, verzending en elke ontvangst van een vaste dagtekening te voorzien.

De aangetekende elektronische berichten moeten in overeenstemming zijn met het decreet van 27 maart 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 27/03/2014 pub. 15/04/2014 numac 2014202321 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de communicaties via elektronische weg tussen de gebruikers en de Waalse openbare overheden type decreet prom. 27/03/2014 pub. 15/04/2014 numac 2014202320 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de communicaties via elektronische weg tussen de gebruikers en de Waalse openbare overheden, voor de aangelegenheden bedoeld in artikel 138 van de Grondwet sluiten betreffende de communicaties via elektronische weg tussen de gebruikers en de Waalse openbare overheden en de uitvoeringsbesluiten ervan.

Art. D.5. De dag van de mededeling, verzending of ontvangst van een document waarnaar in het Wetboek wordt verwezen en die het beginpunt van een termijn vormt, is niet inbegrepen in de termijn. De termijn gaat in op de dag nadat het document is meegedeeld, verzonden of ontvangen en omvat, tenzij anders aangegeven, alle dagen, inclusief zaterdagen, zondagen en feestdagen.

De vervaldag is in de termijn inbegrepen. Indien die dag evenwel een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de vervaldag uitgesteld tot de volgende werkdag.

Een werkdag is elke dag behalve zaterdag, zondag en feestdagen.

De mededeling of verzending vindt uiterlijk plaats op de dag waarop de termijn verstrijkt.

TITEL 2. - Bescherming van het erfgoed HOOFDSTUK I - Werelderfgoed Art. D.6. De Regering maakt de lijst van goederen of groepen van goederen die op de Werelderfgoedlijst staan bekend, inclusief, indien van toepassing, de omtrek van de bufferzones die ermee verbonden zijn, in het Belgisch Staatsblad en op de website van de dienst die ze aanwijst.

De in lid 1 bedoelde publiciteitsmaatregelen zijn bedoeld om het publiek op de hoogte te brengen van de plaatsing van een goed of een groep goederen op de Werelderfgoedlijst en hebben geen betrekking op de identificatie van de eigenaar van het goed of de groep goederen.

Alleen informatie met betrekking tot de identificatie van het object of de groep objecten en de reden voor plaatsing op de Werelderfgoedlijst wordt bekendgemaakt.

Art. D.7. Elk goed of elke groep goederen dat op de Werelderfgoedlijst staat, kan een bufferzone hebben.

De omtrek van de bufferzone wordt bepaald volgens de eisen van het behoud van de uitzonderlijke universele waarde en kan de onmiddellijke omgeving van het goed omvatten, belangrijke uitzichten of andere gebieden die een belangrijke functionele rol spelen in de ondersteuning van het goed en de bescherming ervan.

De in lid 2 bedoelde uitzonderlijke universele waarde duidt een cultureel of natuurlijk belang aan dat voldoende uitzonderlijk is om nationale grenzen te overschrijden en van gemeenschappelijke onschatbare waarde zijn voor de huidige en toekomstige generaties van de gehele mensheid.

Art. D.8. § 1. Elk op de Werelderfgoedlijst ingeschreven goed of elke groep goederen dient een beheersplan te hebben dat in overeenstemming is met de bepalingen van de richtlijnen voor de uitvoering van de Overeenkomst, bedoeld in artikel D.3, 26°.

De Regering legt de inhoud van het beheersplan bedoeld in het eerste lid vast. § 2 Elk beheersplan wordt voorbereid, uitgevoerd en bijgewerkt door een beheerscomité.

De Regering stelt de samenstelling, de opdrachten en de werking van het beheerscomité vast. § 3. Indien nodig kan de Regering, om te voldoen aan de inhoud van het beheersplan dat is opgesteld krachtens de paragrafen 1 en 2, de volgorde wijzigen waarbij het goed of de groep goederen op de Werelderfgoedlijst is geplaatst, in overeenstemming met artikel D.17.

Art. D.9. Wanneer een goed of een groep goederen op de Werelderfgoedlijst staat, houden de administratieve autoriteiten rekening met de noodzaak om de uitzonderlijke universele waarde te beschermen, evenals met het beheersplan voor het goed en de bufferzone die de doelstelling waarborgen, bij het onderzoeken van aanvragen voor individuele vergunningen die betrekking hebben op het goed of de groep goederen en die onder een ander administratief beleid vallen.

D.10. § 1. Er wordt een Waals Werelderfgoedcomité opgericht. Het Comité bestaat uit: 1° de Minister van Erfgoed, die het comité voorzit ;2° de minister van Ruimtelijke Ordening;3° de minister bevoegd voor Internationale Betrekkingen ;4° de Minister van Toerisme;5° de inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie;6° de voorzitter van de Commissie;7° de voorzitter van de afdeling Wallonië-Brussel van de "International Council on Monuments and Sites";8° de inspecteur-generaal van de dienst Ruimtelijke Ordening van de Waalse Overheidsdienst;9° de Administrateur-generaal van Wallonie-Bruxelles International;10° de Commissaris-generaal voor Toerisme;11° de directeur-generaal van "Wallonie Belgique Tourisme". De in lid 1 bedoelde personen kunnen zich laten vertegenwoordigen door een daartoe aangewezen persoon.

Indien nodig kan het Waalse Werelderfgoedcomité deskundigen of specialisten uitnodigen. § 2 Het Waalse Werelderfgoedcomité stelt de Regering voor : 1° de omschrijving van een globale strategie in verband met de onroerende goederen van het werelderfgoed; 2° elk project m.b.t. een nieuwe inschrijving op de lijst van het werelderfgoed; 3° prioriteiten in termen van budget en programmering, op basis van de beheersplannen voor de verschillende goederen en groepen goederen. § 3. De Regering stelt de toepassingsmodaliteiten van dit artikel vast. HOOFDSTUK 2. - Het uitzonderlijke erfgoed van Wallonië Art. D.11. § 1. De Regering stelt een lijst op van beschermde goederen of delen van goederen waarvan ze het buitengewoon erfgoedbelang erkent. Ze informeert de eigenaars van de betrokken goederen.

Vóór de goedkeuring wordt de ontwerplijst of de wijziging van de lijst voor advies voorgelegd aan de door de regering aangewezen dienst en aan de Commissie. De kennisgeving wordt verstuurd binnen zestig werkdagen nadat de aanvraag is verzonden. Bij gebrek aan ontvangst van het advies binnen de toegestane termijn wordt de procedure voortgezet. § 2. De Regering maakt de lijst bekend van beschermde goederen of delen van goederen waarvoor ze het uitzonderlijke erfgoedkarakter erkent, in het Belgisch Staatsblad en op de website van de dienst die ze aanwijst.

De in lid 1 bedoelde publiciteitsmaatregelen zijn bedoeld om het publiek te informeren over de erkenning van de uitzonderlijke aard van een beschermd goed of een beschermd onderdeel en hebben geen betrekking op de identificatie van de eigenaar van het beschermde goed of het beschermde onderdeel. Alleen informatie met betrekking tot de identificatie van het onroerend goed of een deel ervan en de redenen voor de erkenning van het uitzonderlijke karakter van het onroerend goed worden bekendgemaakt. § 3. De Regering stelt de nadere regels voor de uitvoering van dit artikel vast. HOOFDSTUK 3. - Beschermd erfgoed Afdeling 1. - Klassering van een goed

Art. D.12. De Regering kan elk goed dat onder het erfgoed valt, als beschermd goed erkennen in de zin van artikel D.2, eerste lid.

Daartoe kan de Regering, op basis van een erfgoedfiche zoals bedoeld in artikel D.33, een klasseringsprocedure opstarten, hetzij : 1° op eigen initiatief;2° op verzoek van de eigenaar.3° op voorstel van de Commissie;4° op voorstel van het gemeentecollege;5° op voorstel van de gemeentelijke commissie;6° op verzoek van een of meer vennootschappen, verenigingen of stichtingen met rechtspersoonlijkheid, die tot doel of tot doel hebben het behoud van het erfgoed en waarvan de maatschappelijke zetel zich in het Franstalige Waalse Gewest bevindt;7° op verzoek van minstens driehonderd personen ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente waar het goed gelegen is indien de gemeente minder dan vijfduizend inwoners telt, van zeshonderd personen ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente waar het goed gelegen is indien de gemeente vijfduizend tot dertigduizend inwoners telt of duizend personen ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente waar het goed gelegen is voor een gemeente met meer dan dertigduizend inwoners. De erfgoedfiche wordt opgesteld door de dienst die door de overheid is aangeduid vóór de beslissing om al dan niet een klasseringsprocedure op te starten. Deze fiche wordt naar de Commissie gestuurd voor advies, dat binnen vijftien werkdagen na verzending van de adviesaanvraag wordt uitgebracht.

De beslissing om de klasseringsprocedure al dan niet aan te vatten, wordt meegedeeld aan de erfgoedadministratie, de Commissie en, indien van toepassing, aan de personen bedoeld in lid 2, 2° tot 7°.

De Regering stelt de nadere regels voor de uitvoering van dit artikel vast.

Art. D.13. § 1. Wanneer de Regering beslist om een klasseringsprocedure op te starten voor een goed, zal ze het klasseringsproject opstellen op basis van de erfgoedfiche en alle andere documenten waarover ze beschikt. Het ontwerp tot klassering bepaalt, indien van toepassing, de beschermingszone die bij het goed hoort en de specifieke beschermings- en beheersvoorwaarden die worden overwogen. § 2. Het klasseringsproject wordt in het Belgisch Staatsblad en op de website van de dienst aangewezen door de Regering bekendgemaakt. Het klasseringsproject en de erfgoedfiche worden tegelijkertijd meegedeeld: 1° voor de organisatie van het openbaar onderzoek en een met redenen omkleed advies, aan het gemeentecollege;2° voor opmerkingen, aan de eigenaar van het goed;3° voor een met redenen omkleed advies : a) aan de Commissie;b) aan de gemeentelijke commissie of, bij gebrek, de beleidsgroep "Ruimtelijke Ordening";c) aan administraties en diensten die de Regering het nodig acht te raadplegen;4° ter informatie, aan de stedenbouwkundige ambtenaar. De opmerkingen en adviezen, vermeld in het eerste lid, 2° en 3°, worden binnen negentig dagen na de mededeling van het klasseringsproject en de erfgoedfiche meegedeeld aan de dienst, aangeduid door de Regering. Bij gebrek aan mededeling van advies binnen de voorgeschreven termijnen kan de procedure voortgezet worden. § 3. Binnen twintig dagen na ontvangst van het klasseringsvoorstel en de erfgoedfiche moet de eigenaar de persoon die het goed in kwestie daadwerkelijk in gebruik heeft, op de hoogte brengen, evenals elke persoon die hij heeft belast met het uitvoeren van handelingen en werken aan het goed in kwestie of die hij daartoe heeft gemachtigd.

De door de Regering aangewezen dienst brengt de eigenaar van het goed op de hoogte van de in lid 1 bedoelde verplichting. § 4. Binnen twintig dagen na de verzending bedoeld in paragraaf 2, eerste lid, gaat het gemeentecollege over tot een openbaar onderzoek dat vijftien dagen duurt.

De dossiers liggen ter inzage in het gemeentehuis op werkdagen en minstens één keer in de week tot 20 uur, of op zaterdagmorgen;

Het openbaar onderzoek is aangekondigd: 1° door aanplakking op het gemeentehuis en op de plaatsen waar het indelingsproject gevolgen heeft;2° door een bericht in drie dagbladen die in de regio worden verspreid;3° op de website van de gemeente, indien beschikbaar;4° in een gemeentelijk informatieblad dat onder de bevolking wordt verspreid, indien dit bestaat, of, bij ontstentenis daarvan, in een advertentieblad dat gratis onder de bevolking wordt verspreid. De affiches en berichten bedoeld in het derde lid vermelden het onderwerp van het onderzoek en dat het dossier geraadpleegd kan worden op het gemeentehuis overeenkomstig de in de vorige paragraaf aangeduide beginselen. De adviezen moeten tijdens de hele duur van het openbaar onderzoek perfect zichtbaar en leesbaar blijven.

Het openbare onderzoek wordt opgeschort tussen 16 juli en 15 augustus en tussen 24 december en 1 januari.

Binnen vijftien dagen na de laatste dag van het openbaar onderzoek houdt het gemeentecollege, of een van zijn daartoe door het college gedelegeerde leden, een openbare vergadering waarop iedereen die wil worden gehoord, wordt gehoord. Aan het einde van die zitting wordt een proces-verbaal opgesteld waarbij het openbaar onderzoek gesloten wordt.

De conclusies van het openbaar onderzoek worden bekendgemaakt op de website van de gemeente als die er een heeft. § 5. Binnen vijftien dagen na de afsluitende vergadering van het openbaar onderzoek maakt het gemeentecollege het dossier m.b.t. de opname op de monumentenlijst aan het gemeentecollege. Binnen zestig dagen na ontvangst van de aanvraag brengt de gemeenteraad een met redenen omkleed advies uit. Bij gebrek aan mededeling van advies binnen de voorgeschreven termijnen kan de procedure voortgezet worden. § 6. Binnen vijftien dagen na het verstrijken van de termijn van zestig dagen bedoeld in § 5, stuurt het gemeentecollege de volgende stukken aan de Dienst aangewezen door de Regering: 1° de opmerkingen gemaakt tijdens het openbaar onderzoek;2° de notulen van de sluiting van het openbaar onderzoek; 3° de beraadslaging van de gemeenteraad;4° zijn met redenen omkleed advies.

Bij gebrek aan mededeling van één van de documenten bedoeld in het eerste lid binnen de voorgeschreven termijnen kan de procedure voortgezet worden. § 7. Elk verstek of uitstel vanwege de gemeente om over te gaan tot de in dit artikel bedoelde modaliteiten brengt de nietigheid van de procedure niet met zich mee en mag de verlenging van de in paragraaf 6 bedoelde termijn niet als gevolg hebben. § 8. De in dit artikel bedoelde publiciteitsmaatregelen zijn bedoeld om het publiek te informeren over de voorgestelde klassering van een goed en hebben geen betrekking op de identificatie van de eigenaar van het goed dat het voorwerp uitmaakt van de voorgestelde klassering.

Alleen informatie met betrekking tot de identificatie van het goed en de redenen voor het klasseringsproject worden gepubliceerd.

Art. D.14. Op basis van de opmerkingen, het openbaar onderzoek en de adviezen bedoeld in artikel D.13, § 2, kan de Regering beslissen het goed te klasseren of te weigeren het te klasseren.

De Regering beslist over de klassering van het goed binnen de achttien maanden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de beslissing tot inleiding van de klasseringsprocedure. Als er binnen achttien maanden geen beslissing is genomen, wordt de klasseringsaanvraag geacht te zijn geweigerd.

Indien een goed beoogd bij het klasseringsdossier gelegen is in de omtrek van een site erkend krachtens de wet van 12 juli 1973Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/07/1973 pub. 24/08/2010 numac 2010000473 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op het natuurbehoud Duitse vertaling van de federale versie sluiten op het natuurbehoud houdt het besluit tot klassering van een goed rekening met de verplichtingen en het beheersplan bedoeld in deze wet. Wanneer het besluit tot klassering wijzigingen bevat die aan een in lid 2 bedoeld bijzonder beheersplan dienen te worden aangebracht, beslist de Regering of dat plan dient te worden herzien.

In overeenstemming met artikel D.22 kan de Regering bijzondere voorwaarden opleggen voor de bescherming en het beheer van het goed in het klasseringsbesluit. Van deze voorwaarden kan enkel worden afgeweken door het verkrijgen van een erfgoedvergunning, op voorwaarde dat de erfgoedvergunning niet indruist tegen de substantiële erfgoedkenmerken die de klassering van het goed rechtvaardigden.

Art. D.15. § 1. Het besluit tot klassering wordt in het Belgisch Staatsblad en op de website van de dienst aangewezen door de Regering bekendgemaakt.

Het klasseringsbesluit wordt bekendgemaakt: 1° aan de eigenaar van het goed;2° aan het gemeentecollege;3° aan de Commissie;4° aan de gemeentelijke Commissie of, bij gebrek, aan de beleidsgroep "Ruimtelijke Ordening"; 5° aan de personen, vermeld in artikel D.12, tweede lid, 2° tot en met 7°, waarop de aanvraag tot indeling is gebaseerd; 6° aan de gemachtigd ambtenaar van de Stedenbouw. Binnen vijftien dagen na de in lid 2 bedoelde kennisgeving moet de eigenaar een kopie van de kennisgeving sturen naar de persoon die het goed gebruikt, op straffe van hoofdelijke aansprakelijkheid in geval van schending van de bepalingen van het Wetboek of het CoDT waarvan de toepassing voortvloeit uit de klassering van het goed. Deze verplichting wordt vermeld in de kennisgeving aan de eigenaar.

Binnen vijftien dagen na ontvangst van de kennisgeving maakt het gemeentecollege het besluit tot klassering bekend door aanplakking op het gemeentehuis en op de betrokken plaatsen gedurende minimum dertig dagen, alsook op de website van de gemeente als die er een heeft De autoriteiten en de in het tweede lid bedoelde personen zijn onderworpen aan het klasseringsbesluit vanaf zijn kennisgeving of vanaf zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad indien deze voorafgaat.

De in dit paragraaf bedoelde publiciteitsmaatregelen zijn bedoeld om het publiek te informeren over de voorgestelde klassering van een goed en hebben geen betrekking op de identificatie van de eigenaar van het goed dat het voorwerp uitmaakt van het klasseringsbesluit. Alleen informatie met betrekking tot de identificatie van het goed en de redenen voor het klasseringsproject worden gepubliceerd. § 2. De beslissing om te weigeren het onroerend goed te klasseren wordt meegedeeld : 1° aan de eigenaar van het goed;2° aan het gemeentecollege;3° aan de Commissie; 4° aan de personen, vermeld in artikel D.12, tweede lid, 2° tot en met 7°, waarop de aanvraag tot klassering is gebaseerd; 5° aan de gemachtigd ambtenaar van de Stedenbouw. Afdeling 2. - Beschermingsgebied

Art. D.16. § 1. In het besluit tot klassering van een goed kan een beschermingsgebied rond het betrokken goed worden ingesteld. § 2. Na de klassering van een goed kan de Regering een beschermingsgebied instellen of een bestaand beschermingsgebied wijzigen om het geïntegreerde instandhouding van het goed te verzekeren.

De instelling van een beschermingsgebied of de wijziging van een bestaand beschermingsgebied gebeurt overeenkomstig de artikelen D.12 tot en met D.15. § 3. De Regering kan aanvullende procedures en regelingen vaststellen in verband met de instelling of wijziging van een beschermingsgebied. Afdeling 3. - Wijziging van het klasserings- of declasseringsbesluit

Art. D.17. De Regering kan de procedure tot wijziging van een klasseringsbesluit of de procedure tot declassering van een beschermd goed inleiden op basis van : 1° de erfgoedfiche; 2° een onderzoek naar de adequaatheid van de genomen beschermingsmaatregel ten aanzien van de criteria en belangen bedoeld in artikel D.2 of indien wordt vastgesteld dat nieuwe omstandigheden die zich sinds de datum van het klasseringsbesluit hebben voorgedaan, tot gevolg hebben gehad dat de erfgoedwaarde van een goed ten aanzien van die criteria en belangen is verminderd of verdwenen.

De wijziging van een klasseringsbesluit of de declassering van een beschermd goed wordt uitgevoerd in overeenstemming met artikel D.12 tot en met D.15. Afdeling 4. - Schilden en borden

Art. D.18. Het beschermd goed wordt geïdentificeerd door het plaatsen van een schild of bord dat zijn statuut vermeldt.

In afwijking van de artikelen D.21 en D.34, § 1, is voor het plaatsen van een schild op een beschermd goed of van een bord dat het statuut ervan vermeldt geen erfgoedvergunning vereist.

De Regering bepaalt de grafische vormgeving, de afmetingen, de minimale inhoud en de plaats van de schilden en borden om de publieke opinie bewust te maken van de beschermingsmaatregelen die worden toegepast. HOOFDSTUK 4. - Beschermingslijst Art. D.19. § 1. De Waalse Regering kan elk eigendom dat beschermd kan worden en dat bedreigd wordt met vernietiging, afbraak of wijziging, tijdelijk of permanent, op de beschermingslijst plaatsen.

Op basis van een erfgoedfiche die wordt opgesteld door de dienst die door de Regering is aangewezen, beslist de Regering of een goed op de beschermingslijst wordt geplaatst, d.w.z. : 1° op eigen initiatief;2° op verzoek van de eigenaar.3° op voorstel van de Commissie;4° op voorstel van het gemeentecollege;5° op voorstel van de gemeentelijke commissie;6° volgens de bepalingen vastgelegd door de Regering, op verzoek van een of meer vennootschappen, verenigingen of stichtingen met rechtspersoonlijkheid, die tot doel of tot doel hebben het behoud van het erfgoed en waarvan de maatschappelijke zetel zich in het Franstalige Waalse Gewest bevindt;7° op verzoek van minstens driehonderd personen ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente waar het goed gelegen is indien de gemeente minder dan vijfduizend inwoners telt, van zeshonderd personen ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente waar het goed gelegen is indien de gemeente vijfduizend tot dertigduizend inwoners telt of duizend personen ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente waar het goed gelegen is voor een gemeente met meer dan dertigduizend inwoners. De Regering kan de Commissie om advies vragen over de opname van een goed op de beschermingslijst. In dat geval brengt de Commissie binnen vijftien werkdagen na toezending van de aanvraag advies uit. Bij gebrek aan mededeling van advies binnen de voorgeschreven termijnen kan de procedure voortgezet worden. § 2. Het goed wordt op de beschermingslijst geplaatst voor een niet-hernieuwbare periode van zes maanden vanaf de dag waarop het besluit tot plaatsing op de beschermingslijst bindend wordt.

Het besluit tot opname van het goed op de beschermingslijst wordt in het Belgisch Staatsblad en op de website van de dienst aangewezen door de Regering bekendgemaakt.

Het besluit wordt bekendgemaakt aan : 1° de eigenaar;2° het gemeentecollege;3° de Commissie;4° de gemeentelijke Commissie of, bij gebrek, aan de beleidsgroep "Ruimtelijke Ordening";5° de gemachtigd ambtenaar van de Stedenbouw. Het besluit tot opname van het goed op de beschermingslijst is bindend vanaf zijn bekendmaking of vanaf zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad indien deze aan eerstgenoemde bekendmaking voorafgaat.

De in dit paragraaf bedoelde publiciteitsmaatregelen zijn bedoeld om het publiek te informeren over de opname van het goed op de beschermingslijst en hebben geen betrekking op de identificatie van de eigenaar van het goed dat het voorwerp uitmaakt van de opname op deze lijst. Alleen informatie met betrekking tot de identificatie van het goed en de reden voor de opname op de beschermingslijst wordt bekendgemaakt. § 3. Binnen de in het tweede paragraaf, eerste lid, bedoelde termijn en op basis van een erfgoedfiche kan de Regering beslissen een procedure te starten om het goed op de lijst van beschermde goederen in te delen overeenkomstig de artikelen D.12 tot en met D.15.

De erfgoedfiche wordt opgesteld en naar de Regering gestuurd binnen een maximumtermijn van drie maanden vanaf de datum waarop het besluit tot opname van het goed op de beschermingslijst wettelijk bindend wordt. § 4. De Regering stelt de nadere regels voor de uitvoering van dit artikel vast. HOOFDSTUK 5. - De gevolgen van het statuut van beschermd of gelijkgesteld goed Art. D.20. De gevolgen van de klassering zijn van toepassing : 1° op de goederen die onder een klasseringsbesluit vallen; 2° op goederen die het voorwerp uitmaken van een klasseringsprocedure voor een periode van achttien maanden vanaf de datum van kennisgeving of bekendmaking van het ontwerp van klassering in het Belgisch Staatsblad, overeenkomstig artikel D.13, § 2, eerste lid, wanneer dit laatste vóór de kennisgeving gebeurt; 3° op de goederen die het voorwerp uitmaken van een opname op de beschermingslijst gedurende een periode van zes maanden vanaf de datum waarop het besluit tot opname op de beschermingslijst overeenkomstig artikel D.19, § 2, vierde lid, bindend wordt.

Art. D.21. In overeenstemming met artikel D.34 mag niemand zonder voorafgaande erfgoedvergunning of operationeel erfgoedplan : 1° handelingen en werken uitvoeren op een beschermd of daarmee gelijkgesteld goed, met uitzondering van onderhoudshandelingen en -werken die niet het voorwerp uitmaken van een subsidieaanvraag;2° een evenement of activiteit organiseren of uitvoeren die de criteria en belangen die de maatregel ter bescherming van het goed rechtvaardigden, in gevaar kan brengen. Art. D.22. § 1. In het besluit tot klassering, het inleiden van de klasseringsprocedure of de registratie van een goed op de beschermingslijst kunnen bijzondere voorwaarden voor de bescherming en het beheer van het goed worden vastgesteld. Deze voorwaarden kunnen allerlei verboden en beperkingen op eigendomsrechten inhouden waaronder, het totaal of voorwaardelijk verbod op bouwen, ontwikkelen, planten of kappen van bomen of het plaatsen van omheiningen inbegrepen.

Het besluit tot klassering, het inleiden van de klasseringsprocedure of de opname van een site of archeologische site op de beschermingslijst beperkt de vrijheid van de landbouwer(s) van de site niet op het vlak van beplanting en teelt, met uitzondering van hagen, bosjes, lanen, bossen, waterrijke gebieden, natuurlijke habitats Natura 2000, beschermde natuurgebieden en gebieden waar dier- of plantensoorten voorkomen die vallen onder de wet van 12 juli 1973Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/07/1973 pub. 24/08/2010 numac 2010000473 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op het natuurbehoud Duitse vertaling van de federale versie sluiten op het natuurbehoud, evenals grond die archeologische vindplaatsen bedekt.

De speciale beschermings- en beheersvoorwaarden kunnen elk gebruik of elke activiteit, zelfs tijdelijk, die een of meer van de kenmerken kunnen wijzigen die de opening van de klasseringsprocedure, de klassering of de opname op de beschermingslijst rechtvaardigden, wijzigen, beperken of verbieden. § 2. Van de in paragraaf 1 vermelde voorwaarden kan worden afgeweken door het verkrijgen van een erfgoedvergunning.

De in lid 1 bedoelde afwijkingsmogelijkheid geldt voor alle klasseringsbesluiten, alle besluiten tot inleiding van de klasseringsprocedure en alle besluiten tot opname op de beschermingslijst, met inbegrip van besluiten die vóór de inwerkingtreding van het Wetboek zijn genomen.

Art. D.23. De eigenaar van een beschermd of gelijkgesteld goed is verplicht om het goed in goede staat te houden door alle nodige handelingen en werken uit te voeren.

Art. D.24. § 1. De eigenaar of bewoner van een beschermd of gelijkgesteld goed moet de door de regering aangewezen afdeling zo snel mogelijk op de hoogte brengen van verval of schade van het goed. § 2 Zodra het gemeentecollege op de hoogte is van het verval, de schade, vernieling of achterlating van een beschermd of gelijkgesteld goed op zijn grondgebied, brengt het de door de Regering aangeduide dienst op de hoogte.

Art. D.25. Elke vernietiging of totale afbraak van een beschermd of gelijkgesteld goed is verboden, behalve in de omstandigheden beschreven in artikel D.27.

