Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 juni 2006
gepubliceerd op 21 juni 2006

Koninklijk besluit tot regeling van het verwerven door de militair van de hoedanigheid van Rijksambtenaar door overplaatsing

bron
federale overheidsdienst personeel en organisatie
numac
2006002068
pub.
21/06/2006
prom.
12/06/2006
ELI
eli/besluit/2006/06/12/2006002068/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 JUNI 2006. - Koninklijk besluit tot regeling van het verwerven door de militair van de hoedanigheid van Rijksambtenaar door overplaatsing


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Onderhavig ontwerp is erop gericht de toepassing mogelijk te maken, bij het federaal administratief openbaar ambt, van de bepalingen die werden genomen bij de wet van 16 juli 2005 houdende de overplaatsing van sommige militairen naar een openbare werkgever.

Het kadert in de wil om de ambtenaren van alle overheidsdiensten een zo groot mogelijke mobiliteit te bieden.

Het toepassingsgebied is nauwkeurig afgebakend : het betreft enkel militairen die van de Minister van Landsverdediging de toelating krijgen om te kunnen genieten van de bepalingen van de wet van 16 juli 2005 houdende de overplaatsing van sommige militairen naar een openbare werkgever en die ingaan op een door Selor gelanceerde oproep voor een vergelijkende selectie.

In artikel 3 wordt bepaald tot welke niveaus, graden en klassen de militairen toegang hebben.

Overeenkomstig artikel 5 kiest de bevoegde Minister of de voorzitter van het Directiecomité of zijn afgevaardigde de wijze van toekenning van de vacante betrekking. Overplaatsing is een van de mogelijkheden, naast verandering van graad, overgang van niveau, mobiliteit en werving.

Voor de functies van de klassen A3 en A4 bevindt de overplaatsing zich in dezelfde fase als de statutaire aanwerving : het staat de Minister vrij om te kiezen tussen de twee mogelijkheden, die evenwaardig geklasseerd zijn.

In artikel 7 wordt er aan herinnerd dat de militair gedurende het eerste jaar zijn initiële hoedanigheid behoudt. Van rechtswege zijn op hem de bepalingen van toepassing van de wet van 16 juli 2005 en van de uit hoofde van artikel 7 van de wet van 16 juli 2005 op hem toepasbaar gemaakte artikelen van de wet van 20 mei 1994 betreffende de beziging van militairen buiten de krijgsmacht. Deze beschikkingen worden hier niet herhaald om verwarring, met name bij latere wijzigingen, te vermijden.

Op dezelfde manier en om dezelfde redenen werd in de tekst van het besluit niet herhaald dat de militair is onderworpen, wegens het feit dat hij een functie bekleedt bij een dienst van het federaal administratief openbaar ambt, aan de bepalingen : - van de wet van 14 december 2000, waarvan het toepassingsgebied voortaan ook de ter beschikking gestelde militair omvat; - van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector; via een wetsontwerp zal het toepassingsgebied van deze wet worden uitgebreid; - van het koninklijk besluit nr. 46 van 10 juni 1982 betreffende de cumulaties van beroepsactiviteiten in sommige openbare diensten.

De situatie van de ter beschikking gestelde militair die het statuut van militair behoudt, verandert niet door zijn terbeschikkingstelling, die per definitie tijdelijk is, met betrekking tot de wet van 18 september 1986 tot instelling van het politiek verlof voor de personeelsleden van de overheidsdiensten. Dit verbod komt duidelijk tot uiting in artikel 1, § 2, van deze wet. Na de overplaatsing zal hij de hoedanigheid van rijksambtenaar verwerven, de hoedanigheid van militair verliezen en zich uiteraard kunnen beroepen op de wet.

De artikelen 8 tot 14 bepalen de voorwaarden voor de terbeschikkingstelling.

De artikelen 15 en 16 bepalen de voorwaarden inzake anciënniteit.

