Etaamb.openjustice.be
Decreet van 26 april 2018
gepubliceerd op 22 mei 2018

Decreet betreffende het Waalse Erfgoedwetboek

bron
waalse overheidsdienst
numac
2018202569
pub.
22/05/2018
prom.
26/04/2018
ELI
eli/decreet/2018/04/26/2018202569/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

26 APRIL 2018. - Decreet betreffende het Waalse Erfgoedwetboek (1)


Het Waals Parlement heeft aangenomen en Wij, Waalse Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Dit decreet is van toepassing op het Franse taalgebied.

Hoofdstuk 1. - Wijzigingsbepalingen Afdeling 1. - Wijzigingen in het Waalse Erfgoedwetboek

Art. 2.De artikelen 185 en 252 van het Waalse Erfgoedwetboek worden vervangen als volgt : "Waalse Erfgoedwetboek TITEL 1. - Algemene bepalingen HOOFDSTUK 1. - Algemeen kader

Artikel 1.Onder het erfgoed vallen de gezamenlijke onroerende goederen die een weerspiegeling en uitdrukking zijn en vormen van de voortdurend evoluerende waarden, geloofsbelijdenis, kennis, vaardigheden en tradities waarvan de bescherming verantwoord is wegens met name hun belang voor archeologie, geschiedenis, wetenschap, kunsten, maatschappij, techniek, herinnering, schoonheid, landschap of stedenbouw, en waarbij rekening gehouden wordt met criteria inzake zeldzaamheid, authenticiteit, integriteit of representativiteit.

Daartoe behoren ook alle aspecten van de omgeving die voortvloeien uit de interactie in de tijd tussen personen en plaatsen.

Het Gewest, de gemeenten, de openbare en privé-actoren en de inwoners dragen voor de erfgoedbescherming bij tot de erkenning, de geïntegreerde instandhouding, de ontwikkeling en het beheer van het erfgoed dat ze zullen doorgeven aan de komende generaties.

Voorafgaand aan elke beslissing tot oprichting van een nieuw gebouw en om de geïntegreerde instandhouding van hun erfgoed te garanderen, moeten de Staat, de Gewesten, de Gemeenschappen, de Waalse Huisvestingsmaatschappij, de door deze laatste erkende publieke vastgoedmaatschappijen, de provincies, de gemeenten en de intercommunales, de kerkfabrieken en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn de studie voorleggen waaruit blijkt dat het onmogelijk is het goed of de goederen uit het erfgoed waarvan zij eigenaar zijn te gebruiken voor de activiteit waarvoor een stedenbouwvergunning is gevraagd indien ze beschermd worden of waarop de gevolgen van de opname op de monumentenlijst van toepassing is, en indien ze op de gewestelijke erfgoedinventaris of op de gemeentelijke erfgoedinventaris staan.

De Regering bezorgt het Parlement om de drie jaar een verslag over de stand van zaken en de vooruitzichten inzake bescherming van het erfgoed.

Art. 2.Op straffe van nietigheid moet elke zending bedoeld in dit Wetboek met vaste dagtekening van de verzending en de ontvangst van de akte gebeuren, ongeacht de uitreikingsdienst die gebruikt wordt.

De Regering kan de lijst vaststellen van de procédés die zij aanvaardt om elke verzending en elke ontvangst van een vaste dagtekening te voorzien. Elk schrijven moet ten laatste op de vervaldag van de voorgeschreven termijn verzonden worden.

De aangetekende elektronische berichten moeten in overeenstemming zijn met het decreet van 27 maart 2014 betreffende de communicaties via elektronische weg tussen de gebruikers en de Waalse openbare overheden.

De dag van verzending of ontvangst van de akte, die als begindatum van de termijn geldt, wordt niet meegerekend.

De vervaldag is in de termijn inbegrepen. Indien die dag evenwel een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de vervaldag uitgesteld tot de volgende werkdag. HOOFDSTUK II. - Begripsomschrijvingen

Art. 3.Voor de toepassing van dit Wetboek wordt verstaan onder : 1° Administratie van het erfgoed : de dienst die door de Regering wordt belast met de uitvoering van de bevoegdheden van het Gewest inzake erfgoed;2° geïntegreerde instandhouding : met inachtneming van de kenmerken die de bescherming van een goed hebben gerechtvaardigd, het geheel van de maatregelen met als doel : a) te zorgen voor de duurzaamheid van het goed;b) te zorgen voor de handhaving van het goed in het kader van een geschikte, bebouwde of onbebouwde omgeving;c) een gepaste bestemming van het goed te bepalen om het op duurzame wijze aan te passen aan de behoeften van de gemeenschap op sociaal, economisch, demografisch vlak, op vlak van energie, erfgoed, leefmilieu of mobiliteit;3° archeologisch goed: alle materiële overblijfselen, van paleontologische aard of het spoor ervan inbegrepen, gelegen onder of boven de grond, onder het water, beschouwd als bewijs van de bedrijvigheid van de mens of van zijn leefmilieu, van verlopen tijdperken of beschavingen, ongeacht de kunstwaarde ervan;4° klein volkspatrimonium : de niet-beschermde elementen van het erfgoed die de Regering erkent als elementen met een patrimoniaal belang, die vanuit de openbare ruimte zichtbaar zijn of die voor het publiek toegankelijk zijn en die als referentie dienen voor een plaatselijke bevolking of die tot het samenhorigheidsgevoel bijdragen;5° beschermingslijst : de lijst van onroerende goederen bedreigd met vernietiging of met een voorlopige of definitieve wijziging, die tijdelijk worden beschermd;6° erfgoedfiche : het document opgemaakt door de Regering of door de dienst die ze daartoe aanwijst, voor een goed dat onder het erfgoed valt, en dat de volgende gegevens omvat : a) de erfgoedevaluatie van het goed, uitgevoerd op grond van de in artikel 1 bedoelde belangen en criteria om zijn bescherming te rechtvaardigen;b) de technische aanwijzingen in verband met de algemene fysieke staat en de instandhouding van het goed, vastgesteld op grond van een visuele erkenning van de ziektes die het goed treffen, om over te gaan tot een wijziging of de schrapping van de beschermingsmaatregel;c) de identificatie van de te nemen maatregelen om het goed in goede staat te handhaven en om de herstelwerken van bedoeld goed te verrichten, met inbegrip van de eventuele voorafgaandelijke studies;7° beschermd goed: elk goed dat wegens zijn erfgoedwaarde het voorwerp uitmaakt van een bescherming en dat geheel of gedeeltelijk : a) ofwel, als monument, elke afzonderlijk architecturale, sculpturale of vegetale geïsoleerde en opmerkelijke verwezenlijking omvat, met inbegrip van de bij opname of bestemming geïmmobiliseerde elementen en de culturele elementen die daar volledig deel van uitmaken, namelijk de bijkomende uitrusting en de decoratieve elementen;b) ofwel, als architectonisch geheel, elke groep van bouwwerken omvat, met inbegrip van hun verbindingselementen, en die opvallen door hun coherentie of hun integratie in het landschap;c) ofwel, als site, elk werk van de natuur of elk werk dat door toedoen van mens en natuur tot stand is gekomen, omvat, waarbij een opmerkelijke ruimte ten opzichte van één of meerdere criteria bedoeld in artikel 1 ontstaat, die karakteristiek en coherent genoeg is om topografisch afgebakend te worden;d) ofwel, als archeologische site, uit elk terrein, elk geologische of pedologische formatie, elk gebouw, geheel van gebouwen of site die daadwerkelijk of vermoedelijk archeologische goederen bevat, is samengesteld.8° beschermingsgebied : het gebied gelegen rondom een onroerend goed dat opgenomen is op de beschermingslijst of de monumentenlijst, en waarvan de omtrek is afgebakend al naar gelang de eisen voor de geïntegreerde instandhouding van dat goed;9° werelderfgoed : elk beschermd onroerend goed erkend overeenkomstig de Overeenkomst inzake de bescherming van het cultureel en natuurlijk erfgoed van de wereld, opgemaakt te Parijs op 16 november 1972;10° "CoDT" : het Waalse Wetboek van Ruimtelijke ontwikkeling; 11° gemachtigd ambtenaar van de Stedenbouw : de ambtenaar bedoeld in artikel D.I.3 van het "CoDT"; 12° Commissie : de Koninklijke Commissie van monumenten, landschappen en opgravingen; 13° gemeentelijke commissie : de gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening en mobiliteit bedoeld in artikel D.I.7 van het "CoDT"; 14° Beleidsgroep "Ruimtelijke Ordening" : de beleidsgroep bedoeld in artikel 1 van het decreet van 6 november 2008 houdende rationalisatie van de adviesverlenende functie;15° onderhoud : alle preventieve of curatieve onderhoudshandelingen, die noch het buitenaanzicht van het goed, noch het binnenaanzicht van een beschermd goed dat op de beschermingslijst opgenomen wordt of voorlopig onderworpen aan de gevolgen van de opname op de monumentenlijst, noch zijn materialen, noch de kenmerken die zijn bescherming verantwoord hebben, wijzigen;16° restauratie : alle andere sanerings-, herstel-, valorisatie-, veranderings- of onderhoudshandelingen en werken dan die bedoeld in 15°;17° archeologische verrichtingen : alle volgende verrichtingen: a) prospectie : de handeling waarbij archeologische goederen of locaties gelokaliseerd worden zonder ze te wijzigen.b) archeologische proefboringen : de handelingen die de wijziging van de staat van een site inhouden en tot doel hebben zich te vergewissen van het bestaan van archeologische goederen of van het bestaan, de aard of de uitgestrektheid van een archeologische site;c) reddingsopgravingen : de opgravingen betreffende archeologische sites die geheel of gedeeltelijk vernield worden;d) preventieve opgravingen : de opgravingen betreffende archeologische sites die op korte termijn onomkeerbaar bedreigd zijn met gehele of gedeeltelijke vernieling;e) geprogrammeerde opgravingen : de op lange termijn geplande opgravingen die nodig zijn voor de studie van een bepaald wetenschappelijk thema of van een archeologische site in zijn geheel, met inbegrip van de opmaking van de desbetreffende verslagen en hun bekendmaking;18° toevallige ontdekking : elke onvoorziene blootlegging van één of meerdere archeologische goederen;19° eigenaar : elke publiekrechtelijke of privaatrechtelijke natuurlijke of rechtspersson die houder is van een zakelijk recht op een goed dat onder het erfgoed valt. Titel II. - Werelderfgoed

Art. 4.Wanneer een element van het erfgoed of een deel van het grondgebied erkend wordt als werelderfgoed, wordt de beschermingsvereiste van zijn uitzonderlijke universele waarde, evenals het beheersplan van het goed en het buffergebied die tot dit doel strekken, mee overwogen in de desbetreffende vergunningen voor handelingen en werken.

