gepubliceerd op 13 juli 2007
Koninklijk besluit tot regeling van de overplaatsing van bepaalde militairen naar het administratief en logistiek kader van de politiezones
3 JULI 2007. - Koninklijk besluit tot regeling van de overplaatsing van bepaalde militairen naar het administratief en logistiek kader van de politiezones
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op artikel 118, tweede lid, zoals gewijzigd bij de wet van 16 juli 2005 en op artikel 121, zoals vervangen bij de wet van 26 april 2002;
Gelet op het protocol nr. N-249.2332 van het onderhandelingscomité van het militair personeel van de Krijgsmacht van 2 februari 2007 en het protocol nr. 198/3 van 29 januari 2007 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 19 december 2006 en 1 februari 2007;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 21 mei 2007;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken van 20 april 2007;
Overwegende dat het advies van de Adviesraad van burgemeesters niet regelmatig binnen de voorgeschreven termijn gegeven is en dat geen verzoek om verlenging van de termijn gedaan is; dat er bijgevolg aan is voorbijgegaan;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de regelgeving voorziet in de terbeschikkingstelling van militairen aan politiezones om er administratieve en logistieke taken te vervullen;
Dat die terbeschikkingstelling één jaar duurt, na hetwelk de militair, indien hij voldoening schenkt, wordt overgeplaatst naar het administratief en logistiek kader van de betrokken politiezone;
Dat op heden die periode van terbeschikkingstelling is afgelopen voor meerdere militairen;
Dat krachtens artikel 11bis van de voornoemde wet van 16 juli 2005, de maximale duur van de terbeschikkingstelling de 18 maanden niet te boven mag gaan;
Dat, rekening houdende met die termijn, het noodzakelijk wordt om die militairen over te plaatsen;
Gelet op het advies 43.269/2 van de Raad van State, gegeven op 18 juni 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en van Onze Minister van Landsverdediging, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op militairen die vallen onder de bepalingen van de wet van 16 juli 2005 houdende de overplaatsing van sommige militairen naar een openbare werkgever en die personeelsleden van het administratief en logistiek kader in een politiezone wensen te worden.
Art. 2.De gemeente - of politieraad van de lokale politie die gebruik wenst te maken van de mogelijkheid van de voornoemde wet stelt een bijzondere personeelsformatie vast waarvan de betrekkingen enkel toegankelijk zijn voor de in die wet bedoelde militairen.
De bijzondere personeelsformatie voorziet enkel betrekkingen van niveau B, C of D. HOOFDSTUK 2. - De terbeschikkingstelling
Art. 3.De gemeente - of politieraad deelt de vacante betrekkingen van de in artikel 2 bedoelde bijzondere personeelsformatie, via de directie van de relaties met de lokale politie, mede aan de Minister van Landsverdediging, die verder instaat voor de oproep tot kandidaatstelling en eveneens voor de mededeling van de weerhouden kandidaten.
Art. 4.De militairen die bekleed zijn met de graden van soldaat, eerste soldaat, korporaal, korporaal-chef en eerste korporaal-chef hebben toegang tot de betrekkingen van niveau D. De militairen die bekleed zijn met de graden van sergeant, eerste sergeant, eerste sergeant-chef, eerste sergeant-majoor, adjudant, adjudant-chef en adjudant-majoor hebben toegang tot de betrekkingen van niveau C. De militairen die bekleed zijn met de graden van sergeant, eerste sergeant, eerste sergeant-chef, eerste sergeant-majoor, adjudant, adjudant-chef en adjudant-majoor, bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 6 december 2001 betreffende het verlenen van geldelijke voordelen aan sommige militairen die een paramedische functie uitoefenen of die aangeworven werden overeenkomstig de bijzondere werving bedoeld in artikel 4, § 2, derde lid, 2°, van de wet van 27 maart 2003 betreffende de werving van de militairen en het statuut van de militaire muzikanten en tot wijziging van de verschillende wetten van toepassing op het personeel van Landsverdediging, hebben toegang tot de betrekkingen van niveau B. Worden geassimileerd aan de in de eerste, tweede en derde leden bedoelde graden, de gelijkwaardig beschouwde graden bij de marine, de medische dienst en de militaire muzikanten.
