Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 21 januari 2024
gepubliceerd op 07 februari 2024

Koninklijk besluit houdende het scholingsbeding, heroriëntering om professionele redenen en het werkplekleertraject

bron
federale overheidsdienst beleid en ondersteuning
numac
2024000469
pub.
07/02/2024
prom.
21/01/2024
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 JANUARI 2024. - Koninklijk besluit houdende het scholingsbeding, heroriëntering om professionele redenen en het werkplekleertraject


VERSLAG AAN DE KONING Sire, A. Doel en opzet van het besluit Het ontwerp van besluit dat ik de eer heb aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen komt tegemoet aan diverse bekommernissen op het vlak van de flexibiliteit van de arbeidsmarkt voor het federaal openbaar ambt en op het vlak van duurzame inzetbaarheid van het personeel.

Dit besluit beoogt ten eerste een aantal hinderpalen voor de wedertewerkstelling van een specifiek doelpubliek weg te nemen en een nieuwe hefboom aan te reiken die personeelsbewegingen naar en binnen het federaal overheid mogelijk maakt.

Om die doelstelling te bereiken introduceert dit besluit een nieuw mechanisme om personeelsleden te begeleiden die in de loop van hun loopbaan hetzij zich vrijwillig willen heroriënteren na een lange, ononderbroken periode van afwezigheid, hetzij omdat ze zich in een re-integratietraject na ziekte bevinden, de wens uiten om zich te heroriënteren, hetzij omdat ze geconfronteerd worden met een ambtshalve mobiliteit die nog niet heeft geleid tot een overplaatsing, hetzij omdat hun dienst een substantiële herstructurering ondergaat.

De heroriëntering om professionele redenen voorziet in een begeleidingstraject ter heroriëntering met een arsenaal aan hulpmiddelen om de wedertewerkstelling van een kwetsbaar publiek te vergemakkelijken.

De begeleiding die wordt aangeboden via heroriëntering onderscheidt zich door haar noodzaak en intensiteit. De begeleiding die in dit koninklijk besluit wordt aangeboden, wordt gekenmerkt door een intensieve en gepersonaliseerde opvolging van het personeelslid door een heroriënteringscoördinator.

Ten tweede beoogt dit ontwerp een oplossing te bieden voor de knelpuntberoepenproblematiek in het federaal openbaar ambt. Binnen de huidige arbeidsmarkt is het steeds moeilijker om profielen te vinden die beantwoorden aan de verschillende noden van de federale overheidsinstanties. In die context is de federale overheid als werkgever genoodzaakt andere manieren te zoeken om deze leemtes in te vullen. Daarom creëert dit ontwerp van koninklijk besluit een nieuwe loopbaanmogelijkheid binnen het federaal openbaar ambt, namelijk het werkplekleertraject.

Het werkplekleertraject bevat twee mechanismen om dit doel te bereiken. Ten eerste kunnen federale ambtenaren de overstap maken via mobiliteit. Ten tweede kunnen externe kandidaten rechtstreeks worden aangeworven in het traject. In beide gevallen beoogt het werkplekleertraject personen aan te trekken die een zeker potentieel vertonen met een bepaald knelpuntberoep en hen in staat te stellen de noodzakelijke competenties te vergaren.

Dit gebeurt aan de hand van een intensief opleidingsprogramma gekoppeld aan een werkervaring in de nieuwe functie. Het gaat dus om een vorm van duaal leren waarbij het personeelslid leren en werken combineert.

Tot slot wilt het ontwerp een waarborg bieden voor investeringen die de federale diensten hebben gedaan in hun personeel omtrent de aanbieding van bepaalde opleidingen.

B. Artikelsgewijze bespreking Hoofdstuk 1. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende de loopbaan van het Rijkspersoneel Artikel 1.

Dit artikel bepaalt dat de federale diensten een scholingsbeding aangaan met het statutair personeel, de stagiairs en de mandaathouders inbegrepen, wanneer zij een bepaalde opleiding volgen waarvan de kost wordt gedragen door een federale dienst en de opleiding toelaat om nieuwe professionele competenties die ook buiten het federaal openbare ambt kunnen worden gevaloriseerd, te verwerven of bestaande competenties verder te ontwikkelen.

Gelet op de kostprijs van sommige opleidingen is het de bedoeling dat de ambtenaren de tijdens deze opleidingen ontwikkelde competenties aanwenden ten behoeve van hun dienst. Daarom voorziet deze maatregel in het bepalen van een termijn, van drie jaar waarbinnen de ambtenaar gehouden is tot terugbetaling van een deel van de opleidingskosten.

Het scholingsbeding geldt ook als de ambtenaar zonder geldige reden zijn opleiding onderbreekt. Dit betekent dat het scholingsbeding geldt wanneer de ambtenaar de opleiding niet op regelmatige wijze volgt.

Voorbeelden van geldige redenen zijn: ziekte, een ongeval, quarantaine, moederschapsrust,... Het scholingsbeding geldt ook wanneer de ambtenaar ambtshalve zijn hoedanigheid verliest of vrijwillig ontslag neemt.

Dezelfde gedachtegang leidt ertoe dat ambtenaren worden uitgesloten van het recht op de afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden voor zes maanden of langer, zodat het beding niet betekenisloos wordt.

Voor het contractueel personeel bestaat de mogelijkheid al om een scholingsbeding aan te gaan overeenkomstig artikel 22bis van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten. De voorliggende bepaling is in belangrijke mate geïnspireerd op dat artikel om de gelijke behandeling van alle personeelsleden te waarborgen.

Het scholingsbeding moet schriftelijk worden vastgelegd.

De geldigheidsduur van het scholingsbeding bedraagt drie jaar.

Een opleiding komt in aanmerking voor een scholingsbeding wanneer ze meer dan tachtig uur duurt of de opleidingskost meer bedraagt dan het dubbele maandwedde van een ambtenaar zonder geldelijke anciënniteit die zich in de weddeschaal NDA1 bevindt. Dit is de graad administratief medewerker niveau D waarvan de aanvangswedde voor een statutair personeelslid binnen het federaal openbaar ambt de laagste is.

Daarnaast kan er geen scholingsbeding worden aangegaan wanneer een wettelijke of reglementaire bepaling het volgen van de opleiding voor de uitoefening van de functie van de betrokken ambtenaar, verplicht.

Ook wanneer de jaarwedde van de ambtenaar minder dan 39.353 euro bruto bedraagt, kan er geen scholingsbeding worden aangegaan. Dit is het bedrag dat momenteel in de arbeidsovereenkomstenwet als ondergrens wordt gehanteerd. Het is bijgevolg ook proportioneel van toepassing op ambtenaren die deeltijds werken. Toelagen die de ambtenaar ontvangt, zijn niet inbegrepen in dit bedrag. Deze principes gelden niet als de opleiding betrekking heeft op een knelpuntberoep. Het gaat hier om beroepen die zich bevinden op de lijst met knelpuntberoepen vastgesteld door de directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling.

Deze lijst is gebaseerd op beroepen die voorkomen op één van de lijsten van beroepen die moeilijk in te vullen zijn, opgesteld door de gewestelijke instellingen voor tewerkstelling en beheer van werklozen.

In toepassing van artikel 13 van de richtlijn (EU) 2019/1152 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden in de Europese Unie is het niet mogelijk een scholingsbeding aan te gaan bij passen op verplichte opleidingen. Een opleiding is verplicht wanneer de werkgever op grond van het Unierecht of het nationale recht gehouden is zijn werknemers een opleiding te verstrekken om het werk waarvoor ze zijn aangeworven, uit te voeren. Als een opleiding aan deze cumulatieve voorwaarden voldoet, dient ze kosteloos te worden aangeboden. Aangezien deze norm een hogere rang inneemt, betekent dit dat bij verplichte opleidingen rond knelpuntberoepen het scholingsbeding geen uitwerking heeft.

Op dit principe van kosteloosheid bij verplichte opleidingen maakt de federale regelgever twee uitzonderingen overeenkomstig artikel 1. 6, van dezelfde richtlijn. Opleidingen die de ambtenaar moet volgen in het kader van het werkplekleertraject kunnen uitzonderlijk wel het voorwerp uitmaken van een scholingsbeding. Voorzien in deze specifieke opleidingen vraagt namelijk een enorme investering van de federale diensten in de betrokken ambtenaar. Ook opleidingen die zich op de door de Minister van Ambtenarenzaken vastlegde lijst bevinden zijn van dit principe uitgezonderd. De beslissing om een bepaalde verplichte opleiding uit te sluiten van het principe van kosteloosheid dient te worden gemotiveerd op basis van objectieve criteria overeenkomstig artikel 1.6, van de richtlijn.

Hoofdstuk 2. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel 1. Algemene wijzigingen Art.2.

Dit artikel hernoemt het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel.

Art. 3.

Dit artikel vervangt het opschrift van titel III van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel. 2. Heroriëntering om professionele redenen I.Toepassingsgebied Art. 4.

Dit artikel voegt een hoofdstuk in over de heroriëntering om professionele redenen in het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel. In dit hoofdstuk wordt titel III « Overgangstrajecten ».

Artikel 68 stelt de ambtenaren en contractuelen van het federaal openbaar ambt in staat om gebruik te maken van het mechanisme van heroriëntering om professionele redenen.

Stagiairs en mandaathouders kunnen er echter geen gebruik van maken.

II. Definities Artikel 69 behoeft geen toelichting.

III. Proces van heroriëntering om professionele redenen Artikel 70 verduidelijkt het proces van de grote fases van een heroriëntering om professionele redenen.

Het personeelslid kan gebruikmaken van een heroriëntering wegens gezondheidsproblemen of wegens definitieve ongeschiktheid om zijn functie uit te oefenen of wegens een langdurige afwezigheid of omdat zijn dienst volledig of gedeeltelijk is verdwenen.

Het begeleidingstraject ter heroriëntering bestaat uit het centrale instrument van het heroriënteringsmechanisme. Dit traject bestrijkt de volledige periode waarin het DG R&O het personeelslid opvolgt met het oog op zijn heroriëntering.

Het begeleidingstraject ter heroriëntering bestaat uit twee fases.

De oriënterende fase vormt het begin van het begeleidingstraject. Deze fase is bedoeld om in een eerste fase te bepalen wat de behoeften, de competenties en de motivering van het personeelslid zijn. Na dit competentiebilan wordt er een competentieprofiel opgesteld. De oriënterende fase wordt afgesloten door het opstellen van een heroriënteringsplan waarin de verschillende nodige acties vermeld zijn die het personeelslid moet volgen om zich te heroriënteren. Bij wijze van voorbeeld bevat het heroriënteringsplan aanbevelingen over de te volgen opleidingen, coachingactiviteiten of de mogelijkheid voor het personeelslid om oriënterende stages te verrichten.

Na de oriënterende fase begint de tweede fase, namelijk de begeleidingsfase. Deze tweede stap heeft als doel de verschillende acties die in het heroriënteringsplan staan uit te voeren. Tijdens deze stap zal het DG R&O zijn zoektocht doen opdat het personeelslid oriënterende stages kan uitvoeren.

Gedurende het hele begeleidingstraject ter heroriëntering wordt het personeelslid begeleid door een heroriënteringscoördinator die aan het begin van het traject door het DG R&O wordt aangesteld. De heroriënteringscoördinator is de referentiepersoon voor het personeelslid en begeleidt hem in al zijn stappen.

