gepubliceerd op 10 augustus 2005
Wet tot wijziging van diverse wetten betreffende het statuut van de militairen
16 JULI 2005. - Wet tot wijziging van diverse wetten betreffende het statuut van de militairen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK I. - Wijziging van de wet van 18 maart 1838 houdende organisatie van de Koninklijke Militaire School
Art. 2.Overal in de Franse tekst van de wet van 18 maart 1838 houdende organisatie van de Koninklijke Militaire School, worden de woorden « Défense nationale » vervangen door het woord « Défense ».
Art. 3.In artikel 14 van dezelfde wet, hersteld bij de wet van 22 maart 2001, worden de woorden « 100 000 Belgische frank » vervangen door de woorden « 2.478,94 EUR ».
Art. 4.In artikel 16 van dezelfde wet, hersteld bij de wet van 22 maart 2001, wordt het woord « Studiedirecteur » vervangen door de woorden « directeur van het academisch onderwijs ». HOOFDSTUK II. - Wijziging van de wet van 30 juli 1938 betreffende het gebruik der talen bij het leger
Art. 5.Overal in de Franse tekst van de wet van 30 juli 1938 betreffende het gebruik der talen bij het leger, worden de woorden « Défense nationale » vervangen door het woord « Défense ».
Art. 6.Artikel 3 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 28 december 1990 en gewijzigd bij de wet van 26 maart 1999, wordt vervangen als volgt : «
Artikel 3.- § 1. Om in de graad van onderluitenant of in een gelijkwaardige graad te kunnen worden aangesteld en om tot deze graad te kunnen worden benoemd, moet de kandidaat-beroepsofficier het examen afleggen over de wezenlijke kennis van de taal van het andere taalstelsel dan dat waartoe hij behoort.
Dit examen heeft tot doel na te gaan of de kandidaat in staat is om bij een eenheid met het ene of het andere taalstelsel te dienen. § 2. Het examen omvat een opstel en een mondelinge proef.
Tijdens de mondelinge proef moet de kandidaat, naargelang het geval : 1° a) antwoorden op een vraag in het domein van zijn kunde zo het een kandidaat-officier geneesheer, apotheker, tandarts, dierenarts of kapelmeester betreft;b) antwoorden op een vraag die betrekking heeft op de militaire kennis die de kandidaat tijdens zijn vorming heeft opgedaan, zo het een kandidaat-officier niet in a) hiervoor bedoeld betreft;2° a) een theorieles of een uiteenzetting geven in verband met zijn kunde zo het een kandidaat-officier geneesheer, apotheker, tandarts, dierenarts of kapelmeester betreft;b) een theorieles geven over een militair onderwerp dat voorkomt op zijn vormingsprogramma, zo het een kandidaat-officier niet in a) hiervoor bedoeld betreft;3° een korte tekst lezen en samenvatten;4° over een opgegeven onderwerp een toespraak houden.».
Art. 7.In artikel 5, § 1, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 30 juli 1955 en gewijzigd bij de wetten van 28 december 1990 en 26 maart 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid, 3°, wordt vervangen als volgt : « 3° Een mondeling examen, bestaande uit een samenvatting en commentaar, in de tweede taal, van een in die taal gestelde tekst uit een militair tijdschrift of werk zoveel mogelijk overeenkomende met de bijzondere bekwaamheid of de functie van de kandidaat.»; 2° in het derde lid worden de woorden « elke der beide uiteenzettingen, » vervangen door de woorden « de uiteenzetting ».
Art. 8.In artikel 7 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 30 juli 1955 en gewijzigd bij de wetten van 10 juni 1970, 28 december 1990 en 22 maart 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, 1°, wordt vervangen als volgt : « 1° zij die, na hun studiën in die taal volbracht te hebben in een burgerlijke instelling van hoger onderwijs, houder zijn van : a) een diploma van het universitair onderwijs;b) een diploma van het hoger onderwijs van het lange of korte type;c) een getuigschrift dat het slagen in een vorming van de 1ste, 2de of 3de universitaire cyclus en de toekenning van tenminste 120 studiepunten bevestigt, zonder dat een academische graad werd verleend;»; 2° paragraaf 1, 2°, opgeheven bij de wet van 10 juni 1970, wordt hersteld in de volgende lezing : « 2° zij die houder zijn van een bewijskrachtig document dat bevestigt dat ze ten minste 60 lesuren in die taal, tijdens eenzelfde academisch jaar in een universiteit, hebben gegeven in de hoedanigheid van gewoon hoogleraar, hoogleraar of docent;»; 3° in § 1, 3°, vervallen de woorden « c) Applicatieschool van de rijkswacht;»; 4° paragraaf 2, eerste lid, 1°, wordt vervangen als volgt : « 1° hetzij tijdens de vormingcyclus van de kandidaat-officier;».
Art. 9.In artikel 9bis, § 1, tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 maart 2001, vervallen de woorden « , zoals bepaald in artikel 13, tweede lid, van de wet van 21 december 1990 houdende statuut van de kandidaat-militairen van het actief kader ».
Art. 10.In artikel 11, tweede lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 28 december 1990 en gewijzigd bij de wet van 27 maart 2003, worden de woorden « geslaagd zijn voor een examen over de grondige kennis van deze taal » vervangen door de woorden « in deze taal geslaagd zijn voor het examen over de grondige kennis bedoeld in artikel 7, § 1, 5° ».
Art. 11.In artikel 25 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° De Nederlandse tekst wordt vervangen als volgt : « Artikel 25.- A. In de militaire hospitalen en apotheken wordt de streektaal gebruikt voor de bevelen tot het personeel, alsmede voor de administratie en het beheer. Echter worden de bevelen, berichten en mededelingen voor de zieken bestemd, in beide landstalen gesteld.
B. Het militair hospitaal en de militaire apotheek van Brussel worden beschouwd als eenheden met gemengd taalregime. Hun personeel bestaat voor de helft uit leden die van hun wezenlijke kennis van de Nederlandse taal hebben doen blijken, voor de andere helft uit leden die van hun wezenlijke kennis van de Franse taal hebben doen blijken.