Art. 5.De kandidaatstelling van een militair voor de selectie voor de terbeschikkingstelling en de latere overplaatsing is slechts ontvankelijk indien hij voldoet aan de voorwaarden zoals voorzien in de artikelen 19, 1 tot 6°, van de wet van 26 april 2002 houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten.
Art. 6.Na de selectie in de politiezone, wordt de weerhouden militair er ter beschikking gesteld voor een periode van één jaar.
Art. 7.De periode van terbeschikkingstelling is een stageperiode gedurende dewelke de militair wordt tewerkgesteld in de functie waarvoor hij ter beschikking is gesteld van de begunstigde zone.
Art. 8.Gedurende de periode waarin hij ter beschikking wordt gesteld, dient de militair de opleidingen te volgen die door de begunstigde politiezone worden opgelegd en bedoeld zijn voor de uitvoering van zijn taken.
De opleidingskosten vallen ten laste van de politiezone.
Art. 9.Het Ministerie van Landsverdediging deelt aan de betrokken korpschef het saldo van de vakantiedagen en het aantal ziektedagen van de militair op het ogenblik van de terbeschikkingstelling mee.
Art. 10.De begunstigde politiezone is burgerlijk aansprakelijk voor de militairen die er ter beschikking worden gesteld.
Art. 11.De ter beschikking gestelde militair is onderworpen aan het vergoedingsstelsel voor arbeidsongevallen zoals bedoeld in artikel 36 van de wet van 27 december 2000 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de rechtspositie van het personeel van de politiediensten.
Art. 12.De individuele terbeschikkingstelling wordt beëindigd : 1° van rechtswege na afloop van de periode van één jaar bedoeld in artikel 6;2° op ieder ogenblik mits een opzeggingstermijn van drie maanden, op verzoek van de militair, van de Minister van Landsverdediging of de begunstigde zone, tenzij tussen de betrokken partijen een kortere termijn wordt overeengekomen;3° op beslissing van de burgemeester of het politiecollege na drie maanden afwezigheid wegens gezondheidsredenen;4° op beslissing van de burgemeester of het politiecollege indien de militaire overheid hem een statutaire maatregel oplegt;5° in geval van niet slagen voor de stage;6° bij een benoeming als statutair personeelslid van het administratief en logistiek kader. HOOFDSTUK 3. - De overplaatsing
Art. 13.In de maand die aan het einde van de terbeschikkingstelling voorafgaat, neemt de gemeente - of politieraad, op advies van de korpschef, een beslissing hetzij tot overplaatsing, hetzij tot niet-overplaatsing.
Deze beslissing wordt gebaseerd op het door de ter beschikking gestelde militair aan de dag gelegde vermogen om de functie waarvoor hij in dienst werd geroepen, effectief uit te oefenen.
Een ter beschikking gestelde militair kan niet worden overgeplaatst indien hij, in toepassing van de bepalingen betreffende de verloven en afwezigheden, afwezig is geweest gedurende meer dan een kwart van de voor de terbeschikkingstelling bepaalde periode, zelfs indien hij tijdens die periode in dienstactiviteit is gebleven. Op beslissing van de korpschef van de begunstigde zone en mits akkoord van de Minister van Landsverdediging kan hij, zonder te moeten deelnemen aan een nieuwe selectie, een nieuwe terbeschikkingstelling genieten van een duur gelijk aan de afwezigheid.
In afwijking van het vorige lid, wordt de periode van terbeschikkingstelling automatisch verlengd wanneer de afwezigheidsperiode voortvloeit uit verlof betreffende de moederschapsbescherming, uit ouderschapsverlof, uit opvangverlof of uit adoptieverlof.
Art. 14.In dezelfde beslissing die de overplaatsing toelaat, benoemt de gemeente - of politieraad de overgeplaatste militair, met uitwerking de dag die volgt op het einde van zijn terbeschikkingstelling, overeenkomstig artikel 56 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, als statutair personeelslid van het administratief en logistiek kader zonder andere verplichting tot stage, in de graad verbonden aan zijn betrekking zoals vastgelegd in de bijzondere personeelsformatie bedoeld in artikel 2.
Hij legt de eed af overeenkomstig de bepalingen voorzien in artikel 59 van dezelfde wet.
Art. 15.Komen in aanmerking voor de berekening van de niveauanciënniteit, alle periodes van werkelijke dienst vanaf de datum van de benoeming tot één van de militaire graden die toegang geven tot het betrokken niveau.