Art. 5.De Regering richt een "Comité wallon du patrimoine mondial" (Waals comité voor het werelderfgoed) op.

Het Comité bestaat uit : 1° de Minister van Erfgoed, die het comité voorzit;2° de Minister bevoegd voor Internationale Betrekkingen;3° de Minister van Toerisme;4° de voorzitter van de afdeling Wallonië-Brussel van de "International Council on Monuments and Sites";5° de voorzitter van de commissie;6° de inspecteur-generaal van de Administratie van het Erfgoed;7° de Commissaris-generaal voor Toerisme;8° de administrateur-generaal van "Wallonie-Bruxelles international" of hun vertegenwoordigers. In voorkomend geval kan het Comité deskundigen of specialisten uitnodigen, met name voor de bevordering van een erkend goed voor toeristische doeleinden.

Art. 6.Het Comité is belast de volgende elementen voor te stellen aan de Regering: 1° de omschrijving van een globale strategie in verband met de onroerende goederen van het werelderfgoed; 2° elk project m.b.t. een nieuwe inschrijving op de lijst van het werelderfgoed; 3° de prioriteiten in termen van begroting en programmering;4° de goedkeuring van het beheersplan van elk goed. De Regering kan de uitvoeringsmodaliteiten van dit artikel vaststellen.

Art. 7.Elk goed opgenomen opgenomen op de lijst van het werelderfgoed en elk goed voorgesteld voor opneming op de werelderfgoedlijst krijgt een beheersplan dat overeenstemt met de beleidsbepalingen voor de uitvoering van de overeenkomst bedoeld in artikel 3, 9°.

De Regering legt de inhoud van het beheersplan vast. In voorkomend geval wijzigt de Regering het besluit tot opname van het goed op de monumentenlijst overeenkomstig de bepalingen bedoeld in de artikelen 16 en volgende.

De Regering maakt de lijst van de goederen opgenomen op het werelderfgoed, met inbegrip van de omtrek van de desbetreffende bufferzones, in het Belgisch Staatsblad en op de website van de dienst die zij aanwijst, bekend.

Art. 8.Elk beheersplan wordt voorbereid, uitgevoerd en bijgewerkt via een drieledige structuur bestaand uit een operationeel orgaan, "beheerscomité" genoemd, een beslissingsorgaan, "stuurcomité" genoemd en een referentie- en onderzoeksorgaan, "wetenschappelijk comité" genoemd.

De Regering stelt de samenstelling, de opdrachten en de werking van deze verschillende comités vast.

TITEL III. - Koninklijke Commissie van monumenten, landschappen en opgravingen

Art. 9.De commissie wordt ermee belast : 1° algemene aanbevelingen inzake bescherming en ontwikkeling van het erfgoed aan de Regering te maken;2° de adviezen te geven en de gemotiveerde voorstellen te doen, die op basis van het Wetboek worden aangevraagd; 3° de gemotiveerde adviezen te geven, die op grond van andere juridische bepalingen i.v.m. het erfgoed aangevraagd worden; 4° tot de uitwerking van het in artikel 1 bedoelde verslag bij te dragen;5° tot de uitvoering van de in artikel 49, 1°, bedoelde opdracht bij te dragen. De Waalse Regering kan de opdrachten van de Commissie aanvullen.

Art. 10.§ 1. De Commissie richt een pluridisciplinair en onafhankelijk wetenschappelijk adviescollege op, waarvan de leden door de Regering worden aangewezen naar gelang van hun deskundigheid en hun ervaring inzake erfgoed. § 2. De Commissie wordt gestructureerd in een bureau, een gewestelijke kamer en gedecentraliseerde kamers.

De Regering bepaalt de opdrachten uitgeoefend respectievelijk door het bureau, de gewestelijke kamer en de gedecentraliseerde kamers. § 3. De Regering stelt de samenstelling, de wijze van aanwijzing van de leden en de werkingsmodaliteiten van de Commissie vast.

TITEL IV. - Inventarissen van het erfgoed en archeologische kaart HOOFDSTUK I. - Gewestelijke inventaris van het erfgoed

Art. 11.Volgens de door haar bepaalde modaliteiten worden de administratieve en wetenschappelijke werktuigen voor de telling, de kennis, de sensibilisering, de informatie en hulp bij bescherming en besluitvorming voor de bebouwde, niet-bebouwde en archeologische goederen die geheel of gedeeltelijk een erfgoedwaarde hebben, door de Regering vastgesteld en bijgewerkt.

De gewestelijke inventaris van het erfgoed, opgemaakt op basis van de in artikel 1, eerste lid, bedoelde criteria, omvat de goederen van de inventaris van het culturele onroerende erfgoed en de goederen die vallen onder het klein volkspatrimonium bedoeld in artikel 3, 4°, waarvan de Regering de erkennings-, beschermings- en valorisatiemodaliteiten vaststelt.

De gewestelijke inventaris van het erfgoed wordt in het Belgisch Staatsblad en op de website van de dienst aangewezen door de Regering bekendgemaakt. HOOFDSTUK II. - Gemeentelijke inventarissen

Art. 12.§ 1. Op initiatief van het gemeentecollege of de gemeentelijke commissie, indien ze bestaat, neemt de gemeenteraad een ontwerp van gemeentelijke inventaris van de goederen of gehelen van erfgoedgoederen aan, die voor het gemeentelijke grondgebied representatief zijn en die volgens hem beschermd moeten worden. De gemeentelijke inventaris omvat minstens de goederen die onder het klein volkspatrimonium vallen en die in aanmerking komen of zijn gekomen voor de financiële tegemoetkoming van het Gewest. § 2. De gemeenteraad legt het ontwerp van inventaris ter advies voor aan de gemeentelijke commissie, indien ze bestaat, en aan de administratie van het erfgoed. De gemeenteraad legt het ontwerp van gemeentelijke inventaris ter goedkeuring aan de Regering voor. § 3. De gemeentelijke inventaris van het erfgoed wordt in het Belgisch Staatsblad en op de website van de dienst aangewezen door de Regering bekendgemaakt. § 4. De Regering bepaalt de modaliteiten voor de vaststelling en de aanneming van de gemeentelijke inventarissen alsook de bijzondere bekendmakings-, informatie- en beroepsmodaliteiten van de eigenaars. HOOFDSTUK III. - Archeologische kaart

Art. 13.De archeologische kaart is het gekartografieerd beslissingsondersteunend instrument inzake informatie, voorkoming en beheer van ontdekkingsplaatsen van archeologische goederen en van in de telling vernoemde archeologische sites.

De archeologische kaart wordt door de Regering volgens de door haar bepaalde modaliteiten vastgesteld en bijgewerkt. De kaart wordt in het Belgisch Staatsblad en op de website van de dienst aangewezen door de Regering bekendgemaakt.

Art. 14.Vóór de indiening van elke aanvraag voor een bebouwingsvergunning, stedenbouwkundige vergunning, stedenbouwkundige vergunning nr. 2, globale vergunning, geïntegreerde vergunning of in het kader van de uitvoering van de bodemonderzoeken of saneringsprojecten in de zin van het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer en wat betreft een goed bedoeld in de archeologische kaart of waarvan de oppervlakte gelijk is aan of hoger dan één hectare, kan de aanvrager van de vergunning of van het getuigschrift bij zending aan de administratie van het erfgoed een archeologische informatie over het goed vragen.

Binnen twintig dagen na de aanvraag stuurt de administratie van het erfgoed de informatie en richt ze op dezelfde dag een afschrift ervan aan het gemeentecollege en aan de gemachtigd ambtenaar van de Stedenbouw.

De Regering kan de uitvoeringsmodaliteiten van dit artikel nader bepalen.

TITEL V. - Bescherming van het erfgoed HOOFDSTUK I. - Beschermingslijst

Art. 15.§ 1. De Regering kan elk goed dat onder het erfgoed valt en dat op de volgende wijze beschermd kan worden, op de beschermingslijst opnemen : 1° hetzij op eigen initiatief;2° hetzij op verzoek van de eigenaar.3° hetzij op voorstel van de Commissie;4° hetzij op voorstel van het gemeentecollege;5° hetzij op voorstel van de gemeentelijke commissie;6° hetzij op verzoek van één of meerdere groepen, verenigingen of organisaties met als doelstelling of doel de instandhouding van het erfgoed en met hun zetel in het Waalse Gewest;7° hetzij op verzoek van minstens driehonderd personen ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente waar het goed gelegen is indien de gemeente minder dan vijfduizend inwoners telt, van zeshonderd personen indien de gemeente vijfduizend tot dertigduizend inwoners telt of duizend personen voor een gemeente met meer dan dertigduizend inwoners. Behalve behoorlijk gemotiveerde dringendheid gaat de Regering slechts over tot deze inschrijving na advies van de commissie. Het advies wordt binnen dertig dagen na de aanvraag gezonden; bij gebrek aan zending van het advies binnen de voorgeschreven termijn wordt de procedure voortgezet. § 2. Het goed wordt op de beschermingslijst opgenomen voor een periode van twaalf maanden zonder verlenging met ingang van de inschrijvingsdatum. Binnen deze termijn richt de administratie van het erfgoed een verslag over de opportuniteit om de procedure tot bescherming van het goed al dan niet in te leiden.

Het besluit tot opname van het goed op de beschermingslijst wordt in het Belgisch Staatsblad en op de website van de dienst aangewezen door de Regering bekendgemaakt.

Het besluit wordt per zending meegedeeld aan : 1° de eigenaar;2° het gemeentecollege;3° de Commissie;4° de gemeentelijke commissie of, bij gebrek, de Beleidsgroep "Ruimtelijke Ordening";5° de gemachtigd ambtenaar van de Stedenbouw. Het besluit tot opname van het goed op de beschermingslijst is bindend vanaf zijn bekendmaking of vanaf zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad indien deze aan eerstgenoemde bekendmaking voorafgaat. HOOFDSTUK II. - Opname van een goed op de monumentenlijst

Art. 16.De Regering kan elk goed dat onder het erfgoed valt, als beschermd goed erkennen.

De Regering kan daartoe de procedure voor de opname op de monumentenlijst beginnen : 1° hetzij op eigen initiatief;2° hetzij op verzoek van de eigenaar.3° hetzij op voorstel van de Commissie;4° hetzij op voorstel van het gemeentecollege;5° hetzij op voorstel van de gemeentelijke commissie;6° hetzij op verzoek van één of meerdere groepen, verenigingen of organisaties met als doelstelling of doel de instandhouding van het erfgoed en met hun zetel in het Waalse Gewest;7° hetzij op verzoek van minstens driehonderd personen ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente waar het goed gelegen is indien de gemeente minder dan vijfduizend inwoners telt, van zeshonderd personen indien de gemeente vijfduizend tot dertigduizend inwoners telt of duizend personen voor een gemeente met meer dan dertigduizend inwoners.

