gepubliceerd op 01 september 2017
Decreet betreffende de invoering van een cursus filosofie en burgerzin in het secundair onderwijs en houdende verschillende aanpassingen in het basisonderwijs
19 JULI 2017. - Decreet betreffende de invoering van een cursus filosofie en burgerzin in het secundair onderwijs en houdende verschillende aanpassingen in het basisonderwijs
Het parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen, en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Bepalingen betreffende het secundair onderwijs HOOFDSTUK I. - Maatregelen tot bepaling van de wijze van berekening van het aantal lestijden die kunnen worden gebruikt voor de organisatie van de cursussen godsdienst, niet confessionele zedenleer, filosofie en burgerzin Afdeling I. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 29 juli
1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan
Artikel 1.In hoofdstuk II van het decreet van 29 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan, wordt het opschrift "Berekening en gebruik van de lestijden-leraar" vervangen door "Berekening en gebruik van de lestijden-leraar en van de lestijden voor de organisatie van de cursussen godsdienst, niet-confessionele zedenleer of filosofie en burgerzin", en wordt een artikel 7/1 ingevoegd, luidend als volgt : "
Artikel 7/1.§ 1. De wijze van berekening van het aantal lestijden voor de organisatie van de cursus godsdienst, niet confessionele zedenleer en filosofie en burgerzin, wanneer de leerlingen worden vrijgesteld van de cursus godsdienst of zedenleer, en van het aantal lestijden voor de organisatie van de cursus filosofie en burgerzin, bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, wordt vastgesteld in hoofdstuk III van het besluit van de Executieve van 31 augustus 1992 ter uitvoering van het decreet d.d. 29 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan voor de volgende leerjaren of groepen van leerjaren : 1. het eerste gemeenschappelijke leerjaar bedoeld in artikel 4 van het decreet van 30 juni 2006 betreffende de pedagogische organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs;2. het tweede gemeenschappelijke leerjaar bedoeld in artikel 4 van het voormelde decreet van 30 juni 2006, met inbegrip van het bijkomende leerjaar bedoeld in artikel 13, § 1, van hetzelfde decreet;3. het gedifferentieerde eerste leerjaar bedoeld in artikel 16, § 1, van hetzelfde decreet, met inbegrip van het stelsel voor het onthaal en de scholarisatie van nieuwkomers zoals bepaald in artikel 2, § 1, 2°, van het decreet van 18 mei 2012 betreffende de organisatie van een stelsel voor het onthaal en de scholarisatie van nieuwkomers in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs;4. het gedifferentieerde tweede leerjaar bedoeld in artikel 16, § 1, van het voormelde decreet van 30 juni 2006;5. het derde specifieke differentiatie- en oriëntatiejaar, bedoeld in artikel 19 van het voormelde decreet van 30 juni 2006;6. het derde leerjaar van het algemeen onderwijs, het derde leerjaar van het technisch doorstromingsonderwijs en het derde leerjaar van het artistiek doorstromingsonderwijs;7. het derde leerjaar van het technisch kwalificatieonderwijs en het derde leerjaar van het artistiek kwalificatieonderwijs;8. het derde leerjaar van het beroepsonderwijs;9. het vierde leerjaar van het algemeen onderwijs, het vierde leerjaar van het technisch doorstromingsonderwijs, met inbegrip van het heroriënteringsjaar bedoeld in artikel 4, § 1, 2° van het koninklijk besluit van 29 juni 1984 betreffende de organisatie van het secundair onderwijs;10. het vierde leerjaar van het technisch kwalificatieonderwijs, met inbegrip van het heroriënteringsjaar bedoeld in artikel 4, § 1, 2° van het koninklijk besluit van 29 juni 1984 betreffende de organisatie van het secundair onderwijs, en het vierde leerjaar van het artistiek kwalificatieonderwijs;11. het vierde leerjaar van het beroepsonderwijs;12. het vijfde leerjaar van het algemeen onderwijs, het vijfde leerjaar van het technisch doorstromingsonderwijs en het vijfde leerjaar van het artistiek doorstromingsonderwijs;13. het vijfde leerjaar van het technisch kwalificatieonderwijs en het vijfde leerjaar van het artistiek kwalificatieonderwijs;14. het vijfde leerjaar van het beroepsonderwijs;15. het zesde leerjaar van het algemeen onderwijs, het zesde leerjaar van het technisch doorstromingsonderwijs en het zesde leerjaar van het artistiek doorstromingsonderwijs;16. het zesde leerjaar van het technisch kwalificatieonderwijs, met inbegrip van het aanvullend jaar bedoeld in artikel 3, § 6, van het decreet van 12 juli 2012 tot regeling van de kwalificatie uitgedrukt in eenheden van leerresultaten (KEL) in het secundair kwalificatieonderwijs en tot wijziging van verschillende bepalingen betreffende het secundair onderwijs, en het zesde leerjaar van het artistiek kwalificatieonderwijs;17. het zesde leerjaar van het beroepsonderwijs bedoeld in artikel 3, § 6, van het decreet van 12 juli 2012 tot regeling van de kwalificatie uitgedrukt in eenheden van leerresultaten (KEL) in het secundair kwalificatieonderwijs en tot wijziging van verschillende bepalingen betreffende het secundair onderwijs;18. het zevende leerjaar van de 3e graad van het technisch kwalificatieonderwijs;19. het zevende leerjaar van de derde graad van het beroepsonderwijs;20. het voorbereidend leerjaar paramedisch hoger onderwijs, bedoeld in artikel 2, § 3, 2°, van de wet van 19 juli 1971 betreffende de algemene structuur en de organisatie van het secundair onderwijs;21. het voorbereidend leerjaar beroepssecundair onderwijs afdeling "verpleegkunde" bedoeld in artikel 2, § 4, van de voormelde wet van 19 juli 1971. De som van de lestijden die worden berekend met toepassing van artikel 14, eerste lid en derde lid, en van artikel 15 van het besluit van de Executive van 31 augustus 1992 ter uitvoering van het decreet d.d. 29 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan, maakt het RLMOD (Godsdienst Zedenleer) van de in § 2 bedoelde inrichtingen uit. Elke inrichting geniet minstens het aantal RLMOD-lestijden dat ze creëert. § 2. Voor de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, het officieel gesubsidieerd onderwijs en het niet confessioneel vrij onderwijs die de keuze bieden tussen de verschillende cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer, worden lestijden boven het RLMOD automatisch toegekend voor het personeelslid dat aangeworven of aangesteld wordt als leraar voor de cursus filosofie en burgerzin in het kader van de maatregelen die bepaald zijn in afdeling VII van hoofdstuk II van titel III van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs, en in de overgangsbepalingen van hoofdstuk XI quater van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, en van hoofdstuk X ter van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlitische, orthodoxe en islamitische godsdienst van de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, voor het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, met het oog op het behalen van het getuigschrift didactiek voor de cursus filosofie en burgerzin. Die lestijden worden in elk schooljaar tot 30 juni 2021 toegekend, met twee lestijden voor elk personeelslid.
Wanneer het personeelslid tegelijk het ambt van leraar filosofie en burgerzin en het ambt van leraar niet confessionele zedenleer of godsdienst uitoefent, worden die twee lestijden prioritair op zijn bevoegdheden als leraar niet confessionele zedenleer of godsdienst binnen de betrokken inrichtende macht uitgetrokken.
Indien de lestijden niet op die bevoegdheden worden uitgetrokken, moet het personeelslid op 1 september van het lopende schooljaar minstens voor drie lestijden aangeworven of aangesteld zijn als leraar filosofie en burgerzin, in de lagere of hogere graad.
In die beide gevallen, presteert het personeelslid als leraar filosofie en burgerzin binnen de betrokken inrichtende macht minstens 1 lestijd voort, behalve als het afwezig is wegens moederschapsrust, ziekte, door een arbeidsongeval veroorzaakte arbeidsongeschiktheid, en wegens de volgende verloven : verlof wegens de volledige of gedeeltelijke onderbreking van de beroepsloopbaan bij de geboorte of de adoptie van een kind, in het kader van het ouderschapsverlof; verlof wegens de volledige of gedeeltelijke onderbreking van de beroepsloopbaan om palliatieve zorg te verlenen; verlof wegens de volledige of gedeeltelijke onderbreking van de beroepsloopbaan om aanwezig te zijn bij een lid van het gezin of van de familie dat zwaar ziek is, of om hem zorg te verlenen.
Het inrichtingshoofd, voor het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, of de inrichtende macht, voor het officieel gesubsidieerd onderwijs en voor het niet confessioneel vrij onderwijs, dient bij het bestuur een document in dat het gebruik van die bijkomende lestijden verantwoordt voor de vervanging van het betrokken personeelslid.
Die lestijden worden, naar gelang van het geval, toegekend aan de inrichting of de inrichtende macht waarin het betrokken personeelslid de belangrijkste opdracht uitoefent. Als de opdracht van het personeelslid in elk van de betrokken inrichtende machten gelijk is, komt de keuze van de betrekking voor die vervanging aan het personeelslid toe.
In afwijking van het vorige lid, kunnen die lestijden worden toegekend aan een andere inrichting of inrichtende macht, wanneer de toekenning van die lestijden kan leiden tot de vermindering van het aantal vestigingen waarin het personeelslid zijn ambt werkelijk uitoefent. § 3. Wanneer de lestijden die met toepassing van de §§ 1 en 2 worden toegekend, het bovendien niet mogelijk maken om binnen de inrichting, voor het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, of binnen de inrichtende macht, voor het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs, aan de vastbenoemde en prioritair tijdelijke of personeelsleden of stagiairs een volume lestijden toe te kennen dat overeenstemt met het volume dat hen op 30 juni 2017 toegekend was, overeenkomstig de prioriteiten die werden vastgesteld bij afdeling VII van hoofdstuk II van Titel III van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs en bij de overgangsbepalingen vermeld in hoofdstuk XIquater van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, en van hoofdstuk X ter van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlitische, orthodoxe en islamitische godsdienst van de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, voor het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, en, bij ontstentenis daarvan, overeenkomstig de regels van het administratief statuut dat toepasselijk is op het personeelslid, dient het inrichtingshoofd, voor het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, of de inrichtende macht, voor het gesubsidieerd officieel onderwijs en voor het niet confessioneel vrij onderwijs, bij het bestuur een document in dat bewijst dat hij daartoe een bepaald aantal bijkomende lestijden moet gebruiken waarvan hij de bestemming voor elke vestiging zal bepalen overeenkomstig de hierna vermelde bepalingen.
De in het vorige lid bedoelde lestijden worden uitsluitend gebruikt voor : 1) het organiseren van activiteiten, in het kader van de cursus filosofie en burgerzin, binnen één zelfde inrichting, waarvan de invoering een breder publiek dan de klasgroep betreft.Die lestijden worden toegekend in verhouding tot hoogstens 1 lestijd per volume van 6 lestijden filosofie en burgerzin die binnen dezelfde inrichting worden georganiseerd; 2) het organiseren van activiteiten voor de pedagogische coördinatie of het overleg tussen personeelsleden belast met de cursus filosofie en burgerzin in hetzelfde studiejaar of verschillende studiejaren, in het kader van de cursus filosofie en burgerzin;3) het splitsen in tweeën van een klasgroep met meer dan 10 leerlingen die een cursus godsdienst, niet confessionele zedenleer of filosofie en burgerzin volgen, voor de leerlingen die vrijgesteld zijn van de cursus godsdienst of niet confessionele zedenleer;4) het aanwijzen van twee leerkrachten voor een klasgroep van minstens 10 leerlingen die een cursus godsdienst, niet confessionele zedenleer of filosofie en burgerzin volgen, voor de leerlingen die vrijgesteld zijn van de cursus godsdienst of niet confessionele zedenleer, of die de cursus filosofie en burgerzin volgen. Er worden eveneens bijkomende lestijden toegekend aan het vastbenoemde, tijdelijk prioritaire personeelslid of stagiair, dat, ondanks de voorafgaandelijke toepassing van de hierboven opgesomde bepalingen, een uuropdracht die overeenstemt met de hem op 31 juni 2017 toegekende lestijden, niet heeft teruggevonden, of dat prestaties zou moeten verrichten in meer dan 6 vestigingen, alle inrichtende machten inbegrepen. Die lestijden worden toegekend aan de inrichting of aan de inrichtende macht, naar gelang van het geval, waar het volume van de uuropdracht van het betrokken personeelslid op 30 juni 2017 het belangrijkst is. Het inrichtingshoofd, voor het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, of de inrichtende macht, voor het officieel gesubsidieerd onderwijs en het niet confessioneel vrij onderwijs, moet bij het bestuur een document indienen dat bewijst dat hij daartoe een bepaald aantal bijkomende lestijden moet gebruiken waarvan hij de bestemming voor elke vestiging zal bepalen overeenkomstig de hierna vermelde bepalingen.
Het betrokken personeelslid voert de volgende taken uit : 1° organisatie en toezicht betreffende activiteiten binnen de mediatheek van de school of betreffende een remediëringsactiviteit;2° toezicht op vormings- en bekrachtigingsevaluaties;3° begeleiding van leerlingengroepen bij activiteiten buiten de inrichting. Het gebruik van die bijkomende lestijden wordt toegelaten vanaf 1 september van dit jaar tot 30 juni van het volgende jaar. Dat gebruik behoort tot de bevoegdheid van de inrichtende macht, in het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs, en tot het inrichtingshoofd, in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs. Het wordt onderworpen aan het voorafgaande advies, in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, van het basisoverlegcomité, in het door de Franse Gemeenschap officieel gesubsidieerd onderwijs, van de plaatselijke paritaire commissie, en in het door de Franse Gemeenschap vrij gesubsidieerd onderwijs, van de ondernemingsraad of, bij ontstentenis daarvan, van de vakbondsafvaardiging, waarbij het bemiddelingsbureau het recht heeft de zaak aan zich te trekken bij onenigheid.
De diensten die in het kader van de in deze paragraaf bedoelde bijkomende lestijden worden gepresteerd, worden volledig gelijkgesteld met de diensten die worden gepresteerd in het kader van de personeelsformatie. De aldus gecreëerde betrekkingen kunnen aanleiding geven tot benoemingen of wervingen in vast verband. § 4. Het totaal aantal lestijden godsdienst en niet confessionele zedenleer die op 1 oktober 2014, voor elke in de §§ 2 en 3 bedoelde inrichting, worden toegekend, vermenigvuldigd met een demografische factor, maakt het RLMOA van die inrichting uit, bepaald met de wiskundige afronding. Die demografische factor is gelijk aan het aantal leerlingen van het secundair onderwijs die op 1 oktober 2016 regelmatig ingeschreven zijn, gedeeld door het aantal leerlingen van het secundair onderwijs die op 1 oktober 2014 regelmatig ingeschreven waren.
Het verschil tussen het RLMOA van de inrichting en haar RLMOD bepaalt het aantal lestijden.
Dat - positieve of negatieve - aantal wordt geglobaliseerd bij de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap. De inrichtingen die op 1 oktober 2014 geen secundair onderwijs organiseerden, creëren geen lestijd die te globaliseren is.
Op dat in het vorige lid aantal geglobaliseerde lestijden worden automatisch de in de §§ 2 en 3 bedoelde lestijden uitgetrokken. Het aantal overblijvende lestijden maken het overschot uit. § 5. Voor zover het saldo positief is, wordt het in § 4, vierde lid gekregen saldo aan de in § 2 bedoelde inrichtingen toegekend, om de invoering van de cursus filosofie en burgerzin te vergemakkelijken en te coördineren.
Alleen de inrichtingen die positief bijdragen tot het geglobaliseerde aantal lestijden krijgen lestijden met toepassing van het eerste lid.
Dat aantal lestijden is gelijk aan het in het vorige lid bedoelde overschot, gewogen met een coëfficiënt die gelijk is aan de verhouding tussen hun positieve bijdrage tot het geglobaliseerde aantal lestijden en het geglobaliseerde aantal lestijden. Het resultaat wordt tot de lagere eenheid afgerond.
Het gebruik van de in het vorige lid bedoelde lestijden wordt toegelaten zodra het aantal ervan door de diensten van de Regering wordt meegedeeld en tot 30 september eerstkomende. Dat gebruik behoort tot de bevoegdheid van de inrichtende macht, in het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs, en van het inrichtingshoofd, in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, na het advies van de plaatselijke overlegorganen te hebben ingewonnen. Alleen wervingsambten van de categorie van het onderwijzend personeel kunnen in aanmerking worden genomen in het kader van die lestijden.
Art. 2.In artikel 22 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 4, worden de woorden "de cursussen godsdiensten, niet confessionele zedenleer" vervangen door de woorden " de cursussen godsdienst, niet confessionele zedenleer en filosofie en burgerzin, wanneer de leerlingen, in voorkomend geval, worden vrijgesteld van de cursus godsdienst, en van de cursus filosofie en burgerzin bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving";2° in § 5, worden de woorden "onverminderd de toepassing van de bepalingen van artikel 14 van het koninklijk besluit nr.49 van 2 juli 1982 betreffende de oprichtings-, behouds- en splitsingsnormen en de berekening van het urenkrediet van het secundair onderwijs van het type I en betreffende de fusie van instellingen en bepaalde personeelsbetrekkingen van de instellingen voor secundair onderwijs met volledig leerplan van type I en type II" geschrapt.
Art. 3.§ 1. In hetzelfde decreet, in artikel 23bis, § 1, eerste lid, worden de woorden "en met inachtneming van de bijzondere voorwaarden vastgesteld bij artikel 13 van het koninklijk besluit nr. 49 van 2 juli 1982 betreffende de oprichtings-, behouds- en splitsingsnormen en de berekening van het urenkrediet van het secundair onderwijs van het type I en betreffende de fusie van instellingen en bepaalde personeelsbetrekkingen van de instellingen voor secundair onderwijs met volledig leerplan van type I en type II" geschrapt. § 2. Artikel 23bis, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt aangevuld als volgt : "j) in de voorbereidende jaren bedoeld in artikel 2, § 3, 2°, en § 4, tweede lid, van de wet van 19 juli 1971 betreffende de algemene structuur en de organisatie van het secundair onderwijs, kunnen de klassen gemiddeld niet meer dan 25 leerlingen tellen.". § 3. Artikel 23bis, § 6, van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : " § 6. De cursus godsdienst, niet confessionele zedenleer en filosofie en burgerzin, wanneer de leerlingen van de cursus godsdienst of zedenleer worden vrijgesteld, wordt georganiseerd met inachtneming van de volgende normen : 1° voor de jaren of groepen van jaren bedoeld in artikel 7/1, eerste lid, 1 en 2, van dit decreet, kan geen klas meer dan 25 leerlingen tellen;2° voor de jaren of groepen van jaren bedoeld in artikel 7/1, eerste lid, 3, van het decreet van 29 juli 1992, kan geen klas meer dan 15 leerlingen tellen;3° voor de jaren of groepen van jaren bedoeld in artikel 7/1, eerste lid, 4, van het decreet van 29 juli 1992, kan geen klas meer dan 17 leerlingen tellen; 4° voor de jaren of groepen van jaren bedoeld in artikel 7/1, eerste lid, 5 tot 21, van het decreet van 29 juli 1992, kan geen klas meer dan, gemiddeld, 27 leerlingen tellen.". Afdeling II. - Bepalingen tot wijziging van het besluit van de
Executieve van 31 augustus 1992 ter uitvoering van het decreet d.d. 29 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan
Art. 4.In het besluit van de Executieve van 31 augustus 1992 ter uitvoering van het decreet d.d. 29 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan, worden de woorden "Hoofdstuk III. - Telling van de leerlingen" vervangen door "Hoofdstuk III. Berekening van het aantal lestijden voor de organisatie van de cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer en de cursus filosofie en burgerzin" en worden de artikelen 14, 14bis, 15, 16 en 16bis, vervangen door de volgende artikelen : "
Artikel 14.Voor de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde officieel gewoon onderwijs en de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde niet confessioneel vrij onderwijs die de keuze bieden tussen de verschillende cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer, wordt het aantal lestijden die worden toegekend voor de omkadering van de cursussen zedenleer, godsdienst of filosofie en burgerzin, wanneer de leerlingen worden vrijgesteld van de cursussen godsdienst en zedenleer, berekend, voor elke betrokken cursus, als volgt : 1) voor de jaren of groepen van jaren bedoeld in artikel 7/1, 1ste en 2de lid, van het voormelde decreet van 29 juli 1992 : 1 lestijd per aangesneden schijf van 25 leerlingen;2) voor de jaren of groepen van jaren bedoeld in artikel 7/1, 1ste lid, 3, van het voormelde decreet van 29 juli 1992 : 1 lestijd per aangesneden schijf van 15 leerlingen;3) voor de jaren of groepen van jaren bedoeld in artikel 7/1, 1ste lid, 4, van het voormelde decreet van 29 juli 1992 : 1 lestijd per aangesneden schijf van 17 leerlingen;4) voor de jaren of groepen van jaren bedoeld in artikel 7/1, 1ste lid, 5 tot 21, van het voormelde decreet van 29 juli 1992 : 1 lestijd per aangesneden schijf van 27 leerlingen. Voor de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap niet confessioneel vrij onderwijs die uitsluitend de cursus zedenleer en de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerd confessioneel vrij onderwijs, wordt het aantal lestijden die worden toegekend voor de omkadering van de betrokken cursus godsdienst of zedenleer berekend, voor dezelfde in het vorige lid bedoelde jaren of groepen van jaren, met 2 lestijden per schijf.