Komen in aanmerking voor de berekening van de graadanciënniteit, de werkelijk gepresteerde diensten als ter beschikking gestelde militair in het beklede ambt.
Art. 16.De overgeplaatste militair behoudt de geldelijke anciënniteit die hij heeft verworven in de schoot van de krijgsmacht, tenzij de geldelijke anciënniteit berekend overeenkomstig de artikelen XI.II.3 tot XI.II.9, RPPol voor hem voordeliger is.
Art. 17.De naar het administratief en logistiek kader van een politiezone overgeplaatste militair verwerft de minimumloonschalengroep, zoals bedoeld in artikel II.III.4 RPPol, verbonden aan de graad bedoeld in artikel 14.
Hij verwerft respectievelijk de eerste, de tweede, de derde of de vierde loonschaal van die minimum-loonschalengroep : a) indien hij over minder dan 6 jaar kaderanciënniteit beschikt die toegang geeft tot het betrokken niveau;b) indien hij over ten minste 6 jaar maar minder dan 12 jaar kaderanciënniteit beschikt die toegang geeft tot het betrokken niveau;c) indien hij ten minste over 12 jaar maar minder dan 18 jaar kaderanciënniteit beschikt die toegang geeft tot het betrokken niveau;d) indien hij over 18 jaar of meer kaderanciënniteit beschikt die toegang geeft tot het betrokken niveau. Onder de kaderanciënniteit die toegang geeft tot het betrokken niveau, moet begrepen worden de verworven anciënniteit in de graden die toegang geven tot één van de niveaus zoals bedoeld in artikel 4.
Art. 18.De loonschaalanciënniteit wordt bepaald door de kaderanciënniteit die toegang geeft tot het betrokken niveau verminderd met 6, 12 of 18 jaar indien het personeelslid respectievelijk de tweede, de derde of de vierde loonschaal van de betrokken loonschalengroep bekomt.
Art. 19.Elke maand dat de wedde van de overgeplaatste militair, vermeerderd met de samen met de wedde bepaalde toelagen, lager is dan de in het tweede lid bedoelde beschermingswedde, ontvangt hij een toelage gelijk aan het verschil tussen de twee.
De beschermingswedde is gelijk aan de wedde van de militair voor de maand vóór zijn overplaatsing, vermeerderd met, in voorkomend geval, de toelage voor geselecteerde bedoeld in artikel 30 van het koninklijk besluit van 18 maart 2003 houdende bezoldigingsregeling van de militairen van alle rangen en betreffende het stelsel van de dienstprestaties van de militairen van het actief kader beneden de rang van officier, de vormingstoelage bedoeld in artikel 32 van hetzelfde besluit en de meesterschapstoelage bedoeld in artikel 34 van hetzelfde besluit, indien hij deze genoot in de maand vóór zijn overplaatsing.
Telkens als de wedde van de overgeplaatste militair niet volledig is verschuldigd, wordt de beschermingswedde in dezelfde mate verminderd.
Art. 20.De artikelen XIV.I.7, XIV.I.9 en XIV.I.10, RPPol, zijn mutatis mutandis van toepassing op de overgeplaatste militair die zich inschrijft voor een gecertificeerde opleiding vóór de eerste september die volgt op de datum van zijn overplaatsing.
Art. 21.Het niveau van talenkennis van de overgeplaatste militair wordt bepaald door de toepassing van de equivalentietabel verwat in de bijlage 14,RPPol.
Art. 22.Het ziektecontingent wordt bepaald overeenkomstig artikel VIII.X.1, RPPol. HOOFDSTUK 4. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 23.In de politiezones waar, op de datum van bekendmaking van dit besluit, militairen ter beschikking zijn gesteld overeenkomstig de wet van 16 juli 2005 houdende de overplaatsing van sommige militairen naar een openbare werkgever, stelt de gemeente - of politieraad onverwijld de bijzondere personeelsformatie zoals bedoeld in artikel 2 vast en neemt hij de beslissingen, bedoeld in de artikelen 13 en 14 voor de militairen die sinds een jaar of meer, krachtens artikel 11bis van de voornoemde wet, ter beschikking zijn gesteld, met uitwerking op de dag die volgt op het einde van de terbeschikkingstelling. Tot op de dag van de overplaatsing, behouden deze militairen hun statuut van oorsprong.
Art. 24.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 mei 2007.
Art. 25.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Landsverdediging zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 3 juli 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT