Etaamb.openjustice.be
Decreet van 26 april 1999
gepubliceerd op 23 december 1999

Decreet tot organisatie van de sport in de Franse Gemeenschap

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
1999029355
pub.
23/12/1999
prom.
26/04/1999
ELI
eli/decreet/1999/04/26/1999029355/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

26 APRIL 1999. - Decreet tot organisatie van de sport in de Franse Gemeenschap (1)


De Raad van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemeenheden

Artikel 1.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder : 1° « Regering » : de Regering van de Franse Gemeenschap;2° « Hoge Raad » : de Hoge Raad voor Lichamelijke Opvoeding, Sport en Openluchtleven ingesteld bij het decreet van 23 december 1988 houdende instelling van de Hoge Raad voor Lichamelijke Opvoeding, Sport en Openluchtleven bij de Executieve van de Franse Gemeenschap;3° « Sportbeoefenaar » : iemand die zich voorbereidt, hetzij individueel, hetzij collectief, op een vrije sportactiviteit of een activiteit ingericht in de vorm van competitie of van ontspanning of iemand die eraan deelneemt;4° « Lid » : natuurlijke persoon aangesloten via een club bij een sportfederatie, zoals beschreven in 8°;5° « Club » : vereniging van sportbeoefenaars aangesloten bij een sportfederatie zoals bepaald in 8°;6° « Administratief kader » : personen die betrekkingen inzake beheer of secretariaat uitoefenen;7° « Sportbegeleiding » : personen die pedagogische, technische functies of functies inzake organisatie van sportactiviteiten uitoefenen;8° « Sportfederatie » : elke vereniging van clubs die tot doel heeft : a) een of meer lichamelijke activiteiten te bevorderen die overeenstemmen met een sportbeoefening;b) bij te dragen tot de ontplooiing en het lichamelijk, psychisch en sociaal welzijn van de persoon door permanente en progressieve programma's;c) de deelneming van zijn leden aan vrije of georganiseerde activiteiten te bevorderen zowel in de vorm van competitie als van ontspanning. HOOFDSTUK II. - Algemene plichten en rechten van clubs en sportbeoefenaars Afdeling I. - Bestrijding van het dopingsgebruik

Art. 2.De clubs nemen in hun statuten of reglementen de bepalingen op die bepaald zijn door de reglementen en de wetgeving die van toepassing zijn in de Franse Gemeenschap inzake dopingsbestrijding en naleving van de gezondheidsvereisten in de sportbeoefening.

Art. 3.Elke club bezorgt aan al zijn leden en aan de ouders of de personen die belast zijn met het ouderlijk gezag over zijn leden van minder dan 16 jaar : 1° een klaar, duidelijk en pedagogisch document van de Franse Gemeenschap over de goede sportbeoefeningen van hun discipline alsook over de werkelijke aard en de schadelijke gevolgen van het gebruik van de in 2° bedoelde substanties en middelen, om die gevolgen te voorkomen;2° de lijst van de verboden substanties en middelen krachtens het besluit van 10 oktober 1989 van de Executieve van de Franse Gemeenschap betreffende de lijst van de substanties en de middelen bedoeld bij de wet van 2 april 1965 waarbij de dopingpraktijk verboden wordt bij sportcompetities;3° de tuchtmaatregelen die de federatie toepast in geval van overtreding van die wetgeving. Afdeling II. - De veiligheid

Art. 4.De clubs treffen de gepaste schikkingen om de veiligheid te verzekeren van hun leden en van de deelnemers aan de activiteiten die ingericht worden hetzij door hen zelf hetzij onder hun verantwoordelijkheid. Die maatregelen hebben betrekking zowel op de gebruikte uitrustingen als op de materiële en sportieve bepaaldingen inzake organisatie. Afdeling III. - Rechten en plichten van sportbeoefenaars

Art. 5.De clubs stellen hun leden op de hoogte van de statutaire bepalingen van de federatie wat betreft : 1° de wederzijdse rechten en plichten van de leden en de clubs;2° de tuchtmaatregelen alsook de procedures en hun toepassingsgebieden;3° de uitoefening van het recht op verdediging en informatie, conditio sine qua non vóór elke eventuele tuchtmaatregel.

Art. 6.§ 1. De club geeft ieder lid een beknopt overzicht van de regels inzake veiligheid en bestrijding van de doping die van toepassing zijn in de federatie waarbij hij is aangesloten, alsook een beknopt verslag over de regels inzake overgangen die door de federatie zijn uitgeschreven en een overzicht van de verzekeringspolissen ondertekend ten voordele van de sportbeoefenaars. § 2. De club houdt in zijn zetel al de documenten betreffende de regels en de verzekeringspolissen bedoeld bij § 1 ter beschikking van haar leden.

Art. 7.Het recht van de leden en de clubs om in rechte op te treden mag niet verboden of beperkt worden. Afdeling IV. - De bekwaamheid van de begeleiding

Art. 8.Na advies van de Hoge Raad, geeft de Regering kennis van de sportdisciplines waarop deze bepaling van toepassing is en bepaalt het vereiste bekwaamheidsniveau.

De clubs worden regelmatig ingelicht over de vormingsessies die ingericht worden om het vereiste bekwaamheidsniveau te bereiken.

De club neemt het vereiste bekwaamheidsniveau in acht om tussenbeide te komen in de technische en pedagogische begeleiding inzake sportbeoefening. Afdeling V. - De overgang

Art. 9.Ieder lid heeft het recht elk jaar een einde te stellen aan zijn aansluiting bij een club op het einde van de overgangsperiode die statutair door de federatie wordt bepaald. Die periode mag niet korter zijn dan 30 kalenderdagen.

Lid 1 is niet van toepassing op het lid dat aan zijn club door een arbeidsovereenkomst van beperkte duur gebonden is waarvan de termijn langer is dan deze van het aansluitingscontract.

Art. 10.§ 1. De overgang van een lid van een club naar een andere is verplicht vrij van elke overgangspremie, ongeacht de aard ervan. § 2. Er mag enkel een vormingsvergoeding worden geëist, waarbij rekening wordt gehouden met de duur van de vorming alsook met de werkelijke kosten die daardoor werden opgelopen, voor zover de federatie het principe ervan in haar statuten heeft opgenomen met inzonderheid het onderscheid volgens de leeftijdscategorieën waarop zij van toepassing is, voor zover zij de werkelijke, volledige of gedeeltelijke terugstorting van die vergoeding heeft gewaarborgd aan de clubs die de vorming hebben verzekerd en voor zover zij de bedragen voor die vorming objectief heeft vastgesteld.

Het bedrag ervan mag in geen geval rekening houden met het sportniveau van de getransfereerde leden en mag slechts eenmaal geëist worden voor eenzelfde vorming.

Het bedrag van de vormingsvergoeding moet uitsluitend aan de vormingsclubs of aan de federaties ten goede komen en moet ingeschreven worden in de begroting bepaald voor de opleiding.

In afwachting van een beslissing van de bevoegde overheid, kunnen de eventuele geschillen die over de vormingsvergoeding zouden kunnen rijzen niet beletten dat een lid naar zijn wens getransfereerd wordt. HOOFDSTUK III. - De hoedanigheid van de sportbeoefenaar van hoog niveau of van de sportbelofte

Art. 11.De Regering, na advies van de Hoge Raad, bepaalt de leeftijdscategorieën waarvoor men moet overgaan tot de erkenning als sportbeoefenaars van hoog niveau of als sportbeloften, rekening houdend met de betrokken sportdiscipline. zij bepaalt : 1° de procedure voor de indiening en het onderzoek van de dossiers;2° de oorzaken van de intrekking van de erkenning als sportbeoefenaar van hoog niveau of als sportbelofte. De leerlingen of de studenten die als sportbeoefenaar van hoog niveau of als sportbelofte zijn erkend, kunnen maatregelen genieten die hen toelaten hun studies in gunstige omstandigheden verder te zetten.