Het aantal lestijden-leraar dat uit die berekening voortvloeit, kan echter alleen in verhouding tot 98 procent worden gebruikt.
Artikel 15.Voor de in artikel 14, eerste lid bedoelde inrichtingen, wordt het aantal lestijden voor de cursus wiskunde en burgerzin die aan alle leerlingen wordt gegeven overeenkomstig artikel 8, vierde lid, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, berekend, voor elk jaar of elke groep van jaren bedoeld in artikel 7/1 van het voormelde decreet van 29 juli 1992, op basis van 1 lestijd per aangesneden schijf van een aantal leerlingen dat overeenstemt met de maximumaantallen, voor de eerste graad, en met de gemiddelde aantallen, voor de cursussen voor de opleiding die de andere graden gemeen is, bedoeld in artikel 23bis van hetzelfde decreet.
Artikel 16.Voor de in artikel 14, eerste lid, bedoelde inrichtingen, is het RLMOD gelijk aan de som van de lestijden die worden berekend volgens artikel 14, eerste lid en derde lid, van de lestijden die worden berekend volgens artikel 15.". Afdeling III. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 30 juni
2006 betreffende de pedagogische organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs
Art. 5.In artikel 7bis, § 5, van het decreet van 30 juni 2006 betreffende de pedagogische organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "of filosofie en burgerzin" worden ingevoegd tussen de woorden "niet confessionele zedenleer" en de woorden ", bedoeld bij artikel 8";2° de woorden "en naast de lestijden alternatieve pedagogische begeleiding of opvang bedoeld bij artikel 8bis, § 1, tweede lid en derde lid, van de voornoemde wet van 29 mei 1959" worden geschrapt.
Art. 6.In artikel 8 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "of filosofie en burgerzin" worden ingevoegd tussen de woorden "niet confessionele zedenleer" en de woorden ", bedoeld bij artikel 8";2° de woorden "en naast de lestijden alternatieve pedagogische begeleiding of opvang bedoeld bij artikel 8bis, § 1, tweede lid en derde lid, van de voornoemde wet van 29 mei 1959" worden geschrapt.
Art. 7.In artikel 14, § 3, tweede lid van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "of filosofie en burgerzin" worden ingevoegd tussen de woorden "niet confessionele zedenleer" en de woorden ", bedoeld bij artikel 8";2° de woorden "en naast de lestijden alternatieve pedagogische begeleiding of opvang bedoeld bij artikel 8bis, § 1, tweede lid en derde lid, van de voornoemde wet van 29 mei 1959" worden geschrapt.
Art. 8.In artikel 17, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "of filosofie en burgerzin van de voornoemde wet van 29 mei 1959" worden ingevoegd tussen de woorden "niet confessionele zedenleer" en de woorden ",alternatieve pedagogische begeleiding";2° de woorden "alternatieve pedagogische begeleiding of toezicht bedoeld in de artikelen 8 en 8bis van de voornoemde wet van 29 mei 1959" worden geschrapt.
Art. 9.In artikel 21, § 4, tweede lid, van hetzelfde decreet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "of filosofie en burgerzin" worden ingevoegd tussen de woorden "niet confessionele zedenleer" en de woorden ", bedoeld bij artikel 8" worden geschrapt;2° de woorden "en naast de lestijden alternatieve pedagogische begeleiding of toezicht bedoeld bij artikel 8bis, § 1, tweede lid en derde lid, van de voornoemde wet van 29 mei 1959" worden geschrapt. Afdeling IV. - Bepalingen tot wijziging van de wet van 29 mei 1959 tot
wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving
Art. 10.In artikel 8 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord "uren" wordt vervangen door het woord "lestijden" en het woord "uur" wordt vervangen door het woord "lestijd";2° het eerste lid wordt vervangen door het volgende lid : "In de officiële inrichtingen en in de pluralistische inrichtingen voor lager en secundair onderwijs met volledig leerplan alsook in de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde niet confessioneel vrij lager en secundair onderwijs die de keuze bieden tussen de verschillende cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer, omvat de wekelijkse lestijdenregeling een lestijd godsdienst of een lestijd niet confessionele zedenleer en een lestijd cursus filosofie en burgerzin.Als de leerling wordt vrijgesteld van de cursus godsdienst of niet confessionele zedenleer, omvat de wekelijkse lestijdenregeling een tweede lestijd filosofie en burgerzin overeenkomstig het vierde lid"; 3° in het derde lid en het vierde lid worden de woorden "1 oktober 2017" vervangen door de woorden "1 september 2017";4° in het zesde lid, worden de woorden "bij de eerste inschrijving" vervangen door de woorden "elk jaar"; 5° in het achtste lid, worden de woorden " In dat geval, geniet de leerling van het gewoon en gespecialiseerd secundair onderwijs, gedurende een aantal lestijden dat overeenstemt met het aantal dat voor die cursussen wordt toegekend, een alternatieve begeleiding volgens de regels die nader bepaald zijn in artikel 8bis en geniet de leerling van het lager, gewoon en gespecialiseerd onderwijs een tweede lestijd voor de cursus filosofie en burgerzin bedoeld in het vijfde lid" vervangen door de woorden "In dat geval geniet de leerling van het gewoon en gespecialiseerd lager en secundair onderwijs, gedurende een aantal lestijden dat overeenstemt met het aantal dat voor die cursussen wordt toegekend, een in het vierde lid bedoelde tweede lestijd voor de cursus filosofie en burgerzin."; 6° in het negende lid worden de punten c) en d) vervangen als volgt : "c) dat het keuzeformulier elk jaar behoorlijk wordt ingevuld bij de inschrijving, waarbij het voor het betrokken schooljaar niet kan worden gewijzigd;d) dat het keuzeformulier, voor de leerlingen die geacht worden verder te studeren in de inrichting waarin ze reeds ingeschreven zijn, wordt meegedeeld aan de ouders of aan de persoon die met het ouderlijk gezag, indien de leerling minderjarig is, of aan de leerling, indien de leerling meerderjarig is, gedurende de eerste helft van de maand mei.Het behoorlijk ingevulde formulier wordt aan het inrichtingshoofd uiterlijk op 1 juni teruggezonden, waarbij de keuze niet kan worden gewijzigd voor het betrokken schooljaar, behalve in geval van verandering van inrichting gedurende het schooljaar.". Afdeling V. - Bepaling tot wijziging van het decreet van 31 maart 1994
houdende bepaling van de neutraliteit van het Gemeenschapsonderwijs
Art. 11.In artikel 5, tweede lid, van het decreet van 31 maart 1994 houdende bepaling van de neutraliteit van het Gemeenschapsonderwijs, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° De woorden "De vrijgestelde leerlingen moeten deelnemen aan de in artikel 8bis, § 1, tweede lid, van de wet van 29 mei 1959 bedoelde alternatieve pedagogische begeleiding, gedurende een aantal lestijden dat gelijk is aan het aantal dat wordt toegekend aan de cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer" worden geschrapt;2° de woorden "en secundair onderwijs" worden ingevoegd tussen de woorden "lager " en "onderwijs";3° de woorden "van de voormelde wet van 29 mei 1959" worden vervangen door de woorden "de wet van 29 mei 1956" tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving". Afdeling VI. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 24 juli
1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren
Art. 12.In artikel 60bis, § 1, eerste lid, van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, worden de woorden "1 oktober 2017" vervangen door de woorden "1 september 2017".
Art. 13.Artikel 79, § 1, derde lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende leden : "De keuze van één van de cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer of van de vrijstelling van één van die cursussen geschiedt op het ogenblik van de inschrijving in de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde officieel onderwijs en van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde niet confessioneel vrij onderwijs die de keuze bieden tussen de verschillende cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer, of, voor de leerlingen die worden geacht verder te studeren in de inrichting waarin ze reeds ingeschreven zijn, uiterlijk op 1 juni. De keuze kan niet later voor het betrokken schooljaar worden gewijzigd.
In afwijking van het derde lid, kan de keuze worden gewijzigd in geval van verandering van inrichting gedurende het schooljaar.". Afdeling VII. - Bepaling tot wijziging van het decreet van 17 december
2003 houdende organisatie van de neutraliteit eigen aan het gesubsidieerd officieel onderwijs en houdende diverse maatregelen inzake onderwijs
Art. 14.In artikel 6, tweede lid, van het decreet van 17 december 2003 houdende organisatie van de neutraliteit eigen aan het gesubsidieerd officieel onderwijs en houdende diverse maatregelen inzake onderwijs, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "De vrijgestelde leerlingen moeten deelnemen aan de alternatieve pedagogische begeleiding bedoeld in artikel 8bis, § 1, tweede lid van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, gedurende een aantal lestijden dat gelijk is aan het aantal dat wordt toegekend aan de cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer" worden geschrapt;2° de woorden "en secundair" worden ingevoegd tussen de woorden ""lager " en "onderwijs";3° de woorden "van de voormelde wet van 29 mei 1959" vervangen door de woorden "van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving". Afdeling VIII. - Bepaling tot wijziging van het decreet van 3 maart
2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs
Art. 15.Het tweede lid van artikel 47, § 1, van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs wordt vervangen als volgt : "In het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs en in het officieel gesubsidieerd onderwijs en in het niet confessioneel vrij onderwijs die de keuze bieden tussen de verschillende cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer, blijft het gespecialiseerd secundair onderwijs bedoeld in artikel 45, 1°, 2° en 3°, georganiseerd in verhouding tot 32 lestijden tot 36 lestijden, wanneer de leerling vrijgesteld wordt van de cursus godsdienst of van de cursus niet confessionele zedenleer. De in artikel 45, 1°, 2° en 3° bedoelde leerlingen van het gespecialiseerd secundair onderwijs die vrijgesteld worden van de cursus godsdienst of niet confessionele zedenleer, moeten deelnemen aan een tweede lestijd cursus filosofie en burgerzin bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.
Art. 16.In hetzelfde decreet wordt een artikel 94bis ingevoegd, luidend als volgt : "
Artikel 94bis.§ 1. In de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde gespecialiseerd secundair onderwijs en in de inrichtingen voor gespecialiseerd secundair onderwijs van het officieel gesubsidieerd onderwijs en van het niet confessioneel vrij gesubsidieerd onderwijs die de keuzen bieden tussen de verschillende cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer, worden een cursus niet confessionele zedenleer, godsdienst of filosofie en burgerzin, wanneer de leerlingen worden vrijgesteld van de cursus godsdienst of zedenleer, georganiseerd zodra een leerling ingeschreven is in één van de die cursussen, overeenkomstig artikel 8 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving. In voorkomend geval, wordt de cursus opgericht of afgeschaft in de loop van het schooljaar.
Die cursus bevindt zich in de doorlopende uurregeling van de verplichte wekelijkse leslijden.
Het aantal groepen, dat van 1 oktober tot 30 september eerstkomende van toepassing is, wordt, voor de meest gevolgde cursus, vastgesteld op grond van het totaal aantal leerlingen van de meest gevolgde cursus, gedeeld door het in artikel 91 van dit decreet bedoelde bepaalde kencijfer van het onderwijstype. § 2. Het aantal groepen van de meest gevolgde cursus wordt met twee vermenigvuldigd om het aantal lestijden te bepalen dat deel uitmaakt van het bruikbare lestijdenpakket.
Dat aantal wordt vermenigvuldig met het aantal cursussen die worden georganiseerd om het maximumaantal lestijden te kennen die kunnen worden gebruikt voor de organisatie van de verschillende cursussen godsdienst, niet confessionele zedenleer en filosofie en burgerzin. § 3. De cursus niet confessionele zedenleer, godsdienst of filosofie en burgerzin, wanneer de leerlingen worden vrijgesteld van de cursus godsdienst of zedenleer, wordt per groep georganiseerd.
Een groep omvat één lestijd. § 4. Voor de in § 1 bedoelde inrichtingen, stemt het aantal lestijden voor de cursus filosofie en burgerzin die aan alle leerlingen wordt verstrekt overeenkomstig artikel 8, vierde lid, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, overeen met het aantal klassen. § 5. Boven de lestijden die noodzakelijk zijn voor de organisatie van de verschillende cursussen godsdienst, niet confessionele zedenleer en filosofie en burgerzin, kunnen alleen op het maximumaantal lestijden alleen de lestijden worden uitgetrokken die noodzakelijk zijn voor het behoud van het opdrachtvolume dat overeenstemt met de lestijden die op 30 juni 2017 toegekend zijn, van de vastbenoemde of tijdelijke leermeesters godsdienst en niet confessionele zedenleer, overeenkomstig de prioriteitsvolgorde bepaald in titel II van dit decreet, en zo niet, overeenkomstig de regels van het administratief statuut waaronder het personeelslid ressorteert.
Het in paragraaf 2, tweede lid bedoelde lestijden kan alleen worden gebruikt voor de omkadering van de cursus godsdienst, niet confessionele zedenleer en filosofie en burgerzin.
De overblijvende lestijden kunnen geenszins worden overgedragen naar het onderwijzend personeel of naar andere personeelscategorieën.
Voor de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, het officieel gesubsidieerd onderwijs en het niet confessioneel vrij onderwijs die de keuze bieden tussen de verschillende cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer, worden bijkomende lestijden automatisch toegekend voor elk personeelslid dat wordt aangeworven of aangesteld als leraar van de cursus filosofie en burgerzin in het kader van de maatregelen bepaald in afdeling VII van titel III van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs en in de overgangsmaatregelen vermeld in hoofdstuk XIquater van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, en in hoofdstuk X ter van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlitische, orthodoxe en islamitische godsdienst van de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, voor het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, met het oog op het behalen van het getuigschrift didactiek voor de cursus filosofie en burgerzin. Die lestijden worden in elk jaar schooljaar tot 30 juni 2021 toegekend, met twee lestijden voor elk personeelslid.
Wanneer het personeelslid tegelijk het ambt van leraar filosofie en burgerzin en het ambt van leraar niet confessionele zedenleer of godsdienst uitoefent, worden die twee lestijden prioritair op zijn bevoegdheden als leraar niet confessionele zedenleer of godsdienst binnen de betrokken inrichtende macht uitgetrokken.
Indien de lestijden niet op die bevoegdheden worden uitgetrokken, moet het personeelslid op 1 september van het lopende schooljaar minstens voor drie lestijden aangeworven of aangesteld zijn als leraar filosofie en burgerzin.
In die beide gevallen, presteert het personeelslid als leraar filosofie en burgerzin binnen de betrokken inrichtende macht minstens 1 lestijd werkelijk voort, behalve als het afwezig is wegens moederschapsrust, ziekte, door een arbeidsongeval veroorzaakte arbeidsongeschiktheid, en wegens de volgende verloven : verlof wegens de volledige of gedeeltelijke onderbreking van de beroepsloopbaan bij de geboorte of de adoptie van een kind, in het kader van het ouderschapsverlof; verlof wegens de volledige of gedeeltelijke onderbreking van de beroepsloopbaan om palliatieve zorg te verlenen; verlof wegens de volledige of gedeeltelijke onderbreking van de beroepsloopbaan om aanwezig te zijn bij een lid van het gezin of van de familie dat zwaar ziek is, of om hem zorg te verlenen.
Het inrichtingshoofd, voor het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, of de inrichtende macht, voor het officieel gesubsidieerd onderwijs en voor het niet confessioneel vrij onderwijs, dient bij het bestuur een document in dat het gebruik van die bijkomende lestijden verantwoordt voor de vervanging van het betrokken personeelslid. Die lestijden worden, naar gelang van het geval, toegekend aan de inrichting of de inrichtende macht waarin het betrokken personeelslid de belangrijkste opdracht uitoefent. Als de opdracht van het personeelslid in elk van de betrokken inrichtende machten gelijk is, komt de keuze van de betrekking voor die vervanging aan het personeelslid toe.
In afwijking van het vorige lid, kunnen die lestijden worden toegekend aan een andere inrichting of inrichtende macht, wanneer de toekenning van die lestijden kan leiden tot de vermindering van het aantal vestigingen waarin het personeelslid zijn ambt werkelijk uitoefent.
Wanneer de lestijden die met toepassing van de voormelde bepalingen worden toegekend, het bovendien niet mogelijk maken om binnen de inrichting, voor het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, of binnen de inrichtende macht, voor het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs, aan de vastbenoemde en prioritair tijdelijke of personeelsleden of stagiairs een volume lestijden toe te kennen dat overeenstemt met het volume dat hen op 30 juni 2017 toegekend was, overeenkomstig de prioriteiten die werden vastgesteld bij afdeling VII van hoofdstuk II van Titel III van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs en bij de overgangsbepalingen vermeld in hoofdstuk XIquater van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, en van hoofdstuk X ter van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlitische, orthodoxe en islamitische godsdienst van de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, voor het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, en, bij ontstentenis daarvan, overeenkomstig de regels van het administratief statuut dat toepasselijk is op het personeelslid, dient het inrichtingshoofd, voor het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, of de inrichtende macht, voor het gesubsidieerd officieel onderwijs en voor het niet confessioneel vrij onderwijs, bij het bestuur een document in dat bewijst dat hij daartoe een bepaald aantal bijkomende lestijden moet gebruiken waarvan hij de bestemming voor elke vestiging zal bepalen overeenkomstig de hierna vermelde bepalingen.
De in het vorige lid bedoelde lestijden worden uitsluitend gebruikt voor : 1) het organiseren van activiteiten, in het kader van de cursus filosofie en burgerzin, binnen één zelfde inrichting;2) het organiseren van activiteiten voor de pedagogische coördinatie of het overleg; Er worden eveneens bijkomende lestijden toegekend aan het vastbenoemde, tijdelijk prioritaire personeelslid of stagiair, dat, ondanks de voorafgaandelijke toepassing van de hierboven opgesomde bepalingen, een uuropdracht die overeenstemt met de hem op 30 juni 2017 toegekende lestijden, niet heeft teruggevonden, of dat prestaties zou moeten verrichten in meer dan 6 vestigingen, alle inrichtende machten inbegrepen. Die lestijden worden toegekend aan de inrichting of aan de inrichtende macht, naar gelang van het geval, waar het volume van de uuropdracht van het betrokken personeelslid op 30 juni 2017 het belangrijkst is. Het inrichtingshoofd, voor het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, of de inrichtende macht, voor het officieel gesubsidieerd onderwijs en het niet confessioneel vrij onderwijs, moet bij het bestuur een document indienen dat bewijst dat hij daartoe een bepaald aantal bijkomende lestijden moet gebruiken waarvan hij de bestemming voor elke vestiging zal bepalen overeenkomstig de hierna vermelde bepalingen.
Het betrokken personeelslid voert de volgende taken uit : 1° organisatie en toezicht betreffende activiteiten binnen de mediatheek;2° begeleiding van de cursussen godsdienst, niet confessionele zedenleer en filosofie en burgerzin;3° organisatie van activiteiten voor pedagogische coördinatie of overleg;4° begeleiding van activiteiten van leerlingengroepen buiten de inrichting. Het gebruik van die bijkomende lestijden wordt toegelaten vanaf 1 september van dit jaar tot 30 juni van het volgende jaar. Dat gebruik behoort tot de bevoegdheid van de inrichtende macht, in het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs, en van het inrichtingshoofd, in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs. Het wordt onderworpen aan het voorafgaande advies, in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, van het basisoverlegcomité, in het door de Franse Gemeenschap officieel gesubsidieerd onderwijs, van de plaatselijke paritaire commissie, en in het door de Franse Gemeenschap vrij gesubsidieerd onderwijs, van de ondernemingsraad of, bij ontstentenis daarvan, van de vakbondsafvaardiging, waarbij het bemiddelingsbureau het recht heeft de zaak aan zich te trekken bij onenigheid.
De diensten die in het kader van de in deze paragraaf bedoelde bijkomende lestijden worden gepresteerd, worden volledig gelijkgesteld met de diensten die worden gepresteerd in het kader van de personeelsformatie. De aldus gecreëerde betrekkingen kunnen aanleiding geven tot benoemingen of wervingen in vast verband. § 6. De vestigingen organiseren de cursussen godsdienst, niet confessionele zedenleer, filosofie en burgerzin en de tweede lestijd in verband met de vrijstelling vanaf 1 september 2017."'. Afdeling IX. - Bepaling tot wijziging van het decreet van 14 juli 2015
waarbij een vrijstellingsstelsel voor de cursussen godsdienst en niet-confessionele zedenleer in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs en in het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde officieel onderwijs wordt ingesteld
Art. 17.In artikel 21 van het decreet van 14 juli 2015 waarbij een vrijstellingsstelsel voor de cursussen godsdienst en niet-confessionele zedenleer in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs en in het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde officieel onderwijs wordt ingesteld, worden de woorden "treedt buiten werking" vervangen door de woorden "de artikelen 3, 4, 7, 9, 10 en 16 tot 20 treden buiten werking". Afdeling X. - Opheffingsbepaling
Art. 18.De artikelen 12 tot 15 van het koninklijk besluit nr. 49 van 2 juli 1982 de oprichtings-, behouds- en splitsingsnormen en de berekening van het urenkrediet van het secundair onderwijs van het type I en betreffende de fusie van instellingen en bepaalde personeelsbetrekkingen van de instellingen voor secundair onderwijs met volledig leerplan van type I en type II worden opgeheven. HOOFDSTUK II. - Overgangsbepalingen betreffende de toekenning van betrekkingen voor de cursus filosofie en burgerzin in het secundair onderwijs - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs Afdeling I. - Bepalingen betreffende de personeelsleden van het door
de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs
Art. 19.In het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen wordt een hoofdstuk XIquater ingevoegd, luidend als volgt : HOOFDSTUK XIquater. - Overgangs- en afwijkingsbepalingen betreffende de oprichting van ambten van leraar filosofie en burgerzin in de lagere graad en in de hogere graad van het secundair onderwijs met volledig leerplan
Artikel 169octies.Bij de oprichting van een cursus filosofie en burgerzin op 1 september 2017, worden alle personeelsleden die vóór 30 juni 2017 een benoeming in vast verband genoten in een ambt van leraar niet confessionele zedenleer of godsdienst in de lagere graad en in de hogere graad, geacht de helft van de opdracht te verliezen waarvoor hun bezoldiging wordt gewaarborgd. De personeelsleden die als tijdelijken, prioritair tijdelijken of stagiairs worden aangesteld betreffende de leraren godsdienst, worden eveneens geacht alleen voor de helft van het aantal lestijden dat ze op 30 juni 2017 genoten, opnieuw te kunnen worden aangesteld.
Die personeelsleden genieten de afwijkingen van de statutaire regels voor de toekenning van de betrekkingen bedoeld in dit hoofdstuk en worden opgenomen in één enkele rangschikking voor het ambt van leraar voor de cursus filosofie en burgerzin in de lagere graad en in de hogere graad, voor het schooljaar 2017-2018, volgens de toekenningsvolgorde van artikel 169nonies.
Artikel 169nonies.§ 1. In afwijking van de gewone statutaire regels, gedurende het schooljaar 2017-2018, worden de ambten van leraar filosofie en burgerzin, in de lagere graad of in de hogere graad, in de volgende volgorde prioritair toegekend : 1° aan de personeelsleden die vóór 1 september 2017 een benoeming in vast verband genoten in een ambt van leraar niet confessionele zedenleer, respectief in de lagere graad of in de hogere graad, op voorwaarde dat zij : 1) in de lagere graad houder zijn van minstens het diploma van bachelor, graduaat, GLSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies, en, in de hogere graad, van een diploma van master, licentiaat, GHSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;2) vóór 1 september 2017 een opleiding tot neutraliteit via hun oorspronkelijke opleiding hebben gekregen, of geslaagd zijn voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit', die door het onderwijs voor sociale promotie wordt georganiseerd.Voor die onderwijseenheid : a) indien ze niet kon worden gevolgd bij gebrek aan voldoende plaatsen, moeten ze het bewijs leveren dat ze zich hebben ingeschreven;b) indien zij niet voor die eenheid geslaagd zijn, moeten zij het bewijs leveren dat ze zich opnieuw hebben ingeschreven voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid, en voor de daarop volgende, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als ze opnieuw zakken. De personeelsleden die hun diploma hebben behaald bij een inrichting van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs, uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden voor de voormelde opleiding tot neutralitei; 3) ze zich bij het bestuur voor dat ambt kandidaat hebben gesteld volgens door de bij een omzendbrief nader te bepalen regels, op straffe van verval, vóór 31 juli 2017.De personeelsleden moeten zich voor het gehele opdrachtvolume inschrijven waarvoor ze op 30 juni 2017 ingeschreven waren.
Wanneer een keuze moet worden gedaan tussen verschillende kandidaten, wordt het personeelslid aangesteld dat de grootste dienstanciënniteit telt, zoals berekend in artikel 3sexies, § 1, van het koninklijk besluit van 18 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 164 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, en, in voorkomend geval, zoals berekend in artikel 47decies van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlitische, orthodoxe en islamitische godsdienst van de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs; 2° aan de personeelsleden die in een ambt van leraar niet confessionele zedenleer aangesteld zijn in de lagere graad of in de hogere graad, gedurende het schooljaar 2016-2017, als prioritair tijdelijk, op voorwaarde dat zij : 1) houder zijn van minstens het diploma van bachelor, graduaat, GLSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies in de lagere graad, of van een diploma van master, licentiaat, GHSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies in de hogere graad;2) houder zijn van een pedagogisch bekwaamheidsbewijs overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs;3) vóór 1 september 2017 een opleiding tot neutraliteit via hun oorspronkelijke opleiding hebben gekregen, of geslaagd zijn voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit', die door het onderwijs voor sociale promotie wordt georganiseerd.Voor die onderwijseenheid : a) indien ze niet kon worden gevolgd bij gebrek aan voldoende plaatsen, moeten ze het bewijs leveren dat ze zich hebben ingeschreven;b) indien zij niet voor die eenheid geslaagd zijn, moeten zij het bewijs leveren dat ze zich opnieuw hebben ingeschreven voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid, en voor de daarop volgende, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als ze opnieuw zakken. De personeelsleden die hun diploma hebben behaald bij een inrichting van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs, uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden voor de voormelde opleiding tot neutraliteit; 4) ze zich bij het bestuur voor dat ambt kandidaat hebben gesteld volgens door de bij een omzendbrief nader te bepalen regels, op straffe van verval, vóór 31 juli 2017.De personeelsleden moeten zich voor het gehele opdrachtvolume inschrijven waarvoor ze op 30 juni 2017 ingeschreven waren in de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs.
Wanneer een keuze moet worden gedaan tussen verschillende kandidaten, wordt het personeelslid aangesteld dat het grootste aantal kandidaturen telt in het ambt van leraar niet confessionele zedenleer, of, in voorkomend geval, in het ambt van leraar godsdienst; 3° aan de personeelsleden die in een ambt van leraar niet confessionele zedenleer aangesteld zijn in de lagere graad of in de hogere graad, gedurende het schooljaar 2016-2017, als prioritair tijdelijk, op voorwaarde dat zij : 1) houder zijn van minstens het diploma van bachelor, graduaat, GLSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies in de lagere graad, of van een diploma van master, licentiaat, GHSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies in de hogere graad;2) vóór 1 september 2017 een opleiding tot neutraliteit via hun oorspronkelijke opleiding hebben gekregen, of geslaagd zijn voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit', die door het onderwijs voor sociale promotie wordt georganiseerd.Voor die onderwijseenheid : a) indien ze niet kon worden gevolgd bij gebrek aan voldoende plaatsen, moeten ze het bewijs leveren dat ze zich hebben ingeschreven;b) indien zij niet voor die eenheid geslaagd zijn, moeten zij het bewijs leveren dat ze zich opnieuw hebben ingeschreven voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid, en voor de daarop volgende, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als ze opnieuw zakken. De personeelsleden die hun diploma hebben behaald bij een inrichting van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs, uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden voor de voormelde opleiding tot neutraliteit; 3) zich bij het bestuur voor dat ambt kandidaat hebben gesteld volgens door de bij een omzendbrief nader te bepalen regels, op straffe van verval, vóór 31 juli 2017.De personeelsleden moeten zich voor het gehele opdrachtvolume inschrijven waarvoor ze op 30 juni 2017 ingeschreven waren in de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs.
Wanneer een keuze moet worden gedaan tussen verschillende kandidaten, wordt het personeelslid aangesteld dat het grootste aantal kandidaturen telt in het ambt van leraar niet confessionele zedenleer, of, in voorkomend geval, in het ambt van leraar godsdienst; 4° aan de personeelsleden die tot 30 juni 2017 aangesteld zijn en die een anciënniteit van minstens 150 dagen tellen in een ambt van leraar niet confessionele zedenleer, respectief in de lagere graad of in de hogere graad, als tijdelijk personeelslid, op voorwaarde dat zij : 1) houder zijn van minstens het diploma van bachelor, graduaat, GLSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies in de lagere graad, of van een diploma van master, licentiaat, GHSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies in de hogere graad;2) houder zijn van een pedagogisch bekwaamheidsbewijs overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs;3) vóór 1 september 2017 een opleiding tot neutraliteit via hun oorspronkelijke opleiding hebben gekregen, of geslaagd zijn voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit', die door het onderwijs voor sociale promotie wordt georganiseerd.Voor die onderwijseenheid : a) indien ze niet kon worden gevolgd bij gebrek aan voldoende plaatsen, moeten ze het bewijs leveren dat ze zich hebben ingeschreven;b) indien zij niet voor die eenheid geslaagd zijn, moeten zij het bewijs leveren dat ze zich opnieuw hebben ingeschreven voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid, en voor de daarop volgende, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als ze opnieuw zakken. De personeelsleden die hun diploma hebben behaald bij een inrichting van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs, uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden voor de voormelde opleiding tot neutraliteit; 4) ze zich bij het bestuur voor dat ambt kandidaat hebben gesteld volgens door de bij een omzendbrief nader te bepalen regels, op straffe van verval, vóór 31 juli 2017.De personeelsleden moeten zich voor het gehele opdrachtvolume inschrijven waarvoor ze op 30 juni 2017 ingeschreven waren in de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs.
Wanneer een keuze moet worden gedaan tussen verschillende kandidaten, wordt het personeelslid aangesteld dat het grootste aantal kandidaturen telt in het ambt van leraar niet confessionele zedenleer, of, in voorkomend geval, in het ambt van leraar godsdienst; 5° aan de personeelsleden die tot 30 juni 2017 aangesteld zijn en die een anciënniteit van minstens 150 dagen tellen in een ambt van leraar niet confessionele zedenleer, respectief in de lagere graad of in de hogere graad, als tijdelijk personeelslid, op voorwaarde dat zij : 1) houder zijn van minstens het diploma van bachelor, graduaat, GLSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies in de lagere graad, of van een diploma van master, licentiaat, GHSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies in de hogere graad;2) vóór 1 september 2017 een opleiding tot neutraliteit via hun oorspronkelijke opleiding hebben gekregen, of geslaagd zijn voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit', die door het onderwijs voor sociale promotie wordt georganiseerd.Voor die onderwijseenheid : a) indien ze niet kon worden gevolgd bij gebrek aan voldoende plaatsen, moeten ze het bewijs leveren dat ze zich hebben ingeschreven;b) indien zij niet voor die eenheid geslaagd zijn, moeten zij het bewijs leveren dat ze zich opnieuw hebben ingeschreven voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid, en voor de daarop volgende, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als ze opnieuw zakken. De personeelsleden die hun diploma hebben behaald bij een inrichting van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs, uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden voor de voormelde opleiding tot neutraliteit; 3) ze zich bij het bestuur voor dat ambt kandidaat hebben gesteld volgens door de bij een omzendbrief nader te bepalen regels, op straffe van verval, vóór 31 juli 2017.De personeelsleden moeten zich voor het gehele opdrachtvolume inschrijven waarvoor ze op 30 juni 2017 ingeschreven waren.
Wanneer een keuze moet worden gedaan tussen verschillende kandidaten, wordt het personeelslid aangesteld dat het grootste aantal kandidaturen telt in het ambt van leraar niet confessionele zedenleer, of, in voorkomend geval, in het ambt van leraar godsdienst. § 2. Bij de toepassing van § 1, kunnen de bij die § 1 bedoelde personeelsleden geen totaal aantal lestijden filosofie en burgerzin toegekend krijgen dat hoger ligt dan het aantal lestijden zedenleer en alternatieve pedagogische begeleiding dat hun op 30 juni 2017 toegekend was. § 3. Wanneer lestijden filosofie en burgerzin, na toepassing van de vorige paragraaf, overblijven, worden ze toegekend overeenkomstig het decreet van 11 april 2014 decreet tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs en de besluiten tot toepassing ervan.
Artikel 169decies.§ 1. De personeelsleden die lestijden filosofie en burgerzin krachtens artikel 169nonies, § 1, eerste lid, 1° toegekend krijgen, worden geacht in de staat terugroeping in actieve dienst voor onbepaalde tijd te zijn; die terugroeping wordt elk jaar automatisch verlengd.
In afwijking daarvan, kan het personeelslid het bestuur, waarbij het bestuur dit niet kan weigeren, de niet verlenging van de terugroeping in actieve dienst voor onbepaalde tijd aanvragen. De aanvraag moet bij het bestuur bij aangetekend schrijven voor 1 mei voor het volgende schooljaar ingediend zijn.
Indien het personeelslid de hem voorgestelde lestijden weigert, of de niet verlenging van zijn terugroeping in actieve dienst voor onbepaalde tijd aanvraagt, geniet het de overgangsbepalingen van dit hoofdstuk niet meer. § 2. De benoeming in het ambt van leraar filosofie en burgerzin kan geschieden voor zover het personeelslid, vóór 1 september 2021, het getuigschrift didactiek van de cursus filosofie en burgerzin bedoeld in artikel 24bis, derde lid, van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs heeft behaald, voor zover het door de Regering vastgestelde bekwaamheidsbewijs voor de uitoefening van dat ambt, dit vereist.
Indien deze benoeming in het ambt van leraar filosofie en burgerzin niet is geschied binnen de opgelegde termijn omdat het personeelslid het vereiste getuigschrift niet heeft behaald, keert het personeelslid dat in vast verband benoemd is in een ambt van leraar zedenleer terug in zijn vroegere ambt, waarin zijn ambtsanciënniteit wordt vermeerderd in verhouding tot zijn prestaties in het ambt van leraar filosofie en burgerzin.
Artikel 169undecies.§ 1. Bij overgangsmaatregel, alleen voor het schooljaar 2017-2018, behouden de prioritair tijdelijke leraars zedenleer, bedoeld in artikel 169nonies, § 1, 2° en 3°, die het ambt van leraar filosofie en burgerzin op 1 september 2017 uitoefenen : 1° als zij de benoemingsvoorwaarden vervullen, hun recht op de benoeming in vast verband in hun vroegere ambt gedurende het schooljaar 2017-2018, ook al oefenen ze voortaan hun volledige opdracht als leraar filosofie en burgerzin uit en op 1 januari 2018 benoemd zullen worden in hun oorspronkelijke ambt van leraar zedenleer.Op die datum wordt de uitoefening van hun ambt als leraar filosofie en burgerzin verzekerd door de automatische toekenning, in dat oorspronkelijke ambt, van een verlof voor de uitoefening van een ander ambt zoals bepaald in het koninklijk besluit van 15 januari 1974, artikel 14, punt 3; 2° als zij niet de benoemingsvoorwaarden vervullen, kunnen zij in hun vroegere ambt terugkeren, waarin hun aantal kandidaturen en hun ambtsanciënniteit worden vermeerderd in verhouding tot hun prestaties in de cursus filosofie en burgerzin. De terugkeer in het in het vorige lid bedoelde oorspronkelijke ambt is definitief en het personeelslid geniet vanaf die datum de bij dit hoofdstuk bepaalde overgangsmaatregelen niet meer. § 2. De in het vorige lid bedoelde tijdelijk prioritaire personeelsleden genieten de bij dit hoofdstuk bepaalde overgangsmaatregelen niet meer, indien zij, op 1 september 2021, niet voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° ) het getuigschrift didactiek van de cursus filosofie en burgerzin, bedoeld in artikel 24bis, derde lid, van het voormelde decreet van 11 april 2014 hebben behaald, voor zover het bekwaamheidsbewijs dat door de Regering voor de uitoefening van dat ambt wordt vastgesteld, dit vereist;2° ) in voorkomend geval, een pedagogisch bekwaamheidsbewijs hebben behaald, overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van het voormelde decreet van 11 april 2014.
Artikel 169duodecies.§ 1. De tijdelijke personeelsleden, bedoeld in artikel 169nonies, eerste lid, 4° en 5°, worden opgenomen in de rangschikking van de kandidaten voor het ambt van leraar filosofie en burgerzin, waarbij zij het aantal kandidaturen genieten waarover ze, in voorkomend geval, beschikken in het ambt van leraar zedenleer. § 2. De in het vorige lid bedoelde tijdelijke personeelsleden genieten de bij dit hoofdstuk vastgestelde overgangsmaatregelen niet meer, indien zij, op 1 september 2021, niet voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° ) het getuigschrift didactiek van de cursus filosofie en burgerzin, bedoeld in artikel 24bis, derde lid, van het voormelde decreet van 11 april 2014 hebben behaald, voor zover het bekwaamheidsbewijs dat door de Regering voor de uitoefening van dat ambt wordt vastgesteld, dit vereist;2° ) in voorkomend geval, een pedagogisch bekwaamheidsbewijs hebben behaald, overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van het voormelde decreet van 11 april 2014.