Bij gebrek aan getuigschriften, wordt die rechtvaardiging geleverd door middel van een gepast examen waarvan programma en inrichting bij koninklijk besluit worden bepaald. De geneesheer-directeur en de leidende officier moeten van de kennis van beide landstalen doen blijken, op grond van het bepaalde in artikel 5.
C. De Dienst onthaal en oriëntatie, de depots, de parken, de arsenalen, de fabricagewerkplaatsen, de gewestelijke diensten van de genie en alle andere militaire diensten en inrichtingen gebruiken, voor hun inwendige dienst, de taal van de streek waar ze gevestigd zijn.
De bevelen, kennisgevingen en mededelingen aan het personeel worden in beide landstalen gesteld.
De bepaling van paragraaf B is van toepassing op de diensten en inrichtingen welke in de streek van Brussel gevestigd zijn.
Het taalregime dat door de diensten, vermeld in het eerste en tweede lid, voor hun betrekkingen met de andere organismes van het leger dient toegepast, wordt bij koninklijk besluit bepaald. »; 2° in paragraaf C van de Franse tekst worden de woorden « Les bureaux de recrutement » vervangen door de woorden « Le Service accueil et orientation ».
Art. 12.In artikel 31bis, vierde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 30 juli 1955, worden de woorden « drie krijgsmachtdelen en van de rijkswacht » vervangen door de woorden « krijgsmacht ».
Art. 13.In dezelfde wet worden opgeheven : 1° artikel 8, § 2, tweede lid, ingevoegd bij de wet van 28 december 1990;2° de artikelen 16 en 17;3° artikel 17bis, ingevoegd bij de wet van 30 juli 1955;4° artikel 29. HOOFDSTUK III. - Wijziging van de wet van 23 december 1955 betreffende de hulpofficieren van de luchtmacht, piloten en navigatoren
Art. 14.Overal in de Franse tekst van de wet van 23 december 1955 betreffende de hulpofficieren van de luchtmacht, piloten en navigatoren, worden de woorden « Défense nationale » vervangen door het woord « Défense ».
Art. 15.In artikel 5 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 20 mei 1994 en 22 maart 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, worden de woorden « hetzij op aanvraag van betrokkene, » ingevoegd tussen de woorden « hetzij om morele ongeschiktheid of beroepsonbekwaamheid, » en de woorden « verbreken »;2° paragraaf 3 wordt opgeheven;3° paragraaf 4 wordt opgeheven.
Art. 16.Artikel 9, § 2ter, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 16 maart 2000, wordt aangevuld als volgt : « 5° wanneer, in periode van vrede, de crisistoestand afgekondigd wordt voor het reservekader. » HOOFDSTUK IV. - Wijziging van de wet van 1 maart 1958 betreffende het statuut van de beroepsofficieren van de krijgsmacht
Art. 17.De Franse tekst van het opschrift van de wet van 1 maart 1958 betreffende het statuut van de beroepsofficieren van de krijgsmacht, vervangen bij de wet van 16 mei 2001, wordt vervangen door het volgende opschrift : « Loi relative au statut des officiers de carrière des forces armées ».
Art. 18.Overal in de Franse tekst van dezelfde wet, worden de woorden « Défense nationale » vervangen door het woord « Défense ».
Art. 19.Artikel 16, tweede lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 28 december 1990, wordt vervangen als volgt : « Na een afwezigheid om gezondheidsredenen kan de officier, voor zover de dienst het toelaat, van een militair geneesheer toestemming krijgen om halftijds te werken. De periode van ten minste een halve dag, gedurende dewelke de officier, die een dergelijke toestemming gekregen heeft, afwezig is, moet verrekend worden in de in het eerste lid bedoelde tijd. De toestemming om halftijds te werken mag niet worden verleend voor meer dan zes maanden gedurende de periode dat de officier aan dezelfde ziekte lijdt. »
Art. 20.Artikel 21, § 3, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 16 maart 2000, wordt aangevuld als volgt : « 5° wanneer, in periode van vrede, de crisistoestand afgekondigd wordt voor het reservekader. »
Art. 21.In dezelfde wet wordt een artikel 44bis ingevoegd, luidende : «
Artikel 44bis.- Elke officier kan op elk ogenblik van bevordering afzien. Deze verzaking is onherroepelijk. »
Art. 22.In artikel 45, § 2, derde lid, van dezelfde wet, wordt het woord « eveneens » ingevoegd tussen de woorden « paragraaf is » en « van toepassing ».
Art. 23.In artikel 48bis, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 20 mei 1994, vervallen de woorden « van hun krijgsmachtdeel ».
Art. 24.In dezelfde wet worden opgeheven : 1° artikel 49, § 2;2° artikel 97bis, vervangen bij de wet van 22 maart 2001. HOOFDSTUK V. - Wijziging van de wet van 27 december 1961 betreffende het statuut van de onderofficieren van het actief kader van de krijgsmacht
Art. 25.Overal in de Franse tekst van de wet van 27 december 1961 betreffende het statuut van de onderofficieren van het actief kader van de krijgsmacht, worden de woorden « Défense nationale » vervangen door het woord « Défense ».
Art. 26.Artikel 18, tweede lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 28 december 1990, wordt vervangen als volgt : « Na een afwezigheid om gezondheidsredenen kan de onderofficier, voor zover de dienst het toelaat, van een militair geneesheer toestemming krijgen om halftijds te werken. De periode van ten minste een halve dag, gedurende dewelke de onderofficier, die een dergelijke toestemming gekregen heeft, afwezig is, moet verrekend worden in de in het eerste lid bedoelde tijd. De toestemming om halftijds te werken mag niet worden verleend voor meer dan zes maanden gedurende de periode dat de onderofficier aan dezelfde ziekte lijdt. »
Art. 27.Artikel 23, § 3, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 16 maart 2000, wordt aangevuld als volgt : « 5° wanneer, in periode van vrede, de crisistoestand afgekondigd wordt voor het reservekader. »
Art. 28.In dezelfde wet wordt een artikel 39quater ingevoegd, luidende : «
Artikel 39quater.- Elke onderofficier kan op elk ogenblik van bevordering afzien. Deze verzaking is onherroepelijk. »
Art. 29.In artikel 40, § 2, vierde lid, van dezelfde wet, wordt het woord « eveneens » ingevoegd tussen de woorden « paragraaf is » en « van toepassing ».