IV: Rechthebbenden Artikel 71 heeft betrekking op de categorieën van personeelsleden die gebruik kunnen maken van heroriëntering om professionele redenen. Er werden zes categorieën vastgesteld.

De heroriëntering is in de eerste plaats toegankelijk voor het personeelslid na een ononderbroken afwezigheid van ten minste drie maanden wegens ziekteverlof of gedurende een lange, ononderbroken periode afwezigheid was om er zo goed mogelijk voor te zorgen dat het personeelslid binnen het federaal openbaar ambt aan het werk kan blijven. Deze categorie heeft betrekking op zowel statutairen als contractuelen.

De heroriëntering is in de tweede plaats toegankelijk voor het personeelslid dat het voorwerp uitmaakt van een re-integratietraject na een ziekte of een ongeval bedoeld in artikel I.4-72 van de Codex over het welzijn op het werk. De re-integratie heeft als hoofddoelstelling het beoogde personeelslid toe te laten zijn oorspronkelijke functie te hervatten. Als tijdens het re-integratietraject echter wordt vastgesteld dat het personeelslid zijn oorspronkelijke functie niet tijdelijk of definitief kan hervatten, dan kan het personeelslid gebruikmaken van heroriëntering.

Deze categorie heeft betrekking op zowel statutairen als contractuelen.

In de derde plaats kan de statutaire ambtenaar die door de Pensioencommissie definitief ongeschikt is verklaard voor zijn functie (beslissing type A4) gebruikmaken van de heroriëntering als de ambtshalve mobiliteit waarmee de ambtenaar geconfronteerd wordt nog niet heeft geleid tot een nieuwe benoeming in een andere federale dienst.

Ten vierde kan de statutaire ambtenaar die zijn functie verliest ten gevolge van een herstructurering van zijn dienst genieten van de heroriëntering. Als de ambtenaar hiermee wordt geconfronteerd, heeft hij steeds de mogelijkheid om een heroriëntering te bekomen als de ambtshalve mobiliteit heeft geleid tot een nieuwe benoeming in een andere federale dienst. De herstructurering moet worden vastgesteld bij een koninklijk besluit.

Ten vijfde wanneer het voorkomt dat de taken van een personeelslid substantieel is gewijzigd ten gevolge van een grote reorganisatie van zijn dienst, dan is de heroriëntering ook voor hem toegankelijk. Zo kan het zijn dat de substantiële wijziging van de functie van het personeelslid ingegeven is door een belangrijke wijziging in de structuur van de federale dienst van herkomst door een reglementaire akte in de oorsprong van de dienst (bijv. een nieuwe bevoegdheden van die federale dienst) of een wijziging in de organisatie ten gevolge van de introductie van nieuwe technologieën in het beheer binnen de federale diensten (bijv. de digitalisatie).

Ten slotte kan de statutaire ambtenaar die ambtshalve werd gemuteerd vanwege een reden bedoeld in artikel 50 van het koninklijk Besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel genieten van de heroriëntering.

De remediëring, de toekenning van een tuchtstraf of de schorsing in het belang van de dienst zijn oorzaken van onverenigbaarheid met de heroriëntering om professionele redenen.

V: Begeleidingstraject ter heroriëntering Artikel 72 verduidelijkt de modaliteiten voor het indienen van een aanvraag voor een begeleidingstraject ter heroriëntering.

De leidend ambtenaar van de federale dienst van herkomst of zijn afgevaardigde moet de aanvraag indienen bij het DG R&O. Evenwel is de heroriëntering gebaseerd op de vrije wil van het personeelslid. De aanvraag wordt derhalve ingediend met het akkoord van het personeelslid wanneer het initiatief van de leidend ambtenaar of zijn afgevaardigde komt.

Dit artikel werd aangepast in navolging van de algemene opmerkingen van de Raad Van State in advies nr. 74.946/4. Artikel 72, § 1, tweede lid, werd opgeheven. Bij het indienen van de aanvraag van het begeleidingstraject ter heroriëntering, dient de leidend ambtenaar noch het administratief dossier van het betrokken personeelslid vrij te geven, noch de verslagen van de arts van het Bestuur van de medische expertise of de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer.

Dit artikel kent het DG R&O de bevoegdheid toe om een beslissing te nemen over de toegang van het personeelslid tot een begeleidingstraject ter heroriëntering.

Daartoe wordt een toelatingsgesprek georganiseerd nadat de aanvraag is ingediend. Dit gesprek heeft als doel te bepalen of het personeelslid echt gemotiveerd is om zich te heroriënteren en of de gestelde eisen niet incompatibel zijn met de werking van de diensten.

Het DG R&O kan de toegang tot een begeleidingstraject ter heroriëntering weigeren, met name wanneer het personeelslid een negatieve houding vertoont, blijk geeft van een gebrek aan medewerking tijdens het gesprek of aanspraak maakt op onbereikbare eisen.

De beslissing tot weigering moet uiteraard gemotiveerd worden.

Dit artikel bepaalt ook dat er voor elk begeleidingstraject ter heroriëntering, een tripartiet akkoord wordt gesloten. De beoogde partijen zijn het personeelslid, de federale dienst van herkomst en het DG R&O. Dit akkoord bevat de verschillende rechten en plichten waaraan het personeelslid onderworpen is wanneer hij een begeleidingstraject ter heroriëntering begint.

In het geval dat het personeelslid dit akkoord niet naleeft, kan het begeleidingstraject ter heroriëntering door het DG R&O worden beëindigd (in toepassing van artikel 76 van dit nieuw hoofdstuk).

Artikel 73 heeft betrekking op de rol die aan het DG R&O wordt toegewezen in het kader van het begeleidingstraject ter heroriëntering. Het DG R&O speelt een centrale rol bij de heroriëntering van het personeelslid, van zijn toelating tot het begeleidingstraject ter heroriëntering tot het einde ervan.

Het DG R&O is bevoegd om te beslissen om het personeelslid tot een begeleidingstraject toe te laten.

Het DG R&O moet voor elk personeelslid dat een begeleidingstraject ter heroriëntering geniet een heroriënteringscoördinator aanstellen. Deze coördinator begeleidt het personeelslid gedurende zijn volledige begeleidingstraject ter heroriëntering.

Het DG R&O is bevoegd om, samen met het personeelslid, een begeleidingstraject ter heroriëntering op maat uit te werken. Het legt het heroriënteringsplan vast, dat aanbevelingen bevat over acties die nuttig zijn voor de heroriëntering van het personeelslid.

Het DG R&O ziet erop toe of het personeelslid zijn engagementen in het kader van de heroriëntering nakomt, zoals het volgen van de aanbevolen opleidingen, het bijwonen van coachingactiviteiten of het actief deelnemen aan zijn begeleidingstraject ter heroriëntering (in toepassing van artikel 76 van dit nieuw hoofdstuk).

De artikelen 74 tot en met 76 hebben betrekking op het concrete verloop van het begeleidingstraject ter heroriëntering.

Artikel 74 bepaalt dat de oriënterende fase minstens een gesprek met het personeelslid en zijn heroriënteringscoördinator moet omvatten.

Dit gesprek stelt de coördinator in staat om de behoeften van het personeelslid en de mogelijkheden tot heroriëntering die zijn aangepast aan zijn specifieke situatie te bepalen. Als één gesprek niet volstaat om de situatie te bepalen, kunnen er andere gesprekken gepland worden.

Na het gesprek of de gesprekken wordt er een gepersonaliseerd heroriënteringsplan opgesteld voor het personeelslid.

Dit artikel heeft ook betrekking op de inhoud van het heroriënteringsplan. Ten gevolge van de besprekingen tijdens het gesprek of de gesprekken tussen de heroriënteringscoördinator en het personeelslid worden er verschillende acties vastgelegd die nuttig zijn voor de ontwikkeling van de loopbaan van het personeelslid. Bij wijze van voorbeeld en op niet-exhaustieve wijze vermeldt het heroriënteringsplan opleidingen die nuttig kunnen zijn om te volgen, activiteiten met betrekking tot persoonlijke ontwikkeling of coachingsactiviteiten.

Artikel 75 bepaalt dat het personeelslid gedurende zijn volledige begeleidingstraject ter heroriëntering blijft geëvalueerd worden, zelfs als hij oriënterende stages verricht in andere overheidsdiensten van bestemming.

De evaluatie wordt uitgevoerd door de federale dienst van herkomst.

Als het personeelslid echter oriënterende stages verricht, dan verzenden de ontvangende overheidsdiensten vooraf een verslag over de prestaties van het personeelslid aan de hand waarvan men hem op correcte wijze kan evalueren.

Artikel 76 bepaalt de verschillende manieren waarop het begeleidingstraject ter heroriëntering van rechtswege kan eindigen.

Het begeleidingstraject ter heroriëntering eindigt ambtshalve na vierentwintig maanden vanaf de datum van ondertekening van het tripartiete akkoord dat gesloten wordt na de toelating van een personeelslid tot een begeleidingstraject ter heroriëntering.

Het begeleidingstraject ter heroriëntering kan eindigen voor het verstrijken van vierentwintig maanden als er een betrekking wordt toegekend aan het personeelslid volgens de in het artikel bedoelde toekenningswijzen.

De door de ambtenaar gepresteerde stageperiode wordt meegerekend voor de berekening van de twee gepresteerde jaren om te genieten van artikel 51bis van het koninklijk besluit van 15 januari 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/01/2007 pub. 19/01/2007 numac 2007002002 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit betreffende de mobiliteit van de statutaire ambtenaren in het federaal administratief openbaar ambt sluiten houdende de mobiliteit en terbeschikkingstelling van personeel van het federaal administratief openbaar ambt.

Het traject kan eveneens eindigen door de overhandiging van een gemotiveerd verslag dat vaststelt dat het personeelslid zijn verplichtingen, die waren gestipuleerd in het tripartiete akkoord aan het begin van de oriënterende fase, niet nakomt.

Als er na zes maanden, volgend op de afhandeling van de oriënterende fase, geen stage overeenkomstig de objectieven van heroriëntering van het personeelslid gevonden wordt, kan het DG R&O een einde maken aan het traject.

VI: Oriënterende stage Artikel 77 voorziet in de mogelijkheid voor het personeelslid om een oriënterende stage te verrichten in een ontvangende overheidsdienst.

Het spreekt voor zich dat niets in de weg staat dat het personeelslid een werkervaring opdoet in een andere dienst binnen de eigen federale dienst. Het doel is het personeelslid de opportuniteit te geven, dankzij de informatie vastgekregen tijdens de oriënterende fase, zo goed mogelijk te loodsen naar oriënterende stages die zowel bijdragen aan zijn persoonlijke ontwikkeling als aan de ontwikkeling van zijn carrière.

De oriënterende stage wordt verricht in overeenstemming met de voorwaarden van artikel 51 van het koninklijk besluit van 15 januari 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/01/2007 pub. 19/01/2007 numac 2007002002 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit betreffende de mobiliteit van de statutaire ambtenaren in het federaal administratief openbaar ambt sluiten houdende de mobiliteit en terbeschikkingstelling van personeel van het federaal administratief openbaar ambt. Dit hoofdstuk wijkt evenwel af van het voormelde artikel 51 waar het contractueel personeelslid bedoeld in artikel 71, 1° en 2°, toelaat om te genieten van oriënterende stages.