Artikel 169terdecies.Binnen dezelfde vestiging, kunnen de personeelsleden die de bij dit hoofdstuk vastgestelde bepalingen genieten, gedurende hetzelfde schooljaar, hun nieuwe ambt niet uitoefenen tegenover dezelfde leerling, samen met een opdracht van leraar niet confessionele zedenleer.
In afwijking van het eerste lid, in het gespecialiseerd onderwijs, kan een personeelslid beide voormelde ambten tegenover dezelfde leerling uitoefenen : 1° indien deze ressorteert onder het onderwijs van vorm 1 en vorm 2; of 2° indien deze ressorteert onder het onderwijs van vorm 3 en vorm 4, maar indien de kenmerken van het bedoelde publiek dit vereisen.Die kenmerken worden behoorlijk vastgesteld binnen het basisoverlegcomité.".
Art. 20.In het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlitische, orthodoxe en islamitische godsdienst van de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs wordt een hoofdstuk Xter ingevoegd, luidend als volgt : HOOFDSTUK Xter. - Overgangs- en afwijkingsbepalingen betreffende de oprichting van de ambten van leraar filosofie en burgerzin in de lagere en hogere graden van het secundair onderwijs met volledig leerplan
Artikel 49octies.Bij de oprichting van een cursus filosofie en burgerzin op 1 september 2017, worden alle personeelsleden die een benoeming in vast verband vóór 30 juni 2017 genoten in een ambt van leraar niet confessionele zedenleer of godsdienst, in de lagere of hogere graad, geacht de helft van hun opdracht te verliezen waarvoor hun wedde gewaarborgd wordt. De personeelsleden die als tijdelijken, prioritaire tijdelijken of stagiairs worden aangesteld voor wat de leraars godsdienst betreft, worden eveneens geacht alleen voor de helft van het aantal lestijden die ze op 30 juni 2017 genoten, opnieuw te kunnen worden aangesteld.
Die personeelsleden genieten de afwijking van de statutaire regels inzake toekenning van de betrekkingen bedoeld in dit hoofdstuk en worden opgenomen in een enkele rangschikking voor het ambt van leraar filosofie en burgerzin in de lagere graad en in de hogere graad, voor het schooljaar 2017-2018, volgens de toekenningsvolgorde bepaald in artikel 49nonies.
Artikel 49nonies.§ 1. In afwijking van de gewone statutaire regels, gedurende het schooljaar 2017-2018, worden de ambten van leraar filosofie en burgerzin, in de lagere graad of in de hogere graad, in de volgende volgorde prioritair toegekend : 1° aan de personeelsleden die vóór 1 september 2017 een benoeming in vast verband genoten in een ambt van leraar godsdienst, respectief in de lagere graad of in de hogere graad, op voorwaarde dat zij : 1) in de lagere graad houder zijn van minstens het diploma van bachelor, graduaat, GLSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies, en, in de hogere graad, van een diploma van master, licentiaat, GHSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;2) vóór 1 september 2017 een opleiding tot neutraliteit via hun oorspronkelijke opleiding hebben gekregen, of geslaagd zijn voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit', die door het onderwijs voor sociale promotie wordt georganiseerd.Voor die onderwijseenheid : a) indien ze niet kon worden gevolgd bij gebrek aan voldoende plaatsen, moeten ze het bewijs leveren dat ze zich hebben ingeschreven;b) indien zij niet voor die eenheid geslaagd zijn, moeten zij het bewijs leveren dat ze zich opnieuw hebben ingeschreven voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid, en voor de daarop volgende, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als ze opnieuw zakken. De personeelsleden die hun diploma hebben behaald bij een inrichting van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs, uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden voor de voormelde opleiding tot neutraliteit; 3) ze zich bij het bestuur voor dat ambt kandidaat hebben gesteld volgens door de bij een omzendbrief nader te bepalen regels, op straffe van verval, vóór 31 juli 2017. De personeelsleden moeten zich voor het gehele opdrachtvolume inschrijven waarvoor ze op 30 juni 2017 ingeschreven waren binnen de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs.
Wanneer een keuze moet worden gedaan tussen verschillende kandidaten, wordt het personeelslid aangesteld dat de grootste dienstanciënniteit telt, zoals berekend in artikel 47decies van dit besluit, of, in voorkomend geval, zoals berekend in artikel 3sexies, § 1, van het koninklijk besluit van 18 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 164 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen; 2° aan de personeelsleden die in een ambt van leraar niet confessionele zedenleer aangesteld zijn in de lagere graad of in de hogere graad, gedurende het schooljaar 2016-2017, als stagiair, op voorwaarde dat zij : 1) houder zijn van minstens het diploma van bachelor, graduaat, GLSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies in de lagere graad, of van een diploma van master, licentiaat, GHSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies in de hogere graad;2) houder zijn van een pedagogisch bekwaamheidsbewijs overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs;3) vóór 1 september 2017 een opleiding tot neutraliteit via hun oorspronkelijke opleiding hebben gekregen, of geslaagd zijn voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit', die door het onderwijs voor sociale promotie wordt georganiseerd.Voor die onderwijseenheid : a) indien ze niet kon worden gevolgd bij gebrek aan voldoende plaatsen, moeten ze het bewijs leveren dat ze zich hebben ingeschreven;c) indien zij niet voor die eenheid geslaagd zijn, moeten zij het bewijs leveren dat ze zich opnieuw hebben ingeschreven voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid, en voor de daarop volgende, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als ze opnieuw zakken. De personeelsleden die hun diploma hebben behaald bij een inrichting van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs, uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden voor de voormelde opleiding tot neutraliteit; 4) ze zich bij het bestuur voor dat ambt kandidaat hebben gesteld volgens door de bij een omzendbrief nader te bepalen regels, op straffe van verval, vóór 31 juli 2017.De personeelsleden moeten zich voor het gehele opdrachtvolume inschrijven waarvoor ze op 30 juni 2017 ingeschreven waren in de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs.
Wanneer een keuze moet worden gedaan tussen verschillende kandidaten, wordt het personeelslid aangesteld dat het grootste aantal kandidaturen telt in het ambt van leraar niet confessionele zedenleer, of, in voorkomend geval, in het ambt van leraar godsdienst; 3° aan de personeelsleden die in een ambt van leraar niet confessionele zedenleer aangesteld zijn in de lagere graad of in de hogere graad, gedurende het schooljaar 2016-2017, als stagiair, op voorwaarde dat zij : 1) houder zijn van minstens het diploma van bachelor, graduaat, GLSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies in de lagere graad, of van een diploma van master, licentiaat, GHSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies in de hogere graad;2) vóór 1 september 2017 een opleiding tot neutraliteit via hun oorspronkelijke opleiding hebben gekregen, of geslaagd zijn voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit', die door het onderwijs voor sociale promotie wordt georganiseerd.Voor die onderwijseenheid : a) indien ze niet kon worden gevolgd bij gebrek aan voldoende plaatsen, moeten ze het bewijs leveren dat ze zich hebben ingeschreven;b) indien zij niet voor die eenheid geslaagd zijn, moeten zij het bewijs leveren dat ze zich opnieuw hebben ingeschreven voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid, en voor de daarop volgende, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als ze opnieuw zakken. De personeelsleden die hun diploma hebben behaald bij een inrichting van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs, uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden voor de voormelde opleiding tot neutraliteit; 3) zich bij het bestuur voor dat ambt kandidaat hebben gesteld volgens door de bij een omzendbrief nader te bepalen regels, op straffe van verval, vóór 31 juli 2017.De personeelsleden moeten zich voor het gehele opdrachtvolume inschrijven waarvoor ze op 30 juni 2017 ingeschreven waren in de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs.
Wanneer een keuze moet worden gedaan tussen verschillende kandidaten, wordt het personeelslid aangesteld dat het grootste aantal kandidaturen telt in het ambt van leraar godsdienst, of, in voorkomend geval, in het ambt van leraar niet confessionele zedenleer; 4° aan de personeelsleden die op 30 juni 2017 in actieve dienst zijn en die een anciënniteit van minstens 150 dagen tellen in een ambt van leraar godsdienst, respectief in de lagere graad of in de hogere graad, als tijdelijk personeelslid, op voorwaarde dat zij : 1) houder zijn van minstens het diploma van bachelor, graduaat, GLSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies in de lagere graad, of van een diploma van master, licentiaat, GHSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies in de hogere graad;2) houder zijn van een pedagogisch bekwaamheidsbewijs overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs;3) vóór 1 september 2017 een opleiding tot neutraliteit via hun oorspronkelijke opleiding hebben gekregen, of geslaagd zijn voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit', die door het onderwijs voor sociale promotie wordt georganiseerd.Voor die onderwijseenheid : a) indien ze niet kon worden gevolgd bij gebrek aan voldoende plaatsen, moeten ze het bewijs leveren dat ze zich hebben ingeschreven;b) indien zij niet voor die eenheid geslaagd zijn, moeten zij het bewijs leveren dat ze zich opnieuw hebben ingeschreven voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid, en voor de daarop volgende, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als ze opnieuw zakken. De personeelsleden die hun diploma hebben behaald bij een inrichting van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs, uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden voor de voormelde opleiding tot neutraliteit; 4) ze zich bij het bestuur voor dat ambt kandidaat hebben gesteld volgens door de bij een omzendbrief nader te bepalen regels, op straffe van verval, vóór 31 juli 2017.De personeelsleden moeten zich voor het gehele opdrachtvolume inschrijven waarvoor ze op 30 juni 2017 ingeschreven waren in de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs.
Wanneer een keuze moet worden gedaan tussen verschillende kandidaten, wordt het personeelslid aangesteld dat het grootste aantal kandidaturen telt in het ambt van leraar godsdienst, of, in voorkomend geval, in het ambt van leraar niet confessionele zedenleer; 5° aan de personeelsleden die op 30 juni 2017 in actieve dienst zijn en die een anciënniteit van minstens 150 dagen tellen in een ambt van leraar godsdienst, respectief in de lagere graad of in de hogere graad, als tijdelijk personeelslid, op voorwaarde dat zij : 1) houder zijn van minstens het diploma van bachelor, graduaat, GLSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies in de lagere graad, of van een diploma van master, licentiaat, GHSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies in de hogere graad;2) vóór 1 september 2017 een opleiding tot neutraliteit via hun oorspronkelijke opleiding hebben gekregen, of geslaagd zijn voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit', die door het onderwijs voor sociale promotie wordt georganiseerd.Voor die onderwijseenheid : a) indien ze niet kon worden gevolgd bij gebrek aan voldoende plaatsen, moeten ze het bewijs leveren dat ze zich hebben ingeschreven;b) indien zij niet voor die eenheid geslaagd zijn, moeten zij het bewijs leveren dat ze zich opnieuw hebben ingeschreven voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid, en voor de daarop volgende, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als ze opnieuw zakken. De personeelsleden die hun diploma hebben behaald bij een inrichting van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs, uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden voor de voormelde opleiding tot neutraliteit; 3) ze zich bij het bestuur voor dat ambt kandidaat hebben gesteld volgens door de bij een omzendbrief nader te bepalen regels, op straffe van verval, vóór 31 juli 2017.De personeelsleden moeten zich voor het gehele opdrachtvolume inschrijven waarvoor ze op 30 juni 2017 ingeschreven waren binnen de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs.
Wanneer een keuze moet worden gedaan tussen verschillende kandidaten, wordt het personeelslid aangesteld dat het grootste aantal kandidaturen telt in het ambt van leraar godsdienst, of, in voorkomend geval, in het ambt van leraar niet confessionele zedenleer. § 2. Bij de toepassing van § 1, kunnen de bij die § 1 bedoelde personeelsleden geen totaal aantal lestijden filosofie en burgerzin toegekend krijgen dat hoger ligt dan het aantal lestijden zedenleer en alternatieve pedagogische begeleiding dat hun op 30 juni 2017 toegekend was. § 3. Wanneer lestijden filosofie en burgerzin, na toepassing van de vorige paragraaf, overblijven, worden ze toegekend overeenkomstig het decreet van 11 april 2014 decreet tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs en de besluiten tot toepassing ervan.
Artikel 49decies.§ 1. De personeelsleden die lestijden filosofie en burgerzin krachtens artikel 49nonies, § 1, eerste lid, 1° toegekend krijgen, worden geacht in de staat terugroeping in actieve dienst voor onbepaalde tijd te zijn; die terugroeping wordt elk jaar automatisch verlengd.
In afwijking daarvan, kan het personeelslid het bestuur, waarbij het bestuur dit niet kan weigeren, de niet verlenging van de terugroeping in actieve dienst voor onbepaalde tijd aanvragen. De aanvraag moet bij het bestuur bij aangetekend schrijven voor 1 mei voor het volgende schooljaar ingediend zijn.
Indien het personeelslid de hem voorgestelde lestijden weigert, of de niet verlenging van zijn terugroeping in actieve dienst voor onbepaalde tijd aanvraagt, geniet het de overgangsbepalingen van dit hoofdstuk niet meer. § 2. De benoeming in het ambt van leraar filosofie en burgerzin kan geschieden voor zover het personeelslid, vóór 1 september 2021, het getuigschrift didactiek van de cursus filosofie en burgerzin bedoeld in artikel 24bis, derde lid, van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs heeft behaald, voor zover het door de Regering vastgestelde bekwaamheidsbewijs voor de uitoefening van dat ambt, dit vereist.
Indien deze benoeming in het ambt van leraar filosofie en burgerzin niet is geschied binnen de opgelegde termijn omdat het personeelslid het vereiste getuigschrift niet heeft behaald, keert het personeelslid dat in vast verband benoemd is in een ambt van leraar godsdienst terug in zijn vroegere ambt, waarin zijn ambtsanciënniteit wordt vermeerderd in verhouding tot zijn prestaties in het ambt van leraar filosofie en burgerzin.
Artikel 49undecies.§ 1. Bij overgangsmaatregel, alleen voor het schooljaar 2017-2018, behouden de leraars godsdienst die stagiair zijn, bedoeld in artikel 49nonies, § 1, 2° en 3°, die het ambt van leraar filosofie en burgerzin op 1 september 2017 uitoefenen : 1° als zij de benoemingsvoorwaarden vervullen, hun recht op de benoeming in vast verband in hun vroegere ambt gedurende het schooljaar 2017-2018, ook al oefenen ze voortaan hun volledige opdracht als leraar filosofie en burgerzin uit en op 1 januari 2018 benoemd zullen worden in hun oorspronkelijke ambt van leraar zedenleer.Op die datum wordt de uitoefening van hun ambt als leraar filosofie en burgerzin verzekerd door de automatische toekenning, in dat oorspronkelijke ambt, van een verlof voor de uitoefening van een ander ambt zoals bepaald in het koninklijk besluit van 15 januari 1974, artikel 14, punt 3; 2° als zij niet de benoemingsvoorwaarden vervullen, kunnen zij in hun vroegere ambt terugkeren, waarin hun aantal kandidaturen wordt vermeerderd in verhouding tot hun prestaties in de cursus filosofie en burgerzin. De terugkeer in het in het vorige lid bedoelde oorspronkelijke ambt is definitief en het personeelslid geniet vanaf die datum de bij dit hoofdstuk bepaalde overgangsmaatregelen niet meer. § 2. De in het vorige lid bedoelde personeelsleden-stagiairs genieten de bij dit hoofdstuk bepaalde overgangsmaatregelen niet meer, indien zij, op 1 september 2021, niet voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° ) het getuigschrift didactiek van de cursus filosofie en burgerzin, bedoeld in artikel 24bis, derde lid, van het voormelde decreet van 11 april 2014 hebben behaald, voor zover het bekwaamheidsbewijs dat door de Regering voor de uitoefening van dat ambt wordt vastgesteld, dit vereist;2° ) in voorkomend geval, een pedagogisch bekwaamheidsbewijs hebben behaald, overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van het voormelde decreet van 11 april 2014.
Artikel 49duodecies.§ 1. De tijdelijke personeelsleden, bedoeld in artikel 49nonies, eerste lid, 4° en 5°, worden opgenomen in de rangschikking van de kandidaten voor het ambt van leraar filosofie en burgerzin, waarbij zij het aantal kandidaturen en de anciënniteit genieten waarover ze, in voorkomend geval, beschikken in het ambt van leraar godsdienst. § 2. De in het vorige lid bedoelde tijdelijke personeelsleden genieten de bij dit hoofdstuk vastgestelde overgangsmaatregelen niet meer, indien zij, op 1 september 2021, niet voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° ) het getuigschrift didactiek van de cursus filosofie en burgerzin, bedoeld in artikel 24bis, derde lid, van het voormelde decreet van 11 april 2014 hebben behaald, voor zover het bekwaamheidsbewijs dat door de Regering voor de uitoefening van dat ambt wordt vastgesteld, dit vereist;2° ) in voorkomend geval, een pedagogisch bekwaamheidsbewijs hebben behaald, overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van het voormelde decreet van 11 april 2014.
Artikel 49terdecies.Binnen dezelfde vestiging, kunnen de personeelsleden die de bij dit hoofdstuk vastgestelde bepalingen genieten, gedurende hetzelfde schooljaar, hun nieuwe ambt niet uitoefenen tegenover dezelfde leerling, samen met een opdracht van leraar godsdienst.
In afwijking van het eerste lid, in het gespecialiseerd onderwijs, kan een personeelslid beide voormelde ambten tegenover dezelfde leerling uitoefenen : 1° indien deze ressorteert onder het onderwijs van vorm 1 en vorm 2; of 2° indien deze ressorteert onder het onderwijs van vorm 3 en vorm 4, maar indien de kenmerken van het bedoelde publiek dit vereisen.Die kenmerken worden behoorlijk vastgesteld binnen het basisoverlegcomité.". Afdeling II. - Bepalingen betreffende de personeelsleden van het door
de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs
Art. 21.§ 1. In hoofdstuk II van titel III van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs wordt een afdeling II ingevoegd, luidend als volgt : "Afdeling VII. Overgangsbepalingen voor de ambten van leraar filosofie en burgerzin die in het secundair onderwijs worden uitgeoefend" § 2. In afdeling VII van hoofdstuk II van titel III van hetzelfde decreet wordt een onderafdeling 1 opgericht, luidend als volgt : "Onderafdeling 1. - Overgangsbepalingen voor het officieel gesubsidieerd onderwijs".
Art. 22.In onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel 21, wordt een artikel 293 septdecies/3 ingevoegd, luidend als volgt : "Artikel 293septdecies/3. Bij de oprichting van een cursus filosofie en burgerzin op 1 september 2017, worden alle personeelsleden die vóór 30 juni 2017 een benoeming in vast verband genoten in een ambt van leraar niet confessionele zedenleer of godsdienst in de lagere graad en in de hogere graad, geacht de helft van de hun toegekende lestijden te verliezen.
De personeelsleden die in dezelfde ambten gedurende het vorige schooljaar aangesteld waren, worden eveneens geacht alleen voor de helft van het aantal lestijden dat ze op 30 juni 2017 genoten, opnieuw te kunnen worden aangesteld.