Art. 17.§ 1. Volgens de door haar bepaalde modaliteiten stelt de Regering het ontwerp van opname op de monumentenlijst vast op basis van de erfgoedfiche bedoeld in artikel 3, 6°, a) en kan de overwogen voorwaarden inzake het gebruik van elk zakelijk recht op het goed bepalen. § 2. Het besluit tot opname op de monumentenlijst wordt in het Belgisch Staatsblad en op de website van de dienst aangewezen door de Regering bekendgemaakt. § 2. Het ontwerp van opname op de monumentenlijst wordt tegelijkertijd gezonden aan : 1° het gemeentecollege;2° aan de eigenaar, voor opmerkingen;3° voor gemotiveerd advies: a) aan de Commissie;b) aan de gemeentelijke commissie of, bij gebrek, aan de beleidsgroep "Ruimtelijke Ordening";c) aan de administraties en diensten die volgens haar ze moet raadplegen. Elk advies bedoeld in het eerste lid, 3°, wordt binnen negentig dagen na ontvangst van de aanvraag gezonden; bij gebrek aan zending van het advies binnen de voorgeschreven termijn wordt de procedure voortgezet. § 3. Binnen vijftien dagen na de in § 2 bedoelde zending informeert de eigenaar via zending de huurder of de gebruiker van het betrokken onroerend goed, alsook iedere persoon die hij belast zou hebben met de uitvoering van handelingen werken aan het desbetreffend goed of die hij gemachtigd zou hebben ze uit te voeren. De aan de eigenaar gerichte kennisgeving vermeldt deze verplichting. § 4. Binnen vijftien dagen na ontvangst van het in § 2 ontwerp van opname op de monumentenlijst gaat het gemeentecollege over tot een openbaar onderzoek dat vijftien dagen duurt.

De dossiers kunnen alle werkdagen en minstens een dag tot 20 uur of 's zaterdags voormiddag op het gemeentehuis geraadpleegd worden.

Dit openbaar onderzoek wordt aangekondigd zowel door aanplakking op het gemeentehuis en op de plaats die voorwerp is van de ontwerp-opname op de monumentenlijst als door een bericht dat verschijnt in drie dagbladen van de streek. Indien er een gemeentelijk informatieblad bestaat dat aan de bevolking wordt uitgedeeld, wordt het bericht erin bekendgemaakt.

Bij gebrek aan een gemeentelijk bulletin wordt het advies in een gratis aan de bevolking uitgedeelde reclamekrant geplaatst.

De berichten vermelden het onderwerp van het onderzoek en dat het dossier geraadpleegd kan worden op het gemeentehuis overeenkomstig de in de vorige paragraaf aangeduide beginselen. De adviezen moeten tijdens de hele duur van het onderzoek perfect zichtbaar en leesbaar blijven.

Het openbare onderzoek wordt opgeschort tussen 16 juli en 15 augustus en tussen 24 december en 1 januari.

Binnen vijftien dagen na het einde van de in het eerste lid bedoelde termijn houdt het gemeentecollege of een lid ervan dat daartoe gemachtigd is, een openbare zitting waar eenieder die het wenst gehoord kan worden.

Aan het einde van die zitting wordt een verslag opgesteld waarbij het openbaar onderzoek gesloten wordt. § 5. Binnen vijftien dagen na de afsluitende vergadering van het openbaar onderzoek maakt het gemeentecollege het dossier m.b.t. de opname op de monumentenlijst aan het gemeentecollege. Het gemeentecollege brengt een met redenen omkleed advies uit binnen zestig dagen na ontvangst van het dossier; bij gebrek aan zending van het advies binnen de voorgeschreven termijnen wordt de procedure voortgezet. § 6. Binnen vijftien dagen na het verstrijken van de termijn van zestig dagen bedoeld in § 5 stuurt het gemeentecollege de volgende stukken aan de Regering : 1° de tijdens het openbaar onderzoek gemaakte opmerkingen;2° het verslag waarbij het openbaar onderzoek gesloten is;3° de beraadslaging van de gemeenteraad;4° zijn met redenen omkleed advies;bij gebrek aan zending van advies binnen de voorgeschreven termijn kan de procedure voortgezet worden.

Art. 18.Op grond van de in artikel 17 bedoelde opmerkingen en adviezen kan de Regering tot opname van het goed op de monumentenlijst besluiten.

Indien een onroerend goed beoogd bij het dossier voor opname op de monumentenlijst gelegen is in de omtrek van een site erkend krachtens de wet van12 juli 1973 op het natuurbehoud houdt het besluit tot opname op de monumentenlijst van een goed rekening met de verplichtingen en het beheersplan bedoeld in deze wet.

Wanneer het besluit tot opname op de monumentenlijst wijzigingen bevat die aan een in lid 2 bedoeld bijzonder beheerplan dienen te worden aangebracht, beslist de Regering of dat plan dient te worden herzien.

Art. 19.Het besluit tot opname op de monumentenlijst wordt in het Belgisch Staatsblad en op de website van de dienst aangewezen door de Regering bekendgemaakt.

Het besluit wordt per zending meegedeeld aan : 1° de eigenaar;2° het gemeentecollege;3° de Commissie;4° de gemeentelijke commissie of, bij gebrek, de Beleidsgroep "Ruimtelijke Ordening";5° de gemachtigd ambtenaar van de Stedenbouw. Het besluit tot opname op de monumentenlijst wordt overgeschreven op het kantoor van bewaring der hypotheken.

Binnen vijftien dagen na ontvangst van deze kennisgeving informeert de eigenaar de huurder of de gebruiker van het onroerend goed hieromtrent via verzending, op straffe hoofdelijk verantwoordelijk te worden gesteld voor het herstel van de plaats bedoeld in Boek VII van het "CoDT". De aan de eigenaar gerichte kennisgeving vermeldt deze verplichting.

Binnen vijftien dagen na ontvangst van de kennisgeving maakt het gemeentecollege het besluit tot opname op de monumentenlijst bekend door aanplakking op het gemeentehuis en op de betrokken plaatsen gedurende minimum dertig dagen.

De autoriteiten en de in het tweede lid bedoelde personen zijn onderworpen aan het besluit tot opname op de monumentenlijst vanaf zijn bekendmaking of vanaf zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad indien deze voorafgaat.

Art. 20.De Regering stelt een monumentenlijst vast, bevattende de goederen waarvan ze het buitengewoon patrimoniaal belang erkent.

De Regering legt de ontwerp-lijst of ontwerp-wijziging van de lijst ter advies aan de Commissie voor. Het advies wordt binnen zestig dagen na de aanvraag gezonden; bij gebrek aan zending van het advies binnen de voorgeschreven termijn wordt de procedure voortgezet. HOOFDSTUK III. - Beschermingsgebied

Art. 21.Het besluit waarbij een goed opgenomen wordt op de beschermingslijst of, respectievelijk, op de monumentenlijst kan rondom het betrokken goed een beschermingsgebied vaststellen, afgebakend door een omtrek al naar gelang de eisen voor de geïntegreerde instandhouding van dat goed.

Bij gemotiveerd besluit kan de Regering een beschermingsgebied vaststellen na de opname van het goed op de monumentenlijst of op de beschermingslijst.

Behalve behoorlijk gemotiveerde dringendheid gaat de Regering slechts over tot deze inschrijving na advies van de commissie. Het advies wordt binnen dertig dagen na de aanvraag gezonden; bij gebrek aan zending van het advies binnen de voorgeschreven termijn wordt de procedure voortgezet.

Voor werelderfgoed is het beschermingsgebied vervat in het buffergebied bedoeld in artikel 4.

De Regering kan de procedures en de nadere regels bepalen voor de vaststelling van het beschermingsgebied. HOOFDSTUK IV. - Gevolgen van het statuut als beschermd goed, als goed opgenomen op de beschermingslijst of als goed waarop de gevolgen van de opname op de monumentenlijst voorlopig van toepassing zijn

Art. 22.§ 1. Alle gevolgen van de opname op de monumentenlijst zijn van toepassing op de goederen die het voorwerp zijn van een opname op de beschermingslijst of op de monumentenlijst tijdens een periode van twaalf maanden met ingang van de datum van de in de artikelen 15 en 17 bedoelde bekendmakingen. § 2. De eigenaar van een beschermd goed, van een goed opgenomen op de beschermingslijst of van een goed waarop de gevolgen van de opname op de monumentenlijst voorlopig van toepassing zijn, zorgt ervoor dat het goed in goede stand gehouden wordt. Hij mag bedoeld goed niet op definitieve wijze veranderen of laten veranderen, dan mits inachtneming van de bepalingen van de artikelen 25 en volgende.

Elke volledige afbraak van een beschermd goed of van een de monumentenlijst opgenomen goed is verboden, behalve in de in paragraaf 26 voorziene hypothese.

De werken voor de gedeeltelijke afbraak van een beschermd goed of van een op de monumentenlijst opgenomen goed kunnen of van een goed waarop de gevolgen van de opname op de monumentenlijst voorlopig van toepassing zijn, kunnen toegelaten worden zonder het onderwerp te zijn van een afvoeringsmaatregel indien zij de eigenschappen van het goed niet grondig wijzigen en voor zover zij het gevolg zijn van een project voor een nieuwe bestemming, een restauratie of een valorisatie dat door de Regering is goedgekeurd.

De volledige of gedeeltelijke verplaatsing van een beschermd goed of van een op de monumentenlijst opgenomen goed of van een goed waarop de gevolgen van de opname op de monumentenlijst voorlopig van toepassing zijn, is verboden, behalve indien de materiële vrijwaring van dat goed het hoogdringend zou bevelen. In dat geval worden de nodige waarborgen voor het uiteennemen ervan, zijn verplaatsing en zijn wederopbouw op een bepaalde plaats door de Regering vastgesteld. § 3. De gevolgen van het statuut als beschermd goed, als goed opgenomen op de beschermingslijst of als goed waarop de gevolgen van de opname op de monumentenlijst voorlopig van toepassing zijn, volgen het goed, ongeacht in welke handen ze terechtkomen. De erfdienstbaarheden die voortvloeien uit de bepalingen van dit Wetboek of van andere wetten, decreten en reglementen betreffende de wegen- en de bouwpolitie zijn niet van toepassing op de goederen, indien zij hun beschadiging of de wijziging van het aanzicht ervan als gevolg kunnen hebben. § 4. Bij onroerende overgang van het goed dient de instrumenterend notaris de desbetreffende informatie bij het gemeentebestuur in te winnen en ze over te schrijven op de authentieke akte.

In bekendmakingen die gepaard gaan met onroerende overgangen dient de instrumenterend notaris van het statuut van het goed gewag te maken.