Art. 30.In artikel 47bis, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 20 mei 1994, vervallen de woorden « van hun krijgsmachtdeel ».
Art. 31.Artikel 73bis van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 22 maart 2001, wordt opgeheven. HOOFDSTUK VI. - Wijziging van de wet van 12 juli 1973 betreffende het statuut van de vrijwilligers van het actief kader van de krijgsmacht
Art. 32.Overal in de Franse tekst van de wet van 12 juli 1973 betreffende het statuut van de vrijwilligers van het actief kader van de krijgsmacht, worden de woorden « Défense nationale » vervangen door het woord « Défense ».
Art. 33.In dezelfde wet wordt een artikel 7quater ingevoegd, luidende : «
Artikel 7quater.- Elke vrijwilliger kan op elk ogenblik van bevordering afzien. Deze verzaking is onherroepelijk. »
Art. 34.Artikel 8, § 2, van dezelfde wet wordt aangevuld met het volgende lid : « Deze paragraaf is eveneens van toepassing op de benoeming in de graad van eerste soldaat. »
Art. 35.Artikel 12, tweede lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 28 december 1990, wordt vervangen als volgt : « Na een afwezigheid om gezondheidsredenen kan de vrijwilliger, voor zover de dienst het toelaat, van een militair geneesheer toestemming krijgen om halftijds te werken. De periode van ten minste een halve dag, gedurende dewelke de vrijwilliger, die een dergelijke toestemming gekregen heeft, afwezig is, moet verrekend worden in de in het eerste lid bedoelde tijd. De toestemming om halftijds te werken mag niet worden verleend voor meer dan zes maanden gedurende de periode dat de vrijwilliger aan dezelfde ziekte lijdt. »
Art. 36.Artikel 17, § 3, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 16 maart 2000, wordt aangevuld als volgt : « 5° wanneer, in periode van vrede, de crisistoestand afgekondigd wordt voor het reservekader. »
Art. 37.In artikel 20octies van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 20 mei 1994, worden de woorden « stafchef van zijn krijgsmachtdeel » vervangen door de woorden « directeur-generaal human resources ».
Art. 38.In artikel 22ter, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 20 mei 1994, vervallen de woorden « van hun krijgsmachtdeel ».
Art. 39.Artikel 23bis van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 22 maart 2001, wordt opgeheven. HOOFDSTUK VII. - Wijziging van de wet van 14 januari 1975 houdende het tuchtreglement van de krijgsmacht
Art. 40.Overal in de Franse tekst van de wet van 14 januari 1975 houdende het tuchtreglement van de krijgsmacht, worden de woorden « Défense nationale » vervangen door het woord « Défense ».
Art. 41.Worden in dezelfde wet opgeheven : 1° artikel 1, § 1, 1°, a ;2° artikel 2;3° artikel 15, § 1, vijfde lid, ingevoegd bij de wet van 22 december 1989;4° artikel 18, § 2, ingevoegd bij de wet van 22 december 1989.
Art. 42.In artikel 34 van dezelfde wet vervalt de laatste zin. HOOFDSTUK VIII. - Wijziging van de wet van 13 juli 1976 betreffende de getalsterkte aan officieren en de statuten van het personeel van de krijgsmacht
Art. 43.Overal in de Franse tekst van de wet van 13 juli 1976 betreffende de getalsterkte aan officieren en de statuten van het personeel van de krijgsmacht, worden de woorden « Défense nationale » vervangen door het woord « Défense ».
Art. 44.Artikel 44, 1°, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 maart 2001, wordt vervangen als volgt : « 1° op het statuut van de beroepsofficieren; ».
Art. 45.Artikel 50 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 22 maart 2001, wordt vervangen als volgt : «
Artikel 50.§ 1. Buiten de verloven waarop zij, volgens de personeelscategorie waartoe zij behoort, aanspraak kan maken, heeft de vrouwelijke militair in werkelijke dienst recht op een moederschapsverlof dat, op haar verzoek, ten vroegste aanvangt de zesde week vóór de vermoedelijke datum van de bevalling of de achtste week vóór deze datum wanneer de geboorte van een meerling wordt verwacht. De vrouwelijke militair bezorgt aan haar korpscommandant ten laatste zeven weken vóór de vermoedelijke datum van de bevalling of negen weken vóór deze datum wanneer de geboorte van een meerling wordt verwacht een medisch getuigschrift waaruit deze datum blijkt. Indien de bevalling plaats heeft na de door de geneesheer voorziene datum, wordt het verlof tot de werkelijke datum van de bevalling verlengd.
De vrouwelijke militair mag geen prestaties meer verrichten vanaf de zevende dag die de vermoedelijke datum van de bevalling voorafgaat tot het verstrijken van de periode van negen weken die begint te lopen op de dag van de bevalling. § 2. Op verzoek van de vrouwelijke militair kan het postnatale gedeelte van het moederschapsverlof na de negende week verlengd worden, met een periode waarvan de duur gelijk is aan de periode waarin zij verder prestaties verricht heeft of met vergunning of verlof geweest is met uitzondering van het moederschapsverlof en het verlof bedoeld in artikel 52, en dit vanaf de zesde week vóór de werkelijke datum van de bevalling of vanaf de achtste week wanneer de geboorte van een meerling wordt verwacht. Bij vroeggeboorte wordt deze periode verminderd met het aantal dagen waarop zij, tijdens de periode van zeven dagen die de bevalling voorafgaat, hetzij prestaties geleverd heeft hetzij met vergunning of verlof geweest is met uitzondering van het moederschapsverlof en het verlof bedoeld in artikel 52. Periodes van afwezigheid om gezondheidsreden worden noch met periodes waarin prestaties worden verricht noch met verloven of vergunningen gelijkgesteld.