Voor de ambtenaar in ambtshalve mobiliteit die nog niet heeft geleid tot een nieuwe benoeming in een andere federale dienst en die deelneemt aan een heroriëntering om professionele redenen, zal de oriënteringstage enkel plaatsvinden in andere federale diensten.

Het personeelslid kan drie oriënterende stages van telkens zes maanden verrichten in drie verschillende overheidsdiensten van bestemming. De door oriënterende stages bestreken periode mag niet langer duren dan achttien maanden. Als de stage in een specifieke overheidsdienst van bestemming goed verloopt, kan deze met zes maanden verlengd worden bij dezelfde dienst. Deze verlenging kan slechts eenmaal plaatsvinden. In totaal kan het personeelslid een stage van twaalf maanden verrichten in eenzelfde overheidsdienst van bestemming.

De modaliteiten van de oriënterende stage zijn vastgelegd in een terbeschikkingstellingsovereenkomst. De ontvangende overheidsdienst overhandigd één of meerdere rapporten over het functioneren van het personeelslid aan het DG R&O en aan de federale dienst van herkomst.

Een kopie ervan wordt tevens aan het personeelslid bezorgd.

Wanneer het personeelslid drie keer een oriënterende stage die beantwoordt aan de objectieven van de heroriëntering weigert, neemt het begeleidingstraject ter heroriëntering een einde.

Het personeelslid blijft zolang verbonden aan zijn federale dienst van herkomst als hij geen andere betrekking heeft. Het personeelslid blijft derhalve bezoldigd door zijn federale dienst van herkomst.

Toelagen en vergoedingen zijn echter ten laste van de overheidsdienst van ontvangst.

De kost van de opleidingen of coachingsactiviteiten gedurende de oriënteringsfase en de begeleidingsfase vallen ten laste van de federale dienst van herkomst. Desalniettemin, wanneer bepaalde opleidingen een directe band hebben met de uitgeoefende functie tijdens de oriënterende stage, valt deze kost ten laste van de ontvangende overheidsdienst.

Wat het jaarlijks vakantieverlof, het zorgverlof en het omstandigheidsverlof betreft, wordt de aanvraag ingediend bij de overheidsdienst van bestemming. De federale dienst van herkomst wordt echter op de hoogte gebracht van de opname van deze verloven door het personeelslid.

In geval van een arbeidsongeval ligt de burgerlijke aansprakelijkheid bij de ontvangende overheidsdienst. De federale dienst van herkomst blijft op de hoogte gehouden worden van de afwezigheden in geval van ziekte of arbeidsongeval van het personeelslid.

De duur van de oriënterende stage wordt niet verlengd wanneer het personeelslid geniet van één van de verloven vermeld in dit artikel.

De oriënterende stage kan van rechtswege eindigen: - hetzij na het voltooien van achttien maanden stage; - hetzij door middel van de overhandiging van een verslag van de ontvangende overheidsdienst dat op gemotiveerde wijze vaststelt dat het personeelslid niet geschikt is voor de functie die hij tijdens de stage heeft uitgeoefend; - hetzij op vraag van het personeelslid;

Op dezelfde manier, wanneer de maatregel waar de oriënterende stage beoogt te verzekeren dat het personeelslid beschikt over de vaardigheden en competenties bij de uitoefening van de functie waarvoor hij ter beschikking is gesteld, wordt er ambtshalve einde gesteld aan de oriënterende stage wanneer hij geniet van een voltijds verlof in het kader van een loopbaanonderbreking of een afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden.

Het einde van een oriënterende stage doet niets af aan de mogelijkheid om een andere oriënterende stage te verrichten in een andere overheidsdienst van bestemming als het personeelslid in totaal nog geen achttien maanden stage heeft verricht.

Wanneer het personeelslid de oriënterende stage beëindigt, komt dit overeen met één van de drie weigeringen waarop hij recht heeft. 3. Het werkplekleertraject Art.5.

Dit artikel voegt een Hoofdstuk II toe aan de titel III van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel dat het reglementair kader van het werkplekleertraject bevat. Het bestaat uit drie afdelingen.

I. Gemeenschappelijke bepalingen Deze afdeling bevat de bepalingen die gelden voor alle ambtenaren die zich in het werkplekleertraject bevinden.

Artikel 78 bepaalt het toepassingsgebied van het werkplekleertraject.

Het strekt zich uit tot twee categorieën van ambtenaren.

De eerste categorie bestaat uit de federale ambtenaren die zich heroriënteren naar een nieuwe functie die onder het werkplekleertraject valt. Deze heroriëntering vindt plaats via een federale mobiliteitsprocedure.

De tweede categorie omvat personen die nog niet in dienst zijn binnen het federaal openbaar ambt en na een externe aanwervingsprocedure aan het werkplekleertraject beginnen.

Artikel 79 bevat enkele definities.

Artikel 79bis definieert het werkplekleertraject. De essentie van deze carrièrevorm bestaat uit het volgen van een verplicht, intensief opleidingsprogramma gekoppeld aan een werkervaring en een eindwerk.

De opleiding is een essentieel onderdeel van het traject. Ze beoogt het personeelslid klaar te stomen om zijn nieuwe functie uit te oefenen aangezien hij bij de start van het werkplekleertraject nog niet over alle competenties uit de functiebeschrijving beschikt.

Het volgen van deze opleidingen wordt beschouwd als dienstactiviteit overeenkomstig artikel 69 van het koninklijk besluit van 19 november 1998Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/11/1998 pub. 28/11/1998 numac 1998002123 bron ministerie van ambtenarenzaken Koninklijk besluit betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen sluiten betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen.

Tevens dient het personeelslid een eindwerk op te leveren. Dit eindwerk kan verschillende vormen aannemen zoals: een opstel, een mondelinge presentatie, ... De beoordeling ervan vindt normaliter plaats op het gesprek aan het einde van het traject.

Daarnaast bestaat het werkplekleertraject uit een evaluatieperiode waarin het personeelslid vertrouwd raakt met het werk en de omgeving en waarbij verschillende evaluatiegesprekken worden gehouden.

Een functie komt maar in aanmerking voor een werkplekleertraject wanneer zij zich op de lijst met knelpuntberoepen bevindt. Dit betekent dat het werkplekleertraject rechtstreeks is gelinkt wordt aan functies die kaderen binnen de knelpuntberoepenproblematiek.

Artikel 6bis van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 blijft onverminderd van toepassing. Dit betekent dat voor functies binnen de klassen A3 tot en met A5, waar steeds een promotieprocedure dient te worden gelanceerd, geen werkplekleertraject kan worden voorzien. Voor functies binnen de klasse A2 kan het werkplekleertraject wel worden georganiseerd wanneer alleen beroep wordt gedaan op werving.

De directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling of zijn afgevaardigde is belast met de organisatie van de vergelijkende selectie en het opstellen van het bijhorend selectiereglement. Bij de selectie vergelijkt hij de motivatie, het leervermogen en de competenties van de verschillende kandidaten. Dit laat toe om na te gaan in welke mate de kandidaten over een bepaald potentieel beschikken ten aanzien van de functie in kwestie, los van bepaalde titels of verdiensten. Onder potentieel wordt verstaan: interesse in, kennis en beeld van de functie. Op deze manier wordt het mogelijk personen te werven die een verwantschap of een groeimarge kunnen aantonen met een knelpuntberoep zonder per se over het nodige diploma of ervaring te beschikken.

Ten tweede verzorgt de directeur-generaal de praktische organisatie van het opleidingsluik. Hierbij bepaalt hij de inhoud en de duur van het opleidingsprogramma.

Daarnaast legt hij de doelstellingen vast die het personeelslid moet bereiken aan het einde van opleidingsprogramma alsook de inhoud ervan.

Verder bepaalt hij de inhoudsopgave van het eindwerk in samenspraak met de dienst van bestemming en het personeelslid.

Tot slot voorziet hij in het opleidingsreglement. Dit reglement bepaalt onder andere wat er tijdens de opleiding van de personeelsleden verwacht wordt, de aanwezigheidsvoorwaarden, Artikel 79ter bepaalt dat het werkplekleertraject in principe steeds voltijds verloopt. Via ouderschapsverlof of verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden, ten belope van tachtig of negentig procent van de normaal opgelegde prestaties, kan het personeelslid het werkplekleertraject deeltijds volgen.

Verder bepaalt dit artikel hoe de duur van het werkplekleertraject berekend wordt. De berekeningswijze verloopt gelijkaardig aan die van de statutaire stage.

De duur van het werkplekleertraject bedraagt in principe twaalf maanden. In geval van deeltijdse prestaties of afwezigheden wordt het traject verlengd door het aantal werkdagen waarop het personeelslid afwezig was op te tellen bij de periode van twaalf maanden.

Artikel 79quater bepaalt het verlofstelsel van personeelsleden die het werkplekleertraject volgen. Dit specifiek verlofstelsel heeft tot doel te verzekeren dat het gecombineerd leren en werken op intensieve wijze kan verlopen zonder afbreuk te doen aan een basispakket van verloven.

II. Federale mobiliteit Deze afdeling bevat de specifieke bepalingen die van toepassing zijn op ambtenaren die via een federale mobiliteitsprocedure in dienst worden genomen in het werkplekleertraject.

Artikel 79quinquies bepaalt de specifieke mobiliteitsvorm die van toepassing is op het werkplekleertraject. Via dit mechanisme kunnen federale ambtenaren zich kandidaat stellen voor betrekkingen binnen zowel de eigen dienst als andere diensten van het federaal openbaar ambt.

De proefperiode bedraagt in principe twaalf maanden. Gedurende deze periode mag de betrekking van de kandidaat niet vacant verklaard worden overeenkomstig artikel 8bis, § 1, van het koninklijk besluit van 15 januari 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/01/2007 pub. 19/01/2007 numac 2007002002 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit betreffende de mobiliteit van de statutaire ambtenaren in het federaal administratief openbaar ambt sluiten houdende de mobiliteit en terbeschikkingstelling van personeel van het federaal administratief openbaar ambt Het werkplekleertraject kan eenzijdig worden beëindigd door de aspirant.

Het evaluatiedossier wordt verzorgd door de dienst van bestemming. Dit betekent dat wanneer het personeelslid gebruik maakt van deze mobiliteitsvorm een nieuwe evaluatiecyclus start overeenkomstig artikel 5, derde lid, 3°, van het koninklijk besluit van 14 januari 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten1 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt.

Indien de aspirant een bevordering door mobiliteit of een definitieve aanwijzing naar het rechtstreeks lagere niveau of de rechtstreeks lagere klasse door mobiliteit bekomt en het traject tot een goed einde brengt, neemt hij rang in op de dag dat zijn traject is begonnen. Op die manier is er geen discrepantie tussen deze categorie van federale ambtenaren en stagiairs. Om perverse effecten te vermijden ten aanzien van de aspiranten die een horizontale mobiliteit door verandering van graad zijn bekomen, bepaalt het ontwerp dat hun geleverde diensten in aanmerking komen voor de berekening van hun nieuwe graadanciënniteit.

Voor de berekening van de graadanciënniteit komen enkel de werkelijke diensten bedoeld in artikel 66, § 1, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel in aanmerking.

