Etaamb.openjustice.be
Decreet van 19 mei 2004
gepubliceerd op 23 juni 2004

Decreet tot wijziging van het decreet van 20 juni 1980 houdende de voorwaarden voor de erkenning en subsidiëring van jeugdorganisaties

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2004029229
pub.
23/06/2004
prom.
19/05/2004
ELI
eli/decreet/2004/05/19/2004029229/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 MEI 2004. - Decreet tot wijziging van het decreet van 20 juni 1980 houdende de voorwaarden voor de erkenning en subsidiëring van jeugdorganisaties (1)


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Artikel 1 van het decreet van 20 juni houdende de voorwaarden voor de erkenning en subsidiëring van jeugdorganisaties wordt vervangen door: «

Artikel 1.Binnen de grenzen van de beschikbare kredieten kent de voor het jeugdbeleid bevoegde minister, aan de erkende jeugdorganisaties de subsidies toe in overeenstemming met de door dit decreet vastgestelde voorwaarden. »

Art. 2.§ 1 - In artikel 2 van hetzelfde decreet wordt een § 2bis ingelast met de volgende tekst : § 2bis. Met 'Commissie' wordt bedoeld de Adviescommissie van de jeugdorganisaties, vermeld in hoofdstuk IIbis van dit decreet.' § 2 - In artikel 2 van hetzelfde decreet wordt een § 2ter ingelast met de volgende tekst: « § 2ter. In de zin van dit decreet zijn de toepassingszones : 1. provincie Henegouwen 2.provincie Luxemburg 3. provincie Namen 4.provincie Luik, met uitzondering van de gemeenten bedoeld in artikel 5 van de wetten op het taalgebruik in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966; 5. de zone bestaande uit het tweetalige Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de provincie Waals Brabant.»

Art. 3.Artikel 3 van hetzelfde decreet wordt vervangen door : Art. 3 - § 1. Om als jeugdorganisatie erkend te worden moet de vereniging : 1. activiteiten uitoefenen die overeenstemmen met artikel 2 op basis van lokale, regionale initiatieven of voor de hele Franse Gemeenschap gemeenschappelijke initiatieven;2. het statuut van vzw hebben, of ingeval van feitelijke vereniging, een benaming en een huishoudelijk reglement hebben dat elk winstgevend doel uitsluit en de autonomie garandeert;3. haar zetel hebben in het Franstalige landsgedeelte of in het tweetalige Brussels Hoofdstedelijk Gewest;4. zich - behoudens uitzondering - richten tot een publiek van kinderen, jongeren of jonge volwassenen onder 30 jaar; 5. de actieve deelneming van de gebruikers garanderen aan het concept, de voorbereiding en het beheer van de programma's door met name minstens 2/3 jongeren onder 35 jaar op te nemen in alle bestuursorganen (algemene vergadering, raad van bestuur, directiecomité, programmacomité, enz ...); 6. de jongeren de middelen verschaffen voor een aangepaste opleiding met betrekking tot de doelstellingen van de organisatie en de met hun medewerking samengestelde programma's, ofwel door een beroep te doen op gespecialiseerde instellingen, ofwel door zelf de nodige opleidingsprogramma's te organiseren;7. de informatie naar de leden verzorgen, evenals de regels bepalen voor toegang tot de activiteiten, programma's en uitrusting alsook voor de toetreding tot de organisatie;8. over een lokaal beschikken dat uitsluitend door de organisatie wordt gebruikt, en er gedurende 12 maanden per jaar een voltijdse permanentie organiseren, behalve tijdens de normale vakantieperiode, door één of meerdere personen die voor de organisatie werken;9. over een telefoonaansluiting en een rekening bij een kredietinstelling op naam van de organisatie beschikken;10. voor de organisatie een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid afsluiten ten overstaan van derden of andere leden van de vereniging;11. een degelijke boekhouding bijhouden om de financiële controle mogelijk te maken;12. aanvaarden dat gecontroleerd wordt of de activiteiten voldoen aan en overeenstemmen met de voorwaarden voor de toekenning van de subsidies, conform artikel 55 van de gecoördineerde wetten op de rijkscomptabiliteit. § 2. Bovendien moet de vereniging : 1. Om erkend te worden als jeugdbeweging : - de deelneming waarborgen van minstens 1500 regelmatig ingeschreven leden op basis van een vrijwillig engagement in minstens 35 afdelingen verdeeld over drie van de vijf toepassingszones van dit decreet;2. Om erkend te worden als gespecialiseerde jeugdbeweging : a) zich richten tot een categorie jongeren bepaald op basis van het milieu waarin ze leven;b) een specifieke actie verantwoorden die voldoet aan de bijzondere behoeften van deze categorie jongeren;c) de deelneming van minstens 100 regelmatig ingeschreven leden verzekeren op basis van een vrijwillig engagement binnen minstens 20 afdelingen of 5 centra voor hoger onderwijs verdeeld over drie van de vijf toepassingzones van dit decreet;3. Om erkend te worden als jeugddienst : a) in minstens tien gemeenten verdeeld over minstens drie van de vijf toepassingszones van dit decreet, regelmatige activiteiten uitoefenen ten dienste van de jongeren of jeugdorganisaties; of b) in minstens drie van de vijf toepassingszones van dit decreet een totaal van tien activiteiten uitoefenen inzake vorming van kaders of animatieverblijven, gelijk aan minstens 50 dagen dienstverlening aan jongeren of jeugdorganisaties;4. Om erkend te worden als coördinatieorganisatie : - minstens 6 erkende jeugdorganisaties groeperen die samenwerken op basis van gemeenschappelijke ideologische, sociale of politieke denkbeelden of door toepassing van gemeenschappelijke methoden en technieken samenwerken om activiteiten van algemeen belang te realiseren.5. Om erkend te worden als federatie van jeugdorganisaties : a) de in punt 4 opgesomde voorwaarden respecteren;b) instaan voor de vertegenwoordiging, de valorisatie en de verdediging van de belangen van de leden-jeugdorganisaties;c) de standpunten van de leden inzake jeugdbeleid verdedigen bij de verschillende instanties en de overheid;d) ten voordele van de leden coördinatie-, informatie-, adviesopdrachten vervullen, overleg en vorming organiseren, diensten verlenen;e) op basis van gemeenschappelijke ideologische of sociale of politieke denkbeelden de uitwisseling bevorderen van kennis, knowhow, en technische, pedagogische en politieke methoden rond activiteiten van openbaar belang over sectorale of algemene aangelegenheden van het jeugdbeleid. Wanneer verscheidene verenigingen die hun erkenning als federatie van jeugdorganisaties aanvragen, onder hun leden eenzelfde erkende jeugdorganisatie tellen, duidt deze de aanvragende vereniging aan die de organisatie mag meerekenen bij de telling voorzien in punt 4. § 3. Wanneer het een jeugdorganisatie betreft die een politieke tendens vertegenwoordigt die vertegenwoordigd is in de Raad van de Franse Gemeenschap, met uitzondering van het tweetalige Brussels Hoofdstedelijk Gewest, kan worden afgeweken van de voorwaarde van vestiging in drie van de vijf toepassingszones van dit decreet, mits specifiek advies van de Franstalige Jeugdraad over dit punt.

