Etaamb.openjustice.be
Decreet van 17 december 2003
gepubliceerd op 14 januari 2004

Decreet betreffende de werkgelegenheid in de sociaal-culturele sectoren houdende diverse bepalingen

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2004029001
pub.
14/01/2004
prom.
17/12/2003
ELI
eli/decreet/2003/12/17/2004029001/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

17 DECEMBER 2003. - Decreet betreffende de werkgelegenheid in de sociaal-culturele sectoren houdende diverse bepalingen (1)


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit decreet, dient verstaan te worden onder : - Sectorregeling : de decreten en besluiten van de Franse Gemeenschap betreffende de activiteitensectoren bedoeld in dit artikel; - Regering : de Regering van de Franse Gemeenschap van België; - Permanente opvoeding : de activiteitensector geregeld bij het decreet van 8 april 1976 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de organisaties voor permanente opvoeding van de volwassenen in het algemeen en van de organisaties voor de sociaal-culturele bevordering van de arbeiders en het decreet van 17 juli 2003 met betrekking tot de steun aan het verenigingsleven op het gebied van de permanente opvoeding; - Cultureel centrum : de activiteitensector geregeld bij het decreet van 28 juli 1992 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de culturele centra; - Jeugdcentra : de activiteitensector geregeld bij het decreet van 20 juli 2000 tot bepaling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van jeugdhuizen, van ontmoetings- en huisvestingscentra, van informatiecentra voor jongeren en van hun federaties; - Jeugdverenigingen : de activiteitensector geregeld bij het decreet van 20 juni 1980 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de jeugdverenigingen; - Sportfederaties : de activiteitensector geregeld bij het decreet van 26 april 1999 tot organisatie van de sport in de Franse Gemeenschap; - Openbare lectuurvoorziening : de activiteitensector geregeld bij het decreet van 28 februari 1978 tot instelling van de Openbare Dienst voor openbare Lectuurvoorziening, gewijzigd bij de decreten van 21 oktober 1988, 19 juli 1991 en 30 november 1992, voor de privaatrechtelijke verenigingen en stichtingen erkend als openbare bibliotheken; - Lokale televisiezenders : de activiteitensector geregeld bij artikel 74 van het decreet van 27 februari 2003 betreffende de radio-omroep; - Productie- en gastateliers : de activiteitensector geregeld bij het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 26 juli 1990 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de productieateliers en de gastateliers voor films en videogrammen en bij het besluit van 23 februari 2000 tot erkenning van de V.Z.W. "Atelier de création sonore et radiophonique" als onthaalstructuur inzake creatie op radio; - Paritaire commissie nr. 329 : de Paritaire Commissie voor de sociaal-culturele sector, ingesteld door het koninklijk besluit van 28 oktober 1993; - Ambtenclassificatie : het geheel van ambten die aan eenzelfde barema van een barematabel beantwoorden.

TITEL II. - Toepassingsgebied

Art. 2.De activiteitensectoren bedoeld bij het decreet zijn : - permanente opvoeding; - culturele centra; - jeugdcentra; - jeugdverenigingen; - sportfederaties; - openbare lectuurvoorziening; - lokale televisiezenders; - productie- en gastateliers; - alsook elke sector waarvoor een regeling bestaat inzake subsidiëring van tewerkstelling met toepassing van het decreet.

De « Médiathèque asbl », erkend door het koninklijk besluit van 7 april 1971, wordt aan bijzondere nadere regels onderworpen die door de Regering worden bepaald.

Art. 3.Om de toepassing van de bepalingen van dit decreet te kunnen genieten, dient een werkgever vooraf erkend te worden door de Franse Gemeenschap, volgens de nadere regels bepaald te dien einde door de sectorregelingen, in één van de activiteitensectoren bedoeld bij artikel 2.

TITEL III. - Voorwaarden voor de toekenning van de subsidie

Art. 4.Mits inachtneming van de voorwaarden bepaald in het decreet en voor de activiteitensectoren opgesomd bij artikel 2, kent de Regering aan de werkgevers een subsidie voor tewerkstelling toe die gedeeltelijk of geheel bestemd is voor het dekken van de bezoldigingen, de sociale uitkeringen en verscheidene lasten.