Art. 12.De betrokken sportfederatie dient hij de Regering de lijst en de dossiers van de leden in die haar bekwaam lijken de hoedanigheid van sportbeoefenaar van hoog niveau of van sportbelofte te behalen.

Kunnen erkend worden als : 1° sportbeoefenaars van hoog niveau : a) in de context van sporten in ploegverband, de sportbeoefenaars geselecteerd in het kader van belangvolle competities op Europees vlak, wereldvlak of gelijkgesteld;b) in de context van individuele sporten : - de sportbeoefenaars die voor de Olympische Spelen geselecteerd zijn of die deel uitmaken van een preselectie; - de sportbeoefenaars die prestatie- of praktijkniveaus bereiken die toelaten hun selecties voor Europese kampioenschappen of voor wereldkampioenschappen of voor gelijkgestelde competities te vermoeden; 2° sportbeloften : a) in de context van sporten in ploegverband, de sportbeoefenaars geselecteerd voor de ploegen van de jeugdcategorieën in het kader van belangvolle competities op Europees vlak, wereldvlak of gelijkgesteld;b) in de context van individuele sporten, de sportbeoefenaars die een dergelijk prestatie- of praktijkniveau hebben bereikt en die dergelijke parameters hebben laten blijken waardoor de evaluatie van hun potentieel en van hun capaciteit om nog betere prestaties te verrichten mogelijk wordt gemaakt, dat het bijgevolg voor de federatie meer dan waarschijnlijk is dat zij een loopbaan op het hoogste sportniveau zullen beleven.

Art. 13.De Regering stelt jaarlijks, op advies van de in artikel 14 bedoelde commissie de lijst vast van de sportbeoefenaars die de hoedanigheid van sportbeoefenaar op hoog niveau of van sportbelofte hebben.

Art. 14.Een Commissie voor advies wordt ingesteld voor de toekenning van de hoedanigheid van sportbeoefenaar op hoog niveau of van sportbelofte. zij bestaat uit : 1° een Franstalige vertegenwoordiger van het Belgisch, Olympisch en Interfederaal Comité en een plaatsvervanger;2° drie wetenschappelijke deskundigen en drie plaatsvervangers;3° twee leden van de Hoge Raad en twee plaatsvervangers;4° een Franstalige sportbeoefenaar van hoog niveau die niet meer aan competities deelneemt en een plaatsvervanger. Al de leden van de commissie worden benoemd door de Regering op de voordracht van de Hoge Raad voor Lichamelijke Opvoeding, Sport en Openluchtleven voor een periode van vier jaar die aanvangt de eerste januari die volgt op het verloop van de Olympische Zomerspelen en die eindigt op 31 december die volgt op het verloop van de volgende Olympische zomerspelen. Hun mandaat is hernieuwbaar.

Wanneer een lid van de commissie de hoedanigheid verliest krachtens welke hij werd aangesteld, wordt er in zijn vervanging bepaald voor de overblijvende duur van zijn mandaat.

De commissie stelt in haar midden een voorzitter, een ondervoorzitter aan en stelt haar huishoudelijk reglement vast. HOOFDSTUK IV. - De erkenning van sportfederaties Afdeling I. - Sportfederaties

Art. 15.De Regering kan een sportfederatie erkennen voor zover zij : 1° afhangt van de Franse Gemeenschap in de zin van artikel 127, § 2, van de Grondwet;2° over een volledige beheersautonomie beschikt;3° haar zetel in het Franse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad vestigt;4° een regelmatige activiteit heeft overeenkomstig haar doelstelling;5° als vereniging zonder winstoogmerk is opgericht overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 waarbij aan verenigingen zonder winstoogmerk en aan instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend;6° door een beheersorgaan wordt geleid bestaande uit ten minste zeven beheerders, gekozen door de leden van de vereniging of de clubs die erbij aangesloten zijn;ten minste een van de beheerders is een actieve sportbeoefenaar in de federatie; 7° haar clubs verplicht, overeenkomstig de interne reglementen van die clubs, beheerd te worden door een comité gekozen onder haar leden die hun lidmaatschapsgeld hebben betaald;8° een comptabiliteit bijhouden die de controle toelaat bedoeld bij 14° van dit artikel;9° aan haar clubs het verbod oplegt zich aan te sluiten bij een andere sportfederatie die eenzelfde sportdiscipline of een gelijkaardige sportdiscipline beheert;10° clubs beheert waarvan de activiteiten overeenstemmen met haar doelstelling in ten minste drie van de volgende geografische streken : de provincies Waals Brabant, Henegouwen, Luik, Luxemburg, Namen en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad; 11° kan tellen op ten minste : a).250 aangesloten leden die effectief de betrokken sportactiviteiten uitoefenen, wat de federaties betreft gerangschikt in categorie I of II krachtens artikel 16; b) 1.000 aangesloten leden die effectief de betrokken sportactiviteiten uitoefenen, wat de federaties betreft gerangschikt in categorie III krachtens artikel 16; 12° ten minste een jaar bestaat en een jaar regelmatig sportactiviteiten uitoefent op het ogenblik van de indiening van de aanvraag tot erkenning;13° aan de leden de betaling van een bijdrage oplegt waarvan het minimum bedrag door de algemene raad van de federatie is vastgesteld;14° het onderzoek van haar activiteiten en de controle aanvaardt van al haar rekenplichtige en administratieve documenten door de ambtenaren daartoe gemachtigd door de Regering;15° jaarlijks aan de Regering de lijst van de aangesloten clubs mededeelt alsook het aantal leden-sportbeoefenaars opgesplitst volgen hun leeftijd en hun geslacht;16° in haar statuten de bepalingen opneemt overeenkomstig 7°, 9° en 13° van dit artikel en aan de Regering haar statuten en reglementen laat kennen alsook al de wijzigingen die eraan gebracht worden;17° door zijn algemene raad de geschikte bepalingen laat goedkeuren opdat haar leden zouden verzekerd zijn op het vlak van wettelijke aansprakelijkheid en vergoeding voor lijfschade;18° ervoor zorgt dat de nationale federatie waarvan zij desgevallend een samenstellend deel is, ingericht zou worden op het vlak van haar beslissings- en beheersstructuren uit een gelijk aantal gekozenen die uit de communautaire federaties komen;19° in haar statuten of reglementen de bepalingen opneemt waarin door de reglementering en de wetgeving bepaald is en die van toepassing zijn in de Franse Gemeenschap inzake bestrijding van de doping en inzake naleving van de gezondheidsvereisten voor de sportbeoefening;20° haar clubs op de hoogte brengt van : a) de lijst van de verboden substanties en middelen krachtens het besluit van 10 oktober 1989 van de Executieve van de Franse Gemeenschap betreffende de lijst van de substanties en de middelen bedoeld bij de wet van 2 april 1965 waarbij de dopingpraktijk verboden wordt bij sportcompetities;b) de tuchtmaatregelen die zij toepast in geval van overtreding van die wetgeving.21° in haar statuten de volgende punten opneemt : a) de rechten en plichten van de leden en de clubs;b) de tuchtmaatregelen alsook de procedures en hun toepassingsgebieden;c) de uitoefening van het recht op verdediging en informatie, conditio sine qua non vóór elke eventuele sanctie.22° het begeleidingsniveau vereist krachtens artikel 8 eerbiedigt;23° die leden onder regelmatig medisch toezicht stelt die een sportactiviteit uitoefenen in een van haar clubs voor zover het niveau van beoefening een intense lichamelijke inspanning vereist.De federatie bepaalt, wat haar betreft, de frequentie van de medische onderzoeken in overeenstemming met het niveau van de sportbeoefening; 24° aan de Regering de objectieve criteria mededeelt die toelaten het bedrag te bepalen van de vormingsvergoeding en de procedure die de werkelijke, volledige of gedeeltelijke terugstorting van die vergoeding aan de vormingsclubs waarborgt indien zij het principe van een vormingsvergoeding in haar statuten heeft opgenomen overeenkomstig artikel 10;25° de geschikte maatregelen treft om de veiligheid van haar leden en van de deelnemers aan de door haar eigen op touw gezette activiteiten te verzekeren.Die maatregelen hebben zowel betrekking op de gebruikte uitrustingen als op de materiële en sportieve omstandigheden inzake organisatie.

Art. 16.De Regering, na advies van de Hoge Raad, rangschikt elk erkende federatie in een van de volgende categorieën : 1° categorie I : de sportfederaties die erkend zijn als samenstellende delen van de nationale federaties waarvan de discipline in het programma van de olympische spelen opgenomen is;2° categorie II : de sportfederaties die erkend zijn als samenstellende delen van de nationale structuur verantwoordelijk voor de Europese en wereldkampioenschappen;3° categorie III : de andere erkende sportfederaties.

Art. 17.In de categorieën I en II samen, erkent de Regering ten hoogste een enkele sportfederatie per sportdiscipline of per groep gelijkkaardige sportdisciplines.

Art. 18.De aanvraag tot erkenning wordt door de sportfederatie ingediend op een formulier waarvan het model door de Regering wordt bepaald.

Zij wordt per aangetekende brief naar de Regering gestuurd, samen met de bijlagen die de Regering bepaalt.

Art. 19.De erkenning wordt door de Regering voor acht jaar toegekend, na advies van de Hoge Raad.

Art. 20.In zijn advies over de erkenning van een sportfederatie neemt de Hoge Raad onder meer in aanmerking : 1° de aard van de activiteit gelet op artikel 1 8°, a);2° het aantal aangesloten leden, rekening houdend met de beoefende discipline;3° het eventueel bestaan van een of meer reeds of bijna erkende federaties in dezelfde sportdiscipline of in gelijkaardige sportdisciplines;4° de eventuele organieke betrekkingen met communautaire, nationale, internationale of olympische sportinstanties;5° de geografische spreiding van de clubs waaruit zij bestaat om te zorgen voor haar representativiteit in het Franse taalgebied en ook in het tweetalig Brusselse Hoofdstedelijk Gewest;6° de verzekeringsvoorwaarden waarvan sprake in artikel 15, 17°.

Art. 21.De beslissing betreffende de erkenning wordt aan de betrokken sportfederatie bij aangetekende brief medegedeeld.

Art. 22.De Regering organiseert de verhaalmiddelen tegen de beslissing van niet-erkenning van de federatie of tegen het ontbreken van een beslissing.

Art. 23.In geval van tekortkoming aan een van de verplichtingen van dit decreet, kan de erkenning door de Regering opgeschort of ingetrokken worden, na advies van de Hoge Raad en nadat de federatie verzocht werd haar argumenten te laten gelden. Die beslissing wordt onverwijld aan de betrokken sportfederatie bij aangetekende brief medegedeeld.

Art. 24.De Regering organiseert de verhaalmiddelen tegen de beslissing van opschorting of intrekking van de erkenning.

Art. 25.Elke sportfederatie erkend door de Regering vermeldt die erkenning in al haar officiële documenten. Afdeling II. - De sportbeoefening door gehandicapten

Art. 26.De Regering kan een sportfederatie erkennen die als doel heeft het beheer en de bevordering van de sportbeoefening door gehandicapten voor zover zij : 1° voldoet aan de voorwaarden bepaald bij artikel 15 van dit decreet behoudens de punten 11° en 12°;2° de vertegenwoordiging, de organisatie en de bevordering van al de sportbeoefeningen waarborgt die aangepast zijn aan de handicaps;3° zo gestructureerd is dat zij in haar midden de sport- en technische specificiteit van de programma's waarborgt.

Art. 27.In geval van erkenning door de Regering, wordt de sportfederatie voor gehandicapten wat haar subdsidiëring betreft gelijkgesteld met de sportfederaties van categorie I van ten minste 2.500 leden.

Art. 28.De bepalingen betreffende de procedures bedoeld bij de artikelen 18, 19, 21, 22, 23 en 24 zijn toepasselijk voor de erkenning van de sportfederatie voor gehandicapten.

Art. 29.Binnen de perken van de begrotingskredieten, kent de Regering aan de sportfederaties aangesloten bij een sportfederatie voor gehandicapten een jaarlijkse werkingstoelage toe waarin begrepen : 1° een tegemoetkoming in de bezoldiging van de geschoolde monitors en in de begeleiding die nodig is voor bepaalde types van handicap;2° een tegemoetkoming in de kosten van sommige verplaatsingen te wijten aan de sportactiviteiten van de clubs.

Art. 30.De Regering bepaalt de nadere regels voor het indienen door de clubs van de aanvragen tot subsidiëring en stelt de voorwaarden voor de toekenning vast rekening houdend met de aard van de handicap en de beoefende sportdiscipline. Afdeling III. - De integratie van de gehandicapten door

pluridisciplinaire sportbeoefeningen en plurihandicaps

Art. 31.De Regering kan een federatie erkennen die als doel heeft personen die allerlei handicaps vertonen te integreren door een diversiteit van sportbeoefeningen, voor zover zij : 1° voldoet aan de voorwaarden bepaald bij artikel 15 van dit decreet behoudens de punten 11° en 12°;2° de vertegenwoordiging, de organisatie en de bevordering van al de sportbeoefeningen waarborgt die aangepast zijn aan de handicaps;3° zo gestructureerd is dat zij in haar midden de sport- en technische specificiteit van de programma's waarborgt.

Art. 32.In geval van erkenning door de Regering, wordt de sportfederatie zoals bepaald bij artikel 31 wat haar betoelaging betreft gelijkgesteld met de sportfederaties van categorie III- met ten minste 5.000 leden.

Art. 33.De bepalingen betreffende de procedures bedoeld bij de artikelen 18, 19, 21, 22, 23 en 24 zijn toepasselijk voor de erkenning van de sportfederatie bedoeld bij artikel 31.

Art. 34.Binnen de perken van de begrotingskredieten, kent de Regering aan de sportfederaties aangesloten bij een sportfederatie bedoeld bij artikel 31 een jaarlijkse werkingstoelage toe waarin begrepen : 1° een tegemoetkoming in de bezoldiging van de geschoolde monitors en in de begeleiding die nodig is voor bepaalde types van handicap;2° een tegemoetkoming in de kosten van sommige verplaatsingen te wijten aan de sportactiviteiten van de clubs.

Art. 35.De Regering bepaalt de nadere regels voor het indienen door de clubs van de aanvragen voor betoelaging en stelt er de toekenningsvoorwaarden van vast.

Art. 36.Wat de toekenning van de aanvullende toelage betreft bedoeld bij artikel 51, kan de Regering de activiteitsgebieden zoals bepaald bij artikel 53 aanpassen om die in overeenstemming te brengen met de doelstellingen van de federatie. Afdeling IV. - Een Vereniging van Franstalige sportfederaties

Art. 37.De Regering kan een vereniging van Franstalige sportfederaties erkennen die als doel heeft de bemoeiingen te coördineren in het kader van gemeenschappelijke interessen voor zover zij aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° opgericht zijn als vereniging zonder winstoogmerk overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 waarbij aan verenigingen zonder winstoogmerk en aan instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend;2° ten minste twee derde van de erkende federaties hergroeperen erkend krachtens dit decreet waaronder ten minste twee derde van de federaties gerangschikt in categorie I in de zin van artikel 16;3° haar zetel hebben in het franse taalgebied of in het tweetalig Brusselse Hoofdstedelijk Gewest;4° onder de leiding staan van een beheersorgaan bestaande uit ten minste twaalf leden die allen een leidende functie uitoefenen in de Raad van Beheer van hun respectievelijke federatie;de twee derde van de leden van het beheersorgaan moeten die functie uitoefenen in de sportfederatie gerangschikt in categorie I in de zin van artikel 16; 5° een regelmatige boekhouding houden die de controle toelaat bedoeld bij 7° van dit artikel;6° in haar statuten de bepalingen opnemen overeenkomstig 1°, 2°, 3° en 4° van dit artikel en aan het bestuur haar statuten en reglement laten geworden, alsook alle wijzigingen die eraan gebracht worden;7° de inspectie aanvaarden van haar activiteiten en de controle van haar rekenplichtige en administratieve documenten door de ambtenaren die daartoe door de Regering gemachtigd zijn;8° aan haar aangesloten federaties de betaling van een bijdrage opleggen waarvan het bedrag bepaald is door de algemene vergadering van de vereniging;9° jaarlijks aan het bestuur de lijst mededelen van haar aangesloten federaties en die hun lidmaatschapsgeld hebben betaald.

Art. 38.De bepalingen betreffende de procedures bedoeld bij de artikelen 18, 19, 21, 22, 23 en 24 zijn toepasselijk voor de erkenning van de vereniging van de Franstalige sportfederaties.

Art. 39.In geval van erkenning door de Regering van een vereniging van Franstalige sportfederaties, wordt die vereniging voor haar subdsidiëring gelijkgesteld met de sportfederaties van categorie I van ten minste 2.500 leden.

Art. 40.Wat de toekenning van de aanvullende toelage betreft bedoeld bij artikel 51, kan de Regering de activiteitsgebieden zoals bepaald bij artikel 53 aanpassen. Afdeling V. - De Vereniging voor sport op school

Art. 41.In de zin van dit decreet omvat sport op school al de sportactiviteiten georganiseerd voor de leerlingen van het basis- en secundair onderwijs, buiten de leergangprogramma' s. Dit soort sportbeoefening heeft tot doel de praktijk van lichamelijke oefeningen, de groei van de belangstelling van de leerling voor sport en de ontplooiing van de leerling.

Art. 42.De Regering kan een vereniging van Franstalige sportfederaties erkennen die als doel heeft sport op school te beheren, te coördineren en te bevorderen, zoals bepaald bij artikel 41 voor zover zij : 1° in haar midden de federatie van elk net van het basis- en secundair onderwijs aanvaardt en haar verplicht : a) opgericht te zijn als vereniging zonder winstoogmerk overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 waarbij aan verenigingen zonder winstoogmerk en aan instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend;b) een regelmatige activiteit uit te oefenen overeenkomstig haar doelstelling;c) van de aangesloten leerlingen de betaling van een bijdrage te eisen, waarvan het minimum bedrag door haar algemene vergadering wordt vastgesteld;d) door haar algemene vergadering de geschikte bepalingen te laten goedkeuren opdat haar leden zouden verzekerd zijn op het vlak van wettelijke aansprakelijkheid en vergoeding voor lijfschade;e) de inspectie van haar activiteiten te laten controleren door de ambtenaren daartoe door de Regering gemachtigd;2° voldoet aan de voorwaarden bepaald bij 1°, 2°, 3°, 5°, 8°, 14° en 25° van artikel 15;3° onder de leiding staat van een beheersorgaan bestaande uit een gelijk aantal vertegenwoordigers per schoolfederatie;4° een regelmatige activiteit uitoefent overeenkomstig haar doelstelling.

Art. 43.De bepalingen betreffende de procedures bedoeld bij de artikelen 18, 19, 21, 22, 23 en 24 zijn toepasselijk voor de erkenning van de vereniging voor sport op school bedoeld bij artikel 42. Afdeling VI. - De Vereniging voor sport in het hoger onderwijs

Art. 44.In de zin van dit decreet bestaat sport in het hoger onderwijs uit de sportactiviteiten georganiseerd buiten de leergangprogramma's voor de studenten ingeschreven in een universitaire instelling bedoeld bij het decreet van 5 september 1994 van de Raad van de Franse Gemeenschap of in een instelling van hoger kunstonderwijs bedoeld bij de wetgeving die in toepassing is in de Franse Gemeenschap of een hogeschool bedoeld bij het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen.

Art. 45.Wordt als sportcentrum in het hoger onderwijs beschouwd, het centrum dat in een universitaire instelling, een hogeschool of een instelling voor kunstonderwijs georganiseerd is, ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, opgericht, geanimeerd en beheerd door private personen en die beantwoorden aan de doelstellingen bedoeld bij artikel 1, 8°.

Art. 46.De Regering kan een vereniging voor sport in het hoger onderwijs erkennen die als doel heeft sport in het hoger onderwijs te beheren, te coördineren en te bevorderen, zoals bepaald bij artikel 41 voor zover zij : 1° in haar midden een enkel sportcentrum per universitaire instelling, hogeschool of instelling voor hoger kunstonderwijs aanvaardt en haar verplicht : a) een regelmatige activiteit uit te oefenen overeenkomstig haar doelstelling en daartoe over de nodige sportinfrastructuren te beschikken;b) onder de leiding te staan van een raad van bestuur bestaande uit ten minste zeven leden onder wie het merendeel studenten zijn die gekozen werden door de leden van het sportcentrum;c) van de aangesloten studenten de betaling van een bijdrage te eisen, waarvan het minimum bedrag door haar algemene vergadering wordt vastgesteld;d) door haar algemene vergadering de geschikte bepalingen te laten goedkeuren opdat haar leden zouden verzekerd zijn op het vlak van wettelijke aansprakelijkheid en vergoeding voor lijfschade;e) de inspectie van haar activiteiten te laten controleren door de ambtenaren daartoe door de Regering gemachtigd;2° voldoet aan de voorwaarden bepaald bij 1°, 2°, 3°, 5°, 8°, 14° en 25° van artikel 15;3° onder de leiding staat van een beheersorgaan bestaande uit een gelijk aantal vertegenwoordigers per sportcentrum in het hoger onderwijs;4° een regelmatige activiteit uitoefent overeenkomstig haar doelstelling.

Art. 47.De bepalingen betreffende de procedures bedoeld bij de artikelen 18, 19, 21, 22, 23 en 24 zijn toepasselijk voor de erkenning van de vereniging voor sport in het hoger onderwijs bedoeld bij artikel 46. HOOFDSTUK V. - De betoelaging Afdeling I. - De sportfederaties

Art. 48.Binnen de perken van de daartoe bepaalde begrotingskredieten kent de Regering aan elke erkende sportfederatie een jaarlijkse werkingstoelage toe, bestaande uit : 1° een vast gedeelte;2° een tegemoetkoming in de uitgaven van het administratief kader.

Art. 49.Het vaste gedeelte van de jaarlijkse werkingstoelage, bepaald bij artikel 48, 1° is vastgesteld op : 1° 500.000 frank voor de sportfederaties gerangschikt in categorie I, die ten minste 2500 leden beoefenaars tellen; 2° 350 000 frank voor de sportfederaties : a) gerangschikt in categorie I, die minder dan 2500 leden beoefenaars tellen;b) gerangschikt in categorie II, die ten minste 2500 leden beoefenaars tellen;c) gerangschikt in categorie III, die ten minste 5000 leden beoefenaars tellen;3° 200 000 frank voor de sportfederaties : a) gerangschikt in categorie II, die ten minste 2500 leden beoefenaars tellen;b) gerangschikt in categorie III, die ten minste 5000 leden beoefenaars tellen. De bedragen van het vast gedeelte van de toelage zijn gekoppeld aan de schommelingen van de index van de consumptieprijzen. De basisindex is deze van de maand die de inwerkingtreding van deze bepaling voorafgaat.

Art. 50.De tegemoetkoming in de uitgaven van het administratief kader bepaald bij artikel 48, 2° dekt een gedeelte van de bezoldigingen betaald aan de leden van het administratief kader, die gedurende het vorig kalenderjaar met voltijdse of deeltijdse opdracht werden tewerkgesteld met een minimum dat overeenstemt met een halftijdse opdracht.

De bezoldigingen bedoeld bij het vorig lid omvatten het bruto bedrag van de wedde, het vakantiegeld en de toelagen of eindejaarsvergoedingen alsook de bijdragen of tegemoetkomingen door de werkgever betaald krachtens de wetgeving inzake maatschappelijke zekerheid.

De Regering bepaalt het maximaal bedrag van de in aanmerking te nemen bezoldiging, rekening houdend met de aard van de uitgeoefende betrekkingen, de leeftijd van de betrokken personeelsleden, hun dienstanciënniteit in een sportfederatie alsook hun kwalificatie.

De Regering bepaalt het percent van de tegemoetkoming met een maximum van negentig percent. zij stelt eveneens het aantal leden van het administratief kader vast, wier bezoldiging in rekening kan genomen worden voor de berekening van de tegemoetkoming, rekening houdend met het aantal leden aangesloten bij de sportfederatie en haar rangschikking krachtens artikel 16 van dit decreet.

Art. 51.Binnen de perken van de daartoe bepaalde begrotingskredieten kan de Regering aan de sportfederaties erkend op basis van door de Regering goedgekeurde programmaplannen een aanvullende werkingstoelage toekennen, na advies van de bij artikel 52 bedoelde Commissie.

Het programma-plan strekt zich uit over een periode van vier jaar die aanvangt de le januari die volgt op de inrichting van de Olympische Zomerspelen en die eindigt de 31e december die volgt op de inrichting van de volgende Olympische Zomerspelen.

Wat de sportfederaties betreft die een winterdiscipline beheren, wordt de spreidingsperiode van een programma-plan bepaald rekening houdend met de vervaltermijnen die afhangen van de inrichting van de Olympische Winterspelen.

De sportfederaties actualiseren jaarlijks hun programma-plan. Daartoe bezorgen zij aan de Regering inzonderheid een activiteitsverslag over het vorig begrotingsjaar.

Art. 52.Een adviescommissie wordt ingesteld om de programmaplannen te onderzoeken. zij bestaat uit : - een Franstalige vertegenwoordiger van het Belgisch, Olympisch en Interfederaal Comité en een plaatsvervanger; - drie deskundigen en drie plaatsvervangers; - twee leden van de Hoge Raad en twee plaatsvervangers.

Al de leden zijn door de Regering benoemd voor een periode van vier jaar die aanvangt de eerste januari die volgt op de inrichting van de Olympische Zomerspelen en die eindigt de 31e december die volgt op de volgende Olympisch Zomerspelen. Hun mandaat is hernieuwbaar.

Wanneer en lid zijn hoedanigheid verliest krachtens welke hij werd aangesteld, wordt er voor zijn vervanging gezorgd voor de overblijvende duur van het mandaat.

De commissie stelt in haar midden een voorzitter, een ondervoorzitter aan en stelt haar huishoudelijk reglement vast.

Twee vertegenwoordigers van de Algemene Directie voor Sport van het ministerie van de Franse Gemeenschap wonen eveneens met raadgevende stem de vergaderingen van de commissie bij.

Art. 53.Het programma-plan ingediend door een erkende sportfederatie bevat : 1° een activiteitsprogramma dat desgevallend beschrijving geeft van : a) de acties waarin voorzien is inzake bevordering van de discipline, hulpverlening bij de rekrutering en de uitbreiding van sport voor allen;b) de kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen nagestreefd inzake sport op hoog niveau en programmatie om die te bereiken c) de acties gevoerd door betrokken federatie inzake vorming van sportkaders, overeenkomstig hoofdstuk VI van dit decreet;d) de aan te wenden middelen voor de bestrijding van de doping;2° het sportkader dat nodig is voor de uitvoering van het programma;3° de beheersstrategie en de middelen die de federatie zich voorneemt in het werk te stellen voor zijn realisatie met inbegrip van de medische nazorg;4° het gedetailleerd begrotingsproject dat nodig is voor zijn effectieve verwezenlijking en de geldmiddelen die zullen toelaten in de nodig geachte uitgaven tegemoet te komen;5° de lijst van de aanvragen van subsidies die de federatie zich voorneemt in te dienen bij de Franse Gemeenschap n het kader van de verwezenlijking van haar programma-plan.

Art. 54.De Regering bepaalt de te volgen procedure voor de indiening en het onderzoek van de programmaplannen en voor de aanvragen tot subsidiëring die erop betrekking hebben.

Zij bepaalt voor elke categorie van federatie zoals bepaald bij artikel 16 en zo nodig in elke federatie de activiteitsgebieden die bij het programma-plan kunnen betrokken zijn.

Een toelage in haar geheel of een gedeelte ervan dat niet verantwoord wordt, kan verhaald worden op de bedragen van elke toelage die later aan de federatie wordt toegekend op basis van dit decreet of op basis van de reglementaire teksten.

Art. 55.De bij artikel 51 bedoelde toelage bestaat uit twee delen : 1° een tegemoetkoming in de uitvoering van de activiteiten;2° een tegemoetkoming in de uitgaven voor het sportkader.

Art. 56.Voor de berekening van de tegemoetkoming in de verwezenlijking van de activiteiten, bepaalt de Regering voor elke sportfederatie : 1° de activiteiten die kunnen in aanmerking genomen worden voor de betoelaging;2° de types van subsidieerbaar geachte uitgaven;3° de maximale waarden voor de tegemoetkoming van toepassing op de subsidieerbaar geachte uitgaven;4° de percenten van de tegemoetkoming ten belope van een maximum van 90 % toepasselijk op de programma's waarvan sprake in artikel 53, 1°; rekening houdend met het belang van de activiteiten van het programma-plan, van hun doelstellingen, van de rangschikking van de sportfederatie, van de eigen financiële middelen van de federatie en, desgevallend, van de verwezenlijking van de vorige programma's.

Art. 57.De tegemoetkoming in de kosten van het sportkader dekt een gedeelte van de bezoldigingen betaald tijdens het lopende jaar aan de leden van het sportkader tewerkgesteld tijdens het vorig kalenderjaar met voltijdse of deeltijdse opdracht, met een minimum dat overeenstemt met een halftijdse betrekking.

De in het vorig lid bedoelde bezoldigingen omvatten het bruto bedrag van de wedde, het vakantiegeld, en de toelagen of eindejaarsvergoedingen, alsook de bijdragen of tegemoetkomingen door de werkgever betaald krachtens de wetgeving inzake maatschappelijke zekerheid.

De Regering bepaalt het maximaal bedrag van de in aanmerking te nemen bezoldiging, rekening houdend met de aard van de uitgeoefende betrekkingen, de leeftijd van de betrokken personeelsleden, hun dienstanciënniteit in een sportfederatie alsook hun kwalificatie.

De Regering bepaalt het percent van de tegemoetkoming met een maximum van negentig percent. zij stelt eveneens het aantal leden van het administratief kader vast, wier bezoldiging in rekening kan genomen worden voor de berekening van de tegemoetkoming, rekening houdend met de rangschikking van de federatie, het goedgekeurde programma-plan en de aard van de voorgenomen taken.

