Etaamb.openjustice.be
Decreet van 27 februari 2003
gepubliceerd op 17 april 2003

Decreet betreffende de radio-omroep

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2003029202
pub.
17/04/2003
prom.
27/02/2003
ELI
eli/decreet/2003/02/27/2003029202/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 FEBRUARI 2003. - Decreet betreffende de radio-omroep (1)


De Raad van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Algemene bepalingen Dit decreet heeft inzonderheid tot doel de volgende Europese richtlijnen om te zetten : - Richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten, « televisie zonder grenzen » genoemd, zoals gewijzigd bij de richtlijn 97/36/EG; - Richtlijn 95/47/EG inzake het gebruik van normen voor het uitzenden van televisiesignalen; - Richtlijn 98/84/EG betreffende de rechtsbescherming van diensten gebaseerd op of bestaande uit voorwaardelijke toegang; - Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (Toegangsrichtlijn); - Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Machtigingsrichtlijn); - Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Kaderrichtlijn); - Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Universele dienstrichtlijn). HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit decreet dient te worden verstaan onder : 1° Aankoop van een programma : elke verwerving, door een dienstenuitgever of voor hem, van een recht op uitzending van een programma dat wordt geproduceerd door ten minste één onafhankelijke producent van de Franse Gemeenschap die er de gedelegeerde productie van heeft verricht, met uitsluiting van een programma voor reclamecommunicatie;2° Gecumuleerde kijk- en luisterdichtheid : het aantal verschillende televisiekijkers en/of radioluisteraars in de doelgroep 4 jaar en meer, opgeteld gedurende een bepaalde duur of bepaalde zenduren;3° Zelfpromotie : elke boodschap die wordt uitgezonden op initiatief van een dienstenuitgever en die tot doel heeft zijn eigen diensten, programma's of bijbehorende producties die rechtstreeks van zijn eigen programma's worden afgeleid, te bevorderen;4° Centrum voor de film en de audiovisuele sector : het Centrum voor de film en de audiovisuele sector, zoals geregeld bij hoofdstuk 1 van het decreet van 22 december 1994 houdende verschillende maatregelen in verband met de audiovisuele sector en het onderwijs;5° College voor vergunning en controle : het College voor vergunning en controle van de Hoge Raad;6° Bestelling van een programma : het bestellen, door een dienstenuitgever, van een programma, met uitsluiting van een programma voor reclamecommunicatie, geproduceerd of gecoproduceerd door ten minste één onafhankelijke producent van de Franse Gemeenschap die er de gedelegeerde productie van verricht;7° Reclamecommunicatie : reclame, sponsoring, telewinkelen en zelfpromotie;8° Raad voor Media-opvoeding : de Raad voor Media-opvoeding, zoals geregeld bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 19 mei 1995 houdende oprichting van een Raad voor Media-opvoeding en erkenning van documentatiecentra voor Media-opvoeding;9° Coproductie van een audiovisueel werk : de productie van een audiovisueel werk door een dienstenuitgever en ten minste één onafhankelijke producent van de Franse Gemeenschap die er de gedelegeerde productie van verricht;10° Hoge Raad : de Hoge Raad, zoals geregeld bij titel VII van dit decreet, hierna genoemd « de Hoge Raad »;11° Illegale uitrusting : elke uitrusting en/of materieel bestanddeel of programmatuur, die ontworpen, geproduceerd, aangepast of verwezenlijkt worden om toegang te verschaffen tot een beschermde dienst en/of die een beschermde dienst toegankelijk maken in een begrijpelijke vorm zonder de toestemming van de dienstenverstrekker;12° Dienstenverdeler : elke rechtspersoon die op ongeacht welke wijze, inzonderheid door middel van terrestrische radiogolven, per satelliet of door middel van een teledistributienetwerk, één of meer radio-omroepdiensten ter beschikking van het publiek stelt.Het dienstenaanbod kan diensten omvatten die door de persoon zelf worden uitgegeven en diensten die worden uitgegeven door derden waarmee hij contractuele verhoudingen aanknoopt.

Als dienstenverdeler wordt eveneens beschouwd, iedere rechtspersoon die een dienstenaanbod levert door contractuele verhoudingen met andere verdelers aan te knopen; 13° Dienstenuitgever : de rechtspersoon die de editoriale verantwoordelijkheid van één of meer radio-omroepdiensten op zich neemt om die uit te zenden of te doen uitzenden;14° Scrambelen : de reeks bewerkingen waardoor de audiosignalen en de videosignalen van een radio-omroepdienst onverstaanbaar worden gemaakt voor iedere persoon die niet beschikt over de vereiste toegangsbewijzen;15° Steunfonds voor creatie op radio : Begrotingsfonds bestemd voor de steunverlening aan de projecten inzake programma's voor creatie op radio en aan de ontvangstvoorzieningen voor de creatie op radio die door de Regering worden erkend;16° Heruitzendingsfrequentie : de radiofrequentie die zich binnen de dienstzone van een zendtoestel bevindt en die de dienstzone van dat zendtoestel moet verbeteren;17° Regering : de Regering van de Franse Gemeenschap;18° Antennehoogte : de hoogte van de antenne boven de grond;19° Audiovisueel werk : fictiewerk voor de bioscoop of de televisie - televisiefilm, serie, animatie - of documentair werk;20° Europees werk : a) het werk dat afkomstig is uit lidstaten van de Europese Unie dat voornamelijk met behulp van in één of meer lidstaten gevestigde auteurs en medewerkers zijn vervaardigd en dat voldoet aan één van de volgende drie voorwaarden : - het wordt vervaardigd door één of meer producenten die in één of meer van deze Staten gevestigd zijn, - de productie van dat werk wordt gesuperviseerd en daadwerkelijk gecontroleerd door één of meer producenten die in één of meer van deze Staten gevestigd zijn, - de bijdrage van de coproducenten van die Staten in de totale kosten van de coproductie bedraagt meer dan de helft, en de coproductie wordt niet door één of meer buiten deze Staten gevestigde producenten gecontroleerd;b) het werk dat afkomstig is uit Europese derde Staten die partij zijn bij het Europees Verdrag inzake grensoverschrijdende televisie van de Raad van Europa en dat voldoet aan één van de drie volgende voorwaarden : - het wordt vervaardigd door één of meer producenten die in één of meer van deze Staten gevestigd zijn; - de productie van dat werk wordt gesuperviseerd en daadwerkelijk gecontroleerd door één of meer producenten die in één of meer van deze Staten gevestigd zijn; - de bijdrage van de coproducenten van die Staten in de totale kosten van de coproductie bedraagt meer dan de helft, en de coproductie wordt niet door één of meer buiten deze Staten gevestigde producenten gecontroleerd.

Het werk dat afkomstig is uit Europese derde Staten die partij zijn bij het Europees Verdrag inzake grensoverschrijdende televisie van de Raad van Europa is echter alleen een Europees werk als de werken die afkomstig zijn uit de lidstaten van de Unie niet onderworpen zijn aan discriminerende maatregelen in de Europese derde Staten; c) het werk dat afkomstig is uit andere Europese derde Staten dat ofwel uitsluitend ofwel in coproductie met in één of meer lidstaten gevestigde producenten zijn vervaardigd door producenten die gevestigd zijn in één of meer Europese derde Staten waarmee de Europese Unie akkoorden heeft gesloten die betrekking hebben op de audiovisuele sector, indien dat werk voornamelijk is vervaardigd met behulp van auteurs of medewerkers die woonachtig zijn in één of meer Europese Staten, op voorwaarde dat dit werk niet onderworpen is aan discriminerende maatregelen in de betrokken Staten;d) het werk dat een productie is in het kader van bilaterale coproductie-akkoorden die tussen lidstaten en derde landen werden gesloten, op voorwaarde dat de coproducenten van de Europese Unie voor meer dan de helft bijdragen in de totale productiekosten en dat de productie niet door één of meer buiten deze Staten gevestigde producenten wordt gecontroleerd;e) het werk dat niet Europees is in de zin van de paragrafen a tot d maar dat voornamelijk met behulp van in één of meer lidstaten gevestigde auteurs en medewerkers zijn vervaardigd, wordt als een Europees werk beschouwd naar rata van het aandeel van coproducenten uit de Europese Unie in de totale productiekosten;21° Basisaanbod : de radio-omroepdiensten die en bloc worden aangeboden aan de abonnee tegen een uniek abonnementsprijs;22° Netwerkexploitant : iedere rechtspersoon die de technische bewerkingen van een radio-omroepnetwerk verricht die noodzakelijk zijn voor de transmissie en de uitzending van radio-omroepdiensten bij het publiek;23° Sponsoring : elke bijdrage van een instelling of een (overheids- of privé-)bedrijf, die/dat zich niet bezighoudt met radio-omroepactiviteiten of met de vervaardiging van audiovisuele producties, in de financiering van programma's, met het doel haar/zijn naam, handelsmerk, imago, activiteiten of realisaties meer bekendheid te geven;24° Vooraankoop van een audiovisueel werk : elke verwerving, door een dienstenuitgever, van een recht op uitzending van een audiovisueel werk dat te vervaardigen of te coproduceren is door ten minste één onafhankelijke producent van de Franse Gemeenschap die voor de gedelegeerde productie ervan zorgt;25° Externe prestatie : elke prestatie die, op aanvraag van een dienstenuitgever, wordt verricht bij de vervaardiging van het geheel of een deel van een programma van die uitgever, door een natuurlijke of rechtspersoon gevestigd in het Frans taalgebied of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, met uitzondering van de programma's voor reclamecommunicatie;26° Onafhankelijke producenten van de Franse Gemeenschap : de producent, die in het Frans taalgebied of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad gevestigd is en : - die een rechtspersoonlijkheid bezit die verschillend is van die van een dienstenuitgever, - die rechtstreeks of onrechtstreeks niet meer dan 15 % van het kapitaal van een dienstenuitgever bezit, - die, gedurende een periode van drie jaar, niet meer dan 90 % van zijn omzetcijfer boekt uit de verkoop van producties aan éénzelfde dienstenuitgever van de Franse Gemeenschap, - waarvan meer dan 15 % van het kapitaal niet rechtstreeks of onrechtstreeks in het bezit is van een dienstenuitgever; - waarvan meer dan 15 % van het kapitaal niet in het bezit is van een maatschappij die rechtstreeks of onrechtstreeks meer dan 15 % van het kapitaal van een dienstenuitgever bezit; 27° Eigen productie : het programma dat wordt ontworpen door het personeel van een dienstenuitgever, door hem en onder zijn controle wordt samengesteld en vervaardigd;28° Programma voor telewinkelen : rechtstreekse aanbiedingen aan het publiek die worden uitgezonden met het oog op de levering tegen betaling van goederen of diensten, met inbegrip van onroerende goederen, of van rechten en verplichtingen.29° Reclame : de door een instelling of een overheidsbedrijf of particuliere onderneming tegen vergoeding of soortgelijke betaling uitgezonden boodschap - in welke vorm ook - in verband met de uitoefening van enige commerciële, industriële of ambachtelijke activiteit of van een vrij beroep met het oog op de bevordering van de levering van goederen of diensten tegen betaling, met inbegrip van onroerende goederen, rechten en verplichtingen; 30° Sluikreclame : het vermelden of vertonen van goederen, diensten, naam, handelsmerk of activiteiten van een producent van goederen of een dienstverlener in programma's, indien dit door de dienstenuitgever wordt gedaan met de bedoeling reclame te maken en het publiek kan worden misleid omtrent de aard van deze vermelding c.q. vertoning.

Deze bedoeling wordt met name geacht aanwezig te zijn indien tegenover de vermelding c.q. vertoning een geldelijke of andere vergoeding staat; 31° Effectief uitgestraald vermogen : het product van de vermenigvuldiging van het aan het uiteinde van de antenne geleverd vermogen met de winst van de antenne ten opzichte van een halvegolfdipool in een gegeven richting;32° Netwerkradio : private dienst voor klankradio-omroep die beschikt over een radiofrequentienetwerk;33° Onafhankelijke radio : de private dienst voor klankradio-omroep die over een enkele radiofrequentie beschikt;34° Frequentienetwerk : de samenvoeging van radiofrequenties die globaal aan één netwerk worden toegewezen;35° Radio-omroepnetwerk : de transmissiesystemen en, in voorkomend geval, de uitrustingen voor omschakeling en routering en de andere middelen, die het overbrengen mogelijk maken van signalen die drager zijn van radio-omroepdiensten via de kabel, radiogolven, optische middelen of andere elektromagnetische middelen.36° Teledistributienetwerk : radio-omroepnetwerk dat door éénzelfde netwerkexploitant wordt georganiseerd met het oog op het overbrengen aan het publiek, door middel van een coaxiale kabel, van signalen die drager zijn van radio-omroepdiensten;37° RTBF : de « Radio-Télévision belge de la Communauté française de Belgique »;38° Dienst voor telewinkelen : een dienst voor televisie-omroep die uitsluitend uit programma's voor telewinkelen bestaat;39° Beschermde dienst : elke dienst die tegen betaling en op basis van voorwaardelijke toegang wordt verricht;40° Afzonderlijke spot : reclamespot of spot voor telewinkelen die niet wordt voorafgegaan of gevolgd door een andere reclamespot of spot voor telewinkelen;41° Systeem voor voorwaardelijke toegang : het geheel van de hardware- en software-middelen die worden gebruikt door één of verschillende systemen voor beheer van de abonnementen, om de toegang tot het geheel of een deel van één of meer omroepdiensten te beperken tot alleen het publiek dat over de vereiste toegangsbewijzen beschikt;42° Lokale televisiezenders : de lokale uitgevers van openbare dienst voor televisie-omroep bedoeld in titel IV van dit decreet;43° Controleoverdracht : procédé waarmee het mogelijk is van systeem voor voorwaardelijke toegang te veranderen, zonder te raken aan het gescrambelde signaal van een radio-omroepdienst;44° Dienstzone : de zone waarbinnen de gemiddelde waarde van de veldsterkte van een zendtoestel, bepaald overeenkomstig de aanbevelingen van het Internationaal Consultatief Comité voor radioverbindingen, hoger ligt dan de waarde van de bruikbare veldsterkte van dat zendtoestel. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 2.§ 1. Onverminderd de bijzondere bepalingen die op de RTBF toepasselijk zijn, is dit decreet toepasselijk op elke radio-omroepactiviteit. § 2. Elke dienstenuitgever, elke dienstenverdeler en elke netwerkexploitant die onder de Franse Gemeenschap ressorteert, valt onder de toepassing van dit decreet. § 3. Onder de Franse Gemeenschap ressorteert, iedere dienstenuitgever : 1° die gevestigd is in het Frans taalgebied;2° die gevestigd is in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad en waarvan de activiteiten uitsluitend tot de Franse Gemeenschap moeten behoren. § 4. Geacht wordt als gevestigd in het Frans taalgebied of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, de dienstenuitgever : a) die zijn werkelijke maatschappelijke zetel in het Frans taalgebied heeft of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, waar de beslissingen inzake programmatie worden genomen;b) waarvan een belangrijk deel van de personeelsleden die belast zijn met de radio-omroepactiviteiten in het Frans taalgebied of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad werkt : - wanneer zijn werkelijke maatschappelijke zetel gelegen is in het Frans taalgebied of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad en wanneer de plaats waar de beslissingen van de directie betreffende de programmatie gelegen is in een lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte; - of wanneer de plaats waar de beslissingen van de directie betreffende de programmatie gelegen is in het Frans taalgebied of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad en wanneer zijn werkelijke maatschappelijke zetel gelegen is in een lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte; c) waarvan zijn werkelijke maatschappelijke zetel in het Frans taalgebied of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad gelegen is, wanneer de plaats waar de beslissingen van de directie betreffende de programmatie worden genomen, gelegen is in een lidstaat van de Europese Unie of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en wanneer een belangrijk deel van de personeelsleden die belast zijn met de radio-omroepactiviteiten, enerzijds, in het Frans taalgebied of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad werkt, en, anderzijds, in een lidstaat van de Europese Unie of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;d) die begonnen is met het wettelijk uitzenden in het Frans taalgebied of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, wanneer punt b) niet van toepassing is als een belangrijk deel van zijn personeel niet werkt in het Frans taalgebied, in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad of in een Staat bedoeld in b) en op voorwaarde dat hij een stabiel en werkelijk economisch verband onderhoudt met de Franse Gemeenschap;e) waarvan een belangrijk deel van de personeelsleden die belast zijn met de radio-omroepactiviteiten werkt in het Frans taalgebied of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad : - wanneer zijn werkelijke maatschappelijke zetel gelegen is in het Frans taalgebied of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad en wanneer de plaats waar de beslissingen van de directie betreffende de programmatie worden genomen, gelegen is in een staat die geen lid is van de Europese Unie of geen partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte; - wanneer de plaats waar de beslissingen van de directie betreffende de programmatie worden genomen, gelegen is in het Frans taalgebied of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad en wanneer zijn werkelijke maatschappelijke zetel gelegen is in een Staat die geen lid is van de Europese Unie of die geen partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. § 5. Onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap valt, de dienstenuitgever die niet gevestigd is in een lidstaat van de Europese Unie of die geen partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en die één of meer radio-omroepdiensten verdeelt of laat verdelen door middel van een radiofrequentie, een satellietcapaciteit, een verbinding naar een satelliet toe of een capaciteit van een radio-omroepnetwerk dat onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap valt. § 6. Onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap valt, de uitgever die niet bedoeld is bij de §§ 4 en 5 en die geacht wordt gevestigd te zijn in het Frans taalgebied of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad in de zin van de artikelen 52 en volgende van het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. § 7. Onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap valt, de dienstenuitgever die gevestigd is in een lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte ten aanzien waarvan door het College voor vergunning en controle, na raadpleging van de Commissie van de Europese Unie, werd vastgesteld dat zijn activiteiten volledig of voornamelijk gericht zijn naar het publiek van de Franse Gemeenschap toe en dat hij zich in één van die Staten ging vestigen om zich te onttrekken aan de regels die op hem toepasselijk zouden zijn indien hij onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap zou vallen. § 8. Onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap valt, iedere dienstenverdeler die één of verschillende radio-omroepdiensten ter beschikking van het publiek stelt door middel van : 1° ofwel een radio-omroepnetwerk met terrestrische middelen dat één of verschillende radiofrequenties van de Franse Gemeenschap gebruikt;2° ofwel een teledistributienetwerk dat gelegen is in het Frans taalgebied;3° ofwel een teledistributienetwerk dat gelegen is in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad en waarvan de activiteit uitsluitend op de Franse Gemeenschap betrekking heeft;4° ofwel één of verschillende radiofrequenties van de satelliet naar de Aarde toe van de Franse Gemeenschap;5° ofwel één of verschillende radiofrequenties van de satelliet naar de Aarde toe met het doel die dienst(en) ter beschikking van het publiek van het Frans taalgebied te stellen, en die overigens over een exploitatiezetel in België beschikt;6° ofwel één of verschillende radiofrequenties van de satelliet naar de Aarde toe met het doel die dienst(en) ter beschikking van het publiek van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad te stellen, en die overigens beschikt over een exploitatiezetel in België en waarvan de activiteit uitsluitend op de Franse Gemeenschap betrekking heeft;7° ofwel elk ander transmissiesysteem met het doel die dienst(en) ter beschikking van het Frans taalgebied te stellen, en die overigens over een exploitatiezetel in België beschikt;8° ofwel elk ander transmissiesysteem met het doel die dienst(en) ter beschikking van het publiek van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad te stellen, en die overigens over een exploitatiezetel in België beschikt en waarvan de activiteit uitsluitend op de Franse Gemeenschap betrekking heeft. § 9. Onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap valt, elke netwerkexploitant die belast is met de technische bewerkingen : 1° van een radio-omroepnetwerk met terrestrische middelen dat één of verschillende radiofrequenties van de Franse Gemeenschap gebruikt;2° van een teledistributienetwerk dat gelegen is in het Frans taalgebied;3° één of meer satellietradiofrequenties van de Franse Gemeenschap. HOOFDSTUK III. - Recht van het publiek op informatie Afdeling I. - De waarborgen voor de toegang van het publiek tot

informatie over publieke evenementen

Art. 3.§ 1. In de bij dit artikel vastgestelde voorwaarden, kan het recht van het publiek op informatie niet worden belemmerd door de uitoefening van een exclusiviteitsrecht, verkregen door de RTBF of elke dienstenuitgever die onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap valt, op publieke evenementen. Onder publiek evenement dient te worden verstaan, een - al dan niet georganiseerd - evenement waartoe de toegang werd verleend aan een dienstenuitgever door de organisator van dat evenement of door iedere persoon die een controle uitoefent op de toegang tot dat evenement. § 2. Met het doel het recht van het publiek op de informatie betreffende de publieke evenementen te waarborgen, hebben de RTBF en iedere dienstenuitgever die krachtens dit decreet de vergunning hebben verkregen het recht, mits een billijke, evenredige en niet-discriminerende compensatie, opnamen te verrichten van de programma's van de dienstenuitgevers die onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap vallen, met het uitsluitend doel er korte uittreksels van in een nieuwsjournaal of in elk ander regelmatig geprogrammeerd actualiteitenprogramma in te voegen. Dat recht kan worden uitgebreid tot de dienstenuitgevers die tot de bevoegdheid van de andere Gemeenschappen en de andere Staten van de Europese Unie behoren, volgens het reciprociteitsbeginsel. § 3. Niemand kan aanspraak maken op het recht op opname en gebruik van de in § 2 bedoelde uittreksels, terwijl hij toegang tot de publieke evenementen had teneinde de opname te verrichten of te doen verrichten van de bestanddelen van de programma's die noodzakelijk zijn om over die evenementen te berichten. § 4. Onverminderd akkoorden die tussen de dienstenuitgevers gesloten zijn, stelt de Regering de nadere regels vast voor de toepassing van dit artikel. Zij bepaalt inzonderheid de maximumduur van de toegelaten opname, de termijn binnen welke het uittreksel kan worden gebruikt en de voorwaarden voor het opnieuw gebruiken van de programma's die een uittreksel bevatten dat werd verkregen uit de opname van een programma van een derdedienstenuitgever. Afdeling II. - Recht van het publiek op toegang, in de

televisie-omroep, tot evenementen van het hoogste belang

Art. 4.§ 1. Na het advies van de Hoge Raad te hebben ingewonnen, kan de Regering de lijst vaststellen van de evenementen die zij van het hoogste belang acht voor het publiek van de Franse Gemeenschap. Voor die evenementen kan geen exclusiviteitsrecht worden verleend aan een uitgever van televisie-omroepdiensten of aan de RTBF, zodat een belangrijk deel van het publiek van die Gemeenschap geen toegang tot die evenementen zou hebben via een televisie-omroepdienst met vrije toegang.

De Regering bepaalt of die evenementen rechtstreeks of onrechtstreeks, volledig of gedeeltelijk, dienen te worden uitgezonden. § 2. Een evenement wordt geacht als van het hoogste belang voor het publiek van de Franse Gemeenschap als het beantwoordt aan ten minste twee criteria die hierna vermeld zijn : 1° het evenement wekt een grote belangstelling bij het publiek van de Franse Gemeenschap in het algemeen en niet alleen bij het publiek dat een dergelijk evenement gewoonlijk volgt;2° het evenement is van cultureel belang, zoals dit globaal wordt erkend door het publiek van de Franse Gemeenschap, en werkt als een katalysator van zijn culturele identiteit;3° een belangrijke persoon of een nationale ploeg neemt deel aan het betrokken evenement in het kader van een zeer belangrijke internationale competitie of manifestatie;4° het evenement wordt traditioneel uitgezonden in een programma van een televisie-omroepdienst met vrije toegang in de Franse Gemeenschap en wekt de belangstelling van een breed publiek. Na het advies van de Hoge Raad te hebben ingewonnen, stelt de Regering de nadere regels vast volgens welke de hierboven vermelde evenementen toegankelijk moeten worden gemaakt. § 3. Een televisie-omroepdienst wordt beschouwd als een dienst met vrije toegang, als hij in het Frans wordt uitgezonden en kan worden ontvangen door 90 % van de gezinnen die over een apparatuur beschikken voor ontvangst van televisie-omroepdiensten gelegen in het Frans taalgebied en in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad. Naast de technische kosten, kan de ontvangst van deze dienst niet afhankelijk worden gemaakt van een andere betaling dan de eventuele abonnementsprijs voor het basisaanbod van een kabeldistributiedienst. § 4. De uitgevers van televisie-omroepdiensten en de RTBF mogen geen exclusiviteitsrechten, die ze na 30 juli 1997 zouden hebben verworven, uitoefenen, waardoor ze de toegang, via een televisie-omroepdienst met vrije toegang, zouden beletten tot evenementen van het hoogste belang, waarvan de lijst werd bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, aan een belangrijk deel van het publiek van een lidstaat van de Europese Unie. Ze schikken zich naar de bijzondere voorwaarden die werden vastgesteld naar aanleiding van de bekendmaking van de voormelde lijsten en die betrekking hebben op de rechtstreekse, onrechtstreekse, volledige of gedeeltelijke toegang. Afdeling III. - Toegang van het publiek tot de dringende boodschappen

van algemeen nut

Art. 5.De dienstenuitgevers en de RTBF moeten, op aanvraag van de Regering van de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de colleges van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of van de Federale Regering, elke dringende boodschap van algemeen nut in geval van vliegramp, kernongeval, aardbeving, ernstige vervuiling of ermee gelijkgestelde grote gebeurtenis. HOOFDSTUK IV. - Transparantie en vrijwaring van pluralisme

Art. 6.§ 1. De RTBF en de dienstenuitgevers die krachtens dit decreet de vergunning hebben verkregen, maken de basisinlichtingen over hen bekend, om het publiek in de mogelijkheid te stellen om een mening te hebben over de waarde van de informatie en de ideeën die worden uitgezonden in de programma's van de radio-omroepdiensten bedoeld bij dit decreet. De Regering bepaalt de lijst van de basisinlichtingen en de uitzendingswijzen waardoor de billijke toegang tot die wordt gewaarborgd. § 2. Met het oog op transparantie van hun eigendoms- en controlestructuren alsook op hun onafhankelijkheid, delen de dienstenuitgevers, de dienstenverdelers en de netwerkexploitanten aan het College voor vergunning en controle de volgende inlichtingen mee bij hun aanvraag om vergunning of bij elke gelijkaardige handeling : 1° de identificatie van de natuurlijke personen of rechtspersonen die deelnemen in het kapitaal van de maatschappij en het bedrag van hun respectieve bijdrage of de lijst van de leden voor de rechtspersonen die in de vorm van een vzw opgericht zijn;2° de aard en het bedrag van de interesten die voornoemde personen bezitten in andere maatschappijen van de radio-omroepsector of andere media-sectoren;3° de identificatie van de natuurlijke personen of rechtspersonen die werkzaam zijn in activiteiten inzake levering van middelen die in belangrijke mate worden aangewend bij de vervaardiging van programma's betreffende radio-omroepdiensten, alsook de aard en het bedrag van hun deelneming. § 3. Elke wijziging die aan de in § 2 bedoelde inlichtingen gedurende de periode van de vergunning of van de gelijkaardige handeling wordt aangebracht, moet binnen één maand aan het College voor vergunning en controle worden meegedeeld. § 4. Het College voor vergunning en controle houdt het geheel van de inlichtingen bedoeld in de §§ 2 en 3 bij en kijkt na of de inlichtingen bedoeld in § 1 werkelijk worden meegedeeld.