Onverminderd de toepassing van artikel D.27 kan de vernietiging of gedeeltelijke afbraak van een beschermd of gelijkgesteld goed worden toegestaan mits een erfgoedvergunning, zonder dat het goed aan een declasseringsprocedure wordt onderworpen of van de beschermingslijst van goederen wordt geschrapt, op voorwaarde dat aan de volgende cumulatieve voorwaarden wordt voldaan: 1° de vernieling of gedeeltelijke afbraak heeft geen invloed op de kenmerken van het goed die de klassering ervan, de opname op de beschermingslijst of de beslissing om een klasseringsprocedure in te leiden, rechtvaardigden;2° de vernietiging of gedeeltelijke afbraak is het gevolg van een project voor herbestemming, herstel, geïntegreerde instandhouding of verbetering van het goed. Art. D.26. De permanente of tijdelijke verplaatsing van het geheel of een deel van een beschermd of gelijkgesteld goed is verboden, behalve in gevallen waarin de materiële vrijwaring van het goed bedreigd wordt. In dit geval is de verplaatsing onderworpen aan de voorafgaande toekenning van een erfgoedvergunning. De erfgoedvergunning bepaalt de voorwaarden voor het demonteren, verplaatsen, conserveren en wederopbouwen van het goed op een specifieke locatie.

Art. D.27. In afwijking van de artikelen 133 en 135, § 2, tweede lid, 1°, van de nieuwe gemeentewet van 24 juni 1988 kan de burgemeester beslissen om bij besluit de volledige of gedeeltelijke vernietiging of afbraak te bevelen van een beschermd of gelijkgesteld goed, met inbegrip van natuurlijke of gebouwde elementen gelegen op een site of geklasseerde archeologische site, voor zover aan de volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan: 1° het goed dat het voorwerp uitmaakt van de beslissing dreigt in te storten en kan de openbare orde of veiligheid in gevaar brengen;2° volledige of gedeeltelijke vernietiging of afbraak is de enige redelijke oplossing om de openbare orde en veiligheid te bewaren;3° extreme dringendheid is bewezen;4° de burgemeester brengt tegelijk met zijn besluit de Regering en de door de Regering aangewezen dienst op de hoogte van zijn besluit en van een toelichtend dossier. Binnen vijf dagen na ontvangst van de kennisgeving bedoeld in het eerste lid, 4°, bezoekt de door de Regering aangewezen dienst de plaats in aanwezigheid van de burgemeester of zijn vertegenwoordiger teneinde een verslag op te stellen. Indien zij dit nodig acht, kan de door de regering aangestelde dienst door een of meer specialisten worden vergezeld. Hij stelt een proces-verbaal op van het bezoek ter plaatse, dat wordt goedgekeurd door de burgemeester of zijn vertegenwoordiger. Hij stuurt zijn verslag en de notulen naar de Minister.

Het besluit van de burgemeester is uitvoerbaar vanaf de veertiende dag na ontvangst van de kennisgeving door de Regering, op voorwaarde dat de Regering het tijdens deze periode niet heeft opgeschort of geannuleerd.

Het besluit van de burgemeester, vermeld in het eerste lid, 4°, en de beslissing van de Regering, vermeld in het derde lid, worden aan de Commissie bezorgd.

De Regering bepaalt de modaliteiten voor de uitvoering van dit artikel, de procedure voor de kennisgeving van het besluit van de burgemeester, de inhoud van het toelichtingsdossier en de inhoud van het proces-verbaal van het bezoek.

Art. D.28. § 1. Met het oog op het behoud van de erfgoedwaarde van een beschermd goed, kan de door de Regering aangewezen dienst de Regering voorstellen : 1° over te gaan tot de onteigening in het algemeen belang van het goed of van elk ander goed waarvan de onteigening noodzakelijk is voor de instandhouding, het herstel of de valorisatie van een beschermd goed;2° het goed te verwerven voor rekening van het Waals Gewest;3° een recht van voorkoop ten gunste van het Waals Gewest uit te oefenen op het goed;4° voor rekening van de eigenaar dringende instandhoudings-, onderhouds- of herstelwerkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren om het goed in goede staat te houden. Het in het eerste lid, 1°, bedoelde herstel bestaat erin een deel van een goed te behouden en een ander deel in mindere of meerdere mate te bewerken. § 2. Wanneer de door de Regering aangewezen dienst de maatregel, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 4°, wenst uit te voeren bij gebrek aan akkoord in het kader van een aanvraag- en minnelijke overlegfase met de geïdentificeerde eigenaar, vraagt hij aan de voorzitter van de territoriaal bevoegde rechtbank van eerste aanleg, in kort geding, de toelating om dringende instandhoudings-, onderhouds- of restauratiewerken uit te voeren of te laten uitvoeren voor rekening van de eigenaar van het goed.

In afwijking van lid 1 is in het geval van dringende instandhoudingsmaatregelen en -werkzaamheden geen aanvraag en minnelijke overlegfase met de geïdentificeerde eigenaar vereist alvorens een verzoek tot de voorzitter van de territoriaal bevoegde rechtbank van eerste aanleg kan worden gericht.

De aard en reikwijdte van de handelingen en werken waarvoor de vergunning wordt aangevraagd, worden uiteengezet in de dagvaarding of de gezamenlijke aanvraag.

De rechter onderzoekt de gegrondheid en evenredigheid van het verzoek van de door de Regering aangewezen dienst.

De eigenaar is verplicht alle kosten te vergoeden die hij heeft gemaakt voor het uitvoeren van de handelingen en werken die door de rechter zijn toegestaan op vertoon van een verklaring die is belast en uitvoerbaar verklaard door de rechter die de handelingen en werken heeft toegestaan om te worden uitgevoerd. Het bedrag van deze kosten wordt verhoogd met een forfaitair bedrag voor toezichts- en beheerskosten gelijk aan tien procent van de totale kostprijs van het werk, met een maximum van 10.000 euro, ongeacht of de handelingen en werken worden uitgevoerd door de erfgoedadministratie of door een extern bedrijf.

Art. D.29. § 1. De gevolgen van het statuut van beschermd of gelijkgesteld goed volgen het goed ongeacht in welk bezit het is. § 2 In het geval van een overdracht van een beschermd of gelijkgestelde goed moet de instrumenterende notaris de relevante informatie inwinnen bij het gemeentebestuur en deze overnemen in de authentieke akte.

Bij het bekendmaken van elke overdracht van een goed zal de instrumenterende notaris het statuut van het beschermde of gelijkgestelde goed vermelden.

De notaris moet de Administratie van het Erfgoed binnen de dertig dagen inlichten over de verandering van eigenaar van het goed of over de verandering van houder van een zakelijk recht over het beschermd of gelijkgesteld goed. § 3. De erfdienstbaarheden die voortvloeien uit de bepalingen van het Wetboek of van andere wetten, decreten en reglementen betreffende de wegen- en de bouwpolitie zijn niet van toepassing op de goederen, indien zij hun beschadiging of de wijziging van het aanzicht ervan als gevolg kunnen hebben.

Art. D.30. Om de erfgoedwaarde van een goed en de staat ervan te onderzoeken, hebben personeelsleden van de dienst die door de Regering zijn aangesteld, toegang tot beschermde of gelijkgestelde goederen.

De in lid 1 bedoelde personeelsleden mogen tussen 9.00 en 23.00 uur privéwoningen en bedrijfsgebouwen betreden met toestemming van de eigenaar en, in voorkomend geval, van degene die het goed daadwerkelijk in gebruik heeft, of met toestemming van de voorzitter van de territoriaal bevoegde rechtbank van eerste aanleg, die vooraf in kort geding is aangevraagd.

De in lid 1 bedoelde personeelsleden kunnen foto's nemen van het beschermde of gelijkgestelde goed en van de staat waarin het zich bevindt, met inbegrip van het interieur, en alle soorten gegevens registreren die nodig zijn om de erfgoedwaarde van het goed te onderzoeken. De verzamelde foto's en gegevens worden enkel gebruikt door de dienst die door de Regering werd aangewezen om de erfgoedwaarde en de staat van het beschermde of gelijkgestelde goed te onderzoeken, tenzij de eigenaar en, indien van toepassing, de persoon die het goed effectief gebruikt, hiervoor uitdrukkelijk toestemming geven.

De Regering bepaalt de wijze waarop de in lid 1 bedoelde personeelsleden worden aangewezen.

Art. D.31. Tenzij anders bepaald in het klasseringsbesluit, vallen alle beschermde goederen onder het regime van hoofdstuk I van het Verdrag van Den Haag van 14 mei 1954 inzake de bescherming van culturele goederen in geval van een gewapend conflict. HOOFDSTUK 6. - Gewestelijke inventaris van het erfgoed Art. D.32. § 1. De gewestelijke inventaris van het erfgoed is een inventaris van het gebouwde en niet-gebouwde erfgoed van Wallonië dat, geheel of gedeeltelijk, van erfgoedwaarde is op lokaal niveau met betrekking tot de criteria en belangen waarnaar verwezen wordt in artikel D.2. De doelstellingen zijn de kennis, de bescherming en het beheer van de geïnventariseerde goederen, evenals de sensibilisering van het publiek voor deze goederen. § 2. De door de Regering aangewezen dienst stelt de lijst op van goederen die opgenomen zijn in de gewestelijke inventaris van het erfgoed. § 2. De door de Regering aangewezen dienst kan een goed met stippen opnemen dat opgenomen is in de gewestelijke inventaris van het erfgoed. De stip verwijst naar elk beschermd goed met een bijzondere erfgoedwaarde, ongeacht het type of de periode, die tot uiting komt door de concentratie van verschillende criteria en belangen waarnaar wordt verwezen in artikel D.2.

Het gemeentecollege of de Commissie kan op eigen initiatief aan de door de Regering aangewezen dienst voorstellen om een goed op te nemen in of te verwijderen uit de gewestelijke inventaris van het erfgoed, of om een stip aan te brengen op of te verwijderen van een goed dat al is opgenomen in de gewestelijke inventaris van het erfgoed. Het voorstel om een goed of de stip te schrappen wordt gerechtvaardigd door het verdwijnen van het goed of de kenmerken die de opname ervan rechtvaardigden. § 3. De gewestelijke inventaris van het erfgoed en de bijgewerkte versies ervan worden op de website van de dienst aangewezen door de Regering bekendgemaakt. De lijst van goederen die met stippen zijn opgenomen in de gewestelijke inventaris van het erfgoed en de updates ervan worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en op de website van de dienst die door de Regering is aangewezen.

De in lid 1 bedoelde bekendmakingsmaatregelen zijn bedoeld om het publiek te informeren over de opname van een goed in de gewestelijke inventaris van het erfgoed of over het aanbrengen van een stip op een goed dat in de gewestelijke inventaris van het erfgoed is opgenomen.

Het identificeert de eigenaar van het goed niet. Alleen informatie met betrekking tot de identificatie van het goed en de redenen voor de opname in de gewestelijke inventaris van het erfgoed of het aanbrengen van de stip wordt bekendgemaakt. § 4 De Regering bepaalt de procedures voor het opstellen, updaten en bekendmaken van de regionale erfgoedinventaris en de "pastille".

TITEL 3. - Hulpmiddelen voor de instandhouding van het erfgoed HOOFDSTUK I. - De erfgoedfiche Art. D.33. Een erfgoedfiche bevat minstens: 1° de erfgoedevaluatie van het goed, uitgevoerd op grond van de in artikel D.2 bedoelde belangen en criteria om zijn bescherming te rechtvaardigen; 2° de technische aanwijzingen in verband met de algemene fysieke staat en de instandhouding van het goed, vastgesteld op grond van een visuele erkenning van de ziektes die het goed treffen; De erfgoedfiche wordt opgesteld door de dienst die door de Regering is aangewezen. Het kan worden aangevuld, gewijzigd en bijgewerkt door de dienst die door de Regering is aangewezen.

De Regering zal beslissen over een standaardmodel en eventuele aanvullende inhoud van de erfgoedfiche. HOOFDSTUK 2. - Erfgoedvergunning Afdeling 1. - Aanvraag voor erfgoedvergunning

Art. D.34. § 1. Voorafgaande erfgoedvergunning is vereist voor alle werkzaamheden die worden uitgevoerd aan een beschermd of gelijkgesteld goed.

In afwijking van lid 1 is voor het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan een beschermd of daarmee gelijkgesteld goed geen voorafgaande erfgoedvergunning vereist, tenzij deze onderhoudswerkzaamheden het voorwerp uitmaken van een subsidieaanvraag.

Als voor het werk een stedenbouwkundige vergunning, een bebouwingsvergunning, een milieuvergunning, een globale vergunning, een vergunning voor een handelsvestiging of een geïntegreerde vergunning nodig is, is de erfgoedvergunning een voorwaarde voor de aanvraag van de vergunning.

Het verkrijgen van een erfgoedvergunning is een voorwaarde voor het aanvragen van stedenbouwkundig attest nr. 2. § 2. De organisatie of de opvoering van evenementen of activiteiten die de criteria en belangen die de bescherming van het goed rechtvaardigden in gevaar kunnen brengen of die indruisen tegen de specifieke bepalingen van het klasseringsbesluit, is onderworpen aan een voorafgaande erfgoedvergunning.

De organisatie of de opvoering van evenementen of activiteiten is onderworpen aan een voorafgaande erfgoedvergunning als aan de volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan: 1° het evenement of de activiteit brengt ten minste tweehonderd mensen samen of zal waarschijnlijk ten minste tweehonderd mensen samenbrengen;2° het evenement of de activiteit is toegankelijk voor het publiek;3° het evenement of de activiteit zal waarschijnlijk inkomsten genereren. De beoordeling van de voorwaarden, vermeld in paragraaf 2, wordt overgelaten aan de door de Regering aangewezen dienst. § 3. Wanneer een project onderworpen is aan de voorafgaande toekenning van een erfgoedvergunning krachtens zowel paragraaf 1 als paragraaf 2, is het voorwerp van één globale aanvraag. § 4. In afwijking van de paragrafen 1 en 2 is voor het uitvoeren van handelingen en werken of het organiseren en uitvoeren van evenementen of activiteiten geen voorafgaande toekenning van een erfgoedvergunning vereist als ze het voorwerp uitmaken van een overeenkomstig artikel D.53 opgesteld operationeel erfgoedplan.

Art. D.35. § 1. De aanvraag voor erfgoedvergunning bedoeld in artikel D.34 wordt ingediend bij de dienst die door de Regering is aangewezen, door middel van het daarvoor bestemde formulier.

De Regering bepaalt het model van het in lid 1 bedoelde formulier, de inhoud van het dossier dat nodig is voor het onderzoek van de aanvraag tot erkenning van het erfgoed en de procedures voor de indiening van de aanvraag tot erkenning van het erfgoed. § 2. In het geval van dringende vrijwaringswerkzaamheden moet de aanvrager dit in de aanvraag nader bepalen.

Art. D.36. § 1. De door de Regering aangewezen dienst stuurt de aanvrager een bevestiging van ontvangst binnen twintig dagen na de datum van ontvangst van de aanvraag voor erfgoedvergunning.

Als de aanvraag voor erfgoedvergunning volledig is, vermeldt de bevestiging van ontvangst: 1° de beschrijving van de procedure; 2° behalve in het geval bedoeld in artikel D.38, de samenstelling van het comité voor projectbegeleiding; 3° behalve in het geval bedoeld in artikel D.38, de datum, de plaats en de modaliteiten van de eerste erfgoedvergadering.

Als de aanvraag voor erfgoedvergunning onvolledig is, vermeldt de bevestiging van ontvangst de ontbrekende stukken.

De dienst die door de Regering is aangewezen, kan om aanvullende documenten vragen als deze onontbeerlijk zijn om het project te begrijpen. Aanvullende documenten die worden opgevraagd door de dienst die door de Regering is aangewezen, moeten door de aanvrager worden verstrekt binnen zestig dagen na de datum van ontvangst van het verzoek om aanvullende documenten. De door de Regering aangewezen dienst stuurt de aanvrager een bevestiging van ontvangst binnen twintig dagen te rekenen van de datum van ontvangst van de aanvullende stukken. § 2. De Regering bepaalt de procedures voor het bijeenroepen van het comité voor projectbegeleiding en voor het verspreiden van documenten.

Art. D.37. Het comité voor projectbegeleiding bedoeld in artikel D.36, § 2, is samengesteld uit : 1° de aanvrager(s) en, indien van toepassing, de projectontwikkelaar;2° de erfgoedadministratie;3° de gemachtigd ambtenaar van de Stedenbouw;4° het gemeentecollege van de gemeente waar het ingedeelde of daarmee gelijkgestelde goed gelegen is;5° in voorkomend geval, één of meer specialisten, aangewezen door de dienst die door de Regering is aangewezen. Als de aanvrager van de erfgoedvergunning niet de eigenaar is van het eigendom dat het voorwerp uitmaakt van de aanvraag, kan de eigenaar van het eigendom op zijn of haar verzoek zetelen in het projectbegeleidingscomité.

Het lid, of de leden, van de Commissie, daartoe aangewezen, nemen aan het projectbegeleidingscomité deel in de hoedanigheid van expert overeenkomstig artikel D.126. De adviezen die collegiaal door de Commissie worden ingediend in verband met het project dat het voorwerp van een aanvraag voor een erfgoedvergunning uitmaakt, worden door de dienst, aangewezen door de Regering, medegedeeld aan alle leden van het begeleidingscomité.

De in leden 1 en 2 bedoelde personen of organen kunnen zich laten vertegenwoordigen door een daartoe aangewezen persoon.

Art. D.38. Tenzij de door de Regering aangewezen dienst dit passend acht met het oog op de vermoedelijke impact van het project op de erfgoedwaarde van het goed, is de aanvraag voor een erfgoedvergunning niet onderworpen aan een erfgoedvergadering in de volgende gevallen: 1° als de aanvraag betrekking heeft op dringende instandhoudingsmaatregelen en -werken; 2° wanneer de aanvraag betrekking heeft op het uitvoeren van onderhoudshandelingen en -werken waarvoor een erfgoedvergunning nodig is overeenkomstig artikel D.34, § 1, lid 2; 3° wanneer de aanvraag betrekking heeft op het verrichten van handelingen en werken die niet preventief of curatief zijn, maar een geringe impact hebben op de kenmerken die de bescherming van het goed rechtvaardigden; 4° wanneer de aanvraag betrekking heeft op handelingen en werken die krachtens artikel D.IV.1, § 2, eerste lid, 1°, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling zijn vrijgesteld van stedenbouwkundige vergunning; 5° wanneer de aanvraag betrekking heeft op handelingen en werken die identiek zijn aan handelingen en werken die al het voorwerp uitmaakten van een erfgoedvergunning;6° wanneer de aanvraag betrekking heeft op handelingen en werken die identiek zijn aan handelingen en werken die al het voorwerp uitmaakten van een reeds vervallen erfgoedvergunning; 7° wanneer de aanvraag wordt ingediend krachtens artikel D.52; 8° wanneer de aanvraag betrekking heeft op de organisatie van een evenement of activiteit die niet in strijd is met een specifieke beschermings- en beheersvoorwaarde opgenomen in het indelingsbesluit;9° wanneer de aanvraag betrekking heeft op de vernieuwing van een operationeel erfgoedplan. In de in lid 1 bedoelde gevallen beslist de door de Regering aangeduide dienst over het al dan niet verlenen van een erfgoedvergunning zonder voorafgaand overleg met een comité voor projectondersteuning. Indien hij dit nodig acht, wint de door de Regering aangewezen dienst eerst het advies in van de Commissie. Afdeling 2. - Erfgoedvergaderingen

Onderafdeling 1. - De eerste erfgoedvergadering Art. D.39. De eerste erfgoedvergadering wordt gehouden binnen veertig dagen te rekenen van de datum van verzending van de ontvangstbevestiging van de volledige aanvraag bedoeld in artikel D.36.

Behoudens buitengewone omstandigheden wordt, wanneer de aanvraag voor een erfgoedvergunning betrekking heeft op handelingen en werken die een stedenbouwkundige vergunning, een bebouwingsvergunning, een milieuvergunning, een bedrijfsvergunning, een vergunning voor een handelsvestiging of een geïntegreerde vergunning vereisen, de eerste vergadering van het projectbegeleidingscomité op de plaats gehouden waar het ingedeelde of gelijkgestelde goed zich bevindt. In de overige gevallen wordt de plaats of het communicatiemiddel voor het verloop van de eerste erfgoedvergadering ter beoordeling gelaten van de dienst aangewezen door de Regering.

Art. D.40. § 1. Tijdens de eerste erfgoedvergadering zullen de leden van het projectbegeleidingscomité in voorkomend geval de volgende elementen onderzoeken: 1° de aard en de omvang van de handelingen en werken of evenementen en activiteiten die deel uitmaken van het project van de aanvrager;2° de verenigbaarheid van het project met de geïntegreerde instandhoudingsdoelstellingen;3° de noodzaak om voorbereidende studies uit te voeren; 4° de noodzaak om een erfgoedfiche op te maken;5° de noodzaak om de prioritaire werken te identificeren die moeten worden uitgevoerd om de eigendom in goede staat te houden;6° de wenselijkheid om een operationeel erfgoedplan op te stellen;7° de noodzaak om bijzondere uitvoeringsvoorwaarden op te leggen;8° de noodzaak om archeologische ingrepen op te leggen; 9° de noodzaak om één of meer aanvullende erfgoedvergaderingen te organiseren;10° de aspecten met betrekking tot duurzame ontwikkeling, in het bijzonder energieprestaties;11° de aspecten met betrekking tot de toegankelijkheid van de woning;12° de eventuele impact van de juridische toestand van het goed vanuit stedenbouwkundig oogpunt op het project van de aanvrager;13° elk ander punt dat door een lid van het comité ter ondersteuning van het project naar voren wordt gebracht. De leden van het projectbegeleidingscomité bepalen of er plannen, details of aanvullende informatie en ieder ander document nodig voor het inzicht in en de uitwerking van het project van de aanvrager door laatstgenoemde dienen te worden verstrekt tijdens een aanvullende erfgoedvergadering. Deze elementen worden in de notulen van de erfgoedvergadering vermeld.

De vertegenwoordiger van de door de Regering aangewezen dienst informeert de aanvrager over de in titel 7 bedoelde eventuele steun die voor de geplande handelingen en werkzaamheden kan worden verleend, en over de verplichtingen die aan deze steun verbonden zijn. § 2. In geval van betwisting of onenigheid tussen de leden van het projectbegeleidingscomité op de eerste erfgoedvergadering is het de dienst aangewezen door de Regering die over deze betwisting of onenigheid dienst te beslissen rekening houdend met de verschillende adviezen, de omstandigheden eigen aan de aanvraag voor een erfgoedvergunning en in het belang van de bescherming en de geïntegreerde instandhouding van het goed. § 3. De dienst aangewezen door de Regering maakt de notulen op van de eerste erfgoedvergadering, overeenkomstig artikel D.43.

Onderafdeling 2. - De aanvullende erfgoedvergaderingen Art. D.41. § 1. Als de leden van het projectbegeleidingscomité daartoe beslissen tijdens de erfgoedvergadering, worden één of meer bijkomende erfgoedvergaderingen georganiseerd.

Onverminderd lid 1 beslist de door de Regering aangewezen dienst, als een lid van het projectbegeleidingscomité of de Commissie een aanvullende erfgoedvergadering aanvraagt als gevolg van de mededeling van de opmerkingen betreffende de notulen van de vorige erfgoedvergadering overeenkomstig artikel D.43, § 2, of deze georganiseerd wordt. Als dit wordt aangevraagd door een meerderheid van de leden van het projectbegeleidingscomité, wordt er een aanvullende erfgoedvergadering georganiseerd. § 2. De aanvullende erfgoedvergadering van het projectbegeleidingscomité wordt binnen een termijn van veertig dagen gehouden te rekenen van de ontvangst van de dienst, aangewezen door de Regering, van alle documenten en elementen vermeld in de definitieve notulering van de laatst georganiseerde vergadering. De plaats of het communicatiemiddel voor het verloop van de eerste erfgoedvergadering wordt ter beoordeling gelaten van de dienst aangewezen door de Regering.

De Regering bepaalt de procedures voor het bijeenroepen van het comité voor projectbegeleiding en voor het verspreiden van de documenten.

Art. D.42. § 1. Op de aanvullende erfgoedvergadering bespreekt het projectbegeleidingscomité de documenten en elementen die door de aanvrager werden ingediend en eventuele andere punten die door een lid van het projectbegeleidingscomité naar voren werden gebracht.

De leden van het projectbegeleidingscomité bepalen of er plannen, details of aanvullende informatie en ieder ander document nodig voor het inzicht in en de uitwerking van het project van de aanvrager door laatstgenoemde dienen te worden verstrekt tijdens een aanvullende erfgoedvergadering. Deze elementen worden in de definitieve notulen van de aanvullende erfgoedvergadering vermeld. § 2. In geval van betwisting of onenigheid tussen de leden van het projectbegeleidingscomité op de erfgoedvergadering is het de dienst aangewezen door de Regering die over deze betwisting of onenigheid dienst te beslissen rekening houdend met de verschillende adviezen, de omstandigheden eigen aan de aanvraag voor een erfgoedvergunning en in het belang van de bescherming en de geïntegreerde instandhouding van het goed. § 3. De dienst aangewezen door de Regering maakt de notulen op van de eerste erfgoedvergadering, overeenkomstig artikel D.43.

Onderafdeling 3. - Notulen Art. D.43. § 1. De door de Regering aangewezen dienst notuleert elke erfgoedvergadering en stuurt deze notulen binnen vijftien dagen na de datum van de erfgoedvergadering naar de leden van het projectbegeleidingscomité en naar de Commissie. Tijdens een erfgoedvergadering kan in onderling overleg worden besloten om deze termijn te verkorten, maar alleen als alle leden van het projectbegeleidingscomité aanwezig of vertegenwoordigd zijn.

De notulen van de eerste erfgoedvergadering bevatten ten minste de volgende informatie: 1° de beslissingen van het projectbegeleidingscomité betreffende de elementen bedoeld in artikel D.40, § 1, eerste lid ; 2° de eventuele aanpassingen die aan de geplande handelingen en werken moeten worden aangebracht om ervoor te zorgen dat het project van de aanvrager beantwoordt aan de doelstellingen van de geïntegreerde instandhouding van het goed; 3° de elementen bedoeld in artikel D.40, § 1, tweede lid; 4° eventuele meningsverschillen binnen het projectbegeleidingscomité die zijn ontstaan tijdens de erfgoedvergadering en de beslissing van de door de Regering aangewezen dienst;5° de noodzaak om één of meer aanvullende erfgoedvergaderingen te organiseren;6° het eventuele advies van de Commissie; 7° elke definitieve overeenstemming of onenigheid binnen het projectbegeleidingscomité over de beoogde handelingen en werken en, in voorkomend geval, de definitieve documenten die moeten worden verstrekt. De notulen van de aanvullende erfgoedvergaderingen bevatten minstens de informatie bedoeld in lid 2, punten 2° tot 7°. § 2. Binnen vijftien dagen na de mededeling van de notulen kunnen de leden van het comité ter ondersteuning van het project en de Commissie hun opmerkingen en bezwaren of hun instemming meedelen aan de dienst die door de Regering is aangeduid. Als een van de leden van het projectbegeleidingscomité of de Commissie niet binnen de gestelde termijn reageert, wordt dit lid of de Commissie geacht te hebben ingestemd met de notulen. § 3. De notulen van een erfgoedvergadering zijn definitief als alle leden van het projectbegeleidingscomité hebben ingestemd of geacht worden te hebben ingestemd in overeenstemming met paragraaf 2.

Bij bemerkingen of een betwisting van een lid van het projectbegeleidingscomité of van de Commissie met betrekking tot de notulen, kan de dienst aangewezen door de Regering beslissen om nieuwe notulen op te maken om de geopperde bemerkingen en betwisting in overweging te nemen. In dat geval maakt de door de Regering aangewezen dienst binnen vijftien dagen na het verstrijken van de in lid 2 bedoelde termijn nieuwe notulen op. De nieuwe notulen vormen de definitieve notulen van de erfgoedvergadering.