De artikelen 17 tot 22 regelen de integratie van de militair in de geldelijke loopbaan.

Artikel 23 bevat een vrijwaringsclausule.

Via de artikelen 24 en 25 wordt de procedure voor het verwerven van de hoedanigheid van rijksambtenaar door overplaatsing ingevoegd bij het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel.

Via artikel 26 wordt de procedure voor het verwerven van de hoedanigheid van rijksambtenaar door overplaatsing ingevoegd bij het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut.

Er werd rekening gehouden met de opmerkingen van de Raad van State.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit de zeer eerbiedvolle en getrouwe dienaar, De Minister van Ambtenarenzaken, Ch. DUPONT

ADVIES 40.106/4 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 23 maart 2006 door de Minister van Ambtenarenzaken verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot regeling van het verwerven door de militair van de hoedanigheid van Rijksambtenaar door overplaatsing", heeft op 19 april 2006 het volgende advies gegeven : Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de Algemene opmerkingen 1. De afdeling wetgeving van de Raad van State merkt op dat de uitvoering van artikel 4 van de wet van 16 juli 2005 houdende de overplaatsing van sommige militairen naar een openbare werkgever vooronderstelt dat de Koning een besluit uitvaardigt waarin de doelgroepen in de zin van artikel 2, eerste lid, 2°, van de voormelde wet worden bepaald, alsook de voorwaarden en regels die moeten worden nageleefd opdat de militairen een overplaatsing kunnen aanvragen. Voorzover de afdeling wetgeving van de Raad van State weet, is er geen dergelijk besluit uitgevaardigd dat de toepassing van het ontworpen besluit regelt. 2. De artikelen 24 tot 26 van het ontwerp strekken ertoe de rechtspositie te wijzigen van het rijkspersoneel (koninklijk besluit van 2 oktober 1937) en van de personeelsleden van de instellingen van openbaar nut die onder de werkingssfeer vallen van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut om de procedure van benoeming door overplaatsing van ex-militairen daarin op te nemen. De steller van het ontwerp moet nagaan of, gelet op de ruime definitie die in artikel 2, eerste lid, 3°, van de voormelde wet van 16 juli 2005 aan het begrip "werkgever" wordt gegeven, geen soortgelijke maatregelen noodzakelijk zijn voor bepaalde publiekrechtelijke rechtspersonen die worden opgesomd in artikel 1, 3°, van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, maar waarvan de rechtspositie van hun personeel, niet onder het voormelde koninklijk besluit van 8 januari 1973 valt, zoals bijvoorbeeld de instellingen voor sociale zekerheid.

Bijzondere opmerkingen Aanhef De rechtszekerheid gebiedt dat de wets- of verordeningsbepalingen waarnaar in de aanhef van een ontwerp wordt verwezen, worden vermeld met de nog geldende wijzigingen ervan.

Het derde lid van de aanhef, dat verwijst naar de artikelen 18 en 19 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, en het vierde lid van de aanhef, dat verwijst naar artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut moeten op dat punt worden aangevuld.

Dat geldt ook voor de inleidende zin van artikel 26 van het ontwerp.

Dispositief Artikel 7 Artikel 7 van het ontwerp zou beter als volgt worden geredigeerd : « De militair die in dienst wordt geroepen in een graad van niveau B of C of in een vakklasse van niveau A wordt ter beschikking gesteld van de begunstigde dienst voor een periode van één jaar.

De militair die in dienst wordt geroepen in een graad van niveau D wordt ter beschikking gesteld van de begunstigde dienst voor een periode van ten minste drie maanden en ten hoogste één jaar. » .

Artikel 13 Luidens artikel 13 van het ontwerp gelden de bepalingen van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen die van toepassing zijn op de stagiairs, ook voor de ter beschikking gestelde militair.