Art. 7.§ 1. De uitoefening van een belangrijke positie in de audiovisuele sector door een dienstenuitgever die houder is van een vergunning of een dienstenverdeler die als zodanig wordt verklaard krachtens dit decreet, of door verschillende van deze die rechtstreeks of onrechtstreeks door een gemeenschappelijke aandeelhouder worden gecontroleerd, kan de vrijheid van het publiek niet belemmeren om toegang te hebben tot een pluralistisch aanbod in de radio-omroepdiensten.

Onder pluralistisch aanbod dient te worden verstaan, een media-aanbod van een pluralistische verscheidenheid van onafhankelijke en autonome mediabedrijven die de grootst mogelijke diversiteit van opinies en ideeën vertegenwoordigen. § 2. Wanneer het College voor vergunning en controle de uitoefening van een belangrijke positie vaststelt, zet het een procedure in voor de evaluatie van het pluralisme van het aanbod in de radio-omroepdiensten die uitgegeven of verdeeld worden door de in § 1 bedoelde rechtspersonen.

Het College voor vergunning en controle stelt vast dat er een belangrijke positie wordt uitgeoefend, inzonderheid : 1° wanneer een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, die meer dan 24 % van het kapitaal van een uitgever van televisie-omroepdiensten bezit, rechtstreeks of onrechtstreeks, meer dan 24 % van het kapitaal van een andere uitgever van televisie-omroepdiensten van de Franse Gemeenschap bezit;2° wanneer een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, die meer dan 24 % van het kapitaal van een uitgever van klankradio-omroepdiensten bezit, rechtstreeks of onrechtstreeks, meer dan 24 % van het kapitaal van een andere uitgever van klankradio-omroepdiensten van de Franse Gemeenschap bezit;3° wanneer de gecumuleerde kijkdichtheid van verschillende uitgevers van televisie-omroepdiensten 20 % van de totale kijkdichtheid van de uitgevers van televisie-omroepdiensten van de Franse Gemeenschap bereikt en wanneer die uitgevers van televisie-omroepdiensten rechtstreeks of onrechtstreeks, met een meerderheid of een minderheid, in het bezit zijn van één zelfde natuurlijke persoon of rechtspersoon;4° wanneer de gecumuleerde luisterdichtheid van verschillende uitgevers van klankradio-omroepdiensten 20 % van de totale luisterdichtheid van de uitgevers van klankradio-omroepdiensten van de Franse Gemeenschap bereikt en wanneer die uitgevers van klankradio-omroepdiensten rechtstreeks of onrechtstreeks, met een meerderheid of een minderheid, in het bezit zijn van één zelfde natuurlijke persoon of rechtspersoon; § 3. Indien het College voor vergunning en controle op het einde van zijn evaluatie vaststelt dat de vrijheid van het publiek om toegang te hebben tot een pluralistisch aanbod wordt belemmerd, geeft het kennis van zijn grieven aan de betrokken rechtspersoon(onen) en zet met die een overleg in met het oog op het treffen van maatregelen om een pluralistisch aanbod te kunnen waarborgen. § 4. Indien het overleg niet leidt tot het sluiten van een protocolakkoord binnen een termijn van zes maanden of indien dat protocol niet in acht wordt genomen, kan het College voor vergunning en controle de in artikel 156 bedoelde sancties treffen. § 5. In het kader van de procedure bedoeld in dit artikel, kan het College voor vergunning en controle de Dienst of de Raad voor Concurrentie raadplegen.

TITEL II. - Programma's HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Art. 8.Onder de bepalingen van deze titel vallen, elke radio-omroepdienst die door de RTBF wordt uitgegeven en elke dienst van een dienstenuitgever die onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap ressorteert. HOOFDSTUK II. - Eerbiediging van de menselijke waardigheid en bescherming van de minderjarigen

Art. 9.De RTBF en de dienstenuitgevers die onder dit decreet vallen, mogen geen programma's uitgeven die : 1° tegenstrijdig zijn met de wetten of het algemeen belang, die de menselijke waardigheid aantasten, of die aansporen tot discriminatie, haat of geweld, in het bijzonder op grond van ras, geslacht, nationaliteit, godsdienst of filosofische overtuiging, of die ertoe aanzetten de genocide gepleegd door het Duitse nationaal-socialistische regime gedurende de tweede wereldoorlog of elke andere vorm van genocide te ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goed te keuren.2° de lichamelijke, geestelijke of zedelijke ontwikkeling van minderjarigen ernstig zouden kunnen aantasten, inzonderheid programma's met pornografische scenes of met nodeloos geweld.Dit verbod geldt ook voor de andere programma's of programmafragmenten, inzonderheid trailers, die schade kunnen toebrengen aan de fysieke, mentale of zedelijke ontwikkeling van minderjarigen, tenzij door inzonderheid de keuze van het tijdstip van uitzending van het programma gewaarborgd wordt dat minderjarigen in het zendgebied de uitzendingen normaliter niet kunnen zien of beluisteren of voor zover dat programma voorafgegaan wordt door een akoestische waarschuwing of het gedurende de gehele uitzending herkenbaar is aan een visueel symbool. De Regering bepaalt de nadere regels voor de toepassing van dit lid; 3° een gedachten-, geloofs- of opiniestrekking aanmoedigen die een bedreiging uitmaakt voor de fundamentele vrijheden die door de Grondwet of het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden worden gewaarborgd of die tot doel hebben misbruik te maken van de geloofwaardigheid van het publiek. HOOFDSTUK III. - Reclamecommunicatie Afdeling I. - Algemene regels

Art. 10.Reclamecommunicatie mag niet strijdig zijn met de wetten, decreten, besluiten of verordeningen van het College voor advies van de Hoge Raad, bedoeld in artikel 132, § 1, 5°, en goedgekeurd door de Regering, die de reclame in het algemeen of de reclame voor sommige producten of diensten regelen.

Art. 11.Reclamecommunicatie mag niet : 1° de menselijke waardigheid aantasten;2° discriminatie inhouden naar ras, geslacht of nationaliteit;3° godsdienstige, filosofische of politieke overtuigingen kwetsen;4° aansporen tot gedrag dat schadelijk is voor gezondheid of veiligheid, inzonderheid door gewelddadige gedragingen aan te prijzen;5° aansporen tot gedrag dat schadelijk is voor het milieu;6° strijdig zijn met de regels in verband met de litteraire, artistieke en industriële eigendom en met de rechten van de persoon of zijn eigen imago;7° verwijzen naar een bepaalde persoon of instelling, verklaringen of bevestigingen inhouden die van deze personen komen, zonder hun toestemming of die van hun rechthebbenden.

Art. 12.§ 1. Reclamecommunicatie mag noch de politieke partijen noch de representatieve werkgevers- of werknemersorganisaties als doel hebben. Ze mag geen betrekking hebben op de belijdenis van enig godsdienstig of wijsgerig denkbeeld. § 2. Reclamecommunicatie mag geen betrekking hebben op goederen of diensten die de Regering bij besluit aanduidt, behalve onder door haar vast te stellen voorwaarden, en mag evenmin strijdig zijn met de wetten, besluiten en Europese richtlijnen betreffende de reclame voor bepaalde goederen of diensten.

Art. 13.Reclamecommunicatie mag minderjarigen geen morele of fysieke schade berokkenen en moet daarom voldoen aan de volgende criteria voor hun bescherming : 1° zij mag minderjarigen niet rechtstreeks tot de aankoop van een bepaald product of een bepaalde dienst aanzetten door te profiteren van hun onervarenheid of hun geloofwaardigheid;2° zij mag minderjarigen er niet rechtstreeks toe aanzetten hun ouders of anderen te overreden tot de aankoop van producten of diensten waarvoor reclame wordt gemaakt;3° zij mag geen misbruik maken van het bijzondere vertrouwen dat minderjarigen in hun ouders, leerkrachten of anderen hebben;4° zij mag minderjarigen niet zonder reden in gevaarlijke situaties tonen.

Art. 14.§ 1. Reclamecommunicatie moet als zodanig herkenbaar zijn en door duidelijk herkenbare optische of akoestische middelen duidelijk gescheiden zijn van de andere programma's of programmafragmenten. § 2. Bij reclamecommunicatie mag geen gebruik worden gemaakt van subliminale technieken. § 3. Het geluidsvolume van de reclamecommunicatiespots, alsook van de fragmenten waardoor ze voorafgegaan of gevolgd worden, mag geen opzettelijke variatie, door welk middel dan ook, ondergaan ten opzichte van de rest van de programma's. § 4. Bij reclame is elke rechtstreekse of onrechtstreekse verwijzing naar een programma of een deel van een programma, die verwarring over de « reclame »-aard van de communicatie inzake reclame kan veroorzaken, verboden. § 5. § 1 is niet van toepassing op sponsoring. § 4 is niet van toepassing op sponsoring en zelfpromotie.

Art. 15.Behalve voor sponsoring, mogen de dienstenuitgevers noch reclamecommunicatie beperken tot goederen of diensten van één enkele commerciële of financiële groep, noch reclame-exclusiviteit voor een bepaald product of een bepaalde dienst verlenen.

Art. 16.De dienstenuitgevers die reclame uitzenden voor geneesmiddelen en medische behandelingen of voor alcoholhoudende dranken, moeten gratis, volgens met de betrokken dienstenuitgevers nader te bepalen regels, zendtijd voor reclame ter beschikking van de Regering stellen, die moet worden besteed aan de uitzending van campagnes voor gezondheidsopvoeding en die gelijk moet zijn aan deze die bestemd is voor de reclame voor die producten of diensten.

Art. 17.Voor de programma's en programmafragmenten over spel en wedstrijden met lotenuitreiking in de vorm van producten of diensten aan de deelnemers of aan de televisiekijkers, mogen deze producten of diensten op het scherm verschijnen of aangehaald worden tijdens de betrokken uitzending, op voorwaarde dat de voorstelling ervan strikt neutraal is, zonder begeleidende argumentatie of exploitatie ervan die de consumptie of de directe aankoop van deze producten of diensten zou kunnen aanmoedigen. Afdeling II. - Regels betreffende reclame, telewinkelen en

zelfpromotie in de televisie-omroepdiensten

Art. 18.§ 1. Reclame, telewinkelenspots en zelfpromotie moeten tussen de programma's worden ingevoegd. Onder voorbehoud van de voorwaarden vastgesteld in de §§ 2 tot 5, kunnen ze eveneens tijdens de uitzendingen worden ingevoegd, op zodanige wijze dat de integriteit en de waarde van de uitzendingen niet worden geschaad, rekening houdend met de natuurlijke pauzes in alsmede met de duur en de aard van het programma, en er geen afbreuk wordt gedaan aan de rechten van de rechthebbenden. § 2. Bij uit fragmenten samengestelde uitzendingen of bij sportuitzendingen en op soortgelijke wijze gestructureerde evenementen en opvoeringen met pauzes, mag er alleen tussen de zelfstandige fragmenten of tijdens de pauzes reclame, telewinkelenspots en zelfpromotie worden ingevoegd. § 3. De uitzending van audiovisuele werken zoals bioscoopfilms en televisiefilms, met uitzondering van series, feuilletons, amusementsprogramma's en documentaires, mag één keer per volledig tijdvak van 45 minuten worden onderbroken, mits de geprogrammeerde duur ervan langer dan 45 minuten bedraagt.

Indien de geprogrammeerde duur ervan ten minste 20 minuten langer bedraagt dan twee keer of meer volledige tijdvakken van 45 minuten, mag er nog één keer worden onderbroken.

In de door de RTBF en de lokale televisiezenders uitgegeven diensten, mogen de reclame en de zelfpromotie noch een bioscoopfilm noch een werk, waarvan de auteur de integriteit wil behouden, noch een fragment van een programma onderbreken. § 4. Wanneer andere dan onder de §§ 2 en 3 van dit artikel bedoelde uitzendingen door reclame, telewinkelen en zelfpromotie worden onderbroken, moet een tijdvak van ten minste 20 minuten verlopen tussen iedere opeenvolgende onderbreking binnen de uitzendingen. § 5. Reclame, telewinkelenspots en zelfpromotie mogen niet worden ingevoegd in televisiejournaals, uitzendingen voor kinderen, in de uitzending van godsdienstige erediensten en niet godsdienstige ceremonies. Actualiteitenmagazines, documentaires, godsdienstige uitzendingen, programma's voor niet confessionele moraal, waarvan de geprogrammeerde duur minder dan 30 minuten bedraagt, mogen niet door reclame, telewinkelenspots en zelfpromotie worden onderbroken. Wanneer de geprogrammeerde duur ten minste 30 minuten bedraagt, zijn de bepalingen van de vorige paragrafen van toepassing.

Art. 19.Afzonderlijke zelfpromotiespots zijn toegelaten.

Afzonderlijke reclamespots moeten een uitzondering blijven.

Afzonderlijke telewinkelenspots zijn verboden.

Art. 20.§ 1. De zendtijd voor reclame en telewinkelen wordt door de Regering vastgesteld.

Voor reclame mag die zendtijd niet meer dan 15 % van de dagelijkse zendtijd uitmaken.

Die zendtijd mag evenwel tot 20 % worden opgetrokken, indien hij telewinkelen omvat, op voorwaarde dat de reclamespots niet meer dan 15 % uitmaken. § 2. De maximale zendtijd voor reclame binnen een bepaalde periode van één klokuur wordt door de Regering vastgesteld.

Hij mag niet meer dan 20 % van die periode bedragen.

Art. 21.Sluikreclame is verboden. Afdeling III. - Regels betreffende reclame, telewinkelen en

zelfpromotie in de klankradio-omroepdiensten

Art. 22.De zendtijd voor reclame, telewinkelenspots en zelfpromotie wordt door de Regering vastgesteld. De zendtijd voor reclame mag niet meer dan ten hoogste 20 % per klokuur uitmaken.

Art. 23.Reclame, telewinkelen en zelfpromotie mogen geen uitzendingen voor toneelkunst of lyrische kunst onderbreken, behalve tijdens de natuurlijke pauzes. Afdeling IV. - Regels betreffende sponsoring

Art. 24.Natuurlijke of rechtspersonen en ondernemingen kunnen programma's en fragmenten uit éénzelfde programma sponsoren, wanneer de volgende voorwaarden tegelijk worden vervuld : 1° inhoud en programmering van een gesponsorde uitzending mogen geenszins door de sponsor zodanig worden beïnvloed dat daardoor de verantwoordelijkheid en de redactionele onafhankelijkheid van de dienstenuitgever ten aanzien van de uitzendingen worden aangetast;2° gesponsorde programma's moeten gemakkelijk als zodanig worden herkend door de naam of het logo van de sponsor aan het begin en aan het einde van de programma's;3° de vermelding van de sponsoring mag alleen de naam, de benaming of de handelsnaam van de sponsor inhouden of ten hoogste twee van de merken van producten of diensten die de sponsor commercialiseert;4° de klank- of beeldherkenningstekens die verbonden zijn aan de vermeldingen van de sponsor zijn het letterwoord, het logotype, de herkenningsfactoren met uitsluiting van het product zelf of de verpakking ervan;5° gesponsorde programma's mogen niet aansporen tot aankoop of huur van producten of diensten van de sponsor of van derden, inzonderheid door specifieke aanprijzingen van die producten of diensten;6° sponsoring wordt aangekondigd in de generieken die voor en na het gesponsorde programma worden uitgezonden, of aan het begin of aan het einde van een duidelijk afgescheiden fragment van één zelfde programma en in de trailers die voor de promotie van dat programma zorgen. Na advies van de Hoge Raad, kan de Regering van dat principe afwijken en het type programma bepalen waarin de sponsor mag worden genoemd; 7° de aankondiging mag niet langer dan tien seconden verschijnen, met ten hoogste zes aankondigingen per klokuur;8° programma's mogen niet worden gesponsord door natuurlijke of rechtspersonen of ondernemingen die als hoofdactiviteit hebben producten te vervaardigen of te verkopen of diensten te leveren waarvoor reclame verboden is krachtens de artikelen 10 en 12 van dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten;9° radio- en televisiejournaals en uitzendingen voor politieke en algemene berichtgeving mogen niet worden gesponsord;10° op de RTBF en de lokale televisiezenders, mogen de uitzendingen voor kinderen niet worden gesponsord;11° niet voor alle programma's van één zelfde dag éénzelfde sponsor hebben.

Art. 25.Op televisie, ter gelegenheid van de rechtstreekse of onrechtstreekse uitzending van sportevenementen, mogen occasionele meldingen van sponsoring voorkomen, zelfs tijdens een reportage en inzonderheid tijdens slow-motion sequenties en natuurlijke onderbreking, op voorwaarde dat het de zichtbaarheid van het verloop van de sportactiviteit niet hindert.

De duur van iedere vermelding mag tien seconden niet overschrijden, met een maximum van zes verschijningen per klokuur.

Art. 26.Op televisie, mag de naam, de benaming of de firmanaam of de klank- of beeldherkenningstekens in verband met de meldingen van de dienstverlener die voor een uitzending informaticagegevens of tijdsmetingsgegevens levert, op het scherm of tijdens de betrokken uitzending vermeld worden, en dit iedere keer dat deze gegevens op het scherm verschijnen.

Art. 27.De Regering kan aanvullende regels vaststellen, inzonderheid voor de duur van de sponsoringscontracten en voor het sponsoren van spelenprogramma's. Afdeling V. - Regels voor de telewinkelenprogramma's

Art. 28.§ 1. De dienstenuitgevers die krachtens dit decreet de vergunning hebben verkregen, met uitzondering van de lokale televisiezenders en de RTBF, mogen telewinkelenprogramma's uitzenden.

Elke dienstenuitgever die telewinkelenprogramma's wenst uit te zenden moet dit vooraf verklaren bij de Regering en het College voor vergunning en controle.

De verklaring omvat de volgende gegevens : 1° de duur van de dagelijkse uitzending van de telewinkelenprogramma's, waarbij wordt aangegeven welk deel bestemd wordt voor de heruitzendingen;2° het type aangeboden producten en diensten;3° de datum bepaald voor het begin van de uitzending van de telewinkelenprogramma's. Elke wijziging van die gegevens moet vooraf aan de Regering en het College voor vergunning en controle worden meegedeeld. § 2. De dienstenuitgevers nemen de volle verantwoordelijkheid op zich voor het uitzenden van telewinkelenprogramma's en voor de naleving van de bij dit decreet en zijn toepassingsbesluiten vastgestelde voorwaarden. § 3. Telewinkelenprogramma's moeten duidelijk als zodanig worden aangekondigd.

Ze moeten verplicht geprogrammeerd worden in programmatiedelen die voor ze bestemd zijn, en mogen niet worden onderbroken, inzonderheid door reclame- of sponsoringsboodschappen.

In de televisie-omroepdiensten wordt het maximum aantal programmatiedelen bestemd voor telewinkelenprogramma's op acht per dag vastgesteld. De minimumduur van elk programmatiedeel wordt op 15 minuten vastgesteld. § 4. De Regering mag de uitzending van telewinkelenprogramma's tijdens bepaalde uren en bepaalde dagen verbieden. § 5. Elk jaar sturen de dienstenuitgevers die telewinkelenprogramma's uitzenden naar het College voor vergunning en controle een jaarverslag over de telewinkelenactiviteit, dat de in artikel 52, § 4, bedoelde inlichtingen bevat. § 6. De duur van uitzending van telewinkelenprogramma's wordt door de Regering vastgesteld, met een maximum van drie uur per dag, met inbegrip van de heruitzendingen.

Art. 29.§ 1. Telewinkelenprogramma's moeten zo worden vertoond dat er geen verwarring met andere programma's mogelijk is. § 2. Telewinkelen mag geen betrekking hebben op goederen of diensten voor de publiciteit of de verkoop waarvan er een verbod wordt opgelegd. Elk aanbod moet duidelijk de kosten, taksen inbegrepen, vermelden van de technieken inzake afstandscommunicatie die worden gebruikt om alle aanvullende inlichtingen over dat aanbod in te winnen met het oog op de bestelling. Die vermelding is facultatief, wanneer de kosten overeenstemmen met de basiskosten die toepasselijk zijn op de gebruikte afstandscommunicatietechniek. § 3. Telewinkelen mag minderjarigen er niet toe aanzetten contracten voor de verkoop of de verhuring van goederen en diensten te sluiten. § 4. Telewinkelenprogramma's mogen geen herkende of herkenbare verkooppunten rechtstreeks of onrechtstreeks vermelden. Afdeling VI. - Regels voor reclame

Art. 30.Een deel van de omzet van de RTBF en van de uitgevers van televisie-omroepdiensten waarvan het omzetcijfer hoger ligt dan 15 miljoen euro wordt bestemd voor de geschreven pers als compensatie voor het inkomstenverlies als gevolg van de uitzending van reclame op televisie.

Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder omzet, het bedrag van de bruto ontvangsten die, commissies en bijcommissies inbegrepen, worden gefactureerd door de regie van de dienstenuitgever of, bij ontstentenis daarvan, door de dienstenuitgever zelf, voor het opnemen van nationale en regionale reclameboodschappen in de televisie-omroepdiensten van de uitgever.

Voor die steun aan de geschreven pers komen niet in aanmerking : - de persorganen die de democratische beginselen niet naleven die inzonderheid verwoord zijn in het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenophobie ingegeven daden en de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd of van elke andere vorm van genocide; - de persorganen die de geldende sociale wetgeving niet naleven om personen met redactionele functies te bezoldigen.

De Regering stelt de nadere regels voor de toepassing van dit artikel vast.

Art. 31.Punt 24 van de tabel gevoegd bij het decreet van 27 oktober 1997, zoals gewijzigd, houdende aanwijzing van de begrotingsfondsen vermeld in de algemene uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap, wordt gewijzigd bij de volgende tabel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld TITEL III. - Het uitgeven van radio-omroepdiensten HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Art. 32.Met uitzondering van de artikelen 36, 43, 44 en 46, is deze titel niet van toepassing op de RTBF en op de lokale televisiezenders. HOOFDSTUK II. - Regels die gemeenschappelijk zijn voor het uitgeven van diensten

Art. 33.De dienstenuitgever moet een vergunning krijgen die door het College voor vergunning en controle voor elk van de uitgegeven diensten wordt verleend.

Art. 34.De vergunning is niet vatbaar voor overdracht en wordt verleend voor een vernieuwbare periode van 9 jaar.