Art. 58.De jaarlijkse werkingstoelage bedoeld bij artikel 48 wordt aan de sportfederatie in de loop van het eerste semester van het lopende jaar gestort.

Art. 59.In de loop van het eerste semester van elk jaar kan er aan de sportfederatie een voorschot gestort worden op de aanvullende toelage bedoeld bij artikel 51, die betrekking heeft op het lopende jaar.

Dit voorschot mag niet hoger zijn dan vijftig percent van het bedrag van de aanvullende toelage toegekend aan dezelfde gerechtigde voor het vorig jaar. In de loop van het tweede semester van het jaar kan er aan de sportfederatie een bijkomend voorschot van vijfentwintig percent gestort worden voor zover zij verantwoording geeft van de rekenplichtige besteding van het eerste voorschot. Afdeling II. - De Vereniging voor sport op school

Art. 60.Binnen de perken van de daartoe bepaalde begrotingskredieten kent de Regering aan elke vereniging voor sport op school erkend krachtens artikel 42 een jaarlijkse werkingstoelage toe, bestaande uit : 1° een vast gedeelte;2° een tegemoetkoming in de uitgaven van het administratief kader.

Art. 61.Het vaste gedeelte van de jaarlijkse werkingstoelage, bepaald bij artikel 60, 1° wordt verdeeld naar rata van : 1° 1 000 000 frank voor de werkingskosten van de vereniging voor sport op school;2° 1 000 000 frank voor de werkingskosten van de schoolfederaties die de vereniging voor sport op school vormen, te verdelen onder hen naar rata van de respectievelijke schoolbevolkingen. De bedragen van het vaste gedeelte van de toelage zijn gekoppeld aan de schommelingen van de index van de consumptieprijzen. De basisindex is deze van de maand die de inwerkingtreding van deze bepaling voorafgaat.

Art. 62.De tegemoetkoming in de uitgaven van het administratief kader bepaald bij artikel 60, 2° dekt een gedeelte van de bezoldigingen betaald door de vereniging voor sport op school aan de leden van het administratief kader, die gedurende het vorig kalenderjaar met voltijdse of met deeltijdse opdracht werden tewerkgesteld met een minimum dat overeenstemt met een halftijdse opdracht.

De bezoldigingen bedoeld bij het vorig lid omvatten het bruto bedrag van de wedde, het vakantiegeld en de toelagen of eindejaarsvergoedingen alsook de bijdragen of tegemoetkomingen door de werkgever betaald krachtens de wetgeving inzake maatschappelijke zekerheid.

De Regering bepaalt het maximaal bedrag van de in aanmerking te nemen bezoldiging, rekening houdend met de aard van de uitgeoefende betrekkingen, de leeftijd van de betrokken personeelsleden, hun dienstanciënniteit in een vereniging voor sport op school of in een sportfederatie alsook hun kwalificatie.

De Regering bepaalt het percent van de tegemoetkoming met een maximum van negentig percent. Zij stelt eveneens het aantal leden van het administratief kader vast, wier bezoldiging in rekening kan genomen worden voor de berekening van de tegemoetkoming.

Art. 63.Binnen de perken van de daartoe bepaalde begrotingskredieten kan de Regering aan de vereniging voor sport op school erkend op basis van een door de Regering goedgekeurd programma-plan een aanvullende werkingstoelage toekennen.

Het programma-plan strekt zich uit over een periode van vier jaar die aanvangt de le januari die volgt op de inrichting van de Olympische Zomerspelen en die eindigt de 31e december die volgt op de inrichting van de volgende Olympische Spelen.

De vereniging voor sport op school bezorgt aan het bestuur onder meer het activiteitsverslag over het vorig begrotingsjaar.

Art. 64.Het programma-plan ingediend door de vereniging voor sport op school bevat : 1° een activiteitsprogramma dat desgevallend de acties bepaalt die gevoerd worden inzake bevordering van de sport. dit programma wordt voorgelegd in de vorm van ofwel : a) activiteiten die gemeen zijn aan ten minste twee van de federaties bedoeld bij artikel 42, 1° gevoerd in samenwerking met de sportfederatie van de betrokken discipline;; b) activiteiten die gemeen zijn aan ten minste twee van de federaties bedoeld bij artikel 42, 1°;c) activiteiten die eigen zijn aan de federaties bedoeld bij artikel 42, 1°;2° het sport- en het technisch kader nodig voor de uitvoering van het programma;3° de beheersstrategie en de middelen die de vereniging voor sport op school zich voorneemt in het werk te stellen voor zijn realisatie;4° het gedetailleerd begrotingsproject dat nodig is voor zijn effectieve verwezenlijking en de geldmiddelen die zullen toelaten in de nodig geachte uitgaven tegemoet te komen;5° de lijst van de aanvragen van subsidies die de vereniging voor sport op school zich voorneemt in te dienen bij de Franse Gemeenschap n het kader van de verwezenlijking van haar programmaplan.

Art. 65.De Regering bepaalt de te volgen procedure voor de indiening en het onderzoek van de programmaplannen en voor de aanvragen tot subsidiëring die erop betrekking hebben.

Een toelage in haar geheel of een gedeelte ervan die niet verantwoord wordt, kan verhaald worden op de bedragen van elke toelage die later aan de federatie wordt toegekend op basis van dit decreet of op basis van de reglementaire teksten.

Art. 66.De bij artikel 63 bedoelde toelage bestaat uit twee delen : 1° een tegemoetkoming in de uitvoering van de activiteiten;2° een tegemoetkoming in de uitgaven voor het sportkader.

Art. 67.Voor de berekening van de tegemoetkoming in de verwezenlijking van de activiteiten, bepaalt de Regering de percentages in acht genomen voor elk type van als subsidieerbaar geachte uitgave, rekening houdend met het belang van de activiteiten van het programma-plan, van hun doelstellingen, van de eigen financiële middelen van de vereniging voor sport op school en, desgevallend, van de verwezenlijking van de vorige programma's.

Deze percentages mogen in geen geval hoger zijn dan negentig percent van de begroting van de als aanneembaar geachte uitgaven.

De Regering kan een maximale waarde bepalen voor het totaal bedrag van de als aanneembaar geachte uitgaven.

Art. 68.De tegemoetkoming in de kosten van het sportkader dekt een gedeelte van de bezoldigingen door de vereniging voor sport op school betaald tijdens het lopende jaar aan haar personeelsleden tewerkgesteld tijdens het vorig kalenderjaar met een voltijdse of deeltijdse opdracht, met een minimum dat overeenstemt met een halftijdse betrekking.

De in het vorig lid bedoelde bezoldigingen omvatten het bruto bedrag van de wedde, het vakantiegeld, en de toelagen of eindejaarsvergoedingen, alsook de bijdragen of tegemoetkomingen door de werkgever betaald krachtens de wetgeving inzake maatschappelijke zekerheid.

De Regering bepaalt het maximaal bedrag van de in aanmerking te nemen bezoldiging, rekening houdend met de aard van de uitgeoefende betrekkingen, de leeftijd van de betrokken personeelsleden, hun dienstanciënniteit in de vereniging voor sport op school of in een sportfederatie alsook hun kwalificatie.

De Regering bepaalt het percent van de tegemoetkoming met een maximum van negentig percent. Zij stelt eveneens het aantal leden van het sportkader vast, wier bezoldiging in rekening kan genomen worden voor de berekening van de tegemoetkoming, rekening houdend met het goedgekeurde programma-plan en de aard van de voorgenomen taken.

Art. 69.De jaarlijkse werkingstoelage bedoeld bij artikel 60 wordt aan de vereniging voor sport op school in de loop van het eerste semester van het lopende jaar gestort.