Krachtens artikel 1, § 2, van het voormelde koninklijk besluit van 19 november 1998 kunnen de stagiairs aanspraak maken op dezelfde verloven als de personeelsleden die onder het statuut van het rijkspersoneel vallen, met uitzondering van de verloven opgesomd in de punten 1° tot 8° van die bepaling.De steller van het ontwerp moet erop attent worden gemaakt dat bepaalde categorieën van verloven die worden opgesomd in artikel 102 van het voormelde koninklijk besluit van 2 oktober 1937, welk artikel luidens artikel 25 van het ontwerp nochtans van toepassing is op de ter beschikking gestelde militairen, buiten die opsomming vallen.

De steller van het ontwerp moet ervoor zorgen dat de artikelen 13 en 25 van het ontwerp beter op elkaar worden afgestemd.

Artikel 14 1. In artikel 14, eerste lid, van het ontwerp hoeft niet te worden bepaald dat de beslissing tot overplaatsing of tot niet-overplaatsing gemotiveerd moet worden. Dat vereiste vloeit reeds voort uit de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen. 2. In artikel 14, vierde lid, van het ontwerp wordt "In afwijking van het derde lid" bedoeld in plaats van "In afwijking van het vierde lid". De kamer was samengesteld uit : De heren : R. Andersen, eerste voorzitter van de Raad van State;

P. Liënardy et P. Vandernoot, Staatsraden;

Mevr. C. Gigot, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer Y. Chauffoureaux, auditeur.

De griffier, C. Gigot.

De eerste voorzitter, R. Andersen.

12 JUNI 2006. - Koninklijk besluit tot regeling van het verwerven door de militair van de hoedanigheid van Rijksambtenaar door overplaatsing ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op de wet van 16 juli 2005 houdende de overplaatsing van sommige militairen naar een openbare werkgever;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, inzonderheid op de artikelen 18 en 19, opgeheven bij het koninklijk besluit van 22 december 2000;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 april 1976, 16 november 1979, 26 januari 1984, 25 november 1993, 17 maart 1995, 10 april 1995, 6 februari 1997, 15 september 1997, 19 november 1998, 26 april 1999, 13 mei 1999, 18 oktober 2001, 5 september 2002, 4 augustus 2004, 10 augustus 2005, 6 oktober 2005 en 16 maart 2006;

Gelet op het advies van de Inspecteurs van Financiën, gegeven op 3 en 16 januari 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 20 maart 2006;

Gelet op het protocol nr. 549 van 3 maart 2006 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;

Gelet op het protocol van het onderhandelingscomité van het militair personeel van de Krijgsmacht afgesloten op 7 maart 2006;

Gelet op advies 40.106/4 van de Raad van State, gegeven op 19 april 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat het past de toepassingsvoorwaarden van voornoemde wet van 16 juli 2005 te bepalen binnen het federaal administratief openbaar ambt;

Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Onderhavig besluit is van toepassing op de militairen die vallen onder de bepalingen van de wet van 16 juli 2005 houdende de overplaatsing van sommige militairen naar een openbare werkgever en die de hoedanigheid van Rijksambtenaar wensen te verkrijgen.

Art. 2.Op verzoek van een dienst die deel uitmaakt van het federaal openbaar ambt, zoals gedefinieerd in artikel 1, 1° en 3°, van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, en mits akkoord van de minister van Landsverdediging en van de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren, organiseert Selor de vergelijkende selectie voor de overplaatsing naar een vacante betrekking bij die dienst, hierna de begunstigde dienst genoemd.

De betrekking is geïdentificeerd als behorend tot een graad of vakklasse bestaand binnen die dienst.

De bepalingen van de artikelen 20, 21 en 23 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel zijn van toepassing op deze vergelijkende selectie.