Art. 35.§ 1. Om de vergunning te krijgen en om zijn vergunning te behouden, moet de dienstenuitgever : 1° een handelsvennootschap zijn waarvan het kapitaal uitsluitend uit aandelen op naam bestaat;2° waarborgen bieden, op het vlak van het bedrag van het kapitaal, betreffende de referentie-aandeelhouders en de toegang tot het krediet dat noodzakelijk kan zijn voor het opstarten ervan, om de virtuele economische leefbaarheid van het project te kunnen nakijken.3° per dienst, een betrekkingenplan voorstellen betreffende het administratief, artistiek, technisch en commercieel personeel, dat aangepast is aan de diensten die hij zich voorneemt uit te geven;4° in voorkomend geval, per dienst, het beheer van de informatieprogramma's doen verrichten door beroepsjournalisten die bij een arbeidsovereenkomst aangeworven zijn en die erkend zijn overeenkomstig de wet van 30 december 1963 betreffende de erkenning en de bescherming van de titel van beroepsjournalist, of die zich in de voorwaarden bevinden om er toegang toe te hebben, in voldoende aantal ten opzichte van de uitgegeven dienst;5° een huishoudelijk reglement opstellen betreffende de objectiviteit bij de verwerking van informatie en zich ertoe verbinden het na te leven;6° een interne journalistenmaatschappij erkennen als referentiepersoon en die raadplegen over vraagstukken die de redactionele lijn grondig kunnen wijzigen, over de organisatie van de redacties betreffende de informatieprogramma's en over de aanstelling van de hoofdredacteur. Die interne maatschappij is samengesteld uit journalisten die de redactie(s) van de dienstenuitgever vertegenwoordigen; 7° onafhankelijk zijn van elke regering, elke politieke partij of representatieve werkgevers- of werknemersorganisatie;8° de procedures hebben ingezet die bestemd zijn voor het doen naleven van de wetgeving betreffende het auteursrecht en de naburige rechten;9° zich ertoe verbinden de reglementen van het College voor advies van de Hoge Raad na te leven die bedoeld zijn in artikel 132, § 1, 5°, en die door de Regering worden goedgekeurd. § 2. Bij wijze van afwijkingsmaatregel, worden de in artikel 53 bedoelde onafhankelijke radio's niet onderworpen aan § 1, 1° en 4°.

Art. 36.De RTBF en de dienstenuitgevers moeten een integrale kopie van hun programma's gedurende een periode van drie maanden vanaf de datum van hun uitzending bewaren en die kopie ter beschikking stellen van elke overheid die dit zou aanvragen krachtens een wets- of verordeningsbepaling. Ze behouden gedurende dezelfde periode de dagelijkse leiding van elke uitgegeven dienst, die betrekking heeft op het geheel van de programma's, programmafragmenten en het precieze uur waarop die worden opgenomen.

In afwijking van het eerste lid, bedraagt de termijn voor de bewaring van de programma's voor de in artikel 53 bedoelde radio's twee maanden. HOOFDSTUK III. - Bijzondere regels voor de televisie-omroepdiensten Afdeling I. - Aanvraag en procedure voor de vergunning

Art. 37.§ 1. Voor het verkrijgen van de in artikel 33 bedoelde vergunning moet vooraf een aanvraag worden ingediend bij een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs bij de voorzitter van de Hoge Raad. § 2. De aanvraag bevat de volgende gegevens : 1° de naam van de dienstenuitgever en van elk van de diensten;2° de statuten van de maatschappij;3° het adres van de maatschappelijke zetel en van de exploitatiezetel;4° het bedrag van het kapitaal dat hij bezit of van plan is te bezitten, en de verdeling ervan;5° een financieel plan, gespreid over drie jaar;6° de stukken die bewijzen dat artikel 35, § 1, 8°, in acht wordt genomen;7° de aard en de beschrijving van de dienst, met inbegrip van de wijze waarop de aanvrager de verplichtingen van dit decreet zal naleven;8° de voorwaarden betreffende de technische transmissie van de dienst;9° de beschrijving van het publiek dat het doel is van de dienst;10° een betrekkingenplan betreffende het administratief, artistiek, technisch, commercieel en journalistenpersoneel;11° de termijn waarbinnen de dienst zal worden uitgezonden. Voor de betaaltelevisie-omroepdiensten, omvat de aanvraag bovendien de abonnementstarieven en -modaliteiten.

Art. 38.Binnen de maand volgend op de ontvangst van de aanvraag, deelt de Hoge Raad aan de aanvrager mee dat zijn aanvraag zal worden onderzocht en brengt de Minister tot wiens bevoegdheid de Audiovisuele Sector behoort alsook het algemeen secretariaat van het ministerie van de Franse Gemeenschap ervan op de hoogte.

Binnen de acht werkdagen die volgen op zijn beslissing, zendt het College voor vergunning en controle een afschrift ervan over aan de Minister tot wiens bevoegdheid de Audiovisuele Sector behoort alsook aan het algemeen secretariaat van het ministerie van de Franse Gemeenschap.

Art. 39.De aanvraag om vernieuwing van de vergunning moet door de houder zes maanden vóór de vervaldag van de vergunning worden ingediend, samen met de in artikel 37 vermelde stukken.

De in artikel 38 bedoelde procedure is van toepassing op die aanvraag. Afdeling II. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 40.Binnen de maand volgend op de toekenning van zijn vergunning, moet de uitgever van televisie-omroepdiensten het bewijs leveren van de intekening op het kapitaal dat hij van plan is te bezitten en van de verdeling ervan op het ogenblik van zijn aanvraag. De naleving van die bepaling is een voorwaarde voor het behoud van de vergunning.

Art. 41.§ 1. De uitgever van televisie-omroepdiensten moet bijdragen tot de productie van audiovisuele werken. Die bijdrage wordt geleverd ofwel in de vorm van een coproductie of van vooraankoop van audiovisuele werken, ofwel in de vorm van een storting in het Centrum voor de film en de audiovisuele sector.

De nadere regels voor de storting van de bijdrage aan het Centrum voor de film en de audiovisuele sector worden door de Regering vastgesteld.

De nadere regels voor de bijdrage in de vorm van een coproductie of vooraankoop worden bepaald in een overeenkomst die te sluiten is tussen de dienstenuitgever, de Regering en de vakorganisaties die de onafhankelijke producenten van de Franse Gemeenschap vertegenwoordigen. § 2. Het bedrag van de bijdrage van de uitgever van televisie-omroepdiensten bedoeld in paragraaf 1 moet ten minste bestaan uit : - 1,4 % van zijn omzet, indien deze tussen 0 en 5 miljoen euro ligt; - 1,6 % van zijn omzet, indien deze tussen 5 en 10 miljoen euro ligt; - 1,8 % van zijn omzet, indien deze tussen 10 en 15 miljoen euro ligt; - 2 % van zijn omzet, indien deze tussen 15 en 20 miljoen euro ligt; - 2,2 % van zijn omzet, indien deze boven 20 miljoen euro ligt.

De in vorig lid bedoelde bedragen kunnen jaarlijks worden aangepast op grond van de evolutie van de gewone index van de consumptieprijzen zoals bepaald bij de wet van 2 augustus 1971. § 3. Onder omzet wordt verstaan, het bedrag van de bruto ontvangsten die, commissies en bijcommissies inbegrepen, worden gefactureerd door de regie van de dienstenuitgever of, bij ontstentenis daarvan, door de dienstenuitgever zelf, voor het opnemen van nationale en regionale reclameboodschappen en sponsoringboodschappen in de diensten van de uitgever, en van alle andere ontvangsten opgebracht door de terbeschikingsstelling van de dienst door de uitgever tegen bezoldiging.

Wanneer de dienstenuitgever de activiteit van verdeler zelf uitoefent zoals bepaald in artikel 75 voor de diensten waarvoor hij krachtens dit decreet de vergunning heeft verkregen, bevat de in vorig lid bedoelde omzet de ontvangsten die voortvloeien uit zijn activiteit als verdeler.

Bij wijze van afwijkingsmaatregel, wordt verstaan onder omzet voor de uitgevers van telewinkelendiensten, het geheel van de omzet van verkoop die door de telewinkelendienst, belastingen en retourkosten niet inbegrepen, wordt geboekt, zoals die voorkomt in de jaarrekening die door de algemene vergadering van de maatschappij werd goedgekeurd. § 4. De bijdrage in de coproductie van audiovisuele werken wordt berekend in verhouding tot de bijdrage van de dienstenuitgever in de totale kosten van die coproductie. § 5. De dienstenuitgever moet het algemeen secretariaat van het ministerie van de Franse Gemeenschap en het College voor vergunning en controle, jaarlijks, de bewijsstukken voorleggen die het mogelijk maken zijn bruto-omzet te bepalen.

Art. 42.§ 1. De uitgever van televisie-omroepdiensten moet : 1° in voorkomend geval, een deel, dat niet lager dan 4,5 % van de muziekprogrammatie mag zijn, bestemmen voor werken van componisten, uitvoerende kunstenaars, of producenten van de Franse Gemeenschap wier woonplaats, verblijfplaats, maatschappelijke zetel of exploitatiezetel gelegen is of is geweest in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad of in het Frans taalgebied;2° in voorkomend geval, een deel van 10 % van de in artikel 43 bepaalde zendtijd bestemmen voor audiovisuele werken waarvan de originele versie in het Frans is gesteld;3° behalve voor de muziekprogramma's, het merendeel van zijn programma's in Franse taal aanbieden.

Art. 43.§ 1. De « Radio-Télévision belge de la Communauté française (RTBF) » en de uitgevers van televisie-omroepdiensten moeten, in hun diensten, het merendeel van hun zendtijd, met uitsluiting van de tijd besteed aan informatie, sportmanifestaties, spelen, reclame, zelfpromotie, telewinkelen of teletekstdiensten, besteden aan Europese werken, met inbegrip van originele werken van auteurs die onder de Franse Gemeenschap ressorteren. § 2. De dienstenuitgevers bedoeld in § 1 moeten in hun diensten een deel van 10 pct van hun zendtijd, met uitsluiting van de tijd besteed aan informatie, sportmanifestaties, spelen, reclame, zelfpromotie, telewinkelen of teletekstdiensten, besteden aan Europese werken die worden voorgesteld door producenten die onafhankelijk zijn van de uitgevers van televisie-omroepdiensten, met inbegrip van de onafhankelijke producenten van de Franse Gemeenschap.

Deze werken mogen niet meer dan 5 jaar geproduceerd zijn, voordat ze voor het eerst worden uitgezonden. § 3. Dit artikel is niet van toepassing op de televisie-omroepdiensten bestemd voor een lokaal publiek die niet behoren tot een nationaal netwerk. Het is evenmin van toepassing op de televisie-omroepdiensten die uitsluitend een andere taal gebruiken dan de officiële talen of de talen die door de Staten van de Europese Unie erkend worden en waarvan de programma's uitsluitend bestemd zijn om te worden ontvangen buiten de Europese Unie en die niet rechtstreeks of onrechtstreeks door het publiek van één of verschillende lidstaten worden ontvangen.

Art. 44.De uitgevers van televisie-omroepdiensten mogen geen bioscoopfilm uitzenden buiten de termijnen die met de rechthebbenden zijn overeengekomen.

Art. 45.Wanneer geen recht op verplichte verdeling wordt toegekend aan de dienst die krachtens artikel 48 de vergunning heeft verkregen, is de dienstenuitgever ertoe gehouden die te verdelen of te laten verdelen binnen de termijn bepaald in de aanvraag om vergunning, uiterlijk binnen de 12 maanden te rekenen vanaf de dag van de toekenning van de vergunning.

Art. 46.De dienstenuitgever moet aan het College voor vergunning en controle een jaarverslag voorleggen dat tenminste de informatiegegevens betreffende de naleving van de verplichtingen bedoeld in de artikelen 35, 41, 42 en 43 bevat. Voor de verplichtingen bedoeld in artikel 43, moet het jaarverslag eveneens de informatiegegevens per dienst bevatten.

Art. 47.De televisie-omroepdiensten die versleuteld zijn en verdeeld worden tegen een specifieke bezoldiging kunnen klare programma's bevatten.

De duur van die programma's mag niet langer zijn dan drie uur per dag. Afdeling III. - Bepalingen betreffende het recht op verplichte

verdeling

Art. 48.De Regering kan aan één of verschillende welbepaalde diensten van een uitgever van televisie-omroepdiensten een recht op verplichte verdeling hechten. De toekenning van dit recht wordt afhankelijk gemaakt van het sluiten van een overeenkomst tussen de dienstenuitgever en de Regering.

Dit recht wordt uitgeoefend ten aanzien van dienstenverdelers overeenkomstig artikel 82, § 2.

Art. 49.§ 1. De toekenning van het recht op verplichte verdeling moet vooraf worden aangevraagd door middel van een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs bij de Minister tot wiens bevoegdheid de Audiovisuele Sector behoort en bij het algemeen secretariaat van het ministerie van de Franse Gemeenschap. § 2. Binnen de maand die volgt op de ontvangst van de aanvraag, deelt het algemeen secretariaat van het ministerie van de Franse Gemeenschap aan de aanvrager mee dat zijn aanvraag zal worden onderzocht. § 3. Nadat het College voor vergunning en controle aan de aanvrager een in artikel 33 bedoelde vergunning heeft toegekend, zendt de Regering de aanvraag en het ontwerp van overeenkomst in verband daarmee over aan het College voor vergunning en controle, dat zijn advies uitbrengt overeenkomstig de in artikel 133, § 4, nader bepaalde regels.

Art. 50.§ 1. Er kan een recht op verplichte verdeling aan een dienst alleen worden gehecht als die voldoet aan de volgende minimumverplichtingen : 1° Het patrimonium - inzonderheid het cultuurpatrimonium - van de Franse Gemeenschap in het algemeen en in zijn verschillende regionale aspecten herwaarden;2° Een dagelijks minimumaantal programma-uren aanbieden, waarvan een deel tijdens de eerste uitzending te bepalen is;3° Dagelijks ten minste één algemeen nieuwsjournaal aanbieden. § 2. Om een aan een dienst gehecht recht op verplichte verdeling te kunnen genieten, moet een dienstenuitgever bovendien voldoen aan de volgende minimumverplichtingen : 1° Tot de audiovisuele productie van de Franse Gemeenschap bijdragen. Daartoe bestemt hij, naast de in artikel 41, § 2, bedoelde verhouding, ten minste 24 % van zijn omzet, zoals bepaald in artikel 41, § 3, voor de eigen productie, de gedeeltelijke of totale bestelling, de aanschaffing van programma's, de externe prestaties, de vooraankoop en de coproductie. Het omzetcijfer is het cijfer dat wordt geboekt door de dienst die het recht op verplichte verdeling geniet.

Bij de berekening van de minimumverhouding van 24 % bedoeld in het eerste lid, stemt het percentage van de omzet bestemd voor de coproductie of de vooraankoop overeen met 8 keer zijn nominale waarde. 2° In de Franse Gemeenschap een minimumaantal van 60 betrekkingen - voltijdse equivalenten - die bij een arbeidsovereenkomst zijn aangeworven, creëren, ongeacht het aantal uitgegeven diensten. § 3. De in artikel 48 bedoelde overeenkomst stelt de nadere regels vast voor de uitvoering van de in de §§ 1 en 2 bepaalde verplichtingen. § 4. De overeenkomst kan verplichtingen bepalen die aanvullend zijn ten opzichte van deze die bedoeld zijn in de §§ 1 en 2 naar gelang van het formaat en de aard van de dienst waarvoor de uitgever een recht op verplichte verdeling aanvraagt. § 5. De dienstenuitgever die over een recht op verplichte verdeling beschikt, vermeldt in het in artikel 46 bedoelde jaarverslag de informatiegegevens betreffende de naleving van de verplichtingen bepaald in de in artikel 48 bedoelde overeenkomst.

Art. 51.De dienstenuitgevers die over een recht op verplichte verdeling beschikken, zijn ertoe gehouden de dienst die de vergunning heeft verkregen te verdelen binnen de 6 maanden na de toekenning van dat recht bedoeld in de vergunningsakte. Afdeling IV. - Bepalingen voor de telewinkelendiensten

Art. 52.§ 1. Elke telewinkelendienst moet als zodanig worden herkend. § 2. De telewinkelendiensten mogen geen reclame inhouden, behalve vergunning verleend door het College voor vergunning en controle. § 3. De telewinkelendienst moet in overeenstemming zijn met de bepalingen betreffende telewinkelen zoals bepaald in artikel 29 van dit decreet. § 4. Naast de informatie vervat in het jaarverslag bedoeld in artikel 46, bevat dit verslag eveneens informatie over de omzet, het type aangeboden producten en diensten, de eventueel ontvangen klachten en het antwoord hierop. HOOFDSTUK IV. - Bijzondere regels betreffende de private diensten voor klankradio-omroep Afdeling I. - Aanvraag en procedure voor het verlenen van de

vergunning aan de uitgevers van diensten via analoge terrestrische radiogolven Onderafdeling I. - Algemene principes

Art. 53.Er zijn twee categorieën uitgevers van diensten voor klankradio-omroep via analoge terrestrische radiogolven : 1° de netwerkradio's;2° de onafhankelijke radio's. Elke dienstenuitgever mag geen programma's uitgeven op een andere radiofrequentie of op andere radiofrequenties dan deze die hem door het College voor vergunning en controle werd(en) toegewezen.

De radiofrequenties worden toegewezen volgens de procedure bedoeld in de artikelen 103 tot 108.

Onderafdeling II. - Offerteaanvraag en minimuminhoud van de lijst van voorwaarden

Art. 54.De dienstenuitgevers krijgen de vergunning ingevolge een offerteaanvraag zoals bepaald in artikel 104. § 1. Onverminderd de bepalingen vervat in artikel 104, bepaalt de lijst van voorwaarden waaraan de dienstenuitgevers moeten voldoen, naast de verplichtingen bedoeld in artikel 35 : 1° wat het programma betreft : a) de verplichting de cultuur te bevorderen, inzonderheid door de voornaamste culturele en sociaal-culturele activiteiten van de dienstzone van de radio kosteloos voor te stellen;b) de verplichting ten minste zeventig procent eigen productie aan te bieden, behalve met redenen omklede afwijking verleend door het College voor vergunning en controle, om de verscheidenheid van de diensten aan te moedigen;c) de verplichting, buiten de uitzending van vooraf opgenomen muziek, in Franse taal uit te zenden, behalve met redenen omklede afwijking verleend door het College voor vergunning en controle, om cultuur- en taalverscheidenheid te bevorderen;d) in voorkomend geval, de verplichting ten minste dertig procent muziek jaarlijks uit te zenden op Franse teksten en ten minste 4,5 procent muziekwerken van componisten, uitvoerende kunstenaars of producenten van de Franse Gemeenschap wier woonplaats, exploitatiezetel of maatschappelijke zetel gelegen is in het Frans taalgebied of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad;2° wat de technische aspecten betreft : a) de verplichting een programma uit te zenden dat beantwoordt aan de toepasselijke technische normen;b) de verplichting het technisch onderhoud te doen waarnemen door ten minste één geschoold technicus; § 2. Voor de netwerkradio's, wordt in de lijst van voorwaarden bovendien de verplichting bepaald jaarlijks bij te dragen in de financiering van het Steunfonds voor creatie op radio, volgens de in artikel 161 bedoelde nadere regels.

Onderafdeling III. - Antwoord op de offerteaanvraag

Art. 55.§ 1. In antwoord op de openbare offerteaanvraag bedoeld in artikel 104 en binnen de bij die aanvraag vastgestelde termijn, wordt de aanvraag om vergunning, bij een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, ingediend bij de voorzitter van de Hoge Raad.

De aanvrager bepaalt de categorie van de radio waarvoor hij een aanvraag om vergunning indient en de radiofrequentie of het radiofrequentienetwerk waarvan hij de toewijzing aanvraagt. De aanvrager kan zich kandidaat stellen voor verschillende radiofrequenties of radiofrequentienetwerken. In dit geval maakt hij zijn keuzen bekend en motiveert die. § 2. Voor de netwerkradio's moet de aanvraag samen worden ingediend met : 1° een voor eensluidend verklaard afschrift van de statuten van de vennootschap die in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt zijn;2° de lijst van de aandeelhouders, met vermelding van de omvang van hun deelneming;3° de lijst van de bestuurders en bewindvoerders;4° een radiofonisch project waarbij wordt bepaald op welke wijze de programmatie zal worden opgemaakt;5° het bewijs dat journalisten tewerkgesteld zijn of het bewijs van de verbintenis journalisten tewerk te stellen zodra de vergunning zal zijn verleend;6° een financieel plan, opgemaakt over een periode van drie jaar;7° de lijst van de exploitanten of kandidaat-exploitanten van het netwerk, waarbij de hoofdvoorwaarden worden gevoegd van de exploitatiecontracten die met deze werden gesloten of gesloten moeten worden; § 3. Voor de onafhankelijke radio's moet de aanvraag samen worden ingediend met : 1° een voor eensluidend verklaard afschrift van de statuten van de vereniging of van de vennootschap die in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt zijn;2° de lijst van de leden of aandeelhouders, met vermelding van de omvang van hun deelneming;3° de lijst van de bestuurders en bewinvoerders;4° een radiofonisch project waarbij wordt bepaald op welke wijze de programmatie zal worden opgemaakt en of overwogen wordt of een beroep zal worden gedaan op door derden vervaardigde informatieprogramma's;5° een financieel plan, opgemaakt over een periode van drie jaar; § 4. De aanvragers dienen bovendien een dossier in dat nauwkeurig de wijze vermeldt waarop ze van plan zijn de verplichtingen toe te passen die bepaald zijn in de lijst van voorwaarden waaraan moet worden voldaan voor de offerteaanvraag. § 5. Binnen de maand volgend op de datum van afsluiting van de offerteaanvraag, deelt de voorzitter van de Hoge Raad aan de aanvrager mee dat zijn aanvraag zal worden onderzocht en brengt hij de Minister belast met de Audiovisuele Sector en de secretaris-generaal van het ministerie van de Franse Gemeenschap ervan op de hoogte.

Onderafdeling IV. - Toekenning van de vergunning

Art. 56.Het College voor vergunning en controle beslist over de aanvragen en kent de vergunningen toe binnen de drie maanden volgend op de datum van afsluiting van de offerteaanvraag.

Daartoe zorgt het voor de verscheidenheid in het radiolandschap en voor evenwicht tussen de verschillende radio-formaten, via het muziek-, cultuur- en informatieaanbod.

Het onderzoekt de aanvragen op grond van de volgende gegevens : 1° de wijze waarop de aanvragers zich ertoe verbinden aan de in artikel 54 bedoelde verplichtingen te voldoen;2° de relevantie van de in artikel 37, § 2, 5°, bedoelde financiële plannen;3° de originaliteit en het vernieuwend karakter van elke aanvraag;4° de omvang van de gedecentraliseerde productie in de Franse Gemeenschap;5° de ervaring die werd opgedaan door de aanvragers op het gebied van radiofonie. Onderafdeling V. - Inhoud van de vergunning

Art. 57.§ 1. Het vergunningsbewijs vermeldt : 1° de benaming van de radio;2° de identiteit van de titularis;3° het adres van de maatschappelijke zetel van de titularis;4° de toegewezen frequentie(s);5° in voorkomend geval, de lijst van de radiofrequenties die ter beschikking worden gesteld in het kader van een exploitatie-contract of in het kader van elk gelijkaardig contract, en de identiteit van de derde(n)-exploitant(en);6° in voorkomend geval, het adres van de maatschappelijke zetel van de exploitanten;7° de ligging in breedtegraad en in lengtegraad van de opstellingsplaats(en) van de antenne(s);8° de maximumwaarde van het effectief uitgestraald vermogen en de opgelegde verminderingen;9° de hoogte van de antenne(s) boven de grond;10° de datum van het begin van de geldigheidsduur van de vergunning; § 2. Bij het vergunningsbewijs wordt een technische beschrijving gevoegd. Deze vermeldt : 1° het adres van de exploitatiezetel en van de studio's;2° het vermogen aan de uitgang van het/de zendtoestel(len);3° het type en de karakteristieken van de antenne(s), met inbegrip van de richting, de winst, het richtingsdiagram alsook een nauwkeurige beschrijving van de antenne(s)(aantal dipolen en/of aantal en aard van de elementen);4° het type en de lengte van de gebruikte kabel;5° het type van elke uitrusting die tussen het zendtoestel en de antenne wordt ingeschakeld;6° het verlies aan globaal vermogen in de voedingsuitrusting van de antenne. De bij deze bepaling bedoelde technische beschrijving wordt door de voorzitter van de Hoge Raad ondertekend en afgeleverd.

Wanneer de vergunninghouder één of verschillende elementen die in die technische beschrijving opgenomen zijn, wenst te wijzigen, brengt hij de voorzitter van de Hoge Raad vooraf op de hoogte ervan, die een nieuwe beschrijving aflevert, waarbij hij de maximumwaarde van het vermogen aan de uitgang van het toestel, in voorkomend geval, aanpast. § 3. De Hoge Raad zendt een voor eensluidend afschrift van het vergunningsbewijs en van de technische beschrijving over aan de Minister tot wiens bevoegdheid de Audiovisuele Sector behoort alsook aan het secretariaat-generaal van het ministerie van de Franse Gemeenschap en aan het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie. § 4. De vergunninghouder moet elk jaar, vóór 30 juni, aan het College voor vergunning en controle de volgende gegevens meedelen : 1° een verslag over de activiteiten van het afgelopen jaar, met inbegrip van een rooster van de uitgezonden programma's, een nota over het programmatiebeleid en een verslag over de uitvoering van de lijst van voorwaarden en de naleving van de verbintenissen die door de vergunninghouder werden getroffen in het kader van zijn antwoord op de offerteaanvraag;2° de jaarbalans en de jaarrekening van de maatschappij die op 31 december van elk jaar worden vastgesteld of de jaarrekening van de vereniging zonder winstoogmerk;3° de lijst van de exploitanten, in voorkomend geval, alsook hun balans en resultatenrekening. § 5. Er wordt een register van vergunningen gehouden bij de Hoge Raad.