De definitieve notulen worden binnen vijf dagen na het verstrijken van de in lid 2 bedoelde termijn aan de leden van het projectbegeleidingscomité en aan de Commissie toegezonden. § 4. De definitieve notulen van de eerste erfgoedvergadering, als dit de enige gehouden erfgoedvergadering is, of de definitieve notulen van de laatste aanvullende erfgoedvergadering, vormen de definitieve notulen van de procedure. In deze definitieve notulen staat vermeld of het projectbegeleidingscomité het eens of oneens is met de overwogen acties en werkzaamheden. Afdeling 3. - Toekenning of weigering van een erfgoedvergunning

Onderafdeling 1. - Afsluiting van de procedure voor het onderzoeken van de aanvraag voor een erfgoedvergunning Art. D.44. Onder voorbehoud van de toepassing van artikel D.38 wordt het project dat het voorwerp uitmaakt van de aanvraag voor een erfgoedvergunning geacht het eindproject te zijn wanneer de documenten die toelaten om de onderzoeksprocedure van de aanvraag af te sluiten, goedgekeurd worden door het projectbegeleidingscomité.

De Regering stelt de in lid 1 bedoelde documenten vast.

In geval van onenigheid binnen het projectbegeleidingscomité over een document als bedoeld in lid 1, ligt de eindbeslissing over dit document en de toekenning of weigering van de erfgoedvergunning bij de door de Regering aangewezen dienst.

Art. D.45. De aanvrager zendt de door de Regering aangewezen dienst, de leden van het projectbegeleidingscomité en de Commissie de in artikel D.44 bedoelde einddocumenten.

Onder voorbehoud van de toepassing van artikel D.38 wint de door de Regering aangeduide dienst binnen vijftien dagen na de datum van ontvangst van de in lid 1 bedoelde einddocumenten het advies van de Commissie in over de aanvraag tot erfgoedvergunning. De Commissie beschikt over een termijn van dertig werkdagen vanaf de datum van verzending van het verzoek om advies om haar met redenen omkleed advies uit te brengen.

Art. D.46. De erfgoedvergunningsprocedure wordt van ambtswege beëindigd, zonder dat een erfgoedvergunning wordt verleend: 1° wanneer de aanvrager aan de door de Regering aangewezen dienst meedeelt dat hij zijn aanvraag voor een erfgoedvergunning niet wenst te handhaven;2° wanneer de aanvrager niet reageert gedurende een periode van twee jaar vanaf de datum van het laatste verzoek dat hem is toegezonden. Onderafdeling 2. - De beslissing over de aanvraag voor een erfgoedvergunning Art. D.47. De door de Regering aangewezen dienst beslist over de toekenning of weigering van de aangevraagde erfgoedvergunning in het licht van de verenigbaarheid van het project met de kenmerken die de bescherming van het ingedeelde of gelijkgestelde goed rechtvaardigden, ofwel : 1° op basis van de aanvraag voor een erfgoedvergunning in het geval bedoeld in artikel D.38; 2° op basis van het eindontwerp, de definitieve documenten en het advies van de Commissie, wanneer ten minste één erfgoedvergadering is georganiseerd. In het in het eerste lid, 1°, bedoelde geval deelt de door de Regering aangewezen dienst zijn beslissing over de aanvraag voor een erfgoedvergunning mee aan de aanvrager binnen veertig dagen na de verzending van de ontvangstbevestiging van de volledige aanvraag. De door de Regering aangewezen dienst stuurt een afschrift van zijn beslissing naar de Commissie en naar de gemeente op het grondgebied waarvan het goed zich bevindt.

In het geval bedoeld in lid 1, 2°, geeft de dienst aangewezen door de Regering kennis aan de aanvrager, aan de leden van het projectbegeleidingscomité en aan de Commissie zijn beslissing mee over de aanvraag voor een erfgoedvergunning binnen een termijn van dertig dagen te rekenen van de datum van verstrijken van de termijn waarin de Commissie haar advies uitbrengt, bedoeld in artikel D.45, lid 2.

De Regering stelt de voorwaarden voor het toekennen of weigeren van een erfgoedvergunning vast.

Art. D.48. § 1. De Regering stelt beslist over de vorm en inhoud van de erfgoedvergunning.

De door de Regering aangewezen dienst kan voorwaarden verbinden aan de erfgoedvergunning die betrekking hebben op de uitvoering van de handelingen en werken en de kenmerken die de bescherming van het ingedeelde of gelijkgestelde goed hebben gerechtvaardigd. De Regering kan de reikwijdte en de beperkingen bepalen van de voorwaarden die kunnen worden verbonden aan de toekenning van een erfgoedvergunning.

Wanneer de uitvoering van de handelingen en de werken bedoeld in het eindproject het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning, een bebouwingsvergunning, een milieuvergunning, een bedrijfsvergunning, een vergunning voor een handelsvestiging of een geïntegreerde vergunning vereist of het voorwerp uitmaakt van een aanvraag voor een stedenbouwkundig attest nr. 2, worden de voorwaarden die opgenomen zijn in de erfgoedvergunning toegekend aan de aanvrager overeenkomstig lid 2, volledig overgenomen in de beslissing waarbij de vergunning wordt toegekend. § 2. De door de Regering aangewezen dienst kan eisen dat de uitvoering van een of meer archeologische verrichtingen in de erfgoedvergunning worden opgenomen. De archeologische verrichtingen worden uitgevoerd door de dienst aangewezen door de Regering voorafgaand aan of gelijktijdig met de uitvoering van de stedenbouwkundige vergunning, de bebouwingsvergunning, de milieuvergunning, de bedrijfsvergunning, de vergunning voor een handelsvestiging of de geïntegreerde vergunning.

De artikelen D.68 tot en met D.70 zijn van toepassing op deze archeologische werkzaamheden .

Art. D.49. De toekenning van een erfgoedvergunning stelt de houder van de erfgoedvergunning niet vrij van de verplichting om over eventuele andere administratieve vergunningen te beschikken, opgelegd andere administratieve handhavingsregels voor de uitvoering van handelingen en werken of evenementen en activiteiten bedoeld bij de erfgoedvergunning. De handelingen en werken of evenementen en activiteiten die onder de erfgoedvergunning vallen, worden pas uitgevoerd nadat deze eventuele andere administratieve toelatingen zijn toegekend.

Art. D.50. De erfgoedvergunning wordt verleend onverminderd de burgerrechten van derden.

Onderafdeling 3. - Geldigheidsduur en verval van de erfgoedvergunning Art. D.51. § 1. De toegekende erfgoedvergunning vervalt voor het resterende deel van de handelingen en werken die onder de vergunning vallen als ze niet volledig zijn voltooid binnen vijf jaar na de toekenning van de vergunning.

Wanneer de uitvoering van de handelingen en werken die het voorwerp hebben uitgemaakt van de toegekende erfgoedvergunning het verkrijgen vereist van een stedenbouwkundige vergunning, van een bebouwingsvergunning, van een bedrijfsvergunning, van een vergunning voor een handelsvestiging of een geïntegreerde vergunning, wordt de vergunningsaanvraag ingediend binnen de twee jaren na de toekenning van de erfgoedvergunning.

In afwijking van lid 1 is, indien de in lid 2 bedoelde vergunning is afgegeven, de erfgoedvergunning geldig tot de vervaldatum van de vergunning. § 2. De erfgoedvergunning verleend met het oog op de organisatie of de uitvoering van evenementen of activiteiten, als bedoeld in artikel D.34, § 2, is geldig gedurende twee jaar vanaf de datum waarop ze is toegekend of tot de laatste dag van het evenement of de activiteit, indien deze dag vroeger valt dan twee jaar voor de vergunning. § 3. Op aanvraag van de erfgoedvergunningsgerechtigde kan de geldigheidsduur van de erfgoedvergunning met twee jaar worden verlengd. Deze aanvraag wordt vijfenveertig dagen vóór het verstrijken van de in paragraaf 1 of 2 bedoelde termijn ingediend bij de door de Regering aangewezen dienst.

De door de Regering aangewezen dienst stuurt een afschrift van zijn verlengingsbeslissing naar de gemeente op het grondgebied waarvan het goed zich bevindt.

De Regering kan de nadere regels vaststellen voor de uitvoering van deze paragraaf. § 4. De geldigheidsduur van de erfgoedvergunning bedoeld in het eerste en tweede lid is van toepassing onder voorbehoud van een andere duurtijd die is vastgelegd in een operationeel erfgoedplan dat is opgesteld in overeenstemming met artikel D.53. § 5. De erfgoedvergunning vervalt van rechtswege.

Deel 4. Wijzigingen in het project nadat de erfgoedvergunning is afgegeven Art. D.52. Er wordt een nieuwe erfgoedvergunning aangevraagd: 1° wanneer het project het voorwerp heeft uitgemaakt van een erfgoedvergunning en er geen stedenbouwkundige vergunning, bebouwingsvergunning, milieuvergunning, bedrijfsvergunning, vergunning voor een handelsvestiging of geïntegreerde vergunning is gewijzigd voorafgaandelijk aan of in de loop van de verwezenlijking van de handelingen en werken;2° wanneer het project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een erfgoedvergunning gewijzigd is voorafgaandelijk aan de indiening van een stedenbouwkundige vergunning, een bebouwingsvergunning, een milieuvergunning, een bedrijfsvergunning, een vergunning voor een handelsvestiging of geïntegreerde vergunning; 3° wanneer het project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een erfgoedvergunning wordt gewijzigd in de loop van een procedure voor de behandeling van een vergunningsaanvraag overeenkomstig de artikelen D.IV.42 en volgende van het Wetboek van Ruimtelijke Ordening, overeenkomstig artikel 93, § 3, van het decreet van 11 maart 1999Relevante gevonden documenten type decreet prom. 11/03/1999 pub. 08/06/1999 numac 1999027439 bron ministerie van het waalse gewest Decreet betreffende de milieuvergunning sluiten betreffende de milieuvergunning of overeenkomstig artikel 97 van het decreet van 5 februari 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 05/02/2015 pub. 18/02/2015 numac 2015200758 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de handelsvestigingen sluiten betreffende de handelsvestigingen.

In het geval bedoeld in lid 1, 2°, is de indiening van de vergunningsaanvraag verbonden aan de voorwaarde van het verkrijgen van de nieuwe erfgoedvergunning.

In afwijking van lid 1 wordt geen nieuwe erfgoedvergunning aangevraagd als de wijziging van het project waarvoor een erfgoedvergunning werd verleend, geen gevolgen heeft : 1° op de ingedeelde delen van het goed;2° op de delen van het gelijkgestelde goed die opname op de bewaringslijst of het aanvatten van een classificatieprocedure rechtvaardigden. Deel 5. Het operationeel erfgoedplan Art. D.53. In het kader van het onderzoek van een aanvraag voor een erfgoedvergunning met betrekking tot een ingedeeld goed, kan de door de Regering aangewezen dienst een operationeel erfgoedplan opstellen met het oog op de vergunning van : 1° het uitvoeren van handelingen en werken van terugkerende aard of die een fasering vereisen en waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning, bebouwingsvergunning, milieuvergunning, bedrijfsvergunning, vergunning voor een handelsvestiging of geïntegreerde vergunning nodig is; 2° de organisatie van evenementen of activiteiten van terugkerende aard die geheel of gedeeltelijk plaatsvinden in een ingedeeld goed en waarvoor een erfgoedvergunning nodig is krachtens artikel D.34, § 2.

Het opstellen van het operationele erfgoedplan wordt voortgezet in overeenstemming met artikelen D.39 tot en met D.47.

Het operationeel erfgoedplan wordt verleend in plaats van de erfgoedvergunning en bepaalt nauwkeurig de aard en de uitvoeringsvoorwaarden van de in lid 1 bedoelde handelingen en werken of evenementen en activiteiten.

Het operationeel erfgoedplan is maximaal tien jaar geldig.

De Regering bepaalt de nadere regels voor het opstellen en vernieuwen van het operationele erfgoedplan en de minimale inhoud ervan.

Art. D.54. Tijdens de geldigheidsduur van het operationeel erfgoedplan is de uitvoering van handelingen en werken of de organisatie van evenementen en activiteiten die onder het plan vallen niet langer onderworpen aan de voorafgaande erfgoedvergunning bedoeld in artikel D.34.

Het operationeel erfgoedplan ontslaat de aanvrager niet van zijn verplichtingen met betrekking tot andere geldende wetten of voorschriften.

Art. D.55. Als het operationeel erfgoedplan niet of niet volledig wordt nageleefd, kan de door de Regering aangeduide afdeling beslissen om het plan op te schorten of in te trekken.

De door de Regering aangewezen dienst stuurt een afschrift van zijn beslissing bedoeld in lid 1 naar de gemeente op het grondgebied waarvan het goed zich bevindt.

De Regering bepaalt de procedure en de nadere regels voor het opschorten en intrekken van het operationele erfgoedplan.

Sectie 6. Beroepsprocedure Art. D.56. De aanvrager kan bij de Regering een gemotiveerd beroep indienen tegen de in artikel D.47 bedoelde beslissing of het in artikel D.53 bedoelde operationeel erfgoedplan binnen dertig dagen na ontvangst van de beslissing.

Het beroep wordt ingesteld overeenkomstig de door de Regering vastgestelde procedures. Het bevat ten minste de volgende elementen: 1° een afschrift van de beslissing waartegen in beroep wordt gegaan; 2° een afschrift van de einddocumenten bedoeld in artikel D.44.

Als het beroep volledig is, stuurt de Regering de aanvrager binnen vijftien dagen na de datum van ontvangst van het beroep een ontvangstbevestiging. Het ontvangstbewijs vermeldt de datum van een eventuele hoorzitting als bedoeld in artikel D.57. Als het beroep onvolledig is, vermeldt de ontvangstbevestiging welke documenten ontbreken.

Art. D.57. Indien de aanvrager in zijn beroep hierom verzoekt, wordt hij gehoord door de persoon die door de Regering is aangewezen.

Aanvragers mogen zich laten vergezellen of vertegenwoordigen door een persoon van hun keuze.

De Commissie en de autoriteit waarvan de beslissing wordt aangevochten, kunnen worden uitgenodigd om deel te nemen aan de hoorzitting. In dit geval wordt de aanvrager daarover geïnformeerd.

Art. D.58. Bij het onderzoeken van het beroep wordt door de Regering: 1° het advies van de Commissie ingewonnen;2° mogelijks het advies ingewonnen van het gemeentecollege van de gemeente op het grondgebied waarvan het project dat het voorwerp uitmaakt van het beroep zich bevindt;3° aan de aanvrager mogelijks alle inlichtingen of documenten opgevraagd die nuttig kunnen zijn voor het onderzoek van het beroep. De Regering stelt de nadere regels voor de uitvoering van dit artikel vast.

Art. D.59. De Regering geeft de aanvrager kennis van haar beslissing binnen negentig dagen na de datum van verzending van de ontvangstbevestiging van het volledige beroep. De Regering stuurt tegelijkertijd een afschrift van haar beslissing naar de erfgoedadministratie en naar de personen en instanties bedoeld in artikel D.37.

Als de aanvrager niet binnen de gestelde termijn in kennis wordt gesteld van de beslissing van de Regering, wordt de beslissing waartegen beroep is aangetekend, bevestigd.

De Regering stelt de nadere regels voor de uitvoering van dit artikel vast.

TITEL 4: - Archeologie HOOFDSTUK I - Archeologische kaart Art. D.60. De archeologische kaart is een cartografisch besluitvormingsinstrument dat door de Regering voor elke provincie wordt opgesteld, integraal wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad en toegankelijk is op de website van de door de Regering aangewezen dienst.

De Commissie wordt om advies gevraagd voordat de Regering de archeologische kaart goedkeurt.

De Regering bepaalt de nadere regels voor het opstellen en bijwerken van de archeologische kaart. Deze nadere regels omvatten de identificatie van archeologische vindplaatsen en bijbehorende archeologische bufferzones.

De archeologische bufferzones bedoeld in lid 3 zijn de beschermingszones die rond geïdentificeerde archeologische objecten worden getrokken en die bedoeld zijn om nog niet geïdentificeerde ondergrondse archeologische objecten te beschermen. HOOFDSTUK 2. - Aanvraag om archeologische informatie Art. D.61. Een aanvraag om archeologische informatie kan worden gericht aan de dienst aangewezen door de Regering.

Binnen dertig dagen na ontvangst van de aanvraag deelt de door de Regering aangewezen dienst de informatie mee en stuurt een afschrift naar het gemeentecollege en de gemachtigde ambtenaar stedenbouw.

De Regering kan de uitvoeringsmodaliteiten van dit artikel nader bepalen. HOOFDSTUK 3. - Voorafgaand archeologisch advies bij grote projecten Art. D.62. § 1. Indien een erfgoedvergunning niet vereist is krachtens artikel D.34, § 1, wordt in de volgende gevallen het voorafgaand archeologisch advies van de door de Regering aangewezen dienst ingewonnen: 1° het project waarvan de oppervlakte van de bouw en van de inrichting van de nabije omgeving gelijk is aan of hoger is dan één hectare;2° het project heeft betrekking op de aanleg van rechte lijnen die gelegen zijn op minder dan veertig centimeter diepte dan het algemene grondniveau en die minstens tweeduizend vijfhonderd meter zijn lang zijn voor nieuwe tracés en minstens vijfduizend meter indien het de verlenging van bestaande tracés betreft;3° het project heeft betrekking op een bebouwingsvergunning met een wegopening binnen de omtrek van de archeologische kaart. De Regering kan specificeren wat tot de oppervlakte voor bouw en ontwikkeling in de omgeving wordt gerekend en kan bijkomende omstandigheden bepalen waarin een archeologisch advies vereist is.

Wat betreft de rechte lijnen bedoeld in het eerste lid, 2°, gaat het om aaneengesloten ontwikkelingen, werken of installaties of het geheel ervan, die worden gekenmerkt door hun grote lengte.

Is voor het project een stedenbouwkundige vergunning, een bebouwingsvergunning, een stedenbouwkundige attest nr. 2, een milieuvergunning, een bedrijfsvergunning, een vergunning voor een handelsvestiging of een geïntegreerde vergunning vereist, wordt het advies van de in lid 1 bedoelde dienst aangewezen door de Regering door de aanvrager ingewonnen vooraleer de vergunning of het attest worden aangevraagd. § 2. De door de Regering aangewezen dienst beschikt over een termijn van vijfenveertig dagen, te rekenen vanaf de datum van verzending van de adviesaanvraag, om zijn advies, bedoeld in paragraaf 1, uit te brengen. Indien niet binnen de gestelde termijn van het advies kennis wordt gegeven, kan de aanvrager een aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning of stedenbouwkundig attest nr. 2 als bedoeld in paragraaf 1, lid 4, indienen.

Een afschrift van het advies van de door de Regering aangewezen dienst wordt gericht aan de overheid die bevoegd is om de vergunning af te geven.

Het advies van de door de Regering aangewezen dienst heeft uitsluitend betrekking op de archeologische aspecten van het project. Bedoeld advies kan inhouden dat er een of meer archeologische verrichtingen uitgevoerd worden door de door de Regering aangewezen dienst vóór of tegelijk met de uitvoering van de vergunning.

De artikelen D.68 tot en met D.70 zijn van toepassing op archeologische verrichtingen die op grond van het derde lid zijn opgelegd. § 3. Tegen de beslissing bedoeld in paragraaf 2 kan een gemotiveerd beroep worden ingediend bij de Regering volgens de nadere regels bepaald in artikel D.56.

Op het beroep, bedoeld in het eerste lid, zijn de artikelen D.57 tot en met D.59 van toepassing. § 4. De aanvrager beschikt over een termijn van twee jaar te rekenen van het uitbrengen van het voorafgaandelijk archeologisch advies om een aanvraag in te dienen voor een stedenbouwkundige vergunning, een bebouwingsvergunning, een stedenbouwkundig attest nr. 2, een milieuvergunning, een globale vergunning, een vergunning voor een handelsvestiging of een geïntegreerde vergunning. Na afloop van deze termijn is een nieuw archeologisch advies vereist voorafgaand aan de vergunningsaanvraag. § 5. De Regering stelt het model vast van het formulier voor het aanvragen van een advies, de inhoud van het dossier dat het advies moet vergezellen en de procedures voor de indiening en de behandeling ervan.

Art. D.63. Er wordt een nieuw archeologisch advies aangevraagd: 1° wanneer het project dat het voorwerp uitmaakt van voorafgaandelijk archeologisch advies en waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning, bebouwingsvergunning, milieuvergunning, bedrijfsvergunning, vergunning voor een handelsvestiging of geïntegreerde vergunning is vereist voorafgaandelijk aan of in de loop van de verwezenlijking van de handelingen en werken;2° wanneer het project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van voorafgaandelijke archeologische advies gewijzigd wordt voorafgaandelijk aan de indiening van een stedenbouwkundige vergunning, een bebouwingsvergunning, een milieuvergunning, een bedrijfsvergunning, een vergunning voor een handelsvestiging of een geïntegreerde vergunning; 3° wanneer het project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorafgaandelijk archeologisch advies wordt gewijzigd in de loop van een procedure voor de behandeling van een vergunningsaanvraag overeenkomstig de artikelen D.IV.42 en volgende van het Wetboek van Ruimtelijke Ordening, overeenkomstig artikel 93, § 3, van het decreet van 11 maart 1999Relevante gevonden documenten type decreet prom. 11/03/1999 pub. 08/06/1999 numac 1999027439 bron ministerie van het waalse gewest Decreet betreffende de milieuvergunning sluiten betreffende de milieuvergunning of overeenkomstig artikel 97 van het decreet van 5 februari 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 05/02/2015 pub. 18/02/2015 numac 2015200758 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de handelsvestigingen sluiten betreffende de handelsvestigingen.

In het geval bedoeld in lid 1, 2°, is de indiening van de vergunningsaanvraag verbonden aan de voorwaarde van het verkrijgen van het nieuwe archeologisch advies.

In afwijking van lid 1 is een nieuw archeologisch advies niet vereist als de wijziging van het project waarvoor een archeologisch advies is uitgebracht, de grondinneming of diepte van het project niet vergroot. HOOFDSTUK 4. - De archeologische verrichtingen Art. D.64. Onverminderd de artikelen D.48, § 2, D.62, § 2, D.66, § 1, D.67, § 2, D.74 en D.75, kan de Regering, volgens de modaliteiten die zij vastlegt, op eigen initiatief en te allen tijde beslissen archeologische verrichtingen uit te voeren, met inbegrip van de verrichtingen met gewestelijk statuut, en de dienst aangewezen door de Regering daartoe machtigen.

De hypothese bedoeld in lid 1 stelt de door de Regering aangewezen dienst niet vrij van het beschikken over andere administratieve vergunningen die vereist zijn krachtens andere administratieve handhavingsregels om archeologische activiteiten uit te voeren.

Art. D.65. § 1. Met uitzondering van prospectie mag niemand archeologische activiteiten uitvoeren zonder voorafgaande toestemming van de door de Regering aangewezen dienst.

In afwijking van lid 1 is voor archeologische verrichtingen uitgevoerd door de door de Regering aangewezen dienst geen toekenning van een voorafgaande vergunning nodig. § 2. Het verlenen van een vergunning is ondergeschikt aan het aantonen van de volgende elementen: 1° het belang van de archeologische verrichtingen ;2° de bevoegdheid, de mankracht en de technische middelen waarover de aanvragers beschikken;3° een schriftelijke toestemming van de eigenaar van de grond waarop de archeologische verrichtingen gepland zijn en van de eventuele bewoner om archeologische verrichtingen uit te voeren en de grond te herstellen;4° een schriftelijke overeenkomst tussen de eigenaar van de grond waarop de archeologische verrichtingen worden gepland, de aanvrager van de vergunning en de opgravers betreffende de overdracht van eigendomsrechten met betrekking tot eventueel aangetroffen archeologische voorwerpen en de bewaring ervan;5° de verplichting om periodieke verslagen op te maken over de vorderingstaat van de werken en een eindverslag in te leveren binnen een bepaalde termijn;6° de verplichting om archeologische voorwerpen die worden ontdekt en de bijbehorende documentatie te verzamelen in erkende depots die toegankelijk zijn voor onderzoekers. De vergunning die door de door de Regering aangewezen dienst wordt afgegeven, moet ten minste de volgende informatie bevatten: 1° identificatie van de archeologische vindplaats of het terrein waarop archeologische activiteiten zijn toegestaan;2° het type toegestane archeologische verrichting;3° de identificatie van de personen die de toegelaten archeologische verrichtingen op de site zullen uitvoeren;4° de eventuele uitvoeringsvoorwaarden waaraan de toekenning van de machtiging onderworpen is;5° de duurtijd waarvoor de vergunning wordt toegekend;6° de termijnen waarbinnen de periodieke voortgangsverslagen en het eindverslag moeten worden ingediend; 7° de termijn waarbinnen de inventaris van de aangetroffen archeologische voorwerpen, met vermelding van ten minste de categorieën bedoeld in artikel D.76 en hun staat van bewaring, moet worden toegezonden aan de door de Regering aangewezen dienst. § 3. De door de Regering aangewezen dienst kan, op verzoek van de houder van de vergunning of op eigen initiatief, één of meer elementen van de afgegeven vergunning wijzigen. § 4. De door de Regering aangewezen dienst kan een vergunning wijzigen, schorsen of intrekken in de volgende gevallen: 1° wanneer de elementen, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, niet langer vervuld of aangetoond zijn;2° indien blijkt dat de bevoegdheid, de mankracht of de materiële infrastructuur waarover de titularissen van de machtiging beschikken, duidelijk ontoereikend zijn wegens de omvang van de ontdekkingen;3° wanneer de houder van een vergunning de archeologische werkzaamheden niet overeenkomstig de afgegeven vergunning uitvoert. Het verlenen, het wijzigen of het intrekken van deze machtiging wordt aan het advies van de Commissie onderworpen. § 5. De Regering bepaalt de voorwaarden voor het verlenen en uitoefenen van de vergunning en de procedures voor het toekennen, wijzigen, opschorten en intrekken van de vergunning.

Art. D.66. § 1. Wanneer door de dienst aangewezen door de Regering opgelegd in een erfgoedvergunning krachtens artikel D.48, § 2, in een voorafgaandelijk archeologisch advies krachtens artikel D.62, § 2, of in het eensluidend advies bedoeld in artikel D.IV.35 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling in het kader van de behandeling van een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning, bebouwingsvergunning, milieuvergunning, globale vergunning, vergunning voor een handelsvestiging of geïntegreerde vergunning, wordt door de bevoegde overheid voor het verstrekken van de vergunning de uitvoering van deze vergunning ondergeschikt gemaakt aan de uitvoering door de dienst, aangewezen door de Regering, van één of meerdere archeologische verrichtingen voorafgaandelijk aan of tegelijk met de uitvoering van bedoelde vergunning.

De artikelen D.68 tot en met D.70 zijn van toepassing op de archeologische verrichtingen die op grond van het derde lid zijn opgelegd. § 2. Zodra de houder ervan ontvangst heeft gekregen van een stedenbouwkundige vergunning, bebouwingsvergunning, milieuvergunning, globale vergunning, vergunning voor een handelsvestiging of geïntegreerde vergunning waarvoor de uitvoering van één of meerdere archeologische verrichtingen wordt opgelegd in de gevallen bedoeld in paragraaf 1, lid 1, maakt de vergunninghouder alle informatie waarover hij in verbinding met de uitvoering van bedoelde vergunning beschikt, over aan de dienst aangewezen door de Regering.