Art. 5.§ 1. Om de bij artikel 4 bedoelde subsidie te kunnen genieten, moeten de werkgevers werknemers aanwerven die gesubsidieerd zijn krachtens artikel 9, §§ 2 en 3, met een arbeidsovereenkomst voor bedienden.

Om de in artikel 4 bedoelde subsidie te kunnen genieten, kunnen de werkgevers, voor dezelfde werknemer, niet één of meer andere subsidie(s) van de overheid ontvangen die, opgeteld bij de steun bedoeld bij dit decreet, hoger zou(den) zijn dan de totale kosten voor de bezoldiging, de sociale lasten en diverse lasten voor die werknemer. § 2. De betrekkingen die worden gesubsidieerd krachtens de toepassing van het Interdepartementaal Begrotingsfonds ter bevordering van de werkgelegenheid vallen onder het toepassingsgebied van het decreet volgens de nadere regels bedoeld in artikel 9, § 3.

Onder betrekkingen die worden gesubsidieerd krachtens de toepassing van het Interdepartementaal Begrotingsfonds ter bevordering van de werkgelegenheid wordt verstaan : - voor het Waalse Gewest, de betrekkingen die op 31 december 2003 vastgesteld worden door de overeenkomsten gesloten tussen de Regering van de Franse Gemeenschap en de Waalse Regering krachtens het Waalse decreet van 11 juli 1996 betreffende het interdepartementaal begrotingsfonds ter bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciële sector; - voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, de betrekkingen die op 31 december 2002 vastgesteld worden door de overeenkomsten gesloten tussen de Regering van de Franse Gemeenschap en de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest krachtens het koninklijk besluit nr. 25 van 24 maart 1982 tot opzetting van een programma ter bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciële sector, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 255 van 31 december 1983, de wet van 1 augustus 1985, het koninklijk besluit nr. 473 van 28 oktober 1986 en de ordonnantie van 20 december 1990.

Art. 6.§ 1. Elke betrekking die voor de toepassing van het decreet in aanmerking kan komen, moet : - ofwel een specifieke tegemoetkoming genieten in het kader van de toepassing van de sectorregeling; - ofwel vallen onder de afwijking van artikel 5, § 2; - ofwel, in de sector van de culturele centra, een animator-directeur zijn; - ofwel door dit decreet nader bepaald zijn. § 2. Het personeelslid waarvoor de subsidie voor tewerkstelling verantwoord is, moet : - ofwel beantwoorden aan de kwalificatieprofielen die vereist zijn om te worden toegelaten tot het ambt volgens de classificatie vastgesteld door de Paritaire Commissie nr. 329, onverminderd de kwalificaties die vereist zijn bij de sectorregelingen; - ofwel het bewijs kunnen leveren dat hij dat ambt bekleedt of heeft bekleed bij de werkgever of één of verscheidene andere werkgevers van de sectoren vermeld in artikel 2 voor de inwerkingtreding van dit decreet.

TITEL IV. - Nadere regels voor de toekenning en de uitbetaling van de subsidies

Art. 7.De jaarlijks aan een werkgever toegekende subsidie bestaat uit : - een bedrag, berekend in verhouding tot het aantal punten toegekend krachtens de artikelen 9, §§ 2 en 3, en 18; - een forfaitaire vergoeding krachtens artikel 14, § 1; - een aanvullende jaarlijkse verhoging die door de Regering krachtens artikel 20 wordt vastgesteld.

Art. 8.Als de vereniging in vereffening wordt gesteld, in staat van kennelijk onvermogen raakt, beslist dat zij zal worden ontbonden, of haar erkenning verliest met toepassing van de sectorregeling, behoudt zij, als werkgeefster, haar rechten op de subsidie, met als enig doel de vergoedingen te dekken voor de verbreking van de arbeidsovereenkomst en/of de hangende opzeggingstermijnen van arbeidsovereenkomsten, als die in overeenstemming zijn met de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, voor een periode van hoogstens zes maanden, onverminderd gunstiger bepalingen die door de sectorregelingen zouden worden bepaald.

Art. 9.§ 1. Een punt is 2.541 euro waard.

De waarde van één punt wordt jaarlijks geïndexeerd door de waarde van het punt bedoeld in lid 1 te vermenigvuldigen met het gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen (gezondheidsindex) van de laatste twee maanden van het jaar, gedeeld door het gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen (gezondheidsindex) van de laatste twee maanden van het voorafgaande jaar.