Het is mogelijk dat het werkplekleertraject overeenkomstig het nieuw artikel 79duodecies verlengd wordt. Ook dan kan het personeelslid nog steeds eenzijdig beslissen om terug te keren naar zijn dienst van herkomst. In dat geval is het hem niet gegarandeerd dat hij terugkeert naar zijn oude functie of team aangezien na afloop van de proefperiode zijn oude betrekking reeds ingevuld kan zijn.

Wanneer het werkplekleertraject vroegtijdig eindigt, worden de prestaties van de aspirant tijdens het werkplekleertraject beschouwd te zijn geleverd in de graad of klasse van de functie waarin hij is benoemd.

De artikelen 79octies tot en met 79undecies bepalen het evaluatiesysteem van toepassing op het personeelslid dat via federale mobiliteit in dienst wordt genomen in het werkplekleertraject.

Het traject bevat meerdere evaluatiegesprekken: een planningsgesprek, drie functioneringsgesprekken en een gesprek op het einde van het traject. Dit verzekert dat de nodige feedbackmomenten plaatsvinden om de evolutie van de competenties van het personeelslid, zowel tijdens het opleidingsprogramma als tijdens het werk, te beoordelen.

Wanneer een functioneringsgesprek wordt afgesloten met een vermelding onvoldoende, kan de dienst van bestemming het werkplekleertraject van het personeelslid dat via federale mobiliteit in dienst treedt in het werkplekleertraject beëindigen op voorwaarde dat de dienst deze beslissing motiveert. Het personeelslid keert dan terug naar zijn dienst van herkomst.

Artikel 79duodecies bepaalt dat wanneer het personeelslid niet binnen de twaalf maanden het volledige opleidingsprogramma heeft gevolgd wegens een reden die te wijten is aan de praktische organisatie van de opleiding, zijn werkplekleertraject wordt verlengd vanaf de organisatie van eerst volgende opleiding omtrent zijn functie. Hij beschikt dan over een periode van maximum zes maanden om het volledige opleidingsprogramma af te werken. Deze verlenging hoeft niet per se zes maanden te duren.

Indien hij na deze bijkomende maximumtermijn van zes maanden niet het volledige opleidingsprogramma heeft gevolgd, wordt zijn werkplekleertraject stopgezet. Hij keert dan terug naar zijn dienst van herkomst.

Artikel 79terdecies bepaalt de voorwaarden waaraan het personeelslid moet voldoen om in zijn nieuwe functie benoemd te worden.

Ten eerste dient hij het volledige opleidingsprogramma te hebben gevolg, rekening houdend met de wettige afwezigheden.

Ten tweede dient hij te slagen op het eindwerk.

Ten derde dient hij een positieve evaluatie te hebben gekregen tijdens het evaluatiegesprek op het einde van het werkplekleertraject.

Vanaf het moment dat het personeelslid voldoet aan deze drie cumulatieve voorwaarden, wordt hij benoemd in zijn nieuwe functie ongeacht of de termijn van twaalf maanden (eventueel verlengd) nog lopende is.

III. Aanwerving Deze afdeling bevat de specifieke bepalingen die van toepassing zijn op personeelsleden die via een aanwervingsprocedure in dienst worden genomen in het werkplekleertraject.

Dit betekent onder andere dat titel III van het koninklijk besluit van 14 januari 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten1 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt van toepassing is op deze personeelsleden.

Artikel 79quindecies bepaalt dat de directeur-generaal elke vergelijkende selectie omtrent een functie binnen het werkplekleertraject organiseert aan de hand van de diploma-afwijking bedoeld in artikel 16, § 2, 1°, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel.

Artikel 79sexdecies bepaalt dat het werkplekleertraject van het personeelslid dat via een aanwervingsprocedure in dienst is genomen, wordt verlengd wanneer hij niet binnen de twaalf maanden het volledige opleidingsprogramma heeft gevolgd wegens een reden die te wijten is aan de praktische organisatie van de opleiding. Indien hij op einde van deze verlengingstermijn nog steeds niet deze voorwaarde voldoet, wordt hij ontslagen.

Artikel 79septdecies bepaalt de benoemingsvoorwaarden voor personeelsleden die via een aanwervingsprocedure in dienst worden genomen in het werkplekleertraject. Deze zijn gelijklopend aan die van stagiairs, behoudens dat zij een verplicht opleidingsprogramma moeten volgen en een eindwerk moeten opleveren.

Hoofdstuk 3. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 11 februari 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/02/1991 pub. 27/11/2020 numac 2020031665 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de federale overheidsdiensten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de federale overheidsdiensten Artikel 6 Dit artikel verandert het opschrift van het koninklijk besluit van 11 februari 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/02/1991 pub. 27/11/2020 numac 2020031665 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de federale overheidsdiensten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de federale overheidsdiensten.

Artikel 7 Dit artikel regelt de toepassing van het scholingsbeding voor het contractueel personeel binnen het federaal openbaar ambt.

Het scholingsbeding speelt niet wanneer het contractueel personeelslid vóór het verstrijken van een termijn van drie jaar na het einde van de opleiding opnieuw in dienst wordt genomen onder arbeidsovereenkomst of benoemd wordt tot stagiair, rijksambtenaar of mandaathouder binnen het federaal openbaar ambt.

Hoofdstuk 4. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 15 januari 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/01/2007 pub. 19/01/2007 numac 2007002002 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit betreffende de mobiliteit van de statutaire ambtenaren in het federaal administratief openbaar ambt sluiten houdende de mobiliteit en terbeschikkingstelling van personeel van het federaal administratief openbaar ambt Art. 8.

Dit artikel voegt een publiek toe dat gebruik kan maken van de ambtshalve mobiliteit ingesteld door artikel 34 van het koninklijk besluit van 15 januari 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/01/2007 pub. 19/01/2007 numac 2007002002 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit betreffende de mobiliteit van de statutaire ambtenaren in het federaal administratief openbaar ambt sluiten houdende de mobiliteit en terbeschikkingstelling van personeel van het federaal administratief openbaar ambt.

Het gaat om de personeelsleden die het voorwerp uitmaken van een re-integratietraject in toepassing van artikel I-4-72 van de Codex over het welzijn op het werk en voor wie tijdens dit traject wordt vastgesteld dat ze definitief ongeschikt zijn om hun functie uit te oefenen binnen hun oorspronkelijke dienst.

Art. 9.

Dit artikel regelt de ambtshalve overplaatsing van een ter beschikking gestelde ambtenaar naar zijn dienst van bestemming na een tijdelijke terbeschikkingstelling van twee jaar voor alle niveaus en klassen binnen het federaal openbaar ambt. De ambtenaar bekomt in dat geval zijn mobiliteit binnen het niveau of de klasse waarin hij is benoemd.

De wettelijke bepalingen omtrent de taalkaders dienen natuurlijk steeds te worden gerespecteerd.

Hoofdstuk 5. - Slotbepaling Art. 10.

Dit artikel behoeft geen commentaar Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Ambtenarenzaken, P. DE SUTTER

Raad van State, afdeling Wetgeving Advies 74.946/4 van 21 december 2023 over een ontwerp van koninklijk besluit `houdende het scholingsbeding, heroriëntering om professionele redenen en het werkplekleertraject' Op 24 november 2023 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice-eersteminister en Minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven, Telecommunicatie en Post verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `houdende het scholingsbeding, heroriëntering om professionele redenen en het werkplekleertraject'.

Het ontwerp is door de vierde kamer onderzocht op 21 december 2023. De kamer was samengesteld uit Bernard BLERO, kamervoorzitter, Luc CAMBIER en Dimitri YERNAULT, staatsraden, en Charles-Henri VAN HOVE, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Ambre VASSART, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Patrick RONVAUX, kamervoorzitter.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 21 december 2023.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

VOORAFGAAND VORMVEREISTE Krachtens artikel 36, lid 4, van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 `betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming)', gelezen in samenhang met artikel 57, lid 1, c), en overweging 96 van de preambule ervan en, in voorkomend geval, met artikel 2, tweede lid, van de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens sluiten `betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens', dient de toezichthoudende autoriteit, in casu de Gegevensbeschermingsautoriteit bedoeld in de wet van 3 december 2017 `tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit' geraadpleegd te worden bij het opstellen van een voorstel voor een door een nationaal parlement vast te stellen wetgevingsmaatregel of een daarop gebaseerde regelgevingsmaatregel, in verband met de verwerking van persoonsgegevens.

Uit het ontworpen artikel 72 van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 `betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel' (artikel 4 van het ontwerp) blijkt dat de aanvraag die betrekking heeft op het begeleidingstraject ter heroriëntering en die door de leidend ambtenaar ingediend wordt bij het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning het volgende bevat: "1° het administratieve dossier van het personeelslid; 2° in voorkomend geval, met de toestemming van het personeelslid, het verslag van de arts van het Bestuur van de medische expertise dat aanbevelingen bevat over de functies die de in artikel 71[, eerste lid], 2°, bedoelde ambtenaar kan uitoefenen omwille van zijn gezondheidstoestand; 3° in voorkomend geval, met de toestemming van het personeelslid, het verslag van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer dat aanbevelingen bevat over de functies die de in artikel 71[, eerste lid], 2°, bedoelde ambtenaar kan uitoefenen vanwege zijn gezondheidstoestand." Die bepalingen houden in dat persoonsgegevens van de betrokkenen verwerkt worden.

Over dit ontwerp dient dan ook het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit ingewonnen te worden.

ALGEMENE OPMERKING De steller van het ontwerp moet zich ervan vergewissen dat, in het licht van het recht op eerbiediging van het privéleven dat inzonderheid in artikel 22 van de Grondwet verankerd is, de essentiële elementen van de verwerking van persoonsgegevens waarmee de in het ontwerp vervatte regelingen in het bijzonder in het kader van de ontworpen titel III van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 gepaard gaan, nauwkeurig genoeg uiteengezet worden in de toepasselijke regelgeving.

De algemene vergadering van de afdeling Wetgeving heeft in haar advies 68.936/AV van 7 april 2021 opgemerkt dat dit de essentiële elementen zijn van de verwerking van persoonsgegevens: "1° ) de categorieën van verwerkte gegevens; 2° ) de categorieën van betrokken personen; 3° ) de met de verwerking nagestreefde doelstelling; 4° ) de categorieën van personen die toegang hebben tot de verwerkte gegevens; en 5° ) de maximumtermijn voor het bewaren van de gegevens."1 Het ontwerp moet in het licht van deze opmerking opnieuw onderzocht en, in voorkomend geval, aangevuld worden.

BIJZONDERE OPMERKINGEN Artikel 1 1. In paragraaf 1, tweede lid, 1°, van het ontworpen artikel 11bis moeten de woorden "van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel" weggelaten worden. Dezelfde opmerking geldt voor paragraaf 3, vierde lid. 2. De gemachtigde van de minister is het ermee eens dat in de Franse tekst van het ontworpen artikel 11bis, § 1, vijfde lid, verwezen moet worden naar hoofdstuk XII van het koninklijk besluit van 19 november 1998Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/11/1998 pub. 28/11/1998 numac 1998002123 bron ministerie van ambtenarenzaken Koninklijk besluit betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen sluiten `betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen'.3. Op een vraag over de verwijzing in de inleidende zin van het ontworpen artikel 11bis, § 4, eerste lid, heeft de gemachtigde van de minister het volgende geantwoord: "Dit is correct.De tekst zal herschreven worden: Wanneer de ambtenaar de voorwaarden van het scholingsbeding niet respecteert, ...".