De notaris moet de Administratie van het Erfgoed binnen de dertig dagen inlichten over de verandering van eigenaar van het goed of over de verandering van houder van een zakelijk recht over het goed. § 5. De bepalingen bedoeld in artikel D.IV.1, § 3, van het "CoDT" is van toepassing op elk beschermd goed, van elk goed opgenomen op de beschermingslijst of op elk goed waarop de gevolgen van de opname op de monumentenlijst voorlopig van toepassing zijn. § 6. Het besluit tot opneming van een goed op de beschermingslijst of het besluit tot opname van een onroerend goed op de monumentenlijst kan bijzondere beschermings- en beheervoorwaarden bepalen waaraan het betrokken goed onderworpen is. Deze voorwaarden kunnen beperkingen i.v.m. het eigendomsrecht inhouden, het totaal of voorwaardelijk verbod te bouwen, te verkavelen of omheiningen te plaatsen inbegrepen.

Het besluit tot opname van een landschap op de monumentenlijst mag de vrijheid van de landbouwer(s) die dit landschap bebouwt (-en) niet beperken wat betreft de beplantingen en de teelten, met uitzondering evenwel van heggen, bosjes, dreven en bossen, vochtige gebieden en gebieden beschermd wegens het belang van hun vegetatie of fauna, alsook van de grond die archeologische vindplaatsen bedekt § 7. In het kader van de behandeling van een aanvraag tot herbestemming, herstel, consolidering, restauratie of valorisering van een opgenomen op de monumentenlijst of op de beschermingslijst of van een goed waarop de gevolgen van de opname op de monumentenlijst voorlopig van toepassing zijn, kunnen op grond van de erfgoedfiche handelingen en werken in verband met de gedeeltelijke afbraak of verbouwing toegelaten worden zonder voorafgaandelijke wijziging van het statuut van het goed, voor zover zij er de kenmerken van niet aanzienlijk veranderen. HOOFDSTUK V. - Wijziging van het statuut van het beschermd goed van of van het beschermingsgebied

Art. 23.De Regering kan de procedure tot wijziging of schrapping van het beschermingsbesluit opstarten, op basis van : 1° de erfgoedfiche bedoeld in artikel 3, 6°, a) en b);2° het onderzoek om na te gaan of de aangenomen beschermingsmaatregel in overeenstemming is met de belangen en criteria bedoeld in artikel 1 of op basis van het bewijs dat nieuwe omstandigheden sinds de datum van het beschermingsbesluit ertoe geleid hebben tot een verlaging van het belang van het goed, in de zin van artikel 1, eerste lid. De procedure tot wijziging of schrapping is in overeenstemming met de bepalingen bedoeld in artikelen 16 en volgende. HOOFDSTUK VI. - Schilden en borden

Art. 24.Het beschermd goed wordt geïdentificeerd door het plaatsen van een schild of bord dat zijn statuut vermeldt. De Regering bepaalt de grafische vormgeving, de afmetingen, de minimale inhoud en de plaats van de schilden en borden om de publieke opinie bewust te maken van de beschermingsmaatregelen die worden toegepast.

Titel VI. - Handelingen en werken op beschermde goederen of goederen waarop de gevolgen van de bescherming van toepassing zijn HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 25.Handelingen en werken op een beschermd goed, opgenomen op de beschermingslijst of waarop de gevolgen van de bescherming tijdelijk van toepassing zijn, uitvoeren of laten uitvoeren vereisen het volgende : 1° hetzij een verklaring die het voorwerp en de kenmerken van de geplande handelingen en werken omschrijft, die door de aanvrager(s) per schrijven gelijktijdig aan de bevoegde overheid en aan de erfgoedadministratie gericht wordt, wanneer : a) de geplande handelingen en werken instandhoudingsverrichtingen zijn zoals bedoeld in artikel 3, 15°;b) rekening houdend met hun omkeerbaarheid, dringende bewarende handelingen en werken uitgevoerd werden of gepland worden, met of zonder de nodige voorafgaandelijke vergunning in de zin van het Wetboek, met het oog op de onverwijlde vrijwaring van het geheel of een deel van het bedreigd goed wegens weersomstandigheden ofwel een toevallige gebeurtenis; 2° hetzij de vergunning bedoeld in artikel D.IV.14 van het Wetboek, op advies van de Commissie en na eensluidend advies van de erfgoedadministratie en van de gemachtigd ambtenaar bij de Stedenbouw; - de adviezen van de erfgoedadministratie en van de Commissie worden verzocht en verzonden overeenkomstig artikelen D.IV.35, eerste lid, 1 en D.IV.37, lid 1°n 3, van het Wetboek; - het eensluidend advies van de erfgoedadministratie betreft de gevolgen van het project voor de erfgoedeigenschappen van het goed; - het eensluidend advies van de gemachtigd ambtenaar bij de Stedenbouw, bedoeld in artikel D.IV.17, 3° van het Wetboek, betreft de gevolgen van het project voor de stedenbouwkundige eigenschappen van het goed en vermeldt het eensluidend advies van de erfgoedadministratie; - op verzoek van het gemeentecollege, de erfgoedadministratie of de gemachtigd ambtenaar bij de Stedenbouw gaan deze desnoods minstens een keer overleg plegen om hun standpunten te harmoniseren rond het project; overlegmodaliteiten kunnen door de Regering worden bepaald; 3° hetzij de vergunning bedoeld in artikel D.IV.22 van het Wetboek, op advies van de Commissie en op eensluidend advies van de erfgoedadministratie : - de adviezen van de erfgoedadministratie en van de Commissie worden verzocht en verzonden overeenkomstig artikelen D.IV.35, eerste lid, 1 en D.IV.37, lid 1°n 3, van het Wetboek; - het eensluidend advies van de erfgoedadministratie betreft de gevolgen van het project voor de erfgoedeigenschappen van het goed; - de beslissing van de gemachtigd ambtenaar bij de Stedenbouw vermeldt het eensluidend advies van de erfgoedadministratie; - op verzoek van de erfgoedadministratie of de gemachtigd ambtenaar bij de Stedenbouw gaan deze desnoods minstens een keer overleg plegen om hun standpunten te harmoniseren rond het project; overlegmodaliteiten kunnen door de Regering worden bepaald; 4° hetzij de beslissing na het beroep bedoeld in artikel D.IV.24 van het Wetboek; 5° hetzij de vergunning bedoeld in artikel D.IV.25 van het Wetboek, op advies van de commissie; het advies van de commissie wordt door de Regering verzocht; het advies wordt binnen dertig dagen na het verzenden van de aanvraag verstuurd; wordt er geen advies binnen de opgelegde termijn verzonden, kan de procedure voortgezet worden.

De Regering bepaalt de verzendingsprocedure, de inhoud, de effecten en het model van het formulier van de verklaring bedoeld in lid 1,1°.

Art. 26.In afwijking van artikelen 133 en 135, § 2, tweede lid, 1°, van de nieuwe gemeentewet van 24 juni 1988, mag de burgemeester, indien een beschermd monument dreigt in te storten, zijn volledige of gedeeltelijke afbraak bevelen. Gelijktijdig geeft hij kennis van zijn beslissing aan de Regering. Deze beslissing is uitvoerbaar binnen veertien dagen na ontvangst van deze kennisgeving indien de Regering ze tijdens die termijn per schrijven niet geschorst heeft.

De Regering kan de kennisgevingsprocedure met betrekking tot de beslissing van de burgemeester bepalen. HOOFDSTUK II. - De eerste erfgoedvergadering

Art. 27.§ 1. Binnen vijftien dagen na ontvangst van de in artikel 25, 1°, a) bedoelde verklaring of binnen acht dagen na ontvangst van de in artikel 25, 1°, b) bedoelde verklaring, na het verzoek van het gemeentecollege of op eigen initiatief, roept desnoods de erfgoedadministratie per schrijven een erfgoedvergadering samen, waarvoor de volgende mensen uitgenodigd worden : 1° de aanvrager(s), de eigenaar(aren) en in voorkomend geval, de projectontwerper;2° de gemachtigd ambtenaar bij de Stedenbouw;3° het gemeentecollege;4° de Commissie; of hun vertegenwoordigers. § 2. In het kader van de samenstelling van het aanvraagdossier, hetzij voor een stedenbouwkundig attest nr. 2, hetzij voor een vergunningsaanvraag bedoeld in artikel 25, lid 1, 2°, 3° of 5°, verzoekt(ken) de aanvrager(s) de erfgoedadministratie om het houden van de eerste erfgoedvergadering met betrekking tot het ontwerp van het project en waarvoor de mensen bedoeld in paragraaf 1 uitgenodigd worden.

De vergaderingsaanvraag wordt per schrijven naar de erfgoedadministratie verzonden, die binnen tien dagen de gemachtigd ambtenaar bij de Stedenbouw daarvan op de hoogte brengt, er per zending ontvangst van bericht en binnen veertig dagen na de zending van het ontvangstbewijs de datum van de vergadering bepaalt.

In het geval van een monument of een architecturaal geheel bevat de vergaderingsaanvraag de erfgoedfiche van het goed evenals een nota die de bedoelingen van de eigenaar betreffende de geïntegreerde instandhouding van het goed omschrijft. Mocht het niet het geval zijn, levert de Regering of de daartoe gemachtigde dienst deze fiche ten laatste tijdens de vergadering.

De erfgoedfiche met betrekking tot een goed dat tot het werelderfgoed behoort, moet in overeenstemming met het beheersplan van het goed bedoeld in artikel 7 zijn.

De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van de erfgoedfiche evenals de procedure waarbij ze opgemaakt, aangenomen en herzien moet worden.

Art. 28.§ 1. De personen bedoeld in artikel 27 overleggen over het project om te beoordelen of de geïntegreerde instandhouding van het goed een feit is, en om in voorkomend geval het project aan te passen.

De aanvrager(s) wordt(den) ingelicht : 1° in het geval van artikel 25, lid 1°, a) of b), of de handelingen en werken al dan niet een vergunning vereisen en of de verklaring al dan niet bijzondere uitvoeringsvoorwaarden vereist;2° over welke operationele bepalingen hij kan beschikken. De aanvrager wordt ingelicht over de documenten die nodig zijn voor het project inzake voorafgaande of aanvullende studies, archeologische verrichtingen, aanvullende plannen en details, bestekken, opmetingsstaten en kostenramingen, met betrekking tot de markten. § 2. Binnen de vijftien dagen na de vergadering maakt de erfgoedadministratie het proces-verbaal op en geeft ze de op de vergadering aanwezige partijen daarvan per schrijven kennis.

Binnen vijftien dagen na het ontvangen van het proces-verbaal richten de op de vergadering aanwezige partijen hun opmerkingen of akkoord per schrijven aan de erfgoedadministratie; bij gebreke hiervan wordt het proces-verbaal goedgekeurd geacht.

Het proces-verbaal kan tijdens de vergadering goedgekeurd worden. Op de vergadering kan er beslist worden de termijnen bedoeld in leden 1 en 2 van deze paragraaf te beperken.