Die indexering kan echter niet hoger zijn dan de indexering van de algemene begroting van de primaire uitgaven van de Franse Gemeenschap. § 2. Onverminderd gunstiger bepalingen die zouden worden vastgesteld door de sectorregelingen, hebben de werkgevers recht op 10 punten per voltijds equivalente betrekking waarvoor een tegemoetkoming wordt verleend met toepassing van artikel 6, § 1, voor de ambten die beantwoorden aan de voorschriften van artikel 6, § 2. § 3. Onverminderd § 2, hebben de werkgevers recht op één punt voor de werknemers bedoeld in artikel 5, § 2. § 4. De Regering kan de waarde van één punt verhogen na advies van de adviescommissies en Binstanties die bevoegd zijn voor de verschillende sectoren waarop het decreet betrekking heeft. § 5. Het deel van de subsidie dat wordt toegekend voor de betrekkingen bedoeld in de §§ 2 en 3 kan niet hoger zijn dan de kosten die door de werkgever voor die betrekkingen werkelijk worden gedragen.

Art. 10.De subsidie wordt uitbetaald overeenkomstig de nadere uitbetalingsregels bepaald door de sectorregelingen.

Ze wordt verantwoord door de uitgaven die inzake tewerkstelling door de werkgever werkelijk worden gedaan.

De nadere regels voor de verantwoording van de subsidie zijn deze die bij de sectorregelingen worden bepaald.

TITEL V. - Verplichtingen van de werkgever

Art. 11.Om de subsidie te kunnen genieten, moet de werkgever, ten minste voor de bij toepassing van het decreet gesubsidieerde betrekkingen, de collectieve arbeidsovereenkomst(en) van de Paritaire Commissie nr. 329 betreffende de barema's van de sectoren die onder de Franse Gemeenschap ressorteren, in acht nemen.

Ressorteert de werkgever niet onder die Commissie, dan moet hij ten minste die barema's toepassen voor de betrekkingen die krachtens artikel 9, §§ 2 en 3 worden gesubsidieerd.

Als er geen collectieve arbeidsovereenkomst bestaat binnen de Paritaire Commissie nr. 329, moet de werkgever ten minste, voor dezelfde betrekkingen, barema's toepassen met verwijzing naar die van de ambtenarenzaken van de Franse Gemeenschap die door de Regering worden vastgesteld.

Art. 12.Volgens regels die door de Regering nader te bepalen zijn na advies van de adviescommissies en Binstanties die bevoegd zijn voor de verschillende sectoren waarop het decreet betrekking heeft, levert de werkgever elk jaar het bewijs dat hij alle voorwaarden van het decreet vervult voor het bekomen van de subsidie, uiterlijk op 31 januari van het jaar dat volgt op het jaar gedurende hetwelk hij subsidies ontvangt met toepassing van het decreet.

Een met redenen omklede aanvraag om afwijking van het eerste lid wordt, voor de toepassing van artikel 6, § 2, door de werkgever aan de Regering gericht, volgens de door deze nader te bepalen regels, uiterlijk op 1 september van bovenvermeld jaar.

De Regering beslist uiterlijk op 1 december. Als op die datum geen beslissing is genomen, dan wordt de afwijking als aanvaard beschouwd.

Zij kan een enkele afwijking toekennen voor iedere werkgever en voor een maximale periode van 6 maanden te rekenen vanaf 1 januari van het volgende jaar.

Art. 13.Om voor subsidiëring in aanmerking te kunnen komen, moet de werkgever de sectorregeling nakomen en aan de Franse Gemeenschap de inlichtingen meedelen betreffende zijn personeel, waarvan de lijst en de nadere regels door de Regering worden vastgesteld.

TITEL VI. - Aanvullings- of afwijkingsbepalingen

Art. 14.§ 1. Voor elke voltijds equivalente betrekking waarvoor de subsidie bedoeld in artikel 9, § 2 en § 3 wordt toegekend, voor elke voltijds equivalente betrekking waarvoor de subsidie bedoeld in artikel 15 wordt toegekend, voor elk vast cijfer van twee punten bedoeld in artikel 16 en voor elke gesubsidieerde betrekking van een vast personeelslid bedoeld in artikel 17, wordt de subsidie aangevuld met een vaste vergoeding van 150 euro. Die vergoeding wordt geïndexeerd volgens de nadere regels bedoeld in artikel 9, § 1, leden 2 en 3, vanaf 1 januari 2005. De Regering kan de basiswaarde van de vaste vergoeding wijzigen. § 2. De Regering kent jaarlijks een subsidie toe aan een vereniging zonder winstoogmerk, in de zin van de wet van 27 juni 1921 en de wet van 2 mei 2002 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, samengesteld uit de vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties, en daartoe door de Regering speciaal erkend, bij wijze van terugbetaling van de syndicale premie. Die subsidie wordt berekend op grond van het bedrag van de syndicale premie die wordt aangewend bij de ambtenarenzaken van de Franse Gemeenschap, vermenigvuldigd met het aantal aangeslotenen bij een representatieve werknemersorganisatie, die ressorteren onder de Paritaire Commissie 329 en die werkelijk worden tewerkgesteld in een vereniging die door de Franse Gemeenschap werd erkend in één van de sectoren bedoeld in artikel 1 in het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de subsidie wordt uitbetaald. De Regering stelt het totaal bedrag vast van de subsidie die bij toepassing van deze paragraaf jaarlijks wordt toegekend.

Art. 15.In afwijking van artikel 9, § 2, voor de sector openbare lectuurvoorziening, heeft de werkgever recht op 8 punten voor iedere voltijds equivalente werknemer die voor een tegemoetkoming in aanmerking komt bij toepassing van artikel 6, § 1, voor de ambten die beantwoorden aan wat in artikel 6, § 2 wordt voorgeschreven.

Art. 16.In afwijking van artikel 9, § 2, voor de sector Culturele centra en productie- en gastateliers, heeft de werkgever recht op een vast cijfer van twee punten.

Art. 17.In afwijking van artikel 9, § 2, voor de sector van de lokale televisiezenders, heeft de werkgever recht op een vast cijfer van twee punten voor elke op 26 februari 2003 gesubsidieerde betrekking van vast personeelslid.

Art. 18.§ 1. In afwijking van de artikelen 5, § 1, lid 2, 9, § 2, 15 en 16, en van de sectorregelingen, kan de Regering bijkomende punten toekennen voor werknemers die bij een arbeidsovereenkomst zijn aangeworven. § 2. Bij wijze van overgangsmaatregel, tot 31 december 2004, wordt de verdeling van de punten bedoeld bij dit artikel over de verschillende sectoren waarop dit decreet betrekking heeft, verricht in verhouding tot het aantal voltijds equivalente betrekkingen, met uitsluiting van deze die bedoeld zijn in artikel 5, § 2, van de pedagogisch gedetacheerden die op 1 januari 2000 in elk van de sectoren geteld zijn, en van de betrekkingen waarvoor de Franse Gemeenschap een tegemoetkoming geniet in het kader van de toepassing van de sectorregeling. Die verdeling kan de toekenning van puntenonderdelen tot gevolg hebben.

Bij wijze van overgangsmaatregel, tot 31 december 2004, is de verdeling van de punten over de sectoren de volgende : - Permanente opvoeding : 59,7 %; - Culturele centra : 14,26 %; - Jeugdcentra : 6,1 %; - Jeugdorganisaties : 10,5 %; - Openbare lectuurvoorziening : 5 %; - Lokale en communautaire televisiezenders : 2,74 %; - Productieateliers : 0,8 %; - Sportfederaties : 0,9 %.

Op het einde van die overgangsperiode, stelt de Regering de nadere regels vast voor de verdeling van de punten bepaald bij dit artikel over de verschillende sectoren bedoeld in dit decreet, waarbij inzonderheid rekening wordt gehouden met het aantal voltijds equivalente betrekkingen in elk van die sectoren. § 3. Bij wijze van overgangsmaatregel, tot 31 december 2003, binnen elk van de sectoren, geschiedt de verdeling, voor elke werkgever, in verhouding tot het aantal voltijds equivalente betrekkingen bedoeld in artikel 5, § 2, en het aantal voltijds equivalente betrekkingen waarvoor een specifieke tegemoetkoming van de Franse Gemeenschap wordt toegekend in het kader van de toepassing van de sectorregeling. Die verdeling kan de toekenning van puntenonderdelen tot gevolg hebben.