Art. 3.De militairen die bekleed zijn met de graden van soldaat, eerste soldaat, korporaal, korporaal-chef en eerste korporaal-chef hebben toegang tot de vergelijkende selecties voor de graden van niveau D. De militairen die bekleed zijn met de graden van sergeant, eerste sergeant, eerste sergeant-chef, eerste sergeant-majoor, adjudant, adjudant-chef en adjudant-majoor hebben toegang tot de vergelijkende selecties voor de graden van niveau C. De militairen die bekleed zijn met de graden van sergeant, eerste sergeant, eerste sergeant-chef, eerste sergeant-majoor, adjudant, adjudant-chef en adjudant-majoor, bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 6 december 2001 betreffende het verlenen van geldelijke voordelen aan sommige militairen die een paramedische functie uitoefenen of die aangeworven werden overeenkomstig de bijzondere werving bedoeld in artikel 4, § 2, derde lid, 2°, van de wet van 27 maart 2003 betreffende de werving van de militairen en het statuut van de militaire muzikanten en tot wijziging van verschillende wetten van toepassing op het personeel van Landsverdediging, hebben toegang tot de vergelijkende selecties voor de graden van niveau B. De militairen die bekleed zijn met een graad van officier hebben toegang tot de vergelijkende selecties voor de klassen van het niveau A. Binnen dit niveau, hebben de militairen bekleed met de graad van kapitein of kapitein-commandant toegang tot de klasse A2, de militairen bekleed met de graad van majoor of luitenant-kolonel, toegang tot de klasse A3 en de militairen bekleed met de graad van luitenant-kolonel die houder zijn van het stafbrevet of het hogere stafbrevet of het brevet van militair administrateur of het hogere brevet van militair administrateur of het brevet van ingenieur van het militair materieel, toegang tot de klasse A4. De militairen die bekleed zijn met een graad van onderluitenant of luitenant en houder zijn van een diploma bedoeld in artikel 20, § 2, tweede lid, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel hebben toegang tot de klasse A2.

Worden geassimileerd aan de in eerste, tweede, derde en vierde leden bedoelde graden, de beschouwde gelijkwaardige graden bij de marine, de medische dienst en de militaire muzikanten.

Art. 4.De kandidatuur van een militair voor een vergelijkende selectie voor overplaatsing is slechts ontvankelijk indien hij voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 16, 1° tot 4°, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel.

Art. 5.Voor de toepassing van artikel 6bis van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel wordt de in artikel 2 bedoelde vergelijkende selectie voor de overplaatsing beschouwd als een van de wijzen van benoeming voor wat betreft de toepassing van § 1, als een aanwervingsprocedure voor wat betreft de toepassing van § 2.

Art. 6.Zij die geslaagd zijn voor de vergelijkende selectie worden geklasseerd en in dienst geroepen in de volgorde van hun klassering.

Art. 7.De militair die in dienst wordt geroepen in een graad van niveau B of C of in een vakklasse van niveau A wordt ter beschikking gesteld van de begunstigde dienst voor een periode van één jaar.

De militair die in dienst wordt geroepen in een graad van niveau D wordt ter beschikking gesteld van de begunstigde dienst voor een periode van ten minste drie maanden en ten hoogste één jaar.

Art. 8.Gedurende de periode dat hij ter beschikking wordt gesteld, is de militair verplicht de opleidingen te volgen, deel te nemen aan de activiteiten en de diensten te verlenen die de begunstigde dienst vooropstelt.

Ten minste alle drie maanden voor de niveaus A, B en C, alsook voor het niveau D, indien de terbeschikkingstelling een jaar duurt, bij gebreke hiervan, alle maanden, ontvangt de terbeschikkinggestelde militair van zijn hiërarchische meerdere een verslag over zijn manier van dienen. Hij viseert het en voegt er eventueel zijn bemerkingen aan toe.

Art. 9.De individuele terbeschikkingstelling eindigt op elk moment, mits een vooropzeg van drie maanden, op verzoek van de militair, van de minister van Landsverdediging of van de begunstigde dienst, tenzij met instemming van alle betrokken partijen een kortere termijn aanvaard wordt.

De opzegging gebeurt met een bij de post aangetekende brief, gericht aan alle betrokken partijen.