Art. D.67. § 1. Bij de indiening van een stedenbouwkundige vergunning, bebouwingsvergunning, milieuvergunning, globale vergunning, vergunning voor een handelsvestiging of geïntegreerde vergunning, maakt de overheid of de persoon belast met het versturen van een bevestiging van ontvangst of met het nemen van een beslissing over de volledigheid van de vergunningsaanvraag tegelijk een afschrift van de bevestiging van ontvangst of van de beslissing over de volledigheid van de aanvraag over aan de dienst aangewezen door de Regering wanneer volgende voorwaarden cumulatief zijn verenigd: 1° de handelingen en werken beoogd in de vergunningsaanvraag hebben geen voorwerp uitgemaakt van een erfgoedvergunning krachtens artikel D.34, § 1, of van een voorafgaand archeologisch advies overeenkomstig artikel D.62, § 1; 2° de handelingen en werken beoogd in de vergunningsaanvraag hebben betrekking op een goed dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen de omtrek van de archeologische kaart en betreffen handelingen en werken bedoeld in artikel D.IV.4, eerste lid, 1°, 5°, 9° en 10°, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling; 3° de handelingen en werken beoogd in de vergunningsaanvraag hebben geen beperkte impact krachtens artikel D.IV.I, § 2, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling; 4° de handelingen en werken beoogd in de vergunningsaanvraag vereisen de verplichte tussenkomst van een architect krachtens artikel D.IV.I, § 2, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling. § 2. Binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van de bevestiging van ontvangst bedoeld in paragraaf 1, kan de door de Regering aangewezen dienst beslissen om één of meer archeologische verrichtingen op te leggen voorafgaand aan of gelijktijdig met de uitvoering van de vergunning. Behoudens de toepassing van de artikelen D.73 tot en met D.75 mag de door de Regering aangewezen dienst na het verstrijken van deze termijn geen archeologische verrichtingen meer opleggen.

De door de Regering aangewezen dienst geeft de aanvrager van de vergunning en de overheid bevoegd voor het afgeven van de vergunning kennis van zijn beslissing om een of meer archeologische verrichtingen door de afdeling te laten uitvoeren. § 3. Zodra de houder ervan ontvangst heeft gekregen van een stedenbouwkundige vergunning, bebouwingsvergunning, milieuvergunning, globale vergunning, vergunning voor een handelsvestiging of geïntegreerde vergunning en van de beslissing bedoeld in paragraaf 2, maakt de vergunninghouder alle informatie waarover hij in verbinding met de uitvoering van bedoelde vergunning beschikt, over aan de dienst aangewezen door de Regering.

De artikelen D.68 tot en met D.70 zijn van toepassing op de archeologische verrichtingen die op grond van paragraaf 2 zijn opgelegd. § 4. Tegen de beslissing bedoeld in paragraaf 2 kan een gemotiveerd beroep worden ingediend bij de Regering volgens de nadere regels bepaald in artikel D.56.

Op het beroep, bedoeld in het eerste lid, zijn de artikelen D.57 tot en met D.59 van toepassing.

Art. D.68. § 1. Onverminderd artikel D.75, worden de praktische en technische details van de archeologische verrichtingen vereist in de erfgoedvergunning, het voorafgaande archeologische advies, één van de adviezen bedoeld in artikel D.66, § 1, of de beslissing bedoeld in artikel D.67, § 2, bepaald door de dienst aangewezen door de Regering, na overleg met de aanvrager.

Het in het eerste lid bedoelde overleg wordt uiterlijk georganiseerd binnen dertig dagen na de toezending van de in de artikelen D.66, § 2 en D.67, § 3 bedoelde informatie of van het door de aanvrager ingediende verzoek wanneer geen vergunning vereist is.

De door de Regering aangewezen dienst stelt een verslag op over het in lid 1 bedoelde overleg en zendt dit binnen vijftien dagen na het overleg toe aan de aanvrager. Binnen vijftien dagen na ontvangst van het rapport kan de aanvrager zijn opmerkingen of instemming meedelen aan de door de Regering aangewezen dienst. Als er binnen de termijn geen reactie is ontvangen, wordt de aanvrager geacht te hebben ingestemd met bedoeld verslag. § 2. De dienst aangewezen door de Regering deelt de aanvrager de praktische en technische regels mee voor de archeologische verrichtingen, binnen een termijn van dertig dagen te rekenen van het overmaken door de aanvrager van zijn bemerkingen over of zijn instemming met het rapport opgemaakt door de dienst aangewezen door de Regering, overeenkomstig paragraaf 1, lid 3.

De in lid 1 bedoelde praktische en technische regels omvatten de volgende elementen : 1° de aard en het doel van de uit te voeren archeologische verrichtingen;2° de minimale termijn die nodig is om de archeologische verrichtingen uit te voeren;3° de afbakening van een interventiezone waarbinnen archeologische verrichtingen worden uitgevoerd;4° de voorwaarden nodig om de archeologische verrichtingen uit te voeren. De voorwaarden bedoeld in lid 2, 4°, kunnen verband houden met de toegang tot de interventiezone, de interventiediensten werkzaam in de interventiezone of in de onmiddellijke nabijheid ervan, de verontreiniging of de besmetting van de interventiezone, de aanwezigheid van materiële elementen in de interventiezone of de terbeschikkingstelling van plannen of informatie.

Indien de praktische en technische regels niet binnen de in lid 1 bedoelde termijn worden meegedeeld, kan de aanvrager de afgegeven vergunning uitvoeren of de handelingen en werkzaamheden uitvoeren zonder de voltooiing van de archeologische verrichtingen af te wachten. § 3. De Regering stelt de toepassingsmodaliteiten van dit artikel vast.

Art. D.69. De dienst aangewezen door de Regering kan een schriftelijk attest uitreiken aan de houder van een stedenbouwkundige vergunning, een bebouwingsvergunning, een milieuvergunning, een bedrijfsvergunning, een vergunning voor een handelsvestiging of een bedrijfsvergunning waarbij de houder gemachtigd wordt om zijn vergunning uit te voeren zonder dat hij geheel of gedeeltelijk de archeologische verrichtingen opgelegd krachtens het Wetboek verwezenlijkt in buitengewone behoorlijk gemotiveerde omstandigheden of wanneer de dienst aangewezen door de Regering in de onmogelijkheid verkeert om deze archeologische verrichtingen uit te voeren of te laten uitvoeren.

De afgifte van het in lid 1 bedoelde certificaat laat de toepassing van de bepalingen van de artikelen D.73 tot en met D.75 onverlet.

De Regering stelt de nadere regels voor de uitvoering van dit artikel vast.

Art. D.70. Na voltooiing van de archeologische verrichtingen, opgelegd krachtens het Wetboek, zal de door de Regering aangewezen dienst aan de vergunninghouder een attest afgeven waarin zijn opgegeven: 1° de datum waarop de verwezenlijking van de archeologische verrichtingen is aangevangen;2° de datum waarop de verwezenlijking van de archeologische verrichtingen is beëindigd; De Regering kan de bevoegde personen binnen de door de Regering aangewezen dienst aanwijzen om het in lid 1 bedoelde attest af te geven.

Art. D.71. De Regering kan de lijst van de archeologische verrichtingen waarvan ze het gewestelijk statuut erkent, bepalen.

De Regering legt de ontwerp-lijst ter advies voor aan de commissie.

Het advies wordt binnen zestig dagen na de aanvraag verzonden. Bij gebrek aan mededeling van advies binnen de voorgeschreven termijnen kan de procedure voortgezet worden.

Elke archeologische verrichting uitgevoerd op een goed opgenomen op de lijst van het uitzonderlijk erfgoed krijgt van ambtswege het gewestelijk statuut.

Art. D.72. Voor een archeologische verrichting met gewestelijk statuut kan de in artikel D.65 bedoelde machtiging enkel toegekend worden aan een universiteit, een wetenschappelijke instelling of, in het kader van een overlegde onderzoeksactie, aan een vereniging van meerdere bovenvermelde instellingen of aan een of meerdere ervan in samenwerking met een of meerdere privéverenigingen. HOOFDSTUK 5. - Toevallige vondsten en de archeologische verrichtingen van algemeen belang Art. D.73. Eénieder die, anders dan bij gelegenheid van archeologische verrichtingen of een activiteit als detectorist, één of meerdere archeologische goederen ontdekt, licht daar de gemeente op wiens grondgebied de ontdekking heeft plaatsgevonden en de dienst aangewezen door de Regering binnen de drie werkdagen over deze ontdekking in.

De dienst aangewezen door de Regering licht de eigenaar en de bezetter van de grond waarop het archeologisch goed of de archeologische goederen zijn ontdekt daar binnen de tien dagen over in als laatstgenoemden niet de ontdekkers zelf zijn.

De ontdekte archeologische goederen en de omtrek waarin ze vervat zijn worden in stand gehouden, tegen schade beschermd en toegankelijk gemaakt door de eigenaar, de bezetter en de ontdekker voor het bezoek ter plaatse door de dienst aangewezen door de Regering, vanaf de ontdekking ervan tot en met de vijftiende dag te rekenen van de ontvangst van de informatie bedoeld in lid 2 door de dienst aangewezen door de Regering.

De periode bedoeld in lid 3 kan ofwel ingekort ofwel verlengd worden bij gemotiveerde beslissing van de dienst aangewezen door de Regering.

De Regering kan de toepassingsmodaliteiten van dit artikel en de algemene beschermingsvoorschriften, van toepassing op de archeologische goederen die toevallig werden ontdekt, bepalen.

Art. D.74. Indien er een toevallige ontdekking wordt gedaan in het kader van de uitvoering van een stedenbouwkundige vergunning, een bebouwingsvergunning, een milieuvergunning, een bedrijfsvergunning, een vergunning door handelsvestiging of een geïntegreerde vergunning, kan de Regering beslissen dat het van openbaar nut is om ofwel: 1° de uitvoering van de vergunning op te schorten voor een periode van maximaal zestig dagen, dagen van slecht weer niet meegerekend, om archeologische verrichtingen te laten uitvoeren ;2° de vergunning in te trekken om archeologische verrichtingen te laten uitvoeren, de voorwaarden te bepalen die nodig zijn voor de vrijwaring van het betrokken onroerend goed en van de ontdekte archeologische goederen, of de voorwaarden te bepalen waaronder later een vergunning toegekend zou kunnen worden. De Regering stelt de nadere regels voor de uitvoering van dit artikel vast. Art. D.75. De Regering kan bepalen dat het in het algemeen belang is om een terrein te bezetten om archeologische werkzaamheden uit te voeren. Hiervoor is het advies van de Commissie vereist, behalve in dringende gevallen.

De Commissie brengt binnen dertig dagen na ontvangst van de aanvraag advies uit. Indien het advies niet binnen de gestelde termijn wordt uitgebracht, kan de Regering het in lid 1 bedoelde besluit nemen zonder het advies van de Commissie af te wachten.

Het in lid 1 bedoelde regeringsbesluit : 1° wijst het goed of de groep onroerende goederen aan waarop de uit te voeren archeologische verrichtingen betrekking hebben en bakent het terrein of de ruimte af die noodzakelijkerwijs zal worden ingenomen, met inbegrip van de toegang vanaf de dichtstbijzijnde weg;2° stelt de voorwaarden vast waaronder archeologische verrichtingen worden uitgevoerd;3° wijst de personen aan die zij machtigt om de archeologische verrichtingen uit te voeren;4° vermeldt de datum van het begin van de archeologische verrichtingen en werken alsook de termijn waarbinnen ze voltooid moeten zijn. Het in lid 1 bedoelde regeringsbesluit wordt meegedeeld aan de eigenaar van het onroerend goed of de onroerende goederen, aan de Commissie en aan de personen die gemachtigd zijn om de archeologische verrichtingen uit te voeren. Binnen tien dagen na ontvangst van deze kennisgeving geeft de eigenaar de bezetter van het onroerend goed hieromtrent per aangetekend schrijven kennis van. De kennisgeving aan de eigenaar vermeldt deze verplichting.

Behoudens schriftelijke machtiging, verleend door de eigenaar en de bezetter van het betrokken onroerend goed of de betrokken onroerende goederen, worden de peilingen of archeologische opgravingen bedoeld bij het besluit door de gemachtigde personen ondernomen enkel te rekenen van de vijftiende dag gerekend vanaf de kennisgeving van het besluit aan de betrokken eigenaar.

Bij verstrijken van de bezettingstermijn bedoeld in lid 3, 4°, wordt het onroerend goed of de groep onroerende goederen door de dienst aangewezen door de Regering in de staat teruggeven waarin het zich bevond voor de uitvoering van de archeologische verrichtingen, tenzij er een procedure tot klassering van het goed of van de goederen of een onteigening om redenen van openbaar nut worden aangevat dan wel tenzij de eigenaar van het goed de dienst aangewezen door de Regering daarvan vrijstelt.

De Regering stelt de nadere regels voor de uitvoering van dit artikel vast. HOOFDSTUK 6. - Categorieën van archeologische voorwerpen Art. D.76. De Regering bepaalt de categorieën van archeologische voorwerpen. HOOFDSTUK 7. - Erkende depots en het Gewestelijk Centrum voor het behoud en de studie van archeologisch materiaal Afdeling 1. - Erkende depots

Art. D.77. Archeologische voorwerpen die worden ontdekt naar aanleiding van peilingen of archeologische opgravingen, van toevallige ontdekkingen of van een activiteit van detectorisme worden opgenomen in een depot erkend door de dienst aangewezen door de Regering. De verleende machtiging is van geldig voor een periode van vijf jaar te rekenen van de kennisgeving ervan aan de houder van de machtiging.

De Regering bepaalt de voorwaarden voor het verlenen en het uitoefenen van de machtiging, en de procedures voor het verlenen, het instellen van beroep, het verlengen, het opschorten en het intrekken van de machtiging.

In afwijking van lid 1 kunnen de archeologische voorwerpen die worden ontdekt naar aanleiding van archeologische peilingen, archeologische opgravingen, toevallige ontdekkingen of van een activiteit van een detectorist, middels een schriftelijke toelating van de dienst aangewezen door de Regering, afgeven bij een museum erkend door de Franse Gemeenschap van België.

Art. D.78. De houder van een machtiging bedoeld in artikel D.77 : 1° deelt aan de dienst, aangewezen door de Regering, binnen de zes maanden na de kennisgeving van de erkenning, een inventaris mee van de archeologische voorwerpen die in het erkende depot aanwezig zijn, ten minste tot welke categorieën archeologische goederen zij behoren, de naam van de eigenaar ervan, de afkomst ervan en de staat van bewaring ervan;2° geeft de dienst aangewezen door de Regering, binnen de vijftien dagen na het voorvallen van het gegeven, kennis van iedere belangrijke wijziging van de erkenningsvoorwaarden, iedere wijziging in de rechtspositie van de houder van de erkenning of in verband met het gebouw dat het erkende depot vormt, iedere brand, iedere overstroming, iedere waterinfiltratie, iedere besmetting van het erkende depot door zwammen of houtetende insecten, iedere diefstal of daad van vandalisme, evenals van iedere afwijking van de temperatuur- of vochtigheidsnormen waargenomen over een duur van meer dan tien opeenvolgende dagen. In het geval, vermeld in het eerste lid, 1°, bezorgt de houder van de erkenning elk jaar tijdens de hele geldigheidsduur van de erkenning een bijgewerkte inventaris van de archeologische voorwerpen die aanwezig zijn in het erkende depot, aan de dienst aangewezen door de Regering. In de verleende erkenning kan een termijn worden vastgelegd voor het bijwerken van de inventaris van archeologische voorwerpen en kan worden gespecificeerd welke bijkomende informatie deze inventaris bevat. HOOFDSTUK 2. - Erkende depots en het Gewestelijk Centrum voor de bewaring en de studie van archeologisch materiaal Art. D.79. Volgens de nadere regels vastgesteld door de Regering, kan het Waals Gewest een Gewestelijk centrum voor de bewaring en de studie van archeologische goederen verplaatst van hun plaats van herkomst inrichten of laten inrichten HOOFDSTUK 8. - Detectorisme Art. D.80. § 1. Het gebruik van apparatuur om metalen of ferromagnetische voorwerpen op te sporen of te zoeken op het land, onder de grond of in het water is onder alle omstandigheden verboden voor alle personen, met uitzondering van : 1° de personeelsleden van de dienst die door de Regering in het kader van hun ambt zijn aangewezen; 2° houders van een vergunning als bedoeld in artikel D.65 met het oog op het uitvoeren van archeologische activiteiten in verband met die vergunning; 3° natuurlijke personen die een bezoldigde beroepsactiviteit uitoefenen waarvoor het gebruik van deze uitrusting vereist is, op voorwaarde dat deze activiteit niet rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met het zoeken naar archeologische voorwerpen;4° natuurlijke personen die houder zijn van een detectorvergunning afgeleverd door de dienst aangewezen door de Regering. § 2. De vergunning voor detectorisme bedoeld in paragraaf 1, lid 1, 4°, is een vergunning voor de houder ervan om, overeenkomstig de bepalingen van het Wetboek en de bijzondere voorwaarden vervat in de vergunning, het materiaal te gebruiken waarmee het opsporen of opzoeken van metaalhoudende of ferromagnetische voorwerpen mogelijk te maken, de bodem te wijzigen of de opgespoorde metaal- of ferromagnetische voorwerpen weg te nemen.

De vergunning voor detectorisme bevat minstens volgend gegevens: 1° de naam en voornaam van de natuurlijke persoon die houder is van de vergunning;2° de soorten toegelaten onderzoekingen; 3° de perimeter waarop de vergunning betrekking heeft;4° eventuele bijzondere voorwaarden verbonden aan de vergunning;5° de datum van geldigheid van de vergunning. Geen enkele vergunning mag worden verleend aan een aanvrager die op de datum van de aanvraag ervan jonger is dan achttien jaar.

De vergunning voor is twaalf maanden geldig vanaf de datum waarop deze is verleend.

De door de Regering aangewezen dienst kan een vergunning voor detectorisme wijzigen, schorsen of intrekken in de volgende gevallen: 1° als de houder de verboden en verplichtingen, vermeld in de artikelen D.81 en D.82, niet naleeft; 2° als de houder de specifieke voorwaarden van de vergunning niet naleeft. § 3. De Regering bepaalt de voorwaarden voor het verlenen en uitoefenen van de vergunning en de procedures voor het toekennen, wijzigen, opschorten en intrekken van de vergunning voor detectorisme. § 4. De Regering kan specifieke maatregelen vaststellen met betrekking tot het gebruik van apparatuur voor het opsporen van of zoeken naar metalen of ferromagnetische voorwerpen op het land, onder de grond of in het water, in het kader van bijeenkomsten.

Art. D. 81. Uitgezonderd de personen bedoeld in artikel D.80, § 1, lid 1, 1° tot 3°, is het gebruik van materiaal dat de opsporing van en het zoeken naar metaalhoudende of ferromagnetische voorwerpen mogelijk maakt verboden: 1° op een geklasseerd of daarmee gelijkgesteld goed of in een beschermingsgebied voor een geklasseerd of daarmee gelijkgesteld goed;2° binnen de omtrekken van de archeologische kaart;3° op een terrein dat het voorwerp uitmaakt van een archeologische peiling of een archeologische opgraving, tenzij de door de Regering aangeduide dienst daar vooraf schriftelijk mee heeft ingestemd. Art. D.82. § 1. Volgens de door de Regering vastgestelde nadere regels moet de houder van een vergunning voor detectorisme: 1° de door de Regering aangewezen dienst ten minste drie werkdagen op voorhand op inlichten over elke activiteit inzake metaaldetectorisme;2° aangifte doen van de ontdekking van een archeologisch voorwerp aan de door de Regering aangewezen dienst binnen vijftien dagen na de ontdekking. § 2. De bezitter, houder of eigenaar van een archeologisch voorwerp ontdekt tijdens een activiteit inzake metaaldectorisme, ofwel : 1° garandeert de door de Regering aangewezen dienst toegang tot het aangetroffen archeologische object;2° ofwel deponeert het ontdekte archeologische voorwerp in een erkend depot of in een door de Franse Gemeenschap van België erkend museum dat voldoet aan de vereisten met betrekking tot de erkenning voor het depot van archeologische voorwerpen in metaal. § 3. Het is de houder van een vergunning voor metaaldetectorisme verboden om archeologische voorwerpen die tijdens een activiteit inzake metaaldetectorisme op het grondgebied van het Waalse Gewest worden ontdekt uit genoemd grondgebied te verwijderen.

In afwijking van lid 1 kan de door de Regering aangewezen dienst een schriftelijke toelating afleveren om een archeologisch voorwerp dat op het grondgebied van het Waals Gewest is ontdekt, uit genoemd grondgebied te verwijderen.

De Regering kan de nadere regels vaststellen voor de uitvoering van deze paragraaf. § 4. De houder van een vergunning voor metaaldetectorisme die een archeologisch voorwerp dat tijdens een prospectieactiviteit wordt ontdekt, wil verkopen of vervreemden, geeft daarvan voorafgaandelijk kennis van aan de door de Regering aangewezen dienst.

Volgens de door de Regering vastgelegde nadere regels kan de door de Regering aangewezen dienst een recht van voorkoop op het goed doen gelden ten gunste van het Waals Gewest, behalve wanneer de Franse Gemeenschap krachtens haar eigen wetgeving een recht van voorkoop kan doen gelden. § 5. In de publieke informatie en in de communicatie, voor reclamedoeleinden inbegrepen, en ongeacht de wijze van communicatie, met als onderwerp materiaal voor het opsporen van of zoeken naar metalen of ferromagnetische voorwerpen is het verboden te alluderen op geklasseerde sites, gebieden van erfgoedbelang, archeologische ontdekkingen of ontdekte archeologische voorwerpen.

TITEL 5. - Instrumenten voor de sensibilisering van het publiek, de bewaring en de documentatie HOOFDSTUK I - Acties voor de sensibilisering van het publiek Art. D.83. Volgens de bepalingen die zij vastlegt, kan de Regering: 1° elke educatieve actie ondernemen om bij de publieke opinie een bewustzijn van de waarde van het erfgoed aan te moedigen en te ontwikkelen ;2° de publieke opinie te sensibiliseren voor al dan niet geklasseerde goederen die deel uitmaken van het erfgoed, van de kennis, de bescherming en de valorisatie van erfgoed, en van verwante knowhow, door een inclusieve en participatieve aanpak te bevorderen;3° publicaties en andere media met betrekking tot erfgoed vervaardigen of verspreiden of laten produceren of verdelen;4° elke persoon houder van een zakelijk recht op een goed dat tot het erfgoed behoort, al dan niet geklasseerd, sensibiliseren en aanmoedigen met het oog op de valorisatie, de bevordering, de toegang of de bezoekersontvangst met of zonder verblijf;5° conferenties en evenementen voor het grote publiek organiseren of laten organiseren. HOOFDSTUK 2.Gewestelijk - centrum voor de documentatie en instandhouding van het erfgoed Art. D.84. Volgens de nadere regels, vastgelegd door de Regering, kan het Waalse Gewest alle documentatie over erfgoed inzamelen en er de bewaring en verspreiding van op zich nemen, in voorkomend geval, via een gewestelijk documentatiecentrum, daaronder inbegrepen een materialenbibliotheek. HOOFDSTUK 3. - Waals volkserfgoed Art. D.85. De lijst van de categorieën goederen die tot het klein volkspatrimonium behoren, wordt door de Minister vastgesteld of bijgewerkt.

TITEL 6. - Beroepen gerelateerd aan erfgoed Art. D.86. Volgens de bepalingen vastgesteld door de Regering voorziet de dienst aangewezen door de Regering in de instandhouding van vakmanschap, de vorming in de traditionele technieken en de nieuwe technologieën in de beroepen die gerelateerd zijn aan het erfgoed, evenals in het doorgeven, mediëren en valoriseren ervan.

De opdrachten bedoeld in lid 1 bestaan uit: 1° de aanbieding van theoretische en praktische opleidingen in de beroepen en technieken inzake het erfgoed, in samenwerking met de gewestelijke vormingsinstellingen, en een erkenningssysteem van deze opleidingen invoeren;2° de inrichting van een onthaalinfrastructuur die kan bijdragen tot de goede werking van deze opleidingen;3° alle documentatie met betrekking tot de erfgoedgerelateerde beroepen verzamelen en zorgen voor de bewaring en verspreiding ervan;4° evenementen en activiteiten organiseren die in het bijzonder gericht zijn op het bereiken van de doelstellingen van de "Fédération Européenne pour les Métiers du Patrimoine bâti";5° akkoorden sluiten en samenwerken met de bevoegde instellingen terzake en zich aansluiten bij de initiatieven van het Waalse Gewest inzake vorming, sociaal-professionele inschakeling, sociale actie en cohesie, evenals met de sector van het onderwijs of met de beroepsverenigingen in de bouwsector, de engineeringsector en de sector van vakberoepen;6° de bevordering garanderen van de vormingen in de erfgoedgerelateerde beroepen in België en in het buitenland, evenals de verspreiding in het buitenland garanderen in het kader van de internationale samenwerking. TITEL 7. - Tegemoetkomingen HOOFDSTUK 1. - Bijstand Art. D.87. De Regering kan de eigenaar, of een natuurlijke of een publiek- dan wel privaatrechtelijke rechtspersoon, van een geklasseerd goed of daarmee gelijkgesteld bijstaan.

De bijstand bedoeld in lid 1 bestaat uit: 1° de eigenaar van het goed bijstaan in het beheer ervan met als doel de onmiddellijke instandhouding ervan te verzekeren, in voorkomend geval door dringende instandhoudingsmaatregelen en werkzaamheden om het goed tegen het water te beschermen;2° het bestuderen van het potentieel om het goed een nieuwe bestemming te geven;3° het zoeken naar privé of openbare investeerders voor de aankoop of verhuring van een goed of voor elke andere formule tot terbeschikkingstelling van een goed door opbouw van een economische strategie op grond van een onderzoek naar het potentieel van de herbestemming;4° het regelen of bijstaan van personen bij het regelen van juridische of financiële verrichtingen. In het kader van de in lid 1 bedoelde bijstand kan de door de Regering aangewezen dienst : 1° een beroep doen op de diensten van derden, door het plaatsen van overheidsopdrachten of het sluiten van overeenkomsten van welke aard ook, en hen elke opdracht toevertrouwen die nuttig is voor de bijstand;2° alle activiteiten met een rechtstreeks of onrechtstreeks verband met de bijstand bedoeld in lid 1 ontwikkelen en uitoefenen. De Regering stelt de nadere regels voor de uitvoering van dit artikel vast. HOOFDSTUK 2. - Subsidies Art. D.88. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten voor wat betreft de geklasseerde goederen kan de Regering een subsidie toestaan aan iedere natuurlijke persoon of aan iedere publiek- dan wel privaatrechtelijke persoon voor: 1° het verwezenlijken van voorstudies uitvoeren;2° het uitvoeren van dringende instandhoudingswerken;3° het uitvoeren van onderhoudsverrichtingen en -werken; 4° het uitvoeren van restauratieverrichtingen en -werken ;5° het valoriseren van een eigendom ; 6° het openstellen van een goed voor het publiek en het toegankelijk maken;7° het verbeteren van de energieprestaties.

Lid 1, 2° beoogt eveneens de daarmee gelijkgestelde goederen.

De in lid 1 bedoelde subsidies worden slechts verleend op voorwaarde dat zij verenigbaar zijn met de belangen die de bescherming van het goed rechtvaardigden.

De subsidies bedoeld in paragraaf 1, 6° en 7°, zijn beperkt tot de specifieke handelingen en werken die vereist zijn in de erfgoedvergunning of het operationeel plan voor het erfgoed met het oog op het behoud van de criteria en belangen die de klassering rechtvaardigden.

De Regering bepaalt de categorieën van de geklasseerde goederen die in aanmerking komen voor een subsidie als bedoeld in lid 1 en de procedures voor de uitvoering van dit artikel.

Art. D.89. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de Regering een subsidie toestaan aan iedere natuurlijke persoon of aan iedere publiek- dan wel privaatrechtelijke persoon voor: 1° het uitvoeren van onderhouds- of restauratieverrichtingen en -werken aan eigendommen die met stippen opgenomen zijn in de gewestelijke erfgoedinventaris;2° het uitvoeren van onderhouds- en restauratieverrichtingen en -werken aan goederen die op de lijst staan van eigendommen die deel uitmaken van het kleine Waalse volkspatrimonium. De Regering stelt de nadere regels voor de uitvoering van dit artikel vast. Art. D.90. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de Regering een subsidie toestaan aan iedere natuurlijke persoon of aan iedere publiek- dan wel privaatrechtelijke persoon voor: 1° voor de uitvoering van archeologische verrichtingen en de verzameling van archeologische goederen in erkende bewaarplaatsen die toegankelijk zijn voor de vorsers;2° het verrichten van handelingen en werken met betrekking tot de bescherming, de restauratie of de opwaardering van archeologische goederen wanneer het gaat om onroerende archeologische voorwerpen of voorwerpen die het resultaat zijn van archeologische verrichtingen;3° archeologische voorwerpen tentoonstellen voor het publiek. De Regering stelt de nadere regels voor de uitvoering van dit artikel vast.