Het is openbaar. Afdeling II. - Aanvraag en procedure voor de toekenning van de

vergunning aan de uitgevers van diensten die andere omroepmiddelen gebruiken dan de analoge terrestrische radiogolven

Art. 58.§ 1. Om de in artikel 33 bedoelde vergunning te verkrijgen, moet vooraf een aanvraag worden ingediend bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs aan de voorzitter van de Hoge Raad. § 2. De aanvraag omvat de volgende gegevens : 1° de benaming van de dienst;2° een voor eensluidend verklaard afschrift van de statuten van de vennootschap die in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt zijn;3° de lijst van de aandeelhouders, met vermelding van de omvang van hun deelneming;4° de lijst van de bestuurders en bewindhebbers;5° een radiofonisch project waarbij wordt bepaald op welke wijze de programmatie zal worden opgemaakt;6° het bewijs dat journalisten tewerkgesteld zijn of het bewijs van de verbintenis journalisten tewerk te stellen zodra de vergunning zal zijn verleend;7° een financieel plan, opgemaakt over een periode van drie jaar. § 3. De aanvrager dient overigens een dossier in waarbij met nauwkeurigheid wordt vermeld op welke wijze hij de in artikel 60 bedoelde verplichtingen zal naleven.

Art. 59.Binnen de maand volgend op de indiening van de aanvraag, deelt de Hoge Raad aan de aanvrager mee dat zijn aanvraag zal worden onderzocht en brengt de Minister belast met de Audiovisuele Sector en het algemeen secretariaat van het ministerie van de Franse Gemeenschap ervan op de hoogte.

Het College voor vergunning en controle beslist over de aanvraag binnen de drie maanden volgend op de datum van verzending van de mededeling.

Art. 60.De dienstenuitgever heeft de verplichting : 1° de cultuur te bevorderen, inzonderheid door de voornaamste culturele en sociaal-culturele activiteiten van de dienstzone van de radio kosteloos aan te bieden;2° ten minste zeventig procent eigen productie aan te bieden, behalve afwijking verleend door het College voor vergunning en controle, om de verscheidenheid van de diensten aan te moedigen;3° buiten de uitzending van vooraf opgenomen muziek, in Franse taal uit te zenden, behalve met redenen omklede afwijking verleend door het College voor vergunning en controle, om cultuur- en taalverscheidenheid te bevorderen;4° in voorkomend geval, ten minste dertig procent muziek jaarlijks uit te zenden op Franse teksten en ten minste 4,5 procent muziekwerken van componisten, uitvoerende kunstenaars of producenten van de Franse Gemeenschap wier woonplaats, exploitatiezetel of maatschappelijke zetel gelegen is in het Frans taalgebied of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad;5° jaarlijks in de financiering van het Steunfonds voor creatie op radio deel te nemen volgens de in artikel 161 nader bepaalde regels, indien hij verdeeld wordt op een digitaal klankradio-omroepnetwerk.

Art. 61.De dienstenuitgever moet elk jaar, vóór 30 juni, aan het College voor vergunning en controle de volgende gegevens meedelen : 1° een verslag over de activiteiten van het afgelopen jaar, met inbegrip van een rooster van de programma's, een nota over het programmatiebeleid en een verslag over de naleving van de verbintenissen bedoeld in artikel 60;2° de jaarbalans en de jaarrekening van de maatschappij die op 31 december van elk jaar worden vastgesteld. Afdeling III. - Schoolradio's

Art. 62.§ 1. In afwijking van de artikelen 33 tot 36 en 53 tot 57, en na advies van de Raad voor Media-opvoeding, kunnen de instellingen voor basisonderwijs en secundair onderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd of gesubsidieerd, van de Regering de vergunning verkrijgen een radio te organiseren waarvan de radiofrequentietoewijzing in artikel 106 wordt bepaald.

De instelling dient bij het algemeen secretariaat van de Franse Gemeenschap een aanvraag in die de beschrijving van het onderwijsproject alsook de gewenste zendplaats vermeldt.

De vergunning wordt toegekend voor een periode van hoogstens twee schooljaar, ingaande vanaf het begin van het eerste schooljaar dat volgt op de toekenning van de vergunning. Ze kan worden vernieuwd voor dezelfde vergunninghouder. De aanvraag om vernieuwing moet ten minste 6 maanden voordat de vergunning verstrijkt, worden ingediend. § 2. Schoolradio's mogen geen reclame, sponsoring en telewinkelen gebruiken. § 3. De Regering brengt de Hoge Raad op de hoogte van elke vergunning verleend aan een schoolradio en van de radiofrequentie die haar toegewezen is.

TITEL IV. - Lokaal uitgeven van de openbare televisie-omroepdienst HOOFDSTUK I. - Opdracht en vergunning

Art. 63.De Regering kan de vergunning verlenen aan lokale uitgevers van een openbare televisie-omroepdienst, hierna genoemd lokale televisiezenders.

De vergunning wordt verleend voor een periode van negen jaar. Ze is vernieuwbaar.

Art. 64.De lokale televisiezenders hebben als opdracht van openbare dienst programma's inzake informatie, animatie, culturele ontwikkeling en permanente opvoeding te produceren en te vervaardigen.

Ze verbinden zich ertoe de actieve deelneming te bevorderen van de bevolking die zich in het zendgebied bevindt.

Die opdracht wordt uitgeoefend in hun zendgebied.

Art. 65.Onder zendgebied wordt verstaan, de geografische ruimte waarin de lokale televisiezender zijn opdracht vervult.

Na advies van het College voor vergunning en controle van de Hoge Raad, bepaalt de Regering het zendgebied van elke lokale televisiezender door de gemeenten te bepalen die tot dat gebied behoren. Dat gebied wordt inzonderheid vastgesteld op grond van de sociaal-culturele kenmerken die gemeenschappelijk zijn voor sommige gemeentelijke entiteiten en van de technische gegevens in verband met de organisatie van de teledistributienetwerken.

Een gemeente kan alleen tot een enkel zendgebied behoren.

Het ontvangstgebied van een lokale televisiezender is niet beperkt tot zijn zendgebied.

Het uitbreiden van dat ontvangstgebied buiten het zendgebied kan alleen op het uitsluitend initiatief van een lokale televisiezender worden verricht. De lokale televisiezenders die betrokken zijn bij de uitbreiding van een ontvanggebied bepalen onder elkaar de voorwaarden voor die uitbreiding om elke belemmering van de ontwikkeling van één van die lokale televisiezenders te voorkomen.

Als er geen akkoord wordt bereikt, kan één van de lokale televisiezenders de zaak bij de Regering aanhangig maken. Volgens de door haar te bepalen procedure, kan de Regering, onder de door haar vast te stellen voorwaarden, de uitbreiding van het ontvanggebied toelaten waarbij het evenwicht van de belangen van de verschillende partijen wordt gewaarborgd.

Art. 66.§ 1. Om de vergunning te verkrijgen en om zijn vergunning te behouden, moet elke lokale televisiezender voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° opgericht zijn in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk of van een maatschappij met sociale doeleinden;2° bij de aanvraag om vergunning of de vernieuwing ervan, een financieel plan indienen dat bewijst dat hij op economisch vlak werkelijk leefbaar is gedurende een periode van drie jaar;3° niet rechtstreeks of onrechtstreeks worden gecontroleerd door een andere dienstenuitgever, een reclameregie, een holdingmaatschappij of een verdeler van radio-omroepdiensten;4° zijn maatschappelijke zetel en zijn exploitatiezetel in het zendgebied hebben;5° onder de personeelsleden één of verschillende beroepsjournalisten hebben of één of verschillende personen die zich in de voorwaarden bevinden om er toegang toe te hebben overeenkomstig de wet van 30 december 1963 betreffende de erkenning en de bescherming van de titel van beroepsjournalist;6° in zijn programmatie, per kalenderjaar, zorgen voor een eigen productie van ten minste de helft van de zendtijd van het geheel van de programma's, met uitsluiting van de heruitzendingen;7° een interne journalistenmaatschappij als referentie-persoon erkennen en die raadplegen over de vraagstukken die de redactionele lijn grondig kunnen wijzigen, over de organisatie van de redacties betreffende de informatieprogramma's en over de aanstelling van de hoofdredacteur, en een huishoudelijk reglement vaststellen betreffende de objectiviteit bij de behandeling van de informatie.Die interne maatschappij is samengesteld uit journalisten die de redactie van de lokale televisiezender vertegenwoordigen. 8° verantwoordelijk zijn voor zijn programmatie en de editoriale lijn van de informatie leiden in een geest van objectiviteit, zonder voorafgaande censuur of enige inmenging van een publieke of private overheid;9° bij de verwerking van de informatie, zorgen voor een evenwicht tussen de verschillende in het zendgebied voorkomende ideologische tendenzen die de democratische beginselen in acht nemen;10° in zijn programmatie, zorgen voor zijn onafhankelijkheid ten aanzien van de regeringen, de gemeentelijke en provinciale overheden, de publieke en intercommunale instellingen, de verdelers van radio-omroepdiensten, de politieke partijen, de werkgevers- of werknemersorganisaties en de filosofische of godsdienstige bewegingen;11° naar de televisiekijkers luisteren en hun klachten behandelen;12° de procedures bestemd voor de naleving van de wetgeving betreffende het auteursrecht en de naburige rechten hebben toegepast;13° zich ertoe verbinden de reglementen van het College voor advies van de Hoge Raad bedoeld in artikel 132, § 1, 5°, die door de Regering werden goedgekeurd, na te leven;14° aan de Minister bevoegd voor de Audiovisuele Sector alsook aan het College voor vergunning en controle een jaarverslag over zijn activiteiten voorleggen dat inzonderheid betrekking heeft op de punten 5°, 6°, 7°, 8°, 9°, 10° en 11° van dit artikel. Voor de toepassing van punt 6° wordt een coproductie door een lokale televisiezender gelijkgesteld met de eigen productie in verhouding tot de kredieten die door deze werkelijk werden vastgelegd. De uitwisseling van eigen producties tussen lokale televisiezenders worden gelijkgesteld met eigen producties. § 2. Een vereniging zonder winstoogmerk of een maatschappij met sociale doeleinden kan ertoe worden gemachtigd één enkele lokale televisiezender te exploiteren. § 3. De Regering stelt de nadere regels vast voor de toekenning van de vergunning aan de lokale televisiezenders. HOOFDSTUK II. - Bijzondere regels

Art. 67.§ 1. De lokale televisiezender, bij het vaststellen van zijn programma-aanbod, zorgt ervoor dat de kwaliteit en de diversiteit van de aangeboden uitzendingen het bijeenbrengen van het ruimste publiek mogelijk maken, dat ze tot de maatschappelijke cohesie bijdragen, met inachtneming van de verwachtingen van sociaal-culturele minderheden, en dat de verschillende levensbeschouwelijke strekkingen van de maatschappij vertegenwoordigd worden met uitsluiting van de niet-democratische strekkingen, zonder discriminatie tussen mensen, inzonderheid wegens hun cultuur, etnie, geslacht, ideologie of godsdienst, en zonder sociale segregatie.

Deze uitzendingen strekken ertoe een debat te veroorzaken en de democratische inzet van de samenleving duidelijk te maken, bij te dragen tot het verstevigen van de maatschappelijke waarden, inzonderheid door een ethiek waaraan de eerbied voor de mens en de burger ten grondslag ligt, de integratie en de opvang van buitenlandse bevolkingsgroepen of van bevolkingsgroepen van vreemde afkomst die in het Frans taalgebied of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad leven, te bevorderen. § 2. De lokale televisiezender zorgt voor de herwaardering van het cultureel patrimonium van de Franse Gemeenschap en van de lokale bijzonderheden.

Art. 68.§ 1. Voorzover de lokale televisiezenders de ontvangst van hun programma's tot het Belgisch grondgebied beperken, kunnen ze een videotekstprogramma produceren waarvan de zendtijd uitgesloten is van de dagelijkse zendtijd voor reclame, zoals bedoeld in artikel 20.

In de enkele zin van dit artikel, moet onder videotekstprogramma worden verstaan, een programma met vaste beelden dat in de dienst van de lokale televisiezender wordt opgenomen. De videotekst onderscheidt zich van de teletekst doordat hij onmiddellijk toegankelijk is voor het publiek zonder zijn toedoen. § 2. De Regering stelt de dagelijkse zendtijd voor reclame vast in elk videotekstprogramma dat door een lokale televisiezender wordt bepaald.

Art. 69.De lokale televisiezenders brengen onder elkaar, met de RTBF en haar regionale centra, samenwerkingsverbanden tot stand, inzonderheid inzake : 1° uitwisseling van beelden, reportages en programma's, met inachtneming van de beroeps- en deontologische regels van de betrokken vakken;2° coproductie van magazines;3° uitzending van programma's;4° technische prestaties en diensten;5° deelneming aan regionale manifestaties;6° reclameprospectie en -uitzending. In zijn jaarlijkse activiteitenverslag, is de lokale televisiezender ertoe gehouden op exhaustieve wijze het resultaat van de samenwerkingsverbanden met de RTBF en haar regionale centra aan te geven. HOOFDSTUK III. - Organisatie

Art. 70.§ 1. De raad van bestuur van de lokale televisiezender moet voor ten minste de helft bestaan uit vertegenwoordigers van het verenigingsleven en de culturele sector.

Hij kan niet, voor meer dan de helft van zijn leden, bestaan uit personen bedoeld in artikel 1 van het decreet van 1 april 1993 betreffende de depolitisering van de structuren van de culturele instellingen. § 2. De verkiezing van de bestuurders van een lokale televisiezender die gelegen is in het Frans taalgebied vindt plaats binnen de vier maanden die volgen op de gemeenteraadsverkiezingen. § 3. De verkiezing van de bestuurders van een lokale televisiezender die gelegen is in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad vindt plaats binnen de vier maanden die volgen op de verkiezingen op gewestniveau. § 4. Het mandaat van de bestuurders verstrijkt de dag waarop hun opvolgers worden aangesteld. Het mandaat is vernieuwbaar. § 5. De in het tweede lid van § 1 bedoelde overheidsbestuurders van een lokale televisiezender gelegen in het Frans taalgebied worden aangesteld in evenredigheid met de samenstelling van het geheel van de gemeenteraden van het zendgebied van de betrokken lokale televisiezender. Voor de berekening van die evenredigheid, wordt, voor de lijsten die zich niet aanmelden onder het letterwoord van een politieke fractie die in de Raad van de Franse Gemeenschap erkend is, rekening gehouden met de aan de gemeenteraadsverkiezingen voorafgaande individuele verklaringen tot groepering met een andere democratische lijst. § 6. De in lid 2 van § 1 bedoelde overheidsbestuurders van een lokale televisiezender gelegen in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad worden aangesteld in evenredigheid met de samenstelling van de vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie. § 7. Elke wijziging van de samenstelling van de raad van bestuur moet ter kennis van de Regering en van de Hoge Raad worden gebracht. § 8. De directeur van de lokale televisiezender heeft met raadgevende stem zitting in de raad van bestuur. § 9. De vertegenwoordigers van de verdeler(s) die de dienst van de lokale televisiezender in zijn zendgebied ter beschikking stelt(len), de gemeenten die zich in het zendgebied bevinden, kunnen met raadgevende stem zitting hebben in de algemene vergadering van de lokale televisiezender.

Art. 71.De Regering kan een waarnemer aanstellen om hem te vertegenwoordigen binnen elke lokale televisiezender. Die aanstelling vindt plaats bij elke vernieuwing van de Raad van de Franse Gemeenschap. Zijn mandaat is vernieuwbaar en kosteloos.

De waarnemer woont met raadgevende stem de vergaderingen van de raad van bestuur bij. Hij brengt ten minste één keer per jaar verslag uit bij de Minister tot wiens bevoegdheid de Audiovisuele Sector behoort.

Hij is tot vertrouwelijkheid gehouden.

Art. 72.Niemand kan als bestuurder of waarnemer van de Regering worden aangesteld, indien hij een mandaat of een ambt uitoefent in de beheersorganen of in de toezichtorganen van een dienstenuitgever, een orgaan van de geschreven pers of van een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke maatschappij die een gelijkaardige activiteit als doel heeft, of als hij een betrekking of een leidend ambt uitoefent in diezelfde maatschappijen en instellingen, voor zover die betrekking of dat ambt een belangenconflict kan veroorzaken met de lokale televisiezender.

Art. 73.Elke lokale televisiezender kan een programmatiecomité instellen dat belast is met het opstellen van de programmavoorstellen bestemd voor hun beheersorgaan. HOOFDSTUK IV. - Financiële bepalingen

Art. 74.§ 1. Binnen de perken van de kredieten uitgetrokken op de begroting van de Franse Gemeenschap, en met het oog op de uitoefening van hun opdracht van openbare dienst bedoeld in artikel 64, ontvangen de lokale televisiezenders die de vergunning hebben verkregen jaarlijks een werkingssubsidie. Ze kunnen bovendien een investeringssubsidie ontvangen. § 2. De Regering bepaalt de criteria en de nadere regels voor de toekenning van de subsidies, waarbij inzonderheid rekening wordt gehouden met de toekenning van een vaste basissubsidie die dezelfde is voor elke lokale televisiezender, en met het aantal betrekkingen en het volume eigen productie overeenkomstig zijn opdracht van openbare dienst bedoeld in artikel 64. § 3. De toekenning van de subsidies hangt af van de voorlegging aan de minister bevoegd voor de audiovisuele sector, uiterlijk op 30 april, van het activiteitenverslag bedoeld in artikel 66, 14°, van de balans en de exploitatierekening van het afgelopen dienstjaar alsook van een programmarooster en een ontwerp van begroting voor het volgende dienstjaar. De Regering bepaalt de wijze van voorstelling van die documenten. § 4. De werkingssubsidies van de lokale televisiezenders worden jaarlijks aangepast op grond van de gewone schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen zoals bepaald in de wet van 2 augustus 1971.

TITEL V. - Dienstenaanbod HOOFDSTUK I. - Regels in verband met de dienstenverdelers Afdeling I. - Algemene bepalingen

Art. 75.§ 1. Iedere dienstenverdeler moet een voorafgaande verklaring afleggen bij de Regering en het College voor vergunning en controle. § 2. De verklaring omvat de volgende gegevens : 1° de identificatie van de rechtspersoon;2° de samenstelling van het dienstenaanbod alsook de nadere regels voor de commercialisering ervan. Van elke wijziging van die gegevens moet vooraf kennis worden gegeven aan de Regering en aan het College voor vergunning en controle. § 3. De Regering stelt het model van de verklaring vast.

Art. 76.Voor hetzelfde dienstenaanbod, moet de dienstenverdeler een zelfde prijs waarborgen voor iedere dienstengebruiker.

Art. 77.Wanneer de dienstenverdelers tevens netwerkexploitanten zijn, voeren ze een afzonderlijke boekhouding voor de activiteiten in verband met de dienstenverdeling en de activiteiten in verband met de levering van netwerken.

Art. 78.Iedere dienstenverdeler stelt een bemiddelaar aan die ermee belast is een antwoord te brengen op alle aanvragen en klachten die door de gebruikers worden uitgedrukt.

Art. 79.§ 1. Iedere verdeler van televisie-omroepdiensten moet bijdragen tot de productie van audiovisuele werken. Die bijdrage wordt geleverd ofwel in de vorm van een coproductie of van een vooraankoop van audiovisuele werken, ofwel in de vorm van een storting aan het Centrum voor de film en de audiovisuele sector.

Het bedrag van de bijdrage aan het Centrum voor de film en de audiovisuele sector wordt door de dienstenverdeler uitbetaald in twee halfjaarlijkse stortingen voor het einde van de maanden januari en juli van elk jaar. Bij de betaling richt de dienstenverdeler aan het Centrum voor de film en de audiovisuele sector en aan de Hoge Raad een verklaring waarin het aantal abonnees dat op 30 september van het vorige jaar vastgesteld is, wordt vermeld.

De nadere regels voor de bijdrage in de vorm van een coproductie of van vooraankoop worden bepaald in een overeenkomst die te sluiten is tussen de dienstenverdeler, de Regering en de vakorganisaties die de onafhankelijke producenten van de Franse Gemeenschap vertegenwoordigen. § 2. De bijdrage van de dienstenverdeler bedoeld in § 1 wordt vastgesteld op 2 euro per jaar en per abonnee. Dat bedrag wordt om de twee jaar vanaf 1 januari 2005 geïndexeerd op grond van de gezondheidsindex, waarbij de index van de vorige maand september in aanmerking wordt genomen. § 3. De bijdrage tot de coproductie van audiovisuele werken wordt berekend in verhouding tot de bijdrage van de dienstenuitgever in de totale kosten van die coproductie. § 4. Bij wijze van afwijkingsmaatregel, wordt niet tot de betaling van de bijdrage bedoeld in § 1 verplicht : 1° de dienstenuitgever die de activiteit van verdeler uitoefent, om de diensten aan te bieden waarvoor hij krachtens dit decreet de vergunning heeft gekregen, waarbij deze uitzondering alleen voor die diensten geldt;2° de dienstenverdeler die een aanvullend dienstenaanbod voorlegt, terwijl hij reeds bijdraagt tot de productie van audiovisuele werken bedoeld in § 1 op grond van het aantal abonnees op zijn basisaanbod bedoeld in artikel 81;3° de dienstenverdeler die, samen met een uitgever-verdeler zoals bedoeld in 1° een dienstenaanbod voorlegt, terwijl hij reeds bijdraagt tot de productie van audiovisuele werken bedoeld in § 1 op grond van het aantal abonnees op zijn basisaanbod bedoeld in artikel 81.

Art. 80.§ 1. Iedere dienstenverdeler die een dienstenaanbod voorlegt houdende een lokale televisiedienst stort aan de betrokken lokale televisiezender een bijdrage ten belope van 2 euro per jaar en per abonnee gevestigd in het zendgebied van de lokale televisiezender. Dit bedrag wordt om de twee jaar vanaf 1 januari 2005 geïndexeerd op grond van de gezondheidsindex, waarbij de index van de vorige maand september in aanmerking wordt genomen. § 2. Indien de dienstenverdeler bij zijn dienstenaanbod verschillende lokale televisiediensten aanbiedt, stort hij zijn bijdrage aan de lokale televisiezender die het voordeel geniet van een recht op verplichte verdeling in zijn zendgebied. § 3. Het bedrag van de bijdrage aan de lokale televisiezender wordt betaald door de dienstenverdeler in twee halfjaarlijkse stortingen voor het einde van de maanden januari en juli van elk jaar. Bij de betaling richt de dienstenverdeler aan de lokale televisiezender en aan de Hoge Raad een verklaring houdende het aantal abonnees gevestigd in het zendgebied dat op 30 september van het vorige jaar vastgesteld is. Afdeling II. - Verdeling van diensten via de kabel

Art. 81.§ 1. De netwerkexploitanten bedoeld in artikel 97 waarborgen de distributie op hun netwerken van een basisaanbod houdende ten minste de diensten bedoeld in artikel 82.

Het basisaanbod wordt geleverd door een dienstenverdeler. Als er geen dienstenverdeler is, zijn de netwerkexploitanten ertoe gehouden de verdelersactiviteit uit te oefenen door het basisaanbod te leveren. § 2. Iedere verdeler kan een aanvullend dienstenaanbod alleen aan de abonnees op het basisaanbod voorleggen.

Art. 82.§ 1. De dienstenverdelers bedoeld in artikel 81, § 1, 2e lid, moeten, op het ogenblik dat ze worden uitgezonden en in hun geheel, de volgende televisie-omroepdiensten verdelen : 1° de diensten van de RTBF die prioritair voor het publiek van de Franse Gemeenschap worden bestemd;2° de diensten aangeboden door de lokale televisiezenders in hun zendgebied;3° de door de Regering aangewezen diensten van de uitgevers van internationale diensten in het kapitaal waarvan de RTBF deelneemt;4° twee diensten van de openbare radio-omroepdienst van de Vlaamse Gemeenschap, voorzover de verdelers waaraan die Gemeenschap de vergunning verleent, ertoe gehouden zijn twee televisiediensten van de openbare radio-omroepdienst van de Franse Gemeenschap door te geven;5° één of verschillende diensten van de openbare radio-omroepdienst van de Duitstalige Gemeenschap, voorzover de verdelers waaraan die Gemeenschap de vergunning verleent, ertoe gehouden zijn één of verschillende televisiediensten van de openbare radio-omroepdienst van de Franse Gemeenschap door te geven. § 2. De dienstenverdelers bedoeld in artikel 81, § 1, tweede lid, moeten, op het ogenblik dat ze worden uitgezonden en in hun geheel, de televisie-omroepdiensten van de dienstenuitgevers die krachtens dit decreet de vergunning hebben verkregen en die het voordeel van een recht op verplichte verdeling genieten. § 3. De dienstenverdelers bedoeld in artikel 81, § 1, tweede lid, moeten, op het ogenblik dat ze worden uitgezonden en in hun geheel, de door de Regering aangewezen televisie-omroepdiensten van iedere dienstenuitgever van de Europese Unie verdelen, als ze met die dienstenuitgever een overeenkomst hebben gesloten betreffende de bevordering van de culturele productie in de Franse Gemeenschap en in de Europese Unie, die inzonderheid voorziet in een financiële bijdrage in die bevordering. § 4. De dienstenverdelers bedoeld in artikel 81, § 1, tweede lid, moeten, op het ogenblik dat ze worden uitgezonden en in hun geheel, de volgende klankradio-omroepdiensten verdelen : 1° de diensten van de RTBF die in frequentiemodulatie worden uitgezonden;2° twee diensten van de openbare radio-omroepdienst van de Vlaamse Gemeenschap, voor zover de verdelers waaraan die Gemeenschap de vergunning heeft verleend, ertoe worden gehouden twee klankdiensten van de openbare radio-omroepdienst van de Franse Gemeenschap door te geven;3° een dienst van de openbare radio-omroepdienst van de Duitstalige Gemeenschap, voor zover de verdelers waaraan die Gemeenschap de vergunning heeft verleend, ertoe worden gehouden een klankdienst van de openbare radio-omroepdienst van de Franse Gemeenschap door te geven.