Art. 4.In hetzelfde decreet wordt artikel 8, § 2, vervangen door : § 2. Worden toelaatbaar geacht als werkingsuitgaven : 1. de bezoldiging van het vaste personeel dat de organisatie in dienst heeft conform de loonschaal bepaald in het decreet van 17 december 2003 betreffende de werkgelegenheid in de sociaal-culturele sector en diverse bepalingen, bovenop deze waarvoor de tussenkomst voorzien in artikel 7, § 1, 1 en 2 is verzekerd;2. de specifieke vergoedingen en bezoldiging toegekend aan personen die niet voltijds in dienst zijn en die animatie- of vormingsopdrachten uitvoeren in het kader van activiteiten georganiseerd op gemeenschappelijk niveau van de organisatie;3. de uitgaven voor terugbetaling van kosten gedragen door het animatiepersoneel, tot een forfaitair bedrag van 4000 euro voor de leden van het animatiepersoneel;4. de uitgaven door het algemeen secretariaat van de organisatie voor publicaties in de vorm van drukwerk en affiches of andere dragers, met aftrek van de huur van deze publicaties en de inlassing van reclame;5. de huur of huurwaarde van de lokalen gebruikt door het centraal secretariaat tot een bedrag gelijk aan het kadastraal inkomen van deze lokalen;6. de kosten voor elektriciteit, verwarming, onderhoud en herstelling van deze lokalen;7. de onroerende voorheffing betaald door de organisatie;8. de statutaire bijdragen aan internationale jeugdverenigingen of verenigingen voor permanente opleiding waarvan de betrokken organisatie deel uitmaakt, en de kosten voor deelneming aan één statutaire vergadering per jaar per mandaat dat de organisatie er bekleedt;9. de kosten voor verzekeringen afgesloten door het algemeen secretariaat van de organisatie met uitzondering van de verzekering met betrekking tot het gebruik van voertuigen;10. de kosten voor telefoonabonnementen of een deel van een abonnement genomen door het algemeen secretariaat en het gebruik van dit net;11. de uitgaven door de organisatie voor de aankoop van didactisch, administratief en technisch materiaal tot een bedrag van 2500 euro per jaar.