Art. 23.In dezelfde onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel 21, wordt een artikel 293septdecies/4 ingevoegd, luidend als volgt : "Artikel 293septies/4. Voordat de inrichtende macht de lestijden voor de cursus filosofie en burgerzin toekent, past ze in haar midden, ten gunste van de in vast verband benoemde personeelsleden die niet zouden voldoen aan de voorwaarden vastgesteld in § 1 van artikel 293septdecies/5 van dit decreet, de maatregelen toe voorafgaandelijk aan de terbeschikkingstelling bij ontstentenis van betrekking en aan het gedeeltelijk verlies van lestijden, en verricht ze de reaffectaties en de voorlopige terugroepingen in dienst die mogelijk zouden zijn, overeenkomstig de bepalingen die terzake respectief werden vastgesteld bij hoofdstuk 9 van het decreet van 10 maart 2006 betreffende de statuten van de leermeesters godsdienst en de leraars godsdienst en bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 1995 tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het gesubsidieerd officieel gewoon en gespecialiseerd onderwijs, kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan en kunstonderwijs. Voor de toepassing van dit artikel, worden de voorafgaande maatregelen en de reaffectatiehandelingen tot de ambten van leraar zedenleer of godsdienst beperkt.".
Art. 24.In dezelfde onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel 21, wordt een artikel 293septdecies ingevoegd, luidend als volgt : "Artikel 293septdecies/5. § 1. Gedurende het schooljaar 2017-2018, in afwijking van de statutaire regels vastgesteld in hoofdstuk III van het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs, moeten de ambten van leraar filosofie en burgerzin, in de lagere graad en in de hogere graad, eerst, binnen de inrichtende macht, in de volgende volgorde worden toegekend aan : 1° aan de personeelsleden die vóór 1 september 2017 een benoeming in vast verband genoten in een ambt van leraar niet confessionele zedenleer, respectief in de lagere graad of in de hogere graad, op voorwaarde dat zij : 1) houder zijn van minstens het diploma van bachelor, graduaat, GLSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies, in de lagere graad, of van een diploma van master, licentiaat, GHSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies, in de hogere graad;2) vóór 1 september 2017 een opleiding tot neutraliteit via hun oorspronkelijke opleiding hebben gekregen, of geslaagd zijn voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit', die door het onderwijs voor sociale promotie wordt georganiseerd.Voor die onderwijseenheid : a) indien ze niet kon worden gevolgd bij gebrek aan voldoende plaatsen, moeten ze het bewijs leveren dat ze zich hebben ingeschreven;b) indien zij niet voor die eenheid geslaagd zijn, moeten zij het bewijs leveren dat ze zich opnieuw hebben ingeschreven voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid, en voor de daarop volgende, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als ze opnieuw zakken. De personeelsleden die hun diploma hebben behaald bij een inrichting van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs, uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden voor de voormelde opleiding tot neutraliteit; 3) ze zich bij hun inrichtende macht voor dat ambt bij aangetekend schrijven kandidaat hebben gesteld, op straffe van verval, vóór 31 juli 2017. In het gewoon onderwijs, moeten de personeelsleden zich voor het gehele opdrachtvolume inschrijven waarvoor ze op 30 juni van het vorige jaar ingeschreven waren.
Wanneer de inrichtende macht een keuze moet doen tussen verschillende kandidaten, stelt ze het personeelslid aan dat de grootste dienstanciënniteit bij haar telt, zoals respectief berekend, voor de leraren niet confessionele zedenleer, overeenkomstig artikel 34 van het voormelde decreet van 6 juni 1994, en, voor de leraren godsdienst, in artikel 18 van het voormelde decreet van 10 maart 2006. Bij gelijke anciënniteit, wordt verwezen naar het vroegere ambt.
De personeelsleden die aldus lestijden filosofie en burgerzin toegekend krijgen, worden geacht, in verhouding tot het lestijdenvolume dat in artikel 293septdecies/3 als verloren wordt beschouwd, in tijdelijke reaffectatie te zijn, in de zin van artikel 79, 4°, van het voormelde decreet van 10 maart 2006, en van artikel 2, § 4, van het voormelde besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 1995.
Voor de bijkomende lestijden die worden toegekend boven het in het vorige lid bedoelde lestijdenvolume dat als verloren wordt beschouwd, en binnen de perken van de hun op 31 augustus 2017 toegekende lestijden, krijgen ze een verlof om een ambt in het onderwijs voorlopig uit te oefenen overeenkomstig artikel 14, § 1, 3° en 4°, van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen van kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen; 2° aan de personeelsleden die in een ambt van leraar niet confessionele zedenleer of godsdienst, respectief aangesteld zijn in de lagere graad of in de hogere graad, gedurende het schooljaar 2016-2017, als prioritair tijdelijk, in de zin, respectievelijk, voor de leraren niet confessionele zedenleer, artikel 24 van het voormelde decreet van 6 juni 1994, en, voor de leraren godsdienst, van artikel 23, § 1, van het voormelde decreet van 10 maart 2006, op voorwaarde dat zij : 1) houder zijn van minstens het diploma van bachelor, graduaat, GLSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies in de lagere graad, of van een diploma van master, licentiaat, GHSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies in de hogere graad;2) houder zijn van een pedagogisch bekwaamheidsbewijs overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs;3) vóór 1 september 2017 een opleiding tot neutraliteit via hun oorspronkelijke opleiding hebben gekregen, of geslaagd zijn voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit', die door het onderwijs voor sociale promotie wordt georganiseerd.Voor die onderwijseenheid : a) indien ze niet kon worden gevolgd bij gebrek aan voldoende plaatsen, moeten ze het bewijs leveren dat ze zich hebben ingeschreven;b) indien zij niet voor die eenheid geslaagd zijn, moeten zij het bewijs leveren dat ze zich opnieuw hebben ingeschreven voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid, en voor de daarop volgende, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als ze opnieuw zakken. De personeelsleden die hun diploma hebben behaald bij een inrichting van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs, uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden voor de voormelde opleiding tot neutraliteit; 4) ze zich bij hun inrichtende macht voor dat ambt bij aangetekend schrijven kandidaat hebben gesteld, op straffe van verval, vóór 31 juli 2017. In het gewoon onderwijs, moeten de personeelsleden zich voor het gehele opdrachtvolume inschrijven waarvoor ze op 30 juni van het vorige jaar ingeschreven waren.
Wanneer de inrichtende macht een keuze moet doen tussen verschillende kandidaten, stelt ze het personeelslid aan dat de grootste dienstanciënniteit bij haar telt, zoals respectief berekend, voor de leraren niet confessionele zedenleer, overeenkomstig artikel 34 van het voormelde decreet van 6 juni 1994, en, voor de leraren godsdienst, in artikel 18 van het voormelde decreet van 10 maart 2006. Bij gelijke anciënniteit, wordt verwezen naar het vroegere ambt; 3° aan de personeelsleden die in een ambt van leraar niet confessionele zedenleer of godsdienst, respectief aangesteld zijn in de lagere graad of in de hogere graad, gedurende het schooljaar 2016-2017, als prioritair tijdelijk, in de zin, respectievelijk, voor de leraren niet confessionele zedenleer, artikel 24 van het voormelde decreet van 6 juni 1994, en, voor de leraren godsdienst, van artikel 23, § 1, van het voormelde decreet van 10 maart 2006, op voorwaarde dat zij : 1) houder zijn van minstens het diploma van bachelor, graduaat, GLSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies in de lagere graad, of van een diploma van master, licentiaat, GHSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies in de hogere graad;2) vóór 1 september 2017 een opleiding tot neutraliteit via hun oorspronkelijke opleiding hebben gekregen, of geslaagd zijn voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit', die door het onderwijs voor sociale promotie wordt georganiseerd.Voor die onderwijseenheid : a) indien ze niet kon worden gevolgd bij gebrek aan voldoende plaatsen, moeten ze het bewijs leveren dat ze zich hebben ingeschreven;b) indien zij niet voor die eenheid geslaagd zijn, moeten zij het bewijs leveren dat ze zich opnieuw hebben ingeschreven voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid, en voor de daarop volgende, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als ze opnieuw zakken. De personeelsleden die hun diploma hebben behaald bij een inrichting van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs, uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden voor de voormelde opleiding tot neutraliteit; 3) ze zich bij hun inrichtende macht voor dat ambt bij aangetekend schrijven kandidaat hebben gesteld, op straffe van verval, vóór 31 juli 2017. In het gewoon onderwijs, moeten de personeelsleden zich voor het gehele opdrachtvolume inschrijven waarvoor ze op 30 juni 2017 binnen hun inrichtende macht ingeschreven waren.
Wanneer de inrichtende macht een keuze moet doen tussen verschillende kandidaten, stelt ze het personeelslid aan dat de grootste dienstanciënniteit bij haar telt, zoals respectief berekend, voor de leraren niet confessionele zedenleer, overeenkomstig artikel 34 van het voormelde decreet van 6 juni 1994, en, voor de leraren godsdienst, in artikel 18 van het voormelde decreet van 10 maart 2006. Bij gelijke anciënniteit, wordt verwezen naar het vroegere ambt; 4° aan de personeelsleden die op 30 juni 2017 in actieve dienst waren, die een anciënniteit van minstens 150 dagen tellen, in een ambt van leraar godsdienst of niet confessionele zedenleer, respectief in de lagere of hogere graad, als tijdelijk personeelslid, in de zin van, respectief, voor de leraren niet confessionele zedenleer, artikel 20 van het voormelde decreet van 6 juni 1994, en, voor de leraren godsdienst, van artikel 20, § 1, van het voormelde decreet van 10 maart 2006, op voorwaarde dat zij : 1) houder zijn van minstens het diploma van bachelor, graduaat, GLSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies in de lagere graad, of van een diploma van master, licentiaat, GHSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies in de hogere graad;2) houder zijn van een pedagogisch bekwaamheidsbewijs overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs;3) vóór 1 september 2017 een opleiding tot neutraliteit via hun oorspronkelijke opleiding hebben gekregen, of geslaagd zijn voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit', die door het onderwijs voor sociale promotie wordt georganiseerd.Voor die onderwijseenheid : a) indien ze niet kon worden gevolgd bij gebrek aan voldoende plaatsen, moeten ze het bewijs leveren dat ze zich hebben ingeschreven;b) indien zij niet voor die eenheid geslaagd zijn, moeten zij het bewijs leveren dat ze zich opnieuw hebben ingeschreven voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid, en voor de daarop volgende, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als ze opnieuw zakken. De personeelsleden die hun diploma hebben behaald bij een inrichting van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs, uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden voor de voormelde opleiding tot neutraliteit; 4) zich bij hun inrichtende macht voor dat ambt bij aangetekend schrijven kandidaat hebben gesteld, op straffe van verval, vóór 31 juli 2017. In het gewoon onderwijs, moeten de personeelsleden zich voor het gehele opdrachtvolume inschrijven waarvoor ze op 30 juni 2017 binnen hun inrichtende macht ingeschreven waren.
Wanneer de inrichtende macht een keuze moet doen tussen verschillende kandidaten, stelt ze het personeelslid aan dat de grootste dienstanciënniteit bij haar telt, zoals respectief berekend, voor de leraren niet confessionele zedenleer, overeenkomstig artikel 34 van het voormelde decreet van 6 juni 1994, en, voor de leraren godsdienst, overeenkomstig artikel 18 van het voormelde decreet van 10 maart 2006.
Bij gelijke anciënniteit, wordt verwezen naar het vroegere ambt; 5° aan de personeelsleden die op 30 juni 2017 in actieve dienst waren, die een anciënniteit van minstens 150 dagen tellen, in een ambt van leraar godsdienst of niet confessionele zedenleer, respectief in de lagere of hogere graad, als tijdelijk personeelslid, in de zin van, respectief, voor de leraren niet confessionele zedenleer, artikel 20 van het voormelde decreet van 6 juni 1994, en, voor de leraren godsdienst, van artikel 20, § 1, van het voormelde decreet van 10 maart 2006, op voorwaarde dat zij : 1) houder zijn van minstens het diploma van bachelor, graduaat, GLSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies in de lagere graad, of van een diploma van master, licentiaat, GHSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies in de hogere graad;2) vóór 1 september 2017 een opleiding tot neutraliteit via hun oorspronkelijke opleiding hebben gekregen, of geslaagd zijn voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit', die door het onderwijs voor sociale promotie wordt georganiseerd.Voor die onderwijseenheid : a) indien ze niet kon worden gevolgd bij gebrek aan voldoende plaatsen, moeten ze het bewijs leveren dat ze zich hebben ingeschreven;b) indien zij niet voor die eenheid geslaagd zijn, moeten zij het bewijs leveren dat ze zich opnieuw hebben ingeschreven voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid, en voor de daarop volgende, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als ze opnieuw zakken. De personeelsleden die hun diploma hebben behaald bij een inrichting van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs, uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden voor de voormelde opleiding tot neutraliteit; 3° zich bij hun inrichtende macht voor dat ambt bij aangetekend schrijven kandidaat hebben gesteld, op straffe van verval, vóór 31 juli 2017. In het gewoon onderwijs, moeten de personeelsleden zich voor het gehele opdrachtvolume inschrijven waarvoor ze op 30 juni 2017 binnen hun inrichtende macht ingeschreven waren.
Wanneer de inrichtende macht een keuze moet doen tussen verschillende kandidaten, stelt ze het personeelslid aan dat de grootste dienstanciënniteit bij haar telt, zoals respectief berekend, voor de leraren niet confessionele zedenleer, overeenkomstig artikel 34 van het voormelde decreet van 6 juni 1994, en, voor de leraren godsdienst, overeenkomstig artikel 18 van het voormelde decreet van 10 maart 2006.
Bij gelijke anciënniteit, wordt verwezen naar het vroegere ambt. § 2. Voor de toepassing van § 1, kan het personeelslid geen totaal aantal lestijden filosofie en burgerzin toegekend krijgen dat hoger is dan het totaal aantal lestijden zedenleer, godsdienst en alternatieve pedagogische begeleiding dat hem op 30 juni 2017 toegekend was.".
Art. 25.In dezelfde onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel 21, wordt een artikel 293septdecies/6 ingevoegd, luidend als volgt : "Artikel 293septdecies/6. § 1. De ambtsanciënniteit en de dienstanciënniteit van de leraren godsdienst en niet confessionele zedenleer, bedoeld in 1°, 2°, 3°, 4° en 5° van § 1 van artikel 293septdecies/5, die bij de inrichtende macht, respectief in het kader van het voormelde decreet van 10 maart 2006 of van het voormelde decreet van 6 juni 1994 werden verworven, worden geacht een ambtsanciënniteit te zijn in de zin van artikel 34 van het voormelde decreet van 6 juni 1994, als leraar filosofie en burgerzin, respectief in de lagere graad of in de hogere graad, naargelang van het geval.
Ze kunnen echter die anciënniteit alleen aanvoeren als ze aanspraak maken op hetzelfde ambt. § 2. De prestaties van de tijdelijke leraren godsdienst en niet confessionele zedenleer, bedoeld in 2°, 3°, 4° en 5° van § 1 van artikel 293 septdecies/5, in hun nieuwe ambt van leraar filosofie en burgerzin, worden tegelijk opgenomen bij de berekening van de anciënniteit van hun nieuwe ambt en van hun vroegere ambt.
Het voordeel van de in het vorige lid bedoelde bepaling wordt toegepast totdat het personeelslid wordt benoemd in het nieuwe ambt van leraar filosofie en burgerzin in verhouding tot de lestijden die bij die nieuwe benoeming benoemd zijn, uiterlijk tot 31 augustus 2021.".
Art. 26.In dezelfde onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel 21, wordt een artikel 293septdecies/7 ingevoegd, luidend als volgt : "Artikel 293septdecies/7. Bij wijze van overgangsmaatregel, alleen voor het schooljaar 2017-2018, behouden de prioritair tijdelijke leraren godsdienst en niet confessionele zedenleer, bedoeld in 2° en 3° van § 1 van artikel 293septdecies, die zich kandidaat hebben gesteld voor de benoeming in vast verband in de vormen en voorwaarden die respectief vereist zijn in artikel 31 van het decreet van 10 maart 2006 en in artikel 30 van het decreet van 6 juni 1994 gedurende het schooljaar 2016-2017, hun recht op die benoeming in vast verband in hun vroegere ambt gedurende het schooljaar 2017-2018, ook al presteren ze voortaan volledig binnen de inrichtende macht als leraar filosofie en burgerzin. Die benoeming in vast verband geschiedt met inachtneming van de geldende statutaire regels, zoals vastgesteld in de hoofdstukken III, afdeling 3 van het decreet van 6 juni 1994 en van het decreet van 10 maart 2006. Op zijn verzoek, in afwijking van artikel 30, § 1, laatste lid, van het voormelde decreet van 6 juni 1994, voor de leraar zedenleer, of in afwijking van artikel 31, § 1, laatste lid, van het voormelde decreet van 10 maart 2006, voor de leraar godsdienst, kan het bij dit artikel bedoelde personeelslid die benoeming genieten zonder zijn ambt als leraar filosofie en burgerzin te beëindigen. In dat geval, wordt een verlof om een ander ambt voorlopig uit te oefenen hem van ambtswege door zijn inrichtende macht toegekend.".
Art. 27.In dezelfde onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel 21, wordt een artikel 293septdecies/8 ingevoegd, luidend als volgt : "Artikel 293septdecies/85. § 1. De tijdelijke reaffectatie van de in vast verband benoemde personeelsleden bedoeld in 1° van § 1 van artikel 293septdecies, wordt automatisch verlengd, volgens de regels die terzake vastgesteld zijn bij het voormelde besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 1995, totdat het personeelslid voldoet aan de benoemingsvoorwaarden die vastgesteld zijn in artikel 30 van het voormelde decreet van 6 juni 1994, en dit op voorwaarde dat het, vóór 1 september 2021, het getuigschrift didactiek voor de cursus filosofie en burgerzin bedoeld in artikel 24bis, derde lid van het voormelde decreet van 11 april 2014 heeft behaald, voor zover het bekwaamheidsbewijs dat door de Regering voor de uitoefening van dat ambt wordt vastgesteld, dit vereist.
In afwijking daarvan, kan het personeelslid bij zijn inrichtende macht, waarbij deze dit niet kan weigeren, de niet verlenging van zijn tijdelijke reaffectatie aanvragen. De aanvraag moet bij aangetekend schrijven vóór 31 mei voor het volgende schooljaar worden ingediend.
Als het personeelslid op 1 september 2021 niet voldoet aan die voorwaarden, geniet het vanaf dezelfde datum de bij dit decreet vastgestelde overgangsmaatregelen niet meer. § 2. Het verlof om een ander ambt in het onderwijs voorlopige uit te oefenen van de in vast verband benoemde personeelsleden bedoeld in 1° van hetzelfde artikel wordt automatisch verlengd, zolang hun aanstelling eveneens zal worden verlengd volgens de regels die terzake vastgesteld zijn bij hoofdstuk III van het voormelde decreet van 6 juni 1994, en totdat het personeelslid voldoet aan de benoemingsvoorwaarden die vastgesteld zijn in artikel 30 van hetzelfde decreet van 6 juni 1994, en dit op voorwaarde dat het, vóór 1 september 2021, het getuigschrift didactiek voor de cursus filosofie en burgerzin bedoeld in artikel 24bis, derde lid van het voormelde decreet van 11 april 2014 heeft behaald, voor zover het bekwaamheidsbewijs dat door de Regering voor de uitoefening van dat ambt wordt vastgesteld, dit vereist.