Art. 10.De begunstigde dienst kan zonder vooropzeg een einde maken aan de terbeschikkingstelling indien de terbeschikkinggestelde militair de bepalingen van de artikelen 7, 8, 10 en 11 van het besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel niet nakomt of niet meer voldoet aan de in artikel 4 gestelde voorwaarden of indien de militaire overheid hem een statutaire maatregel oplegt tijdens de periode van terbeschikkingstelling.

Art. 11.Er mag geen opschorting van de terbeschikkingstelling worden toegekend.

Art. 12.De militair die ter beschikking wordt gesteld, valt onder de bepalingen die voor de rijksambtenaren gelden, voor : 1° de uitkeringen en vergoedingen van allerlei aard, voorzover het feit dat aanleiding geeft tot het toekennen van een uitkering of vergoeding verenigbaar is met de activiteiten van de terbeschikkingstelling;2° het geldelijk statuut. Voor de toepassing van dit artikel wordt de terbeschikkinggestelde militair geacht houder te zijn van de klasse of graad waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld.

Art. 13.Onverminderd de artikelen 11 en 12 van de wet van 20 mei 1994 betreffende de beziging van militairen buiten de Krijgsmacht is de terbeschikkinggestelde militair onderworpen aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, die van toepassing zijn voor stagiairs.

Art. 14.Op het einde van de periode van terbeschikkingstelling neemt de begunstigde dienst een beslissing hetzij tot overplaatsing, hetzij tot niet-overplaatsing.

Deze beslissing wordt gebaseerd op het door de terbeschikkinggestelde militair aan de dag gelegde vermogen om de functie waarvoor hij in dienst werd geroepen, effectief uit te oefenen.

Een terbeschikkinggestelde militair kan niet worden overgeplaatst indien hij, in toepassing van de bepalingen betreffende de verloven en afwezigheden, afwezig is geweest gedurende meer dan een kwart van de voor de terbeschikkingstelling bepaalde periode, zelfs indien hij tijdens die periode in dienstactiviteit is gebleven. Na een beslissing van de begunstigde dienst en mits akkoord van de Minister van Landsverdediging kan hij, zonder te moeten deelnemen aan een nieuwe vergelijkende selectie, genieten van een nieuwe terbeschikkingstelling van een duur die gelijkwaardig is met de duur van de afwezigheid.

In afwijking van het derde lid, wordt de periode van terbeschikkingstelling automatisch verlengd wanneer de hier bedoelde afwezigheidsperiode voortvloeit, zelfs gedeeltelijk, uit verlof betreffende de moederschapsbescherming, uit ouderschapsverlof, uit opvangverlof of uit adoptieverlof.

Op de dag van zijn overplaatsing wordt de naar het niveau A overgeplaatste militair door Ons benoemd en de naar de niveaus B, C of D overgeplaatste militair door de voorzitter van het Directiecomité of diens vertegenwoordiger benoemd. Hij legt de eed af overeenkomstig de artikelen 46, 47 en 48 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel.

Art. 15.Komen in aanmerking voor de berekening van de niveau-anciënniteit, alle periodes van werkelijke dienst berekend vanaf de datum van uitwerking van de benoeming tot een van de militaire graden die toegang geven tot het betrokken niveau.

Komen in aanmerking voor de berekening van de graad- en klasseanciënniteit, de werkelijk gepresteerde diensten als terbeschikkinggestelde militair in de betrokken graad of klasse.

Art. 16.In afwijking van artikel 14 van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten en artikel 12 van dit besluit, wordt de duur van de diensten die in aanmerking komen als militair vóór de terbeschikkingstelling berekend overeenkomstig de artikelen 8 tot 11 van het koninklijk besluit van 18 maart 2003 houdende bezoldigingsregeling van de militairen van alle rangen en betreffende het stelsel van de dienstprestaties van de militairen van het actief kader beneden de rang van officier.