Het dispositief moet in die zin gewijzigd worden.

Artikel 4 1. In het ontworpen artikel 71, eerste lid, 4° en 6°, van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 moet de tekst aangevuld worden met de opschriften van de besluiten waarnaar verwezen wordt.2. De gemachtigde van de minister is het ermee eens dat in artikel 73, tweede streepje, naar artikel 72, § 3, en niet naar artikel 75 verwezen moet worden. Artikel 5 1. In het ontworpen artikel 79bis, derde lid, 2°, moet verwezen worden naar artikel 2, 3°, van het koninklijk besluit van 26 april 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 26/04/2017 pub. 28/04/2017 numac 2017020328 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit betreffende de intrafederale mobiliteit van de personeelsleden die de rechterlijke macht terzijde staan en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 juni 2006 tot regeling van het verwerven door de militair van de hoedanigheid van Rijksambtenaar door overplaatsing sluiten `betreffende de intrafederale mobiliteit van de personeelsleden die de rechterlijke macht terzijde staan en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 juni 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 12/06/2006 pub. 21/06/2006 numac 2006002068 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit tot regeling van het verwerven door de militair van de hoedanigheid van Rijksambtenaar door overplaatsing sluiten tot regeling van het verwerven door de militair van de hoedanigheid van Rijksambtenaar door overplaatsing', aangezien dat artikel niet in paragrafen onderverdeeld is.2. In het ontworpen artikel 79quater wordt bepaald welke afwezigheden genoten kunnen worden door het aangeworven personeelslid of de aspirant die een werkplekleertraject volgt, ongeacht of dat traject gevolgd wordt in het kader van een aanwerving of van een procedure van federale mobiliteit. In dat verband moet de steller van het ontwerp kunnen verantwoorden waarom hij ervoor gekozen heeft het personeelslid geen recht te geven op het adoptieverlof, het opvangverlof, het pleegouderverlof en het pleegzorgverlof bedoeld in hoofdstuk 6 van het koninklijk besluit van 19 november 1998Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/11/1998 pub. 28/11/1998 numac 1998002123 bron ministerie van ambtenarenzaken Koninklijk besluit betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen sluiten, waardoor aldus een verschil in behandeling ontstaat tussen de aspirant-personeelsleden of de aangeworven personeelsleden die een werkplekleertraject volgen enerzijds en de overige personeelsleden anderzijds.

Op de vraag of een dergelijke verantwoording bestaat, heeft de gemachtigde van de minister het volgende geantwoord: "Idee is altijd geweest om een verlofstelsel te installeren dat toelaat het traject zo efficiënt en compact mogelijk te laten verlopen. Dit vooral vanwege de intensiteit van het traject alsook de praktische organisatie ervan. De Minister is echter bereid het adoptieverlof ook [...] toe te voegen aan de lijst met verloven." Uit een verantwoording die in dergelijke bewoordingen gesteld is, kan niet opgemaakt worden om welke redenen bepaalde soorten verlof, zoals het adoptieverlof, niet toegestaan worden, terwijl andere soorten verlof wel toegestaan worden. Daarenboven dient opgemerkt te worden dat de procedure voor de adoptie en de opvang van een kind opgestart kan zijn vóór het begin van een werkplekleertraject, zodat de uitsluiting van die verloven een disproportionele maatregel lijkt. Het dispositief moet in het licht van deze opmerking opnieuw onderzocht en, in voorkomend geval, herzien worden. 3. In het ontworpen artikel 79quater, eerste lid, 4°, moeten de haakjes weggelaten worden. 4. Het ontworpen artikel 79terdecies, tweede lid, moet als volgt geherformuleerd worden: "In afwijking van artikel 8, vierde lid, derde zin, van het mobiliteitsbesluit neemt de aspirant die zijn federale mobiliteit bekomt overeenkomstig artikel 3, 2°, b) of c), van het mobiliteitsbesluit voor zijn rangschikking rang in op de dag waarop zijn werkplekleertraject is begonnen." De griffier, De voorzitter, Charles-Henri VAN HOVE Bernard BLERO _______ Nota (1) Advies 68.936/AV van 7 april 2021 over een voorontwerp dat geleid heeft tot de wet van 14 augustus 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten `betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie', Parl.St.

Kamer 2020-21, nr. 55-1951/001, 119, opmerking 101. Zie ook GwH 10 maart 2022, nr. 33/2022, B.13.1; GwH 22 september 2022, nr. 110/2022, B.11.2; GwH 1 juni 2023, nr. 84/2023, B.16.9. 21 JANUARI 2024. - Koninklijk besluit houdende het scholingsbeding, heroriëntering om professionele redenen en het werkplekleertraject FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, artikelen 37 en 107, tweede lid;

Gelet op de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, het artikel 4, § 2, 1°, gewijzigd bij de wet van 20 mei 1997;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel;

Gelet op het koninklijk besluit van 11 februari 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/02/1991 pub. 27/11/2020 numac 2020031665 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de federale overheidsdiensten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de federale overheidsdiensten;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 januari 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/01/2007 pub. 19/01/2007 numac 2007002002 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit betreffende de mobiliteit van de statutaire ambtenaren in het federaal administratief openbaar ambt sluiten houdende de mobiliteit en terbeschikkingstelling van personeel van het federaal administratief openbaar ambt;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën van 9 juni 2023;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 10 juli 2023;

Gelet op het advies van het College van de Openbare Instellingen van Sociale Zekerheid, gegeven op 14 juni 2023;

Gelet op de vrijstelling van een impactanalyse op basis van artikel 8, § 1, 4°, van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Gelet op het protocol nr. 829 van 26 oktober 2023 van het Comité voor de federale, gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;

Gelet op advies nr. 74.946/4 van de Raad van State, gegeven op 21 december, met toepassing van artikel

Art. 84.§ 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel

Artikel 1.In het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel wordt een artikel 11bis ingevoegd, luidende: " § 1. De leidend ambtenaar of zijn gemachtigde gaat een scholingsbeding aan met de ambtenaar die een opleiding volgt.

Onder scholingsbeding wordt verstaan: het beding waarbij de ambtenaar die een opleiding op kosten van zijn federale dienst volgt, zich ertoe verbindt om aan deze laatste een gedeelte van de opleidingskosten terug te betalen wanneer hij zonder geldige reden de opleiding onderbreekt voor de voltooiing ervan of vóór het verstrijken van een termijn van drie jaar na het einde van de opleiding: 1° ambtshalve zijn hoedanigheid verliest in toepassing van artikel 112, §§ 1 en 2 en § 3, 1°, 2°, 3°, 5°, 6° en 7°, vrijwillig ontslag neemt overeenkomstig artikel 113, 1°, of ontslagen wordt wegens beroepsongeschiktheid zoals bedoeld in artikel 114;2° in een dienst die niet behoort tot het federaal administratief openbaar ambt bedoeld in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken benoemd wordt. Onder geldige reden wordt verstaan: een situatie waarin de ambtenaar door overmacht, ziekte, arbeidsongeschiktheid of een andere reden die niet aan hem is toe te rekenen, wordt verhinderd de opleiding voort te zetten. De ambtenaar brengt in voorkomend geval zijn federale dienst zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van de reden van het afzien van de opleiding en de daarbij behorende bewijsstukken voor te leggen.

Het scholingsbeding is van toepassing op: 1° het opleidingsprogramma dat de ambtenaar dient te volgen tijdens het werkplekleertraject bedoeld in artikel 79bis van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 houdende de loopbaan van het Rijkspersoneel;2° opleidingen die zich bevinden op een door de minister van Ambtenarenzaken vastgelegde lijst. Tijdens de geldigheidsduur van het scholingsbeding kan de ambtenaar zijn rechten op een afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden bedoeld in hoofdstuk XII van het koninklijk besluit van 19 november 1998Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/11/1998 pub. 28/11/1998 numac 1998002123 bron ministerie van ambtenarenzaken Koninklijk besluit betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen sluiten betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen niet doen gelden voor een periode van zes maanden of meer.

Het scholingsbeding bepaalt de toepassingsvoorwaarden en de nadere regels voor de terugbetaling.

Het scholingsbeding wordt met de leidend ambtenaar of zijn afgevaardigde vastgelegd voordat de ambtenaar de toestemming heeft verkregen de opleiding te volgen.

De directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning legt het model van het scholingsbeding vast met inachtneming van de paragrafen 2 tot 5. § 2. Het scholingsbeding bevat minstens: 1° een omschrijving van de overeengekomen opleiding, de duur ervan en de plaats waar ze doorgaat;2° de kost van deze opleiding of in het geval waarin de kost niet kan worden bepaald in zijn geheel, de kostenelementen die toelaten om de waarde te schatten van de opleiding;3° de begindatum en de geldigheidsduur van het beding;4° het terug te betalen bedrag van de opleidingskosten. Indien de opleiding aanleiding geeft tot het afleveren van een attest valt de begindatum van het scholingsbeding samen met de aflevering van het attest.

Het bedrag bedoeld in de bepaling onder 4° wordt op degressieve wijze uitgedrukt in functie van de geldingsduur van het scholingsbeding. Dit bedrag mag niet hoger liggen dan de grenzen vastgesteld in paragraaf 4. § 3. Er wordt geen scholingsbeding opgemaakt wanneer: 1° de jaarwedde van de ambtenaar het bedrag bedoeld in artikel 22bis, § 4, eerste streepje, van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten niet overschrijdt;2° het niet gaat om een opleiding ter verwerving van nieuwe competenties die in voorkomend geval ook kunnen worden aangewend buiten de federale dienst waarbinnen de ambtenaar is tewerkgesteld;3° de door de ambtenaar gevolgde opleiding voortvloeit uit een wettelijke of reglementaire bepaling om de functie waarvoor de ambtenaar werd aangeworven, uit te oefenen;4° de opleiding geen duur van tachtig uren bereikt of een waarde heeft gelijk aan of lager dan het dubbel van de maandwedde van een ambtenaar die de weddeschaal NDA1 op trap 0 geniet;5° de opleiding aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoet: a) de opleiding is noodzakelijk om het werk waarvoor de ambtenaar is aangeworven, uit te voeren;b) de federale dienst van de ambtenaar is verplicht de opleiding te verstrekken in toepassing van een wettelijke of reglementaire regel. Elk scholingsbeding in strijd met de voorwaarden bedoeld in het eerste lid is nietig.

Het bedrag bedoeld in het eerste lid, 4°, is verbonden aan de spilindex 138,01.

De voorwaarden bedoeld in het eerste lid, bepalingen onder 1° en 3°, zijn niet van toepassing indien het scholingsbeding betrekking heeft op een opleiding voor een functie die voorkomt op de lijst met knelpuntberoepen bedoeld in artikel 16, § 2, 1°.