Art. 83.§ 1. De dienstenverdelers bedoeld in artikel 81, § 1, tweede lid, kunnen, op het ogenblik dat ze worden uitgezonden en in hun geheel, de volgende televisie-omroepdiensten doorgeven : 1° de diensten van de lokale televisiezenders buiten hun zendgebied;2° de diensten van de dienstenuitgevers die krachtens dit decreet de vergunning hebben verkregen en die geen voordeel van een recht op verplichte verdeling genieten;3° de diensten van iedere dienstenuitgever gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie;4° de diensten van iedere dienstenuitgever die buiten een lidstaat van de Europese Unie gevestigd is maar die gebruik maakt van een radiofrequentie of een door een lidstaat van de Europese Unie toegekende satellietcapaciteit of van een aarde-satelliet-verbinding gelegen in een lidstaat van de Europese Unie;5° de diensten van iedere dienstenuitgever die ressorteert onder een Staat die partij is bij het Verdrag van de Raad van Europa over grensoverschrijdende televisie. § 2. De dienstenverdelers bedoeld in artikel 81, § 1, tweede lid, kunnen, op het ogenblik dat ze worden uitgezonden en in hun geheel, de televisie-omroepdiensten verdelen van de in § 1 niet bedoelde dienstenuitgevers, die een overeenkomst met de Regering hebben gesloten en door deze worden aangewezen. § 3. De dienstenverdelers bedoeld in artikel 81, § 1, tweede lid, kunnen, op het ogenblik dat ze worden uitgezonden en in hun geheel, de Belgische of buitenlandse klankradio-omroepdiensten verdelen die worden uitgegeven door de dienstenuitgevers die de vergunning hebben verkregen van de Staat waarin ze gevestigd zijn. § 4. De dienstenverdelers bedoeld in artikel 81, § 1, tweede lid, kunnen langs eenzelfde kanaal de bij dit artikel bedoelde diensten pas verdelen als ze over de voorafgaande toestemming van de betrokken diensten beschikken. § 5. De dienstenverdelers bedoeld in artikel 81, § 1, tweede lid, kunnen langs twee kanalen ononderbroken muziek, een dienst voor technische informatie, en een elektronische programmahandleiding verdelen. Afdeling III. - Verdeling van diensten via digitale terrestrische

radiogolven Onderafdeling I. - Televisie-omroepdiensten

Art. 84.§ 1. Voor het gebruik van digitale netwerken over de gehele Franse Gemeenschap, waarborgen de exploitanten bedoeld in artikel 114 de verdeling op hun netwerk van de diensten van de RTBF. Die diensten worden door een dienstenverdeler geleverd. Als er geen dienstenverdeler is, zijn de netwerkexploitanten ertoe gehouden de verdeleractiviteit uit te oefenen door de diensten van de RTBF te leveren. § 2. Voor het gebruik van digitale netwerkwerken op gewestelijk of lokaal vlak, waarborgen de in artikel 114 bedoelde exploitanten de verdeling op hun netwerk van de lokale televisiediensten waarvan het zendgebied geheel of gedeeltelijk door het netwerk wordt bediend.

De lokale televisiediensten worden door een dienstenverdeler geleverd.

Indien er geen dienstenverdeler is, zijn de netwerkexploitanten ertoe gehouden de verdeleractiviteit uit te oefenen door de lokale televisiediensten te leveren.

Art. 85.§ 1. De dienstenverdelers bedoeld in artikel 84 kunnen, op het ogenblik dat ze worden uitgezonden en in hun geheel, de volgende radio-omroepdiensten verdelen : 1° de diensten van iedere dienstenuitgever die krachtens dit decreet de vergunning heeft verkregen;2° de diensten van iedere dienstenuitgever gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie;3° de diensten van iedere dienstenuitgever die gevestigd is buiten een lidstaat van de Europese Unie maar die gebruik maakt van een radiofrequentie of een satellietcapaciteit die door een lidstaat van de Europese Unie wordt toegekend of van een aarde-satelliet-verbinding gelegen in een lidstaat van de Europese Unie;4° de diensten van iedere dienstenuitgever die de vergunning heeft verkregen van een lidstaat die partij is bij het Verdrag van de Raad van Europa over grensoverschrijdende televisie. § 2. De dienstenverdelers bedoeld in artikel 84 kunnen, op het ogenblik dat ze worden uitgezonden en in hun geheel, de televisie-omroepdiensten verdelen van de in § 1 niet bedoelde dienstenuitgevers, die een overeenkomst met de Regering hebben gesloten en door deze worden aangewezen. § 3. De dienstenverdelers bedoeld in artikel 84 kunnen op éénzelfde kanaal de in dit artikel bedoelde diensten alleen verdelen als ze beschikken over de voorafgaande toestemming van de betrokken dienstenuitgevers. § 4. De dienstenverdelers bedoeld in artikel 84 kunnen langs twee kanalen ononderbroken muziek, een dienst voor technische informatie, en een elektronische programmagids verdelen.

Onderafdeling II. - Klankradio-omroepdiensten

Art. 86.Voor het gebruik van digitale netwerken over de gehele Franse Gemeenschap, waarborgen de exploitanten bedoeld in artikel 109 de verdeling op hun netwerk van de diensten van de RTBF. Die diensten worden door een dienstenverdeler geleverd. Als er geen dienstenverdeler is, zijn de netwerkexploitanten ertoe gehouden de verdeleractiviteit uit te oefenen door de diensten van de RTBF te leveren.

Art. 87.De dienstenverdelers bedoeld in artikel 86 kunnen, op het ogenblik dat ze worden uitgezonden en in hun geheel, de Belgische of buitenlandse radio-omroepdiensten die worden uitgegeven door de dienstenuitgevers die de vergunning hebben verkregen van de Staat waarin ze gevestigd zijn. Afdeling IV. - Verdeling van diensten per satelliet

Art. 88.§ 1. De dienstenverdelers per satelliet kunnen, op het ogenblik dat ze worden uitgezonden en in hun geheel, de volgende televisie-omroepdiensten verdelen : 1° de diensten van iedere dienstenuitgever gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie;2° de diensten van iedere dienstenuitgever die gevestigd is buiten een lidstaat van de Europese Unie maar die gebruik maakt van een radiofrequentie of een satellietcapaciteit die toegekend wordt door een lidstaat van de Europese Unie of van een aarde-satelliet-verbinding gelegen in een lidstaat van de Europese Unie;3° de diensten van iedere dienstenuitgever die de vergunning heeft verkregen van een lidstaat die partij is bij het Verdrag van de Raad van Europa over grensoverschrijdende televisie. § 2. De dienstenverdelers per satelliet kunnen, op het ogenblik dat ze worden uitgezonden en in hun geheel, de televisie-omroepdiensten verdelen van de in § 1 niet bedoelde dienstenuitgevers, die een overeenkomst met de Regering hebben gesloten en door deze worden aangewezen. § 3. De dienstenverdelers per satelliet kunnen, op het ogenblik dat ze worden uitgezonden en in hun geheel, de Belgische of buitenlandse klankradio-omroepdiensten die worden uitgegeven door de dienstenuitgevers die de vergunning hebben verkregen van de Staat waarin ze gevestigd zijn. HOOFDSTUK II. - Bijzondere bepalingen

Art. 89.Het College voor vergunning en controle kan de RTBF en de uitgevers van televisie-omroepdiensten van de Franse Gemeenschap toelaten : 1° de uitzending van hun diensten te onderbreken, om, op dezelfde radiofrequentie of op hetzelfde kanaal, het geheel of een deel van de televisiedienst van iedere dienstenuitgever die de vergunning heeft verkregen van de Franse Gemeenschap of van de Staat waarin hij zijn maatschappelijke zetel heeft;2° het geheel of een deel van hun televisie-omroepdiensten op te nemen of te aanvaarden op te nemen in het geheel of een deel van de televisie-omroepdienst van iedere dienstenuitgever die de vergunning heeft verkregen van de Franse Gemeenschap of van de Staat waarin hij zijn maatschappelijke zetel heeft. De betrokken uitgevers van televisie-omroepdiensten bepalen, in onderling overleg, de voorwaarden waaronder het geheel of een deel van hun respectieve diensten op dezelfde radio-frequentie of op hetzelfde kanaal kunnen worden uitgezonden, en brengen daar het College voor vergunning en controle op de hoogte van.

De diensten of delen van diensten geleverd door de RTBF of de uitgevers van televisie-omroepdiensten van de Franse Gemeenschap ressorteren onder de verantwoordelijkheid van alleen die uitgevers.

TITEL VI. - Radio-omroepnetwerken en bijbehorende faciliteiten en diensten HOOFDSTUK I. - Gemeenschappelijke regels voor de netwerkexploitanten Afdeling I. - Procedures voor het definiëren en analyseren van de

relevante markten en de bepaling van de marktmachtige exploitanten

Art. 90.§ 1. Na elke publicatie door de Europese Commissie van haar « aanbeveling inzake relevante markten voor producten en diensten » of als de omstandigheden binnen de Franse Gemeenschap het motiveren, bepaalt het College voor vergunning en controle de relevante geografische markten alsmede de relevante markten voor netwerken, na het in artikel 94 bedoeld overleg te hebben gevoerd.

Onder relevante markten worden verstaan, de markten waarvan de kenmerken de oplegging van één of meerdere verplichtingen van de in artikel 96 bedoelde verplichtingen kunnen rechtvaardigen. § 2. Wanneer het College voor vergunning en controle relevante markten voor netwerken wil definiëren die verschillend zijn van die vermeld in de « aanbeveling inzake relevante markten voor producten en diensten », past het daarenboven de in artikel 95 bedoelde procedure toe.

Art. 91.§ 1. Na elke bepaling van de relevante markten voor netwerken voert het College voor vergunning en controle een analyse van deze markten teneinde te bepalen of deze daadwerkelijk concurrerend zijn. § 2. Wanneer het College voor vergunning en controle concludeert dat een relevante markt daadwerkelijk concurrerend is, mag het geen verplichting van de in artikel 96 bedoelde verplichtingen opleggen. § 3. Wanneer het College voor vergunning en controle vaststelt dat een relevante markt niet daadwerkelijk concurrerend is, gaat het na welke netwerkexploitant(en) op die markt een macht hebben en legt het deze exploitant(en) de in artikel 96 bedoelde verplichtingen op, die hij als passend acht.

Een netwerkexploitant wordt geacht een aanmerkelijke marktmacht te hebben wanneer hij alleen of samen met anderen een aan machtspositie gelijkwaardige positie, of een economische kracht bezit, waardoor hij zich in belangrijke mate onafhankelijk van zijn concurrenten, klanten en uiteindelijk consumenten kan gedragen.

Voor elke relevante markt publiceert het College voor vergunning en controle de lijst van de marktmachtige exploitanten alsmede voor elke netwerkexploitant de lijst van de opgelegde verplichtingen. § 4. De artikelen 94 en 95 zijn van toepassing op de aanstelling van de marktmachtige netwerkexploitanten.

Art. 92.Voor de toepassing van de artikelen 90 en 91 houdt het College voor vergunning en controle uiterst veel rekening met de « richtsnoeren voor marktanalyse en de beoordeling van aanmerkelijke marktmacht » gepubliceerd door de Europese Commissie.

Art. 93.De in artikel 96 bedoelde verplichtingen worden niet aan de netwerkexploitanten opgelegd die niet als marktmachtig werden geacht.

In afwijking van het eerste lid : 1° kan het college voor vergunning en controle één of meer in artikel 96 vermelde verplichtingen opleggen aan netwerkexploitanten die niet als marktmachtig geacht zijn, met het oog op het naleven van internationale verbintenissen.Artikel 94 is van toepassing op elke beslissing genomen overeenkomstig dit lid. 2° het College voor vergunning en controle kan één of meerdere in artikel 96 bedoelde verplichtingen opleggen aan elke netwerkexploitant die de toegang tot eindgebruikers controleert, voor zover dit nodig is om de eind-tot-eind connectiviteit te verzekeren. Afdeling II. - Raadplegingen

Art. 94.§ 1. In de gevallen bepaald bij afdeling I van dit hoofdstuk organiseert het College voor vergunning en controle een voorafgaande openbare raadpleging met inachtneming van het eventueel vertrouwelijk karakter van de ondernemingsinformatie die hem is meegedeeld.

De Regering bepaalt de nadere regels voor de openbare raadplegingsprocedure. § 2. Daarenboven deelt het College voor vergunning en controle zonder verwijl het beslissingsproject aan de Europese Commissie en aan de nationale regelgevende instanties van de lidstaten mee. § 3. De in § 2 bedoelde mededeling bevat het formeel gemotiveerd beslissingsproject, met inachtneming van de bepalingen die het eventueel vertrouwelijk karakter van de ondernemingsinformatie waarborgen, alsmede de termijn voor inachtneming van de opmerkingen bedoeld in het volgende lid. § 4. Het College voor vergunning en controle houdt rekening met de opmerkingen vanuit de Europese Commissie en de nationale regelgevende instanties van de lidstaten voor het einde van de termijn voor de openbare raadpleging. Deze termijn kan evenwel niet korter zijn dan één maand vanaf de in de eerste paragraaf bedoelde mededeling. § 5. Met uitzondering van het in artikel 95, § 2, bedoelde geval, neemt het College voor vergunning en controle zijn beslissing op het einde van de openbare raadpleging en deelt het die mee aan de Europese Commissie.

Art. 95.§ 1. Bij beslissing van de Europese Commissie genomen binnen de termijn vastgesteld bij artikel 94, § 4, verlengt het College voor vergunning en controle deze termijn met twee maanden wanneer zijn beslissingsproject betrekking heeft op : 1° het definiëren van een relevante markt, die verschilt van de markten die door de Europese Commissie in de « aanbeveling inzake relevante markten voor producten en diensten » bepaald zijn;2° het aanwijzen van een marktmachtige exploitant. § 2. Het College voor vergunning en controle ziet af van het nemen van de overwogen beslissing als, binnen de termijn zoals verlengd krachtens § 1, de Europese Commissie zich, door middel van een gemotiveerde beslissing die gedetailleerd en objectief is, ertegen verzet door nauwkeurige wijzigingsvoorstellen te doen. Afdeling III. - Verplichtingen opgelegd aan de marktmachtige

exploitanten

Art. 96.Het College voor vergunning en controle kan aan elke marktmachtige netwerkexploitant een verplichting opleggen om te goeder trouw te onderhandelen met elke dienstenverdeler, die een toegang tot zijn netwerk(en) heeft aangevraagd krachtens artikel 75.

In het kader van deze onderhandelingen kan het College voor vergunning en controle aan de marktmachtige netwerkexploitanten verplichtingen opleggen die hen verhinderen onredelijke of discriminerende voorwaarden op te leggen. Inzonderheid kan elke marktmachtige netwerkexploitant door het College voor vergunning en controle verplicht worden een derde dienstenverdeler geen voorwaarden op te leggen die strenger zouden zijn dan de voorwaarden die hij aan zichzelf oplegt wanneer hij de activiteit van dienstenverdeler uitvoert.

Het College voor vergunning en controle kan elke marktmachtige netwerkexploitant ertoe verplichten elke toegangsweigering uiterlijk binnen de drie maanden volgend op de datum van aanvraag ingediend door de dienstenverdeler, mee te delen. Deze weigering wordt formeel gemotiveerd.

Het College voor vergunning en controle kan van elke marktmachtige netwerkexploitant vragen dat hij, op aanvraag van het College, welbepaalde inlichtingen zou verschaffen of dat die inlichtingen openbaar zouden worden gemaakt, zoals de gegevens betreffende de boekhouding waarvan de gegevens over de opbrengsten van derden, technische specificaties, netwerkkenmerken, nadere regels en voorwaarden voor het leveren en het gebruiken alsmede de prijzen. HOOFDSTUK II. - De teledistributienetwerken

Art. 97.§ 1. Elke rechtspersoon die de activiteit van exploitant van een teledistributienetwerk wenst uit te oefenen, moet dit, binnen de maand vanaf het begin van zijn activiteit, verklaren aan de Regering en het College voor vergunning en controle. § 2. De verklaring bevat de volgende elementen : 1° de identificatiegegevens van de rechtspersoon alsmede haar adres;2° de beschrijving van het (de) teledistributienetwerk(en);3° de datum van het begin van de activiteiten. Elke wijziging van deze elementen moet aan de Regering of het College voor vergunning en controle worden meegedeeld. § 3. De Regering stelt het verklaringsmodel vast.

Art. 98.§ 1. De netwerkexploitanten hebben het recht, op hun kosten, op of onder de pleinen, wegen, straten, paden, waterlopen en kanalen, die deel uitmaken van het staatseigendom, werken te laten uitvoeren voor de installatie en het onderhoud van de kabels en bijbehorende uitrustingen van hun teledistributienetwerken, op voorwaarde dat de wetten en besluiten betreffende het gebruik van het staatsdomein nageleefd worden en dat het gebruik waarvoor het bestemd is, in acht wordt genomen.

Alvorens dit recht te kunnen gebruiken, zal de betrokken exploitant de grondtekening van de ligging en de details voor de installatie van de geleiders ter goedkeuring moeten voorleggen aan de overheid waartoe het staatseigendom behoort.

Deze overheid zal binnen de drie maanden vanaf de datum van verzending van de grondtekening een beslissing moeten nemen en haar beslissing aan de betrokken exploitant meedelen. Na deze termijn, als de overheid geen antwoord geeft, dan wordt de goedkeuring als verleend geacht.

In geval van volhardende betwisting, wordt er uitspraak gedaan over de zaak bij besluit van de Regering.

De overheid heeft in ieder geval, op haar respectievelijk domein, het recht nadien de bepalingen of de grondtekening van een installatie alsmede de daaraan verbonden werken te doen wijzigen. Als de wijzigingen opgelegd worden hetzij om een reden van openbare veiligheid, hetzij om een landschap te beschermen, hetzij in het belang van het wegennet, de waterstromen, de kanalen of een openbare dienst, hetzij als gevolg van een door de aanwonenden aangebrachte wijziging aan de eigendommen langs de gebruikte wegen, zijn de kosten van de werken ten laste van de exploitant; in de andere gevallen zijn ze ten laste van de overheid die de wijzigingen oplegt. Deze kan een voorafgaande kostenraming eisen en, bij onenigheid, zelf de werken laten uitvoeren. § 2. De exploitanten hebben eveneens het recht steunen en verankeringen blijvend te plaatsen voor de kabels en bijbehorende uitrusting van hun teledistributienetwerken op de muren en gevels die op de openbare weg uitkomen alsmede hun kabels te plaatsen op een open en niet-bebouwd terrein of die zonder bevestiging of aanraking boven de private eigendommen te laten lopen.

De werken zullen slechts kunnen beginnen nadat een behoorlijk opgestelde bekendmaking, die schriftelijk aan de eigenaars is gericht volgens de kadastergegevens, is meegedeeld aan de huurders en inwoners.

De uitvoering van deze werken heeft geen enkele onteigening tot gevolg.

De bevestiging van steunen en verankeringen op de muren of gevels kan de eigenaar niet hinderen zijn goed af te breken of te herstellen.

De ondergrondse kabels en de steunen op een open en niet-bebouwd terrein zullen verwijderd moeten worden op aanvraag van de eigenaar als deze zijn recht op bouwen of omheinen gebruikt; de verwijderingkosten zullen ten laste van de exploitant zijn.

De eigenaar zal evenwel de exploitant minstens drie maanden alvorens de in de leden 3 en 4 bedoelde werken te ondernemen, per aangetekend schrijven moeten verwittigen. § 3. De vergoedingen voor een schade die voortvloeit uit de installatie of de exploitatie van een teledistributienetwerk zijn geheel ten laste van de exploitant die aansprakelijk blijft voor alle gevolgen die schadelijk zijn voor derden. § 4. De netwerkexploitant is ertoe gehouden onmiddellijk gevolg te geven aan elke vordering van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie of elke dienst of onderneming die elektrische energie verdeelt, met het oog op het onmiddellijk stopzetten van elke nadelige storing of invloed op de werking van de telefoon-, telegraafinstallaties of installaties voor de verdeling van elektrische energie. Indien aan deze vordering niet wordt voldaan, zullen de als nuttig geachte maatregelen, met inbegrip van het verplaatsen van kabels en bijhorende uitrustingen, bevolen worden door de betrokken diensten of ondernemingen ten koste en op eigen risico van de exploitant. HOOFDSTUK III. - Radio-omroepnetwerken via de ether Afdeling I. - Toewijzing van radiofrequenties voor de uitzending via

terrestrische radiogolven Onderafdeling I. - Gemeenschappelijke regels

Art. 99.Behalve wat bepaald is voor de analoge televisie-omroep, stelt de Regering de lijsten vast van de radiofrequenties die toe te schrijven zijn aan elke categorie diensten bedoeld in deze afdeling.

Elke lijst omvat voor elke radiofrequentie de gegevens inzake de geografische ligging, de antennehoogte boven de grond, de maximale waarde van het effectief uitgestraald vermogen en de opgelegde verminderingen.

De Regering bepaalt de lijsten van de radiofrequenties met inachtneming van de technische federale normen terzake. Bij ontstentenis daarvan zal de Regering zich schikken naar de internationale normen terzake. De Regering kan normen vastleggen met inachtneming van voornoemde normen.

De uitzendingen van de radio-omroepdiensten worden in hun respectieve dienstzones beschermd tegen storingen die door uitzendingen van andere radio-omroepdiensten worden veroorzaakt volgens de normen bedoeld in het vorige lid.

Art. 100.§ 1. Het College voor vergunning en controle wijst de radiofrequenties toe volgens de lijst bepaald door de Regering.

De toewijzing van de radiofrequentie houdt het gebruik in van alle technische kenmerken die ermee verbonden zijn. § 2. Ter bezoldiging van de concessie door de Franse Gemeenschap van het gebruik van haar radiofrequenties en van de diensten die gepaard gaan met het beheer van dat gebruik, is een jaarlijks recht door elke netwerkexploitant verschuldigd waarvan de Regering het bedrag vastlegt.

Art. 101.Elke aanvraag om wijziging van de opstellingsplaats of van de radiofrequentie of om verhoging van het effectief uitgestraald vermogen of van de antenne, moet worden ingediend bij de Hoge Raad en moet de vergunning van het College voor vergunning en controle krijgen na onderzoek van de technische compatibiliteit van de aanvraag door de Regeringsdiensten. Als deze compatibiliteit niet erkend is, kan de aanvraag niet worden aanvaard.

Voor elke aanvraag, moet de aanvrager een rekengeld aan de Regeringsdiensten betalen ten bedrage van 125 euro, jaarlijks indexeerbaar volgens het algemeen indexcijfer van de consumptieprijzen.

De Regering kan het bedrag van het rekengeld wijzigen.

Art. 102.§ 1. Het College voor vergunning en controle kan een effectief uitgestraald vermogen opleggen dat lager is dan of een antennehoogte opleggen die kleiner is dan de grenzen die werden bepaald naar aanleiding van de toewijzing van de radio-frequentie, telkens wanneer het aangewezen is : 1° een doeltreffende bescherming te verzekeren tegen de mogelijke interferenties met andere diensten voor radiocommunicatie, namelijk in de nabijheid van de vliegvelden en van de luchtwegen;2° storingen te vermijden tussen verschillende radio-omroepdiensten binnen de Franse Gemeenschap. § 2. Die wijziging alsook elke andere wijziging, die toegelaten wordt krachtens artikel 101, of elke algemene wijziging aangebracht aan de bestanddelen die vermeld staan in het vergunningsbewijs of aan de technische gegevens, moeten in aanhangsel bij het contract worden gevoegd. Dit laatste wordt door het College voor vergunning en controle aan de houder van de betrokken radiofrequentie meegedeeld worden bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs alsmede aan de Secretaris-generaal van het Ministerie van de Franse Gemeenschap en aan de diensten van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie.

Onderafdeling II. - Private diensten voor analoge klankradio-omroep

Art. 103.Het gebruik van radiofrequenties voor de uitzending van de analoge klankradio-omroepdiensten via terrestrische radiogolven wordt toegelaten door het College voor vergunning en controle volgens de voorwaarden bepaald in deze onderafdeling.

Art. 104.Na de lijst van de aan de analoge klankradio-omroep toe te kennen radiofrequenties te hebben vastgelegd overeenkomstig artikel 99, publiceert de Regering een offerteaanvraag in het Belgisch Staatsblad .