Indien uit het proces-verbaal blijkt dat er een betwisting tussen de partijen bestaat over de al dan niet noodzakelijkheid van een vergunning, is de vergunning vereist. HOOFDSTUK III. - De tweede erfgoedvergadering

Art. 29.Voorafgaand aan de indiening van de aanvraag, hetzij voor een stedenbouwkundig attest nr. 2, hetzij voor de vergunning bedoeld in artikel 25, 2°, 3° en 5°, verzoekt(ken) de aanvrager(s) de erfgoedadministratie om het houden van de tweede erfgoedvergadering en sturen ze de ontwerpen van de plannen en de documenten vereist voor het onderzoek van de vergunningsaanvraag op.

Binnen de vijftien dagen na de vergadering maakt de erfgoedadministratie het proces-verbaal op en geeft ze de op de vergadering uitgenodigde partijen daarvan per schrijven kennis.

Binnen vijftien dagen na het ontvangen van het proces-verbaal richten de op de vergadering aanwezige partijen hun opmerkingen of akkoord per schrijven aan de erfgoedadministratie; bij gebreke hiervan of indien het proces-verbaal niet uitdrukkelijk goedgekeurd wordt, kunnen de aanvrager(s) hun vergunningsaanvraag of stedenbouwkundig attest nr. 2 overeenkomstig artikel D.IV.32 van het Wetboek indienen.

De in artikel 28, § 2, lid 3 bedoelde bepaling is van toepassing.

De tweede erfgoedvergadering vervangt de projectvergadering in de zin van artikel D.IV.31 van het Wetboek.

De aanvrager voegt bij zijn vergunningsaanvraag het proces-verbaal van de twee erfgoedvergaderingen, of bij gebreke daarvan, het bewijs dat deze verzocht werden. HOOFDSTUK IV. - Erfgoedvergaderingen betreffende de behandeling en uitvoering van de stedenbouwkundige vergunningen inzake beschermde goederen, goederen opgenomen op de beschermingslijst of waarop de gevolgen van de bescherming tijdelijk van toepassing zijn

Art. 30.§ 1. De bevoegde overheid richt aan de erfgoedadministratie een afschrift van het ontvangstbewijs van de vergunningsaanvraag of van de opsomming van de ontbrekende stukken bedoeld in artikel D.IV.33 van het Wetboek.

Binnen de vijf dagen na het ontvangen van het afschrift van het ontvangstbewijs kan de erfgoedadministratie desnoods een derde erfgoedvergadering met de personen bedoeld in artikel 27, § 1, bijeenroepen, waarbij de documenten bedoeld in artikel 28, § 1 onderzocht worden. Deze vergadering wordt gehouden voordat de erfgoedadministratie haar advies aan de bevoegde overheid richt. § 2. Zodra de beslissing in verband met de vergunning bedoeld in artikel 25, eerste lid, 2° tot 5° ontvangen wordt, verzoekt de aanvrager of de erfgoedadministratie het houden van de erfgoedvergadering(en) met betrekking tot de uitvoering van de vergunning. De personen bedoeld in artikel 27 worden ervoor uitgenodigd. De nadere regels bedoeld in artikel 29, leden 2, 3 en 4, zijn van toepassing.

Titel VII. - Handelingen en werken op erfgoed niet bedoeld in Titel VI

Art. 31.Voor elke aanvraag betreffende een bebouwingsvergunning, stedenbouwkundige vergunning, stedenbouwkundig attest nr. 2, globale vergunning of geïntegreerde vergunning met betrekking tot een goed : 1° hetzij in een beschermingsgebied gelegen;2° hetzij bij de gewestelijke erfgoedinventaris opgenomen;3° hetzij tot het klein volkspatrimonium behorend, dat de financiële tegemoetkoming van het Waalse Gewest krijgt of gekregen heeft;4° hetzij op de gemeentelijke inventaris opgenomen;5° hetzij op de archeologische kaart opgenomen voor zover de geplande handelingen en werken een aanpassing van de dragende structuur van een gebouw van vóór de twintigste eeuw inhouden;6° hetzij op de archeologische kaart opgenomen, voor zover de geplande handelingen en werken een aanpassing van de grond of ondergrond van het goed inhouden;7° dat hetzij van een project deel uitmaakt waarvan de bouwoppervlakte en de oppervlakte bestemd voor de inrichting van de omgeving gelijk aan of hoger is dan één hectare, verzoekt de bevoegde overheid het advies van de erfgoedadministratie en in voorkomend geval het advies van de commissie;de adviezen worden overeenkomstig artikelen D.IV.35, leden 1, 2 en 3, en D.IV.37, leden 1 en 3 van het Wetboek verzocht en verzonden.

Het advies van de erfgoedadministratie betreft de gevolgen van het project voor de erfgoedeigenschappen van het goed.

Het eensluidend advies van de gemachtigd ambtenaar bij de Stedenbouw, het eenvoudig advies van de gemachtigd ambtenaar bij de Stedenbouw indien diens advies verzocht wordt of de beslissing van de gemachtigd ambtenaar bij de Stedenbouw indien hij de bevoegde overheid vertegenwoordigt, betreft de gevolgen van het project voor de stedenbouwkundige eigenschappen van het goed en vermeldt het advies van de erfgoedadministratie.

Op verzoek van het gemeentecollege, de erfgoedadministratie of de gemachtigd ambtenaar bij de Stedenbouw gaan deze desnoods minstens een keer overleg plegen om hun standpunt te harmoniseren rond het project; overlegmodaliteiten kunnen door de Regering worden bepaald.

Art. 32.De beslissing van de bevoegde overheid bedoeld in artikel 31 vermeldt het advies van de erfgoedadministratie.

De dag waarop de bevoegde overheid haar beslissing aan de aanvrager richt, verzendt ze een afschrift per schrijven aan de erfgoedadministratie.

Titel VIII. - Archeologisch erfgoed HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 33.Volgens de modaliteiten die zij vastlegt kan de Regering op eigen initiatief en te allen tijde beslissen archeologische verrichtingen uit te voeren, met inbegrip van de verrichtingen met gewestelijk statuut, en de erfgoedadministratie wordt daartoe bevoegd.

Art. 34.Niemand mag overgaan tot archeologische verrichtingen, met uitzondering van de prospecties, zonder de voorafgaande machtiging van de erfgoedadministratie, overeenkomstig de door de Regering bepaalde modaliteiten.

Het verlenen of het intrekken van deze machtiging wordt aan het advies van de commissie onderworpen.

Een periodiek programma van door de erfgoedadministratie uitgevoerde archeologische verrichtingen kan het voorwerp van een eenmalige machtiging uitmaken.

De machtiging betreft een bepaalde site. Ze vermeldt de toegelaten natuurlijke personen, de voorwaarden waaraan de toekenning van de machtiging verbonden is alsook de duur ervan. Ze kan verlengd worden.

Het toekennen van de machtiging is afhankelijk van : 1) het belang van de archeologische verrichtingen;2) de bevoegdheid, de mankracht en de technische middelen waarover de aanvragers beschikken;3) het bewijs van een overeenkomst met de eigenaar van de site;4) een overeenkomst tussen het Gewest, de eigenaar van de site, de vinder en de opgravers betreffende de devolutie van de archeologische goederen en de inbewaargeving ervan;5) de verplichting regelmatige verslagen op te maken over de vorderingstaat van de werken en een eindverslag in te leveren binnen een bepaalde termijn;6) de verbintenis de archeologische goederen in erkende bewaarplaatsen te verzamelen die toegankelijk zijn voor de vorsers. De erkenningsmodaliteiten van de bewaarplaatsen worden door de Regering bepaald.

De machtiging kan geschorst of ingetrokken worden : 1° indien niet voldaan wordt aan de in lid 4 bedoelde voorwaarden;2° indien blijkt dat de bevoegdheid, de mankracht of de materiële infrastructuur waarover de titularissen van de machtiging beschikken, duidelijk ontoereikend zijn wegens de omvang van de ontdekkingen. De procedures tot toekenning, intrekking en schorsing van de machtiging worden door de Regering bepaald.

Art. 35.Op grond van het advies van de erfgoedadministratie kan de bevoegde overheid de afgifte van een bebouwingsvergunning, stedenbouwkundige vergunning, stedenbouwkundig attest nr. 2, globale vergunning of geïntegreerde vergunning aan de uitvoering van archeologische verrichtingen onderwerpen.

Art. 36.De Regering kan de lijst van de archeologische verrichtingen waarvan ze het gewestelijk statuut erkent, bepalen.

De Regering legt de ontwerp-lijst ter advies voor aan de commissie.

Het advies wordt binnen zestig dagen na de aanvraag verzonden; wordt er geen advies binnen de opgelegde termijn verzonden, kan de procedure voortgezet worden.

Art. 37.Elke archeologische verrichting uitgevoerd op een goed opgenomen op de lijst van het uitzonderlijk erfgoed krijgt van ambtswege het gewestelijk statuut.

Art. 38.Voor een archeologische verrichting met gewestelijk statuut kan de in artikel 34 bedoelde machtiging door de erfgoedadministratie enkel toegekend worden aan een universiteit, een wetenschappelijke instelling of, in het kader van een overlegde onderzoeksactie, aan een vereniging van meerdere bovenvermelde instellingen of aan een of meerdere ervan in samenwerking met een of meerdere privéverenigingen.

Art. 39.Het gebruik van elektronische of magnetische metaaldetectoren om archeologische verrichtingen uit te voeren of om archeologische goederen op te zoeken, is verboden.

In afwijking van lid 1 mogen enkel de erfgoedadministratie en elke titularis van de in artikel 34 bedoelde machtiging elektronische of magnetische detectoren gebruiken in de omtrek bedoeld door de machtiging.

Op elk beschermd goed of elke archeologische site mogen enkel de erfgoedadministratie en elke titularis bedoeld in artikel 34 in het bezit van elektronische of magnetische metaaldetectoren zijn.

Elke openbare informatie met betrekking tot de elektronische of magnetische detectoren mag noch de beschermde of archeologische sites, noch de gebieden met een patrimoniaal belang, noch de archeologische ontdekkingen, noch de schatten vermelden. HOOFDSTUK II. - Toevallige ontdekkingen en archeologische verrichtingen van openbaar nut

Art. 40.Buiten archeologische verrichtingen moet elke persoon die een archeologisch goed of site ontdekt, er binnen drie werkdagen per schrijven aangifte van doen aan de gemeente en de erfgoedadministratie.

Binnen tien dagen brengt de erfgoedadministratie per schrijven de eigenaar en de gebruiker op de hoogte, indien deze de vinders niet zijn, en richt gelijktijdig een afschrift van dit schrijven aan de gemeente.