Art. 70.In de loop van het eerste semester van elk jaar kan er aan de sportfederatie een voorschot gestort worden op de aanvullende toelage bedoeld bij artikel 63, die betrekking heeft op het lopende jaar.

Dit voorschot mag niet hoger zijn dan vijftig percent van het bedrag van de aanvullende toelage toegekend aan dezelfde gerechtigde voor het vorig jaar. In de loop van het tweede semester van het jaar kan er aan de sportfederatie een bijkomend voorschot van vijfentwintig percent gestort worden voor zover zij verantwoording geeft van de rekenplichtige besteding van het eerste voorschot. Afdeling III. - De Vereniging voor sport in het hoger onderwijs

Art. 71.Binnen de perken van de daartoe bepaalde begrotingskredieten kent de Regering aan de vereniging voor sport in het hoger onderwijs erkend krachtens artikel 46 een jaarlijkse werkingstoelage toe, bestaande uit : 1° een vast gedeelte;2° een tegemoetkoming in de uitgaven van het administratief kader.

Art. 72.Het vaste gedeelte van de jaarlijkse werkingstoelage, bepaald bij artikel 71, 1° wordt verdeeld naar rata van : 1° 500 000 frank voor de werkingskosten van de vereniging voor sport in het hoger onderwijs;2° 200 000 frank per sportcentrum voor zijn werkingskosten.

Art. 73.De tegemoetkoming in de uitgaven van het administratief kader bepaald bij artikel 71, 2° dekt een gedeelte van de bezoldigingen betaald aan de leden van het administratief kader, die gedurende het vorig kalenderjaar met een voltijdse of een deeltijdse opdracht werden tewerkgesteld, met een minimum dat overeenstemt met een halftijdse opdracht.

De bezoldigingen bedoeld bij het vorig lid omvatten het bruto bedrag van de wedde, het vakantiegeld en de toelagen of eindejaarsvergoedingen alsook de bijdragen of tegemoetkomingen door de werkgever betaald krachtens de wetgeving inzake maatschappelijke zekerheid.

De Regering bepaalt het maximaal bedrag van de in aanmerking te nemen bezoldiging, rekening houdend met de aard van de uitgeoefende betrekkingen, de leeftijd van de betrokken personeelsleden, hun dienstanciënniteit in een vereniging voor sport in het hoger onderwijs of in een sportfederatie alsook hun kwalificatie.

De Regering bepaalt het percent van de tegemoetkoming met een maximum van negentig percent. Zij stelt eveneens het aantal leden van het administratief kader vast, wier bezoldiging in rekening kan genomen worden voor de berekening van de tegemoetkoming.

Art. 74.Binnen de perken van de daartoe bepaalde begrotingskredieten kan de Regering aan de vereniging voor sport in het hoger onderwijs erkend op basis van een door de Regering goedgekeurd programma-plan een aanvullende werkingstoelage toekennen.

Het programma-plan strekt zich uit over een periode van vier jaar die aanvangt de le januari die volgt op de inrichting van de Olympische Zomerspelen en die eindigt de 31e december die volgt op de inrichting van de volgende Olympische Spelen.

Daartoe bezorgt de vereniging aan de Regering onder meer het activiteitsverslag over het vorig begrotingsjaar.

Art. 75.Het programma-plan ingediend door de vereniging voor sport in het hoger onderwijs bevat : 1° een activiteitsprogramma dat de acties bepaalt die gevoerd worden inzake bevordering van de sport;dit programma wordt voorgelegd in de vorm van : a) ofwel activiteiten die gemeen zijn aan de sportcentra;b) ofwel activiteiten die eigen zijn aan elk sportcentrum;2° het sportkader nodig voor de uitvoering van het programma;3° de beheersstrategie en de middelen die de vereniging voor sport in het hoger onderwijs zich voorneemt in het werk te stellen voor zijn realisatie;4° de gedetailleerde begroting die nodig is voor zijn effectieve verwezenlijking en de geldmiddelen die zullen toelaten in de nodig geachte uitgaven tegemoet te komen;5° de lijst van de aanvragen van subsidies die de vereniging voor sport in het hoger onderwijs zich voorneemt in te dienen bij de Franse Gemeenschap n het kader van de verwezenlijking van haar programma-plan.

Art. 76.De Regering bepaalt de te volgen procedure voor de indiening en het onderzoek van de programmaplannen en voor de aanvragen tot subsidiëring die erop betrekking hebben.

Een toelage in haar geheel of een gedeelte ervan dat niet verantwoord wordt, kan verhaald worden op de bedragen van elke toelage die later aan de federatie wordt toegekend op basis van dit decreet of op basis van de reglementaire teksten.

Art. 77.De bij artikel 74 bedoelde toelage bestaat uit twee delen : 1° een tegemoetkoming in de uitvoering van de activiteiten 2° een tegemoetkoming in de uitgaven voor het sportkader.

Art. 78.Voor de berekening van de tegemoetkoming in de verwezenlijking van de activiteiten, bepaalt de Regering voor de vereniging voor sport in het hoger onderwijs : 1° de voor de betoelaging aanvaardbare activiteiten;2° de types van als subsidieerbaar geachte uitgaven;3° de plafons van de tegemoetkoming die toepasselijk zijn op de als subsidieerbaar geachte uitgaven;4° de percentages van de tegemoetkoming ten belope van een maximum van 90 % toepasselijk op de programma's waarvan sprake in artikel 53, 1°; rekening houdend met het belang van de activiteiten van het programma-plan, van hun doelstellingen, van de rangschikking van de vereniging voor sport in het hoger onderwijs, van de eigen financiële middelen van de vereniging en, desgevallend, van de verwezenlijking van de vorige programma's.

Art. 79.De tegemoetkoming in de kosten van het sportkader dekt een gedeelte van de bezoldigingen door de vereniging voor sport in het hoger onderwijs betaald tijdens het lopende jaar aan haar personeelsleden tewerkgesteld tijdens het vorig kalenderjaar met een voltijdse of deeltijdse opdracht, met een minimum dat overeenstemt met een halftijdse betrekking.

De in het vorig lid bedoelde bezoldigingen omvatten het bruto bedrag van de wedde, het vakantiegeld, en de toelagen of eindejaarsvergoedingen, alsook de bijdragen of tegemoetkomingen door de werkgever betaald krachtens de wetgeving inzake maatschappelijke zekerheid.

De Regering bepaalt het maximaal bedrag van de in aanmerking te nemen bezoldiging, rekening houdend met de aard van de uitgeoefende betrekkingen, de leeftijd van de betrokken personeelsleden, hun dienstanciënniteit in de vereniging voor sport in het hoger onderwijs of in een sportfederatie alsook hun kwalificatie.

De Regering bepaalt het percent van de tegemoetkoming met een maximum van negentig percent. Zij stelt eveneens het aantal leden van het sportkader vast, wier bezoldiging in rekening kan genomen worden voor de berekening van de tegemoetkoming, rekening houdend met het goedgekeurde programma-plan en de aard van de voorgenomen taken.

Art. 80.De jaarlijkse werkingstoelage bedoeld bij artikel 71 wordt aan de vereniging voor sport in het hoger onderwijs in de loop van het eerste semester van het lopende jaar gestort.

Art. 81.In de loop van het eerste semester van elk jaar kan er aan de sportfederatie een voorschot gestort worden op de aanvullende toelage bedoeld bij artikel 74, die betrekking heeft op het lopende jaar.