De offerteaanvraag bevat de volgende elementen : 1° de lijst van de aan de dienstenuitgevers toe te kennen radiofrequenties, samen met hun technische kenmerken.De lijst bepaalt de radiofrequenties die aan de onafhankelijke radio's kunnen worden toegekend en de radiofrequenties die aan de netwerkradio's kunnen worden toegekend; 2° de lijst van voorwaarden waaraan de onafhankelijke radio's en de netwerken moeten voldoen zoals opgesteld krachtens artikel 54. De Regering kan andere nadere regels opleggen in de offerteaanvraag op advies van het College voor vergunning en controle.

Art. 105.Het onderzoek van de aanvragen wordt gevoerd overeenkomstig de artikelen 55 en 56.

Het College voor vergunning en controle wijst een radiofrequentie toe aan elke onafhankelijke radio en een netwerk van radiofrequenties aan elke netwerkradio. Hij kan de dienstzone van onafhankelijke radio's en netwerkradio's vervolledigen met één of meer heruitzendingsradiofrequenties zonder ontkoppeling, na onderzoek van de technische mogelijkheden door de diensten van de Regering.

De overdracht van radiofrequenties of netwerken van radiofrequenties is niet toegelaten.

Art. 106.In afwijking van de artikelen 104 en 105 kan de Regering radiofrequenties toekennen aan instellingen die de toelating hebben een schoolradio op te richten krachtens artikel 62.

De schoolradio's bezitten de volgende karakteristieken : 1° het effectief uitgestraald vermogen is beperkt tot 30 watts;2° de antennehoogte kan niet hoger zijn dan 15 meter;3° de duur van de uitzendingen mag niet langer zijn dan 8 uur per dag. De inrichtingen voor onderwijs mogen slechts een vergunning krijgen om een schoolradio te organiseren voor zover de uitzendingen geen storingen voor andere dienstenuitgevers veroorzaken.

De schoolradio's zijn vrijgesteld van de betaling van het jaarlijks luistergeld.

Art. 107.In afwijking van de artikelen 104 en 105 kan het College voor vergunning en controle radiofrequenties voorlopig toekennen aan natuurlijke of rechtspersonen voor een maximale duur van drie maanden na onderzoek van de technische mogelijkheden door de diensten van de Regering. Slechts de radiofrequenties voorgesteld door de diensten van de Regering kunnen toegekend worden.

Art. 108.In afwijking van artikel 100, § 2, voor de netwerkradio's die het gehele Frans taalgebied en het gehele tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad bedienen, is het luistergeld gelijk aan 50.000 euro per jaar, jaarlijks geïndexeerd op 1 januari en voor de eerste keer op 1 januari 2003 volgens het algemeen indexcijfer van de consumptieprijzen.

Voor de andere netwerkradio's of de onafhankelijke radio's bedraagt het luistergeld, per radiofrequentie, 1.250 euro per jaar, jaarlijks aangepast op 1 januari en voor de eerste keer op 1 januari 2003, volgens het algemeen indexcijfer van de consumptieprijzen. Indien de jaarlijkse bruto inkomsten uit reclame echter lager zijn dan 50.000 euro, bedraagt het luistergeld per radiofrequentie 600 euro, waarbij dit bedrag jaarlijks wordt aangepast zoals hierboven bepaald.

Onderafdeling III. - Private diensten voor digitale klankradio-omroep

Art. 109.Het gebruik van radiofrequenties door de exploitanten van netwerken van digitale klankradio-omroep via terrestrische radiogolven, wordt door het College voor vergunning en controle toegelaten binnen de voorwaarden bedoeld in deze afdeling.

Art. 110.Na de lijst van de aan de digitale klankradio-omroep toekenbare radiofrequenties te hebben vastgesteld overeenkomstig artikel 99, publiceert de Regering een offerteaanvraag in het Belgisch Staatsblad .

De offerteaanvraag omvat inzonderheid de lijst van de aan de netwerkexploitanten toekenbare radiofrequenties, samen met hun technische kenmerken. De lijst bepaalt de digitale netwerken over de gehele Franse Gemeenschap en de digitale netwerken op regionaal of lokaal vlak.

Art. 111.§ 1. De kandidaturen voor de in artikel 110 bedoelde offerteaanvraag worden bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs bij de voorzitter van de Hoge Raad ingediend.

Ze bevatten de volgende punten : 1° de rechtsvorm van de kandidaat alsmede de samenstelling van zijn kapitaal en zijn leidinggevende organen;2° het adres van zijn maatschappelijke zetel en zijn exploitatiezetel als deze verschilt van zijn maatschappelijke zetel;3° de commerciële voorwaarden voor de toegang tot de technische operaties voor de verdelers, met inbegrip, in voorkomend geval, van de toegang tot het systeem van voorwaardelijke toegang;4° De technische kenmerken voor vormgeving van het signaal, zijn transmissie en zijn uitzending. § 2. Binnen de maand na de datum van afsluiting van de offerteaanvraag, deelt de voorzitter van de Hoge Raad aan de kandidaat mee dat zijn aanvraag zal worden onderzocht en informeert hij de minister tot wiens bevoegdheid de audiovisuele sector behoort ervan alsmede de secretaris-generaal van het ministerie van de Franse Gemeenschap.

Art. 112.§ 1. Het College voor vergunning en controle beslist over de kandidaturen en kent de radiofrequenties toe aan de netwerkexploitanten binnen de drie maanden van de datum van afsluiting van de offerteaanvraag.

Hij beoordeelt de kandidaturen inzonderheid wat de volgende punten betreft : 1° de commerciële voorwaarden voor de toegang tot de technische operaties;2° de ervaring van de kandidaten op het gebied van de transmissie van radio-omroepsignalen. § 2. De Hoge Raad zendt een voor eensluidend verklaard afschrift van het vergunningsbewijs van de netwerkexploitant over aan de Minister tot wiens bevoegdheid de Audiovisuele Sector behoort alsmede aan de secretaris-generaal van het ministerie van de Franse Gemeenschap en aan het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie.

Onderafdeling IV. - Private diensten voor digitale televisieomroep

Art. 113.Het gebruik van radiofrequenties door de exploitanten van digitale televisie-omroepnetwerken via terrestrische radiogolven wordt toegelaten door het College voor vergunning en controle binnen de voorwaarden bepaald in deze afdeling.

Art. 114.Na de lijst van de aan de digitale televisieomroep toe te kennen radiofrequenties te hebben vastgelegd overeenkomstig artikel 99, publiceert de Regering een offerteaanvraag in het Belgisch Staatsblad .

De offerteaanvraag omvat inzonderheid de lijst van de aan de netwerkexploitanten toe te kennen radiofrequenties, samen met hun technische kenmerken. De lijst bepaalt de digitale netwerken die over het gehele grondgebied van de Franse Gemeenschap of op regionaal of lokaal vlak uitzenden.

Art. 115.§ 1. De kandidaturen voor de in artikel 114 bedoelde offerteaanvraag worden bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs bij de voorzitter van de Hoge Raad ingediend.

Ze bevatten inzonderheid de volgende punten : 1° de rechtsvorm van de kandidaat alsmede de samenstelling van zijn kapitaal en zijn leidinggevende organen;2° het adres van zijn maatschappelijke zetel en zijn exploitatiezetel als deze verschilt van zijn maatschappelijke zetel;3° de commerciële voorwaarden voor de toegang tot de technische operaties voor de verdelers, met inbegrip, in voorkomend geval, van de toegang tot het systeem van voorwaardelijke toegang;4° De technische kenmerken voor vormgeving van het signaal, zijn transmissie en zijn uitzending. § 2. Binnen de maand van de datum van afsluiting van de offerteaanvraag, deelt de voorzitter van de Hoge Raad aan de kandidaat mee dat zijn aanvraag zal worden onderzocht en informeert hij de Minister tot wiens bevoegdheid de Audiovisuele Sector behoort ervan alsmede de secretaris-generaal van het ministerie van de Franse Gemeenschap.

Art. 116.§ 1. Het College voor vergunning en controle beslist over de kandidaturen en kent de radiofrequenties toe aan de netwerkexploitanten binnen de drie maanden na de datum van afsluiting van de offerteaanvraag.

Hij beoordeelt de kandidaturen inzonderheid wat de volgende punten betreft : 1° de commerciële voorwaarden voor de toegang tot de technische operaties;2° de ervaring van de kandidaten op het gebied van de transmissie van radio-omroepsignalen. § 2. De Hoge Raad zendt een voor eensluidend verklaard afschrift van het vergunningsbewijs van de netwerkexploitant over aan de Minister tot wiens bevoegdheid de Audiovisuele Sector behoort alsmede aan de secretaris-generaal van het ministerie van de Franse Gemeenschap en aan het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie.

Onderafdeling V. - Private diensten voor analoge televisieomroep

Art. 117.Het gebruik van radiofrequenties voor de uitzending van analoge televisie-omroepdiensten wordt toegelaten door het College voor vergunning en controle onder de voorwaarden bepaald in deze onderafdeling.

Art. 118.Elke uitgever van televisie-omroepdiensten bedoeld bij dit decreet, die wenst één of meerdere radiofrequenties te gebruiken om analoog uit te zenden, richt zijn aanvraag bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs aan de voorzitter van de Hoge Raad.

De aanvraag bevat de volgende punten : 1° de dienst waarvoor de radiofrequentie(s) aangevraagd wordt(en);2° de geografische ligging van de vermoede uitzendingsplaats alsmede de antennehoogte boven de grond;3° de gewenste radiofrequentie(s). De dienstenuitgever kan aan de Regeringsdiensten vragen om de eventueel beschikbare radiofrequenties te identificeren. In dat geval moet de dienstenuitgever zich kwijten van een rekenrecht volgens de voorwaarden bepaald in artikel 101.

Art. 119.§ 1. Binnen de maand van ontvangst van de aanvraag deelt de voorzitter van de Hoge Raad aan de aanvrager mee dat zijn aanvraag zal worden onderzocht en zendt hij die aan de Regering over. Als een coördinatie van de radiofrequentie(s) nodig is, wordt de aanvrager op de hoogte gebracht van de voorzienbare termijnen voor deze coördinatie.

Indien de door de aanvrager gewenste radiofrequentie(s) overeenstemmend zijn of indien één of meer beschikbare radiofrequenties bepaald zijn, stelt de Regering de lijst vast van deze radiofrequenties door voor elke radiofrequentie de geografische ligging, de antennehoogte boven de grond, het effectief uitgestraald vermogen en de opgelegde verminderingen te bepalen.

Binnen de maand vanaf de dag waarop de lijst vastgelegd is door de Regering, kent het College voor vergunning en controle de radiofrequentie(s) aan de aanvrager toe.

Het College voor vergunning en controle kan geen andere radiofrequenties toekennen dan deze die door de Regering zijn voorgesteld. § 2. De Hoge Raad zendt een voor eensluidend verklaard afschrift van het bewijs dat het gebruik door een dienstenuitgever van één of meer radiofrequenties toelaat over aan de Minister tot wiens bevoegdheid de Audiovisuele Sector behoort alsmede aan de secretaris-generaal van het ministerie van de Franse Gemeenschap en het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie. Afdeling II. - Toekenning van radiofrequenties voor de uitzending via

satelliet

Art. 120.Het gebruik van satelliet-aarde-radiofrequenties voor de uitzending van radio-omroepdiensten via satelliet wordt toegelaten door het College voor vergunning en controle onder de voorwaarden bepaald in deze afdeling.

Art. 121.Elke netwerkexploitant die één of meer satelliet-aarde-radiofrequenties wenst te gebruiken om via satelliet uit te zenden, richt zijn aanvraag bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs aan de voorzitter van de Hoge Raad.

De aanvraag bevat de volgende punten : 1° de dienst waarvoor de radiofrequentie(s) aangevraagd wordt(en);2° de plaats van de aarde-satelliet-verbinding alsmede de benaming van de exploitant die de verbinding uitvoert;3° de gewenste radiofrequentie(s).

Art. 122.§ 1. Binnen de maand van ontvangst van de aanvraag, deelt de voorzitter van de Hoge Raad aan de aanvrager mee dat zijn aanvraag zal worden onderzocht en zendt hij die aan de Regering over.

Als de gevraagde radiofrequentie(s) beschikbaar zijn, stelt de Regering de lijst vast van deze radiofrequenties.

Binnen de maand vanaf de dag waarop de lijst werd opgesteld door de Regering, kent het College voor vergunning en controle de radiofrequentie(s) aan de aanvrager toe.

Het College voor vergunning en controle kan geen andere radiofrequenties toekennen dan die door de Regering voorgesteld. § 2. De Hoge Raad zendt een voor eensluidend verklaard afschrift van het bewijs dat het gebruik toelaat van één of meer radiofrequenties door een dienstenverdeler over aan de Minister tot wiens bevoegdheid de Audiovisuele Sector behoort alsmede aan de secretaris-generaal van het ministerie van de Franse Gemeenschap en het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie. HOOFDSTUK IV. - Bijbehorende faciliteiten en diensten Afdeling I. - Systemen en diensten voor voorwaardelijke toegang

Art. 123.Alle consumentenapparatuur die te koop of te huur wordt aangeboden of anderszins ter beschikking van het grote publiek wordt gesteld en die de signalen van de digitale televisie-omroepdiensten kan ontscrambelen, moet de mogelijkheid verschaffen om dergelijke signalen te ontscrambelen volgens het gemeenschappelijk Europees scrambelalgoritme, beheerd door een erkende Europese normalisatieorganisatie, en signalen die ongescrambeld worden uitgezonden weer te geven mits, in geval van gehuurde apparatuur, de huurovereenkomst door de huurder wordt nageleefd.

Art. 124.De systemen voor voorwaardelijke toegang moeten over de nodige technische mogelijkheden beschikken voor een goedkope controleoverdracht, waardoor de verdelers in de mogelijkheid worden gesteld om toezicht uit te oefenen op de toegang van hun abonnees tot de digitale televisie-omroepdiensten volgens hun eigen systeem voor voorwaardelijke toegang.

Art. 125.Een exploitant van een systeem voor voorwaardelijke toegang, die diensten produceert en commercialiseert met het oog op de toegang tot de digitale televisie-omroepdiensten, biedt aan elke uitgever of verdeler van radio-omroepdiensten die het hem aanvraagt, de technische diensten aan waarmee hun digitale televisie-omroepdiensten kunnen worden ontvangen door de kijkers die daartoe gerechtigd zijn middels decoders die door de exploitant van het systeem voor voorwaardelijke toegang worden beheerd, op eerlijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden.

Wanneer de exploitant van een systeem voor voorwaardelijke toegang andere activiteiten uitoefent, voert hij een gescheiden boekhouding voor de levering van diensten voor voorwaardelijke toegang.

Wanneer de digitale televisie-omroepdiensten geleverd worden tegen een bezoldiging vanwege de televisiekijkers, publiceren de dienstenverdelers een lijst met de tarieven voor de televisiekijkers, die rekening houdt met het al dan niet leveren van de bijbehorende apparatuur.

Art. 126.Wanneer houders van industriële eigendomsrechten inzake voorwaardelijke toegangssystemen en -producten licenties verlenen aan fabrikanten van voor het grote publiek bestemde apparatuur, dienen zij zulks te doen op eerlijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden. De houders van rechten mogen het verlenen van licenties, waarbij rekening wordt gehouden met de technische en commerciële factoren, niet doen afhangen van voorwaarden waardoor het verboden, ontraden of onaantrekkelijk gemaakt wordt om in het betrokken product : 1° ofwel een gemeenschappelijke interface in te bouwen die aansluiting op meerdere andere toegangssystemen mogelijk maakt;2° ofwel tot een ander toegangssysteem behorende middelen in te bouwen, wanneer de licentiehouder zich houdt aan de redelijke en passende voorwaarden inzake de beveiliging van de transacties van de exploitanten van voorwaardelijke toegangssystemen. Afdeling II. - Elektronische programmagidsen en andere bijbehorende

faciliteiten

Art. 127.Na advies van de Hoge Raad en binnen de perken van wat nodig is voor het garanderen van de toegang van de eindgebruikers tot het geheel van digitale radio-omroepdiensten beschikbaar binnen de Franse Gemeenschap, kan de Regering voorwaarden vastleggen betreffende de installatie, de toegang en de presentatie van de elektronische programmagidsen gebruikt in het kader van de digitale radio-omroep.

Deze voorwaarden kunnen de volgende vereisten inhouden : 1° de installatie, op de ontvangtoestellen voor digitale radio-omroep, van een elektronische gids voor basisprogramma's die in staat is een dienst op te zoeken op het geheel van beschikbare diensten zonder enige discriminatie uit te voeren;2° het behoud van een eervolle en effectieve concurrentie wat betreft de toegang van de dienstenuitgevers tot de elektronische programmagidsen;3° het respect van pluralisme en de naleving van het niet-discriminatieprincipe wat betreft de presentatie van de beschikbare diensten door de elektronische programmagidsen.

Art. 128.Na advies van de Hoge Raad en binnen de perken van wat nodig is voor het garanderen van de toegang van de eindgebruikers tot het geheel van digitale radio-omroepdiensten beschikbaar binnen de Franse Gemeenschap, kan de Regering voorwaarden vastleggen voor de exploitanten die een digitale televisieontvangerbestand controleren en aan de dienstenuitgevers een rechtvaardige, redelijke en niet-discriminerende toegang garanderen tot de faciliteiten van deze toestellen zodat de door elke uitgever voorgestelde diensten door die toestellen ontvangen zouden worden. Afdeling III. - Andere bijbehorende faciliteiten

Art. 129.Elk televisieontvangtoestel dat beschikt over een integraal beeldscherm waarvan de zichtbare diagonaal groter dan 42 centimeter is en dat te koop of te huur op de markt wordt aangeboden, moet voorzien zijn van ten minste één door een erkende Europese normalisatieorganisatie genormaliseerde aansluitbus met open interface, die het zonder meer mogelijk maakt randapparaten, met name verdere decoders en digitale ontvangers, aan te sluiten.

Elk digitaal televisieontvangtoestel met een beeldscherm waarvan de diagonaal meer dan 30 centimeter bedraagt en dat op de markt te koop of te huur wordt aangeboden, moet voorzien zijn van ten minste één door een erkende Europese normalisatieorganisatie genormaliseerde aansluitbus met open interface of van een aansluitbus die conform is met een norm die door een dergelijke organisatie werd erkend, en die het zonder meer mogelijk maakt randapparatuur aan te sluiten en in staat is alle elementen van een digitaal televisiesignaal over te dragen, met inbegrip van de informatie betreffende de diensten met interactieve en voorwaardelijke toegang.

TITEL VII. - Hoge Raad HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 130.Er wordt een "Conseil supérieur de l'Audiovisuel de la Communauté francaise de Belgique" (Hoge Raad voor de Audiovisuele Sector van de Franse Gemeenschap van België) opgericht, die een onafhankelijke bestuursoverheid is met een rechtspersoonlijkheid en die belast is met de regulering van de radio-omroep in de Franse Gemeenschap, hierna de « Hoge Raad » genoemd.

De zetel van de Hoge Raad is gelegen in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.

De Hoge Raad kan geen commerciële activiteiten uitoefenen.

Art. 131.De Hoge Raad is samengesteld uit twee colleges, een bureau en een onderzoekssecretariaat.

De twee colleges zijn : 1° het college voor advies, 2° het college voor vergunning en controle. De plenaire vergadering van de Hoge Raad is samengesteld uit de leden van het bureau, de andere leden van het College voor advies en van het College voor vergunning en controle. HOOFDSTUK II. - Colleges Afdeling I. - Opdrachten en bevoegdheden van de Colleges

Onderafdeling I. - College voor advies

Art. 132.§ 1. Het College voor advies heeft als opdracht : 1° op eigen initiatief of op aanvraag van de Regering of van de Raad van de Franse Gemeenschap, advies uit te brengen over elke vraag in verband met de audiovisuele sector, met inbegrip van de reclamecommunicatie, met uitzondering van de vragen die onder de bevoegdheid van het College voor vergunning en controle ressorteren;2° op eigen initiatief of op aanvraag van de Regering of van de Raad van de Franse Gemeenschap, advies uit te brengen over de wijzigingen in decreten en verordeningen die volgens hem noodzakelijk zullen zijn als gevolg van de technologische, economische, sociale en culturele evolutie van de activiteiten van de audiovisuele sector, alsook van het Europees en internationaal recht;3° op eigen initiatief of op aanvraag van de Regering of de Raad van de Franse Gemeenschap, advies uit te brengen over de naleving van de democratische regels betreffende de rechten en fundamentele vrijheden die door de Grondwet worden gewaarborgd, inzonderheid het niet-discriminatie-beginsel;4° op eigen initiatief of op aanvraag van de Regering of de Raad van de Franse Gemeenschap, advies uit te brengen over de bescherming van kinderen en adolescenten in de radio-omroepdiensten;5° reglementen opstellen en bijhouden over de reclamecommunicatie, over het respect van de menswaardigheid, over de bescherming van minderjarigen en over de politieke informatie tijdens verkiezingsperioden.Om een verplicht karakter te krijgen, zullen deze reglementen door de Regering moeten worden goedgekeurd. § 2. Wanneer de adviezen gevraagd worden door de Raad of de Regering van de Franse Gemeenschap, brengt het College deze binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum van versturing van de aanvraag. De Regering of de Raad van de Franse Gemeenschap kunnen het College om advies vragen volgens de urgentieprocedure. In dat geval wordt het advies binnen de maand uitgebracht.

Onderafdeling II. - College voor vergunning en controle

Art. 133.§ 1. Het College voor vergunning en controle heeft inzonderheid als opdracht : 1° de door dit decreet bedoelde dienstenuitgevers toe te laten, met uitzondering van de plaatselijke televisieomroepen en van de RTBF;2° het gebruik van radiofrequenties toe te laten;3° een advies uit te brengen voorafgaand aan de toelating door de Regering van plaatselijke televisie-omroepen;4° een advies uit te brengen voorafgaand aan elk ontwerp van overeenkomst te sluiten tussen de Regering en een dienstenuitgever;5° een advies uit te brengen over de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit het beheerscontract van de RTBF en de verplichtingen van de plaatselijke televisieomroepen;6° een advies uit te brengen over de nakoming van de verplichtingen bedoeld in de artikelen 41, 42 en 43;7° een advies uit te brengen over de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomsten gesloten tussen de Regering en de dienstenuitgevers die het recht op een verplichte verdeling genieten;8° een advies uit te brengen over de nakoming van de verplichtingen van de dienstenverdelers;9° algemene of bijzondere aanbevelingen te formuleren;10° elke overtreding van wetten, decreten en verordeningen in de radio-omroepsector vast te stellen alsook elke niet-naleving van verbintenissen die voortvloeien uit een overeenkomst, gesloten tussen de Franse Gemeenschap en een dienstenuitgever, uit het beheerscontract van de RTBF alsmede uit verbintenissen genomen in het kader van een antwoord op de offerteaanvraag bedoeld bij dit decreet;11° de relevante markten, de marktmachtige netwerkexploitanten en hun verplichtingen bepalen overeenkomstig de in de artikelen 90 tot 96 bedoelde procedure. § 2. De Regering kan zich wenden tot het College voor vergunning en controle, door toedoen van het secretariaat-generaal van het ministerie van de Franse Gemeenschap, betreffende elke nalatigheid die een overtreding uitmaakt. § 3. Voor de in 5°, 6° en 7° van § 1 bedoelde adviezen, brengt het College een advies, op eigen initiatief, minstens één keer per jaar, uit. § 4. Tenzij anders door dit decreet bepaald wordt, wanneer de adviezen door de Regering aangevraagd worden, brengt het College deze uit binnen een termijn van twee maanden vanaf de datum van versturing van de aanvraag. De Regering kan het College om advies vragen volgens de urgentieprocedure. In dit geval wordt het advies binnen de maand uitgebracht.

Als het advies niet binnen de termijnen bepaald in deze paragraaf wordt uitgebracht, dan wordt het advies als gunstig geacht voor de in 3° en 4° van § 1 bedoelde adviezen. § 5. De vergunningen gegeven krachtens § 1, 1° en 2° door het College voor vergunning worden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. § 6. Het College voor vergunning en controle kan van elke privé-persoon of elk overheidsbestuur alle informatie vragen die nodig is voor de vervulling van zijn opdrachten.

Art. 134.De Regering kan bij de Raad van State een beroep tot nietigverklaring, tot opschorting en met dringend karakter instellen tegen een beslissing van het College voor vergunning en controle genomen bij toepassing van artikel 133, §1, 1° en 2°, die hij als strijdig acht met dit decreet of met de besluiten terzake. Afdeling II. - Samenstelling van de colleges

Onderafdeling I. - College voor advies

Art. 135.§ 1. Buiten de 4 leden van het bureau bedoeld in artikel 139, § 1, is het College voor advies samengesteld uit dertig werkende leden die door de Regering worden aangesteld. Voor elk werkend lid wordt een plaatsvervanger benoemd, die afkomstig is uit dezelfde socio-professionele categorie. Het mandaat van de werkende en plaatsvervangende leden duurt vier jaar en is vernieuwbaar.

Onverminderd de bepalingen bedoeld bij artikel 139, § 1, worden de 34 werkende leden en de 30 plaatsvervangende leden aangesteld met inachtneming van artikel 7 van de wet van 16 juli 1973 waarbij de bescherming van de ideologische en filosofische strekkingen gewaarborgd wordt.