Tijdens een periode van vijftien dagen na het ontvangen van het schrijven moeten de ontdekte archeologische goederen en de omtrek daarvan in staat gehouden worden, beschermd worden tegen beschadigingen en toegankelijk gemaakt worden door de eigenaar, de gebruiker en de vinder zodat de erfgoedadministratie de plaats kan bezoeken.

Deze periode van vijftien dagen kan ingekort of verlengd worden na gemotiveerde beslissing van de erfgoedadministratie.

De Regering kan de toepassingsmodaliteiten van dit artikel en de algemene beschermingsvoorschriften met een nominatieve waarde van toepassing op de archeologische goederen die toevallig werden ontdekt, bepalen.

Art. 41.In geval van toevallige ontdekking van archeologische goederen kan de Regering, bij de uitvoering van de afbraak bevolen op grond van artikel 26 of van een bebouwingsvergunning, stedenbouwkundige vergunning, globale vergunning of geïntegreerde vergunning beslissen dat het van openbaar nut is : 1° hetzij de uitvoering van de afbraak of de vergunning op te schorten voor een periode van maximaal zestig dagen, om archeologische verrichtingen te laten uitvoeren;2° hetzij de opdracht tot de sloop te annuleren, de vergunning in te trekken, archeologische verrichtingen te laten uitvoeren, de voorwaarden te bepalen die nodig zijn voor de vrijwaring van het betrokken onroerend goed en van de ontdekte archeologische goederen, of de voorwaarden te bepalen waaronder later en vergunning zou toegekend kunnen worden.

Art. 42.§ 1. De Regering kan de inbezitneming van een site om reden van openbaar nut vorderen om over te gaan tot archeologische peilingen of tot opgravingen. Behalve hoogdringendheid is het advies van de commissie vereist.

Het in het eerste lid bedoelde besluit van de Regering bepaalt voor elke site de voorwaarden waaronder genoemde verrichtingen uitgevoerd kunnen worden.

Het duidt de personen aan die gemachtigd zijn voor de archeologische peilingen of de opgravingen, bakent het terrein of de ruimte af waarvan het gebruik nodig is, met inbegrip van de toegangen vanuit de meest nabij gelegen weg, en vermeldt de datum van het begin van de verrichtingen en de duur ervan.

Het besluit wordt per aangetekend schrijven betekend aan de eigenaar van de site en de commissie.

Binnen tien dagen na ontvangst van deze kennisgeving informeert de eigenaar de huurder of de gebruiker van het onroerend goed hieromtrent per aangetekend schrijven. De aan de eigenaar gerichte kennisgeving vermeldt deze verplichting.

De bij het besluit bedoelde archeologische peilingen of opgravingen kunnen door de gemachtigde personen ondernomen worden binnen vijftien dagen na de kennisgeving van het besluit aan de betrokken eigenaar. § 2. Het besluit van de Regering : 1° bepaalt het goed of het geheel van de onroerende goederen die bij de uit te voeren archeologische verrichtingen betrokken zijn en bepaalt de voorwaarden waaronder ze uitgevoerd worden;2° duidt de personen aan die gemachtigd zijn voor de archeologische verrichtingen en bakent de omtrek af waarvan het gebruik nodig is, met inbegrip van de toegangen vanuit de meest nabij gelegen weg;3° vermeldt de datum van het begin van de archeologische verrichtingen en werken alsook de termijn waarbinnen ze voltooid moeten zijn. Het besluit wordt gelijktijdig aan de gemachtigde personen en aan de eigenaar van het (de) betrokken onroerend(e) goed(eren) gericht.

Binnen tien dagen na de kennisgeving brengt de eigenaar de huurder of gebruiker van het betrokken onroerend goed per schrijven op de hoogte.

De aan de eigenaar gerichte kennisgeving vermeldt deze verplichting.

Binnen vijftien dagen na de verzending van het besluit kunnen de bevoegde personen de archeologische verrichtingen aanvatten.

De Regering mag wegens algemeen nut de onteigening van een onroerend goed voortzetten dat archeologische goederen daadwerkelijk of vermoedelijk bevat, of bevat heeft, met het oog op hun opgraving, onderzoek of valorisering.

Bij het verstrijken van de in artikel 1,3°, bedoelde bezettingstermijn dient de archeologische site te worden hersteld in de staat waarin hij zich bevond vóór de uitvoering van de in hetzelfde artikel bedoelde werken, tenzij een procedure tot opname van de site op de monumentelijst of tot onteigening van de site wegens algemeen nut begonnen is.

Titel IX. - Operationele en onroerende bepalingen HOOFDSTUK I. - Operationele bepalingen

Art. 43.Volgens de nadere regels vastgesteld door de Regering, kan het Gewest een subsidie aan elke privé- of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon toekennen : 1° voor studies of handelingen en dringende werken, van onderhoud of instandhouding van een goed dat op de beschermingslijst of op de monumentelijst staat;2° voor studies of handelingen en herstelwerken betreffende een beschermd goed. Volgens de nadere regels vastgesteld door de Regering, kan het Gewest een subsidie aan elke privé- of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon toekennen : 1° voor de opwaardering van een beschermd goed;2° voor handelingen en werken betreffende de uiterlijke verfraaiing van gebouwen gelegen in een beschermingsgebied, met stippen opgenomen in de gewestelijke inventaris van het erfgoed of opgenomen in de gemeentelijke inventaris;3° voor handelingen en werken betreffende het klein volkspatrimonium;4° voor de uitvoering van archeologische verrichtingen en de verzameling van archeologische goederen in erkende bewaarplaatsen die toegankelijk zijn voor de vorsers;5° voor handelingen en werken betreffende de bescherming, het herstel of de opwaardering van archeologische goederen;6° voor de opening voor het publiek van beschermde goederen. De Regering kan de modaliteiten vastleggen voor de tussenkomst van de provincie en de gemeente in de restauratiekosten van de beschermde goederen op basis van hun bestemming.

Art. 44.Wanneer het Gewest tussenkomt in de kosten van de handelingen en werken betreffende een beschermd goed opgenomen op de lijst bedoeld in artikel 20, kan het een raamovereenkomst met de opdrachtgever sluiten.

De Regering bepaalt de inhoud en de modaliteiten van de inwerkingstelling van elk kaderakkoord. Het kaderakkoord stelt de duur en de kalender vast voor de uitvoering van de restauratiewerken die, naar gelang van hun omvang, over meerdere jaren kunnen lopen.

Het kaderakkoord bepaalt de globale en jaarlijkse tegemoetkoming van elke partij in de kosten van de handelingen en werken.

Art. 45.Volgens de nadere regels vastgesteld door de Regering, kan het Gewest een Gewestelijk centrum voor de instandhouding en de studie van archeologische goederen verplaatst van hun plaats van herkomst inrichten of laten inrichten. HOOFDSTUK II. - Onroerende bepalingen

Art. 46.De Regering ondersteunt de eigenaar van een beschermd goed.

De bijstand van de Regering bestaat erin : 1° het goed bijeen te brengen bij aankoop of de eigenaar bij te staan voor het beheer van dat goed en, indien nodig, de onmiddellijke instandhouding ervan te verzekeren door uitvoering van dringende of vochtwerende werken;2° het bestuderen van de mogelijkheden om het goed een nieuwe bestemming te geven;3° het zoeken naar privé of openbare investeerders voor de aankoop of verhuring van het goed of voor elke andere formule tot terbeschikkingstelling van het goed door opbouw van een handelsstrategie op grond van de studie over de mogelijkheid van een ander gebruik;4° op grond van een programma voor een nieuw gebruik van het goed, hetzij voor eigen rekening hetzij voor een gemachtigde derde bewust optreden als opdrachtgever voor de restauratiewerken;5° het verkopen, het verhuren of het terbeschikkingstellen bij middel van iedere andere formule van het goed dat een nieuwe bestemming heeft gekregen of gaat krijgen. Om de bijstand door de Regering uit te voeren en volgens de modaliteiten die zij bepaalt, kan de erfgoedadministratie : 1° aan de Regering voorstellen de onteigening voort te zetten wegens algemeen nut van beschermde goederen bedreigd met verwaarlozing, verval of vernietiging;2° een recht van voorkoop doen gelden ten voordele van het Waalse Gewest op de goederen bedoeld in 1°, volgens de bepalingen bedoeld in Titel II van Boek VI van het Wetboek van Ruimtelijke ontwikkeling;3° een beroep doen op de diensten van derden en ze belasten met elke opdracht die nuttig is voor de bijstand;4° alle activiteiten met een rechtstreeks of onrechtstreeks verband met de bijstand van de Regering ontwikkelen en uitoefenen. Titel X. - Schadevergoedingen

Art. 47.§ 1. De eigenaars mogen een schadevergoeding ten laste van het Waalse Gewest aanvragen wanneer een bouw- of bebouwingsverbod dat enkel uit de opname van een onroerend goed op de monumentenlijst voortvloeit, een einde maakt aan het gebruik of aan de bestemming van dat goed de dag voor de inwerkingtreding van het besluit tot opname op de monumentenlijst. § 2. Het recht op vergoeding ontstaat op het ogenblik dat de bouw- of bebouwingsvergunning alsook de in artikel D.IV.106 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling bedoelde vergunning geweigerd wordt of wanneer een negatief stedenbouwkundig attest wordt afgegeven. Alleen de waardevermindering die het gevolg is van het bouw- of bebouwingsverbod kan in aanmerking komen voor de vergoeding. Deze waardevermindering moet zonder vergoeding gedragen worden ten belope van twintig percent van deze waarde.

De schadevergoeding wordt verminderd of geweigerd wanneer of voor zover is vastgesteld dat de eigenaar voordeel haalt uit de opname van het onroerend goed op de monumentenlijst.

Het Gewest mag zich vrijstellen van zijn verplichting tot schadevergoeding hetzij door het goed af te kopen, hetzij door de voorschriften van het besluit tot opname op de monumentenlijst die aan de basis liggen van het recht op schadevergoeding te wijzigen overeenkomstig de artikelen 16 en volgende. § 3. Er is geen enkele schadevergoeding verschuldigd : 1° wanneer de eigenaar het goed heeft aangeworven toen het reeds op de monumentenlijst stond;2° uit hoofde van het verbod uithang- en reclameborden te plaatsen op een onroerend goed opgenomen op de monumentenlijst;3° uit hoofde van het verbod gevaarlijke, hinder veroorzakende en ongezonde inrichtingen langer uit te baten dan de periode waarvoor de exploitatiemachtiging werd toegekend;4° wanneer de eigenaar de opname van zijn goed op de monumentenlijst zelf heeft aangevraagd of er uitdrukkelijk mee ingestemd heeft. § 4. Het Gewest mag de terugbetaling van de met de wettelijke interesten vermeerderde schadevergoeding vragen aan de begunstigden, hun rechthebbenden of rechtverkrijgenden, zodra het onroerend goed van de lijst afgevoerd is. § 5. De vorderingen verjaren één jaar na de dag waarop het recht op vergoeding of de terugbetaling van de vergoeding ontstaat.