Ingeval van geboorte van een meerling, wordt op verzoek van de vrouwelijke militair het postnatale gedeelte van het moederschapsverlof na de negende week, eventueel verlengd overeenkomstig het bepaalde in het vorige lid, verlengd met een periode van maximaal twee weken.
Wanneer het pasgeboren kind na de eerste zeven dagen te rekenen vanaf zijn geboorte in de verplegingsinrichting moet opgenomen blijven, kan op verzoek van de vrouwelijke militair het postnatale gedeelte van het moederschapsverlof verlengd worden met een duur gelijk aan de periode waarin haar kind na die eerste zeven dagen in de verplegingsinrichting opgenomen is gebleven. De duur van deze verlenging mag vierentwintig weken niet overschrijden. Met dat doel bezorgt de vrouwelijke militair aan haar korpscommandant : 1° op het einde van het postnatale gedeelte van het moederschapsverlof, een getuigschrift van de verplegingsinrichting waaruit blijkt dat het pasgeboren kind in de verplegingsinrichting opgenomen blijft na de eerst zeven dagen vanaf zijn geboorte en met vermelding van de duur van de opname;2° in voorkomend geval een nieuw getuigschrift van de verplegingssinrichting bij het einde van de verlenging die voortvloeit uit het bepaalde in dit lid waaruit blijkt dat tijdens deze verlenging het pasgeboren kind de verplegingsinrichting nog niet heeft mogen verlaten en met vermelding van de duur van de opname.»
Art. 46.In artikel 53quinquies, § 3, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 27 maart 2003, worden de woorden « De betrokken militair heeft geen recht op wedde. Hij » vervangen door de woorden « Het verlof voor ouderschapsbescherming is niet bezoldigd maar wordt gelijkgesteld met een periode van werkelijke dienst. De betrokken militair ».
Art. 47.In artikel 54bis, § 4, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 27 maart 2003, worden de woorden « De betrokken militair heeft geen recht op wedde. Hij » vervangen door de woorden « Het verlof voor verzorging van een zwaar zieke verwant is niet bezoldigd maar wordt gelijkgesteld met een periode van werkelijke dienst. De betrokken militair ». HOOFDSTUK IX. - Wijziging van de wet van 21 december 1990 houdende statuut van de kandidaat-militairen van het actief kader
Art. 48.Overal in de Franse tekst van de wet van 21 december 1990 houdende statuut van de kandidaat-militairen van het actief kader, worden de woorden « Défense nationale » vervangen door het woord « Défense ».
Art. 49.Artikel 3, eerste lid, van dezelfde wet, wordt vervangen als volgt : « De vorming, bedoeld in artikel 2, cyclus basisvorming genoemd, bestaat, naargelang het geval, uit één of meer van de volgende vormingsperiodes : 1° een periode van schoolvorming;2° een periode van opleiding;3° een stageperiode;4° een evaluatieperiode. Tijdens de stage- en de evaluatieperiode oefent de kandidaat een functie uit waarvoor hij een vorming gekregen heeft. »
Art. 50.Artikel 7bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 maart 2001, wordt opgeheven.
Art. 51.In artikel 20, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 maart 2001, worden de woorden « of per korps, voor de bijzondere korpsen » vervangen door de woorden « of per korps, specialiteit of ambt ».
Art. 52.In artikel 24 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 2 augustus 2002 en gewijzigd bij de wet van 27 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.Kan, op zijn verzoek, in functie van de kaderbehoeften van de krijgsmacht, gereclasseerd worden, de kandidaat bedoeld in artikel 2, eerste lid, 1°, en tweede lid, die tijdens de door de Koning bepaalde gedeelten van de vormingscyclus : 1° hetzij definitief mislukt wordt bevonden wegens een onvoldoende beoordeling van de professionele hoedanigheden;2° hetzij definitief mislukt wordt bevonden wegens een onvoldoende beoordeling van de karakteriële hoedanigheden;3° hetzij wegens de weigering of intrekking van de vereiste veiligheidsmachtiging uit zijn specifieke vormingscyclus moet worden verwijderd;4° hetzij definitief mislukt wordt bevonden wegens een onvoldoende beoordeling van de fysieke hoedanigheden op het vlak van de fysieke conditie. De beslissing tot reclassering kan bestaan uit : 1° hetzij, onder de voorwaarden bepaald door de Koning, de toestemming krijgen om een nieuwe vorming aan te vatten, in dezelfde hoedanigheid, in dezelfde personeelscategorie, in een andere specifieke vormingscyclus;2° hetzij, onder de voorwaarden bepaald door de Koning, de toestemming krijgen om een nieuwe vorming aan te vatten in de hoedanigheid van kandidaat-aanvullingsmilitair, in dezelfde personeelscategorie;3° hetzij, onder de voorwaarden bepaald door de Koning, de toestemming krijgen om een nieuwe vorming aan te vatten in de hoedanigheid van kandidaat-beroeps- of -aanvullingsmilitair in een lagere personeelscategorie;4° hetzij, onder de voorwaarden bepaald door de Koning, de toestemming krijgen om een nieuwe vorming aan te vatten in de hoedanigheid van kandidaat-hulpofficier piloot. Wordt de kandidaat evenwel definitief mislukt bevonden wegens een onvoldoende beoordeling van de professionele hoedanigheden ten gevolge van een definitieve afwijzing, naargelang het geval, als kandidaat- officier voor het examen over de wezenlijke kennis van de tweede landstaal krachtens artikel 4 van de wet van 30 juli 1938 betreffende het gebruik der talen bij het leger of als kandidaat-onderofficier voor het examen over de werkelijke kennis van de taal van de eenheid bij dewelke hij zou moeten dienen krachtens artikel 8 van dezelfde wet, dan kan enkel de reclassering bedoeld in het tweede lid, 3°, worden toegestaan.
Wordt de kandidaat definitief mislukt bevonden wegens een onvoldoende beoordeling van de karakteriële hoedanigheden dan kan enkel de reclassering bedoeld in het tweede lid, 3°, worden toegestaan.
Wordt de kandidaat definitief mislukt bevonden wegens een onvoldoende beoordeling van zijn fysieke hoedanigheden op het vlak van de fysieke conditie, dan kan enkel de reclassering bedoeld in het tweede lid, 1°, worden toegestaan. In dat geval kan de kandidaat alleen gereclasseerd worden in een andere specifieke vormingscyclus waarvoor die lichamelijke conditie niet vereist is.
De reclassering wordt toegestaan of geweigerd door de door de Koning aangewezen overheid en volgens de procedure die Hij bepaalt.
De reclassering kan slechts éénmaal worden toegestaan. »; 2° paragraaf 6 wordt aangevuld met het volgende lid : « Aan de kandidaat, die wegens ernstige of uitzonderlijke omstandigheden in de onmogelijkheid verkeerde of verkeert om zich voor te bereiden of deel te nemen aan bepaalde proeven of examens, kan de toestemming gegeven worden deze op een vastgestelde latere datum af te leggen.»
Art. 53.Artikel 25 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 20 mei 1994 en gewijzigd bij de wetten van 22 maart 2001 en 27 maart 2003, wordt vervangen als volgt : «
Artikel 25.- De hoedanigheid van kandidaat wordt van rechtswege ontnomen, door de overheid die de Koning bepaalt : 1° wanneer de kandidaat definitief mislukt' wordt bevonden omdat hij : a) niet de vereiste professionele hoedanigheden bezit, overeenkomstig de van kracht zijnde regels aangaande de beoordeling van de professionele hoedanigheden, en hetzij niet kan, hetzij niet wenst gereclasseerd te worden;b) niet de vereiste karakteriële hoedanigheden bezit, overeenkomstig de van kracht zijnde regels aangaande de beoordeling van de karakteriële hoedanigheden, en hetzij niet kan, hetzij niet wenst gereclasseerd te worden;c) niet de vereiste fysieke hoedanigheden bezit, overeenkomstig de van kracht zijnde regels inzake de beoordeling van de fysieke conditie, de vorming hetzij niet kan, hetzij niet wenst voort te zetten en hetzij niet kan, hetzij niet wenst gereclasseerd te worden;2° wanneer de kandidaat niet meer voldoet aan de eisen die op medisch vlak of op het vlak van beroepsbekwaamheid gesteld worden en hij zijn vorming hetzij niet kan, hetzij niet wenst voort te zetten;3° wanneer de kandidaat niet meer de vereiste morele hoedanigheden bezit, overeenkomstig de regels van kracht inzake de beoordeling van de morele hoedanigheden;4° wanneer de kandidaat bedoeld in artikel 2, eerste lid, 1°, en tweede lid, op zijn verzoek, de verbreking van zijn dienstneming of wederdienstneming verkrijgt;5° wanneer de kandidaat bedoeld in artikel 2, eerste lid, 2° en 3°, op zijn verzoek, hiervoor de toestemming bekomt van de chef defensie of van de door hem aangewezen overheid;6° wanneer de dienstneming of wederdienstneming van ambtswege verbroken wordt;7° wanneer de kandidaat geen burger meer is van een lidstaat van de Europese Unie, of wanneer hij, in toepassing van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, het voorwerp uitmaakt van een beslissing tot verwijdering van het grondgebied, terugwijzing of uitzetting;8° wanneer de kandidaat wegens de weigering of intrekking van de vereiste veiligheidsmachtiging uit zijn specifieke vormingscyclus moet worden verwijderd en hetzij niet kan, hetzij niet wenst gereclasseerd te worden. Wanneer het verlies van hoedanigheid van kandidaat bedoeld in het eerste lid, van toepassing is op een ongehuwde en niet ontvoogde militair die minder dan 18 jaar oud is, worden zij die ten opzichte van hem het ouderlijk gezag uitoefenen, hiervan bij aangetekende brief in kennis gesteld. »
Art. 54.In artikel 26 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 20 mei 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.De militaire verplichtingen van de kandidaat bedoeld in artikel 2, eerste lid, 1°, die de hoedanigheid van kandidaat verliest en die voor zijn aanvaarding als kandidaat deel uitmaakte van het reservekader of met onbepaald verlof was, worden, onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 26bis en 28, bepaald in de regels betreffende het statuut van de militairen van het reservekader van de krijgsmacht. »; 2° in § 3 vervallen de woorden « , 26, § 4 »;3° paragraaf 3bis wordt opgeheven;4° paragraaf 4 wordt opgeheven. HOOFDSTUK X. - Wijziging van de wet van 16 maart 1994 betreffende het statuut en de bezoldiging van het onderwijzend personeel van de Koninklijke Militaire School
Art. 55.Artikel 3, § 3, eerste lid, van de wet van 16 maart 1994 betreffende het statuut en de bezoldiging van het onderwijzend personeel van de Koninklijke Militaire School, vervangen bij de wet van 27 maart 2003, wordt aangevuld als volgt : « in de specialiteit vereist voor het ambt. ».
Art. 56.In dezelfde wet wordt een artikel 6ter ingevoegd, luidende : «
Artikel 6ter.De docenten waarvoor het onderwijs slechts een bijbetrekking is en die, op 8 mei 1994, reeds in dienst zijn, ontvangen, per lesuur een wedde gelijk aan het dertigste van de wedde dat per weekuur over het jaar wordt toegekend aan de docenten van de Koninklijke Militaire School. » HOOFDSTUK XI. - Wijziging van de wet van 20 mei 1994 betreffende de geldelijke rechten van de militairen
Art. 57.In artikel 3, § 4, eerste lid, van de wet van 20 mei 1994 betreffende de geldelijke rechten van de militairen, gewijzigd bij de wet van 27 maart 2003, worden de woorden « of buitenlands » ingevoegd tussen de woorden « door een Belgisch » en de woorden « gerecht veroordeeld tot ». HOOFDSTUK XII. - Wijziging van de wet van 20 mei 1994 houdende het statuut van de militairen korte termijn
Art. 58.Artikel 3bis van de wet van 20 mei 1994 houdende het statuut van de militairen korte termijn, ingevoegd bij de wet van 22 maart 2001, wordt opgeheven.
Art. 59.Artikel 10 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «
Artikel 10.De duur van de vorming bedraagt één vormingsjaar.
De cyclus basisvorming bestaat uit de volgende vormingsperiodes, die op hun beurt opgedeeld kunnen worden in deelperiodes, fases en modules : 1° een periode van opleiding, onderverdeeld in : a) een deelperiode gemeenschappelijke militaire basisvorming;b) een deelperiode gespecialiseerde professionele vorming;2° eventueel een stageperiode;3° een evaluatieperiode. Tijdens de stage- en de evaluatieperiode oefent de kandidaat een functie uit waarvoor hij een vorming gekregen heeft.
De kandidaat kan ertoe verplicht worden zijn vorming geheel of gedeeltelijk te ontvangen in een militaire of burgerlijke instelling, in België of in het buitenland. »
Art. 60.In artikel 11 van dezelfde wet vervallen de woorden « en per krijgsmachtdeel ».
Art. 61.Artikel 20, 2°, van dezelfde wet, wordt vervangen als volgt : « 2° de militair korte termijn, van wie de wederdienstneming op verzoek wordt verbroken. »
Art. 62.In artikel 24, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 16 maart 2000, worden de woorden « stafchef van het betrokken krijgsmachtdeel » vervangen door de woorden « directeur-generaal human resources ». HOOFDSTUK XIII. - Wijziging van de wet van 16 maart 2000 betreffende het ontslag van bepaalde militairen en de verbreking van de dienstneming of wederdienstneming van bepaalde kandidaat-militairen, de vaststelling van de rendementsperiode en het terugvorderen door de staat van een deel van de door de staat gedragen kosten voor de vorming en van een gedeelte van de tijdens de vorming genoten wedden
Art. 63.Overal in de Franse tekst van de wet van 16 maart 2000 betreffende het ontslag van bepaalde militairen en de verbreking van de dienstneming of wederdienstneming van bepaalde kandidaat-militairen, de vaststelling van de rendementsperiode en het terugvorderen door de staat van een deel van de door de Staat gedragen kosten voor de vorming en van een gedeelte van de tijdens de vorming genoten wedden, worden de woorden « Défense nationale » vervangen door het woord « Défense ».
Art. 64.In artikel 2, 2°, van dezelfde wet, vervallen de woorden « van de luchtmacht ».
Art. 65.In de Nederlandse tekst van artikel 8 van dezelfde wet, worden de woorden « , bij gemotiveerde beslissing, » ingevoegd tussen de woorden « Koning » en « de militair ».
Art. 66.In de tabel A van de bijlage bij dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de reeks (6), kolom « Vormingsduur », wordt het cijfer « 5 » vervangen door het cijfer « 4 »;2° in de reeks (6), kolom « Duur van de rendementsperiode », wordt het cijfer « 7,5 » vervangen door het cijfer « 6 »;3° in de reeks (7), kolom « Vormingsduur », wordt het cijfer « 5,5 » vervangen door het cijfer « 5 »;4° in de reeks (7), kolom « Duur van de rendementsperiode », wordt het cijfer « 8,25 » vervangen door het cijfer « 7,5 »;5° in de reeks (8), kolom « Vormingsduur », wordt het cijfer « 6,5 » vervangen door het cijfer « 6 »;6° in de reeks (8), kolom « Duur van de rendementsperiode », wordt het cijfer « 9,75 » vervangen door het cijfer « 9 »;7° in de reeks (9), kolom « Vormingsduur », wordt het cijfer « 7,5 » vervangen door het cijfer « 7 »;8° in de reeks (9), kolom « Duur van de rendementsperiode », wordt het cijfer « 11,25 » vervangen door het cijfer « 10,5 »;9° in de voetnoot (10), vervallen de woorden « van de luchtmacht ». HOOFDSTUK XIV. - Wijziging van de wet van 25 mei 2000 tot instelling van de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek en de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap voor sommige militairen en tot wijziging van het statuut van de militairen met het oog op de instelling van de tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking
Art. 67.Overal in de Franse tekst van de wet van 25 mei 2000 tot instelling van de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek en de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap voor sommige militairen en tot wijziging van het statuut van de militairen met het oog op de instelling van de tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking, worden de woorden « Défense nationale » vervangen door het woord « Défense ».
Art. 68.In artikel 6 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 6 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, 6°, wordt vervangen als volgt : « 6° wanneer de betrokken militair : a) gehospitaliseerd wordt;b) zich aanbiedt voor raadpleging of voor medische onderzoeken in een militaire medische formatie of hospitaalformatie;»; 2° paragraaf 1, 7°, wordt vervangen als volgt : « 7° in geval van zwangerschapsverlof, opvangverlof, ouderschapsverlof, vaderschapsverlof, palliatief verlof, verlof voor ouderschapsbescherming of verlof voor verzorging van een zwaar zieke verwant;»; 3° paragraaf 1, 8°, wordt vervangen als volgt : « 8° in geval van tijdelijke ambtsontheffing om gezondheidsredenen, om gezinsredenen, bij tuchtmaatregel, voor persoonlijke aangelegenheden of wegens loopbaanonderbreking;»; 4° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.Mits een schriftelijke opzegging van drie maanden wordt de arbeidsregeling bedoeld in artikel 2 geschorst voor de vereiste duur, bij gemotiveerde beslissing van de militaire overheid aangewezen door de Koning : 1° in geval van deelname aan een andere cursus dan die bedoeld in § 1, 1°;2° in geval van plaatsing in de deelstand « in intensieve dienst »;3° in geval van een opdracht van hulpverlening buiten het nationale grondgebied of deelname aan een andere vorm van operationele inzet dan die bedoeld in § 1, 2°. In uitzonderlijke gevallen kan de opzeggingstermijn van 3 maanden teruggebracht worden tot één maand.