Het eerste lid, bepaling onder 5°, is niet van toepassing op : 1° het opleidingsprogramma dat de ambtenaar dient te volgen tijdens het werkplekleertraject bedoeld in artikel 79bis van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 houdende de loopbaan van het Rijkspersoneel;2° opleidingen die een aanzienlijke financiële inspanning vereisen en zich bevinden op de door de minister van Ambtenarenzaken vastgelegde lijst. § 4. Wanneer de ambtenaar de voorwaarden van het scholingsbeding niet respecteert, mag het bedrag van terugbetaling dat hij is verschuldigd niet meer inhouden dan: 1° tachtig procent van de opleidingskosten ingeval hij binnen een periode van minder dan één jaar vertrekt of de opleiding zonder geldige reden onderbreekt;2° vijftig procent van de opleidingskosten ingeval hij binnen een periode van één en minder dan twee jaar vertrekt;3° twintig procent van de opleidingskosten ingeval van hij van na een periode van meer dan twee jaar vertrekt. In elk geval mag dit bedrag nooit meer dan dertig procent van de jaarwedde van de ambtenaar inhouden.

Indien de ambtenaar verlof voor stage neemt en vervolgens benoemd wordt in een dienst die niet behoort tot het federaal administratief openbaar ambt bedoeld in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, wordt hij beschouwd te zijn vertrokken op de dag waarop hij zijn verlof voor stage is bekomen. § 5. De ambtenaar blijft de bezitter van zijn diploma's of certificaten en beschikt over het origineel of een door de opleidingsinstantie gewaarmerkt afschrift of het scholingsbeding al dan niet uitwerking heeft." HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel

Art. 2.Het opschrift van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel wordt vervangen als volgt: "koninklijk besluit houdende de loopbaan van het federaal personeel".

Art. 3.In hetzelfde besluit wordt het opschrift van titel III vervangen als volgt: "TITEL III. TRANSITIETRAJECTEN"

Art. 4.In titel III van hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk I ingevoegd, luidende: "HOOFDSTUK I: heroriëntering om professionele redenen Afdeling I: Toepassingsgebied

Art. 68.- Dit hoofdstuk is van toepassing op de personeelsleden van het federaal administratief openbaar ambt zoals bepaald in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken. Het is niet van toepassing op stagiairs.

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de mandaathouders. Afdeling II: Definities

Art. 69.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder: - federale dienst van herkomst: een federale dienst van het federaal openbaar ambt zoals bepaald in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken; - Ontvangende overheidsdienst: de administratie die door een publieke autoriteit is opgericht om zijn wettelijke verplichtingen uit te voeren waarvan de personeelsleden onderworpen zijn aan het statuut van het Rijkspersoneel; - ambtenaar: elk personeelslid van een federale dienst van wie de arbeidsrelatie met de overheid eenzijdig door deze overheid wordt bepaald; - contractueel: elk personeelslid dat met een arbeidsovereenkomst in dienst wordt genomen in een federale dienst; - personeelslid: elke werknemer in dienst van een federale dienst; - de heroriëntering om professionele redenen: een proces gericht op de begeleiding van een personeelslid met het oog op de verdere ontwikkeling van zijn loopbaan waarbij het ontdekken, het versterken of het ontwikkelen van de competenties van het personeelslid centraal staan; - leidend ambtenaar: de voorzitter van het directiecomité van een federale overheidsdienst, de voorzitter van een programmatorische federale overheidsdienst, de leidend ambtenaar of de ambtenaar belast met het dagelijks beheer van een openbare instelling van sociale zekerheid of van een instelling van openbaar nut, de ambtenaar die de directieraad van het Ministerie van Landsverdediging voorzit; - DG R&O: directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning. Afdeling III: Proces van heroriëntering om professionele redenen

Art. 70.§ 1. De heroriëntering om professionele redenen verloopt via een begeleidingstraject ter heroriëntering dat vertrekt vanuit een nood van het personeelslid om zich te heroriënteren wegens gezondheidsredenen of wegens een grondige wijziging van zijn functie of wegens een wil tot heroriëntering met het oog op de verhoging van zijn inzetbaarheid. § 2. Het begeleidingstraject ter heroriëntering omvat een oriënteringsfase en een begeleidingsfase. § 3. Het doel van de oriënteringsfase is de mogelijkheden inzake heroriëntering om professionele redenen van het personeelslid in kaart te brengen. Hierbij wordt rekening gehouden met de capaciteiten van het personeelslid en de verschillende stappen die tijdens het begeleidingstraject ter heroriëntering moeten worden gevolgd.

Na de oriënteringsfase wordt er een competentieprofiel en een heroriënteringsplan voor het personeelslid opgemaakt.

Het heroriënteringsplan heeft tot doel acties te bepalen die nuttig zijn om de competenties van het personeelslid verder te ontwikkelen in het kader van zijn heroriëntering om professionele redenen. § 4. De begeleidingsfase beoogt het heroriënteringsplan uit te voeren.

In het kader van deze uitvoering worden er opleidingen, coaching en eventueel oriënterende stages bij een ontvangende overheidsdienst aan het personeelslid voorgesteld. Afdeling IV: Rechthebbenden

Art. 71.De heroriëntering om professionele redenen is toegankelijk voor: - het personeelslid dat een heroriëntering aanvraagt bij de leidend ambtenaar of zijn afgevaardigde na een ononderbroken afwezigheid van meer dan drie maanden in geval van afwezigheid wegens ziekte of meer dan twaalf maanden voor andere afwezigheden, met uitsluiting van: - het verlof gekoppeld aan de bescherming van het moederschap; - het onbezoldigd ouderschapsverlof; - de loopbaanonderbreking wegens ouderschapsverlof; - het verlof voor opdracht; - het en verlof voor opdracht van algemeen belang in de gevallen bedoeld in de punten 1 en 3 van paragraaf 1 van artikel 104 van het koninklijk besluit van 19 november 1998Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/11/1998 pub. 28/11/1998 numac 1998002123 bron ministerie van ambtenarenzaken Koninklijk besluit betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen sluiten betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen; - het verlof bedoeld in het koninklijk besluit van 2 april 1975 betreffende het verlof dat aan sommige personeelsleden in overheidsdienst wordt verleend voor het verrichten van bepaalde prestaties ten behoeve van in de wetgevende vergaderingen van de Staat en van de Gemeenschappen of de Gewesten erkende politieke groepen, respectievelijk ten behoeve van de voorzitters van de groepe; - het verlof bedoeld in het koninklijk besluit van 12 augustus 1993 betreffende het verlof toegekend aan bepaalde, ter beschikking van de Koning of de Prinsen en Prinsessen van België gestelde personeelsleden van de Rijksdienste. - -het personeelslid dat een re-integratietraject volgt na een ziekte of een ongeval bedoeld in artikel I.4-72 van de Codex over het welzijn op het werk en heeft ingestemd met een heroriëntering om professionele redenen; - de ambtenaar die definitief ongeschikt is verklaard voor zijn functie door de Pensioencommissie en voor wie de federale dienst van herkomst geen oplossing vindt; - -de ambtenaar die zijn functie verliest ten gevolge van een herstructurering van zijn dienst in de zin van artikel 34, eerste lid, 1° van het koninklijk besluit van 15 januari 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/01/2007 pub. 19/01/2007 numac 2007002002 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit betreffende de mobiliteit van de statutaire ambtenaren in het federaal administratief openbaar ambt sluiten houdende de mobiliteit en terbeschikkingstelling van personeel van het federaal administratief openbaar ambt; -- het personeelslid waarvan de taken substantieel worden gewijzigd ten gevolge van een reorganisatie van de federale dienst; - De ambtenaar die het voorwerp is geweest van een ambtshalve mutatie volgens artikel 50 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel.

De heroriëntering om professionele redenen is niet toegankelijk voor: - het personeelslid dat het voorwerp uitmaakt van een remediëring bedoeld in titel II, hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 14 januari 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten1 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt of de vermelding "onvoldoende" heeft gekregen bij zijn laatste evaluatie behoudens in de hogervermelde gevallen; - de ambtenaar die het voorwerp uitmaakt van een tuchtstraf of die geschorst is in het belang van de dienst. Afdeling V: Begeleidingstraject ter heroriëntering

Art. 72.§ 1. De leidend ambtenaar of zijn afgevaardigde van de federale dienst van herkomst dient de aanvraag voor het opstarten van een begeleidingstraject ter heroriëntering in bij het DG R&O. § 2. Het DG R&O beslist over de toelating tot het begeleidingstraject ter heroriëntering op basis van een intakegesprek. § 3. Voor elk begeleidingstraject ter heroriëntering wordt er een tripartiete akkoord opgemaakt tussen de federale dienst van herkomst, het DG R&O en het personeelslid.

Art. 73.Het DG R&O dat de leiding over het begeleidingstraject ter heroriëntering neemt, is bevoegd voor: - de toelating van het personeelslid tot het begeleidingstraject ter heroriëntering en de opmaak ervan ; - de opmaak, per begeleidingstraject ter heroriëntering, van een tripartiete akkoord bedoeld in artikel 72, § 3, en het toezicht op de uitvoering en het verloop ervan ; - de aanstelling van heroriënteringscoördinator die het personeelslid tijdens de verschillende fases van het begeleidingstraject ondersteunt ter heroriëntering ; - de opmaak van een competentieprofiel met mogelijke heroriënteringspistes ; - het formuleren van het heroriënteringsplan ; - in voorkomend geval, het zoeken naar een oriënterende stage bij een ontvangende overheidsdienst

Art. 74.De in artikel 70, § 3, bedoelde oriënteringsfase omvat minstens één gesprek tussen het personeelslid en een door het DG R&O aangestelde heroriënteringscoördinator.

Het heroriënteringsplan bevat de acties die moeten worden ondernomen om de technische en generieke competenties van het personeelslid te versterken en vermeldt in voorkomende geval de voorwaarden en de gepaste context voor de oriënterende stage.

Art. 75.De evaluatie van het personeelslid dat een begeleidingstraject ter heroriëntering geniet, houdt rekening met de bijzonderheden die verband houden met de heroriëntering om professionele redenen.

Art. 76.§ 1. Het begeleidingstraject ter heroriëntering eindigt na vierentwintig maanden, te rekenen vanaf de datum waarop het in artikel 72, § 3, bepaalde akkoord werd ondertekend. § 2. Onverminderd het eerste lid eindigt het begeleidingstraject ter heroriëntering ambtshalve wanneer een betrekking wordt toegekend aan het personeelslid volgens één van de volgende toekenningswijzen: - een mutatie of, in voorkomend geval, een aanwijzing door de leidend ambtenaar of zijn afgevaardigde, van het personeelslid op voorwaarde dat die laatste daarmee instemt, met inachtneming van deel V van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel; - een verandering van graad; - een administratieve bevordering; - federale mobiliteit, ambtshalve mobiliteit of een terbeschikkingstelling anders dan deze bedoeld in afdeling VI; - een vergelijkende of doorlopende selectieprocedure; - een contractuele verbintenis.

Onverminderd het eerste lid eindigt het begeleidingstraject ter heroriëntering van rechtswege: - wanneer de directeur-generaal van het DG R&O vaststelt dat het personeelslid niet aan de eisen van het begeleidingstraject ter heroriëntering voldoet ; - wanneer er geen oriënterende stage voorgesteld werd binnen de zes maanden volgend op het tripartite akkoord voorzien in artikel 72, § 3 ; - op verzoek van het personeelslid. Afdeling VI: Oriënterende stage

Art. 77.§ 1. Onverminderd de specifieke maatregelen van dit hoofdstuk is de oriënterende stage onderworpen aan de bepalingen met betrekking tot de terbeschikkingstelling bedoeld in artikel 51 van het koninklijk besluit van 15 januari 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/01/2007 pub. 19/01/2007 numac 2007002002 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit betreffende de mobiliteit van de statutaire ambtenaren in het federaal administratief openbaar ambt sluiten houdende de mobiliteit en terbeschikkingstelling van personeel van het federaal administratief openbaar ambt. De overeenkomst voor een tijdelijke terbeschikkingstelling wordt opgesteld na akkoord van de directeur-generaal van het DG R&O of zijn afgevaardigde. § 2. Een personeelslid kan maximum achttien maanden een stage doorlopen tijdens een begeleidingstraject ter heroriëntering.