Het lid dat ermee ophoudt zijn ambt uit te oefenen voor het einde van zijn mandaat, wordt vervangen door zijn plaatsvervanger. Deze voleindigt het lopende mandaat.

Telkens als hij verhinderd is, verzoekt het werkend lid zijn plaatsvervanger om zitting te houden. De voorzitter stelt het ontslag van een lid van ambtswege vast na zes opeenvolgende ongewettigde afwezigheden.

De werkende en plaatsvervangende leden van het College voor advies worden door de Regering afgezet, op haar initiatief of op de voordracht van het College voor advies.

Er is aanleiding tot afzetting : 1° om redenen die voortvloeien uit de toepassing van artikel 404 van het Gerechtelijk Wetboek;2° bij niet-naleving van de regels betreffende de onverenigbaarheden bedoeld bij het decreet en vastgesteld door de plenaire vergadering, als de betrokkenen gehoord zijn in hun middelen.3° bij niet-naleving van de deontologische regels die zijn vastgesteld door het College voor advies bij toepassing van artikel 142, §2. § 2. De leden en hun plaatsvervanger worden gekozen uit de personen die behoren of hebben behoord tot een van de volgende socio-professionele categorieën : 1° de professionelen uit de audiovisuele sector;2° de filmsector en de onafhankelijke producenten van audiovisuele programma's;3° de vennootschappen met auteursrechten en naburige rechten;4° de uitgevers van private diensten van klankradio-omroep;5° de plaatselijke televisiezenders;6° de RTBF;7° de private uitgevers van televisie-omroepdiensten;8° de verdelers van radio-omroepdiensten en de netwerkexploitanten;9° de beroepen in verband met reclame;10° de adverteerders;11° de vereniging voor permanente opvoeding of de jeugdverenigingen;12° de verenigingen voor de bescherming van de consumenten, de televisiekijkers en de radioluisteraars;13° de representatieve werknemersorganisaties van voornoemde sectoren die aangesloten zijn bij een vakorganisatie die zitting heeft in de Nationale Arbeidsraad;14° de uitgeversmaatschappijen voor pers en boekwezen;15° de beroepsjournalisten erkend met toepassing van de wet van 30 december 1963 betreffende de erkenning en de bescherming van de titel van beroepsjournalist. Elk van de hierboven vermelde socio-professionele categorieën telt ten minste één werkend lid. § 3. De Regering legt de statuten vast van de werkende en plaatsvervangende leden van het College voor advies. § 4. De hoedanigheid van werkend en plaatsvervangend lid van het College voor advies is onverenigbaar met : 1° de hoedanigheid van lid van een uitvoerende macht op Europees, federaal, Gemeenschaps- of Gewestvlak;2° de hoedanigheid van lid van een kabinet van een uitvoerende macht op Europees, federaal, Gemeenschaps- en Gewestvlak;3° de hoedanigheid van lid van een wetgevende vergadering op Europees, federaal, Gemeenschaps- of Gewestvlak of van parlementslid;4° het behoren tot een instelling die de democratische beginselen niet naleeft die inzonderheid vervat zijn in het Europees Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden en in de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd;5° de hoedanigheid van lid van het College voor vergunning en controle, met uitzondering van de voorzitter en ondervoorzitters. § 5. Gedurende vier jaar, wonen de uittredende voorzitter en ondervoorzitters de vergaderingen van het College voor advies met adviserende stem bij. De onverenigbaarheden bedoeld in § 4 van dit artikel zijn op hen toepasselijk.

Onderafdeling II. - College voor vergunning en controle

Art. 136.§ 1. Buiten de 4 leden van het bureau bedoeld in artikel 139, § 1, is het College voor vergunning en controle samengesteld uit zes leden. Hun mandaat duurt vier jaar en is hernieuwbaar. Bij vervanging van een lid voleindigt de plaatsvervanger het lopende mandaat.

Onverminderd de bepalingen bedoeld in artikel 139, § 1, worden de tien leden aangesteld met inachtneming van artikel 9 van de wet van 16 juli 1973 waarbij de bescherming van de ideologische en filosofische strekkingen gewaarborgd wordt. Van de zes leden bedoeld in het vorige lid, worden er drie aangesteld door de Raad van de Franse Gemeenschap.

De Regering vervolledigt het College nadat de eerste drie leden aangewezen zijn door de Raad van de Franse Gemeenschap.

De leden van het College voor vergunning en controle worden gekozen onder de personen die erkend zijn voor hun bevoegdheden in de het domein van de rechten, de audiovisuele sector en de communicatiesector.

De voorzitter stelt het ontslag van ambtswege van een lid vast, nadat dit lid zes keer opeenvolgend afwezig is geweest.

De leden van het College voor vergunning en controle worden afgezet door de Raad van de Franse Gemeenschap op de voordracht van de Regering. De Regering stelt de herroeping voor op eigen initiatief of op de voordracht van het College voor vergunning en controle.

Er is aanleiding tot afzetting : 1° om redenen die voortvloeien uit de toepassing van artikel 404 van het Gerechtelijk Wetboek;2° bij niet-naleving van de regels betreffende de onverenigbaarheden bedoeld bij het decreet en vastgesteld door de plenaire vergadering, terwijl de betrokkenen gehoord zijn in hun verdedigingsmiddelen;3° bij niet-naleving van de deontologische regels vastgesteld door het College voor vergunning en controle bij toepassing van artikel 142, § 2. § 2. De hoedanigheid van lid is onverenigbaar met : 1° de hoedanigheid van lid van een uitvoerende macht op Europees, federaal, Gemeenschaps- en Gewestvlak;2° de hoedanigheid van lid van een kabinet van een uitvoerende vergadering op Europees, federaal, Gemeenschaps- en Gewestvlak;3° de hoedanigheid van lid van een wetgevende vergadering op Europees, federaal, Gemeenschaps- en Gewestvlak of van parlementsattaché;4° de hoedanigheid van provinciegouverneur, arrondissementscommissaris, lid van een bestendige deputatie of provincieraadslid; 5° de hoedanigheid van houder van een mandaat van burgemeester, schepen of voorzitter van een O.C.M.W.; 6° de uitoefening van elk ambt dat een conflict betreffende persoonlijke of functionele belangen kan doen ontstaan, wegens : de hoedanigheid van lid van het personeel of van de raad van bestuur van de RTBF of van een dienstenuitgever; de uitoefening van een ambt of het bezit van aandelen in een maatschappij of elke organisatie die een activiteit uitoefent die een rechtstreekse concurrentie uitmaakt met maatschappijen of organisaties van de audiovisuele sector; 7° het behoren tot een instelling die de democratische beginselen niet naleeft die inzonderheid vervat zijn in het Europees Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden en in de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd;8° met de hoedanigheid van lid van het College voor advies, de voorzitter en ondervoorzitters uitgezonderd. § 3. Wanneer het betrokken lid weet dat zijn persoon de oorzaak van wraking kan zijn of van het mogelijk ontstaan van een belangenconflict in verband met het onderwerp waarover het College voor vergunning en controle zal beraadslagen en beslissen, neemt het geen deel aan de debatten en de beraadslaging. De niet-naleving van die regel wordt beschouwd als een overtreding van de beroepscode bedoeld in artikel 142, § 2. § 4. De Regering stelt de statuten vast van de leden van het College voor vergunning en controle. HOOFDSTUK III. - Bureau

Art. 137.§ 1. Het bureau kan autonoom alle handelingen uitvoeren die noodzakelijk of nuttig zijn voor de uitoefening van de bevoegdheden van de Hoge Raad en zijn bestuur. Hij vertegenwoordigt hem in gerecht en tegenover derden. Hij kan contracten sluiten in zijn naam.

Het bureau bepaalt de omvang van de bevoegdheden die het aan één of meer van zijn personeelsleden delegeert, alsmede de vorm en de nadere regels van deze delegatie. Het bureau kan inzonderheid het dagelijks beheer van de Hoge Raad, de vertegenwoordiging betreffende dit beheer en de uitvoering van zijn beslissingen delegeren. § 2. Het bureau coördineert en organiseert de werkzaamheden van de Hoge Raad, zorgt ervoor dat de adviezen in overeenstemming zijn met het intern, Europees of internationaal recht, en lost de conflicten van alle aard op die tussen de colleges ontstaan.

Het bureau neemt alle contacten op met de internationale, federale, Gemeenschaps- en Gewestoverheden, die noodzakelijk zijn voor de vervulling van zijn opdrachten. § 3. Het bureau werft het personeel van de Hoge Raad aan.

De adviseurs en attachés van het onderzoekssecretariaat worden door het bureau aangeworven op advies van de onderzoekssecretaris. De leden van het onderzoekssecretariaat zijn licentiaat in de rechten of hebben een beroepservaring in de audiovisuele sector.

Wat de ambten van adviseur en attaché betreft, zal er een beroep gedaan worden op personen die aangeworven zijn met een arbeidsovereenkomst krachtens de bepalingen bedoeld in artikel 2, § 1, 3°, van het koninklijk besluit van 22 december 2000 tot bepaling van de algemene principes van het administratief en geldelijk statuut van de rijksambtenaren die van toepassing zijn op het personeel van de diensten van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen en van de Colleges van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en van de Franse Gemeenschapscommissie, alsook op de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen.

Voor de andere ambten stelt de Regering het personeelsstatuut vast.

Art. 138.§ 1. Het bureau kan aan de Regering alle aanbevelingen meedelen die nuttig zijn voor de vervulling van de opdrachten van de Hoge Raad.

Het kan van de diensten van de Regering alle inlichtingen of verslagen vragen die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de opdrachten van de Raad en de Colleges.

Het bureau kan eveneens een beroep doen op buitendiensten of op deskundigen, om de Hoge Raad en de colleges bij de uitoefening van hun opdrachten bij te staan. § 2. De Regering brengt het bureau op de hoogte van het gevolg dat zij geeft aan zijn adviezen. Het bureau verwittigt daar elk van de betrokken colleges van.

Art. 139.§ 1. Het bureau is samengesteld uit de voorzitter, de eerste, de tweede en de derde ondervoorzitter van de Hoge Raad. Deze worden aangesteld door de Regering voor een vernieuwbaar mandaat van vijf jaar met inachtneming van artikel 9 van de wet van 16 juli 1973 waarbij de bescherming van de ideologische en filosofische strekkingen gewaarborgd wordt. § 2. De onverenigbaarheden bedoeld bij artikel 136, § 2, zijn van toepassing op de voorzitter en de ondervoorzitters. § 3. De Regering vervangt de voorzitter of een ondervoorzitter bij ambtsneerlegging voor het einde van zijn mandaat. De vervanger volëindigt het lopende mandaat. § 4. De voorzitter en de ondervoorzitters van de Hoge Raad leggen de eed af in handen van de Minister tot wiens bevoegdheid de Audiovisuele Sector behoort. De andere leden leggen de eed af in handen van de voorzitter van de Hoge Raad. De tekst van de eedaflegging is deze die bepaald is bij het decreet van 20 juli 1831 betreffende de eedaflegging bij de aanvang der grondwettelijke vertegenwoordigende monarchie. § 5. De voorzitter en de ondervoorzitters kunnen worden afgezet door de Raad van de Franse Gemeenschap op de voordracht van de Regering. Ze kunnen worden afgezet om dezelfde redenen als die bedoeld in artikel 136, § 1. § 6. De Regering stelt het statuut vast van de leden van het bureau. HOOFDSTUK IV. - Onderzoekssecretariaat

Art. 140.§ 1. Het onderzoekssecretariaat van de Hoge Raad ontvangt de klachten die aan de Hoge Raad worden gericht. Het kan op eigen initiatief elke in artikel 156 bedoelde overtreding of niet-naleving vaststellen. Hij onderzoekt de dossiers. § 2. Het onderzoekssecretariaat van de Hoge Raad wordt geleid door de onderzoekssecretaris onder het gezag van het bureau. § 3. De onderzoekssecretaris wordt aangesteld door de Regering voor een mandaat van vijf jaar. De Regering stelt het statuut van de onderzoekssecretaris vast.

Art. 141.De in artikel 136, § 2, bedoelde onverenigbaarheden zijn van toepassing op de personeelsleden van de Hoge Raad.

De personeelsleden van de Hoge Raad zijn verplicht de beroepscodes na te leven die in de huishoudelijke reglementen van de Hoge Raad uitgevaardigd zijn. HOOFDSTUK V. - Dienst en werking

Art. 142.§ 1. De Hoge Raad stelt bij een voltallige vergadering zijn huishoudelijk reglement vast. Dat reglement bepaalt namelijk de vergaderplaats van de plenaire vergadering, de nadere regels voor de bijeenroeping van de leden, de beraadslaging en de mededeling van het activiteitenverslag bedoeld in artikel 143.

Daarenboven stelt het de te volgen procedure vast voor de vastlegging van de onverenigbaarheden van de leden van het bureau, het college voor advies en het college voor vergunning en controle en voor het verhoor van die, overeenkomstig de artikelen 135, § 1, zesde lid, 2°, en 136, § 1, zesde lid, 2°. § 2. Elk college stelt eveneens zijn huishoudelijk reglement vast, dat inzonderheid de werkingsregels uitvaardigt, alsook de beroepscode en, zo nodig, de regels betreffende de vermelding van de minderhedenstandpunten, alsmede de regels betreffende de publiciteit van de adviezen.

Het huishoudelijk reglement bepaalt eveneens de procedure die te volgen is door een college dat het ontslag van één van zijn leden aan de Regering voorlegt met inbegrip van de afzettingen gebaseerd op een onverenigbaarheid die door de plenaire vergadering behoorlijk wordt vastgesteld.

Het huishoudelijk reglement kan ook de bijeenroepingswijzen en -termijnen en de wijzen van beraadslagen en beslissen van de colleges bepalen, wanneer het aanwezigheidsquorum en het quorum voor de beraadslaging en beslissing bedoeld in artikel 145 niet bereikt zijn.

Het huishoudelijk reglement moet ten minste bepalen dat de colleges voor een nieuwe vergadering kunnen worden bijeengeroepen binnen een minimumtermijn van vijf werkdagen.

Het huishoudelijk reglement van het College voor vergunning en controle bepaalt namelijk de nadere regels voor de toepassing van de artikelen 158 en 159 en stelt de bepalingen vast betreffende de transparantie van de belangen van zijn leden in de audiovisuele sector. § 3. Het bureau stelt een huishoudelijk reglement vast. Deze regelt namelijk de nadere regels voor de bijeenroeping voor vergaderingen, de bevoegdheidsdelegaties bedoeld in artikel 137, § 1, en de stemoverdracht bedoeld in artikel 146 alsmede de openbaarheid van de werkzaamheden van de Hoge Raad, uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van het bureau, en de nadere regels voor de werking van het onderzoekssecretariaat. § 4. De huishoudelijke reglementen worden door de Regering goedgekeurd.

Art. 143.De plenaire vergadering van de Hoge Raad wordt bijeengeroepen door de voorzitter. Zij wordt minstens één keer per jaar bijeengeroepen om het activiteitenverslag goed te keuren.

Het activiteitenverslag bevat onder meer : 1° een verslag over de uitvoering van zijn opdrachten;2° een verslag over het beleid gevoerd inzake de sancties. Na zijn goedkeuring wordt het activiteitenverslag aan de Raad van de Franse Gemeenschap en aan de Regering meegedeeld.

Art. 144.§ 1. De voorzitter van de Hoge Raad zit van rechtswege de Colleges voor. De ondervoorzitters zijn stemgerechtigd bij alle vergaderingen van de Colleges. Bij verhindering van de voorzitter wordt deze vervangen door één van de ondervoorzitters. Het huishoudelijk reglement van het college stelt de nadere regels voor die vervanging vast. § 2. Twee gemachtigden van de Regering en de Secretaris-generaal van het ministerie van de Franse Gemeenschap, of diens gemachtigde, wonen de werkzaamheden van het College voor advies met adviserende stem bij.

De Secretaris-generaal van het ministerie van de Franse Gemeenschap, of diens gemachtigde, woont de werkzaamheden van het College voor vergunning en controle bij, behalve wanneer hij de in artikel 133, § 1, 10°, bedoelde bevoegdheid uitoefent.

Daarenboven nemen drie gemachtigden van de Raad voor media-opvoeding deel aan de werkzaamheden van het College voor advies met een adviserende stem.

Art. 145.Elk College wordt door de voorzitter of zijn plaatsvervanger bijeengeroepen. Elk College stelt de agenda vast op de voordracht van de voorzitter.

Het College voor advies beraadslaagt en besluit slechts geldig wanneer de helft van de leden aanwezig zijn.

Het College voor vergunning en controle beraadslaagt en beslist slechts geldig wanneer zeven van de leden aanwezig zijn.

De beslissingen van de Colleges worden genomen bij de meerderheid van de aanwezige leden.

Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.

Art. 146.Het bureau wordt door zijn voorzitter of diens plaatsvervanger bijeengeroepen. De oproepingsbrief bevat de agenda.

Het beraadslaagt en beslist geldig bij meerderheid wanneer drie van de leden aanwezig zijn. Hoogstens twee leden kunnen echter schriftelijk hun stemming schriftelijk overdragen aan een ander lid van het bureau.

Een lid mag niet over meer dan een overdracht beschikken.

Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.

Art. 147.De voorzitter, de ondervoorzitters, de leden van de colleges, alsmede het geheel van de personeelsleden zijn tot geheimhouding verplicht voor de feiten, daden en inlichtingen waarvan ze kennis hebben kunnen nemen naar aanleiding van de uitoefening van hun ambt, onder voorbehoud van wat nodig is voor het opstellen van de akten en verslagen die moeten worden bekendgemaakt.

Artikel 458 van het Strafwetboek over het beroepsgeheim is van toepassing. HOOFDSTUK VI. - Geldmiddelen

Art. 148.§ 1. De Hoge Raad heeft als geldmiddelen : 1° De jaarlijkse dotatie van de Franse Gemeenschap;2° De bijkomende specifieke dotatie;3° De giften en legaten die hij krijgt;4° De inkomsten van zijn eigen goederen. § 2. De Regering sluit met de Hoge Raad een financieringscontract, dat voor een periode van vijf jaar het bedrag vastlegt van de dotatie die aan de Hoge Raad wordt toegekend. Deze dotatie wordt jaarlijks op de begroting van de Franse Gemeenschap uitgetrokken en wordt geïndexeerd volgens de regels die in het financieringscontract nader bepaald zijn. § 3. Elk jaar kent de Franse Gemeenschap in voorkomend geval de Hoge Raad een specifieke bijkomende dotatie toe. Deze dekt de schadevergoeding betaald door de Hoge Raad wegens zijn eventuele aansprakelijkheid voor feiten die behoren tot de uitvoering van de opdrachten bedoeld in de artikelen 156 tot 160. De specifieke dotatie zal slechts gestort worden als het bedrag van deze schadevergoeding niet gedekt kan worden door de andere geldmiddelen van de Hoge Raad. HOOFDSTUK VII. - Controle

Art. 149.§ 1. De Regering stelt één van de commissarissen van de Regering aan, bedoeld in het decreet betreffende de doorzichtigheid, de autonomie en de controle in verband met de overheidsinstellingen, de maatschappijen voor schoolgebouwen en de maatschappijen voor vermogensbeheer die onder de Franse Gemeenschap ressorteren, voor de controle op de Hoge Raad. Deze commissaris zorgt voor het goede administratief en financieel beheer van de Hoge Raad.

In afwijking van het in lid 1 bedoelde decreet, woont de Commissaris slechts de vergaderingen van het bureau van de Hoge Raad bij.

Het bureau deelt elk document mee dat nuttig is voor de uitoefening van de opdrachten van de commissaris.

Bovendien kan de commissaris beschikken over elk document dat hij nuttig acht voor de uitoefening van zijn opdrachten. § 2. In afwijking van het decreet betreffende de doorzichtigheid, de autonomie en de controle in verband met de overheidsinstellingen, de maatschappijen voor schoolgebouwen en de maatschappijen voor vermogensbeheer die onder de Franse Gemeenschap ressorteren, kan de commissaris slechts een beroep indienen bij de Regering voor beslissingen betreffende het administratief en financieel beheer en de werking van de Hoge Raad die hij als strijdig acht met de wetten, decreten, ordonnanties en besluiten of als hij denkt dat ze het financieel evenwicht van de Hoge Raad in gevaar brengen.

Art. 150.§ 1. Het financieel beheer van de Hoge Raad wordt uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut. § 2. De controle op de jaarlijkse rekeningen en de regelmatigheid van de verrichtingen die in de jaarlijkse rekeningen vast te stellen zijn, wordt toevertrouwd aan een commissaris der rekeningen.

De Regering benoemt de commissaris der rekeningen onder de leden, natuurlijke of rechtspersonen van het Instituut der Bedrijfsrevisoren.

De commissaris der rekeningen legt minstens één keer per jaar een verslag aan het bureau van de Hoge Raad voor. § 3. Uiterlijk op 30 juni zendt het bureau een jaarlijks beheersverslag over aan de Regering, met inzonderheid een synthese van de jaarlijkse rekeningen, de voornaamste financiële gegevens van het afgelopen jaar, de balansen en het verslag van de commissaris der rekeningen.

TITEL VIII. - Sancties HOOFDSTUK I. - Strafrechtelijke en burgerrechtelijke sancties Afdeling I. - Strafrechtelijke sancties

Art. 151.Met gevangenisstraf van 8 dagen tot 5 jaar en met geldboete van minstens 26 euro, of met één van die straffen alleen, wordt gestraft, hij die bewust een radio-omroepdienst zal hebben uitgegeven of een radiofrequentie zal hebben gebruikt zonder de vergunningen bedoeld bij dit decreet te hebben ontvangen of wanneer deze vergunningen opgeschort, ingetrokken of vervallen zijn.

Art. 152.Met gevangenisstraf van 8 dagen tot 5 jaar en met geldboete van ten minste 26 euro, of met één van die straffen alleen, wordt gestraft, hij die bewust een radio-omroepdienst zal hebben uitgezonden die strijdig is met artikel 9.

Art. 153.§ 1. Met gevangenisstraf van 8 dagen tot 5 jaar en met geldboete van ten minste 26 euro, of met één van die straffen alleen, wordt gestraft, hij die : 1° aan het vervaardigen, invoeren, verdelen, verkopen, verhuren of bezitten van een illegale uitrusting deelneemt;2° aan de installatie, het onderhoud of de vervanging van een illegale uitrusting deelneemt;3° elk communicatiemiddel gebruikt om een illegale uitrusting rechtstreeks of onrechtstreeks te promoten;4° een illegale uitrusting gebruikt. § 2. De inbeslagneming van een illegale uitrusting wordt uitgesproken overeenkomstig artikel 42 van het Strafwetboek.

Art. 154.De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, hoofdstuk VII en artikel 85 inbegrepen, zijn van toepassing op de overtredingen bedoeld in de artikelen 151, 152 en 153. Afdeling II. - Burgerrechtelijke sancties

Art. 155.Onverminderd de bevoegdheid van de rechtbank van koophandel, kan de voorzitter van deze het bestaan vaststellen en de beëindiging van elke in artikel 153 bedoelde handeling bevelen.

De vordering wordt opgesteld en behandeld volgens het kort geding.

Er wordt over de vordering rechtgesproken onverminderd elke vervolging wegens dezelfde feiten voor een Strafgerecht.

Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad niettegenstaande hoger beroep en zonder borgstelling, behalve als de rechter bevolen heeft dat er één zou moeten geschieden.

Naast de beëindiging van de betwiste handeling, kan de voorzitter van de rechtbank van koophandel, zoals hij het best acht, de publicatie van het geheel of een gedeelte van het vonnis ten koste van de overtreder bevelen.

De overtreder kan daarenboven veroordeeld worden tot de inbeslagneming van de illegale uitrusting of, in voorkomend geval, tot de betaling van een bedrag dat gelijk is aan de prijs van de reeds afgestane illegale uitrusting. HOOFDSTUK II. - Administratieve sancties

Art. 156.§ 1. Wanneer hij een overtreding van wetten, decreten en verordeningen vaststelt inzake radio-omroep, inzonderheid deze die bepaald zijn in artikel 132, § 1, 5°, goedgekeurd door de Regering, of de niet-naleving vaststelt van de verplichtingen die voortvloeien uit een overeenkomst gesloten tussen de Franse Gemeenschap en de dienstenuitgevers, uit het beheerscontract van de RTBF alsmede uit verbintenissen genomen in het kader van het antwoord op een offerteaanvraag bedoeld bij dit decreet, kan het College voor vergunning en controle, met inachtneming van de in artikel 158 bedoelde procedure, één van de volgende sancties uitroepen : 1° de waarschuwing;2° de publicatie, volgens de door hem vastgelegde voorwaarden, over de aangeklaagde dienst of in elke andere periodieke publicatie of beide en ten koste van de overtreder, van een mededeling die aantoont dat het College voor vergunning en controle een overtreding heeft vastgesteld die door de mededeling wordt bekendgemaakt;3° de schorsing van het betwiste programma;4° de intrekking van het betwiste programma;5° de schorsing van de vergunning voor een maximumduur van zes maanden;6° onverminderd § 3, de schorsing van de verdeling van de betwiste dienst;7° een geldboete waarvan het bedrag niet lager dan 250 EUR mag zijn noch 3 % hoger dan de jaarlijkse omzet, belasting niet inbegrepen; In geval van herhaling binnen een termijn van vijf jaar, wordt dat bedrag opgevoerd tot 5 % van de jaarlijkse omzet, belasting niet inbegrepen;

De geldboetesanctie mag op bijkomstige wijze naast de sancties bedoeld in deze paragraaf worden opgelegd. 8° de intrekking van de vergunning. § 2. Onverminderd §3, bij dreiging van ernstig en moeilijk herstelbaar nadeel, kan het College voor vergunning en controle de verdeling van een dienst opschorten voor een periode die niet langer dan 15 dagen mag zijn. § 3. Het College voor vergunning en controle kan voorlopig en mits naleving van de hierna bepaalde procedure, de verdeling opschorten van de televisie-omroepdiensten bedoeld in artikel 83, § 1, 3° en 4°, wanneer ze twee keer in twaalf maanden duidelijk en ernstig artikel 9 hebben overtreden.