Als het personeelslid op 1 september 2021 niet voldoet aan die voorwaarden, geniet het vanaf dezelfde datum de bij dit decreet vastgestelde overgangsmaatregelen niet meer. § 3. Voor de tijdelijke personeelsleden bedoeld in 2°, 3°, 4° en 5° van § 1 van artikel 293septdecies/5, wordt hun aanstelling verlengd volgens de regels die terzake vastgesteld zijn bij hoofdstuk III van het voormelde decreet van 6 juni 1994, en totdat het personeelslid voldoet aan de benoemingsvoorwaarden die vastgesteld zijn in artikel 30 van hetzelfde decreet van 6 juni 1994, en dit op voorwaarde dat het, vóór 1 september 2021 : 1° ) het getuigschrift didactiek voor de cursus filosofie en burgerzin bedoeld in artikel 24bis, derde lid van het voormelde decreet van 11 april 2014 hebben behaald, voor zover het bekwaamheidsbewijs dat door de Regering voor de uitoefening van dat ambt wordt vastgesteld, dit vereist;2° ) in het geval van 3° en 5° een pedagogisch bekwaamheidsbewijs, overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van het voormelde decreet van 11 april 2014, heeft behaald. Als het personeelslid op 1 september 2021 niet voldoet aan die voorwaarden, geniet het vanaf dezelfde datum de bij dit decreet vastgestelde overgangsmaatregelen niet meer. § 4. Als het personeelslid de hem voorgestelde lestijden weigert of de niet verlenging van zijn tijdelijke reaffectatie aanvraagt, geniet het de overgangsmaatregelen van deze afdeling niet meer.".
Art. 28.In dezelfde onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel 21, wordt een artikel 293septies/9 ingevoegd, luidend als volgt : "Artikel 293septdecies/9. Binnen dezelfde inrichting, kunnen de personeelsleden die de bij deze afdeling vastgestelde bepalingen genieten, gedurende hetzelfde schooljaar, hun nieuwe ambt niet uitoefenen tegenover dezelfde leerling, samen met een opdracht van leraar niet confessionele zedenleer.
In afwijking van het eerste lid, in het gespecialiseerd onderwijs, kan een personeelslid beide voormelde ambten tegenover dezelfde leerling uitoefenen : 1° indien deze ressorteert onder het onderwijs van vorm 1 en vorm 2; of 2° indien deze ressorteert onder het onderwijs van vorm 3 en vorm 4, maar indien de kenmerken van het bedoelde publiek dit vereisen.Die kenmerken worden behoorlijk vastgesteld binnen de plaatselijke paritaire commissie van de betrokken inrichtende macht.".
Art. 29.In afdeling VII van hoofdstuk II van titel III van hetzelfde decreet wordt een onderafdeling 2 opgericht, luidend als volgt : "Onderafdeling 2. - Overgangsbepalingen voor het vrij gesubsidieerd onderwijs met een niet confessioneel karakter".
Art. 30.In dezelfde onderafdeling 2, ingevoegd bij artikel 29, wordt een artikel 293septdecies/10 ingevoegd, luidend als volgt : "Artikel 293septdecies/10. Bij de oprichting van de cursus filosofie en burgerzin op 1 september 2017, worden alle personeelsleden die vóór 30 juni 2017 een benoeming in vast verband genoten in een ambt van leraar niet confessionele zedenleer of godsdienst in de lagere graad en in de hogere graad, geacht de helft van de hun toegekende lestijden te verliezen.
De personeelsleden die in dezelfde ambten gedurende het vorige schooljaar aangesteld waren, worden eveneens geacht alleen voor de helft van het aantal lestijden dat ze op 30 juni 2017 genoten, opnieuw te kunnen worden aangesteld.
Art. 31.In dezelfde onderafdeling 2, ingevoegd bij artikel 29, wordt een artikel 293septdecies/11 ingevoegd, luidend als volgt : "Artikel 293septdecies/11. Voordat de inrichtende macht de nieuw opgerichte lestijden voor de cursus filosofie en burgerzin toekent, past ze in haar midden, ten gunste van de in vast verband benoemde personeelsleden die niet zouden voldoen aan de voorwaarden vastgesteld in § 1 van artikel 293septdecies/12 van dit decreet, de maatregelen toe voorafgaandelijk aan de terbeschikkingstelling bij ontstentenis van betrekking en aan het gedeeltelijk opdrachtverlies, en verricht ze de reaffectaties en de wedertewerkstellingen die mogelijk zouden zijn, overeenkomstig de bepalingen die terzake werden vastgesteld bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 1995 tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het gesubsidieerd officieel gewoon en gespecialiseerd onderwijs, kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan en kunstonderwijs. Voor de toepassing van dit artikel, worden de voorafgaande maatregelen en de reaffectatiehandelingen tot de ambten van leraar zedenleer of godsdienst beperkt.".
Art. 32.In dezelfde onderafdeling 2, ingevoegd bij artikel 29, wordt een artikel 293septdecies/12 ingevoegd, luidend als volgt : "Artikel 293septdecies/12. § 1. Gedurende het schooljaar 2017-2018, in afwijking van de statutaire regels vastgesteld in hoofdstuk III van het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs, moeten de ambten van leraar filosofie en burgerzin, in de lagere graad en in de hogere graad, binnen de inrichtende macht, in de volgende volgorde worden toegekend aan : 1° de personeelsleden die vóór 1 september 2017 een benoeming in vast verband genoten in een ambt van leraar niet confessionele zedenleer of godsdienst, respectief in de lagere graad of in de hogere graad, op voorwaarde dat zij : 1) houder zijn van minstens het diploma van bachelor, graduaat, GLSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies, in de lagere graad, of van een diploma van master, licentiaat, GHSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies, in de hogere graad;2) vóór 1 september 2017 een opleiding tot neutraliteit via hun oorspronkelijke opleiding hebben gekregen, of geslaagd zijn voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit', die door het onderwijs voor sociale promotie wordt georganiseerd.Voor die onderwijseenheid : a) indien ze niet kon worden gevolgd bij gebrek aan voldoende plaatsen, moeten ze het bewijs leveren dat ze zich hebben ingeschreven;b) indien zij niet voor die eenheid geslaagd zijn, moeten zij het bewijs leveren dat ze zich opnieuw hebben ingeschreven voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid, en voor de daarop volgende, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als ze opnieuw zakken. De personeelsleden die hun diploma hebben behaald bij een inrichting van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs, uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden voor de voormelde opleiding tot neutraliteit; 3) ze zich bij hun inrichtende macht voor dat ambt bij aangetekend schrijven kandidaat hebben gesteld, op straffe van verval, vóór 31 juli 2017. In het gewoon onderwijs, moeten de personeelsleden zich voor het gehele opdrachtvolume inschrijven waarvoor ze op 30 juni 2017 ingeschreven waren.
Wanneer de inrichtende macht een keuze moet doen tussen verschillende kandidaten, stelt ze het personeelslid aan dat de grootste dienstanciënniteit bij haar telt, zoals respectief berekend, voor de leraren niet confessionele zedenleer, overeenkomstig artikel 29bis van het voormelde decreet van 1 februari 1993. Bij gelijke anciënniteit, wordt verwezen naar het vroegere ambt.
De personeelsleden die aldus lestijden filosofie en burgerzin toegekend krijgen, worden geacht, in verhouding tot het lestijdenvolume dat in artikel 293septdecies/10 als verloren wordt beschouwd, in tijdelijke reaffectatie te zijn, in de zin van artikel 2, § 3, van het voormelde besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 1995.
Voor de bijkomende lestijden die worden toegekend boven het in het vorige lid bedoelde lestijdenvolume dat als verloren wordt beschouwd, en binnen de perken van de hun op 31 augustus 2017 toegekende lestijden, krijgen ze een verlof om een ambt in het onderwijs voorlopig uit te oefenen overeenkomstig artikel 14, § 1, 3° en 4°, van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen van kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen; 2° aan de personeelsleden die in een ambt van leraar niet confessionele zedenleer of godsdienst, respectief aangesteld zijn in de lagere graad of in de hogere graad, gedurende het schooljaar 2016-2017, als prioritair tijdelijk, in de zin van artikel 34 van het voormelde decreet van 1 februari 1993, op voorwaarde dat zij : 1) houder zijn van minstens het diploma van bachelor, graduaat, GLSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies in de lagere graad, of van een diploma van master, licentiaat, GHSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies in de hogere graad;2) houder zijn van een pedagogisch bekwaamheidsbewijs overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs;3) vóór 1 september 2017 een opleiding tot neutraliteit via hun oorspronkelijke opleiding hebben gekregen, of geslaagd zijn voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit', die door het onderwijs voor sociale promotie wordt georganiseerd.Voor die onderwijseenheid : a) indien ze niet kon worden gevolgd bij gebrek aan voldoende plaatsen, moeten ze het bewijs leveren dat ze zich hebben ingeschreven;b) indien zij niet voor die eenheid geslaagd zijn, moeten zij het bewijs leveren dat ze zich opnieuw hebben ingeschreven voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid, en voor de daarop volgende, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als ze opnieuw zakken. De personeelsleden die hun diploma hebben behaald bij een inrichting van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs, uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden voor de voormelde opleiding tot neutraliteit; 4) ze zich bij hun inrichtende macht voor dat ambt bij aangetekend schrijven kandidaat hebben gesteld, op straffe van verval, vóór 31 juli 2017. In het gewoon onderwijs, moeten de personeelsleden zich voor het gehele opdrachtvolume inschrijven waarvoor ze op 30 juni 2017 van het vorige jaar ingeschreven waren.
Wanneer de inrichtende macht een keuze moet doen tussen verschillende kandidaten, stelt ze het personeelslid aan dat de grootste dienstanciënniteit bij haar telt, zoals berekend overeenkomstig artikel 29bis van het voormelde decreet van 1 februari 1993. Bij gelijke anciënniteit, wordt verwezen naar de ambtsanciënniteit; 3° aan de personeelsleden die in een ambt van leraar niet confessionele zedenleer of godsdienst, respectief aangesteld zijn in de lagere graad of in de hogere graad, gedurende het schooljaar 2016-2017, als prioritair tijdelijk, in de zin van artikel 34 van het voormelde decreet van 1 februari 1993, op voorwaarde dat zij : 1) houder zijn van minstens het diploma van bachelor, graduaat, GLSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies in de lagere graad, of van een diploma van master, licentiaat, GHSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies in de hogere graad;2) vóór 1 september 2017 een opleiding tot neutraliteit via hun oorspronkelijke opleiding hebben gekregen, of geslaagd zijn voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit', die door het onderwijs voor sociale promotie wordt georganiseerd.Voor die onderwijseenheid : a) indien ze niet kon worden gevolgd bij gebrek aan voldoende plaatsen, moeten ze het bewijs leveren dat ze zich hebben ingeschreven;b) indien zij niet voor die eenheid geslaagd zijn, moeten zij het bewijs leveren dat ze zich opnieuw hebben ingeschreven voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid, en voor de daarop volgende, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als ze opnieuw zakken. De personeelsleden die hun diploma hebben behaald bij een inrichting van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs, uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden voor de voormelde opleiding tot neutraliteit; 3) ze zich bij hun inrichtende macht voor dat ambt bij aangetekend schrijven kandidaat hebben gesteld, op straffe van verval, vóór 31 juli 2017. In het gewoon onderwijs, moeten de personeelsleden zich voor het gehele opdrachtvolume inschrijven waarvoor ze op 30 juni van het vorige jaar binnen hun inrichtende macht ingeschreven waren.
Wanneer de inrichtende macht een keuze moet doen tussen verschillende kandidaten, stelt ze het personeelslid aan dat de grootste dienstanciënniteit bij haar telt, zoals berekend overeenkomstig artikel 29bis van het voormelde decreet van 1 februari 1993. Bij gelijke anciënniteit, wordt verwezen naar het vroegere ambt; 4° aan de personeelsleden die op 30 juni 2017 in actieve dienst waren, die een anciënniteit van minstens 180 dagen tellen, in een ambt van leraar godsdienst of niet confessionele zedenleer, respectief in de lagere of hogere graad, als tijdelijk personeelslid, in de zin van artikel 30 van het voormelde decreet van 1 februari 1993, op voorwaarde dat zij : 1) houder zijn van minstens het diploma van bachelor, graduaat, GLSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies in de lagere graad, of van een diploma van master, licentiaat, GHSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies in de hogere graad;2) houder zijn van een pedagogisch bekwaamheidsbewijs overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs;3) vóór 1 september 2017 een opleiding tot neutraliteit via hun oorspronkelijke opleiding hebben gekregen, of geslaagd zijn voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit', die door het onderwijs voor sociale promotie wordt georganiseerd.Voor die onderwijseenheid : a) indien ze niet kon worden gevolgd bij gebrek aan voldoende plaatsen, moeten ze het bewijs leveren dat ze zich hebben ingeschreven;b) indien zij niet voor die eenheid geslaagd zijn, moeten zij het bewijs leveren dat ze zich opnieuw hebben ingeschreven voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid, en voor de daarop volgende, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als ze opnieuw zakken. De personeelsleden die hun diploma hebben behaald bij een inrichting van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs, uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden voor de voormelde opleiding tot neutraliteit; 4) zich bij hun inrichtende macht voor dat ambt bij aangetekend schrijven kandidaat hebben gesteld, op straffe van verval, vóór 31 juli 2017. In het gewoon onderwijs, moeten de personeelsleden zich voor het gehele opdrachtvolume inschrijven waarvoor ze op 30 juni 2017 binnen hun inrichtende macht ingeschreven waren.
Wanneer de inrichtende macht een keuze moet doen tussen verschillende kandidaten, stelt ze het personeelslid aan dat de grootste dienstanciënniteit bij haar telt, zoals berekend overeenkomstig artikel 29bis van het voormelde decreet van 1 februari 1993. Bij gelijke anciënniteit, wordt verwezen naar de ambtsanciënniteit; 5° aan de personeelsleden die op 30 juni 2017 in actieve dienst waren, die een anciënniteit van minstens 180 dagen tellen, in een ambt van leraar godsdienst of niet confessionele zedenleer, respectief in de lagere of hogere graad, als tijdelijk personeelslid, in de zin van artikel 30 van het voormelde decreet van 1 februari 1993, op voorwaarde dat zij : 1) houder zijn van minstens het diploma van bachelor, graduaat, GLSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies in de lagere graad, of van een diploma van master, licentiaat, GHSO of een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs uit de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies in de hogere graad;2) vóór 1 september 2017 een opleiding tot neutraliteit via hun oorspronkelijke opleiding hebben gekregen, of geslaagd zijn voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit', die door het onderwijs voor sociale promotie wordt georganiseerd.Voor die onderwijseenheid : a) indien ze niet kon worden gevolgd bij gebrek aan voldoende plaatsen, moeten ze het bewijs leveren dat ze zich hebben ingeschreven;b) indien zij niet voor die eenheid geslaagd zijn, moeten zij het bewijs leveren dat ze zich opnieuw hebben ingeschreven voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid, en voor de daarop volgende, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als ze opnieuw zakken. De personeelsleden die hun diploma hebben behaald bij een inrichting van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs, uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden voor de voormelde opleiding tot neutraliteit; 3) zich bij hun inrichtende macht voor dat ambt bij aangetekend schrijven kandidaat hebben gesteld, op straffe van verval, vóór 31 juli 2017. In het gewoon onderwijs, moeten de personeelsleden zich voor het gehele opdrachtvolume inschrijven waarvoor ze op 30 juni 2017 binnen hun inrichtende macht ingeschreven waren.
Wanneer de inrichtende macht een keuze moet doen tussen verschillende kandidaten, stelt ze het personeelslid aan dat de grootste dienstanciënniteit bij haar telt, zoals berekend overeenkomstig artikel 29bis van het voormelde decreet van 1 februari 1993. Bij gelijke anciënniteit, wordt verwezen naar de ambtsanciënniteit;. § 2. Voor de toepassing van § 1, kan het personeelslid geen totaal aantal lestijden filosofie en burgerzin toegekend krijgen dat hoger is dan het totaal aantal lestijden zedenleer, godsdienst en alternatieve pedagogische begeleiding dat hem op 30 juni 2017 toegekend was.".
Indien het personeelslid de hem voorgestelde lestijden weigert, geniet het de overgangsbepalingen van afdeling VII niet meer.".
Art. 33.In dezelfde onderafdeling 2, ingevoegd bij artikel 29, wordt een artikel 293 septdecies 1/3 ingevoegd, luidend als volgt : "Artikel 293septdecies/13. De ambtsanciënniteit van de leraren godsdienst en niet confessionele zedenleer, bedoeld in 1°, 2°, 3°, 4° en 5° van § 1 van artikel 293septdecies/12, die bij de inrichtende macht, werd verworven, wordt geacht een ambtsanciënniteit te zijn in de zin van artikel 29bis van het voormelde decreet van 1 februari 1993 als leraar filosofie en burgerzin, respectief in de lagere graad of in de hogere graad, naargelang van het geval.
Ze kunnen echter die anciënniteit alleen aanvoeren als ze aanspraak maken op hetzelfde ambt. § 2. De prestaties van de tijdelijke leraren godsdienst en niet confessionele zedenleer, bedoeld in 2°, 3°, 4° en 5° van § 1 van artikel 293 septdecies/12, in hun nieuwe ambt van leraar filosofie en burgerzin, worden tegelijk opgenomen bij de berekening van de anciënniteit van hun nieuwe ambt en van hun vroegere ambt.
Het voordeel van de in het vorige lid bedoelde bepaling wordt toegepast totdat het personeelslid wordt benoemd in het nieuwe ambt van leraar filosofie en burgerzin in verhouding tot de lestijden die bij die nieuwe benoeming benoemd zijn, uiterlijk tot 31 augustus 2021.".
Art. 34.In dezelfde onderafdeling 2, ingevoegd bij artikel 29, wordt een artikel 293septdecies/14 ingevoegd,, luidend als volgt : "Artikel 293septdecies/14. Bij wijze van overgangsmaatregel, alleen voor het schooljaar 2017-2018, behouden de prioritaire tijdelijke leraren godsdienst en niet confessionele zedenleer, bedoeld in 2° en 3° van § 1 van artikel 293septdecies/12, die zich kandidaat hebben gesteld voor de aanwerving in vast verband onder de voorwaarden en in de vormen vereist in artikel 42 van het decreet van 1 februari 1993 gedurende het schooljaar 2016-2017, het recht op die aanwerving in vast verband in hun vroegere ambt gedurende het schooljaar 2017-2018, ook al presteren ze voortaan volledig binnen de inrichtende macht als leraar filosofie en burgerzin. Die aanwerving in vast verband geschiedt met inachtneming van de geldende statutaire regels zoals vastgesteld in hoofdstuk III van het decreet van 1 februari 1993. Op zijn aanvraag, in afwijking van artikel 42 § 1, 9° van het voormelde decreet van 1 februari 1993, kan het bij dat artikel bedoelde personeelslid die werving in vast verband genieten, zonder zijn prestaties als leraar filosofie en burgerzin te beëindigen. In dat geval wordt een verlof om een ander ambt voorlopig uit te oefenen hem van ambtswege door zijn inrichtende macht toegekend.".
Art. 35.In dezelfde onderafdeling 2, ingevoegd bij artikel 29, wordt een artikel 293septies/15 ingevoegd, luidend als volgt : "Artikel 293septdecies/15. § 1. De tijdelijke reaffectatie van de in vast verband benoemde personeelsleden bedoeld in 1° van § 1 van artikel 293septdecies/12, wordt automatisch verlengd, volgens de regels die terzake vastgesteld zijn bij het voormelde besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 1995, totdat het personeelslid voldoet aan de voorwaarden voor de benoeming in vast verband die vastgesteld zijn in artikel 42 van het voormelde decreet van 1 februari 1993, en dit op voorwaarde dat het, vóór 1 september 2021, het getuigschrift didactiek voor de cursus filosofie en burgerzin bedoeld in artikel 24bis, derde lid van het voormelde decreet van 11 april 2014 heeft behaald, voor zover het bekwaamheidsbewijs dat door de Regering voor de uitoefening van dat ambt wordt vastgesteld, dit vereist.
In afwijking daarvan, kan het personeelslid bij zijn inrichtende macht, waarbij deze dit niet kan weigeren, de niet verlenging van zijn tijdelijke reaffectatie aanvragen. De aanvraag moet bij aangetekend schrijven vóór 31 mei voor het volgende schooljaar worden ingediend.
Als het personeelslid op 1 september 2021 niet voldoet aan die voorwaarden, geniet het vanaf dezelfde datum de bij dit decreet vastgestelde overgangsmaatregelen niet meer. § 2. Het verlof om een ander ambt in het onderwijs voorlopige uit te oefenen van de in vast verband benoemde personeelsleden bedoeld in 1° van hetzelfde artikel wordt automatisch verlengd, zolang hun aanstelling eveneens zal worden verlengd volgens de regels die terzake vastgesteld zijn bij hoofdstuk III van het voormelde decreet van 1 februari 1993, en totdat het personeelslid voldoet aan de benoemingsvoorwaarden die vastgesteld zijn in artikel 42 van hetzelfde decreet van 1 februari 1993, en dit op voorwaarde dat het, vóór 1 september 2021, het getuigschrift didactiek voor de cursus filosofie en burgerzin bedoeld in artikel 24bis, derde lid van het voormelde decreet van 11 april 2014 heeft behaald, voor zover het bekwaamheidsbewijs dat door de Regering voor de uitoefening van dat ambt wordt vastgesteld, dit vereist.
Als het personeelslid op 1 september 2021 niet voldoet aan die voorwaarden, geniet het vanaf dezelfde datum de bij dit decreet vastgestelde overgangsmaatregelen niet meer. § 3. Voor de tijdelijke personeelsleden bedoeld in 2°, 3°, 4° en 5° van § 1 van artikel 293septdecies/12, wordt hun aanstelling verlengd volgens de regels die terzake vastgesteld zijn bij hoofdstuk III van het voormelde decreet van 1 februari 1993, en totdat het personeelslid voldoet aan de benoemingsvoorwaarden die vastgesteld zijn in artikel 42 van hetzelfde decreet van 1 februari 1993, en dit op voorwaarde dat het, vóór 1 september 2021 : 1° ) het getuigschrift didactiek voor de cursus filosofie en burgerzin bedoeld in artikel 24bis, derde lid van het voormelde decreet van 11 april 2014 hebben behaald, voor zover het bekwaamheidsbewijs dat door de Regering voor de uitoefening van dat ambt wordt vastgesteld, dit vereist;2° ) in het geval van 3° en 5° een pedagogisch bekwaamheidsbewijs, overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van het voormelde decreet van 11 april 2014, heeft behaald. Als het personeelslid op 1 september 2021 niet voldoet aan die voorwaarden, geniet het vanaf dezelfde datum de bij dit decreet vastgestelde overgangsmaatregelen niet meer. § 4. Als het personeelslid de hem voorgestelde lestijden weigert of de niet verlenging van zijn tijdelijke reaffectatie aanvraagt, geniet het de overgangsmaatregelen van deze afdeling niet meer.".
Art. 36.In dezelfde onderafdeling 2, ingevoegd bij artikel 29, wordt een artikel 293septdecies/16 ingevoegd, luidend als volgt : "Artikel 293septdecies/16. Binnen dezelfde inrichting, kunnen de personeelsleden die de bij dit hoofdstuk vastgestelde bepalingen genieten, gedurende hetzelfde schooljaar, hun nieuwe ambt niet uitoefenen tegenover dezelfde leerling, samen met een opdracht van leraar godsdienst of niet confessionele zedenleer.
In afwijking van het eerste lid, in het gespecialiseerd onderwijs, kan een personeelslid beide voormelde ambten tegenover dezelfde leerling uitoefenen : 1° indien deze ressorteert onder het onderwijs van vorm 1 en vorm 2; of 2° indien deze ressorteert onder het onderwijs van vorm 3 en vorm 4, maar indien de kenmerken van het bedoelde publiek dit vereisen.Die kenmerken worden behoorlijk vastgesteld binnen de ondernemingsraad, of, bij ontstentenis daarvan, van de vakbondsafvaardiging van de betrokken inrichtende macht.". Afdeling III. - Bepalingen betreffende de personeelsleden van het
onderwijs georganiseerd en gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.
Art. 37.In de afdeling VII van het hoofdstuk II van de titel III van hetzelfde decreet van 11 april 2014 wordt een onderafdeling 3 opgericht, luidend als volgt : Onderafdeling 3. - Overgangsbepalingen betreffende de bezoldiging.
Art. 38.In de onderafdeling 3, ingevoegd bij artikel 37, wordt een artikel 293septdecies/17 ingevoegd, luidend als volgt : "Artikel 293septdecies/17. De personeelsleden die vast benoemd zijn of die in vast verband aangeworven zijn of die op 31 augustus 2017 aan de voorwaarden bepaald in artikel 285 van dit decreet beantwoorden en die bedoeld zijn in de onderafdelingen 1 en 2 van deze titel alsook in de hoofdstukken XIquater van het bovenvermelde koninklijk besluit van 22 maart 1969 en Xter van het bovenvermelde koninklijk besluit van 25 oktober 1971, genieten, wanneer ze aangeworven zijn, zonder tijdbeperking, de weddenschalen die verbonden zijn aan de nieuwe ambten van leraar filosofie en burgerzin, respectievelijk naargelang het geval aan de lagere of hoger graad, behalve als de weddeschaal in verband met hun oorspronkelijke ambt hen een hogere bezoldiging geeft.
Voor de personeelsleden die in tijdelijk verband aangesteld of aangeworven worden vanaf 1 september 2017 tot hoogstens 30 juni 2018, geldt de weddeschaal in verband met het oorspronkelijke ambt, wanneer ze gunstiger is, slechts voor het schooljaar 2017-2018".
Art. 39.In de afdeling VII van het hoofdstuk II van de titel III van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs, wordt een onderafdeling 4 opgericht, luidend als volgt : Onderafdeling 4. - Overgangsbepalingen betreffende het getuigschrift van didactiek van filosofie en burgerzin.
Art. 40.In de onderafdeling 4, ingevoegd bij artikel 39, wordt een artikel 293septdecies/18 ingevoegd, luidend als volgt : "Artikel 293septdecies/18. Bij wijze van overgangsmaatregel, in afwachting van de oprichting van het getuigschrift bedoeld in artikel 24bis, derde lid, van dit decreet en ten laatste tot 1 september 2021, is het bezit van dit getuigschrift voor de uitoefening van het ambt van leraar filosofie en burgerzin niet vereist.
Voor het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap kunnen de leraren filosofie en burgerzin slechts vanaf 1 september 2021 als prioritaire tijdelijken aangesteld worden en benoemd worden, behalve deze die bedoeld zijn in de overgangsbepalingen van de afdeling VII van het hoofdstuk II van de titel III van het decreet van 11 april 2014.
Voor het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap kunnen de leraren filosofie en burgerzin slechts vanaf 1 september 2021 aangesteld worden als prioritaire tijdelijken en slechts vanaf 1 januari 2022 benoemd worden, behalve deze bedoeld in de overgangsbepalingen opgenomen in het hoofdstuk XI quater van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en in het hoofdstuk X ter van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van leermeesters en leraren godsdienst voor het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap.
Het personeelslid waarvan het bekwaamheidsbewijs vastgesteld door de Regering, voor de uitoefening van het ambt van leraar filosofie en burgerzin, het getuigschrift bedoeld in artikel 24bis, derde lid, vereist, zal slechts benoemd kunnen worden als hij in het bezit zal zijn van dit getuigschrift.".
TITEL II. - Bepalingen betreffende het basisonderwijs. HOOFDSTUK I. - Maatregelen betreffende de berekeningswijze van het aantal bruikbare lestijden voor de organisatie van de cursussen godsdienst, niet-confessionele zedenleer en filosofie en burgerzin in het basisonderwijs. Afdeling I. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 13 juli
1998 betreffende de organisatie van het gewoon kleuteronderwijs en lager onderwijs en de wijziging van de onderwijswetgeving.
Art. 41.In artikel 39 van het decreet van 13 juli 1998 betreffende de organisatie van het gewoon kleuteronderwijs en lager onderwijs en de wijziging van de onderwijswetgeving, wordt een § 2bis ingevoegd, luidend als volgt : "2bis. Voor de inrichtingen bedoeld in § 1 worden de aanvullende lestijden automatisch toegekend voor de vervanging van elk personeelslid dat aangeworven of aangesteld wordt in de hoedanigheid van leraar cursus filosofie en burgerzin in het kader van de maatregelen bepaald in de afdeling VI van het hoofdstuk II van de titel III van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs, zodat het betrokken personeelslid de cursus kan volgen voor het behalen van het getuigschrift van didactiek van de cursus filosofie en burgerzin.
Deze lestijden zullen toegekend worden bij elk schooljaar tot 30 juni 2021, naar rata van 2 lestijden per personeelslid.
Wanneer het personeelslid tegelijkertijd het ambt van leermeester filosofie en burgerzin en het ambt leermeester niet-confessionele zedenleer of godsdienst uitoefent, vallen deze beide lestijden bij voorkeur onder zijn bevoegdheden als leermeester niet-confessionele zedenleer of godsdienst binnen de betrokken inrichtende macht.
Indien de lestijden niet onder de betrokken bevoegdheden vallen, moet het personeelslid tenminste voor 3 lestijden in de inrichtende macht op 1 oktober van het lopende schooljaar als leermeester filosofie en burgerzin aangeworven of aangesteld worden.
In beide gevallen blijft het personeelslid ten minste 1 lestijd als leermeester filosofie en burgerzin binnen de betrokken inrichtende macht werkelijk presteren, behalve bij afwezigheid wegens moederschap, ziekte, arbeidsongeschiktheid veroorzaakt door een arbeidsongeval en voor de volgende verlofdagen : verlof voor volledige of gedeeltelijke onderbreking van de beroepsloopbaan bij de geboorte of de adoptie van een kind, in het kader van het ouderschapsverlof; verlof voor volledige of gedeeltelijke onderbreking van de beroepsloopbaan om palliatieve zorg te verlenen; verlof voor volledige of gedeeltelijke onderbreking van de beroepsloopbaan om een lid van het gezin of de familie dat ernstig ziek is bij te staan of om hem zorg te verlenen.
Het inrichtingshoofd, voor het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap, of de inrichtende macht, voor het officieel gesubsidieerd onderwijs en voor het niet-confessioneel vrij onderwijs, dient bij de administratie een document in waarbij het gebruik van deze aanvullende lestijden bewezen wordt voor de vervanging van het betrokken personeelslid. Deze lestijden zullen worden toegekend, naargelang het geval, aan de inrichting of de inrichtende macht, bij wie het betrokken personeelslid de belangrijkste opdracht heeft. Ingeval de opdracht van het personeelslid gelijk is in elke betrokken inrichtende macht, behoort de keuze van de betrekking betrokken bij deze vervanging tot het personeelslid.
In afwijking van het vorige lid kunnen deze lestijden toegekend worden aan een andere inrichting of inrichtende macht, wanneer de toekenning van deze lestijden het aantal vestigingen kan verminderen waarin het effectief zijn ambten uitoefent.".
Art. 42.In § 3 van artikel 39 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden " de prioriteitsvolgorde bepaald in titel II van het decreet van 13 juli 2016 betreffende de invoering van een cursus filosofie en burgerzin in het basisonderwijs en betreffende het behoud van de alternatieve pedagogische begeleiding in het secundair onderwijs" vervangen door de woorden "de maatregelen bepaald bij de afdeling VI van hoofdstuk II van titel III van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs"; 2° het vijfde lid wordt vervangen als volgt : "Op dat aantal in het vorige lid bedoelde geglobaliseerde lestijden wordt een aantal lestijden automatisch uitgetrokken voor de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs en voor de inrichtende machten van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs waarvan het RLMOD en de aanvullende lestijden toegekend voor het behalen van het getuigschrift van didactiek van de cursus filosofie en burgerzin overeenkomstig § 2bis het niet mogelijk maken om aan de vast benoemde, prioritair tijdelijke of stagedoende tijdelijke leermeesters godsdienst en niet- confessionele zedenleer, een opdrachtenvolume toe te kennen dat gelijk is aan hun bevoegdheden op 30 juni 2016, overeenkomstig de prioriteitsvolgorde bepaald in de afdeling VI van het hoofdstuk II van de Titel III van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs, en, bij gebreke hieraan, overeenkomstig de regels van het administratief statuut waaronder het personeelslid ressorteert."; 3° er wordt een nieuw zesde lid ingevoegd, luidend als volgt : "De aanvullende lestijden die bestemd zijn om een opdrachtenvolume te dekken dat gelijk is aan hun bevoegdheden op 30 juni 2016, worden ook uitgetrokken voor het vast benoemde, prioritair tijdelijke of stagedoende tijdelijke personeelslid dat prestaties in meer dan 6 vestigingen zou moeten uitvoeren, ongeacht alle inrichtende machten. Het inrichtingshoofd, voor het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap, of de inrichtende macht, voor het gesubsidieerd officieel onderwijs en voor het niet-confessioneel vrij onderwijs, moet bij de administratie een document indienen waarbij het gebruik van deze aanvullende lestijden bewezen wordt."; 4° er wordt een nieuw zevende lid ingevoegd, luidend als volgt : "De lestijdens bedoeld in het vijfde en zesde lid zullen uitsluitend gebruikt worden voor de betrokken leermeesters godsdienst en niet-confessionele zedenleer en om : 1° ofwel de cursussen godsdienst, niet-confessionele zedenleer en filosofie en burgerzin te verstrekken.Ze verhogen, in voorkomend geval, de aantallen groepen bepaald overeenkomstig § 1; 2° ofwel de organisatie van activiteiten van pedagogische coördinatie of overleg; 3° ofwel de begeleiding van activiteiten van groepen leerlingen buiten de inrichting."; 5° er wordt een nieuw achtste lid ingevoegd, luidend als volgt : "Het gebruik van deze lestijden wordt toegelaten van 1 oktober tot volgende 30 september.Dit gebruik valt onder de bevoegdheid van de inrichtende macht in het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap bedoeld in § 1, en van het inrichtingshoofd in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap, na het advies van de overlegorganen bedoeld in artikel 25 te hebben ingewonnen."; 6° de huidige 6 tot 8 leden worden de 9 tot 11 leden;7° in het nieuwe negende lid worden de woorden "bedoeld in het vorige lid" vervangen door de woorden "de aantallen lestijden bedoeld in § 2bis en in het vijfde en zesde lid van deze paragraaf";8° er wordt een nieuw en laatste twaalfde lid ingevoegd, luidend als volgt : "De diensten die gepresteerd worden in het kader van de aanvullende lestijden ingesteld in deze paragraaf worden in alle opzichten gelijkgesteld met de diensten die in het kader van de personeelsformatie gepresteerd worden.De aldus opgerichte betrekkingen kunnen aanleiding geven tot benoemingen of wervingen in vast verband.". Afdeling II. - Maatregelen betreffende de berekeningswijze van het
aantal bruikbare lestijden voor de organisatie van de cursussen godsdienst, niet-confessionele zedenleer en filosofie en burgerzin in het gespecialiseerd basisonderwijs.
Art. 43.Het tweede lid van artikel 18 van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs, wordt vervangen als volgt : "In de inrichtingen voor het gespecialiseerd lager onderwijs dat door de Franse Gemeenschap wordt georganiseerd en in de inrichtingen van het gespecialiseerd lager onderwijs van het gesubsidieerd officieel onderwijs en het gesubsidieerd niet-confessioneel vrij onderwijs die de keuze bieden tussen de verschillende cursussen godsdienst of niet-confessionele zedenleer blijft het gespecialiseerd lager onderwijs georganiseerd naar rata van 28 lestijden van 50 minuten wanneer de leerling vrijgesteld wordt van de cursus godsdienst of niet-confessionele zedenleer. De vrijgestelde leerlingen nemen verplicht deel aan een tweede lestijd van de cursus filosofie en burgerzin bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.".
Art. 44.In artikel 43bis van hetzelfde decreet wordt § 5 vervangen als volgt : " § 5. Naast de lestijden die noodzakelijk zijn voor de organisatie van de verschillende cursussen godsdienst, niet-confessionele zedenleer en filosofie en burgerzin, kunnen op het maximumaantal lestijden alleen de lestijden worden uitgetrokken die noodzakelijk zijn voor het behoud van het volume van de opdracht dat gelijkwaardig is met de toekenningen op 30 juni 2016 van de vast benoemde of tijdelijk prioritaire leermeesters godsdienst en niet confessionele zedenleer, overeenkomstig de prioritaire volgorde bepaald in titel II van dit decreet en, bij gebreke hieraan, overeenkomstig de regels van het administratief statuut waaronder het personeelslid ressorteert.
Het maximumaantal lestijden bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, kan alleen worden gebruikt voor de begeleiding van de cursussen godsdienst, niet-confessionele zedenleer en filosofie en burgerzin.
De overblijvende lestijden van een cursus kunnen geenszins worden overgedragen naar het onderwijzend personeel of naar andere personeelscategorieën.
Voor de inrichtingen voor het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap, het gesubsidieerd officieel onderwijs en het niet-confessioneel onderwijs die de keuze bieden tussen de verschillende cursussen godsdienst of niet-confessionele zedenleer worden aanvullende lestijden automatisch toegekend voor elk personeelslid dat aangeworven of aangesteld wordt als leraar cursus filosofie en burgerzin in het kader van de maatregelen bepaald in de afdeling VI van het hoofdstuk II van de titel III van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs, voor het behalen van het getuigschrift van didactiek van de cursus filosofie en burgerzin. Deze lestijden zullen worden toegekend bij elk schooljaar tot 30 juni 2021, naar rata van 2 lestijden per personeelslid.
Wanneer het personeelslid tegelijkertijd het ambt van leermeester filosofie en burgerzin en het ambt leermeester niet-confessionele zedenleer of godsdienst uitoefent, vallen deze beide lestijden bij voorkeur onder zijn bevoegdheden als leermeester niet-confessionele zedenleer of godsdienst binnen de betrokken inrichtende macht.
Indien de lestijden niet onder de betrokken bevoegdheden vallen, moet het personeelslid tenminste voor 3 lestijden in de inrichtende macht op 1 september van het lopende schooljaar als leermeester filosofie en burgerzin aangeworven of aangesteld worden.
In beide gevallen blijft het personeelslid ten minste 1 lestijd als leermeester filosofie en burgerzin binnen de betrokken inrichtende macht effectief presteren, behalve bij afwezigheid wegens moederschap, ziekte, arbeidsongeschiktheid veroorzaakt door een arbeidsongeval en voor de volgende verlofdagen : verlof voor volledige of gedeeltelijke onderbreking van de beroepsloopbaan bij de geboorte of de adoptie van een kind, in het kader van het ouderschapsverlof; verlof voor volledige of gedeeltelijke onderbreking van de beroepsloopbaan om palliatieve zorg te verstrekken; verlof voor volledige of gedeeltelijke onderbreking van de beroepsloopbaan om een lid van het gezin of de familie dat ernstig ziek is bij te staan of om hem zorg te verstrekken.