Art. 5.In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk IIbis ingelast met de volgende tekst : « Hoofdstuk IIbis - Forfaitaire aanvullende subsidies Art. 10bis - § 1. Binnen de grenzen van de beschikbare kredieten genieten de erkende jeugdorganisaties bovendien jaarlijkse aanvullende subsidies in de vorm van vaste en variabele forfaitaire bedragen. § 2. Vanaf het begrotingsjaar 2005 bedraagt de vaste forfaitaire aanvullende subsidie minstens 10.000 euro per jaar. § 3. De variabele forfaitaire aanvullende subsidie bedraagt elk jaar het bedrag verkregen door berekening volgens de volgende formule : a) ofwel a het aantal erkende jeugdorganisaties met toegelaten administratieve uitgaven die 14.900 euro niet overschrijden; b) ofwel b het aantal erkende jeugdorganisaties met toegelaten administratieve uitgaven tussen 14.901 en 29.800 euro; c) ofwel het aantal erkende jeugdorganisaties met toegelaten administratieve uitgaven tussen 29.801 en 198.000 euro; d) ofwel d het aantal erkende jeugdorganisaties met toegelaten administratieve uitgaven boven 198.000 euro. ofwel n het aantal verkregen met de volgende formule : n = a + (b*1,5) + (C*2) + (d*2,5) De in a) bedoelde organisaties hebben elk recht op een variabele forfaitaire aanvullende subsidie gelijk aan 1 punt.

De in b) bedoelde organisaties hebben elk recht op een variabele forfaitaire subsidie gelijk aan 1,5 punten.

De in c) bedoelde organisaties hebben elk recht op een variabele forfaitaire subsidie gelijk aan 2 punten.

De in d) bedoelde organisaties hebben elk recht op een variabele forfaitaire subsidie gelijk een 2,5 punten.

De waarde van het punt wordt bepaald door het bedrag van het beschikbare krediet verminderd met het totale bedrag van de toelagen toegekend krachtens hoofdstuk II, van de vaste aanvullende subsidies bedoeld in § 2 van dit hoofdstuk en de subsidies toegekend krachtens hoofdstuk IIIbis, gedeeld door n.

Art. 10ter - § 1. De voor een bepaald jaar toegekende jaarlijkse forfaitaire aanvullende subsidies betreffen hetzelfde burgerlijk jaar. § 2. De Regering betaalt deze subsidies met naleving van de volgende principes : - Elk jaar ramen de diensten van de Regering de forfaitaire aanvullende subsidies op basis van het gesubsidieerde cultureel seizoen, als gewone subsidie, ten laste van de begroting van het vorige jaar; - Voorzover de algemene begroting van de uitgaven vooraf werd aangenomen, worden 85 % van de geraamde variabele forfaitaire subsidies elk jaar ten laatste op 30 april betaald; - Vanaf 1 september en na indiening van de rekeningen en de balans voor het vorige burgerlijke jaar door de vereniging, wordt de werkelijk verschuldigde forfaitaire aanvullende subsidie berekend, en ten laatste op 15 december het saldo betaald, in functie van de eerste reeds betaalde schijf. § 3. De jaarlijkse forfaitaire aanvullende subsidies worden verantwoord door de in aanmerking komende lasten van het burgerlijk jaar waarop ze betrekking hebben. Welke lasten in aanmerking komen hangt af van een boekhoudkundige verplichting tijdens datzelfde burgerlijk jaar.

De overeenkomstig dit hoofdstuk in aanmerking komende kosten zijn : 1. de kosten voor de bezoldiging, de sociale lasten op de lonen en de diverse kosten in verband met de werkgelegenheid;2. de kosten voor de werking van de organisatie;3. de kosten voor de activiteiten van de organisatie. § 4. De vereniging moet vóór 1 september ten laatste de Regering haar door de algemene vergadering goedgekeurde jaarrekeningen betreffende het vorige burgerlijk jaar overhandigen. Deze jaarrekeningen omvatten de balans en de resultaatrekening volgens het door de wet van 27 juni op de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen voorziene schema.

Deze jaarrekeningen dienen als bewijs voor de jaarlijkse forfaitaire aanvullende subsidies voor het bedoelde burgerlijk jaar. § 5. Voor de nieuw erkende verenigingen betaalt de Regering de jaarlijkse aanvullende subsidies met naleving van de volgende principes : - Voor het jaar waarin de erkenning van kracht wordt, wordt een vaste forfaitaire aanvullende subsidie, zoals bepaald in artikel 10bis, § 2, berekend pro rata van het aantal maanden tussen de ingangsdatum van de erkenning en 31 december van het lopende jaar, ten laatste op 15 december betaald; - Het jaar na de ingang van de erkenning wordt de vaste aanvullende subsidie zoals bedoeld in artikel 10bis, § 2, als voorschot ten laatste betaald op 30 april; - Vanaf 1 september van het jaar van ingang van de erkenning, en na overdracht door de vereniging van de rekeningen en de balans betreffende het vorige burgerlijke jaar, wordt de werkelijk verschuldigde jaarlijkse forfaitaire aanvullende subsidie berekend en het saldo ten laatste op 15 december betaald in functie van het reeds betaalde voorschot. - Voor de volgende jaren gelden de in § 2 voorziene modaliteiten. § 6. Indien nodig bepaalt de Regering bijzondere betalings- en bewijsmodaliteiten, met respect van de principes voorzien in § § 2 tot 5. » Art.6. In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk IIter ingelast met de volgende tekst : « Hoofdstuk IIter - Adviescommissie van de jeugdorganisaties

Art. 10quater.Bij de Regering van de Franse Gemeenschap wordt een Adviescommissie van de jeugdorganisaties opgericht.

Art. 10quinquies.De Commissie heeft de opdracht : 1. advies uit te brengen of voorstellen te doen - op eigen initiatief of op verzoek van de Regering - over de erkenning en de intrekking van de erkenning van jeugdorganisaties en jeugdgroeperingen;2. op eigen initiatief of op verzoek van de minister, van de Regering of van de Raad van de Franse Gemeenschap advies uit te brengen of voorstellen te doen over alle kwesties in verband met de promotie van de jeugdorganisaties en hun publiek. Deze kwesties betreffen met name : - aanvragen voor buitengewone subsidies; - de toekenning van gewone subsidies aan jeugdorganisaties, de vorming van animatoren en kaders voor jeugdorganisaties en kwesties in verband met de werkgelegenheid in de jeugdorganisaties; 3. op eigen initiatief of op verzoek van de minister, de Regering of de Raad van de Franse Gemeenschap advies uit te brengen of voorstellen te doen over het beleid dat een invloed heeft op de jeugdorganisaties;4. zich uit te spreken over de adviezen en voorstellen voorbereid door haar subcommissies of werkgroepen en de opvolging te verzekeren;5. de Regering criteria voor te stellen voor de selectie en de subsidiëring van nieuwe initiatieven voor jongeren, bedoeld in hoofdstuk IIIbis, en advies te verstrekken over elk dossier dat in dit kader wordt ingediend.

Art. 10sexies.§ 1. De Commissie bestaat uit : 1. twee vertegenwoordigers per verbond van erkende jeugdorganisaties;2. negen leden verdeeld over deze verbonden pro rata van het aantal erkende jeugdorganisaties die ze respectievelijk vertegenwoordigen;3. twee leden die alle jeugdorganisaties vertegenwoordigen die niet bij een erkend verbond zijn aangesloten;4. drie leden aangeduid door de Regering omwille van hun competentie inzake jeugdbeleid. Alle leden van de Commissie zetelen met beslissingsrecht.

Wanneer het aantal jeugdorganisaties die niet bij een erkend verbond zijn aangesloten, het totaal aantal erkende jeugdorganisaties 20 % overtreft, stijgt het in de vorige paragraaf, alinea 1, punt 2 vermelde aantal naar 10.

In dat geval worden de niet bij een verbond aangesloten jeugdorganisaties fictief beschouwd als een groep jeugdorganisaties, die in aanmerking komt bij de berekening van de pro rata vertegenwoordiging in de vorige paragraaf, alinea 1, 2. § 2. De in § 1, 1 en 2 bedoelde leden van de Commissie worden aangeduid door de Regering op voorstel van de in § 1 bedoelde verbonden.

De in § 1, 3 bedoelde leden van de Commissie evenals diegenen die in voorkomend geval in toepassing van § 1, laatste alinea zetelen, worden door de Regering aangeduid, na oproep tot indiening van de kandidaturen bij de jeugdorganisaties bedoeld in § 1, 3. Deze jeugdorganisaties verklaren vooraf bij de diensten van de Regering dat ze geen lid zijn van een erkend verbond.

De leden van de Commissie bedoeld in § 1, 4 worden door de Regering aangeduid na advies van de Commissie. § 3. Voor elk effectief lid, uitgezonderd de leden bedoeld in § 1, 4, duidt de Regering in dezelfde voorwaarden een plaatsvervangend lid aan.

Het plaatsvervangend lid neemt met stemrecht deel aan de werkzaamheden van de Commissie wanneer het effectieve lid afwezig is.

In de andere gevallen mag het plaatsvervangend lid zonder stemrecht aan de werkzaamheden van de Commissie deelnemen.

Ter informatie ontvangt hij ambtshalve alle uitnodigingen of documenten bestemd voor alle effectieve leden. § 4. De Regering bepaalt na advies van de Franstalige Jeugdraad de voorwaarden betreffende de leeftijd van de leden van de Commissie, met dien verstande dat minimum één van de twee in § 1, 1 en 3 bedoelde leden jonger dan 35 jaar moet zijn op het ogenblik van de opname van zijn mandaat. § 5. Om krachtens § 1, 1 en 2, lid te zijn van de Commissie, moet de betrokkene gemandateerd zijn door de instantie die het recht heeft vertegenwoordigd te zijn, behoudens jeugdorganisaties die geen lid van een erkend verbond zijn, in het geval bedoeld in § 1, alinea 3.

De hoedanigheid van lid van de Commissie is incompatibel met de volgende functies : 1. lid van een ministerieel kabinet van een minister van de Regering van de Franse Gemeenschap of parlementair attaché bij de Raad van de Franse Gemeenschap.2. Onverminderd artikel 10terdecies , alinea 1, statutair of contractueel ambtenaar van het ministerie van de Franse Gemeenschap, van het Commissariaat Generaal voor internationale betrekkingen of de ONE, of die omwille van zijn functie dossiers moet onderzoeken over de erkenning, de subsidiëring en werking van krachtens dit decreet erkende instanties;3. lid van een organisatie of vereniging die de principes van de democratie niet respecteert, zoals deze met name zijn opgesteld door de Grondwet of de Europese Conventie voor de bescherming van de rechten van de mensen en de fundamentele vrijheden, door de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van de bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden en door de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de Tweede Wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd of elke andere vorm van genocide. De krachtens § 1, 4 aangeduide leden van de Commissie mogen geen lid zijn van een erkende jeugdorganisatie.

Het mandaat van de effectieve en plaatsvervangende leden loopt over vier jaar. Het kan eenmaal verlengd worden. § 6. Het mandaat van de effectieve en plaatsvervangende leden eindigt : 1. op het einde van de termijn;2. door vrijwillig ontslag of door overlijden;3. door intrekking van het mandaat, schriftelijk meegedeeld aan het secretariaat van de Commissie, op initiatief van de instantie die het lid vertegenwoordigt;4. door intrekking of niet-vernieuwing van de erkenning van een verbond of gemandateerde organisatie, die krachtens § 1 van dit artikel het recht had vertegenwoordigd te zijn;5. door het verlies van het recht in de Commissie te zetelen. Dit verlies is het gevolg van niet vooraf verantwoorde afwezigheid van een effectief of plaatsvervangend lid, op drie opeenvolgende vergaderingen of de helft van de jaarlijkse vergaderingen. Het mandaat kan op verzoek van de betrokken instantie weer worden opgenomen. Dit verzoek wordt de Regering ter goedkeuring voorgelegd, op advies van de Commissie. 6. wanneer het in § 4 bedoelde lid dat op het ogenblik van de opname van zijn mandaat jonger dan 35 jaar moet zijn, de leeftijd van 36 jaar bereikt. Het effectief of plaatsvervangend lid wiens mandaat eindigt vóór de termijn van vier jaar afgelopen is, wordt vervangen door een in dezelfde voorwaarden aangeduide persoon om het mandaat vol te maken. § 7. Bij het verstrijken van zijn mandaat stuurt het lid een activiteitsrapport naar de Raad van de Franse Gemeenschap, de Regering, de minister en de jeugdorganisaties. § 8. De Commissie stelt een jaarverslag op en overhandigt dit aan de Raad van de Franse Gemeenschap, de Regering, de minister en de jeugdorganisaties.

Art. 10septies.De Commissie kiest een voorzitter uit haar effectieve leden.

De Voorzitter: 1. organiseert de activiteiten van de Commissie en roept ze bijeen;2. vertegenwoordigt de Commissie naar buiten;3. waakt over de toepassing van de beslissingen van de Commissie;4. treft tussen twee vergaderingen in alle nodige maatregelen met het oog op de algemene opdracht en doelstellingen van de Commissie.Op de eerstvolgende vergadering van de Commissie brengt hij verslag uit over zijn tussenkomsten en initiatieven.

Art. 10octies.De Commissie vergadert minstens zesmaal per burgerlijk jaar, op uitnodiging van de Voorzitter.

De Commissie organiseert eenmaal per jaar een vergadering met alle jeugdorganisaties.

Bovendien moet de Voorzitter de Commissie bijeenroepen wanneer de minister, de Regering of de Raad van de Franse Gemeenschap of een vijfde van de effectieve leden van de Commissie dit vragen.

De notulen, adviezen en voorstellen van de Commissie worden overgemaakt aan de minister, de Regering en de jeugdorganisaties.