Dit voorschot mag niet hoger zijn dan vijftig percent van het bedrag van de aanvullende toelage toegekend aan dezelfde gerechtigde voor het vorig jaar. In de loop van het tweede semester van het jaar kan er aan de sportfederatie een bijkomend voorschot van vijfentwintig percent gestort worden voor zover zij verantwoording geeft van de rekenplichtige besteding van het eerste voorschot. HOOFDSTUK VI. - De opleiding Afdeling I. - Algemene en specifieke opleidingen van sportkaders

Art. 82.De opleiding van de sportkaders omvat een specifieke opleiding voor elke sportdiscipline of groep van gelijkaardige sportdisciplines aangevuld volgens het niveau met een algemene opleiding die identiek is voor al de sportdisciplines.

Art. 83.De Regering, na advies van de Hoge Raad, organiseert ofwel rechtstreeks ofwel bij delegatie de algemene opleiding die identiek is voor al de sportdisciplines. Zij zorgt voor de bepaling van : 1° de organisatievoorwaarden;2° het programma en de inhoud;3° de toegangsvoorwaarden;4° de nadere regels voor de evaluatie,;5° de kwalificaties en desgevallend de nuttige ervaring vereist van de tussenkomende personen;6° de voorwaarden voor de vrijstellingen van opleidingselementen;7° de nadere regels voor het uitreiken en de homologatie van de getuigschriften van slagen. Deze opleiding betreft onder meer de volgende leerstoffen : 1° de fysiologie;2° de theorie over de training;3° de methodologie. De Regering kan de inrichting van de algemene opleidingen in hun geheel of gedeeltelijk toevertrouwen aan : 1° openbare of private onderwijsinstellingen;2° openbare of private organismen die beschouwd worden als gespecialiseerde zijnde inzake opleiding. De Regering kan erkenning geven aan de algemene opleidingen georganiseerd door openbare of private onderwijsinstellingen of door openbare of private organismen gespecialiseerd inzake opleiding die zij daartoe erkent.

Art. 84.De sportfederaties aangesteld door de Regering organiseren ofwel rechtstreeks ofwel per delegatie de opleiding die hen specifiek is. De Regering na raadpleging van die federaties bepaalt voor elk opleidingstype en elk opleidingsniveau : 1° de bevoegdheidsgebieden;2° de organisatievoorwaarden;3° het programma en de inhoud;4° de toegangsvoorwaarden;5° de nadere regels voor de evaluatie;6° de kwalificaties en desgevallend de nuttige ervaring vereist van de tussenkomende personen;7° de voorwaarden voor de vrijstellingen van opleidingselementen;8° de nadere regels voor de homologatie van de brevetten uitgereikt door de aangestelde sportfederaties. Deze specifieke opleidingen hebben onder meer betrekking op de volgende leerstoffen : 1° de toegepaste fysiologie;2° de didactiek;3° de theorie over de training; Mits het akkoord van de Regering kunnen de sportfederaties de inrichting in hun geheel of gedeeltelijk van de opleidingen van de kaders toevertrouwen aan : 1° openbare of private onderwijsinstellingen;2° openbare of private organismen die beschouwd worden als specialisten in betrokken discipline. De Regering kan erkenning geven aan de algemene opleidingen georganiseerd door openbare of private onderwijsinstellingen of door openbare of private organismen gespecialiseerd inzake opleiding die zij daartoe erkent.

De aangestelde sportfederaties reiken de brevetten uit die de opleidingen bekrachtigen die zij rechtstreeks of per delegatie organiseren.

Art. 85.De Regering is gemachtigd, onder de voorwaarden bepaald bij artikel 84, rechtstreeks of per delegatie, specifieke opleidingen voor niet-georganiseerde sportdisciplines te organiseren onder de dekmantel van een sportfederatie alsook in de sector sport voor allen en in de socio-sportieve sector. Afdeling II. - Bijzondere opleidingen

Art. 86.De Regering kan na advies van de Hoge Raad hetzij rechtstreeks hetzij per delegatie bijzondere opleidingen organiseren voor : 1° de sportdirigenten;2° de sportambtenaren;3° de beheerders van sportinfrastructuren. De Regering kan de organisatie van bijzondere opleidingen geheel of gedeeltelijk toevertrouwen aan : 1° openbare of private onderwijsinstellingen;2° openbare of private organismen die beschouwd worden als specialisten inzake opleiding. Daartoe bepaalt zij voor elk type en elk niveau van bijzondere opleiding : 1° de bevoegdheidsgebieden;2° de organisatievoorwaarden;3° het programma en de inhoud;4° de toegangsvoorwaarden;5° de nadere regels voor de evaluatie,;6° de kwalificaties en desgevallend de nuttige ervaring vereist van de tussenkomende personen;7° de voorwaarden voor de vrijstellingen van opleidingselementen;8° de nadere regels voor de uitreiking en de homologatie van de brevetten. In die opleidingen worden onder meer noties over boekhouding, marketing en personeelsbeheer gegeven.

De Regering kan erkenning geven aan de bijzondere opleidingen georganiseerd door organismen of instellingen die zij daartoe erkent. HOOFDSTUK VII. - Sport voor allen

Art. 87.Sport voor allen heeft als kenmerk de beoefening van een sportactiviteit, buiten de traditionele sportstructuren.

Art. 88.De Regering bepaalt de doelstellingen van sport voor allen, steunt en ontwikkelt programma's ter bevordering van zijn beoefening.

Daartoe sluit zij overeenkomsten af met organismen, onder andere met de gemeenten en de sport- of schoolfederaties voor programma's ter bevordering van zijn beoefening door het grootst mogelijk aantal mensen.

Art. 89.De Regering kan een vereniging voor coördinatie van de beweging sport voor allen erkennen voor zover zij beantwoordt aan de voorwaarden bepaald bij artikel 15, 1°, 2°, 3°, 5°, 8°, 12°, 14°.

Art. 90.In geval van erkenning door de Regering wordt de vereniging voor coördinatie van de beweging sport voor allen inzake betoelaging gelijkgesteld met de sportfederaties van categorie III met ten minste 5.000 leden.

Art. 91.De Regering bepaalt de activiteitsgebieden die in rekening kunnen genomen worden voor de toekenning van de aanvullende toelage bedoeld bij artikel 51. HOOFDSTUK VIII. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen

Art. 92.Opgeheven worden : 1° het decreet van 5 juli 1976 betreffende de toelagen ter bevordering van de beoefening van de fysische activiteiten, de sport en het openluchtleven door gehandicapten, gewijzigd bij het decreet van 26 maart 1981;2° het decreet van 3 juli 1991 houdende vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de toekenning van toelagen aan de sportfederaties en de coördinatieorganen;3° het decreet van 5 juli 1985 houdende vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de universitaire sportcentra en de daarmee gelijkgestelde centra en van de schoolsportfederaties en de voorwaarden voor de toekenning van werkingstoelagen aan deze inrichtingen.

Art. 93.In afwijking van artikel 14, lid 2 kan het in 4° bedoelde lid gedurende 4 jaar een vroegere beoefenaar zijn die niet meer aan hoge competitie deelneemt.

Art. 94.De erkenningen toegekend op basis van de decreten bedoeld bij artikel 92 worden tot 31 december 1999 verlengd.

Art. 95.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2000 behoudens artikel 94 dat op 1 januari 1999 in werking treedt.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 26 april 1999.

De Minister-Voorzitster van de Regering van de Franse Gemeenschap, belast met het Onderwijs, de Audiovisuele sector, de Hulpverlening aan de Jeugd, het Kinderwelzijn en de Gezondheidspromotie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Sport en Internationale Betrekkingen, W. ANCION De Minister van Cultuur en Permanente Opvoeding, Ch. PICQUE De Minister van Begroting, Financiën en Ambtenarenzaken, J-C. VAN CAUWENBERGHE _______ Nota (1) Zitting 1998-1999. Stukken van de Raad. - Ontwerp van decreet nr. 273-1. - Amendementen van de commissie : nrs 273-2 tot 273-64. - Verslag : nr. 273-65.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 30 maart 1999.

^