Art. 17.In afwijking van de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddenschalen der aan verscheidene federale overheidsdiensten gemene graden, bekomen de terbeschikkinggestelde en de overgeplaatste militairen, in de graad van administratief medewerker, die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de in linkerkolom hieronder vermelde militaire graden, de in rechterkolom hieronder opgenomen weddenschaal, voorzover deze gunstiger is.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld In afwijking van de bepalingen van hetzelfde besluit, bekomen de terbeschikkinggestelde en de overgeplaatste militairen, in de graad van technisch medewerker, die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de in linkerkolom hieronder vermelde militaire graden, de in rechterkolom hieronder opgenomen weddenschaal, voorzover deze gunstiger is.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 18.In afwijking van de bepalingen van hetzelfde besluit, kunnen de overgeplaatste militairen in de graad van administratief of technisch assistent : 1° die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de graad van eerste sergeant deelnemen aan de competentiemeting 2 wanneer ze twee jaar graadanciënniteit tellen;2° die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de graad van eerste sergeant-chef onmiddellijk deelnemen aan de competentiemeting 2. In afwijking van de bepalingen van hetzelfde besluit, bekomen de terbeschikkinggestelde en de overgeplaatste militairen in de graad van administratief of technisch assistent, die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de graad van eerste sergeant en die voor het examen voor overgang naar de graad van eerste sergeant-majoor geslaagd zijn, de weddenschaal CA2 of CT2. Ze kunnen aan de competentiemeting 3 deelnemen wanneer ze zes jaar graadanciënniteit tellen.

In afwijking van de bepalingen van hetzelfde besluit, bekomen de terbeschikkinggestelde en de overgeplaatste militairen in de graad van administratief of technisch assistent, die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de graad van eerste sergeant-majoor, de weddenschaal CA2 of CT2. Ze kunnen aan de competentiemeting 3 deelnemen wanneer ze drie jaar graadanciënniteit tellen.

In afwijking van de bepalingen van hetzelfde besluit, bekomen de terbeschikkinggestelde en de overgeplaatste militairen in de graad van administratief of technisch assistent, die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de graad van adjudant, de weddenschaal CA2 of CT2. Ze kunnen aan de competentiemeting 4 deelnemen wanneer ze vier jaar graadanciënniteit tellen.

In afwijking van de bepalingen van hetzelfde besluit, bekomen de terbeschikkinggestelde en de overgeplaatste militairen in de graad van administratief of technisch assistent, die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de graad van adjudant-chef en adjudant-majoor, de weddenschaal CA3 of CT3.

Art. 19.In afwijking van de bepalingen van hetzelfde besluit, kunnen de overgeplaatste militairen in de graad van administratief deskundige of technisch deskundige : 1° die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de graad van eerste sergeant deelnemen aan de competentiemeting 2 wanneer ze drie jaar graadanciënniteit tellen;2° die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de graad van eerste sergeant-chef deelnemen aan de competentiemeting 2 wanneer ze twee jaar graadanciënniteit tellen;3° die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de graad van eerste sergeant en die voor het examen voor overgang naar de graad van eerste sergeant-majoor geslaagd zijn, onmiddellijk deelnemen aan de competentiemeting 2. In afwijking van de bepalingen van hetzelfde besluit, bekomen de terbeschikkinggestelde en de overgeplaatste militairen in de graad van administratief deskundige of technisch deskundige, die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de graad van eerste sergeant-majoor, de weddenschaal BA2 of BT2. Ze kunnen aan de competentiemeting 3 deelnemen wanneer ze overgeplaatst worden.

In afwijking van de bepalingen van hetzelfde besluit, bekomen de terbeschikkinggestelde en de overgeplaatste militairen in de graad van administratief deskundige of technisch deskundige, die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de graad van adjudant, de weddenschaal BA2 of BT2. Ze kunnen aan de competentiemeting 4 deelnemen wanneer ze overgeplaatst worden.

In afwijking van de bepalingen van hetzelfde besluit, bekomen de terbeschikkinggestelde en de overgeplaatste militairen in de graad van administratief deskundige of technisch deskundige, die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de graad van adjudant-chef, de weddenschaal BA2 of BT2. Ze kunnen aan de competentiemeting 5 deelnemen wanneer ze overgeplaatst worden.

In afwijking van de bepalingen van hetzelfde besluit, bekomen de terbeschikkinggestelde en de overgeplaatste militairen in de graad van administratief deskundige of technisch deskundige, die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de graad van adjudant-majoor, de weddenschaal BA3 of BT3.

Art. 20.In afwijking van de bepalingen van hetzelfde besluit, kunnen de overgeplaatste militairen in de graad van ICT- deskundige : 1° die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de graad van eerste sergeant onmiddellijk deelnemen aan de competentiemeting 2;2° die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de graad van eerste sergeant-chef onmiddellijk deelnemen aan de competentiemeting 2;3° die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de graad van eerste sergeant en die voor het examen voor overgang naar de graad van eerste sergeant-majoor geslaagd zijn, onmiddellijk deelnemen aan de competentiemeting 3;4° die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de graad van eerste sergeant-majoor onmiddellijk deelnemen aan de competentiemeting 4. In afwijking van de bepalingen van hetzelfde besluit, bekomen de terbeschikkinggestelde en de overgeplaatste militairen in de graad van ICT- deskundige, die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de graad van adjudant, de weddenschaal BI2. Ze kunnen aan de competentiemeting 6 deelnemen wanneer ze overgeplaatst worden.

In afwijking van de bepalingen van hetzelfde besluit, bekomen de terbeschikkinggestelde en de overgeplaatste militairen in de graad van ICT- deskundige, die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de graad van adjudant-chef, de weddenschaal BI2. Ze kunnen aan de competentiemeting 8 deelnemen wanneer ze overgeplaatst worden.

In afwijking van de bepalingen van hetzelfde besluit, bekomen de terbeschikkinggestelde en de overgeplaatste militairen in de graad van ICT- deskundige, die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de graad van adjudant-majoor, de weddenschaal BI2. Ze kunnen aan de competentiemeting 9 deelnemen wanneer ze overgeplaatst worden.

Art. 21.In afwijking van de bepalingen van hetzelfde besluit, bekomen de terbeschikkinggestelde en de overgeplaatste militairen in het niveau A, die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de graad van luitenant en die de cursus staftechniek of de basis stafcursus met succes hebben gevolgd de weddenschaal A12.

In afwijking van de bepalingen van hetzelfde besluit, bekomen de terbeschikkinggestelde en de overgeplaatste militairen in het niveau A, die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de graad van kapitein of kapitein-commandant en die, naargelang het geval, voor de beroepsproeven voor de bevordering tot de graad van majoor geslaagd zijn of houder zijn van het stafbrevet of het hogere stafbrevet of het brevet van militair administrateur of het hogere brevet van militair administrateur, de weddenschaal A22.

In afwijking van de bepalingen van hetzelfde besluit, bekomen de terbeschikkinggestelde en de overgeplaatste militairen in de klasse A2, die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de graad van luitenant, kapitein of kapitein-commandant en die de cursus staftechniek of de basis stafcursus met succes hebben gevolgd en die houder zijn van een diploma bedoeld in artikel 20, § 2, tweede lid, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel de weddenschaal A22.

In afwijking van de bepalingen van hetzelfde besluit, bekomen de terbeschikkinggestelde en de overgeplaatste militairen in de klasse A2, die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de graad van kapitein of kapitein-commandant en die houder zijn van een diploma bedoeld in artikel 20, § 2, tweede lid, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel en die, naargelang het geval, voor de beroepsproeven voor de bevordering tot de graad van majoor geslaagd zijn of houder zijn van het stafbrevet of het hogere stafbrevet of het brevet van militair administrateur of het hogere brevet van militair administrateur of het brevet van ingenieur van het militair materieel, de weddenschaal A23.