In dat geval brengt het College voor vergunning en controle de betrokken dienstenuitgever en de Europese Commissie op de hoogte van de aangeklaagde overtredingen.

Als geen enkele minnelijke schikking gebeurt binnen een termijn van veertien dagen vanaf de hierboven bedoelde bekendmaking en als de overtreding verder wordt begaan, kan het College voor vergunning en controle de verdeling van de betwiste dienst voorlopig opschorten.

Art. 157.De Regering stelt binnen haar diensten één of meer ambtenaren aan die worden belast met de invordering van de aldus krachtens artikel 156, § 1, verschuldigde geldboeten, door middel van een dwangbevel dat zij bevoegd zijn op te stellen. Dat dwangbevel is uitvoerbaar binnen acht dagen na de kennisgeving ervan aan de geldboeteschuldige. Het wordt door een gerechtsdeurwaarder uitgevoerd in de vormen bepaald in het Gerechtelijk Wetboek.

De uitvoering van het dwangbevel kan alleen door een met redenen omkleed verzet met dagvaarding voor het gerecht worden opgeschort. Op straffe van verval, wordt dat verzet aangetekend bij een exploot dat betekend wordt aan het kabinet van de minister-president van de Franse Gemeenschap binnen de maand na de kennisgeving van het dwangbevel.

De vordering wordt gebracht voor de rechtbank in het rechtsgebied waarvan de maatschappelijke zetel van de geldboeteschuldige gelegen is.

Art. 158.§ 1. Zodra een klacht of een feit, die/dat mogelijk een in artikel 156, § 1, bedoelde schending of overtreding kan uitmaken, ter kennis van de Hoge Raad wordt gebracht, wint het onderzoekssecretariaat inlichtingen in en beslist het over de ontvankelijkheid van het dossier.

Als het dossier ontvankelijk is, zorgt het onderzoekssecretariaat voor het onderzoek ervan. Het onderzoekssecretariaat kan de zaak seponeren.

Elke maand deelt het onderzoekssecretariaat aan het College voor vergunning en controle informatie mee over de dossiers die bij de Hoge Raad zijn ingediend.

Het College voor vergunning en controle kan beslissingen betreffende de niet-ontvankelijkheid en het seponeren door het onderzoekssecretariaat aan zich trekken.

Het onderzoeksverslag wordt aan het College voor vergunning en controle overgezonden. § 2. Het College voor vergunning en controle deelt zijn grieven en het verslag mede aan de overtreder. Deze beschikt over een termijn van één maand om inzage van het dossier te krijgen en zijn schriftelijke opmerkingen voor te leggen. § 3. De overtreder wordt verzocht te verschijnen op de datum die door de voorzitter wordt bepaald en bij een ter post aangetekend schrijven wordt meegedeeld. Hij kan zich door een raadsman laten vertegenwoordigen. Het College voor vergunning en controle kan iedere persoon horen die er nuttig toe kan bijdragen informatie te verstrekken. § 4. Het College voor vergunning en controle neemt een met redenen omklede beslissing binnen de zestig dagen na de afsluiting van de debatten. Die wordt bij een ter post aangetekend schrijven meegedeeld.

Het College voor vergunning en controle kan bij verstek beslissen. § 5. Wanneer een beslissing bij verstek is uitgesproken, kan de overtreder verzet aantekenen bij een ter post aangetekend schrijven binnen veertien dagen na de datum van kennisgeving van de beslissing die door het College voor vergunning en controle werd getroffen.

Een nieuwe datum om te verschijnen wordt bepaald. Verschijnt de overtreder opnieuw niet, dan mag hij geen verzet meer aantekenen. § 6. De zittingen van het College voor vergunning en controle zijn openbaar. Bij een met redenen omklede beslissing of op eigen initiatief of op aanvraag van de betrokkenen, kan het College voor vergunning en controle bevelen dat de debatten achter gesloten deuren zullen plaatsvinden.

Art. 159.In dringende gevallen en wanneer er een dreiging van ernstig en moeilijk herstelbaar nadeel is, in afwijking van artikel 158, kan de voorzitter van de Hoge Raad of zijn plaatsvervanger, zodra hij op de hoogte is van een feit dat een overtreding of een schending bedoeld in artikel 156, § 1, zou kunnen uitmaken, de betrokken personen bijeenroepen op door hem gekozen dag en uur, zelfs op feestdagen. De oproeping houdt de bekendmaking van de grieven in. Het onderzoekssecretariaat wordt onmiddellijk op de hoogte gebracht van de toepassing van de urgentieprocedure.

De overtreder en de onderzoekssecretaris of zijn vertegenwoordiger kunnen op de zitting schriftelijke opmerkingen neerleggen. De voorzitter kan de zitting opschorten om de overtreder en de onderzoekssecretaris of zijn plaatsvervanger de mogelijkheid te bieden om er kennis van te nemen. Wanneer de voorzitter een sanctie uitspreekt tegen een overtreder, moet het college voor vergunning en controle, met inachtneming van de in artikel 158 bedoelde procedure, zich over de beslissing van de voorzitter uitspreken binnen de 3 maanden vanaf de bekendmaking van de beslissing aan de overtreder.

Indien dit niet geval is, wordt de beslissing van de voorzitter nietig. De voorzitter of zijn plaatsvervanger, die de beslissing volgens de urgentieprocedure heeft meegedeeld, kan niet zetelen op het College voor vergunning en controle tijdens het onderzoek van deze beslissing.

Art. 160.§ 1. Met het oog op de vervulling van de opdrachten die hem toevertrouwd zijn, kan het onderzoekssecretariaat van de Hoge Raad : 1° zonder zich te moeten verplaatsen, zowel van de administraties als van de natuurlijke of rechtspersonen of personen die radio-omroepdiensten uitgeven of verdelen die bedoeld zijn bij dit decreet, van reclameregies, reclameagentschappen en adverteerders betrokken bij de uitzending van commerciële mededelingen door één van de vermelde uitgevers of van een gelijkaardige handeling, alle inlichtingen inwinnen om zich te vergewissen van de nakoming van de verplichtingen die aan de houders van een vergunning opgelegd zijn;2° bij dezelfde natuurlijke of rechtspersonen onderzoeken uit te voeren volgens door de Regering nader te bepalen regels. § 2. De Regering kan uit het onderzoekssecretariaat van de Hoge Raad beëdigde ambtenaren aanstellen die bevoegd zijn om processen-verbaal op te maken die gelden totdat het tegendeel bewezen is. Deze ambtenaren leggen de eed af, overeenkomstig artikel 572 van het Gerechtelijk Wetboek.

TITEL IX. - Steunfonds voor creatie op radio

Art. 161.De dienstenuitgevers die beschikken over een vergunning als netwerkradio en de uitgevers van klankradio-omroepdiensten verdeeld op een digitaal klankradio-omroepnetwerk die een vergunning krachtens dit decreet hebben verkregen, dragen jaarlijks bij in de financiering van het Steunfonds voor creatie op radio.

Het bedrag van deze bijdrage is : - 30.000 euro als het omzetcijfer van de dienstenuitgever tussen 0 en 4 miljoen euro ligt; - 90.000 euro als het omzetcijfer van de dienstenuitgever tussen 4 en 8 miljoen euro ligt; - 150.000 euro als het omzetcijfer van de dienstenuitgever tussen 8 en 12 miljoen euro ligt; - 210.000 euro als het omzetcijfer van de dienstenuitgever tussen 12 en 16 miljoen euro ligt; - 270.000 euro als het omzetcijfer van de dienstenuitgever tussen 16 en 20 miljoen euro ligt; - 330.000 euro als het omzetcijfer van de dienstenuitgever tussen 20 en 24 miljoen euro ligt; - 390.000 euro als het omzetcijfer van de dienstenuitgever boven 24 miljoen euro ligt.

De forfaitaire bedragen en de schalen van de omzetcijfers bedoeld in het vorige lid zijn jaarlijks aanpasbaar op basis van de evolutie van het algemeen indexcijfer van de consumptieprijzen zoals bepaald bij de wet van 2 augustus 1971.

Onder omzetcijfer moet verstaan worden de bruto bedragen, zonder omzet en belastingen op de toegevoegde waarde, van de reclames betaald door de adverteerders aan de dienstenuitgever en, in voorkomend geval, aan zijn exploitanten of aan zijn reclameregie en, in voorkomend geval, aan de reclameregies van de exploitanten, voor de uitzending van hun reclameberichten.

Voor het eerste vergunningsjaar draagt de dienstenuitgever bij in het Steunfonds voor creatie op radio op basis van het provisioneel financieel plan dat door hem wordt ingediend bij de invoering van zijn aanvraag om vergunning. § 2. Uiterlijk op 30 juni van elk jaar stelt de Hoge Raad voor elke in § 1 bedoelde dienstenuitgever het omzetcijfer vast van het vorig jaar en deelt hij die mee aan de Regering. § 3. Uiterlijk op 1 oktober van elk jaar beveelt de Regering bij een ter post aangetekende brief aan de dienstenuitgever het bedrag van zijn bijdrage te storten in het Steunfonds voor creatie op radio.

De aangetekende brief bepaalt de termijnen waarbinnen het bedrag van de bijdrage moet worden betaald. De betaaltermijn bedraagt minstens één maand. Hij begint op de datum van verzending van de aangetekende brief. § 4. De verschuldigde bedragen ondergaan verwijlinteresten van 1 % per maand. Elk deel van een maand geldt voor een gehele maand. § 5. De verschuldigde dienstenuitgever kan beroep instellen per aangetekende brief aan de diensten van de Regering, tegen het vastgestelde bedrag van zijn bijdrage.

De klachten moeten op straffe van verval opgestuurd worden binnen de 30 dagen vanaf de datum van verzending van de aangetekend brief die de betaling van het bedrag van de bijdrage beveelt.

De diensten van de Regering beslissen binnen de maand over de gegrondheid van de betwisting.

Van de beslissing van de diensten van de Regering wordt aan de betalingsplichtige bij een ter post aangetekende brief kennis gegeven. § 6. Indien de betaling van de bijdrage en de eventuele intresten niet gebeurt, is het dwangbevel de eerste vervolgingshandeling om de inning te verkrijgen.

Dit dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door de ambtenaar die belast is met de inning van de bijdrage.

Het wordt per deurwaardersexploot betekend met bevel tot betaling.

De uitvoering van het dwangbevel gebeurt met inachtneming van de bepalingen van het vijfde deel, Titel III, van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de gedwongen tenuitvoerlegging.

De tenuitvoerlegging van het dwangbevel kan slechts door een gemotiveerd verzet, gedaan door de betalingsplichtige, met dagvaarding voor het gerecht, worden gestuit. Dit verzet wordt gedaan bij exploot betekend door de Franse Gemeenschap in aanwezigheid van de ambtenaar belast met de inning van de bijdrage.

De vordering wordt aanhangig gemaakt bij de Rechtbank in welks rechtsgebied zich het bureau bevindt van de ambtenaar die belast is met de inning van de bijdrage. § 7. De aanvraag voor de terugbetaling van het bedrag van de bijdrage en de eventuele intresten wordt ingediend bij een exploot met dagvaarding voor het gerecht, betekend aan de Franse Gemeenschap, in de persoon van de ambtenaar belast met de inning van de bijdrage.

De vordering wordt aanhangig gemaakt bij de Rechtbank in welks rechtsgebied zich het bureau bevindt van de ambtenaar die belast is met de inning van de belasting. § 8. In geval van terugbetaling van het bedrag van de bijdrage, wordt de moratoire rente berekend volgens de wettelijk rentevoet op het bedrag van de terugbetaalbare bijdrage. § 9. De inning van het bedrag van de bijdrage en de eventuele intresten verjaart na één jaar vanaf de dag waarop ze ontstaan is.

De vordering voor terugbetaling van het bedrag van de bijdrage en de eventuele intresten verjaart na één jaar vanaf de dag waarop ze ontstaan is.

De verjaringen, zowel voor de inning als voor de terugbetaling van de bijdrage, worden gestuit op de manier en volgens de voorwaarden bedoeld in de artikelen 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.

In dat geval zal een nieuwe verjaring, die op dezelfde manier kan worden gestuit, verworven worden één jaar na de laatste akte tot stuiting van de vorige verjaring als er geen behandeling is voor het gerecht.

Art. 162.§ 1. Punt 23 van de tabel gevoegd bij het decreet van 27 oktober 1997, zoals gewijzigd, houdende aanwijzing van de begrotingsfondsen vermeld in de algemene uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap, wordt door de volgende tabel vervangen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. De Regering stelt de nadere regels voor de aanwending van het Steunfonds voor creatie op radio vast.

TITEL X. - Wijziging van het decreet betreffende de doorzichtigheid, de autonomie en de controle in verband met de overheidsinstellingen, de maatschappijen voor schoolgebouwen en de maatschappijen voor vermogensbeheer die onder de Franse Gemeenschap ressorteren

Art. 163.In artikel 33 van het decreet betreffende de doorzichtigheid, de autonomie en de controle in verband met de overheidsinstellingen, de maatschappijen voor schoolgebouwen en de maatschappijen voor vermogensbeheer die onder de Franse Gemeenschap ressorteren, worden de woorden « en onverminderd artikel 33bis » ingevoegd tussen de woorden « een andere wet of een ander decreet » en « zijn de opdrachten ».

Art. 164.In hetzelfde decreet wordt een artikel 33bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 33bis.De opdrachten toegewezen aan de commissarissen van de Regering bij de RTBF zijn de volgende : Zorgen voor de behartiging van het algemeen belang, voor de naleving van de wetten, decreten, ordonnanties en besluiten met uitzondering van de wetsbepalingen inzake radio-omroep en van het besluit tot goedkeuring van het beheerscontract;

Een verslag opstellen voor de toezichthoudende minister en de Minister van Begroting over alle beslissingen van de beheersorganen die een weerslag kunnen hebben op de algemene uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap of die dreigen het evenwicht van de financiën van het overheidsbedrijf in het gedrang te brengen;

Aan de toezichthoudende minister en de Minister van Begroting een omstandig schriftelijk advies uitbrengen, wanneer de commissarissen der rekeningen hun meedelen dat ze ernstige en overeenstemmende feiten hebben vastgesteld die dreigen de continuïteit van het overheidsbedrijf in het gedrang te brengen;

Aan de toezichthoudende minister en de minister van Begroting een schriftelijk en omstandig advies uitbrengen, wanneer één van de overheidsbestuurders hen op de hoogte brengt van het bestaan van een belangenconflict tussen een bestuurder en het overheidsbedrijf;

Minstens om de zes maanden een algemeen verslag opmaken voor de toezichthoudende minister en de Minister van Begroting. De verslagen zijn medeondertekend door de twee commissarissen van de Regering. Deze verslagen bevatten, in voorkomend geval, de uiteenlopende opmerkingen van de commissarissen.

In voorkomend geval zenden de toezichthoudende minister en de Minister van Begroting de verslagen over aan de Regering die ze van de commissarissen van de Regering hebben ontvangen. »

Art. 165.In hetzelfde decreet wordt een artikel 36bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 36bis.§ 1. Elke commissaris bij de RTBF informeert, binnen een termijn van 4 volle dagen, de toezichthoudende minister en de Minister van Begroting over alle beslissingen die hij acht als strijdig met het algemeen belang, de wetten, decreten, ordonnanties en besluiten, met uitzondering van de wettelijke bepalingen inzake radio-omroep en het besluit tot goedkeuring van het beheerscontract.

Deze informatie schorst de beslissing. Ze wordt binnen dezelfde termijn meegedeeld aan de raad van bestuur of aan het vast comité dat de bestreden beslissing heeft genomen. § 2. Deze korte termijn loopt vanaf de dag van de vergadering waarop de beslissing genomen werd, voor zover de commissaris daar regelmatig werd opgeroepen en, zo niet, vanaf de dag waarop hij er kennis van genomen heeft. § 3. De toezichthoudende minister en/of de Minister van Begroting kan/kunnen, binnen een termijn van 20 volle dagen, de beslissing die het voorwerp is van een informatie van de Commissaris van de Regering, aan de Regering voorleggen. § 4. Bij beslissing van de toezichthoudende minister en/of van de Minister van Begroting meegedeeld aan het beheersorgaan, kan de in § 3 bedoelde termijn verlengd worden met 10 volle dagen. § 5. Het advies van de toezichthoudende minister en/of van de minister van begroting wordt meegedeeld aan het beheersorgaan samen met een afschrift aan de Commissaris van de Regering. » TITEL XI. - Slotbepalingen HOOFDSTUK I. - Opheffingsbepalingen

Art. 166.§ 1. Opgeheven worden : 1° het decreet van 17 juli 1987 over de audiovisuele sector, zoals gewijzigd bij : - het decreet van 20 juli 1988 tot wijziging van het decreet van 17 juli 1987 over de audiovisuele sector en het decreet van 12 december 1977 houdende het statuut van de " Radio-Television belge de la Communaute française (RTBF); - het decreet van 19 juli 1991 tot wijziging van de wet van 6 februari 1987 betreffende de radiodistributie en teledistributienetten en betreffende de handelspubliciteit op radio en televisie, van het decreet van 12 december 1977 houdende het statuut van de "Radio-Television belge de la Communaute française (RTBF)" en van het decreet van 17 juli 1987 over de audiovisuele sector; - het programmadecreet van 26 juni 1992; - het decreet van 21 december 1992 houdende diverse maatregelen inzake cultuur, sociale zaken, onderwijs en Begroting; - het decreet van 27 december 1993 houdende diverse maatregelen inzake cultuur, gezondheid, onderwijs en begroting; - het programmadecreet van 25 juli 1996 houdende verschillende maatregelen inzake begrotingsfondsen, schoolgebouwen, onderwijs en audiovisuele sector; - het decreet van 24 juli 1997 betreffende de "Conseil supérieur de l'Audiovisuel" (Hoge Raad van de Franse Gemeenschap van België) en de private diensten voor klankradio-omroep; - het decreet van 4 januari 1999 houdende wijziging van het decreet van 17 juli 1987 over de audiovisuele sector en omzetting van de Richtlijn 97/36/EG van 30 juni 1997 en van de Richtlijn 95/47/EG van 24 oktober 1995; - het decreet van 5 juli 2000 tot wijziging van het decreet van 17 juli 1987 betreffende de audiovisuele sector; - het decreet van 13 december 2001 tot wijziging van artikel 47 van het decreet van 17 juli 1987 over de audiovisuele sector; - het besluit van 8 november 2001 tot uitvoering van artikel 5 van het decreet van 8 februari 1999 betreffende de euro; 2° het decreet van 24 juli 1997 betreffende de "Conseil supérieur de l'Audiovisuel" (Hoge Raad van de Franse Gemeenschap van België) en de private diensten voor klankradio-omroep, zoals gewijzigd bij : - het decreet van 15 november 2001 tot wijziging van het decreet van 24 juli 1997 betreffende de Hoge Raad; - het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van het initieel referentierooster van de Franse Gemeenschap voor de klankradio-omroep in frequentiemodulatie op de band 87.5-108 MHz en tot wijziging van het decreet van 24 juli 1997 betreffende de Hoge Raad en de private diensten voor klankradio-omroep van de Franse Gemeenschap; 3° artikel 17, § 1, en artikel 18, § 1, van de wet van 6 februari 1987 betreffende de radiodistributie- en teledistributienetten en betreffende de handelspubliciteit op radio en televisie. § 2. De besluiten van de Regering genomen ter uitvoering van de decreten bedoeld in § 1 blijven van kracht zolang ze niet door een besluit van de Regering opgeheven of gewijzigd zijn. HOOFDSTUK II. - Overgangsbepalingen

Art. 167.§ 1. Elke procedure betreffende de vergunning, ingesteld overeenkomstig titel II van het decreet van 24 juli 1997 betreffende de "Conseil supérieur de l'Audiovisuel" (Hoge Raad van de Franse Gemeenschap van België) en de private diensten voor klankradio-omroep, wordt voortgezet met inachtneming van de bepalingen van die titel.

De vergunningen verleend in het kader van die procedure blijven geldig tot aan hun einde. § 2. Elke aanvraag om vergunning ingediend voor de inwerkingtreding van dit decreet wordt onderzocht met inachtneming van de bepalingen van het decreet van 17 juli 1987 over de audiovisuele sector.

Elke vergunning verleend op basis van het decreet van 17 juli 1987 over de audiovisuele sector en elke overeenkomst in verband daarmee blijven geldig tot hun einde. In dat geval is artikel 41 niet van toepassing voor de duur van de overeenkomst.

Binnen de zes maanden na de inwerkingtreding van dit decreet kan elke houder van een vergunning waarvan de termijn niet vervallen is, verleend op basis van het decreet van 17 juli 1987 over de audiovisuele sector, een aanvraag om vergunning indienen bij toepassing van dit decreet.

De verlening van een vergunning overeenkomstig dit decreet heeft als gevolg dat de vorige vergunning ingetrokken wordt. § 4. De vergunningen verleend aan de plaatselijke televisiezenders op basis van het decreet van 17 juli 1987 over de audiovisuele sector, komen ten einde op de door de Regering vastgestelde datum. § 5. De leden van de Hoge Raad, met uitzondering van de leden van het bureau die hun mandaat beëindigen, zullen binnen de zes maanden na de inwerkingtreding van dit decreet vervangen worden. § 6. Met het oog op de uitoefening van de opdrachten toegewezen aan de Hoge Raad, worden de personeelsleden van de Diensten van de Franse Gemeenschap, die op de datum van bekendmaking van dit decreet in het Belgisch Staatsblad aangesteld of ingelijfd zijn bij de Hoge Raad zoals ingesteld bij het decreet van 24 juli 1997 betreffende de « Conseil supérieur de l'Audiovisuel » (Hoge Raad van de Franse Gemeenschap van België) en de private diensten voor klankradio-omroep, overgedragen naar de Hoge Raad zoals ingesteld bij dit decreet.

De Regering bepaalt de datum en de nadere regels voor de overdracht van de in het vorige lid bedoelde personen.

Deze nadere regels bepalen inzonderheid dat deze overdracht op vrijwillige basis verloopt.

De overgedragen personeelsleden behouden hun graad of een gelijkwaardige graad en hun hoedanigheid. Ze behouden minstens de bezoldiging en de anciënniteit die ze hadden of zouden hebben verworven als ze in hun oorspronkelijke dienst het ambt verder hadden uitgeoefend waarvan ze titularis waren toen ze werden overgedragen. Ze verwerven de hoedanigheid van personeelslid van de Hoge Raad.

De personeelsleden van de Diensten van de Franse Gemeenschap die op de datum van bekendmaking van dit decreet in het Belgisch Staatsblad aangesteld of ingelijfd zijn bij de Hoge Raad zoals ingesteld bij het decreet van 24 juli 1997 betreffende de « Conseil supérieur de l'Audiovisuel » (Hoge Raad van de Franse Gemeenschap van België) en de private diensten voor klankradio-omroep, en die niet overgedragen worden naar de Hoge Raad zoals ingesteld bij dit decreet, behouden hun graad en hun hoedanigheid. De Regering bepaalt de lijst van vergoedingen, premies en toelagen die deze personeelsleden zullen behouden alsmede de periode tijdens welke ze die voordelen verder zullen genieten. § 7. De netwerkexploitanten die verklaren dienstverdelers te zijn, beschikken over een termijn van één jaar vanaf de afsluiting van de rekeningen en de jaarlijkse balans volgend op de inwerkingtreding van dit decreet, om zich naar artikel 77 te schikken. HOOFDSTUK III. - Inwerkingtreding

Art. 168.Dit decreet treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

De bepalingen bedoeld in artikel 166, § 1, 3°, en in artikel 31, treden in werking op de datum van inwerkingtreding van de nadere regels vastgesteld bij de Regering bij toepassing van artikel 30.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 27 februari 2003.

De Minister-President, belast met de Internationale Betrekkingen, H. HASQUIN De Minister van Cultuur, Begroting, Ambtenarenzaken, Jeugdzaken en Sport, R. DEMOTTE De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan de « O.N.E. », J.-M. NOLLET De Minister van Secundair Onderwijs en Buitengewoon Onderwijs, P. HAZETTE De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. F. DUPUIS De Minister van Kunsten en Letteren en van de Audiovisuele Sector, R. MILLER De Minister van Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. N. MARECHAL _______ Nota (1) Zitting 2002-2003. Stukken van de Raad. - Ontwerp van decreet, nr. 357-1. - Commissieamendementen, nr. 357-2. - Verslag, nr. 357-3.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 19 februari 2003.

^