In afwijking van vorig lid, voor de sector van de culturele centra, bepaalt de Regering de nadere regels voor de verdeling van de punten bedoeld bij dit artikel, waarbij rekening wordt gehouden met de categorieën van centra bepaald bij het decreet van 28 juli 1992 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de culturele centra.

In afwijking van lid een, voor de sector van de lokale en communautaire televisiezenders, wordt, voor de verdeling van de punten bepaald bij dit artikel, uitsluitend rekening gehouden met de betrekkingen bedoeld in artikel 5, § 2.

Op het einde van die overgangsperiode, bepaalt de Regering de nadere regels voor de verdeling van de punten bedoeld in dit artikel binnen elk van de betrokken sectoren, na advies van de adviescommissies en Binstanties die voor elk van die sectoren bevoegd zijn. § 4. De punten die de werkgever toegekend krijgt bij toepassing van dit artikel kunnen worden verantwoord door alle uitgaven in verband met de bezoldiging van een werknemer die werkelijk ten laste van de werkgever is, voor zover : - de werknemer activiteiten werkelijk uitoefent die worden erkend ten voordele van de werkgever krachtens een regeling van de Franse Gemeenschap; - de werkgever artikel 6, § 2, naleeft.

Voor elke betrekking waarvoor een subsidie wordt toegekend bij toepassing van dit decreet, kan de tegemoetkoming van de Franse Gemeenschap niet hoger zijn dan de baremakosten bedoeld in artikel 11, dit zijn de bezoldigingen, sociale lasten en diverse lasten.

TITEL VII. - Overgangsbepalingen

Art. 19.Gedurende een periode van ten minste drie jaar vanaf de datum van het begin van de toepassing van het decreet, onverminderd de bepalingen van de sectorregeling, en behoudens de toepassing van sancties, blijft, voor elke betrekking bepaald in artikel 6, § 1, waarvoor reeds een tegemoetkoming op die datum wordt toegekend, die tegemoetkoming toegekend onder de voorwaarden bepaald bij het decreet.

Art. 20.Bij wijze van overgangsmaatregel, kent de Regering aan de werkgevers een jaarlijkse verhoging met 1,5 % van het deel van de subsidie bedoeld in de artikelen 9, § 2, 15, 16 en 17 gedurende drie jaar toe, vanaf het tweede jaar na het begin van de toepassing van het decreet.

Op het einde van die drie jaren, kan de Regering beslissen die maatregel te behouden voor de periode en het percentage die zij bepaalt, met als enig doel bij te dragen tot het dekken van de evolutie van de baremakosten verbonden aan de anciënniteit.

Art. 21.Bij wijze van overgangsmaatregel, voor het eerste jaar van de toepassing van dit decreet, wordt elke aanvraag om afwijking bedoeld in artikel 12, door de werkgever aan de Regering, op de door haar bepaalde wijze, uiterlijk op 1 maart 2004 gericht.

De Regering beslist uiterlijk op 15 april 2004. Als zij op die datum geen beslissing heeft genomen, dan wordt de afwijking als aanvaard geacht.

Zij kan één enkele afwijking per werkgever toekennen, voor een maximale periode van 6 maanden te rekenen vanaf 1 januari van het volgende jaar.

TITEL VIII. - Wijzigings-, opheffings- en slotbepalingen

Art. 22.§ 1. Artikel 44, 1°, a) van het decreet van 20 juli 2000 tot bepaling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van jeugdhuizen, van ontmoetings- en huisvestingscentra, van informatiecentra voor jongeren en van hun federaties wordt opgeheven en vervangen door de volgende bepaling : « a) ongeacht het niveau waarin het vierjarenactieplan is erkend, een tegemoetkoming in de personeelskosten die met ten minste 10 punten overeenstemt, op voorwaarde dat de vereniging een voltijdse animator-coördinator tewerkstelt, overeenkomstig het decreet van 17 december 2003 betreffende de werkgelegenheid in de sociaal-culturele sector en houdende diverse bepalingen. De Regering bepaalt de waarde van het punt. ».