In afwijking van de bepalingen van hetzelfde besluit, bekomen de terbeschikkinggestelde en de overgeplaatste militairen in de klasse A3, die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de graad van majoor en die houder zijn van het stafbrevet of het hogere stafbrevet of het brevet van militair administrateur of het hogere brevet van militair administrateur of het brevet van ingenieur van het militair materieel, de weddenschaal A32.

In afwijking van de bepalingen van hetzelfde besluit, bekomen de terbeschikkinggestelde en de overgeplaatste militairen in de klasse A3, die op de dag van hun terbeschikkingstelling bekleed waren met de graad van luitenant-kolonel, de weddenschaal A32.

Art. 22.In voorkomend geval mag de terbeschikkinggestelde militair zich tijdens de laatste maand van zijn terbeschikkingstelling inschrijven voor een competentiemeting of voor een gecertificeerde opleiding voor de niveaus C, B en A en tijdens de twaalfde maand van zijn indiensttreding voor niveau D.

Art. 23.Indien de jaarlijkse wedde, met inbegrip van de toelagen en premies die hij uit hoofde van zijn functies geniet, lager is dan de hieronder gedefinieerde beschermingswedde, behouden de terbeschikkinggestelde en de overgeplaatste militair deze beschermingswedde.

De beschermingswedde bevat de wedde die de terbeschikkinggestelde of de overgeplaatste militair bekwam vóór zijn terbeschikkingstelling met inbegrip, indien hij ze vóór zijn terbeschikkingstelling bekwam, de toelage voor geselecteerde bedoeld in artikel 30 van het koninklijk besluit van 18 maart 2003 houdende bezoldigingsregeling van de militairen van alle rangen en betreffende het stelsel van de dienstprestaties van de militairen van het actief kader beneden de rang van officier, de staffunctietoelage, bedoeld in artikel 31, § 2, van hetzelfde besluit, de commandotoelage bedoeld in artikel 31, § 3, van hetzelfde besluit, het vormingstoelage bedoeld in artikel 32 van hetzelfde besluit, het weddencomplement bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 6 december 2001 betreffende het verlenen van geldelijke voordelen aan sommige militairen die een paramedische functie uitoefenen.

Art. 24.Artikel 18 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, opgeheven bij het koninklijk besluit van 22 december 2000, wordt in de volgende lezing hersteld : «

Art. 18.De hoedanigheid van rijksambtenaar wordt ook verkregen, na een vergelijkende selectie, door overplaatsing vanuit het statuut van militair, op de voorwaarden door Ons bepaald bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.

De overplaatsing wordt voorafgegaan door een periode van terbeschikkingstelling van één jaar voor de niveaus A, B en C en van drie maanden tot één jaar voor niveau D. ».

Art. 25.Artikel 19 van hetzelfde besluit, opgeheven bij het koninklijk besluit van 22 december 2000, wordt in de volgende lezing hersteld : «

Art. 19.De terbeschikkinggestelde militair heeft niet de hoedanigheid van rijksambtenaar in de zin van onderhavig besluit.

De bepalingen van de artikelen 7, 8, 9, 10, 11, 49, 99 en 101 zijn op hem van toepassing. ».

Art. 26.Artikel 3, § 1 van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 april 1976, 16 november 1979, 26 januari 1984, 25 november 1993, 17 maart 1995, 10 april 1995, 6 februari 1997, 15 september 1997, 19 november 1998, 26 april 1999, 13 mei 1999, 18 oktober 2001, 5 september 2002, 4 augustus 2004, 10 augustus 2005, 6 oktober 2005 en 16 maart 2006 wordt als volgt aangevuld : « 42° Koninklijk besluit van 12 juni 2006 tot regeling door de militair van het verwerven van de hoedanigheid van Rijksambtenaar door overplaatsing. ».

Art. 27.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 12 juni 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Ambtenarenzaken, Ch. DUPONT

^