Art. 10nonies.De Commissie moet de door de minister, de Regering of de Raad van de Franse Gemeenschap gevraagde adviezen binnen drie maanden uitbrengen, beginnend vanaf de datum waarop het verzoek bij de Commissie werd ingediend.

Wanneer de Commissie haar advies niet binnen de voorgeschreven termijn heeft uitgebracht, en de minister, de Regering of de Raad van de Franse Gemeenschap deze termijn niet heeft verlengd, nemen deze hun beslissing zonder het gevraagde advies.

Art. 10decies.§ 1. Om geldig te kunnen beraadslagen moet minstens een derde van de leden van de Commissie op de vergadering aanwezig zijn. § 2. Onverminderd artikel 10undecies treft de Commissie haar beslissingen met gewone meerderheid van de stemmen uitgebracht door de aanwezige leden.

Bij het advies en de voorstellen van de Commissie kan een minderheidsnota worden gevoegd. Het huishoudelijk reglement bepaalt de voorwaarden waarin een minderheidsnota kan worden opgesteld. § 3. Gesteld dat de Commissie met minder dan een derde van de leden aanwezig vergadert, moeten de adviezen en voorstellen opnieuw ter stemming worden voorgelegd, wanneer binnen acht werkdagen volgend op de verzending van de notulen van de vergadering acht leden van de Commissie die zich voor de eerste vergadering verontschuldigden, dit vragen.

De tweede stemming is definitief, ongeacht het aantal leden aanwezig op de vergadering.

Art. 10undecies.Met drie vierde van de aanwezige leden keurt de Commissie een huishoudelijk reglement goed, dat ze de Regering ter goedkeuring voorlegt. Dit huishoudelijk reglement bevat minstens : 1. de methodologie die de Commissie bij haar werkzaamheden wil volgen;2. de modaliteiten voor het indienen van één of meerdere minderheidsnota's;3. de stelling dat de adviezen worden uitgebracht in naam van de Commissie, zonder enige vermelding van namen;4. de wijze van stemmen van toepassing op de goedkeuring van de adviezen betreffende de toekenning of intrekking van de subsidies of erkenning.Deze wijze van stemmen voorziet in een meerderheid minstens gelijk aan deze van artikel 10decies.

Het bevat eveneens de modaliteiten van de werking van de subcommissies en werkgroepen vermeld in artikel 10duodecies.

Art. 10duodecies.§ 1. De Commissie kan subcommissies en werkgroepen oprichten waarvan ze de opdracht en samenstelling bepaalt.

De subcommissies en werkgroepen worden voorgezeten door een effectief lid van de Commissie, en door haar aangeduid. § 2. De Commissie, subcommissies en werkgroepen mogen op hun vergaderingen personen uitnodigen wier aanwezigheid ze nuttig achten voor het onderzoek van de agendapunten.

Art. 10terdecies . De directeur van de Dienst voor de Jeugd woont van rechtswege de vergaderingen van de Commissie, subcommissies en werkgroepen met adviserende stem bij. Hij mag zich laten bijstaan of laten vertegenwoordigen.

Een vertegenwoordiger van de Informatiedienst van het kind, de jeugd en hulp aan de jeugd zetelt als waarnemer in de Commissie.

De Regering bepaalt de voorwaarden waarin aan de leden van de Commissie en de door de Commissie voor advies uitgenodigde personen zitpenningen en verplaatsingsvergoedingen worden toegekend.

Art. 10quater decies. De Regering bepaalt de werkingsmiddelen en de personeelsleden die de Commissie ter beschikking worden gesteld.

De Regering verstrekt de door de Commissie nuttig geachte ondersteuning en informatie.

De jeugddienst moet de relaties van de Commissie met de andere betrokken administraties evenals met het secretariaat verzekeren.

Art. 10quindecies.De Regering evalueert dit decreet om de vijf jaar, voor het eerst in 2005. De Regering verleent de Informatiedienst voor Cultureel Beleid en de Informatiedienst voor kind, jeugd en hulp aan de jeugd de opdracht dit evaluatieproces te sturen in samenwerking met de Commissie.

De Regering bepaalt de modaliteiten van deze evaluatie. De Regering stuurt deze evaluatie naar de Raad van de Franse Gemeenschap binnen een termijn van zes maanden vanaf het einde van de in alinea 1 bepaalde termijn van vijf jaar.

Via haar diensten publiceert de Regering deze evaluatie. » In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk III Wettelijke bepalingen' een artikel 10sexies decies ingelast met de volgende tekst : « Art. 10sexies decies. Elke vereniging die in het kader van dit decreet subsidies ontvangt, moet een volledige boekhouding bijhouden, zoals bepaald door de wet van 27 juni 1921 op de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen in artikel 17, § 3, en de toepassingsbesluiten getroffen ter uitvoering van deze wet.'