In artikel 44, 1°, e), van het decreet van 20 juli 2000 tot bepaling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van jeugdhuizen, van ontmoetings- en huisvestingscentra, van informatiecentra voor jongeren en van hun federaties, na de woorden « De Regering bepaalt de nadere regels voor deze tegemoetkoming en het bedrag ervan », worden de volgende woorden toegevoegd « overeenkomstig het decreet van 17 december 2003 betreffende de werkgelegenheid in de sociaal-culturele sector en houdende diverse bepalingen. ».

Artikel 44, 2°, van het decreet van 20 juli 2000 tot bepaling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van jeugdhuizen, van ontmoetings- en huisvestingscentra, van informatiecentra voor jongeren en van hun federaties wordt opgeheven en vervangen door de volgende bepaling : « 2° een tweede deel, indien haar actieplan erkend is in het kader van de bijzondere bepalingen inzake het sociaal-cultureel gelijkekansenbeleid, het partnerschapsverband of inzake de decentralisatie bepaald in de artikelen 16 tot 18, bestaande in een bijkomende subsidie voor de betrekking die overeenstemt met ten minste 5 punten. De Regering bepaalt de waarde van het punt en de nadere regels voor de toekenning ervan, overeenkomstig het decreet van 17 december 2003 betreffende de werkgelegenheid in de sociaal-culturele sector en houdende diverse bepalingen. ».

Artikel 50, lid 1, 1°, van het decreet van 20 juli 2000 tot bepaling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van jeugdhuizen, van ontmoetings- en huisvestingscentra, van informatiecentra voor jongeren en van hun federaties wordt gewijzigd als volgt : « van de tegemoetkomingen bedoeld in artikel 44, 1°, a), e), en 2°, van de uitgaven met betrekking tot de jaarlijkse brutobezoldiging van de werknemers die door de vereniging worden tewerkgesteld, tot bijdragen die door de werknemer te storten zijn bij toepassing van de wet op de sociale zekerheid van de werknemers, en tot de andere kosten die uit wettelijke verplichtingen voortvloeien. ».

Artikel 50, lid 3, van het decreet van 20 juli 2000 tot bepaling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van jeugdhuizen, van ontmoetings- en huisvestingscentra, van informatiecentra voor jongeren en van hun federaties wordt gewijzigd als volgt : « De ontvangsten- en uitgaventabel bedoeld in artikel 49, lid 2, verantwoordt de vaste tegemoetkomingen bedoeld in de artikelen 44, 1°, b), c) en d), en 47, en, in afwijking van lid 1, 1° en 2°, de tegemoetkomingen bedoeld in artikel 44, 1°, a), het eerste jaar waarin de vereniging die ontvangt. ». § 2. Artikel 7, § 1, van het decreet van 20 juni 1980 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de jeugdverenigingen wordt opgeheven en vervangen door de volgende bepaling : « Het deel van de jaarlijkse subsidie die de tegemoetkoming in de personeelsuitgaven uitmaakt, dekt de uitgaven die inzake tewerkstelling werkelijk werden gedaan door de jeugdvereniging die deze geniet, in verhouding tot : 1° twee vaste personeelsleden die verantwoordelijkheden inzake directie of verwezenlijking van sociaal-culturele activiteiten of opleiding uitoefenen;2° een administratief personeelslid. In voorkomend geval, dekt ze eveneens uitgaven die inzake tewerkstelling werkelijk werden gedaan door de jeugdvereniging die deze geniet voor iedere werknemer die werkelijk activiteiten uitoefent die in aanmerking komen voor de erkenning bepaald bij dit decreet.

Het bedrag en de nadere regels voor de toekenning van die jaarlijkse subsidie betreffende de tewerkstelling worden vastgesteld krachtens het decreet van 17 december 2003 betreffende de werkgelegenheid in de sociaal-culturele sector en houdende diverse bepalingen. ».

Artikel 7, § 2, van het decreet van 20 juni 1980 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de jeugdverenigingen wordt opgeheven.