Art. D.91. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de Regering, met het oog op de sensibilisering van het publiek voor het erfgoed, een subsidie toestaan aan iedere natuurlijke persoon of aan iedere publiek- dan wel privaatrechtelijke persoon voor: 1° sensibiliseringsinitiatieven of -activiteiten met betrekking tot al dan niet geklasseerd erfgoed en zijn beroepen;2° het valoriseren en bevorderen van al dan niet geklasseerd erfgoed en zijn beroepen;3° het organiseren van evenementen voor het grote publiek;4° de deelname aan de activiteiten georganiseerd door de erfgoedadministratie, aan de "Journées du Patrimoine" en aan de daaruit voortvloeiende evenementen voor de jeugd;5° publicaties op om het even welke drager of media produceren of verspreiden;6° de werking van een vereniging zonder winstoogmerk of stichting van openbaar nut die een of meer acties van gewestelijk belang uitvoert waarvan de voordelen het hele grondgebied van het Waalse Gewest bestrijken, volgens de voorwaarden die zijn vastgelegd in een raamovereenkomst en die niet gebonden zijn aan een specifiek tarief of plafond; 7° steun voor de vergoeding door een gemeente van een erfgoedconsulent die door meerdere gemeenten wordt gedeeld. De Regering stelt de nadere regels voor de uitvoering van dit artikel vast.

Art. D.92. De Regering kan enkel een subsidie toestaan die betrekking heeft op een geklasseerd goed, of daarmee gelijkgesteld, die de titel van monument of architectonisch geheel als bedoeld in artikel D.88 voert, op voorwaarde dat het geklasseerd goed, of daarmee gelijkgesteld, verzekerd is tegen schade met risico's in verband met brand, blikseminslag, ontploffingen, weerschade en opzettelijke vernielingen. Het goed wordt zolang verzekerd als het geklasseerd of daarmee gelijkgesteld blijft onder het statuut krachtens hetwelk een subsidie wordt toegestaan.

In afwijking van lid 1 kan de Regering een subsidie verlenen voor niet-verzekerde geklasseerde of daarmee gelijkgestelde goederen, mits de aanvrager aantoont dat het afsluiten van de in lid 1 bedoelde verzekering materieel onmogelijk is.

In afwijking van het eerste lid kan de Regering een subsidie verlenen voor een geklasseerd of daarmee gelijkgesteld onroerend goed dat niet verzekerd is, wanneer een gemeente noodinstandhoudingswerken uitvoert ter uitvoering van een politiebevel van de burgemeester om redenen van openbare veiligheid.

Een bewijs van verzekeringsdekking moet bij de subsidieaanvraag worden gevoegd, zoniet is deze onontvankelijk.

De Regering stelt de nadere regels voor de uitvoering van dit artikel vast.

Art. D.93. De Regering kent geen subsidies als bedoeld in dit hoofdstuk toe voor: 1° handelingen en werken die voortvloeien uit het plegen van een overtreding als bedoeld in artikel D.102, 1°, 3° tot 11°, op voorwaarde dat de overtreding kan worden toegeschreven aan de aanvrager of de eigenaar van het onroerend goed; 2° de handelingen en werkzaamheden die voortvloeien uit het plegen van de overtreding bedoeld in artikel D.102, 2°, indien die overtreding het voorwerp heeft uitgemaakt van een maatregel bedoeld in artikel D.112, tweede lid, 1° tot 3°.

De Regering stelt de nadere regels voor de uitvoering van dit artikel vast.

Art. D.94. Aanvullend op de verplichting bedoeld in artikel D.24, § 1, besteedt de eigenaar van het goed, in geval van schade aan een goed dat één of meerdere subsidies als bedoeld in dit hoofdstuk heeft gekregen, de volledige schadevergoeding die hij als gevolg van deze schade van de verzekering heeft gekregen, aan het onderhoud of de restauratie van het goed.

Wanneer de Regering een subsidie toekent als bedoeld in dit hoofdstuk voor handelingen en werken die als gevolg van schade noodzakelijk zijn geworden, wordt het subsidiebedrag berekend op grond van het verschil tussen de kostprijs van de handelingen en werken en de vergoeding die de verzekering na de schade heeft uitgekeerd.

In afwijking van lid 1 wordt het aandeel van de door de verzekering uitgekeerde vergoeding die aan de gesubsidieerde handelingen en werken wordt besteed, wanneer de beschermingsmaatregel het goed als geheel niet dekt, bepaald op grond van berekeningen en schattingen verstrekt door de verzekeringsinstelling.

Art. D.95. Op straffe van verlies van het voordeel van de aangevraagde subsidie mag de aanvrager van een subsidie als bedoeld in dit hoofdstuk geen onderhouds- of restauratiehandelingen en -werkzaamheden aan een onroerend goed verrichten vóór de kennisgeving van het subsidiebesluit, tenzij : 1° of de subsidie dient voor voorafgaandelijke studies of dringende instandhoudingswerkzaamheden;2° of de aanvrager beschikt over een voorafgaande schriftelijke toelating van de door de Regering aangewezen dienst. Art. D.96. Elke subsidieaanvraag waarvoor gedurende drie jaar geen schuldvordering of een verantwoording van het uitstel, goedgekeurd door de dienst aangewezen door de Regering, is ingediend, wordt afgesloten en latere schuldvorderingen in het kader van die aanvraag komen niet meer in aanmerking.

Art. D.97. De Regering kan specifieke regels vaststellen voor de toekenning van een subsidie als bedoeld in dit hoofdstuk waarbij meerdere gerechtigden of meerdere subsidiërende overheden betrokken zijn.

De Regering kan de voorwaarden vaststellen voor de betrokkenheid van de provincies en gemeenten bij de verlening van een subsidie als bedoeld in artikel D.88. HOOFDSTUK 3. - Kaderovereenkomsten Art. D.98. § 1. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de Regering een kaderovereenkomst sluiten met de eigenaar van een geklasseerd onroerend goed dat op de lijst van het Waals uitzonderlijk erfgoed staat, om bij te dragen in de kosten van de handelingen en werken die aan dit onroerend goed worden uitgevoerd.

De Regering bepaalt welke categorieën gerubriceerde goederen onder een kaderovereenkomst kunnen vallen. § 2. De Regering bepaalt de procedure voor het sluiten, wijzigen en opschorten van een kaderovereenkomst en het tarief van de overeenkomst.

De kaderovereenkomst bevat ten minste de volgende elementen: 1° de identiteit van elk van de partijen; 2° de aard, het belang en de kosten van de handelingen en werken, met inbegrip van de desbetreffende onderzoeken en honoraria;3° de fasering van de uitvoering en de geraamde duur van de handelingen en werken;4° de bedragen van de globale en jaarlijkse bijdrage van elkeen der partijen in de kosten van handelingen en werken. § 3. De kaderovereenkomst kan in onderlinge overeenstemming tussen de partijen verlengd of gewijzigd worden.

Het niet naleven van een bepaling van de kaderovereenkomst kan leiden tot de opschorting van de kaderovereenkomst door het Waals Gewest of de terugbetaling van de toegekende subsidie. HOOFDSTUK 4: - Oproepen tot het indienen van projecten Art. D.99. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de Regering projectoproepen uitschrijven die de goederen beogen die een erfgoedwaarde vertonen met betrekking tot de criteria en belangen als bedoeld in artikel D.2, al dan niet geklasseerd, met het oog op de toekenning van een financiële tegemoetkoming voor de verwezenlijking van handelingen en werken, sensibiliseringsacties, acties in verband met de erfgoedgerelateerde beroepen of de inrichting van evenementen en activiteiten in verband daarmee.

De Regering stelt de nadere regels voor de uitvoering van dit artikel vast.

TITEL 8. - Vergoedingen Art. D.100. § 1. De eigenaars mogen een vergoeding ten laste van het Waalse Gewest aanvragen wanneer een bouw-, een bebouwings- of een uitbatingsverbod dat enkel uit de klassering van een onroerend goed een einde maakt aan het gebruik of aan de bestemming van dat goed de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van het klasseringsbesluit. § 2. Het recht op vergoeding ontstaat op het ogenblik waarop de toekenning van de erfgoedvergunning geweigerd wordt.

Enkel de waardevermindering die het gevolg is van het bouw-, bebouwings- of uitbatingsverbod kan in aanmerking komen voor de vergoeding. Deze waardevermindering moet zonder vergoeding gedragen worden ten belope van 20 % van deze waarde.

De vergoeding wordt verminderd of geweigerd wanneer of voor zover is vastgesteld dat de eigenaar voordeel haalt uit de klassering van het onroerend goed.

Het Waals Gewest kan zichzelf vrijstellen van de verplichting om de eigenaars te vergoeden, ofwel door het goed zelf aan te kopen volgens de nadere regels bepaald door de Regering, ofwel door het voorgeschreven van het klasseringsbesluit dat ten grondslag ligt aan het recht op de vergoeding, te wijzigen. § 3. Er is geen enkele vergoeding verschuldigd : 1° wanneer de eigenaar het goed heeft aangeworven toen het reeds geklasseerd was;2° wanneer de eigenaar de klassering van zijn goed zelf heeft aangevraagd of er uitdrukkelijk mee ingestemd heeft;3° uit hoofde van het verbod uithang- of reclameborden te plaatsen op een geklasseerd goed ;4° uit hoofde van het verbod gevaarlijke, hinder veroorzakende en ongezonde inrichtingen langer uit te baten dan de periode waarvoor de exploitatie werd gemachtigd. § 4. Het Waals Gewest mag de terugbetaling van de met de wettelijke interesten vermeerderde vergoeding vragen aan de begunstigden, hun rechthebbenden of rechtverkrijgenden, zodra het onroerend goed niet langer geklasseerd is. § 5. Het recht op vergoeding bedoeld in dit artikel en elke gerechtelijke of buitengerechtelijke vordering met betrekking daartoe verjaren binnen een termijn van een jaar te rekenen vanaf de dag waarop het recht op vergoeding of betaling van schadevergoeding ontstaat.

Art. D.101. § 1. Indien de bezwaarindiener een bewijs levert wordt door het Waals Gewest een vergoeding toegekend voor het herstel van materiële schade die het gevolg is van: 1° archeologische verrichtingen uitgevoerd in toepassing van de artikelen D.64, D.66 en D.67 waarvan de duur de termijn vastgesteld door de Dienst, aangewezen door de Regering, overeenkomstig artikel D.68, met dertig dagen zou overschrijden, daarin niet meegerekend de dagen van slecht weer en de dagen die niet in aanmerking komen voor de termijnberekening overeenkomstig de beslissing van de dienst aangewezen door de Regering; 2° de opschorting van de uitvoering of de intrekking van een vergunning, krachtens artikel D.74; 3° de bezetting van grond overeenkomstig artikel D.75, wanneer de bezetting langer duurt dan dertig dagen, dagen met slecht weer niet meegerekend; 4° de verlenging van de in artikel D.73, lid 4, bedoelde termijn van vijftien dagen voor zover de totale termijn meer dan dertig dagen telt, dagen van slecht weer niet meegerekend; 5° het in artikel D.75, lid 6, bedoeld herstel van de grond, bij gebreke van onteigening of klassering van het goed.

Er is geen vergoeding verschuldigd indien de eigenaar en de aannemer van de werken tijdens dewelke de toevallige vondst gedaan werd hun verplichting tot aangifte bedoeld in artikel D.73 niet nagekomen zijn. § 2. De Regering bepaalt de voorwaarden met betrekking tot de indiening van aanvragen tot vergoedingen en de bepaling, het bedrag en de overname daarvan.

In geval van een betwisting over het bedrag van de vergoeding stelt de rechter die bevoegd is volgens de bepalingen van het Gerechtelijk wetboek het bedrag ervan vast. § 3. Het in dit artikel bedoelde recht op vergoeding vervalt binnen een termijn van een jaar te rekenen vanaf de dag van: 1° het einde van de archeologische verrichtingen voor de vergoeding bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 1° ;2° de beslissing tot schorsing of intrekking van de vergunning voor de vergoeding bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 2° ;3° het einde van het gebruik van de grond voor de vergoeding bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 3° en 5° ;4° het verstrijken van de verlenging van de termijn voor de vergoeding bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 4°. TITEL 9. - Overtredingen en straffen HOOFDSTUK I. - Feiten en handelingen die een overtreding vormen Art. D.102. Een overtreding vormen hierna omschreven feiten en handelingen: 1° het niet in acht nemen van één of meerdere bijzondere beschermings- en beheersvoorwaarden vervat in een klasseringsbesluit, in een besluit waarbij een goed voorlopig onderworpen wordt aan de gevolgen van de klassering of in een besluit waarbij een goed in een beschermingslijst wordt opgenomen met het voorbehoud dat er overeenkomstig artikel D.22, § 2, van afgeweken wordt; 2° het niet in acht nemen van de verplichting om het goed in een goede staat in stand te houden als bedoeld in artikel D.23; 3° het geheel of gedeeltelijk vernielen of afbreken van een geklasseerd of daarmee gelijkgesteld goed, niet in overeenstemming met artikel D.25; 4° het geheel of gedeeltelijk verplaatsen van een geklasseerd of daarmee gelijkgesteld goed, niet in overeenstemming met artikel D.26; 5° het beschadigen of in verval brengen van een geklasseerd of daarmee gelijkgesteld goed of een eigendom opgenomen in de regionale erfgoedinventaris beschadigen of in verval brengen; 6° het uitvoeren van de handelingen en werken bedoeld in artikel D.34, § 1, op een geklasseerd goed of daarmee gelijkgesteld, zonder voorafgaandelijk over een erfgoedvergunning of een operationeel erfgoedplan te beschikken, na het vervallen of de intrekking ervan, of niet in overeenstemming met een erfgoedvergunning of een operationeel erfgoedplan; 7° het organiseren of uitvoeren van evenementen of activiteiten bedoeld in artikel D.34, § 1, op een geklasseerd goed of daarmee gelijkgesteld, zonder voorafgaandelijk over een erfgoedvergunning of een operationeel erfgoedplan te beschikken, na het vervallen of de intrekking ervan, of niet in overeenstemming met een erfgoedvergunning of een operationeel erfgoedplan; 8° het verwezenlijken van archeologische verrichtingen zonder te beschikken over de voorafgaandelijke vergunning bedoeld in artikel D.65, na het vervallen ervan, de intrekking ervan of de opschorting ervan of zonder inachtneming ervan; 9° de niet-inachtneming van de nadere praktische en technische regels van de archeologische verrichtingen vastgesteld door de dienst aangewezen door de Regering krachtens artikel D.68 of de uitvoering van een stedenbouwkundige vergunning, een bebouwingsvergunning, een bedrijfsvergunning, een milieuvergunning, een vergunning voor een handelsvestiging of een geïntegreerde vergunning voordat de dienst aangewezen door de Regering de nadere praktische en technische nadere regels van de opgelegde archeologische verrichtingen heeft vastgesteld; 10° de uitvoering van een stedenbouwkundige vergunning, een bebouwingsvergunning, een bedrijfsvergunning, een milieuvergunning, een vergunning voor een handelsvestiging of een geïntegreerde vergunning zonder de archeologische verrichtingen, opgelegd krachtens de artikelen D.66 en D.67, te hebben uitgevoerd en zonder te beschikken over het attest bedoeld in artikel D.69; 11° het niet in acht nemen van de verplichting tot aangifte van een toevallige vondst bedoeld in artikel D.73; 12° het feit dat een persoon één of meerdere archeologische goederen houdt, vervreemdt of verwerft wetende dat dit archeologische goed of deze archeologische goederen ontdekt zijn in het kader van een archeologische verrichting of een activiteit van metaaldetectie die niet overeenkomstig dit Wetboek is gemachtigd; 13° het niet in acht nemen van de verplichtingen bedoeld in de artikelen D.77 en D.78; 14° het gebruik van materieel waarmee metalen of ferromagnetische voorwerpen opgespoord of gezocht kunnen worden niet in overeenstemming met artikel D.80 of zonder te beschikken over de voorafgaandelijke machtiging bedoeld in artikel D.65, na het vervallen ervan, na de intrekking ervan of na de opschorting ervan, of niet in overeenstemming daarmee; 15° het niet in acht nemen van de verplichtingen of de schending van de verbodsbepalingen bedoeld in de artikelen D.81 en D.82; 16° de vernietiging, de beschadiging of het in verval brengen van archeologische goederen die opgegraven zijn tijdens archeologische verrichtingen, een activiteit van metaaldetectie of bij een toevallige vondst, evenals van archeologische goederen die tentoongesteld, bewaard of in bewaring gegeven zijn 17° ieder handeling of ieder fait waarbij een persoon zich verzet tegen de opdrachten van de vaststellende personeelsleden bedoeld in hoofdstuk 3 of ze verhindert of niet gevolg geeft aan een bevel, een verzoek of een verstrekte of opgelegde maatregel krachtens de artikelen D.107 tot D.110 ; 18° het feit dat de houder van een zakelijk recht toestaat of aanvaardt dat een in de punten 1° tot en met 17° bedoelde handeling of bedoeld feit wordt verricht of gehandhaafd op een goed waarop zijn zakelijk recht betrekking heeft. HOOFDSTUK 2. - De overtreders Art. D.103. Wanneer alle bestanddelen van een strafbaar feit in één persoon aanwezig zijn, pleegt die persoon het strafbare feit, zelfs als die persoon : 1° opdrachtgever;2° bouwheer;3° eigenaar van het goed is. Onder opdrachtgever wordt verstaan, elke natuurlijke of rechtspersoon namens wie een project wordt uitgevoerd.

Onder bouwheer wordt verstaan, elke natuurlijke of rechtspersoon die optreedt namens de opdrachtgever en verantwoordelijk is voor het ontwerp, de uitvoering of het toezicht op de uitvoering ervan.

Strafbare feiten kunnen worden ten laste gelegd van natuurlijke personen of rechtspersonen naar publiek- of privaatrecht. HOOFDSTUK 3. - Voorafgaande waarschuwing en vaststelling Art. D.104. § 1. Onverminderd de taken die aan de ambtenaren van de bestuurlijke en gerechtelijke politie toekomen, zijn zij bevoegd om de in artikel D.102 bedoelde inbreuken te onderzoeken en vast te leggen, in voorkomend geval door middel van een proces-verbaal: 1° ambtenaren en technisch personeel van de gemeenten gelegen in het Waals Gewest die hiertoe zijn aangesteld door de gemeenteraad; 2° de ambtenaren en beambten van het Waalse Gewest, opgenomen op de lijst bepaald door de Gouverneur." De Regering reikt aan de in paragraaf 1r, 2°, bedoelde vaststellende ambtenaren een document uit waaruit hun hoedanigheid van vaststellend ambtenaar blijkt.

De Regering bepaalt de uitvoeringsmodaliteiten van deze paragraaf. § 2. Deze vaststellende beambten oefenen hun bevoegdheden uit onder voorwaarden die hun onafhankelijkheid en onpartijdigheid waarborgen.

Zij beslissen zelfstandig en ontvangen geen andere instructies dan algemene instructies op dit gebied. § 3. Bij de uitvoering van hun opdrachten zien de vaststellende ambtenaren erop toe dat de middelen die zij gebruiken geschikt en noodzakelijk zijn voor het toezicht op de inachtneming van het Wetboek. § 4. De vaststellende ambtenaren zijn verantwoordelijk voor het verwerken van de verzamelde gegevens met het oog op het onderzoeken en vaststellenvan de in artikel D.102 genoemde strafbare feiten.

De gegevens die de vaststellende ambtenaren tijdens de uitoefening van hun functie verzamelen, worden bewaard totdat het vermoede of bewezen strafbare feit is verjaard.

Art. D.105. In geval van een overtreding als bedoeld in artikel D.102 kunnen de vaststellende ambtenaren, indien zij dit passend achten, de overtreder een voorafgaande waarschuwing geven en een termijn stellen waarbinnen aan de voorschriften moet worden voldaan. Deze periode mag niet langer zijn dan twee jaar.

De waarschuwing houdt geen vaststelling van de overtreding in de zin van artikel D.106 in.

Wanneer een waarschuwing mondeling wordt gegeven, moet de vastambtenaar deze op straffe van verval binnen vijf werkdagen schriftelijk bevestigen. De Regering kan de vorm en de inhoud van de beslissing tot bekrachtiging vaststellen.

Een afschriftvan de voorafgaande schriftelijke waarschuwing of schriftelijke bevestiging wordt naar de inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie gestuurd.

Art. D.106. § 1. Een vaststellende ambtenaar kan een proces-verbaal van vaststelling van een overtreding opmaken: 1° wanneer hij een overtreding vaststelt als bedoeld in artikel D.102 en het niet gepast acht om een voorafgaande waarschuwing aan de overtreder te geven; 2° indien hij op het einde van de in artikel D.105, eerste lid, bedoelde termijn vaststelt dat het goed niet in overeenstemming is gebracht; 3° wanneer hij een mondeling bevel tot onderbreking van de werkzaamheden geeft. Het proces-verbaal beschrijft de vastgestelde overtreding(en) en vermeldt de overtreden bepaling(en) van het Wetboek. 2° een proces-verbaal opstellen dat tot bewijs van het tegendeel bewijskracht heeft. De Regering bepaalt de vorm en de minimuminhoud van het proces-verbaal en de procedures voor de uitvoering van deze paragraaf. § 2. Het proces-verbaal wordt uiterlijk aan de personen bedoeld in lid 3 medegedeeld, dertg dagen te rekenen van : 1° de datum waarop een of meer inbreuken bedoeld in artikel D.102 zijn vastgesteld in het geval bedoeld in paragraaf 1, lid 1, 1° ; 2° de datum van de vaststelling van de niet-naleving in het geval bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 2° ;3° de datum van ontvangst van het schriftelijk bevel tot onderbreking van de werkzaamheden of van de schriftelijke bevestiging in het geval bedoeld in paragraaf 1r, lid 1, 3°. Na de in het eerste lid bedoelde termijn kan de overtreding niet meer worden vervolgd op grond van het proces-verbaal opgemaakt door de vaststellende ambtenaar.

Het proces-verbaal wordt aan de volgende personen medegedeeld: 1° aan de overtreder;2° aan de inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie 3° aan de gemeente en de gedelegeerd ambtenaar als wordt vastgesteld dat de overtreding een inbreuk vormt op de bepalingen van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling. Art. D.107. Bij de uitoefening van hun opdracht hebben de vaststellende ambtenaren te allen tijde toegang tot bouwterreinen, bouwwerken, gebouwen, lokalen, installaties, terreinen en elke andere plaats om de nuttige opsporingen en vaststellingen te doen, met uitzondering van plaatsen die een woning vormen in de zin van artikel 15 van de Grondwet.

Indien het gaat om een woonplaats in de zin van artikel 15 van de Grondwet, mogen de vaststellende beambten er binnentreden met de voorafgaande toestemming van de politierechtbank of voor zover zij de uitdrukkelijke voorafgaande schriftelijke toestemming hebben van de persoon die het effectieve genot van de betrokken plaatsen bezit.

Onverminderd de toepassing van de strengere straffen die in de artikelen 269 en 275 van het Strafwetboek zijn bepaald, wordt al wie zich tegen de uitoefening van het hierboven bedoelde recht van huiszoeking heeft verzet, gestraft met een geldboete van 50 tot 1500 euro en een gevangenisstraf van acht tot vijftien dagen of met slechts één van deze straffen.

Art. D.108. § 1. In de uitoefening van hun opdracht kunnen de vaststellende ambtenaren: 1° alle onderzoeken, nazichten, onderzoekingen uitvoeren en alle gegevens inwinnen die nuttig geacht worden om zich ervan te vergewissen dat de bepalingen van dit Wetboek in acht genomen worden, wat hen toelaat om: a) elke persoon te ondervragen over elk feit waarvan de kennis nuttig is voor de vervolging van één of meer van de in artikel D.102 bedoelde strafbare feiten; b) zich kosteloos en ter plaatse elk document, stuk of titel die voor de vervulling van hun opdracht noodzakelijk is, laten voorleggen of ze onderzoeken, er een fotografisch of ander afschrift van te nemen of het tegen ontvangstbewijs mee te nemen;c) de identiteit van elke persoon te controleren; d) elke persoon te ondervragen over elk feit waarvan de kennis nuttig is voor de vervolging van één of meer van de in artikel D.102 bedoelde strafbare feiten; 2° elke gegevensbank te raadplegen die nuttig is voor het uitvoeren van hun opdracht of voor het verkrijgen van informatie die nodig is voor het uitvoeren van hun opdracht;3° de nodige administratieve gegevens te raadplegen en een afschrift ervan te nemen, zoals de wettelijk voorgeschreven documenten die de bestuurder van een voertuig in zijn bezit moet hebben en in ruimere zin alle documenten die nuttig zijn voor de identificatie van het voertuig, de bestuurder of de persoon op wiens naam het voertuig staat ingeschreven 4° over te gaan tot vaststellingen door middel van audiovisuele middelen In de in lid 1 bedoelde gevallen rvermelden de vaststellende ambtenaren, in geval van een verzoek om verstrekking van persoonsgegevens in de zin van de Algemene verordening gegevensbescherming, bij de formulering van hun verzoek het doel van het verzoek en de wettelijke bepalingen ten aanzien waarvan een inbreuk wordt vermoed. § 2. Wanneer de vaststellend ambtenaar bij een overtreding, begaan vanuit een motorvoertuig of aan de hand van een motorvoertuig, niet de pleger maar wel de nummerplaat van het voertuig heeft kunnen identificeren, heeft het proces-verbaal tot vaststelling van de overtreding en bevattende de identificering van de nummerplaat van het voertuig bewijskracht dat de overtreding isbegaan door de persoon op wiens naam het voertuig ingeschreven staat bij de voor de inschrijving verantwoordelijke overheid of bij zijn buitenlandse equivalent. Dat vermoeden kan door elk rechtsmiddel omgekeerd worden, met uitzondering van de eed.

In geval van betwisting van het vermoeden door een rechtspersoon deelt laatstgenoemde de identiteit mede van de bestuurder op het ogenblik van de betrokken feiten of, indien zij die niet kent, de identiteit van de persoon die het voertuig onder zich heeft. § 3. De vaststellende ambtenaren kunnen bij de uitoefening van hun opdracht een beroep doen op de openbare machtom de in artikel D.102 bedoelde strafbare feiten te onderzoeken en aan te geven. HOOFDSTUK 4. - Het bevel tot onderbreking Art. D.109. De vaststellende beambten kunnen mondeling en ter plaatse de onderbreking van de werken bevelen, alsmede de stopzetting van het gebruik van het gebouw of van de uitvoering van handelingen of feiten wanneer ze vaststellen dat ze een overtreding vormen in de zin van artikel D.102 of dat ze een in kracht van gewijsde getreden rechtsbeslissing schenden.

Zodra het bevel gegeven is, wordt er een proces-verbaal van vaststelling van de overtreding, zoals vermeld in artikel D.106, opgesteld en overgemaakt. Wanneer dit schriftelijk gebeurt, wordt het proces-verbaal van de overtredingbij het bevel tot onderbreking gevoegd. Wanneer een mondeling bevel ter plaatse wordt gegeven, moet het op straffe van verval van tijd binnen vijf werkdagen worden bevestigd door de verzending van een schriftelijk bevestigingsbeslissing van de inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie of de burgemeester.

Een afschrift van het schriftelijk bevel tot onderbreking of de schriftelijke bevestiging wordt naar de inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie gestuurd. De Regering kan de vorm en de inhoud van de beslissing tot bekrachtiging vaststellen.

Art. D.110. De vaststellende ambtenaren zijn gerechtigd tot het treffen van alle maatregelen, verzegeling inbegrepen, om te voorzien in de onmiddellijke toepassing van het bevel tot onderbreking, van de bekrachtigingsbeslissing of in voorkomend geval, van de beschikking van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg.

De vaststellende ambtenaren kunnen de overtreder ook bevelen om voorlopige handelingen en werken uit te voeren of voorlopige maatregelen te nemen die geen verdere administratieve toelatingen vereisen in het kader van andere administratieve ordehandhavingen, om de bescherming, het behoud of de geïntegreerde bewaring te garanderen van het Waalse erfgoedelement dat door de overtreding isgetroffen.

De handelingen en werken de voorlopige maatregelen worden, op straffe van verval van tijd, binnen vijf werkdagen, bevestigd door de verzending van een schriftelijke bevestigingsbeslissing van de inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie.

Eenieder die handelingen en werkzaamheden voortzet of een handeling pleegtin strijd met het bevel tot onderbreking, de schriftelijke bevestigingsbeslissing of de beschikking van de president van de rechtbank van eerste aanleg, of die geen gevolg geeft aan de in het bevel tot onderbreking of de schriftelijke bevestigingsbeschikking vervatte bevelen, wordt, naast de straffen die zijn bepaald voor de in artikel D.102 bedoelde strafbare feiten, gestraft met een geldboete van 50 tot 5.000 euro en een gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar, of met slechts één van deze straffen.

Art. D.111. De belanghebbende kan het Waals Gewest in kort geding verzoeken om opheffing van het bevel tot onderbreking en de daarmee verband houdende bevelen en maatregelen bedoeld in artikel D.109 of het bevel tot het verrichten van voorlopige handelingen en werken of tot het nemen van voorlopige maatregelen bedoeld in artikel D.110, lid 2.

Het verzoek wordt gebracht voor de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied waar de overtredingen zijn gepleegd. De artikelen 1035 tot 1041 van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing op de indiening en de behandeling van de aanvraag. HOOFDSTUK 5. - Vervolging van de overtreding Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. D.112. De inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie beslist of de overtreding wordt vervolgd.

Aan het einde van de procedure kan de inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie : 1° voorstellen de overtreding te regulariseren door middel van een verzoek tot regularisatie en een dading, op voorwaarde dat het gaat om een van de overtredingen vermeld in artikel D.102, 1°, 3°, 4°, 6°, 7° en 8° ; 2° de betaling van een administratieve geldboete opleggen;3° één of meer restitutiemaatregelen opleggen. De inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie kan op basis van één en hetzelfde proces-verbaal, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, één of meer van de in lid 2 vermelde maatregelen uitvoeren, zodat de impact van de inbreuk op het Waalse erfgoed volledig en adequaat wordt hersteld.

Art. D.113. § 1. Wanneer de inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie besluit om een procedure aan te vatten, zal hij de overtreder op de hoogte stellen van: 1° de feiten waarvoor de administratiprocedure is aangevat; 2° de maatregelen bedoeld in artikel D.112, tweede lid, 1° tot en met 3°, die kunnen worden toegepast; 3° de mogelijkheid om, per aangetekende brief of op een andere wijze die een zekere datum oplevert, de gronden van het verweer schriftelijk uiteen te zetten en te verzoeken om te worden gehoord teneinde ze mondeling toe te lichten;4° het feit dat de overtreder zich kan laten bijstaan of vertegenwoordigen door de persoon van zijn keuze;5° zijn recht op inzage in zijn dossier. De inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie brengt de overtreder op de hoogte van de beslissing om de overtreding te vervolgen, niet later dan zestig dagen nadat het proces-verbaal is verzonden. Na de in het eerste lid bedoelde termijn kan de overtreding niet meer worden vervolgd op grond van het proces-verbaal opgemaakt door de vaststellende ambtenaar.

De inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie stuurt de overtreder eveneens een afschrift van het proces-verbaal van de overtreding, samen met een uittreksel van de wettelijke of reglementaire bepalingen die zijn overtreden.

Op straffe van onontvankelijkheid wordt het schriftelijk verweer of het verzoek tot mondeling verweer bedoeld in het eerste lid, 3°, meegedeeld binnen dertig dagen na de dag van ontvangst van de beslissing van de inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie.

In geval van een verzoek tot mondelinge verdediging bepaalt de inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie de dag en het tijdstip waarop de overtreder of de daartoe aangewezen persoon wordt uitgenodigd om mondeling verweer te voeren. Er wordt proces-verbaal van het verhoor van de overtreder opgemaakt, ondertekend door de inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie of diens afgevaardigde en door de overtreder of diens vertegenwoordiger. Indien de overtreder het niet eens is met de inhoud van het proces-verbaal, wordt hij erom verzocht zijn opmerkingen daarin te laten gelden. § 2. De inspecteur-generaal van de erfgoeddienst, of zijn afgevaardigde, kan de volgende documenten bezorgen aan elke persoon wiens subjectieve rechten door de overtreding zijn aangetast: 1° een afschrift van het proces-verbaal van vaststelling;2° een afschrift van de beslissing tot het inleiden van een administratieve procedure bedoeld in § 1. § 3. Na afloop van de procedure kan de inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie beslissen om het dossier zonder gevolg af te sluiten of om één of meer van de maatregelen bedoeld in artikel D.112, tweede lid, 1° tot 3°, uit te voeren. De inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie maakt zijn beslissing bekend: 1° binnen een termijn van honderdtachtig dagen te rekenen van de vervaltermijn bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 3°, wanneer de overtreder het recht om zijn verweer mondeling te doen niet heeft gebruikt;2° binnen een termijn van honderdtachtig dagen te rekenen van de dag waarop de overtreder of de daartoe gemandateerde persoon het mondeling verweer heeft gevoerd, wanneer de overtreder gebruik heeft gemaakt van zijn recht om zijn verdediging mondeling te voeren. De beslissing van de inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie vermeldt in voorkomend geval de mogelijkheid om een beroep in te dienen krachtens artikelen D.117 en D.120.

Bij gebreke van kennisgeving van de beslissing binnen de in het eerste lid bedoelde termijn, wordt geen van de maatregelen bedoeld in artikel D.112, tweede lid, 1° tot 3°, ten uitvoer gelegd op basis van het proces-verbaal van overtreding opgesteld door de vaststellende ambtenaar.

De inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie, of zijn afgevaardigde, kan de in lid 1 bedoelde beslissingr toezenden aan eenieder wiens subjectieve rechten door de inbreuk worden aangetast. § 4. De beslissing tot het opleggen van een van de maatregelen, vermeld in artikel D.112, tweede lid, 2° en 3°, is uitvoerbaar na het verstrijken van een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de dag van de ontvangst ervan door de overtreder, behalve in geval van beroep ingesteld krachtens de artikelen D.117 en D.120. Afdeling 2. - Regularisatie

Art. D.114. § 1. De overtredingen bedoeld in artikel D.102, 1°, 3°, 4°, 6°, 7° en 8°, kunnen het voorwerp uitmaken van een verzoek tot regularisatie op voorwaarde dat dit passend is voor het erfgoed. Het doel van regularisatie is om : 1° een machtiging inzake erfgoed toe te kennen in geval van een overtredingbedoeld in artikel D.102, 1°, 3°, 4°, 6° en 7° ; 2° een machtiging als bedoeld in artikel D.65 in geval van een overtreding als bedoeld in artikel D.102, 8°.

Het in lid 1 bedoelde verzoek om regularisatie wordt ingediend en behandeld overeenkomstig de bepalingen van titel 3, hoofdstuk 2, of titel 4, hoofdstuk 4, van het Wetboek. § 2. Voorafgaand aan de indiening van het verzoek tot regularisatie bedoeld in paragraaf 1, stelt de inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie een dading voor aan de overtreder overeenkomstig de nadere regels vastgelegd in artikel D.115.

De toestemming die is verleend in het kader van een verzoek tot regularisatie van een overtreding overeenkomstig paragraaf 1 is pas uitvoerbaar nadat het bedrag van de dading volledig is betaald. Als het bedrag van de dading niet binnen de gestelde termijn is betaald, vervalt de toelating. § 3. Indien de toelating die wordt gevraagd als onderdeel van een aanvraag tot regularisatie overeenkomstig lid 1 niet wordt verleend na afloop van de onderzoeksprocedure, kan de overtreding niet worden geregulariseerd en kan ze worden onderworpen aan een maatregel bedoeld in artikel D.112, tweede lid, 2° of 3°.

Art. D.115. § 1. Er is sprake van een dading als de toestemming die is aangevraagd als onderdeel van de regularisatieaanvraag als bedoeld in artikel D.114 wordt verleend.

De dading wordt getroffen via de betaling van een geldsom waarvan het bedrag bepaald wordt volgens de door de inspecteur-generaal van de vastgoedadministratie vastgelegde regels, zonder dat dit bedrag minder mag bedragen dan tweehonderdvijftig euro of meer dan honderd duizend euro.

Wanneer de dadingbetrekking heeft op een onroerend goed dat deel uitmaakt van het uitzonderlijk erfgoed van Wallonië, worden de in paragraaf 2 vermelde bedragen verdubbeld.

De in het tweede lid bedoelde bedragen worden verdubbeld als de overtreding is begaan binnen twee jaar na kennisgeving door de inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie van de beslissing tot het opleggen van een maatregel bedoeld in artikel D.112, tweede lid, overeenkomstig artikel D.113, § 3.

De Regering kan bepalen hoe het bedrag van de dading wordt vastgesteld. § 2. De storting van het bedrag van de dading geschiedt: 1° ofwel in handen van de fincancieel directeur van de gemeente indien de overtreding is vastgesteld door de ambtenaren van gerechtelijke politie of de vaststellende ambtenaren bedoeld in artikel D.104, 1° en 1° ; 2° in handen van de Ontvanger der Registratie op een speciale rekening van de begroting van de erfgoedadministratie wanneer de overtreding wordt vastgesteld door de ambtenaren bedoeld in artikel D.104, § 1, 2°.

Door de betaling van het volledige bedrag van de dading vervalt het recht om elke andere schadevergoeding te eisen voor de handelingen en feiten die het voorwerp uitmaakten van de dading, met uitzondering van de verplichting om een van de restitutiemaatregelen bedoeld in artikel D.119, § 1, eerste lid, 2° tot en met 4°, uit te voeren om een passende compensatie mogelijk te maken voor de impact van de overtreding op het Waalse erfgoed.

Indien de dading niet binnen drie maanden na het verzoek van de overaan de overtreder is betaald, wordt de procedure voortgezet overeenkomstig dit hoofdstuk. Deze periode kan op verzoek van de overtreder worden verlengd tot maximaal achttien maanden, waarbij de betalingen worden gespreid. Afdeling 3. - De administratieve geldboete

Art. D.116. De inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie kan beslissen om de overtreder een administratieve boete op te leggen wanneer : 1° een terugkeer naar de vroegere toestand onmogelijk of ongepast is;2° de regularisatie van de overtreding onmogelijk of ongepast is. Het bedrag van de administratieve geldboete staat in verhouding tot de ernst van de overtreding en wordt vastgesteld door de inspecteur-generaal van de vastgoedadministratie, zonder dat dit bedrag minder mag bedragen dan tweehonderdvijftig euro of meer dan honderd duizend euro.

Wanneer de overtreding betrekking heeft op een onroerend goed dat deel uitmaakt van het uitzonderlijk erfgoed van Wallonië, worden de in paragraaf 2 vermelde bedragen verdubbeld.

De in het tweede lid bedoelde bedragen worden verdubbeld als de overtreding is begaan binnen twee jaar na kennisgeving door de inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie van de beslissing tot het opleggen van een maatregel bedoeld in artikel D.112, tweede lid, overeenkomstig artikel D.113, § 3.

De Regering kan bepalen hoe het bedrag van de administratieve geldwordt vastgesteld.

Art. D.117. Tegen de beslissing bedoeld in artikel D.116 kan de overtreder op straffe van uitsluiting binnen dertig dagen na ontvangst van de beslissing bedoeld in artikel D.113, § 3, beroep instellen bij de correctionele afdeling van de rechtbank van eerste aanleg van de plaats waar het strafbare feit is gepleegd.

Wanneer de beslissing van de inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie niet de in artikel D.113, § 3, tweede lid, bedoelde vermeldibevat, wordt de in het eerste lid bedoelde termijn verlengd tot zes maanden.

Op straffe van niet-ontvankelijkheid bevat het verzoekschrift de identiteit en het adres van de aanvrager, de aangevochten beslissing en de redenen waarom de beslissing wordt aangevochten.

Een afschrift van het verzoekschrift wordt door de overtreder op de dag van de indiening ervan toegezonden aan de inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie.

De rechtbank van eerste aanleg doet uitspraak over de geldigheid van de administratieve boete. Bovendien kan hij zelf het bedrag van de administratieve geldboete vaststellen.

De rechtbank van eerste aanleg die het beroep behandelt, kan gebruik maken van de bepalingen van de wet van 29 juni 1964Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende opschorting, voorwaardelijke veroordeling en probatie.

Art. D.118. De administratieve geldboete wordt betaald in handen van de ontvanger der registratie en gestort op een speciale rekening van de begroting van de erfgoedadministratie.

Door de betaling van het volledige bedrag van de administratieve geldboete vervalt het recht om elke andere schadevergoeding te eisen voor de handelingen en feiten die het voorwerp uitmaakten van de administratieve geldboete, met uitzondering van de verplichting om een van de restitutiemaatregelen bedoeld in artikel D.119, § 1, eerste lid, 2° tot en met 4°, uit te voeren om een passende compensatie mogelijk te maken voor de impact van de overtreding op het Waalse erfgoed. Afdeling 4. - De restitutiemaatregelen.

Art. D.119. § 1. De inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie kan de overtreder een of meer van de volgende restitutiemaatregelen opleggen: 1° alle maatregelen opleggen die een terugkeer naar de vroegere toestand mogelijk maken;2° handelingen en werken uitvoeren, al dan niet onderworpen aan een stedenbouwkundige vergunning, een bebouwingsvergunning, een milieuvergunning, een bedrijfsvergunning, een vergunning voor een handelsvestiging of een geïntegreerde vergunning, die het mogelijk maken om de negatieve impact van de overtreding op de erfgoedwaarde van het eigendom dat het voorwerp uitmaakte van de overtreding te compenseren, met respect voor de goede ontwikkeling van de site; 3° de archeologische voorwerpen die het voorwerp uitmaken van de overtreding om niet en in volle eigendom overdragen aan het Waals Gewest;4° tot maximaal vijftig procent van de kosten overnemen voor één of meer archeologische operaties uitgevoerd door de erfgoedadministratie. In het geval bedoeld in lid1, 2°, legt de inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie aan de overtreder de technische voorschriften, voorwaarden, instructies en vereisten op waaraan de als restitutiemaatregel opgelegde handelingen en werken moeten voldoen, alsook de eventuele plannen waaraan de overtreder moet voldoen.

In het geval bedoeld in lid 1, 4°, legt de inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie aan de overtreder de praktische modaliteiten op voor de uitvoering van de archeologische werkzaamheden.

De inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie legt een termijn op waarbinnen de overtreder : 1° zorgt voor de terugkeer naar de vroegere toestand;2° indien nodig, een vergunning aanvraagt om de als restitutie opgelegde werken uit te voeren;3° alle handelingen en werken uitvoert die niet onderworpen zijn aan een stedenbouwkundige vergunning;4° de archeologische voorwerpen die het voorwerp uitmaken van de overtreding inlevert bij de erfgoedadministratie;5° het bedrag betaalt dat nodig is om de archeologische werkzaamheden van de erfgoedadministratie te financieren. Voor de handelingen en werken die moeten worden uitgevoerd als onderdeel van een restitutiemaatregel als bedoeld in lid 1r opgelegd door de inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie is geen erfgoedvergunning nodig. De beslissing van de inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie stelt de overtreder niet vrij van het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning, een bebouwingsvergunning, een milieuvergunning, een bedrijfsvergunning, een vergunning voor een handelsvestiging of een geïntegreerde vergunning als een dergelijke vergunning vereist is volgens de desbetreffende wettelijke en reglementaire bepalingen. § 2. Aan het einde van de overeenkomstig paragraaf 1, lid 4, vastgestelde periode legt de inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie, of zijn afgevaardigde, de uitvoering van de compensatiemaatregelen overeenkomstig zijn beslissing vast in een proces-verbaal van vaststelling. Behoudens bewijs van het tegendeel dient enkel het proces-verbaal van vaststelling als bewijs van de reparatie en de reparatiedatum.

Indien de restitutiemaatregelen niet binnen de opgelegde termijn worden uitgevoerd, of indien zij niet worden uitgevoerd overeenkomstig de technische voorschriften, instructies, voorwaarden of het plan dat is opgenomen in de in lid 1 bedoelde beslissingr, of indien de bevoegde autoriteit weigert een stedenbouvergunning te verlenen, kan de inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie ofwel: 1° voorzien in de uitvoering van de restitutiemaatregelen bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 1° en 2°, op voorwaarde dat deze maatregelen niet bestaan in het uitvoeren van handelingen en werken waarvoor vooraf een stedenbouwkundige vergunning is vereist;2° een inbeslagneming verrichten met het oog op de teruggavemaatregelen bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 3° en 4° ; 3° de procedure voortzetten overeenkomstig artikel D.122.

In het geval bedoeld in het tweede lid, 1°, is de overtreder verplicht alle kosten van tenuitvoerlegging te vergoeden op voorlegging van een door de beslagrechter begrote en uitvoerbaar verklaarde staat.

Art. D.120. Tegen de beslissing bedoeld in artikel D.119, § 1, kan de overtreder op straffe van uitsluiting binnen dertig dagen na ontvangst van de beslissing bedoeld in artikel D.113, § 3, beroep instellen bij de correctionele afdeling van de rechtbank van eerste aanleg van de plaats waar het strafbare feit is gepleegd.

Wanneer de beslissing van de inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie niet de in artikel D.113, § 3, tweede lid, bedoelde vermeldibevat, wordt de in het eerste lid bedoelde termijn verlengd tot zes maanden.

Het beroep wordt ingediend d.m.v. een verzoekschrift bij de correctionele rechtbank van de plaats waar de overtreding is begaan.

Op straffe van niet-ontvankelijkheid bevat het verzoekschrift de identiteit en het adres van de verzoeker, de aangevochten beslissing, de redenen waarom de beslissing wordt aangevochten.

Een afschrift van het verzoekschrift wordt door de overtreder op de dag van de indiening ervan toegezonden aan de inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie.

De rechtbank van eerste aanleg doet uitspraak over de geldigheid van de restitutiemaatregel. Bovendien kan hij zelf het bedrag van de administratieve geldboete vaststellen.

De rechtbank van eerste aanleg die het beroep behandelt, kan gebruik maken van de bepalingen van de wet van 29 juni 1964Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende opschorting, voorwaardelijke veroordeling en probatie.

Art. D.121. Voor het uitvoeren van handelingen en werken na de uitvoering van een restitutiemaatregel opgelegd krachtens artikel D.119, § 1, eerste lid, 1°, 2° of 4°, die geen betrekking heeft op de restitutiemaatregel zelf, moet vooraf een erfgoedvergunning overeenkomstig artikel D.34 worden verkregen. Afdeling 5. - Vervolging voor de burgerlijke rechtbank

Art. D.122. In de gevallen bedoeld in de artikelen D.115, § 2, derde lid, en D.119, § 2, tweede lid, 3°, kan de inspecteur-generaal van de erfgoedadministratie voor de burgerlijke afdeling van de rechtbank van eerste aanleg van de plaats waar de overtreding is gepleegd, vervolging instellen voor : 1° het herstellen van de plaats in de vroegere toestand of de staking van de wederrechtelijke activiteit of het wederrechtelijke gebruik; 2° de uitvoering van werken of inrichtingswerken voor zover de handelingen en werken of de te handhaven handelingen en werken en de uit te voeren werken of inrichtingswerken het gewestplan en de normen van de leidraad voor gewestelijke stedenbouw naleven of de voorwaarden m.b.t. de afwijking van het gewestplan of de normen van de leidraad voor gewestelijke stedenbouw naleven; 3° de archeologische voorwerpen die het voorwerp uitmaken van de overtreding om niet en in volle eigendom overdragen aan het Waals Gewest;4° het uitvoeren door de erfgoedadministratie van één of meer archeologische werkzaamheden op kosten van de veroordeelde. De beslissing van derechtbank van eerste aanleg, in het geval bedoeld in lid 1, 2°, stelt de overtreder niet vrij van het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning, een bebouwingsvergunning, een milieuvergunning, een bedrijfsvergunning, een vergunning voor een handelsvestiging of een geïntegreerde vergunning als een dergelijke vergunning vereist is volgens de desbetreffende wettelijke en reglementaire bepalingen. HOOFDSTUK 6. - Strafbare feiten gepleegd door minderjarigen Art. D.123. Wanneer een overtreding bedoeld in artikel D.102 wordt gepleegd door een minderjarige, wordt zij enkel vervolgd tegen personen die het ouderlijk gezag hebben. HOOFDSTUK 7. - Rechten van de derden en diverse bepalingen Art. D.124. De rechten van de derde benadeelde, die samen met de openbare overheid of afzonderlijk optreedt, zijn in geval van rechtstreeks herstel beperkt tot de door de bevoegde overheid gekozen wijze van herstel, onverminderd het recht om vergoeding van schade te eisen van de veroordeelde.

Art. D.125. Wanneer openbare besturen of derden wegens het in gebreke blijven van de veroordeelde genoopt zijn in de tenuitvoerlegging van het vonnis te voorzien, wordt de daaruit te hunnen bate voortvloeiende schuldvordering gewaarborgd door een wettelijke hypotheek, die ingeschreven, vernieuwd, verminderd of geheel of gedeeltelijk doorgehaald wordt overeenkomstig het bepaalde in de hoofdstukken IV en V van de wet van 16 december 1851 betreffende de herziening van het hypotheekstelsel.

Die waarborg dekt ook de schuldvordering ten gevolge van de kosten der hypothecaire formaliteiten, die door hen zijn voorgeschoten en die ten laste van de veroordeelde komen.

TITEL 10. - Koninklijke Commissie voor Monumenten, Landschappen en Opgravingen Art. D.126. § 1. De Commissie richt een pluridisciplinair en onafhankelijk wetenschappelijk adviescollege op, waarvan de leden door de Regering worden aangewezen naar gelang van hun deskundigheid en hun ervaring inzake erfgoed. § 2. De Commissie: 1° richt algemene aanbevelingen inzake bescherming en ontwikkeling van het erfgoed aan de Regering ;2° verstrekt de adviezen en de gemotiveerde voorstellen, die op basis van het Wetboek worden aangevraagd; 3° verstrekt de gemotiveerde adviezen, die op grond van andere juridische bepalingen i.v.m. het erfgoed aangevraagd worden; 4° brengt op verzoek van de Regering advies uit over elk voorontwerp van decreet of ontwerp van besluit betreffende het erfgoed;5° draagt bij tot de uitwerking van het in artikel 1 bedoelde verslag;6° draagt bij tot de uitvoering van de in artikel 83, 1°, bedoelde opdracht.7° maakt een jaarlijks verslag van haar opdrachten en activiteiten op, dat op internet te raadplegen is. Het jaarlijkse verslag, bedoeld in lid 1, 7°, wordt door de voorzitter van de commissie overgemaakt aan het Parlement en aan de Regering vóór het einde van het eerste semester van het volgende jaar overgemaakt.

De Waalse Regering kan de opdrachten van de Commissie aanvullen. Art.

D.127. De Commissie bestaat uit : 1° een bureau;2° drie afdelingen, namelijk een afdeling toegespitst op monumenten en architectonische ensembles, een afdeling toegespitst op sites en een afdeling toegespitst op archeologie;3° gespecialiseerde leden. De algemene vergadering verenigt het geheel van de leden van de commissie en wordt voorgezeten door de voorzitter van de commissie.

De Commissie heeft een secretariaat. Het secretariaat wordt verzorgd in overeenstemming met artikel 4, § 3, van het decreet van 25 mei 1983 betreffende de "Conseil économique, social et environnemental de Wallonie" (Economische, sociale en milieuraad van Wallonië).

De Regering kan regels vaststellen voor de samenstelling van het bureau en de benoeming van het secretariaat van de Commissie.

Art. D.128. § 1. De Commissie bestaat uit maximum zeventig leden die door de Waalse Regering worden benoemd voor een verlengbare termijn van vijfjaar. De leden worden aangewezen na een oproep tot kandidaten, op basis van hun ervaring die ze hebben opgedaan door regelmatige, huidige of vroegere activiteiten op het gebied van erfgoed. § 2. Onder de commissieleden wijst de Regering de volgende personen aan voor een verlengbaar mandaat van vijf jaar: 1° de voorzitter van de commissie; 2° de drie ondervoorzitters, elk voor een van de afdelingen bedoeld in artikel D.127, eerste lid, 2°. § 3. Op voorstel van de Minister voorziet de Regering in de vervanging van het ontslagnemende lid voor het beëindigen van diens mandaat. § 4. De Regering legt de procedures vast voor de oproep tot kandidaten, de benoeming van de leden, hun toewijzing binnen elke afdeling, alsook het aantal en de verdeling van de gespecialiseerde leden.

Art. D.129. De Regering bepaalt de regels voor de werking van de commissie, de algemene vergadering, het bureau en haar afdelingen.

Art. D.130. Er wordt een toewijzing gedaan aan de Waalse Economische, Sociale en Milieuraad om de werkingskosten van de Commissie te dekken.

Deze subsidie dekt onder andere personeelskosten, publicatiekosten en kosten voor deelname aan en samenwerking bij verschillende evenementen. Zij dekt ook de vergoedingen voor bestuurders, reiskosten in het kader van hun opdrachten en uitgaven.

De Minister bepaalt de aard, het bedrag en de voorwaarden voor de toekenning van de emolumenten, met inbegrip van de presentiegelden, die aan de leden worden verleend. De leden genieten de reiskosten en de vergoedingen die krachtens de Ambtenarencode voorzien worden voor de personeelsleden van de diensten van de Regering.

TITEL 11. - Gewestelijke eigendommen Art. D.131. In overeenstemming met de bepalingen die ze aanneemt, zorgt de Regering voor de opwaardering van alle of een deel van de geklasseerde of gelijkgestelde eigendommen of eigendommen die opgenomen zijn in de gewestelijke erfgoedinventaris en die binnen het domein van het Waals Gewest vallen en door de Regering aangeduid zijn.

De opwaardering bedoeld in het eerste lid bestaat minstens in: 1° het opzetten van projecten voor de restauratie, de toewijzing of nieuwe toewijzing van die goederen;2° het verzekeren van de promotie, de toegang en het onthaal van het publiek tot deze eigendommen ;3° het verrichten van de investeringen die onontbeerlijk zijn voor de concretisering van de projecten bedoeld in punt 2° en, in voorkomend geval, het rechtstreekse of overgedragen bouwheerschap over die investeringen;4° in voorkomend geval in samenwerkingsverband, het exploitaren of laten exploiteren van die goederen nadat die investeringen eenmaal verricht zijn;5° het organiseren of laten organiseren van openbare manifestaties op of in die goederen en het uitgeven of laten uitgeven van publicaties daaroveruitgeven of laten uitgeven;6° het innen en opnieuw toewijzen, op deze goederen, van de eventuele inkomsten die met hun beheer of de manifestaties verband houden, . Met het oog op de in de leden 1 en 2 bedoelde opwaardering kunnen overeenkomsten worden gesloten om de actieradius van elk van de betrokken regionale besturen af te bakenen ten aanzien van de goederen die zijn opgenomen in de door de Regering opgestelde lijst.

Art. D.132. Binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten kan de Regering een jaarlijkse exploitatiesubsidie toekennen aan de natuurlijke personen of rechtspersonen aan wie zij de exploitatie van de in artikel D.131, lid 1, bedoelde activa toevertrouwt.

De Regering bepaalt de modaliteiten voor de uitvoering van dit artikel.

Art. D.133. In het geval van een project voor de overdracht van een geklasseerd goed of een goed dat opgenomen is in de gewestelijke erfgoedinventaris en dat binnen het domein van het Gewest valt, wordt het advies ingewonnen van de dienst die door de Regering werd aangeduid.

De Regering bepaalt de modaliteiten voor de uitvoering van dit artikel.".

TITEL 12. - Nationale en internationale samenwerking Art. D.134. Onverminderd de regels met betrekking tot het sluiten van en instemme meinternationale verdragen, bepaalt de Regering welke dienst verantwoordelijk is voor de vertegenwoordiging van het Waals Gewest in het kader van nationale of internationale samenwerking op het vlak van erfgoed in het kader van nationale of internationale projecten.

De dienst aangewezen door de Regering heeft geen enkele bevoegdheid om het Waals Gewest juridisch te binden op nationaal of internationaal niveau.

De vertegenwoordigingsopdracht, bedoeld in het eerste lid, kan gepaard gaan met een financiële bijdrage van de door de Regering aangewezen dienst.

De Regering kan de voorwaarden met betrekking tot de vertegenwoordigingsopdracht, bedoeld in het eerste lid, vaststellen. ". Afdeling 2 - Wijzigingen aangebracht in het decreet van 11 maart 1999Relevante gevonden documenten type decreet prom. 11/03/1999 pub. 08/06/1999 numac 1999027439 bron ministerie van het waalse gewest Decreet betreffende de milieuvergunning sluiten

betreffende de milieuvergunning

Art. 2.Artikel 19, lid 2, van het decreet van 11 maart 1999Relevante gevonden documenten type decreet prom. 11/03/1999 pub. 08/06/1999 numac 1999027439 bron ministerie van het waalse gewest Decreet betreffende de milieuvergunning sluiten betreffende de milieuvergunning, laatst gewijzigd bij het decreet van 2 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten5, wordt aangevuld met 6° en 7° luidend als volgt : "6° als, in de gevallen bedoeld in artikel D.34, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek, de vergunningsaanvraag geen geldige erfgoedvergunning bevat met betrekking tot het onderwerp van de aanvraag; "7° als, in de gevallen bedoeld in artikel D.62, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek, de vergunningsaanvraag geen voorafgaand erfgoedadvies bevat met betrekking tot het onderwerp van de aanvraag ".

Art. 3.In artikel 21 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het programmadecreet van 3 februari 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten6, wordt tussen het tweede en het derdelid een lid ingevoegd, luidend als volgt: " Op dezelfde dag stuurt hij naar de gemeente waar de aanvraag is ingediend een afschrift van de beslissing waarbij de aanvraag volledig en ontvankelijk bevonden werd als tegelijk aan volgende voorwaarden is voldaan: 1° de handelingen en werken waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft, geen voorwerp hebben uitgemaakt van een erfgoedvergunning overeenkomstig artikel D.34, § 1, van hetWaalse Erfgoedwetboek, of van een voorafgaand archeologisch advies overeenkomstig artikel D.62, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek; 2° de handelingen en werken waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft, hebben betrekking op een goed dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen de omtrek van de archeologische kaart en betreffen handelingen en werken die vallen onder artikel D.IV.4, eerste lid, 1°, 5°, 9° en 10° van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling; 3° de handelingen en werken waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft geen beperkte impact krachtens artikel D.IV.I, § 2, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling; 4° de handelingen en werken waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft, vereisen de verplichte tussenkomst van een architect krachtens artikel D.IV.I, § 2, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling. ".

Art. 4.Artikel 22 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het programmadecreet van 3 februari 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten6, wordt aangevuld met volgend lid : "In afwijking van het eerste lid is de aanvraag niet-ontvankelijk en wordt de procedure niet voortgezet indien de aanvraag niet de documenten bedoeld in artikel 19, tweede lid, 6° en 7°, bevat. ".

Art. 5.In artikel 30, § 1, van hetzelfde decreet, laatst gewijzigd bij het programmadecreet van 3 februari 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten6, wordt een lid ingevoegd tussen de leden 2 en 3, luidend als volgt: "De technisch ambtenaar wint het advies in van de erfgoedadministratie en van de Koninklijke Commissie voor Monumenten, Landschappen en Opgravingen in de gevallen bedoeld in artikel D.IV.35 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling. ".

Art. 6.Artikel 35, § 1, van hetzelfde decreet, laagewijzigd bij het decreet van 23 juni 2016Relevante gevonden documenten type decreet prom. 23/06/2016 pub. 08/07/2016 numac 2016203537 bron waalse overheidsdienst Decreet houdende wijziging van het Milieuwetboek, van het Waterwetboek en van verscheidene decreten inzake afvalstoffen en milieuvergunning type decreet prom. 23/06/2016 pub. 06/07/2016 numac 2016203480 bron waalse overheidsdienst Decreet tot wijziging van de jachtwet van 28 februari 1882 sluiten, wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt: "Tegelijk met het versturen van zijn beslissing naar de aanvrager, stuurt de gemachtigd ambtenaar een afschrift van zijn beslissing naar de erfgoedadministratie: 1° wanneer de vergunning betrekking heeft op een beschermd of gelijkgesteld goed in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een erfgoedvergunning bedoeld in de artikelen D.47 en D.48 van hetzelfde Wetboek; 2° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorafgaand archeologisch advies van de Erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.62 van het Waalse Erfgoedwetboek; 3° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een advies van de erfgoedadministratie krachtens artikel 30; 4° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een zending van de ontvangstbevestiging of de beslissing over de volledigheid van de vergunningsaanvraag naar de erfgoedadministratie krachtens artikel D.67, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek. ".

Art. 7.In artikel 40 van hetzelfde decreet, laatst gewijzigd bij artikel 85 van het decreet van 23 juni 2016Relevante gevonden documenten type decreet prom. 23/06/2016 pub. 08/07/2016 numac 2016203537 bron waalse overheidsdienst Decreet houdende wijziging van het Milieuwetboek, van het Waterwetboek en van verscheidene decreten inzake afvalstoffen en milieuvergunning type decreet prom. 23/06/2016 pub. 06/07/2016 numac 2016203480 bron waalse overheidsdienst Decreet tot wijziging van de jachtwet van 28 februari 1882 sluiten tot wijziging van het Milieuwetboek, het Waterwetboek en diverse decreten betreffende afvalstoffen en milieuvergunningen, wordt een paragraaf 7ter ingevoegd, luidende als volgt: " § 7ter. Wanneer de vergunningsaanvraag betrekking heeft op een geklasseerd of gelijkgesteld goed, in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek, dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een erfgoedvergunning bedoeld in de artikelen D.47 en D.48 van hetzelfde Wetboek of wanneer de vergunningsaanvraag betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorafgaand archeologisch advies van de erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.62 van hetzelfde Wetboek, neemt de Regering in haar beslissing de conclusies van de erfgoedvergunning of het voorafgaand archeologisch advies integraal over en beantwoordt ze aan de inhoud van die vergunning of dat advies, tenzij de erfgoedadministratie daar vooraf schriftelijk mee instemt. ".

Art. 8.Artikel 45 van hetzelfde decreet, laatst gewijzigd bij het decreet van 4 oktober 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten2, wordt aangevuld met een paragraaf 1, luidend als volgt: " § 1/1. Wanneer de vergunning betrekking heeft op een geklasseerd of gelijkgesteld goed, in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek, dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een erfgoedvergunning bedoeld in de artikelen D.47 en D.48 van hetzelfde Wetboek of wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorafgaand archeologisch advies van de erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.62 van hetzelfde Wetboek, neemt de vergunning de conclusies van de erfgoedvergunning of het voorafgaand archeologisch advies integraal over en beantwoordt ze aan de inhoud van die vergunning of dat advies. ".

Art. 9.Artikel 53 van hetzelfde decreet, laatst gewijzigd bij het decreet van 20 juli 2016Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/07/2016 pub. 25/08/2016 numac 2016027261 bron waalse overheidsdienst Decreet houdende de eerste aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2016 type decreet prom. 20/07/2016 pub. 12/09/2016 numac 2016031587 bron franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest Decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord gesloten tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Franse Gemeenschap en de Franse Gemeenschapscommissie, met betrekking tot de uitrusting die ter beschikking wordt gesteld in het kader van de hervorming van het kwalificerend onderwijs en van de samenwerking tussen de Centra voor geavanceerde technologieën en de professionele Referentiecentra type decreet prom. 20/07/2016 pub. 14/11/2016 numac 2016205561 bron waalse overheidsdienst Decreet tot opheffing van het decreet van 24 april 2014 tot opheffing van de artikelen 1 tot 128 en 129quater tot 184 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie, tot opheffing van de artikelen 1 tot 128 en 129quater tot 184 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium en tot vorming van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling sluiten, wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidend als volgt: " § 3. De uitvoering van de vergunning kan onderworpen worden aan de uitvoering van archeologische verrichtingen overeenkomstig de artikelen D.66 en D.67 van het Waalse Erfgoedwetboek. ".

Art. 10.In artikel 81, § 1, van hetzelfde decreet, laatst gewijzigd bij het decreet van 26 april 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten3, worden de woorden "of op onroerende goederen die opgenomen zijn op de monumentenlijst of op de beschermingslijst, of voorlopig aan de gevolgen van de opname op de monumentenlijst zijn onderworpen in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek" opgeheven.

Art. 11.Artikel 85, tweede lid, van hetzelfde decreet, laatst gewijzigd bij het decreet van 2 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten5, wordt aangevuld met een punt 6° en een punt 7°, luidend als volgt: "6° in de gevallen bedoeld in artikel D.34, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek, de vergunningsaanvraag geen geldige erfgoedvergunning bevat met betrekking tot het onderwerp van de aanvraag; "7° als in de gevallen bedoeld in artikel D.62, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek, de vergunningsaanvraag geen voorafgaand erfgoedadvies van de erfgoedadministratie bevat met betrekking tot het onderwerp van de aanvraag ".

Art. 12.Artikel 88 van hetzelfde Wetboek, vervangen door het programmadecreet van 3 februari 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten6, wordt aangevuld met een lid luidend als volgt : "In afwijking van het eerste lid is de aanvraag niet-ontvankelijk en wordt de procedure niet voortgezet indien de aanvraag niet de documenten bedoeld in artikel 85, tweede lid, 6° en 7°, bevat. ".

Art. 13.Artikel 91 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het programmadecreet van 3 februari 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten6, wordt gewijzigd als volgt: a) 2° er wordt een lid ingevoegd tussen het eerste en het tweede lid, luidend als volgt: " Op dezelfde dag stuurt hij een afschrift van de beslissing waarbij de aanvraag volledig en ontvankelijk bevonden werd aan de erfgoedadministratie als tegelijk aan volgende voorwaarden is voldaan: 1° de handelingen en werken waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft, hebben geen voorwerp uitgemaakt van een erfgoedvergunning overeenkomstig artikel D.34, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek, of van een voorafgaand archeologisch advies overeenkomstig artikel D.62, § 1, van hetzelfde wetboek; 2° de handelingen en werken waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft, hebben betrekking op een goed dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen de omtrek van de archeologische kaart en betreffen handelingen en werken die vallen onder artikel D.IV.4, eerste lid, 1°, 5°, 9° en 10° van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling; 3° de handelingen en werken waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft geen beperkte impact krachtens artikel D.IV.I, § 2, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling; 4° de handelingen en werken waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft, vereisen de verplichte tussenkomst van een architect krachtens artikel D.IV.I, § 2, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling. "; b) tussen de leden 2 en 3 wordt een lid ingevoegd, luidend als volgt: "De technisch ambtenaar wint het advies in van de erfgoedadministratie en van de Koninklijke Commissie voor Monumenten, Landschappen en Opgravingen overeenkomstig artikel D.IV.35 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling. ".

Art. 14.In artikel 93 van hetzelfde decreet, laatst gewijzigd bij het decreet van 24 mei 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten4, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden volgende wijzigingen aangebracht: a) lid 4 wordt aangevuld als volgt: "De uitvoering van de vergunning kan onderworpen worden aan de uitvoering van archeologische verrichtingen overeenkomstig de artikelen D.66 en D.67 van het Waalse Erfgoedwetboek. "; b) 2° het paragraaf wordt aangevuld met twee leden, luidend als volgt: "Wanneer de vergunning betrekking heeft op een geklasseerd of gelijkgesteld goed in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek of wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorafgaand archeologisch advies van de erfgoedadministratie, neemt de vergunning de conclusies van de erfgoedvergunning bedoeld in de artikelen D.47 en D.48 van hetzelfde Wetboek of van het voorafgaand archeologisch advies bedoeld in artikel D.62 van hetzelfde Wetbintegraal over en beantwoordt ze aan de inhoud van de erfgoedvergunning of het voorafgaand archeologisch advies.

Tegelijk met het versturen van zijn beslissing naar de aanvrager, stuurt de gemachtigd ambtenaar een afschrift van zijn beslissing naar de erfgoedadministratie: 1° wanneer de vergunning betrekking heeft op een geklasseerd of gelijkgesteld goed in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een erfgoedvergunning bedoeld in de artikelen D.47 en D.48 van hetzelfde Wetboek; 2° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorafgaand archeologisch advies van de Erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.62 van het Waalse Erfgoedwetboek; 3° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een advies van de erfgoedadministratie krachtens artikel 91; 4° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een zending van de ontvangstbevestiging of de beslissing over de volledigheid van de vergunningsaanvraag naar de erfgoedadministratie krachtens artikel D.67, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek. "; 2° in paragraaf 3 wordt, tussen het negende en het tiende lid, een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt: "Wanneer de wijzigingsplannen betrekking hebben op een geklasseerd of een gelijkgesteld goed in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek, waarvoor een erfgoedvergunning werd afgeleverd, en een impact hebben op de geklasseof gelijkgestelde delen van dit goed, wordt een nieuwe erfgoedvergunning aangevraagd overeenkomstig artikel D.52 van hetzelfde Wetboek. Wanneer de wijzigingsplannen betrekking hebben op een project dat het voorwerp uitmaakte van een voorafgaand archeologisch advies overeenkomstig artikel D.62, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek, wordt een nieuw voorafgaand archeologisch advies aangevraagd overeenkomstig artikel D.63 van hetzelfde Wetboek. ".

Art. 15.In artikel 95 van hetzelfde decreet, laatst gewijzigd bij het decreet van 20 juli 2016Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/07/2016 pub. 25/08/2016 numac 2016027261 bron waalse overheidsdienst Decreet houdende de eerste aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2016 type decreet prom. 20/07/2016 pub. 12/09/2016 numac 2016031587 bron franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest Decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord gesloten tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Franse Gemeenschap en de Franse Gemeenschapscommissie, met betrekking tot de uitrusting die ter beschikking wordt gesteld in het kader van de hervorming van het kwalificerend onderwijs en van de samenwerking tussen de Centra voor geavanceerde technologieën en de professionele Referentiecentra type decreet prom. 20/07/2016 pub. 14/11/2016 numac 2016205561 bron waalse overheidsdienst Decreet tot opheffing van het decreet van 24 april 2014 tot opheffing van de artikelen 1 tot 128 en 129quater tot 184 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie, tot opheffing van de artikelen 1 tot 128 en 129quater tot 184 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium en tot vorming van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling sluiten, wordt een paragraaf 7ter, luidend als volgt: " § 7ter. De Regeringsbeslissing neemt, in voorkomend geval, de conclusies van de erfgoedvergunning bedoeld in de artikelen D.47 en D.48 of van het voorafgaandelijke archeologisch advies bedoeld in artikel D.62 van hetzelfde Wetboek integraal over en voldoet aan de inhoud van de erfgoedvergunning of het voorafgaand archeologisch advies, behalve met de voorafgaande schriftelijke toestemming van de erfgoedadministratie. ". Afdeling 3 - Wijzigingen in het decreet van 28 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 28/11/2013 pub. 27/12/2013 numac 2013207272 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de energieprestatie van gebouwen sluiten

betreffende de energieprestatie van gebouwen

Art. 16.In artikel 10, eerste lid, 2°, van het decreet van 28 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 28/11/2013 pub. 27/12/2013 numac 2013207272 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de energieprestatie van gebouwen sluiten betreffende de energieprestatie van gebouwen, gewijzigd bij het decreet van 20 juli 2016Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/07/2016 pub. 25/08/2016 numac 2016027261 bron waalse overheidsdienst Decreet houdende de eerste aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2016 type decreet prom. 20/07/2016 pub. 12/09/2016 numac 2016031587 bron franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest Decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord gesloten tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Franse Gemeenschap en de Franse Gemeenschapscommissie, met betrekking tot de uitrusting die ter beschikking wordt gesteld in het kader van de hervorming van het kwalificerend onderwijs en van de samenwerking tussen de Centra voor geavanceerde technologieën en de professionele Referentiecentra type decreet prom. 20/07/2016 pub. 14/11/2016 numac 2016205561 bron waalse overheidsdienst Decreet tot opheffing van het decreet van 24 april 2014 tot opheffing van de artikelen 1 tot 128 en 129quater tot 184 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie, tot opheffing van de artikelen 1 tot 128 en 129quater tot 184 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium en tot vorming van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling sluiten, worden a) en b) vervangen door wat volgt: "a) in een goeddat geklasseerd of gelijkgesteld is als monument of architectonisch ensemble in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek; b) in een goed opgenomen in de gewestelijke inventaris van het erfgoed in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek;". Afdeling 4 - Wijzigingen in het decreet van 5 februari 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 05/02/2015 pub. 18/02/2015 numac 2015200758 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de handelsvestigingen sluiten

betreffende de handelsvestigingen

Art. 17.Artikel 32bis, tweede lid, van het decreet van 5 februari 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 05/02/2015 pub. 18/02/2015 numac 2015200758 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de handelsvestigingen sluiten betreffende de handelsvestigingen wordt aangevuld met een punt 4° en een punt 5°, luidend als volgt: "4° als in de gevallen bedoeld in artikel D.34, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek, de vergunningsaanvraag geen geldige erfgoedvergunning bevat met betrekking tot het onderwerp van de aanvraag; "5° als in de gevallen bedoeld in artikel D.62, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek, de vergunningsaanvraag geen voorafgaand erfgoedadvies van de erfgoedadministratie bevat met betrekking tot het onderwerp van de aanvraag ".

Art. 18.Artikel 33, § 3, van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt: " Op dezelfde dag stuurt hij een afschrift van de beslissing waarbij de aanvraag volledig en ontvankelijk bevonden werd aan de erfgoedadministratie als tegelijk aan volgende voorwaarden is voldaan: 1° de handelingen en werken waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft, hebben geen voorwerp uitgemaakt van een erfgoedvergunning overeenkomstig artikel D.34, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek, of van een voorafgaand archeologisch advies overeenkomstig artikel D.62, § 1, van hetzelfde wetboek; 2° de handelingen en werken waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft, hebben betrekking op een goed dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen de omtrek van de archeologische kaart en betreffen handelingen en werken die vallen onder artikel D.IV.4, eerste lid, 1°, 5°, 9° en 10° van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling; 3° de handelingen en werken waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft geen beperkte impact krachtens artikel D.IV.I, § 2, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling; 4° de handelingen en werken waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft, vereisen de verplichte tussenkomst van een architect krachtens artikel D.IV.I, § 2, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling. ".

Art. 19.Artikel 34 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt: "In afwijking van het eerste lid is de aanvraag niet-ontvankelijk en wordt de procedure niet voortgezet indien de aanvraag niet de documenten bedoeld in artikel 32, tweede lid, 4° en 5°, bevat. ".

Art. 20.Artikel 38 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt: "De bevoegde overheid wint het advies in van de erfgoedadministratie en van de Koninklijke Commissie voor Monumenten, Landschappen en Opgravingen in de gevallen bedoeld in artikel D.IV.35 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling. ".

Art. 21.Artikel 42 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidend als volgt : " § 4. Wanneer de wijzigingsplannen betrekking hebben op een geklasseerd of gelijkgesteld goed in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek, waarvoor een erfgoedvergunning werd afgeleverd, en een impact hebben op de geklasseerde of gelijkgestelde delen van dit goed, wordt een nieuwe erfgoedvergunning aangevraagd overeenkomstig artikel D.52 van hetzelfde Wetboek.

Wanneer de wijzigingsplannen betrekking hebben op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorafgaand advies krachtens artikel D.62 § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek, wordt een nieuw voorafgaand archeologisch advies gevraagd krachtens artikel D.63 van hetzelfde Wetboek. ".

Art. 22.Artikel 45, § 1, van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt: "Tegelijk met het versturen van zijn beslissing naar de aanvrager, stuurt de gemachtigd ambtenaar een afschrift van zijn beslissing naar de erfgoedadministratie: 1° wanneer de vergunning betrekking heeft op een beschermd of gelijkgesteld goed in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een erfgoedvergunning bedoeld in de artikelen D.47 en D.48 van hetzelfde Wetboek; 2° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorafgaand archeologisch advies van de Erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.62 van het Waalse Erfgoedwetboek; 3° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een advies van de erfgoedadministratie krachtens artikel 38; 4° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een zending van de ontvangstbevestiging of de beslissing over de volledigheid van de vergunningsaanvraag naar de erfgoedadministratie krachtens artikel D.67, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek. ".

Art. 23.Artikel 4 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt: "Wanneer de vergunningsaanvraag betrekking heeft op een geklasseerd of gelijkgesteld goed, in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek, dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een erfgoedvergunning bedoeld in de artikelen D.47 en D.48 van hetzelfde Wetboek of wanneer de vergunningsaanvraag betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorafgaand archeologisch advies van de erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.62 van hetzelfde Wetboek, neemt de Regering in haar beslissing de conclusies van de erfgoedvergunning of het voorafgaand archeologisch advies integraal over en beantwoordt ze aan de inhoud van die vergunning of dat advies, tenzij de erfgoedadministratie daar vooraf schriftelijk mee instemt. ".

Art. 24.In artikel 52 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° er wordt een paragraaf 1/1 ingevoegd, luidend als volgt : " § 1/1. Wanneer de vergunning betrekking heeft op een geklasseerd of gelijkgesteld goed, in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek, dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een erfgoedvergunning bedoeld in de artikelen D.47 en D.48 van hetzelfde Wetboek of wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorafgaand archeologisch advies van de erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.62 van hetzelfde Wetboek, neemt de vergunning de conclusies van de erfgoedvergunning of het voorafgaand archeologisch advies integraal over en beantwoordt ze aan de inhoud van die vergunning of dat advies. "; 2° er wordt een paragraaf 3 ingevoegd, luidend als volgt: " § 3.De uitvoering van de vergunning kan onderworpen worden aan de uitvoering van archeologische verrichtingen overeenkomstig de artikelen D.66 en D.67 van het Waalse Erfgoedwetboek. ".

Art. 25.In artikel 53 van hetzelfde decreet worden de woorden ", en onder voorbehoud van artikel D.70 van het Waalse Erfgoedwetboek," ingevoegd tussen de woorden "101, § 3," en "wordt de beslissing".

Art. 26.In artikel 83, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van 26 april 2018, worden de woorden "van de projecten bedoeld in artikel D.IV.25 van het Wetboek waarvan de stedenbouwkundige vergunning door de Regering wordt afgegeven en van de projecten met betrekking tot de onroerende goederen bedoeld in artikel D.IV.17, eerste lid, 3°, van het Wetboek]1, [2 onroerende goederen die opgenomen zijn op de monumentenlijst of op de beschermingslijst, of voorlopig aan de gevolgen van de opname op de monumentenlijst zijn onderworpen in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek" vervangen door de woorden "en van de projecten bedoeld in artikel D.IV.25 van het Wetboek van Ruimtelijke Ordening waarvan de stedenbouwkundige vergunning door de Regering is verstrekt".

Art. 27.Artikel 84, § 2, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij het decreet van 20 juli 2016Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/07/2016 pub. 25/08/2016 numac 2016027261 bron waalse overheidsdienst Decreet houdende de eerste aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2016 type decreet prom. 20/07/2016 pub. 12/09/2016 numac 2016031587 bron franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest Decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord gesloten tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Franse Gemeenschap en de Franse Gemeenschapscommissie, met betrekking tot de uitrusting die ter beschikking wordt gesteld in het kader van de hervorming van het kwalificerend onderwijs en van de samenwerking tussen de Centra voor geavanceerde technologieën en de professionele Referentiecentra type decreet prom. 20/07/2016 pub. 14/11/2016 numac 2016205561 bron waalse overheidsdienst Decreet tot opheffing van het decreet van 24 april 2014 tot opheffing van de artikelen 1 tot 128 en 129quater tot 184 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie, tot opheffing van de artikelen 1 tot 128 en 129quater tot 184 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium en tot vorming van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling sluiten, wordt aangevuld met volgende zinnen : "De aanvraag bevat de erfgoedvergunning bedoeld in artikelen D.47 en D.48 van het Waalse Erfgoedwetboek wanneer het project dat het voorwerp uitmaakte van de geïntegreerde vergunningsaanvraag een voorafgaande vergunning vereist krachtens artikel D.34 van hetzelfde Wetboek. De aanvraag bevat het voorafgaand archeologisch advies bedoeld in artikel D.62 van het Waalse Erfgoedwetboek wanneer het project dat het voorwerp uitmaakte van de geïntegreerde vergunningsaanvraag een voorafgaand archeologisch advies vereist krachtens artikel D.62, § 1, van hetzelfde Wetboek. ".

Art. 28.Artikel 87 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet an 24 april 2014, wordt aangevuld met een § 4, luidend als volgt : " § 4. Op dezelfde dag stuurt de ambtenaar belast met de handelsvestigingen een afschrift van zijn beslissing aan de erfgoedadministratie als tegelijk aan volgende voorwaarden is voldaan: 1° de handelingen en werken waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft, hebben geen voorwerp uitgemaakt van een erfgoedvergunning overeenkomstig artikel D.34, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek, of van een voorafgaand archeologisch advies overeenkomstig artikel D.62, § 1, van hetzelfde wetboek; 2° de handelingen en werken waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft, hebben betrekking op een goed dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen de omtrek van de archeologische kaart en betreffen handelingen en werken die vallen onder artikel D.IV.4, eerste lid, 1°, 5°, 9° en 10° van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling; 3° de handelingen en werken waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft geen beperkte impact krachtens artikel D.IV.I, § 2, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling; 4° de handelingen en werken waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft, vereisen de verplichte tussenkomst van een architect krachtens artikel D.IV.I, § 2, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling. ".

Art. 29.Artikel 88 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt: "In afwijking van het eerste lid is de aanvraag niet-ontvankelijk en wordt de procedure niet voortgezet indien de aanvraag niet de documenten bedoeld in artikel 84, § 2, bevat. ".

Art. 30.Artikel 90 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met volgend lid: "De ambtenaar belast met de handelsvestigingen wint het advies in van de erfgoedadministratie en van de Koninklijke Commissie voor Monumenten, Landschappen en Opgravingen overeenkomstig artikel D.IV.35 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling. ".