Eén oriënterende stage duurt minstens zes maanden. Tijdens een oriënterende stage de overheidsdienst van ontvangst rapporteert over het functioneren van het personeelslid.

Onverminderd de toepassing van alinea 1 is de maximale duur van een oriënterende stage, voor eenzelfde functie binnen eenzelfde ontvangende overheidsdienst, evenwel beperkt tot twaalf maanden.

Het personeelslid dat drie keer een oriënterende stage weigert is verder uitgesloten van het heroriënteringstraject. § 3. Tijdens de oriënterende stage blijft het personeelslid bezoldigd door de overheidsdienst van herkomst. De vergoedingen en toelagen worden ten laste genomen door de ontvangende overheidsdienst, tenzij de federale dienst van herkomst en de ontvangende overheidsdienst anders overeenkomen.

Indien het personeelslid een specifieke opleiding kan genieten verbonden aan de functie uitgeoefend tijdens de oriënterende stage, zal de ontvangende overheidsdienst instaan voor de kosten.

De arbeidsvoorwaarden van het personeelslid dat een oriënterende stage verricht met betrekking tot het werkrooster, telewerk, satellietwerk en inhaalrust zijn die welke bepaald zijn overeenkomstig de geldende bepalingen in de ontvangende overheidsdienst.

Het personeelslid vraagt het jaarlijks vakantieverlof, het zorgverlof en het omstandigheidsverlof aan bij de ontvangende overheidsdienst.

Bij ziekte of ongeval verwittigt het personeelslid de ontvangende overheidsdienst overeenkomstig de geldende bepalingen in die dienst.

Het personeelslid dient de aanvraag voor verlof voor onderbreking van de beroepsloopbaan, verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid, verminderde prestaties wegens medische redenen, een vierdagenweek, halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar, afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden, onbezoldigd ouderschapsverlof, adoptieverlof, opvangverlof, pleegouderverlof, pleegzorgverlof of verlof om dwingende redenen van familiaal belang in bij de ontvangende overheidsdienst, maar de toekenning van het verlof valt onder de federale dienst van herkomst.

De overheidsdienst van ontvangst informeert de federale dienst van herkomst over de in het vierde en vijfde lid bedoelde verloven en afwezigheden en vraagt het akkoord van de federale dienst van herkomst voor de toekenning van een in het zesde lid bedoeld verlof. § 4. Onverminderd paragraaf 1 eindigt de oriënterende stage van rechtswege: - bij het verstrijken van de termijn die is bepaald overeenkomstig paragraaf 2; - wanneer de ontvangende overheidsorganisatie vaststelt dat het personeelslid niet voldoet aan de eisen van de oriënterende stage mits een opzegtermijn van 15 dagen; - wanneer het personeelslid hiervoor een aanvraag doet mits een opzegtermijn van 15 dagen ; - wanneer het personeelslid geniet van een voltijds verlof voor onderbreking van de loopbaan of een afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden.

Desgevallend kunnen de partijen overeenkomen om een kortere opzeggingstermijn te voorzien dan diegene die is voorzien in de alinea's 1, 2° en 3°.

De aanvraag van het personeelslid om een einde te stellen aan de oriënterende stage bedoeld in de bepaling onder punt 3° komt overeen met een weigering bedoeld in paragraaf 2, vierde lid."

Art. 5.In titel III van hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk II ingevoegd, luidende: "HOOFDSTUK II. Werkplekleertraject Afdeling I. Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 78.Dit hoofdstuk geldt voor ambtenaren van federale diensten die hetzij via mobiliteit, hetzij via rekrutering worden aangeworven in een functie binnen het werkplekleertraject.

Art. 79.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder: 1° federale dienst: een dienst binnen het federaal administratief openbaar ambt bedoeld in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken;2° personeelslid: de ambtenaar of stagiair;3° aspirant: de ambtenaar die via federale mobiliteit in het werkplekleertraject is aangeworven;4° aangeworven personeelslid: de ambtenaar die via een aanwervingsprocedure in het werkplekleertraject is aangeworven;5° directeur-generaal: de directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning;6° werkdag: alle dagen van de week, met uitzondering van zaterdagen, zondagen en feestdagen;7° P&O-directeur: de directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie of, in de federale diensten waar deze functie niet is toegekend, de ambtenaar die verantwoordelijk is voor de dienst belast met het humanresourcesmanagement of, bij gebrek hieraan, de ambtenaar die verantwoordelijk is voor de personeelsdienst;8° verlofbesluit: het koninklijk besluit van 19 november 1998Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/11/1998 pub. 28/11/1998 numac 1998002123 bron ministerie van ambtenarenzaken Koninklijk besluit betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen sluiten betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen;9° evaluatiebesluit: het koninklijk besluit van 14 januari 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten1 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt;10° mobiliteitsbesluit: koninklijk besluit van 15 januari 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/01/2007 pub. 19/01/2007 numac 2007002002 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit betreffende de mobiliteit van de statutaire ambtenaren in het federaal administratief openbaar ambt sluiten houdende de mobiliteit en terbeschikkingstelling van personeel van het federaal administratief openbaar ambt.

Art. 79bis.Het werkplekleertraject bestaat uit een verplicht opleidingsprogramma, een evaluatieperiode van het personeelslid en een eindwerk.

Een federale dienst kan hetzij via federale mobiliteit, hetzij via aanwerving personeel in dienst nemen in het werkplekleertraject indien aan de volgende cumulatieve voorwaarden wordt voldaan: 1° de te begeven functie staat op de lijst met knelpuntberoepen bedoeld in artikel 16, § 2, 1°, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel;2° het personeelslid is geslaagd voor de vergelijkende selectie. De volgende bepalingen zijn niet van toepassing op de vergelijkende selectie bedoeld in het tweede lid, 2° : 1° artikel 2, derde lid, van het koninklijk besluit van 12 juni 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 12/06/2006 pub. 21/06/2006 numac 2006002068 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit tot regeling van het verwerven door de militair van de hoedanigheid van Rijksambtenaar door overplaatsing sluiten tot regeling van het verwerven door de militair van de hoedanigheid van Rijksambtenaar door overplaatsing;2° artikel 2, 3°, van het koninklijk besluit van 26 april 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 26/04/2017 pub. 28/04/2017 numac 2017020328 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit betreffende de intrafederale mobiliteit van de personeelsleden die de rechterlijke macht terzijde staan en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 juni 2006 tot regeling van het verwerven door de militair van de hoedanigheid van Rijksambtenaar door overplaatsing sluiten betreffende de intrafederale mobiliteit van de personeelsleden die de rechterlijke macht terzijde staan en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 juni 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 12/06/2006 pub. 21/06/2006 numac 2006002068 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit tot regeling van het verwerven door de militair van de hoedanigheid van Rijksambtenaar door overplaatsing sluiten tot regeling van het verwerven door de militair van de hoedanigheid van Rijksambtenaar door overplaatsing. De directeur-generaal of zijn afgevaardigde vergelijkt de motivatie, het leervermogen en de competenties van de kandidaten in het licht van de generieke en technische competenties van de functie.

De directeur-generaal bepaalt: 1° de inhoud, de leerdoelstellingen en de duur van het opleidingsprogramma afhankelijk van de functie;2° het opleidingsreglement;3° de inhoud en de vorm van het eindwerk in samenspraak met de dienst van bestemming en het personeelslid.

Art. 79ter.§ 1. Het personeelslid volgt het werkplekleertraject in principe voltijds. De duur wordt op evenredige wijze verlengd in geval van deeltijdse prestaties. § 2. Alle periodes waarin het personeelslid zich in de stand van dienstactiviteit bevindt, komen in aanmerking om de duur van het werkplekleertraject te berekenen.

Periodes van afwezigheid gedurende het werkplekleertraject hebben een verlenging ervan tot gevolg, vanaf het moment dat ze, in één of verschillende malen, dertig werkdagen overschrijden, zelfs als het personeelslid in de stand van dienstactiviteit is.

Komen niet in aanmerking voor de berekening van de dertig werkdagen, afwezigheden ten gevolge van: 1° het vakantieverlof bedoeld in de artikelen 10 tot en met 13 van het verlofbesluit;2° het verlof bedoeld in artikel 14 van het verlofbesluit;3° het omstandigheidsverlof bedoeld in artikel 15 van het verlofbesluit.

Art. 79quater.In afwijking van artikel 1, §§ 1 en 2, van het verlofbesluit, heeft het personeelslid recht op de volgende verloven en afwezigheden: 1° het vakantieverlof bedoeld in de artikelen 10 tot en met 13 van het verlofbesluit;2° het verlof bedoeld in artikel 14 van het verlofbesluit;3° het omstandigheidsverlof bedoeld in artikel 15 van het verlofbesluit;4° het zorgverlof bedoeld in artikel 20 van het verlofbesluit;5° de moederschapsbescherming bedoeld in Hoofdstuk IV van het verlofbesluit;6° het ouderschapsverlof bedoeld in de artikelen 34 tot en met 35/1 van het verlofbesluit;7° het adoptieverlof bedoeld in artikel 36 van het verlofbesluit;8° het verlof wegens ziekte bedoeld in hoofdstuk VIII, afdeling I, van het verlofbesluit;9° de disponibiliteit wegens ziekte bedoeld in hoofdstuk IX van het verlofbesluit;10° de controle op de afwezigheden ten gevolge van ziekte of ongeval bedoeld in hoofdstuk IXbis van het verlofbesluit;11° de verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid ten belope van vier vijfden of negen tienden van de prestaties die hem normaal worden opgelegd bedoeld in artikel 140 van het verlofbesluit;12° het verlof bedoeld in de artikelen 81, §§ 1 en 2, 82, 83 en 84 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel. Afdeling II. Federale mobiliteit

Art. 79quinquies.Het statuut van het Rijkspersoneel is van toepassing op de aspirant behoudens de afwijkingen voorzien in dit hoofdstuk.

Art. 79sexies.In afwijking van artikel 8, eerste lid, van het mobiliteitsbesluit, omvat de proefperiode van de aspirant twaalf maanden.

In afwijking van artikel 8, vierde lid, van het mobiliteitsbesluit, wordt de kandidatuur van het personeelslid definitief aanvaard of geweigerd volgens de voorwaarden bepaald in deze afdeling.

In afwijking van artikel 8 bis, § 2, eerste lid, van het mobiliteitsbesluit, is de aspirant tijdens het werkplekleertraject onderworpen aan de regels betreffende de beoordeling van zijn aanspraken en verdiensten en evaluatie die op hem toepasselijk zijn in zijn dienst van bestemming.

In afwijking van artikel 65, § 1, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel komen de werkelijke diensten van de aspirant die zijn mobiliteit is bekomen overeenkomstig artikel 3, 2°, a), van het mobiliteitsbesluit tijdens het werkplekleertraject in voorkomend geval in aanmerking voor de berekening van zijn graadanciënniteit als hij wordt benoemd wordt overeenkomstig artikel 79terdecies, eerste lid.