Art. 48.Indien de bezwaarindiener een bewijs levert wordt een vergoeding toegekend voor het herstel van materiële schade die het gevolg is van : 1° krachtens artikel 33 uitgevoerde archeologische verrichtingen waarvan de duur langer dan dertig dagen zou zijn, onwerkbare dagen niet meegerekend;2° de schorsing van de uitvoering van een vergunning of van haar intrekking zoals bedoeld in artikel 41;3° de in artikel 42 bedoelde inbezitneming van de plaats;4° de verlenging van de in artikel 40 bedoelde termijn van vijftien dagen voor zover de totale termijn meer dan dertig dagen telt, onwerkbare dagen niet meegerekend. De vergoeding wordt door de Regering vastgesteld en toegekend.

Bij betwisting bepaalt de rechter de vergoeding.

Er is geen vergoeding verschuldigd indien de eigenaar en de aannemer van de werken tijdens dewelke de toevallige vondst gedaan werd hun verplichting tot aangifte bedoeld in artikel 249 niet nagekomen zijn.

Indien de bezwaarindiener een bewijs levert wordt een vergoeding toegekend voor het herstel van materiële schade die het gevolg is van : 1° krachtens artikel 34 uitgevoerde archeologische verrichtingen waarvan de duur langer dan zestig dagen zou zijn, onwerkbare dagen niet meegerekend;2° de verlenging van de in artikel 40, derde lid, bedoelde termijn van vijftien dagen voor zover de totale termijn meer dan zestig dagen telt, onwerkbare dagen niet meegerekend;3° de schorsing van de uitvoering van een vergunning of van haar intrekking zoals bedoeld in artikel 41;4° de in artikel 42, § 1, bedoelde inbezitneming van de plaats;5° het in artikel 42, § 2, zesde lid, bedoeld herstel van de site, bij gebrek aan onteigening of opname van de plaats op de monumentenlijst. De vergoeding wordt door de Regering vastgesteld en toegekend.

Er is geen vergoeding verschuldigd indien de eigenaar en de aannemer van de werken tijdens dewelke de toevallige vondst bedoeld in artikel 40 gedaan werd hun verplichting tot aangifte niet nagekomen zijn.

Titel XI. - Kennis en sensibilisering van het publiek voor de bescherming van het onroerend cultureel erfgoed

Art. 49.Volgens de bepalingen die zij vastlegt, kan de Regering : 1° elke educatieve actie ondernemen om bij de publieke opinie een bewustzijn van de waarde van het erfgoed aan te moedigen en te ontwikkelen door de kennis van het verleden en het gevaar dat dit erfgoed bedreigt;2° de publieke opinie sensibiliseren voor de gewestelijke inventaris van het erfgoed en de archeologische kaart, voor de kennis, de bescherming en de valorisatie van het erfgoed alsook voor de desbetreffende know-how.

Art. 50.Volgens de bepalingen die zij vastlegt, kan de Regering : 1° publicaties en andere mediadragers betreffende het erfgoed uitvoeren of verspreiden of laten uitvoeren of verspreiden of één of meerdere subsidies daartoe toekennen;2° elke persoon houder van een zakelijk recht op een goed dat tot het erfgoed behoort, al dan niet beschermd, sensibiliseren en aanmoedigen met het oog op de valorisatie, de bevordering, de toegang of de opvang met of zonder verblijf, met toeristische doeleinden of één of meerdere subsidies daartoe toekennen;3° colloquia en wetenschappelijke of populair-wetenschappelijke manifestaties organiseren of laten organiseren of één of meerdere subsidies daartoe toekennen;4° een subsidie toekennen aan elke vereniging zonder winstoogmerk, stichting van openbaar nut, provincie, intercommunale, gemeente of instelling voor hoger onderwijs om de uitgaven te dekken die nodig zijn voor de uitvoering van initiatieven of activiteiten tot sensibilisering voor het erfgoed;5° een werkingstoelage toekennen aan elke vereniging zonder winstoogmerk of stichting van openbaar nut die één of meerdere acties van gewestelijk belang voert, waarvan de potentiële gevolgen het geheel van het grondgebied van het Gewest betreffen, volgens de modaliteiten bepaald in een jaarlijkse kaderovereenkomst en die niet gebonden zijn aan een percentage noch aan een bijzonder plafond;6° de toegang tot de voornaamste bestanddelen van het erfgoed bevorderen, de tentoonstelling aan het publiek van selecteerde archeologische goederen aanmoedigen of één of meerdere subsidies daartoe toekennen;7° subsidies toekennen om de uitgaven te dekken die nodig zijn voor de organisatie van de "Journées du Patrimoine" en voor de daaruit voortvloeiende initiatieven voor de jeugd;8° de publieke opinie sensibiliseren voor het klein volkspatrimonium op basis van de typologie die zij vastlegt, in voorkomend geval op voorstel van de Commissie of van de gemeentelijke commissie van de betrokken gemeente, of één of meerdere subsidies daartoe toekennen;9° een subsidie toekennen aan elke gemeente voor de opmaak van de gemeentelijke inventaris bedoeld in artikel 12. Titel XII. - Erfgoedberoepen

Art. 51.Volgens de bepalingen die zij vastlegt, zorgt de Regering voor de instandhouding van de knowhow en de opleiding in de erfgoedberoepen.

Art. 52.De instandhouding en de opleiding bedoeld in artikel 51 bestaan erin : 1° de aanbieding van theoretische en praktische opleidingen in de beroepen en technieken voor de instandhouding van het erfgoed, in samenwerking met de gewestelijke vormingsinstellingen, en een erkenningssysteem van deze opleidingen invoeren;2° de inrichting van een onthaalinfrastructuur die kan bijdragen tot de goede werking van deze opleidingen; 3° de inzameling van alle documentatie betreffende de ambachten i.v.m. het erfgoed en de verspreiding ervan, in voorkomend geval, via het "Centre régionale de documentation"; 4° de inrichting van manifestaties, activiteiten en vergaderingen om onder meer de door het Europees netwerk van erfgoedambachten opgelegde doeleinden te verwezenlijken;5° de afsluiting van overeenkomsten en de samenwerking met bevoegde instellingen terzake en de deelneming aan de initiatieven van het Gewest inzake vorming;6° de bevordering garanderen van die vormingen in België en in het buitenland, evenals de verspreiding in het buitenland garanderen in het kader van de internationale samenwerking. Titel XIII. - Domein van het Gewest dat tot het erfgoed behoort

Art. 53.Volgens de bepalingen die zij vastlegt en voor de lijst van de goederen die zij bepaalt, zorgt de Regering voor de valorisatie van het geheel of en deel van de beschermde goederen die onder het domein van het Gewest valt.

De valorisatie bestaat erin : 1° overeenkomsten sluiten om het interventiebereik van elkeen van de betrokken gewestelijke besturen op de goederen ingeschreven op de lijst bepaald door de Regering af te bakenen;2° projecten opzetten voor de toewijzing of nieuwe toewijzing van die goederen;3° voor deze goederen, de valorisatie, de bevordering, de toegang en het onthaal van het publiek verzekeren;4° investeringen verrichten die onontbeerlijk zijn voor de concretisering van de projecten bedoeld in punt 2° en, in voorkomend geval, het rechtstreekse of overgedragen bouwheerschap over die investeringen op zich nemen;5° de exploitatie van die goederen op zich nemen of toevertrouwen nadat die investeringen eenmaal verricht zijn;6° openbare manifestaties organiseren of laten organiseren op of in die goederen en daarover publicaties uitgeven of laten uitgeven;7° de eventuele inkomsten die met hun beheer of de manifestaties verband houden, ontvangen en opnieuw toewijzen op die goederen.

Art. 54.Volgens de modaliteiten bepaald door de Regering en binnen de perken van de begrotingskredieten kan het Gewest een jaarlijkse werkingstoelage toekennen aan de natuurlijke of rechtspersonen die ze belast met de uitbating van de in artikel 53 bedoelde beschermde goederen.". Afdeling 2. - Wijzigingen aangebracht aan het decreet van 11 maart

1999 betreffende de milieuvergunning

Art. 3.In artikel 81, § 1, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, gewijzigd bij de decreten van 23 juni 2016 en 20 juli 2016, worden de woorden "bedoeld in artikel D.IV.17, eerste lid, 3°, van het Wetboek" vervangen door de woorden : "onroerende goederen die opgenomen zijn op de monumentenlijst of op de beschermingslijst, of voorlopig aan de gevolgen van de opname op de monumentenlijst zijn onderworpen in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek". Afdeling 3. - Wijzigingen aangebracht aan het decreet van 5 februari

2015 betreffende de handelsvestigingen

Art. 4.In artikel 83, § 1, van het decreet van 5 februari 2015 betreffende de handelsvestigingen, gewijzigd bij artikel 36 van het decreet van 20 juli 2016 worden de woorden "bedoeld in artikel 109 van het "CWATUPE"" vervangen door de woorden : "onroerende goederen die opgenomen zijn op de monumentenlijst of op de beschermingslijst, of voorlopig aan de gevolgen van de opname op de monumentenlijst zijn onderworpen in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek". Afdeling 4. - Wijzigingen aangebracht aan het Wetboek van Ruimtelijke

Ontwikkeling

Art. 5.Artikel D.I.4, § 1, eerste lid, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, wordt aangevuld als volgt : "6° over de beschermingsprojecten in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek als er geen gemeentelijke commissie bedoeld in artikel D.1.7. bestaat.".

Art. 6.In artikel D.IV.1, § 1, van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) punt 3° wordt opgeheven;b) punt 4° wordt punt 3° en de woorden "bedoeld in artikel 216/1, § 2," worden vervangen door de volgende woorden : "de voorafgaandelijke aangifte bedoeld in artikel 25, eerste lid, 1°";c) punt 5° wordt opgeheven;d) het tweede lid van paragraaf 2 van hetzelfde artikel wordt vervangen als volgt: "Die lijst geldt echter niet voor handelingen en werken betreffende goederen, die op de monumentenlijst of op de beschermingslijst opgenomen zijn of voorlopig onderworpen zijn aan de gevolgen van de bescherming. De Regering kan, voor de goederen gelegen in een beschermingsgebied, met stippen opgenomen in de gewestelijke inventaris van het erfgoed, opgenomen in de gemeentelijke inventarissen, of betreffende het klein volkspatrimonium, vrijstellingen van de stedenbouwkundige vergunning voorzien die niet van toepassing zijn. ".

Art. 7.In artikel D.IV.4, eerste lid, 16°, van hetzelfde Wetboek, vervallen de woorden "van artikel 187, 11°,".