Art. 31.Artikel 96, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 juli 2016Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/07/2016 pub. 25/08/2016 numac 2016027261 bron waalse overheidsdienst Decreet houdende de eerste aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2016 type decreet prom. 20/07/2016 pub. 12/09/2016 numac 2016031587 bron franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest Decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord gesloten tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Franse Gemeenschap en de Franse Gemeenschapscommissie, met betrekking tot de uitrusting die ter beschikking wordt gesteld in het kader van de hervorming van het kwalificerend onderwijs en van de samenwerking tussen de Centra voor geavanceerde technologieën en de professionele Referentiecentra type decreet prom. 20/07/2016 pub. 14/11/2016 numac 2016205561 bron waalse overheidsdienst Decreet tot opheffing van het decreet van 24 april 2014 tot opheffing van de artikelen 1 tot 128 en 129quater tot 184 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie, tot opheffing van de artikelen 1 tot 128 en 129quater tot 184 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium en tot vorming van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling sluiten, wordt gewijzigd als volgt: a) het vierde lid wordt aangevuld met volgende volzin : "De uitvoering van de vergunning kan onderworpen worden aan de uitvoering van archeologische verrichtingen overeenkomstig de artikelen D.66 en D.67 van het Waalse Erfgoedwetboek. "; b) de paragraaf wordt aangevuld met twee leden, luidend als volgt: c) "Wanneer de vergunning betrekking heeft op een geklasseerd of gelijkgesteld goed, in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek, dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een erfgoedvergunning bedoeld in de artikelen D.47 en D.48 van hetzelfde Wetboek of wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorafgaand archeologisch advies van de erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.62 van hetzelfde Wetboek, neemt de vergunning de conclusies van de erfgoedvergunning of het voorafgaand archeologisch advies integraal over en beantwoordt ze aan de inhoud van die vergunning of dat advies.

Tegelijk met het versturen van zijn beslissing naar de aanvrager, stuurt de gemachtigd ambtenaar een afschrift van zijn beslissing naar de erfgoedadministratie: 1° wanneer de vergunning betrekking heeft op een beschermd of gelijkgesteld goed in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een erfgoedvergunning bedoeld in de artikelen D.47 en D.48 van hetzelfde Wetboek; 2° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorafgaand archeologisch advies van de Erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.62 van het Waalse Erfgoedwetboek; 3° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een advies van de erfgoedadministratie krachtens artikel 90; 4° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een zending van de ontvangstbevestiging of de beslissing over de volledigheid van de vergunningsaanvraag naar de erfgoedadministratie krachtens artikel D.67, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek. ".

Art. 32.In artikel 97 van hetzelfde decreet wordt een paragraaf 4/1 ingevoegd, luidend als volgt: " § 4/1. Wanneer de wijzigingsplannen betrekking hebben op een beschermd of gelijkgesteld goed in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek, waarvoor een erfgoedvergunning werd afgeleverd, en een impact hebben op de geklasseerde of gelijkgestelde delen van dit goed, wordt een nieuwe erfgoedvergunning aangevraagd overeenkomstig artikel D.52 van hetzelfde Wetboek.

Wanneer de wijzigingsplannen betrekking hebben op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorafgaand advies krachtens artikel D.62 § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek, wordt een nieuw voorafgaand archeologisch advies gevraagd krachtens artikel D.63 van hetzelfde Wetboek. ".

Art. 33.Artikel 101, § 4, van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt: "Wanneer de vergunningsaanvraag betrekking heeft op een geklasseerd of gelijkgesteld goed, in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek, dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een erfgoedvergunning bedoeld in de artikelen D.47 en D.48 van hetzelfde Wetboek of wanneer de vergunningsaanvraag betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorafgaand archeologisch advies van de erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.62 van hetzelfde Wetboek, neemt de Regering in haar beslissing de conclusies van de erfgoedvergunning of het voorafgaand archeologisch advies integraal over en beantwoordt ze aan de inhoud van die vergunning of dat advies, tenzij de erfgoedadministratie daar vooraf schriftelijk mee instemt. ". Afdeling 5 - Wijzigingen in het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling

Art. 34.In artikel D.IV.1 van het Waals Landbouwwetboek, gewijzigd bij het decreet van 26 april 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten3, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt 3° opgeheven;2° in paragraaf 2 worden volgende wijzigingen aangebracht: a) 2° lid 2 wordt vervangen door wat volgt : "De Regering kan, voor de geklasseerde of gelijkgestelde goederen gelegen in een beschermingsgebied, met stippen opgenomen in de gewestelijke inventaris van het erfgoed, of in het klein volkspatrimonium, vrijstellingen van de stedenbouwkundige vergunning voorzien die niet van toepassing zijn op deze goederen."; b) het derde lid wordt vervangen als volgt: "Noodconserveringswerken in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek zijn vrijgesteld van een stedenbouwkundige vergunning.".

Art. 35.In artikel D.IV.4, lid 1, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het decreet van 26 april 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten3, wordt punt 16° opgeheven.

Art. 36.In artikel D.IV.17, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het decreet van 26 april 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten3, wordt het punt 3° vervangen door wat volgt: "3° wanneer de aanvraag betrekking heeft op geklasseerde goederen, gelijkgestelde goederen of goederen gelegen in een beschermingsgebied in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek;".

Art. 37.In artikel D.IV.22, eerste lid, 11°, van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij het decreet van 26 april 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten3, worden de woorden "in artikel 20" vervangen door de woorden "in artikel D.11".

Art. 38.In artikel D.IV.26, § 1, van hetzelfde Wetboek, worden twee leden ingevoegd tussen het tweede en het derdelid, luidend als volgt`: "In de gevallen bedoeld in artikel D.34, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek, bevat de vergunningsaanvraag een geldige erfgoedvergunning bevat met betrekking tot het onderwerp van de aanvraag In de gevallen bedoeld in artikel D.62, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek, bevat de vergunningsaanvraag een voorafgaand erfgoedadvies van de erfgoedadministratiemet betrekking tot het onderwerp van de aanvraag ".

Art. 39.In artikel D.IV.30 van hetzelfde Wetboek, worden twee leden ingevoegd tussen het tweede en het derde lid, luidend als volgt: "In de gevallen bedoeld in artikel D.34, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek, bevat de aanvraaf voor een stedenbouwkundig attest nr. 2 een geldige erfgoedvergunning bevat met betrekking tot het onderwerp van de aanvraag.

In de gevallen bedoeld in artikel D.62, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek, bevat het stedenbouwkundig attest nr. 2 het voorafgaand erfgoedadvies van de erfgoedadministratie met betrekking tot het onderwerp van de aanvraag ".

Art. 40.In artikel D.IV.31 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het decreet van 26 april 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten3, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: "De bevoegde overheid nodigt de erfgoedadministartie uit voor iedere projectvergadering die geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op een geklasseerd of gelijkgesteld goed, of op een goed dat geheel of gedeeltelijk gelegen is in een beschermingsgebied in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek. ".

Art. 41.In artikel D.IV.33, lid 1, van hetzelfde Wetboekworden de woorden "en aan de erfgoedadministratie in de gevallen bedoeld in artikel D.67, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek".

Art. 42.In artikel D.IV.34 van hetzelfde Wetboek wordt een lid tussen de leden 4 en 5 ingevoegd, luidend als volgt: "In de gevallen bedoeld in artikel D.67, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek, vermeldt het ontvangstbewijs dat het naar de erfgoedadministratie werd gestuurd. ".

Art. 43.Artikel D.IV.35 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het decreet van 26 april 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten3, wordt vervangen als volgt: "Art. D.IV.35. De overheid bevoegd voor de afgifte van een vergunning of eenstedenbouwkundig attest nr. 2 wint het advies in van de erfgoedadministratie en van de Commissie wanneer de aanvraag voor de vergunning of het attest betrekking heeft op : 1° een goed gelegen in een beschermingsgebied in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek;2° op een met stippen opgenomen goed in de gewestelijke inventaris van het erfgoed in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek. Het advies van de erfgoedadministratie en van de Koninklijke Commissie voor Monumenten, Landschappen en Opgravingen betreft de gevolgen van het project voor de erfgoedeigenschappen van het goed.

Het advies van de erfgoedadministratie is een louter advies, met uitzondering van elke beslissing om de uitvoering van een vergunning of stedenbouwkundig attest nr. 2 afhankelijk te stellen van de uitvoering van één of meerdere archeologische ingrepen overeenkomstig artikel D.66, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek, waarvoor het advies van de erfgoedadministratie conform is.

De Regering bepaalt de gevallen waarin de raadpleging van een dienst of van een commissie verplicht is rekening houdende met de toestand van het project en van zijn bijzonderheden. "Naast de verplichte adviezen kunnen het gemeentecollege, de gemachtigd ambtenaar en de Regering om het advies van de diensten of commissies die ze nodig acht te raadplegen, verzoeken. ".

Art. 44.In artikel D.IV.37 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het decreet van 26 april 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten3, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, worden de woorden "eerste lid, 1, 1° en 2° " vervangen door de woorden "tweede lid";2° in het derde lid worden de woorden "1°, 2° en 3° " opgeheven.

Art. 45.In artikel D.IV.40 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het decreet van 26 april 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten3, wordt het vierdelid vervangen door wat volgt: "Een openbaar onderzoek is vereist voor elke aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning, bebouwingsvergunning of stedenbouwkundig attest nr. 2 met betrekking tot de bouw, de verbouwing of de renovatie, geheel of gedeeltelijk, van een beschermd of gelijkgesteld goed, alsook van een goed gelegen in een beschermingsgebied, in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek. ".

Art. 46.In artikel D.IV.42 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid luidend als volgt: "Wanneer de wijzigingsplannen betrekking hebben op een geklasseerd of een gelijkgesteld goed in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek, waarvoor een erfgoedvergunning werd afgeleverd, en een impact hebben op de geklasseof gelijkgestelde delen van dit goed, wordt een nieuwe erfgoedvergunning aangevraagd overeenkomstig artikel D.52 van hetzelfde Wetboek. Wanneer de wijzigingsplannen betrekking hebben op een project dat het voorwerp uitmaakte van een voorafgaand archeologisch advies overeenkomstig artikel D.62, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek, wordt een nieuw voorafgaand archeologisch advies aangevraagd overeenkomstig artikel D.63 van hetzelfde Wetboek. "; 2° in paragraaf 3 worden de woorden "Onder voor beheoud van paragraaf 2, lid 3," ingevoegd tussen de woorden "zijn" en "niet".

Art. 47.In artikel D.IV.46, van hetzelfde Wetboek, wordt het tweede lid aangevuld met de volgende zin: "Tegelijk met het versturen van zijn beslissing naar de aanvrager stuurt het gemeentecollegeeen afschrift van zijn beslissing naar de erfgoedadministratie: 1° wanneer de vergunning betrekking heeft op een beschermd of gelijkgesteld goed in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een erfgoedvergunning bedoeld in de artikelen D.47 en D.48 van hetzelfde Wetboek; 2° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorafgaand archeologisch advies van de Erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.62 van het Waalse Erfgoedwetboek; 3° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een advies van de Erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.IV.35; 4° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een zending van de ontvangstbevestiging of de beslissing over de volledigheid van de vergunningsaanvraag naar de erfgoedadministratie krachtens artikel D.67, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek. ".

Art. 48.Artikel D.IV.47 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidend als volgt : " § 5. In de in lid 1 en lid 2 bedoelde gevallen, zendt de gemachtigd ambtenaar, op hetzelfde moment dat de beslissing naar de aanvrager wordt gestuurd, een afschrift van zijn beslissing naar de erfgoedadministratie: 1° wanneer de vergunning betrekking heeft op een beschermd of gelijkgesteld goed in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een erfgoedvergunning bedoeld in de artikelen D.47 en D.48 van hetzelfde Wetboek; 2° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorafgaand archeologisch advies van de Erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.62 van het Waalse Erfgoedwetboek; 3° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een advies van de Erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.IV.35; 4° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een zending van de ontvangstbevestiging of de beslissing over de volledigheid van de vergunningsaanvraag naar de erfgoedadministratie krachtens artikel D.67, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek. ".

Art. 49.In artikel D.IV.48 van hetzelfde Wetboek wordt een lid tussen de leden 2 en 3 ingevoegd, luidend als volgt: "Tegelijk met het versturen van zijn beslissing naar de aanvrager en het gemeentecollege, stuurt de gemachtigd ambtenaar een afschrift van zijn beslissing naar de erfgoedadministratie: 1° wanneer de vergunning betrekking heeft op een beschermd of gelijkgesteld goed in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een erfgoedvergunning bedoeld in de artikelen D.47 en D.48 van hetzelfde Wetboek; 2° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorafgaand archeologisch advies van de Erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.62 van het Waalse Erfgoedwetboek; 3° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een advies van de Erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.IV.35; 4° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een zending van de ontvangstbevestiging of de beslissing over de volledigheid van de vergunningsaanvraag naar de erfgoedadministratie krachtens artikel D.67, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek. ".

Art. 50.Artikel D.IV.50 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een lid, luidend als volgtvolgend lid : "Tegelijk met het versturen van zijn beslissing naar de aanvrager, het gemeentecollege en de gemachtigd ambtenaar stuurt de Regering een afschrift van zijn beslissing naar de erfgoedadministratie: 1° wanneer de vergunning betrekking heeft op een beschermd of gelijkgesteld goed in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een erfgoedvergunning bedoeld in de artikelen D.47 en D.48 van hetzelfde Wetboek; 2° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorafgaand archeologisch advies van de Erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.62 van het Waalse Erfgoedwetboek; 3° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een advies van de Erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.IV.35; 4° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een zending van de ontvangstbevestiging of de beslissing over de volledigheid van de vergunningsaanvraag naar de erfgoedadministratie krachtens artikel D.67, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek. ".

Art. 51.Artikel D.IV.53 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met tweeleden, luidend als volgt: "Wanneer de vergunning betrekking heeft op een geklasseerd of gelijkgesteld goed, in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek, dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een erfgoedvergunning bedoeld in de artikelen D.47 en D.48 van hetzelfde Wetboek of wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorafgaand archeologisch advies van de erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.62 van hetzelfde Wetboek, neemt de vergunning de conclusies van de erfgoedvergunning of het voorafgaand archeologisch advies integraal over en beantwoordt ze aan de inhoud van die vergunning of dat advies.

De uitvoering van de vergunning wordt onderworpen aan de uitvoering van archeologische verrichtingen overeenkomstig de artikelen D.66, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek. ".

Art. 52.Artikel D.IV.61 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een lid luidend als volgt : "Wanneer het stedenbouwkundig attest nr. 2 betrekking heeft op een geklasseerd of gelijkgesteld goed, in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek, of wanneer het stedenbouwkundig attest nr. 2 betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorafgaand archeologisch advies van de erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.62 van hetzelfde Wetboek, neemt de vergunning de conclusies van de erfgoedvergunning of het voorafgaand archeologisch advies integraal over en beantwoordt ze aan de inhoud van die vergunning of dat advies. ".

Art. 53.In artikel D.IV.62 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) lid 1 wordt aangevuld met een punt 6°, luidend als volgt: "6° de vergunning of het stedenbouwkundig attest nr.2 voldoet aan de erfgoedvergunning voor de gevallen bedoeld in artikel D.34 van het Waalse Erfgoedwetboek, het archeologisch advies voor de gevallen bedoeld in artikel D.62 van hetzelfde Wetboek en artikel D.66, § 1, van hetzelfde Wetboek. "; b) 3° in lid 2 wordt het woord "5° " vervangen door het woord "6° ";

Art. 54.Artikel D.IV.63 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidend als volgt : " § 4. Het beroep heeft geen betrekking op de inhoud van de erfgoedvergunning bedoeld in de artikelen D.47 en D.48, het voorafgaand archeologisch advies bedoeld in artikel D.62 of de beslissing bedoeld in artikel D.67, § 2, van het Waalse Erfgoedwetboek. ".

Art. 55.In artikel D.IV.66 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het decreet van 26 april 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten3, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) het tweede lid wordt aangevuld met de volgende zin : "Wanneer de aanvraag betrekking heeft op een geklasseerd of gelijkaardig goed, gelegen in een beschermingszone, of met stippen opgenomen in de gewestelijke erfgoedinventaris krachtens het Waalse Erfgoedwetboek, of wanneer de aanvraag wordt ingediend met betrekking tot een vergunning waarvan de uitvoering onderworpen is aan het uitvoeren van archeologische verrichtingen krachtens artikel D.66, § 1, en D.67, § 1, van hetzelfde Wetboek, nodigt de Regering de erfgoedadministratie uit. Wanneer de aanvraag het voorwerp heeft uitgemaakt van een advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten, Landschappen en Opgravingen, wordt de Commissie door de Regering uitgenodigd.". "; b) in het derde lid, wordt punt 2° vervangen als volgt: "2° indien het een geklasseerd of gelijkgesteld goed betreft, gelegen is in een beschermingszone of met stippen opgenomen in de gewestelijke erfgoedinventaris overeenkomstig het Waalse Erfgoedwetboek, zijn ligging binnen een omtrekbedoeld in de artikelen D.V.I, D.V.7 of D.V.9, in een onteigeningsplan of indien het goed bedoeld is in artikel D.IV.57. ".

Art. 56.In artikel D.IV.67 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° lid 2 wordt aangevuld met volgende volzin: "Wanneer de beslissing waartegen beroep is aangetekend, aan de erfgoedadministratie is meegedeeld overeenkomstig de artikelen D.IV.46, D.IV.48 en D.IV.50, stelt de Regering de erfgoedadministratie in kennis van haar beslissing. "; 2° er wordt een lid 4 ingevoegd, luidende: "De Regeringsbeslissing neemt, in voorkomend geval, de conclusies van de erfgoedvergunning bedoeld in de artikelen D.47 en D.48 van het Waals erfgoedwetboek of van het voorafgaandelijke archeologisch advies bedoeld in artikel D.62 van hetzelfde Wetboek integraal over en voldoet aan de inhoud van de erfgoedvergunning of het voorafgaand archeologisch advies, behalve met de voorafgaande schriftelijke toestemming van de erfgoedadministratie. ".

Art. 57.Artikel D.IV.87 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een lid, luidend als volgtvolgend lid : "De vervaltermijn kan worden opgeschort voor de volledige periode die nodig is om de archeologische verrichtingen uit te voeren die vereist zijn krachtens de artikelen D.66 en D.67 van het Waalse Erfgoedwetboek. De periode die nodig is om de archeologische verrichtingen uit te voeren komt overeen met de tijd tussen de dag waarop de archeologische verrichtingen beginnen en de dag waarop ze eindigen, en wordt aangetoond door middel van het attest bedoeld in artikel D.70 van hetzelfde Wetboek. ".

Art. 58.In artikel D.IV.89 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het decreet van 26 april 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten3, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) 1° in punt 2° woorden de woorden "in artikel 41,1° " vervangen door de woorden "in artikel D.74, eerste lid, 1°, ". b) er wordt een punt 4° toegevoegd, luidend als volgt: "4° in geval van de uitvoering van archeologische verrichtingen opgelegd krachtens de artikelen D.66 en D.67 van het Waalse Erfgoedwetboek onder de voorwaarden bepaald door hetzelfde Wetboek. ".

Art. 59.In artikel D.IV.91, lid 1, 2°, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij het decreet van 26 april 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten3, worden de woorden "van artikel 41, 2° " vervangen door de woorden "van artikel D.74, lid 1, 2°, ".

Art. 60.In artikel D.IV.97, lid 1, 6°, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 26 april 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten3, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in d) worden de woorden "van het Wetboek" vervangen door de woorden "in de zin van hetzelfde Wetboekk;2° in e) worden de woorden "beoogd is in de archeologische kaart " vervangen door de woorden "gelegen is binnen de omtrek van de archeologische kaart";3° littera f) wordt opgeheven; 4° littera g) wordt vervangen als volgt: "g) opgenomen is in de gewestelijke erfgoedinventaris in de zin van hetzelfde Wetboek;".

Art. 61.In artikel D.IV.99, § 1, lid 1, 2°, van het Wetboek worden de woorden § 1, lid 1, 2°, van hetzelfde Wetboek, de woorden ", voor het Franse taalgebied, van de geldige erfgoedattesten" vervangen door de woorden "van de geldige erfgoedvergunningen in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek".

Art. 62.In artikel D.VII.1, § 1, lid 1, van hetzelfde Wetboek, gewijzigdbij het decreet van 26 april 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten3, wordt punt 7° opgeheven.

Art. 63.In artikel D.VII.1bis, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegdbij het decreet van 16 november 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten1, wordt punt 4° vervangen als volgt : "4° de handelingen en werken uitgevoerd op een beschermd of gelijkgesteld goed in de zin van de Waalse Erfgoedwetboek;". HOOFDSTUK 2. - Overgangsbepalingen

Art. 64.De lijst van uitzonderlijk erfgoed aangenomen op de datum van inwerkingtreding van dit decreet blijft van kracht tot de aanname van een lijst van uitzonderlijk erfgoed op basis van het Waalse Erfgoedwetboek.

Art. 65.De inventaris van het monumentaal erfgoed en de inventaris van het onroerend cultureel erfgoed vormen de regionale erfgoedinventaris waarnaar verwezen wordt in artikel D.32 van de Waalse Erfgoedcode tot ze geactualiseerd worden of tot er op basis hiervan een regionale erfgoedinventaris wordt aangenomen.

Art. 66.Elke aanvraag tot opname op de bewaringslijst, tot klassering, tot wijziging van een klasseringsbesluit of van een deklasseringsbesluit die wordt ingediend op de datum van inwerkingtreding van dit decreet, evenals elke vergunning voor archeologische verrichtingen die op die datum wordt verleend, wordt verder afgehandeld op basis van de bepalingen van het Waalse Erfgoedwetboekdie vóór die datum van toepassing waren.

Art. 67.Elke procedure met betrekking tot handelingen en werken aan een geklasseerd goed, een goed dat op de bewaringslijst staat of een goed dat voorlopig onderworpen is aan de gevolgen van de klassering die aan de gang is op de datum van inwerkingtreding van dit decreet, wordt gevoerd op basis van de bepalingen van het Waalse Erfgoedwetboek die vóór die datum van toepassing waren.

Een procedure als bedoeld in lid 1 wordt geacht te worden gevolgd indien zij het voorwerp heeft uitgemaakt van een aanvraag of een verklaring.

Art. 68.De aanvragen van stedenbouwkundige vergunning, bebouwingsvergunning, milieuvergunning, bedrijfsvergunning, vergunning voor een handelsvestiging of een stedenbouwkundig attest nr. 2 met betrekking tot een geklasseerd of gelijkgesteld goed, een goed gelegen in een beschermingszone, een goed gelegen binnen de omtrek van de archeologische kaart of een project bedoeld in artikel D.62. § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek, waarvan de datum van ontvangst of de ontvangstbevestiging dateert van vóór de datum van inwerkingtreding van het decreet, worden verder onderzocht op basis van de decreetgevende of reglementaire bepalingen die in werking waren op de datum van de ontvangstmelding of het bericht van ontvangst van de aanvraag

Art. 69.Subsidieaanvragen waarvan het aanvraagdossier op de datum van inwerkingtreding van dit besluit volledig is, worden behandeld op basis van de vóór die datum geldende besluiten en regelingen.

Elke subsidieaanvraag waarvoor gedurende drie jaar na de datum van inwerkingtreding van dit decreetgeen schuldvordering of uitstelverantwoording is goedgekeurd door de erfgoedadministratie, is afgesloten en maakt niet langer het voorwerp uit van latere schuldvorderingen in verband met die aanvraag.

Art. 70.Elke oproep tot projecten ingediend voor de inwerkingtreding van dit decreet wordt verder behandeld op grond van de bepalingen die van kracht waren op de datum van de indiening van de oproep tot projecten.

In afwijking van lid 1 wordt elk dossier dat in aanmerking is genomen in het kader van een oproep tot het indienen van projecten voor de datum van inwerkingtreding van dit decreet en die niet het voorwerp heeft uitgemaakt van een schuldvordering of uitstelverantwoording goedgekeurd door de erfgoedadministratie, is afgesloten en maakt niet langer het voorwerp uit van latere schuldvorderingen in verband met die oproep.

Art. 71.Elke raamovereenkomst die op de datum van inwerkingtreding van het decreet wordt gesloten, blijft onderworpen aan de bepalingen die vóór die datum van kracht waren.

In afwijking van lid 1 wordt elke raamovereenkomst diegesloten is voor de datum van inwerkingtreding van dit decreet en die niet het voorwerp heeft uitgemaakt van een schuldvordering of uitstelverantwoording goedgekeurd door de erfgoedadministratie tijdens vijf jaar te rekenen van de inwerkingtreding van dit decreet, is afgesloten en maakt niet langer het voorwerp uit van latere schuldvorderingen in verband met die raamovereenkomst.

Art. 72.Elke inbreuk bedoeld in artikel D.102 van het Waalse Erfgoedwetboek die op de datum van inwerkingtreding van het decreet nog niet het voorwerp heeft uitgemaakt van een sanctie op basis van de bepalingen van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, kan enkel het voorwerp uitmaken van een sanctie bedoeld in het Waalse Erfgoedwetboek.

De gewestelijke personeelsleden belast met het opsporen en vaststellen van overtredingen vóór de inwerkingtreding van dit decreet blijven gemachtigd om de overtredingen op te sporen en vast te stellen als bedoeld in artikel D.102 van het Waalse Erfgoedwetboek tot de goedkeuring van de lijst bedoeld in artikel D.104, § 1, lid 1, 2°, van hetzelfde Wetboek.

Art. 73.De Koninklijke Commissie voor Monumenten, Landschappen en Opgravingen van het Waalse Gewest opgericht vóór de inwerkingtreding van dit decreet blijft geldig samengesteld tot de inwerkingtreding van het besluit van de Regering bedoeld in artikel D.128 van het Waalse Erfgoedwetboek.

Art. 74.Elke indiening van archeologische voorwerpen dat werd goedgekeurd op de datum van inwerkingtreding van het decreet blijft onderworpen aan de bepalingen die vóór die datum van kracht waren tot het einde van de geldigheid van zijn goedkeuring of de vernieuwing van zijn goedkeuring op basis van de bepalingen van het Waalse Erfgoedwetboek.

Art. 75.Elke machtiging voor het uitvoeren van archeologische verrichtingen of elke machtiging tot het gebruik van elektronische of magnetische detectiemiddelen toegekend op de datum van inwerkingtreding van het decreet blijft onderworpen aan de bepalingen die vóór die datum van kracht waren tot het einde van de geldigheid van zijn goedkeuring of de vernieuwing van zijn goedkeuring op basis van de bepalingen van het Waalse Erfgoedwetboek.

In afwijking van paragraaf 1 zijn de bepalingen aangenomen op basis van artikel D.80, § 4, van het Waalse Erfgoedwetboek van toepassing op elk gebruik van uitrusting die de detectie of opsporing van metalen of ferromagnetische voorwerpen toelaat, ook als dit gebruik toegelaten was vóór de datum van inwerkingtreding van het decreet. HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen

Art. 76.Het Waalse Erfgoedwetboek, vervangen bij het decreet van 26 april 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten3, wordt opgeheven.

Art. 77.Dit decreet treedt in werking op een door de Regering bepaalde datum.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Namen, 28 september 2023.

De Minister-President, E. DI RUPO De Vice-Minister-President en Minister van Economie, Buitenlandse Handel, Onderzoek, Innovatie, Digitale Technologieën, Ruimtelijke Ordening, Landbouw, het "IFAPME", en de Vaardigheidscentra, W. BORSUS De Vice-Minister-President en Minister van Klimaat, Energie, Mobiliteit en Infrastructuren, Ph. HENRY De Vice-Minister-President en Minister van Tewerkstelling, Vorming, Gezondheid, Sociale Actie en Sociale Economie, Gelijke Kansen en Vrouwenrechten, Ch. MORREALE De Minister van Ambtenarenzaken, Informatica, Administratieve Vereenvoudiging, belast met Kinderbijslag, Toerisme, Erfgoed en Verkeersveiligheid, V. DE BUE De Minister van Huisvesting, Plaatselijke Besturen en Stedenbeleid, Ch. COLLIGNON De Minister van Begroting en Financiën, Luchthavens en Sportinfrastructuren, A. DOLIMONT De Minister van Leefmilieu, Natuur, Bossen, Landelijke Aangelegenheden en Dierenwelzijn, C. TELLIER _______ Nota (1) Zitting 2023-2024. Stukken van het Waalse Parlement 1404, (2022-2023) Nrs. 1, 1bis tot 5.

Volledig verslag, plenaire zitting van 28 september 2023.

Bespreking.

Stemming.

^