In artikel 8, § 2, van het decreet van 20 juni 1980 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de jeugdverenigingen, worden de woorden « overeenkomstig de baremabepalingen van artikel 7 » geschrapt en vervangen door de volgende vermelding : « overeenkomstig de baremabepalingen bepaald bij het decreet van 17 december 2003 betreffende de werkgelegenheid in de sociaal-culturele sector en houdende diverse bepalingen, boven het aantal personeelsleden waarvoor de tegemoetkoming bedoeld in artikel 7, § 1, 1° en 2°, wordt toegekend. ». § 3. Artikel 6, § 3, van het decreet van 8 april 1976 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de organisaties voor permanente opvoeding van de volwassenen in het algemeen en van de organisaties voor de sociaal-culturele bevordering van de arbeiders wordt opgeheven en vervangen door de volgende bepaling : « Het deel van de gewone jaarlijkse subsidie die de tegemoetkoming in de personeelsuitgaven uitmaakt, dekt de uitgaven die inzake tewerkstelling werkelijk werden gedaan door de organisatie voor permanente opvoeding die deze geniet, in verhouding tot : 1° voor de koepelorganisaties : twee vaste personeelsleden die verantwoordelijkheden inzake directie of verwezenlijking van sociaal-culturele activiteiten voor animatie of opleiding uitoefenen, en één administratief personeelslid;b) voor de onafhankelijke gewestelijke organisaties : één vast personeelslid dat verantwoordelijkheden inzake directie of verwezenlijking van sociaal-culturele activiteiten voor animatie of opleiding uitoefent. Het bedrag en de nadere regels voor de toekenning van die jaarlijkse subsidie betreffende de tewerkstelling worden vastgesteld krachtens het decreet van 17 december 2003 betreffende de werkgelegenheid in de sociaal-culturele sector en houdende diverse bepalingen. ».

Artikel 13 van het decreet van 8 april 1976 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de organisaties voor permanente opvoeding van de volwassenen in het algemeen en van de organisaties voor de sociaal-culturele bevordering van de arbeiders wordt opgeheven en vervangen door de volgende bepaling : « De personeelsuitgaven die beschouwd worden als subsidieerbaar ten laste van de eerste schijf bepaald in artikel 12 zijn deze die bepaald zijn bij het decreet van 17 december 2003 betreffende de werkgelegenheid in de sociaal-culturele sector en houdende diverse bepalingen. ».

In artikel 14, § 1 van het decreet van 8 april 1976 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de organisaties voor permanente opvoeding van de volwassenen in het algemeen en van de organisaties voor de sociaal-culturele bevordering van de arbeiders, worden de woorden « het percentage van de uitgaven bedoeld in artikel 13 » en de woorden « dat percentage bedraagt ten minste 75 % » geschrapt. Op het einde van die paragraaf, wordt de volgende bepaling toegevoegd : « het bedrag van die subsidie wordt vastgesteld overeenkomstig het decreet van 17 december 2003 betreffende de werkgelegenheid in de sociaal-culturele sector en houdende diverse bepalingen ». § 4. In het decreet van 28 juli 1992 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de culturele centra, wordt een artikel 27 bis ingevoegd : « De erkende culturele centra ontvangen een subsidie voor tewerkstelling overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 17 december 2003 betreffende de werkgelegenheid in de sociaal-culturele sector en houdende diverse bepalingen. ». § 5. In artikel 8, 1°, van het decreet van 28 februari 1978 tot instelling van de openbare dienst voor openbare lectuurvoorziening, wordt de volgende vermelding toegevoegd op het einde van het lid : overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 17 december 2003 betreffende de werkgelegenheid in de sociaal-culturele sector en houdende diverse bepalingen. ».

Art. 23.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2003.

Art. 24.Bij wijze van afwijkingsmaatregel, treedt artikel 14, § 2, in werking op 1 januari 2004.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gedaan te Brussel, 17 december 2003.

De Minister-President, belast met de Internationale Betrekkingen, H. HASQUIN De Minister van Cultuur, Ambtenarenzaken, Jeugdzaken en Sport, C. DUPONT De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan de « O.N.E. », J.-M. NOLLET De Minister van Secundair Onderwijs en Buitengewoon Onderwijs, P. HAZETTE De Minister van Begroting, M. DAERDEN De Minister van Kunsten en Letteren en van de Audiovisuele Sector, D. DUCARME De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. F. DUPUIS De Minister van Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. N. MARECHAL _______ Nota (1) Zitting 2003 - 2004. Stukken van de Raad. - Ontwerp van decreet, nr. 464-1. - Commissieamendementen, nr. 464-2. - Verslag, nr. 464 - 3.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. - Vergadering van 9 december 2003.

^