Art. 7.Artikel 15 van hetzelfde decreet wordt vervangen door :

Artikel 15.Op voorstel van de Franstalige Jeugdraad blijven de erkende jeugdorganisaties die vrijwillig fuseren of in een andere als jeugdbeweging of jeugddienst erkende organisatie opgaan, uit hoofde van de organisatie waarin ze zijn geïntegreerd gedurende een periode van vijf jaar genieten een gewone jaarlijkse subsidie die overeenstemt met : 1. de in artikel 6 voorziene basissubsidie;2. de in hoofdstuk IIbis voorziene forfaitaire aanvullende subsidie;3. de tussenkomst in de personeelskosten voorzien in artikel 7 voor de betrekkingen waarmee rekening werd gehouden in de berekening van de laatste gewone jaarlijkse subsidie, die afzonderlijk werd toegekend;4. een tussenkomst in de werkingskosten ten belope van het bedrag van de uitgaven, toegelaten door de berekening van de laatste gewone jaarlijkse subsidie die afzonderlijk werd toegekend.»

Art. 8.In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk IIIbis ingelast met de volgende tekst : « Hoofdstuk IIIbis. - Nieuwe initiatieven voor jongeren

Art. 15bis.Voor nieuwe initiatieven voor jongeren kan een forfaitaire subsidie worden toegekend. Onder nieuwe initiatieven voor jongeren' in de zin van dit decreet, wordt verstaan een geheel of gedeeltelijk door jongeren gedragen experiment, waarvan de actie - indien niet rechtstreeks behorend tot het actieveld van de jeugdorganisaties - doelstellingen nastreeft in samenhang met deze laatste zoals bepaald in artikel 2, § § 1, 2 en 3, § 1, 4, 5, 6 en 7 van dit decreet. » De adviescommissie voor de jeugdorganisaties legt de aard, het voorwerp en de criteria van de subsidiëring van de experimenten aan de Regering ter goedkeuring voor. Elk experiment kan maximum tweemaal hernieuwd worden en mag met maximum twee forfaitaire subsidies worden gefinancierd, behoudens door de Adviescommissie voor de jeugdorganisaties aan de Regering voorgestelde afwijkingen. De Regering bepaalt de bedragen en modaliteiten van deze tussenkomsten, op voorstel van de Adviescommissie van de jeugdorganisaties.

Via haar diensten publiceert de Regering een jaarverslag over de krachtens dit artikel toegekende bedragen, over de begunstigden van deze bedragen, evenals over de projecten die met deze subsidies werden gerealiseerd. »

Art. 9.§ 1. De titel van hoofdstuk IV wordt vervangen door de titel « Overgangs- en eindbepalingen ». § 2. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV een artikel 15ter ingelast met de volgende tekst : «