De betrokken militair kan verzaken aan het voordeel van de opzegging bedoeld in het eerste en het tweede lid. »
Art. 69.Artikel 14, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de programmawet van 2 augustus 2002, wordt vervangen als volgt : « § 1. De arbeidsregeling bedoeld in artikel 11 wordt automatisch en zonder opzegging geschorst voor de vereiste duur : 1° in geval van operationele inzet in de vorm van ordehandhavingsinzet;2° in geval van deelname aan een opdracht van hulpverlening op het nationale grondgebied;3° bij het op preadvies stellen voor een situatie bedoeld in 1° en 2°;4° in geval van zwangerschapsverlof, ouderschapsverlof, vaderschapsverlof, palliatief verlof, verlof voor ouderschapsbescherming of verlof voor verzorging van een zwaar zieke verwant;5° in geval van tijdelijke ambtsontheffing om gezondheidsredenen, om gezinsredenen, bij tuchtmaatregel, voor persoonlijke aangelegenheden of wegens loopbaanonderbreking;6° in geval van schorsing bij ordemaatregel. Mits een schriftelijke opzegging van drie maanden wordt de arbeidsregeling bedoeld in artikel 11 geschorst voor de vereiste duur, bij gemotiveerde beslissing van de militaire overheid aangewezen door de Koning : 1° in geval van deelname aan een cursus;2° in geval van een opdracht van hulpverlening buiten het nationale grondgebied of deelname aan een andere vorm van operationele inzet dan die bedoeld in het eerste lid, 1°. In uitzonderlijke gevallen kan de opzeggingstermijn van 3 maanden teruggebracht worden tot één maand.
De betrokken militair kan verzaken aan het voordeel van de opzegging bedoeld in het tweede en het derde lid. » HOOFDSTUK XV. - Wijziging van de wet van 22 maart 2001 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de statuten van het militair personeel
Art. 70.In de wet van 22 maart 2001 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de statuten van het militair personeel, worden de artikelen 91, 92 en 105 opgeheven. HOOFDSTUK XVI. - Wijziging van de wet van 16 mei 2001 houdende statuut van de militairen van het reservekader van de krijgsmacht
Art. 71.Overal in de tekst van de wet van 16 mei 2001 houdende statuut van de militairen van het reservekader van de krijgsmacht, gewijzigd bij de wet van 27 maart 2003, worden de woorden « kandidaat-reservemilitairen in basisopleiding » vervangen door de woorden « kandidaat-reservemilitairen in basisvorming » en worden de woorden « kandidaat-reservemilitair in basisopleiding » vervangen door de woorden « kandidaat-reservemilitair in basisvorming ».
Art. 72.In artikel 15 van dezelfde wet worden de woorden « voor de basisopleiding » vervangen door de woorden « voor de militaire initiatiefase ».
Art. 73.Artikel 21 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «
Artikel 21.- De Koning bepaalt voor de kandidaat-reservemilitair in basisvorming, de duur van de periode van opleiding, die slechts bestaat uit een militaire initiatiefase. De totale duur van de militaire initiatiefase, die dient voltooid te zijn binnen een periode van twee jaar, mag evenwel niet meer dan tien weken bedragen. »
Art. 74.Artikel 22 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «
Artikel 22.- De reservevrijwilliger volgt eventueel een periode van opleiding, die bestaat uit een deelperiode gespecialiseerde professionele vorming. Deze vorming kan door een stage- en evaluatieperiode worden gevolgd.
De vormingscyclus van de kandidaat-reserveofficier of kandidaat-reserveonderofficier bestaat uit : 1° een periode van opleiding, onderverdeeld in : a) eventueel een deelperiode gemeenschappelijke militaire basisvorming bestaande uit een fase militaire basisopleiding;b) een deelperiode gespecialiseerde professionele vorming, hierna « gespecialiseerde professionele vorming » genoemd;2° eventueel een stageperiode;3° een evaluatieperiode. De Koning bepaalt per personeelscategorie de duur van de deelperiodes.
De periode van opleiding dient evenwel binnen een periode van vier jaar beëindigd te worden. »
Art. 75.Artikel 38 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «
Artikel 38.- De militair van het reservekader, met uitzondering van de kandidaat-reservemilitair in basisvorming, kan, op verzoek of met het goedvinden van de Koning of de overheid die Hij aanduidt, bijkomende prestaties verrichten. De Koning bepaalt de voorwaarden waaronder deze prestaties kunnen worden uitgevoerd. »
Art. 76.Artikel 72, eerste lid, 5°, van dezelfde wet, wordt vervangen als volgt : « 5° door het verlies van de nationaliteit dat voor gevolg heeft dat de militair geen burger meer is van een lidstaat van de Europese Unie, of de beslissing tot verwijdering van het grondgebied, tot uitzetting of tot terugwijzing, in toepassing van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. » HOOFDSTUK XVII. - Wijziging van de wet van 11 november 2002 betreffende de hulpofficieren van de krijgsmacht
Art. 77.In artikel 5 van de wet van 11 november 2002 betreffende de hulpofficieren van de krijgsmacht worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « voorwaarden bepaald in artikel 3 van de wet van 23 december 1955 » vervangen door de woorden « aanvaardingsvoorwaarden voor de werving van kandidaat-hulpofficieren »;2° in § 2 worden de woorden « , voorwaarden bedoeld in artikel 3 van de wet van 23 december 1955 » vervangen door de woorden « aanvaardingsvoorwaarden voor de werving van kandidaat-hulpofficieren »;3° in § 2, tweede lid, in de Franse tekst, wordt het woord « agréés » vervangen door het woord « admis ».