Art. 79septies.De aspirant behoudt zich gedurende de volledige duur van het werkplekleertraject het recht voor terug te keren naar zijn federale dienst van herkomst.

Art. 79octies.Het werkplekleertraject van de aspirant bevat minstens een planningsgesprek, drie functioneringsgesprekken en een gesprek op het einde van het werkplekleertraject.

De vermelding "onvoldoende" toegekend tijdens de evaluatie van de aspirant heeft geen gevolgen op zijn loopbaan.

Art. 79nonies.Het planningsgesprek vindt plaats in de maand na het begin van het werkplekleertraject. Onverminderd artikel 3 van het evaluatiebesluit bepaalt de evaluator tijdens het planningsgesprek de prestatiedoelstellingen en ten minste twee persoonlijke ontwikkelingsdoelstellingen om: 1° de optimale integratie van aspirant binnen de federale dienst van bestemming mogelijk te maken;2° aan te tonen of de aspirant over de vaardigheden en bekwaamheden beschikt die vereist zijn om de functie uit te oefenen en die verband houden met de betrekking die hij uitoefent. Het planningsgesprek van de aspirant bepaalt in welke mate aan elke in het eerste lid bepaalde doelstelling voldaan wordt om de beoordeling van zijn evolutie tijdens elk verplicht functioneringsgesprek mogelijk te maken.

Art. 79decies.§ 1. Tijdens het werkplekleertraject worden drie functioneringsgesprekken gehouden tussen de evaluator en de aspirant.

Ze worden evenwichtig gespreid over de evaluatieperiode.

Het doel van deze gesprekken is de balans op te maken van de functionering van de aspirant, de behaalde resultaten, de eventuele moeilijkheden en de middelen die moeten worden ingezet om die te verhelpen. Op vraag van de aspirant woont de P&O-directeur of zijn gemachtigde de gesprekken bij.

Om de evolutie van de aspirant in de loop van het werkplekleertraject te kunnen beoordelen, worden de doelstellingen die tijdens het planningsgesprek zijn vastgelegd of tijdens een vorig functioneringsgesprek zijn aangepast, aangevuld, aangepast of verduidelijkt tijdens elk verplicht functioneringsgesprek.

Elk verplicht functioneringsgesprek wordt afgesloten met een verslag en de vermelding "onvoldoende" kan door de hiërarchische meerdere worden toegekend op basis van de in artikel 23 van het evaluatiebesluit bedoelde criteria.

De dienst van bestemming kan het werkplekleertraject van de aspirant beëindigen op basis van een gemotiveerde beslissing indien bij één functioneringsgesprek de vermelding "onvoldoende" werd toegekend. In dat geval keert hij terug naar zijn dienst van herkomst. § 2. De evaluator bezorgt de aspirant het verslag van het verplichte functioneringsgesprek binnen de twintig werkdagen na het gesprek. Er wordt onmiddellijk een kopie daarvan bezorgd aan de P&O-directeur.

Art. 79undecies.Op het einde van het werkplekleertraject nodigt de evaluator de aspirant uit voor een laatste gesprek. Dit gesprek vindt plaats in de laatste maand van het werkplekleertraject, dat eventueel werd verlengd. Als het personeelslid op het tijdstip van het gesprek afwezig is, vindt het gesprek uiterlijk plaats in de maand die volgt op de werkhervatting.

Het gesprek op het einde van het werkplekleertraject wordt met een verslag afgesloten.

In afwijking van artikel 32 van het evaluatiebesluit eindigt het werkplekleertraject van de aspirant als hij op dit gesprek de vermelding "onvoldoende" heeft gekregen op basis van de in artikel 23 van het evaluatiebesluit bedoelde criteria. In dat geval keert de aspirant naar zijn dienst van herkomst.

Art. 79duodecies.Indien de aspirant niet het volledige opleidingsprogramma heeft afgewerkt wegens een reden die te wijten is aan de praktische organisatie ervan, wordt het werkplekleertraject verlengd. Deze verlenging bedraagt maximum zes maanden te rekenen vanaf de begindatum van de eerstvolgende opleiding rond zijn werkplekleertraject.

Als de aspirant gedurende de verlengingstermijn van zes maanden niet het volledige opleidingsprogramma heeft afgewerkt, wordt het werkplekleertraject beëindigd. In dat geval keert hij terug naar zijn dienst van herkomst.

Art. 79terdecies.De aspirant wordt definitief benoemd wanneer in de klasse of graad van de functie waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld als hij voldoet aan de volgende cumulatieve voorwaarden: 1° hij heeft het volledige opleidingsprogramma gevolgd;2° hij is geslaagd voor het eindwerk;3° hij heeft geen vermelding "onvoldoende" gekregen op het gesprek op het einde van het werkplekleertraject. In afwijking van artikel 8, vierde lid, derde zin, neemt de aspirant die zijn federale mobiliteit bekomt overeenkomstig artikel 3, 2°, b) of c), van het mobiliteitsbesluit voor zijn rangschikking rang in op de dag waarop zijn werkplekleertraject is begonnen. Afdeling III. Aanwerving

Art. 79quaterdecies.De bepalingen van het statuut van het federaal openbaar ambt die betrekking hebben op stagiairs zijn van toepassing op het aangeworven personeelslid, behoudens de afwijkingen voorzien in dit hoofdstuk.

Art. 79quindecies.De directeur-generaal organiseert de vergelijkende selectie overeenkomstig artikel 16, § 2, 1°, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel.

Art. 79sexdecies.Als het aangeworven personeelslid niet het volledige opleidingsprogramma heeft afgewerkt wegens een reden die te wijten is aan de praktische organisatie ervan, wordt het werkplekleertraject verlengd. Deze verlenging bedraagt maximum zes maanden te rekenen vanaf de begindatum van de eerstvolgende opleiding rond zijn werkplekleertraject.

Als het aangeworven personeelslid gedurende de verlengingstermijn van zes maanden niet het volledige het opleidingsprogramma heeft afgewerkt, wordt het werkplekleertraject beëindigd.

Art. 79septdecies.Het aangeworven personeelslid wordt benoemd in de klasse of graad van de functie waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld als hij aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoet: 1° hij heeft het volledige opleidingsprogramma gevolgd;2° hij is geslaagd voor het eindwerk; 3° hij heeft geen vermelding "onvoldoende" gekregen op het gesprek op het einde van het werkplekleertraject of de evaluatiecommissie, zoals bepaald in artikel 26 van het koninklijk besluit van het evaluatiebesluit, heeft zijn benoeming voorgesteld." HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 11 februari 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/02/1991 pub. 27/11/2020 numac 2020031665 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de federale overheidsdiensten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de federale overheidsdiensten

Art. 6.Het opschrift van het koninklijk besluit van 11 februari 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/02/1991 pub. 27/11/2020 numac 2020031665 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de federale overheidsdiensten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de federale overheidsdiensten wordt aangevuld met de woorden "en het scholingsbeding".

Art. 7.In hetzelfde besluit wordt een artikel 3quater ingevoegd, luidende: "De leidend ambtenaar of zijn gemachtigde gaat een scholingsbeding aan met de in artikel 1 bedoelde persoon die een opleiding volgt.

Onder scholingsbeding wordt verstaan: het beding waarbij de in artikel 1 bedoelde persoon die een opleiding volgt op kosten van zijn federale dienst zich ertoe verbindt om aan deze laatste een gedeelte van de opleidingskosten terug te betalen wanneer hij zonder geldige reden de opleiding onderbreekt voor de voltooiing ervan of vóór het verstrijken van drie jaar na het einde van de opleiding: 1° zijn arbeidsovereenkomst beëindigt;2° wegens dringende reden wordt ontslagen. Onder geldige reden wordt verstaan: een situatie waarin de in artikel 1 bedoelde persoon door overmacht, ziekte, arbeidsongeschiktheid of een andere reden die niet aan hem is toe te rekenen, wordt verhinderd de opleiding voort te zetten. Hij brengt in voorkomend geval zijn federale dienst zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van de reden van het afzien van de opleiding en de daarbij horende bewijsstukken voor te leggen.

De bepaling onder 1° is geldt wanneer de in artikel 1 bedoelde persoon in een federale overheidsdienst die behoort tot het federaal administratief openbaar ambt bedoeld in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken wordt aangeworven of in dienst wordt genomen vóór het verstrijken van drie jaar na het einde van de opleiding.

Het scholingsbeding bepaalt de toepassingsvoorwaarden en de nadere regels voor de terugbetaling.

Het scholingsbeding wordt met de leidend ambtenaar of zijn afgevaardigde vastgelegd voordat de in artikel 1 bedoelde persoon de toestemming heeft verkregen de opleiding te volgen.

De directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning legt het model van het scholingsbeding vast met inachtneming van de wettelijke bepalingen die van toepassing zijn op het scholingsbeding." HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het koninklijk besluit van 15 januari 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/01/2007 pub. 19/01/2007 numac 2007002002 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit betreffende de mobiliteit van de statutaire ambtenaren in het federaal administratief openbaar ambt sluiten houdende de mobiliteit en terbeschikkingstelling van personeel van het federaal administratief openbaar ambt

Art. 8.In artikel 34, eerste lid, gewijzigd door de wet van 10 augustus 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/08/2015 pub. 31/08/2015 numac 2015014191 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet tot verlenging van de steunmaatregelen aan het gecombineerd en het verspreid vervoer voor de periode 2015-2016 type wet prom. 10/08/2015 pub. 21/08/2015 numac 2015022279 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet tot verhoging van de wettelijke leeftijd voor het rustpension, de voorwaarden voor de toegang tot het vervroegd pensioen en de minimumleeftijd voor het overlevingspensioen type wet prom. 10/08/2015 pub. 10/09/2015 numac 2015000483 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 16 januari 2013 houdende diverse maatregelen betreffende de strijd tegen maritieme piraterij type wet prom. 10/08/2015 pub. 26/08/2015 numac 2015014199 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven sluiten, van het koninklijk besluit van 15 januari 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/01/2007 pub. 19/01/2007 numac 2007002002 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit betreffende de mobiliteit van de statutaire ambtenaren in het federaal administratief openbaar ambt sluiten houdende de mobiliteit en terbeschikkingstelling van personeel van het federaal administratief openbaar ambt wordt tussen de bepalingen onder 2° en 3° een bepaling onder 2bis° ingevoegd, luidende: "2bis° : de federale statutaire ambtenaren die het voorwerp uitmaken van een re-integratietraject in toepassing van artikel I.4-72 van de Codex over het welzijn op het werk en die definitief ongeschikt zijn om het overeengekomen werk te verrichten, maar in staat zijn aangepast of ander werk te verrichten."

Art. 9.In artikel 51bis van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 16 december 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten0, wordt het tweede lid vervangen als volgt: "In afwijking van artikel 6, § 1, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 bekomt de in artikel 51 bedoelde ambtenaar bekleed met een klasse A2, A3, A4 of A5 zijn federale mobiliteit overeenkomstig het eerste lid." HOOFDSTUK 5. - Slotbepaling

Art. 10.De minister van Ambtenarenzaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 21 januari 2024.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Ambtenarenzaken, P. DE SUTTER

^