Art. 15ter.§ 1. Tot een bedrag gelijk aan de beschikbare middelen bedraagt de variabele forfaitaire aanvullende subsidie, bedoeld in artikel 10bis, § 3 : - voor het begrotingsjaar 2005 : a) minstens 2.834,84 euro voor de erkende jeugdorganisaties met toegelaten uitgaven die het bedrag van 14.900 euro niet overschrijden; b) het saldo voor de jeugdorganisaties dat overeenstemt met de bepalingen in artikel 10bis, § 3, alinea 1, b), c) en d) berekend volgens de in artikel 10bis, § 3, alinea 2 vastgestelde formule, dat echter niet lager mag zijn dan het bedrag bedoeld in a) vermenigvuldigd met het aantal punten van de jeugdorganisatie; - voor het begrotingsjaar 2006 : a) minstens 2.659,35 euro voor de erkende jeugdorganisaties met toegelaten uitgaven die het bedrag van 14.900 euro niet overschrijden; b) het saldo voor de jeugdorganisaties dat overeenstemt met de bepalingen in artikel 10bis, § 3, alinea 1, b), c) en d) berekend volgens de in artikel 10bis, § 3, alinea 2 vastgestelde formule, dat echter niet lager mag zijn dan het bedrag bedoeld in a) vermenigvuldigd met het aantal punten van de jeugdorganisatie; - voor het begrotingsjaar 2007 : a) minstens 5.944,52 euro voor de erkende jeugdorganisaties met toegelaten uitgaven die het bedrag van 14.900 euro niet overschrijden; b) het saldo voor de jeugdorganisaties dat overeenstemt met de bepalingen in artikel 10bis, § 3, alinea 1, b), c) en d) berekend volgens de in artikel 10bis, § 3, alinea 2 vastgestelde formule, dat echter niet lager mag zijn dan het bedrag bedoeld in a) vermenigvuldigd met het aantal punten van de jeugdorganisatie; - voor het begrotingsjaar 2008 : a) minstens 6.833,55 euro voor de erkende jeugdorganisaties met toegelaten uitgaven die het bedrag van 14.900 euro niet overschrijden; b) het saldo voor de jeugdorganisaties dat overeenstemt met de bepalingen in artikel 10bis, § 3, alinea 1, b), c) en d) berekend volgens de in artikel 10bis, § 3, alinea 2 vastgestelde formule, dat echter niet lager mag zijn dan het bedrag bedoeld in a) vermenigvuldigd met het aantal punten van de jeugdorganisatie; - voor het begrotingsjaar 2009 : a) minstens 7.828,39 euro voor de erkende jeugdorganisaties met toegelaten uitgaven die het bedrag van 14.900 euro niet overschrijden; b) het saldo voor de jeugdorganisaties dat overeenstemt met de bepalingen in artikel 10bis, § 3, alinea 1, b), c) en d) berekend volgens de in artikel 10bis, § 3, alinea 2 vastgestelde formule, dat echter niet lager mag zijn dan het bedrag bedoeld in a) vermenigvuldigd met het aantal punten van de jeugdorganisatie; - voor het begrotingsjaar 2010 : a) minstens 12.166,45 euro voor de erkende jeugdorganisaties met toegelaten uitgaven die het bedrag van 14.900 euro niet overschrijden; b) het saldo voor de jeugdorganisaties dat overeenstemt met de bepalingen in artikel 10bis, § 3, alinea 1, b), c) en d) berekend volgens de in artikel 10bis, § 3, alinea 2 vastgestelde formule, dat echter niet lager mag zijn dan het bedrag bedoeld in a) vermenigvuldigd met het aantal punten van de jeugdorganisatie; § 2. Tot een bedrag gelijk aan de beschikbare budgettaire middelen bedraagt de in artikel 15bis bepaalde subsidiëring, onder voorbehoud van de in deze bepaling voorziene criteria en van de effectieve indiening van aanvragen : - voor het begrotingsjaar 2005, minstens 15 forfaitaire subsidies van minstens 2.000 euro elk, om hoogstens 15 experimenten te ondersteunen; - voor het begrotingsjaar 2006, minstens 15 forfaitaire subsidies van minstens 2.000 euro elk, om hoogstens 15 experimenten te ondersteunen; - voor het begrotingsjaar 2007, minstens 25 forfaitaire subsidies van minstens 2.000 euro elk, om hoogstens 25 experimenten te ondersteunen; - voor het begrotingsjaar 2008, minstens 30 forfaitaire subsidies van minstens 2.000 euro elk, om hoogstens 30 experimenten te ondersteunen; - voor het begrotingsjaar 2009, minstens 100 forfaitaire subsidies van minstens 2.000 euro elk, om hoogstens 100 experimenten te ondersteunen; - voor het begrotingsjaar 2010, minstens 100 forfaitaire subsidies van minstens 2.000 euro elk, om hoogstens 100 experimenten te ondersteunen.

Art. 10.In hetzelfde decreet worden : 1. de woorden "de Koning" vervangen door "de Regering";2. "de Franstalige Jeugdraad", "van het bureau van de Franstalige Jeugdraad", van de Raad", "van het bureau van de Franstalige Jeugdraad van België" of "van de Franstalige Jeugdraad van België" vervangen door de woorden "van de Commissie";3. "de raad" wordt vervangen door de woorden "de commissie";4. "gehoord door de Franstalige Jeugdraad" door "gehoord door de Commissie";5. "bureau van de Franstalige Jeugdraad" door de woorden "de Commissie".

Art. 11.De artikelen 5, 9 en 10 van dit decreet treden in werking op 1 januari 2005.

De Regering bepaalt de datum waarop de artikelen 2, 6 en 11 van dit decreet in werking treden.

Op deze datum worden de woorden van "de Franstalige Jeugdraad" in artikel 3 en 8 van dit decreet vervangen door de woorden van "de Commissie".

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 19 mei 2004.

De Minister-President, belast met Internationale Betrekkingen, H. HASQUIN De Minister van Cultuur, Ambtenarenzaken, Jeugdzaken en Sport, C. DUPONT De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan de « O.N.E. », J.-M. NOLLET De Minister van Secundair Onderwijs en Buitengewoon Onderwijs, P. HAZETTE De Minister van Begroting, M. DAERDEN De Minister van Kunsten en Letteren en van de Audiovisuele Sector, O. CHASTEL De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. F. DUPUIS De Minister van Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. N. MARECHAL _______ Nota's (1) Zitting 2003 - 2004. Stukken van de Raad. - Ontwerp van decreet nr. 544-1. - Commissieamendementen nr. 544-2. - Verslag nr. 544-3.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 11 mei 2004.

^