Art. 78.In de artikelen 8 en 14, § 1, eerste lid, 1°, van dezelfde wet wordt het woord « aanvaarding » vervangen door het woord « dienstneming ».
Art. 79.In artikel 9 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, worden de woorden « voorwaarden bepaald in artikel 3 van de wet van 23 december 1955 » vervangen door de woorden « aanvaardingsvoorwaarden voor de werving van kandidaat-hulpofficieren », wordt in de Franse tekst het woord « agréé » vervangen door het woord « admis » en wordt in de Nederlandse tekst het woord « aanvaarding » vervangen door het woord « dienstneming »;2° in § 2 wordt, in de Franse tekst, het woord « agréé » vervangen door het woord « admis » en wordt in de Nederlandse tekst, 2°, het woord « aanvaarding » vervangen door het woord « dienstneming ».
Art. 80.In artikel 11, eerste lid, van dezelfde wet wordt het woord « aanvaardingsdatum » vervangen door het woord « dienstnemingsdatum ». HOOFDSTUK XVIII. - Wijziging van de wet van 6 februari 2003 betreffende het vrijwillig ontslag vergezeld van een geïndividualiseerd beroepsomschakelingsprogramma ten behoeve van bepaalde militairen en houdende sociale bepalingen
Art. 81.In de Franse tekst van artikel 7, eerste lid, 2°, van de wet van 6 februari 2003 betreffende het vrijwillig ontslag vergezeld van een geïndividualiseerd beroepsomschakelingsprogramma ten behoeve van bepaalde militairen en houdende sociale bepalingen, worden de woorden « bureau de reclassement professionnel » vervangen door de woorden « bureau de reconversion professionnelle ».
Art. 82.In de Nederlandse tekst van artikel 9, § 4, tweede lid, van dezelfde wet, worden de woorden « afwezigheid van meer dan drie maanden om gezondheidsredenen » vervangen door de woorden « afwezigheid om gezondheidsredenen van meer dan drie maanden ».
Art. 83.In de Nederlandse tekst van artikel 13 van dezelfde wet worden de woorden « het actief kader heeft verlaten door » ingevoegd tussen de woorden « op de militair die » en het woord « ontslag », en vervallen de woorden « genomen heeft ».
Art. 84.In de Nederlandse tekst van artikel 15 van dezelfde wet vervallen de woorden « bij hun terugkeer naar het burgerleven, ». HOOFDSTUK XIX. - Wijziging van de wet van 27 maart 2003 betreffende de werving van de militairen en het statuut van de militaire muzikanten en tot wijziging van verschillende wetten van toepassing op het personeel van Landsverdediging
Art. 85.In artikel 6, § 1, tweede lid, van de wet van 27 maart 2003 betreffende de werving van de militairen en het statuut van de militaire muzikanten en tot wijziging van verschillende wetten van toepassing op het personeel van Landsverdediging, worden de woorden « de dag waarop hij de hoedanigheid van kandidaat-militair verwerft » vervangen door de woorden « 31 december van het wervingsjaar ».
Art. 86.Artikel 7, § 1, van dezelfde wet, wordt aangevuld als volgt : « 4° niet reeds tweemaal in een vormingsjaar mislukt zijn tijdens een vorming van kandidaat-officier van de normale of aanvullende werving of kandidaat-onderofficier die aanvaard werd in een school voor onderofficieren, indien hij voor dezelfde vormingscyclus solliciteert; 5° voor de sollicitant kandidaat voor de luchtdienst, niet uit de categorie van het varend personeel geschrapt geweest zijn, behalve op aanvraag van betrokkene of wegens medische ongeschiktheid voor luchtdienst.»
Art. 87.Artikel 11, § 3, tweede lid, van dezelfde wet, wordt vervangen als volgt : « De sollicitant kan tegen deze beslissing beroep aantekenen. Op straffe van niet-ontvankelijkheid, moet het beroep gemotiveerd en ingediend worden per aangetekende brief binnen de zeven kalenderdagen volgend op de kennisgeving van de resultaten. »
Art. 88.Artikel 16, § 1, tweede lid, van dezelfde wet, wordt vervangen als volgt : « Op straffe van onontvankelijkheid, moet het beroep gemotiveerd en ingediend worden binnen de zeven kalenderdagen volgend op de betekening van de beslissing van medische ongeschiktheid. » HOOFDSTUK XX. - Overgangs- en eindbepalingen
Art. 89.De kandidaten die, op de datum van inwerkingtreding van de artikelen 6 en 7, niet geslaagd zijn voor de taalexamens, in eerste poging, voorzien voor de aanstelling en de benoeming tot de graad van onderluitenant of een gelijkwaardige graad en voor de bevordering tot de graad van majoor of een gelijkwaardige graad, genieten van een tweede poging volgens dezelfde modaliteiten als deze van de eerste poging.
Art. 90.Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van artikel 56, dat uitwerking heeft met ingang van 8 mei 1994, en met uitzondering van de artikelen 13, 3°, 49, 59, 66, 1° tot 8°, 69, 71, 72, 73 en 74 die in werking treden op de door de Koning te bepalen datum.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 16 juli 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT Met 's Lands zegel gezegeld : Voor de Minister van Justitie, afwezig, De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT _______ Nota's (1) Zitting 2004-2005. Kamer van volksvertegenwoordigers.
Parlementaire bescheiden : Wetsontwerp, nr. 1715/1. Amendement, nr. 1715/2- Verslag, nr. 1715/3. - Aangenomen tekst, nr. 1715/4.
Parlementaire Handelingen : Tekst aangenomen op 9 juni 2005.
Senaat.
Parlementaire bescheiden : Wetsontwerp overgezonden door de Kamer, nr. 1231/1. Niet geëvoceerd.