Art. 8.In artikel D.IV.17, lid 1, punt 3°, van hetzelfde Wetboek wordt punt 1 vervangen als volgt: "3° voor het Franse taalgebied, wanneer de aanvraag betrekking heeft op goederen die op de monumenten- of beschermingslijst staan, voorlopig onderworpen aan de gevolgen van de bescherming, bedoeld in de archeologische kaart, of gelegen in een beschermingsgebied in de zin van het Erfgoedwetboek;".

Art. 9.In artikel D.IV.22, eerste lid, 11°, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "in artikel 187, 12°" vervangen door de woorden "in artikel 20".

Art. 10.In artikel D.IV.31, § 3, tweede lid, van hetzelfde Wetboek vervallen de woorden "dat op de beschermingslijst staat, beschermd is, of voorlopig onderworpen is aan de gevolgen van de bescherming" en worden de woorden "in artikel 209" vervangen door de woorden "in artikel 21".

Art. 11.In artikel D.IV.35 van hetzelfde Wetboek wordt punt 1 vervangen als volgt : "Voor het Franse taalgebied, vereist de aanvraag tot vergunning of stedenbouwkundig attest nr. 2, wanneer de aanvraag betrekking heeft op handelingen en werken betreffende : a) een goed dat opgenomen is op de monumentenlijst of op de beschermingslijst, of voorlopig aan de gevolgen van de opname op de monumentenlijst is onderworpen in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek, het eensluidend advies van de erfgoedadministratie en het advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten, Landschappen en Opgravingen; 2°) een goed gelegen in een beschermingsgebied, met stippen opgenomen in de gewestelijke inventaris van het erfgoed of bedoeld in de archeologische kaart voor zover de geplande handelingen en werken een wijziging tot gevolg hebben van de dragende structuur van een gebouw van vóór de XXste in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek, het advies van de erfgoedadministratie en het advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten, Landschappen en Opgravingen; 3°) een goed dat tot het klein volkspatrimonium behoort, opgenomen in de gemeentelijke inventaris, bedoeld in de archeologische kaart of waarvan de oppervlakte van het bouwproject en van de inrichting van de nabije omgeving gelijk is aan of hoger is dan één hectare in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek, het advies van de erfgoedadministratie.".

Art. 12.In artikel D.IV.37 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° lid 1 wordt aangevuld als volgt: "Het advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten, Landschappen en Opgravingen bedoeld in artikel D.IV.35, eerste lid, 1, 1°en 2°, wordt binnen dezelfde termijn aan de erfgoedadministratie overgemaakt; indien het advies niet binnen de voorgeschreven termijn wordt toegezonden, kan de procedure voortgezet worden."; 2° er wordt een nieuw lid 3 ingevoegd, luidend als volgt : "Het advies van de erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.IV.35, eerste lid, 1, 1°, 2° en 3°, wordt binnen de vijfenveertig dagen van de zending van de aanvraag van de bevoegde overheid overgemaakt; indien het advies niet binnen de voorgeschreven termijn wordt toegezonden, kan de procedure voortgezet worden. Wanneer het gemeentecollege de bevoegde overheid is, wordt een afschrift van het advies tegelijkertijd aan de gemachtigde ambtenaar gezonden.".

Art. 13.Artikel D.IV.40 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een lid luidend als volgt : "Een openbaar onderzoek is vereist voor elke aanvraag voor vergunningen of voor stedenbouwkundige attesten nr. 2 betreffende de bouw, herbouw of verbouwing van een goed dat op de beschermingslijst staat, dat beschermd is, en gelegen is in een beschermingsgebied of bedoeld in de archeologische kaart in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek.".

Art. 14.In Boek IV, Titel II, Hoofdstuk VI, van hetzelfde Wetboek, wordt Afdeling 4 die artikel D.IV.44 omvat, opgeheven.

Art. 15.In artikel D.IV.66, lid 3, 2°, van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden "als het beschermd is of voorlopig onderworpen is aan de gevolgen van de bescherming" worden vervangen door de woorden "als het beschermd is of beoogd is bij een beschermingsprocedure,";b) de woorden "bedoeld in artikel 209 van" worden vervangen door de woorden "bedoeld in artikel 21 van hetzelfde Wetboek";c) het wordt als volgt aangevuld : "Wanneer de aanvraag betrekking heeft op een goed bedoeld in Titel VI of in Titel VII van het Waalse Erfgoedwetboek, wordt de erfgoedadministratie door de Regering uitgenodigd.Wanneer de aanvraag het voorwerp heeft uitgemaakt van een advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten, Landschappen en Opgravingen, wordt de Commissie door de Regering uitgenodigd.".

Art. 16.In artikel D.IV.89, 2°, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "van artikel 245" vervangen door de woorden "van artikel 41, 1°".

Art. 17.In artikel D.IV.91, eerste lid, 2°, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "van artikel 245" vervangen door de woorden "van artikel 41, 2°".

Art. 18.In artikel D.IV.97, lid 1, 6°, van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 2° in punt b), worden de woorden "bedoeld in artikel 193 van" vervangen door het woord "van";2° in punt c), worden de woorden "beschermd is in toepassing van artikel 196 van hetzelfde Wetboek" vervangen door de woorden "beoogd is bij een beschermingsprocedure of opgenomen is op de monumentenlijst, in de zin van hetzelfde Wetboek";3° in punt d), wordt de zin "gelegen is in een in artikel 209 van hetzelfde Wetboek bedoeld beschermingsgebied" vervangen door de zin "gelegen is in een beschermingsgebied van het Wetboek";4° punt e) wordt vervangen als volgt : "beoogd is in de archeologische kaart in de zin van hetzelfde Wetboek"; 5° het nummer 6° wordt aangevuld als volgt : "g) opgenomen is als goed, met stippen opgenomen in de gewestelijke inventaris van het erfgoed, opgenomen in de gemeentelijke inventaris of dat tot het klein volkspatrimonium behoort, dat de financiële tegemoetkoming van het Gewest geniet of genoten heeft, in de zin van het Erfgoedwetboek.".

Art. 19.In artikel D.VII.1, § 1, 7°, van hetzelfde Wetboek wordt punt 7° vervangen als volgt: "7° voor het Franse taalgebied, de niet-nakoming van de bepalingen van het Waals Erfgoedwetboek.". HOOFDSTUK II. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 20.De inventaris van het monumentale erfgoed en de inventaris van het onroerend cultureel erfgoed vormen de hulpmiddelen bij de besluitvorming van de erfgoedadministratie tot de bekendmaking van de gewestelijke inventaris van het erfgoed bedoeld in artikel 11 van het Waalse Erfgoedwetboek.

De inventaris van het archeologisch erfgoed en de archeologische zonering vormen de hulpmiddelen bij de besluitvorming van de erfgoedadministratie. De inventaris van het archeologisch erfgoed wordt gebruikt inzake preventieve archeologie tot de bekendmaking van de archeologische kaart bedoeld in artikel 13 van het Waalse Erfgoedwetboek.

Art. 21.Elke procedure voor de opname op de beschermingslijst, voor de bescherming of de wijziging van een besluit tot opname op de monumentenlijst, elke toestemming voor archeologische opgravingen of elke lopende subsidiëring op de datum van inwerkingtreding van dit decreet wordt voortgezet op basis van de bepalingen van het Waalse Erfgoedwetboek die van toepassing waren voor die datum.

Art. 22.De fiche in verband met de gezondheidstoestand goedgekeurd door de Regering of haar afgevaardigde vóór de inwerkingtreding van dit decreet vervangt de erfgoedfiche in de zin van artikel 3, 6°, van het Waalse Erfgoedwetboek

Art. 23.De vergunningsaanvragen en aanvragen betreffende de stedenbouwkundige attesten nr. 2 betreffende handelingen en werken gepland op een goed opgenomen op de bescherminglijst, beschermd of voorlopig vallend onder de gevolgen van de bescherming, gelegen in een beschermingsgebied of gelegen in een gebied dat opgenomen is in de inventaris van het archeologische erfgoed krachtens de bepalingen van het Waalse Erfgoedwetboek die van toepassing waren voor de datum van inwerkingtreding van dit decreet en waarvan het bericht van ontvangst dateert van vóór die datum, worden verder behandeld op grond van de bepalingen van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling die van toepassing waren op de datum van het ontvangstbewijs van de aanvraag.

De projecten waarvoor een erfgoedcertificaat verleend werd maar geen enkele aanvraag tot vergunning ingediend werd, kunnen verder behandeld worden op basis van de bepalingen van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling die van toepassing waren voor de inwerkingtreding van dit decreet.

De aanvragen van stedenbouwkundige vergunningen, verkavelingsvergunningen of bebouwingsvergunningen betreffende een goed opgenomen op de bescherminglijst, beschermd of voorlopig vallend onder de gevolgen van de bescherming, gelegen in een beschermingsgebied of gelegen in een gebied dat opgenomen is in de inventaris van het archeologische erfgoed en waarvan het bericht van ontvangst van de aanvraag aan de inwerkingtreding van dit decreet voorafgaat, worden verder behandeld op grond van de bepalingen die van toepassing waren op die datum.

Art. 24.De Koninklijke Commissie voor Monumenten, Landschappen en Opgravingen van het Waalse Gewest opgericht vóór de inwerkingtreding van dit decreet blijft geldig samengesteld tot de inwerkingtreding van het besluit van de Regering bedoeld in artikel 10 van het Waalse Erfgoedwetboek.

Art. 25.Elke oproep tot projecten betreffende het Waals klein volkspatrimonium ingediend voor de inwerkingtreding van dit decreet wordt verder behandeld op grond van de bepalingen die van kracht waren op de datum van de indiening van de oproep tot projecten.

Art. 26.Dit decreet treedt in werking op de door de Regering bepaalde datum.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Namen, 26 april 2018.

De Minister-President, W. BORSUS De Minister van Sociale Actie, Gezondheid, Gelijke Kansen, Ambtenarenzaken en Administratieve vereenvoudiging, A. GREOLI De Minister van Economie, Industrie, Onderzoek, Innovatie, Digitale Technologieën, Tewerkstelling en Vorming, P.-Y. JEHOLET De Minister van Leefmilieu, Ecologische Overgang, Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken, Mobiliteit, Vervoer, Dierenwelzijn en Industriezones, C. DI ANTONIO De Minister van Begroting, Financiën, Energie, Klimaat en Luchthavens, J.-L. CRUCKE De Minister van Landbouw, Natuur, Bossen, Landelijke Aangelegenheden, Toerisme, Erfgoed en afgevaardigd bij de Grote Regio, R. COLLIN De Minister van de Plaatselijke Besturen, Huisvesting en Sportinfrastucturen, V. DE BUE _______ Nota (1) Zitting 2017-2018. Stukken van het Waals Parlement 1053 (2017-2018) Nrs. 1, 1bis tot 6.

Volledig verslag, plenaire vergadering van 25 april 2018.

Bespreking.

Stemming.

^