Het inrichtingshoofd, voor het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap, of de inrichtende macht, voor het officieel gesubsidieerd onderwijs en voor het niet-confessioneel vrij onderwijs, dient bij de administratie een document in waarbij het gebruik van deze aanvullende lestijden bewezen wordt voor de vervanging van het betrokken personeelslid. Deze lestijden zullen worden toegekend, naargelang het geval, aan de inrichting of de inrichtende macht, bij wie het betrokken personeelslid de belangrijkste opdracht heeft. Ingeval de opdracht van het personeelslid gelijk is in elke betrokken inrichtende macht, behoort de keuze van de betrekking betrokken bij deze vervanging tot het personeelslid.
In afwijking van het vorige lid kunnen deze lestijden toegekend worden aan een andere inrichting of inrichtende macht, wanneer de toekenning van deze lestijden het aantal vestigingen kan verminderen waarin het personeelslid effectief zijn ambten uitoefent.
Bovendien, wanneer de lestijden die toegekend worden met toepassing van de bovenvermelde bepalingen het niet mogelijk maken om, binnen de inrichting voor het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of binnen de inrichtende macht voor het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, aan de vast benoemde, prioritair tijdelijke of stagedoende tijdelijke personeelsleden, een opdrachtenvolume toe te kennen dat gelijk is met de toekenning ervan op 30 juni 2016, overeenkomstig de prioriteitsvolgorde bepaald in de afdeling VI van het hoofdstuk II van de Titel III van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs, en, bij gebreke hieraan, overeenkomstig de regels van het administratief statuut waaronder het personeelslid ressorteert, dient het inrichtingshoofd voor het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of de inrichtende macht voor het gesubsidieerd officieel onderwijs en voor het niet-confessioneel vrij onderwijs, bij de Administratie, een document in waarbij bewezen wordt dat hij daarom een bepaald aantal aanvullende lestijden gebruikt waarvan hij de bestemming ervan overeenkomstig de hierna bedoelde bepalingen zal nader bepalen.
De lestijden bedoeld in het vorige lid zullen uitsluitend gebruikt worden voor : 1. de organisatie van activiteiten, in het kader van de cursus filosofie en burgerzin, binnen eenzelfde inrichting;2. de organisatie van activiteiten voor de pedagogische coördinatie of het overleg. De aanvullende lestijden worden ook toegekend aan het vast benoemde, prioritair tijdelijke of stagedoende personeelslid dat, ondanks de voorafgaandelijke toepassing van de hierboven opgesomde bepalingen, geen opdrachtenvolume teruggevonden heeft dat gelijk was aan zijn toekenning ervan op 30 juni 2016 of dat prestaties in meer dan 6 vestigingen zou moeten verlenen, ongeacht alle inrichtende machten.
Deze lestijden worden toegekend aan de inrichting of de inrichtende macht, naargelang het geval, bij wie het opdrachtenvolume van het betrokken personeelslid het belangrijkste is op 30 juni 2016. Het inrichtingshoofd, voor het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap, of de inrichtende macht, voor het gesubsidieerd officieel onderwijs en voor het niet-confessioneel vrij onderwijs, moet bij de administratie een document indienen waarbij het gebruik van deze aanvullende lestijden waarvan hij de bestemming per vestiging zal nader bepalen overeenkomstig de hierna bedoelde bepalingen, bewezen wordt.
Het betrokken personeelslid wordt voor de volgende taken toegewezen : a. de organisatie en begeleiding van activiteiten binnen de mediatheek;b. de begeleiding van de cursussen godsdienst, niet-confessionele zedenleer en filosofie en burgerzin;c. de organisatie van activiteiten van pedagogische coördinatie of overleg;d. de begeleiding van activiteiten van groepen leerlingen buiten de inrichting. Het gebruik van deze lestijden wordt toegelaten vanaf 1 september tot volgende 30 juni. Dit gebruik valt onder de bevoegdheid van de inrichtende macht in het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap en van het inrichtingshoofd in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap. Het wordt onderworpen aan het voorafgaandelijke advies, in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap, van het basisoverlegcomité, in het officieel onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, van de plaatselijke paritaire commissie en in het vrij onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, van de ondernemingsraad of, bij gebreke hieraan, van de vakbondsdelegatie met evocatierecht van het verzoeningsbureau bij afkeuring.
De diensten die gepresteerd worden in het kader van de aanvullende lestijden bedoeld in deze paragraaf, worden in alle opzichten gelijkgesteld met de diensten die gepresteerd worden in het kader van de personeelsformatie. De aldus opgerichte betrekkingen kunnen aanleiding geven tot benoemingen of de wervingen in vast verband.".
Art. 45.In artikel 43bis van hetzelfde decreet wordt § 6 vervangen als volgt : " § 6. De vestigingsplaatsen organiseren de cursussen godsdienst, niet-confessionele zedenleer, filosofie en burgerzin en de tweede lestijd in verband met de vrijstelling vanaf 1 september 2017.". HOOFDSTUK II. - Maatregelen betreffende de betrekkingen voor de cursus filosofie en burgerzin in het basisonderwijs - Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlistische en orthodoxe godsdienst der onderwijsinrichtingen van de Staat en het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs. Afdeling I. - Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van
22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen.
Art. 46.Het vijfde lid van artikel 169ter van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, wordt vervangen als volgt : "De tijdelijke aanstelling in dit ambt van leermeester filosofie en burgerzin kan geenszins worden verlengd, indien de kandidaat niet voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° vóór 1 september 2020, een pedagogisch bekwaamheidsbewijs hebben behaald, overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van het bovenvermelde decreet van 11 april 2014; 2° vóór 1 september 2021, het getuigschrift van didactiek voor de cursus filosofie en burgerzin bedoeld in artikel 24bis, derde lid, van het bovenvermelde decreet van 11 april 2014 hebben behaald, voor zover het bekwaamheidsbewijs dat door de Regering wordt vastgesteld, voor de uitoefening van dat ambt, dit vereist.".
Art. 47.In artikel 169quater van hetzelfde besluit wordt het vierde lid vervangen als volgt : "De benoeming in dit ambt van leermeester filosofie en burgerzin zal geenszins kunnen worden verlengd als de kandidaat niet voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° vóór 1 september 2020, een pedagogisch bekwaamheidsbewijs hebben behaald, overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van het bovenvermelde decreet van 11 april 2014; 2° vóór 1 september 2021, het getuigschrift van didactiek voor de cursus filosofie en burgerzin bedoeld in artikel 24bis, derde lid, van het bovenvermelde decreet van 11 april 2014 hebben behaald, voor zover het bekwaamheidsbewijs dat door de Regering wordt vastgesteld, voor de uitoefening van dat ambt, dit vereist.".
Art. 48.In artikel 169quinquies, vierde lid, van hetzelfde besluit wordt het cijfer "2020" vervangen door "2021".
Art. 49.In artikel 169quinquies wordt na het vijfde lid een tekst toegevoegd, luidend als volgt : " "De terugroeping in actieve dienst voor onbepaalde duur wordt elk jaar automatisch verlengd.
In afwijking hiervan kan het personeelslid bij de Administratie vragen, zonder dat zij dit kan weigeren, dat de terugroeping in actieve dienst voor onbepaalde duur niet verlengd wordt. De aanvraag moet bij de administratie bij aangetekende brief voor 1 mei voor het volgende schooljaar ingediend worden. Voor het schooljaar 2017-2018 zal deze brief aan de administratie voor ten laatste 31 augustus 2017 ingediend moeten worden.
Als het personeelslid de bevoegdheden weigert die hem worden voorgesteld of vraagt om de niet-verlenging van zijn voorlopige terugroeping voor onbepaalde duur, komt hij niet meer in aanmerking voor de overgangsbepalingen van dit hoofdstuk.".
Art. 50.In artikel 169sexies, § 1, eerste lid van hetzelfde besluit worden de woorden "129ter tot 129quinquies" vervangen door de woorden "169ter tot 169quinquies".
Art. 51.In artikel 169sexies, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "129ter tot 129quinquies" vervangen door de woorden "169ter tot 169quinquies".
Art. 52.§ 2 van artikel 169sexies van hetzelfde besluit wordt geschrapt.
Art. 53.In hetzelfde besluit wordt een artikel 169septies ingevoegd, luidend als volgt : "
Artikel 169septies.Binnen eenzelfde vestigingsplaats kunnen de personeelsleden die in aanmerking komen voor de bepalingen bepaald in dit hoofdstuk, tijdens hetzelfde schooljaar, hun nieuw ambt niet uitoefenen samen met een opdracht van leermeester niet-confessionele zedenleer.
In afwijking van het eerste lid, in het gespecialiseerd onderwijs, kan een personeelslid het bovenvermelde ambt uitoefenen met dezelfde leerling.". Afdeling II. - Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van
25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlistische en orthodoxe godsdienst der onderwijsinrichtingen van de Staat.
Art. 54.Het vijfde lid van artikel 49ter van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlistische en orthodoxe godsdienst der onderwijsinrichtingen van de Staat, wordt vervangen als volgt : "De tijdelijke aanstelling in dit ambt van leermeester filosofie en burgerzin zal geenszins kunnen worden verlengd, indien de kandidaat niet voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° vóór 1 september 2020, een pedagogisch bekwaamheidsbewijs hebben behaald, overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van het bovenvermelde decreet van 11 april 2014; 2° vóór 1 september 2021, het getuigschrift van didactiek voor de cursus filosofie en burgerzin bedoeld in artikel 24bis, derde lid, van het bovenvermelde decreet van 11 april 2014 hebben behaald, voor zover het bekwaamheidsbewijs dat door de Regering wordt vastgesteld, voor de uitoefening van dat ambt, dit vereist.".
Art. 55.In artikel 49quater van hetzelfde besluit wordt het vierde lid vervangen als volgt : "De benoeming in dit ambt van leermeester filosofie en burgerzin zal geenszins kunnen worden verlengd, indien de kandidaat niet voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° vóór 1 september 2020, een pedagogisch bekwaamheidsbewijs hebben behaald, overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van het bovenvermelde decreet van 11 april 2014; 2° vóór 1 september 2021, het getuigschrift van didactiek voor de cursus filosofie en burgerzin bedoeld in artikel 24bis, derde lid, van het bovenvermelde decreet van 11 april 2014 hebben behaald, voor zover het bekwaamheidsbewijs dat door de Regering wordt vastgesteld, voor de uitoefening van dat ambt, dit vereist.".
Art. 56.In artikel 49quinquies, vierde lid van hetzelfde besluit wordt het cijfer "2020" vervangen door "2021".
Art. 57.In artikel 49quinquies wordt na het vijfde lid een tekst toegevoegd, luidend als volgt : "De terugroeping in actieve dienst voor onbepaalde duur wordt elk jaar automatisch verlengd.
In afwijking hiervan kan het personeelslid bij de Administratie vragen, zonder dat zij dit kan weigeren, dat de terugroeping in actieve dienst voor onbepaalde duur niet verlengd wordt. De aanvraag moet bij de administratie bij aangetekende brief voor 1 mei voor het volgende schooljaar ingediend worden. Voor het schooljaar 2017-2018 zal deze brief aan de administratie voor ten laatste 31 augustus 2017 ingediend moeten worden.
Als het personeelslid de bevoegdheden weigert die hem worden voorgesteld of vraagt om de niet-verlenging van zijn voorlopige terugroeping voor onbepaalde duur, komt hij niet in aanmerking voor de overgangsbepalingen van dit hoofdstuk.".
Art. 58.§ 2 van artikel 49sexies van hetzelfde besluit wordt geschrapt.
Art. 59.In hetzelfde besluit wordt een artikel 49septies ingevoegd, luidend als volgt : "
Artikel 49septies.Binnen eenzelfde vestigingsplaats kunnen de personeelsleden die in aanmerking komen voor de bepalingen bepaald in dit hoofdstuk, tijdens hetzelfde schooljaar, hun nieuw ambt niet uitoefenen samen met een opdracht van leermeester godsdienst.
In afwijking van het eerste lid, in het gespecialiseerd onderwijs, kan een personeelslid het bovenvermelde ambt uitoefenen met dezelfde leerling.". Afdeling III. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 11 april
2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs.
Art. 60.Artikel 293undecies, eerste lid, van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs, wordt vervangen als volgt : "Binnen eenzelfde inrichting kunnen de personeelsleden die in aanmerking komen voor de bepalingen bepaald in die afdeling, tijdens hetzelfde schooljaar, hun nieuw ambt niet uitoefenen binnen dezelfde vestigingsplaats samen met een opdracht van leermeester godsdienst of niet-confessionele zedenleer.
In afwijking van het eerste lid, in het gespecialiseerd onderwijs, kan een personeelslid de bovenvermelde beide ambten uitoefenen met dezelfde leerling.".
Art. 61.Artikel 293quindecies, eerste lid, van hetzelfde decreet, wordt vervangen als volgt : "Binnen dezelfde inrichting kunnen de personeelsleden die in aanmerking komen voor de bepalingen bepaald in die afdeling, tijdens hetzelfde schooljaar, hun nieuw ambt niet uitoefenen in dezelfde vestigingsplaats samen met een opdracht van leermeester godsdienst of niet-confessionele zedenleer.
In afwijking van het eerste lid, in het gespecialiseerd onderwijs, kan een personeelslid de bovenvermelde beide ambten uitoefenen met dezelfde leerling.".
Art. 62.In artikel 293decies worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de §§ 1 en 2 wordt "2020" vervangen door "2021";2° in § 1, na het eerste lid, wordt het volgende lid ingevoegd : " In afwijking hiervan kan het personeelslid bij zijn inrichtende macht vragen, zonder dat hij dit kan weigeren, dat de tijdelijke reaffectatie niet verlengd wordt.De aanvraag moet bij de inrichtende macht bij aangetekende brief vóór 31 mei voor het volgende schooljaar ingediend worden. Voor het schooljaar 2017-2018 zal de beperkte datum voor de verzending van de aangetekende brief op 31 augustus 2017 vastgesteld worden."; 3° in § 3, a) in het eerste lid wordt na de woorden "1 september 2020", en vóór 1° : "voor 2°, en vóór 1 september 2021 voor 1° " ingevoegd;b) in het tweede lid wordt de zin "op 1 september 2020 aan die voorwaarden" vervangen door de zin "aan de voorwaarde bepaald in 1° op 1 september 2021, of in 2° op 1 september 2020";4° er wordt een vierde paragraaf ingevoegd, luidend als volgt : " § 4.Indien het personeelslid de bevoegdheden die hem worden voorgesteld weigert, of vraagt om de niet-verlenging van de zijn tijdelijke reaffectatie dan komt hij niet meer aanmerking voor de overgangsbepalingen van deze afdeling."
Art. 63.In artikel 293quatuordecies van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de §§ 1 en 2 wordt "2020" vervangen door "2021";2° het volgende lid wordt in § 1 na het eerste lid ingevoegd : "In afwijking hiervan kan het personeelslid bij zijn inrichtende macht vragen, zonder dat hij dit kan weigeren, dat de tijdelijke reaffectatie niet verlengd wordt.De aanvraag moest bij de inrichtende macht bij aangetekende brief vóór 15 mei voor het volgende schooljaar ingediend worden. Voor het schooljaar 2017-2018 zal de beperkte datum voor de verzending van de aangetekende brief op 31 augustus 2017 vastgesteld worden."; 3° in § 3, a) In het eerste lid worden na de woorden "1 september 2020", en vóór 1° : de woorden "voor 2°, en vóór 1 september 2021 voor 1° " ingevoegd;b) In het tweede lid wordt de zin "op 1 september 2020 aan die voorwaarden" vervangen door de zin "aan de voorwaarde bepaald in 1° op 1 september 2021, of in 2° op 1 september 2020";4° er wordt een vierde paragraaf ingevoegd, luidend als volgt : " § 4.Indien het personeelslid de bevoegdheden die hem worden voorgesteld weigert, of vraagt om de niet-verlenging van de zijn tijdelijke reaffectatie dan komt hij niet meer aanmerking voor de overgangsbepalingen van deze afdeling."
Art. 64.In artikel 293septdecies van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het jaar "2020" wordt vervangen door het jaar "2021";2° er worden twee leden na het eerste lid ingevoegd, luidend als volgt : "Voor het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap kunnen de leermeesters filosofie en burgerzin slechts vanaf 1 september 2021 als prioritaire tijdelijke aangesteld en benoemd worden, behalve deze bedoeld in de overgangsbepalingen van de afdeling VII van hoofdstuk II van titel III van het decreet van 11 april 2014. Voor het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap kunnen de leermeesters filosofie en burgerzin slechts vanaf 1 september 2021 als prioritaire tijdelijke aangesteld worden en slechts vanaf 1 januari 2022 benoemd worden, behalve deze bedoeld in de overgangsbepalingen opgenomen in hoofdstuk XI quater van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en in hoofdstuk X ter van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlistische en orthodoxe godsdienst der onderwijsinrichtingen van de Staat.
Het personeelslid waarvan het bekwaamheidsbewijs bepaald door de Regering, voor de uitoefening van het ambt van leermeester filosofie en burgerzin, het bezit van het getuigschrift bedoeld in artikel 24bis, derde lid, vereist, zal slechts benoemd kunnen worden als hij in het bezit is van dit getuigschrift.".
TITEL III. - Overgangsbepalingen die eigen zijn aan de ambten voor de cursussen godsdienst en niet-confessionele zedenleer.
Art. 65.In artikel 293bis van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs, wordt een § 3 ingevoegd, luidend als volgt : " § 3. Het personeelslid waarvan het bekwaamheidsbewijs bepaald door de Regering, voor de uitoefening van het ambt van leermeester of leraar godsdienst, het bezit van het getuigschrift bedoeld in artikel 24bis, tweede lid, vereist, met inbegrip van de personeelsleden die houder zijn van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld in § 1 van dit artikel, zal slechts benoemd kunnen worden als hij in het bezit is van dit getuigschrift.".
Art. 66.In artikel 293ter van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs, wordt een tweede lid ingevoegd, luidend als volgt : "Het personeelslid waarvan het bekwaamheidsbewijs bepaald door de Regering, voor de uitoefening van het ambt van leermeester of leraar niet-confessionele zedenleer, het bezit van het getuigschrift bedoeld in artikel 24bis, tweede lid, vereist, zal slechts benoemd kunnen worden als hij in het bezit is van dit getuigschrift.".
TITEL IV. - Inwerkingtreding
Art. 67.Dit decreet treedt in werking vanaf het schooljaar 2017-2018, met uitzondering van 8° van artikel 42 dat uitwerking heeft met ingang van het schooljaar 2016-2017.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 19 juli 2017.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Vice-Presidente en Minister van Cultuur en Kind, A. GREOLI De Vice-President, Minister van Hoger Onderwijs, Onderzoek en Media, J.-Cl. MARCOURT De Minister van Hulpverlening aan de Jeugd, Justitiehuizen, Sport en Promotie van Brussel, belast met het toezicht op de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, R. MADRANE De Minister van Onderwijs, M.-M. SCHYNS De Minister van Begroting, Ambtenarenzaken en Administratieve Vereenvoudiging, A. FLAHAUT De Minister van Onderwijs voor sociale promotie, Jeugd, Vrouwenrechten en Gelijke Kansen, I. SIMONIS _______ Nota (1) Zitting 2016-2017. Stukken van het Parlement. - Ontwerp van decreet, nr. 494-1. - Verslag nr. 494-2.- Vergaderingsamendementen, nr. 262-4.- Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 18 juli 2017.